Open Subsidieoproep KOALA

Transcriptie

1 15 juni 2017 Open Subsidieoproep KOALA Kind- en OuderActiviteiten voor Lokale Armoedebestrijding in combinatie met kinderopvang met een plussubsidie (trap 3) Oproep voor een innovatief aanbod door een samenwerkingsverband van basisvoorzieningen voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen tussen -9 maand en 3 jaar om de maatschappelijke participatie van kansarme gezinnen te verhogen. Deze oproep wordt mogelijk gemaakt dankzij een unieke samenwerking tussen Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen en het Fonds Bernard, Gonda en Emily Vergnes. Dit fonds zet een investeringsprogramma op voor meer kinderopvangplaatsen. Hierdoor zal er 30 miljoen euro worden geïnvesteerd in nieuwe kinderopvangplaatsen en in de omkadering van kansarme gezinnen met onder andere kind- en ouderactiviteiten. Het doel is om met deze middelen minstens 180 bijkomende kinderopvangplaatsen te creëren voor kinderen die opgroeien in kansarmoede en 18 kind- en ouderwerkingen. Het Fonds Bernard, Gonda en Emily Vergnes, beheerd door de Koning Boudewijnstichting, wil hiermee, conform haar doelstellingen, de strijd tegen kinderarmoede en steun voor kansarme gezinnen verder ondersteunen.

2 1. Inleiding Vlaams minister Jo Vandeurzen en het Fonds Bernard, Gonda en Emily Vergnes wensen subsidies toe te kennen aan een innovatief lokaal aanbod waar de combinatie gemaakt wordt van kind- en ouderactiviteiten met een aanbod kinderopvang met de plussubsidie (Trap 3) door een samenwerkingsverband, gelinkt aan een Huis van het Kind (tenzij er nog geen aanwezig is). Deze oproep sluit aan bij lopende initiatieven zoals de ontwikkeling van de Huizen van het Kind, de aanbevelingen en opvolging van de conferentie de toekomst is jong, de evoluties naar het geïntegreerd breed onthaal, de ondersteuning van lokale kinderarmoedebestrijding, de integratie van het OCMW in de gemeente,. De Vlaamse Regering investeert verder in de uitbouw van kinderopvang, in uitvoering van het decreet opvang van baby's en peuters. In 2017 wordt 1 miljoen euro uitgetrokken voor het creëren van volledig nieuwe plaatsen met plussubsidie (trap 3) of voor de omschakeling van bestaande vergunde plaatsen naar plaatsen met een plussubsidie. De plussubsidie (trap 3) is de subsidie voor kinderopvang die kwetsbare gezinnen ondersteunt, waar kinderen van deze gezinnen voorrang krijgen en minstens 30% van de opgevangen kinderen uitmaken. De voorwaarden vind je op Daarnaast kiest de Vlaamse Regering vanuit het Decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning de kaart van samenwerking en het bundelen van krachten om aanstaande gezinnen, gezinnen met kinderen en jongeren, en kinderen en jongeren zelf te ondersteunen. De Vlaamse Regering wil via lokaal afgestemde samenwerking in de Huizen van het Kind het maximale uit de preventieve gezinsondersteuning halen om tot maximale welzijns- en gezondheidswinsten voor de gezinnen te komen. Het besluit van de Vlaamse regering dat uitvoering geeft aan het decreet van 29 november 2013 biedt via artikel 46 en 47(1) een regelgevende basis om subsidies toe te kennen aan actoren die een laagdrempelig, ambulant aanbod bieden op het vlak van preventieve gezinsondersteuning voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen in een maatschappelijk kwetsbare positie. In de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden de lokale besturen erkend in hun regierol voor het voeren van een lokaal sociaal beleid in samenwerking met lokale partners en met een ruime participatie van de burgers. Het verbeteren van de toegankelijkheid van sociale voorzieningen staat hierbij centraal. In de conferentie De toekomst is jong van oktober 2016 is één van de centrale aanbevelingen het uitbouwen van wijkgerichte netwerken waar verschillende actoren elk vanuit hun deskundigheid er samen voor zorgen dat alle belangrijke functies voor kinderen en gezinnen opgenomen worden. Het gaat bijvoorbeeld om (preventieve) gezondheidszorg, gezinsondersteuning, kinderopvang, kleuterschool, buurtwerk, cultuur, Deze voorzieningen en diensten werken samen in een wijkgericht netwerk dat op die manier ook werkt als een basisvoorziening voor kinderen en gezinnen. Meer informatie vind je hier: De oproep past in een beleid dat de evenwaardige toegankelijkheid tot OOJK-diensten (Opvoeding en Onderwijs voor Jonge Kinderen ) bevordert en voor een meer rechtvaardige (her)verdeling van de bestaande plaatsen zorgt. Dit beleidskader vind je terug in de KBS-publicatie Opvang en Onderwijs voor alle jonge Kinderen! Beleidsaanbevelingen uit het Forum : (1) 'Op datum 9 augustus 2017 werd artikel 46 en 47 vervangen door artikel 44 en 45. Het ging om een materiële vergissing in de eerste versie van de oproep, waarvan de rechtzetting geen effect heeft op de criteria van de oproep'

3 2. Doelstelling en focus De oproep KOALA wil een structureel aanbod creëren voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen tussen 0 en 3 jaar vanuit een samenwerkingsverband. Het aanbod heeft opdrachten voor maatschappelijk kwetsbare ouders en kinderen van - 9 maand tot 3 jaar. KOALA wil ouders en kinderen samenbrengen binnen een geïntegreerd aanbod van ontmoeting, themagerichte groepsactiviteiten, taalstimulering (met inbegrip van oefenmogelijkheden Nederlands) en kinderopvang binnen één setting. Tegelijk worden extra kinderopvangplaatsen (met de plussubsidie (trap 3)) voorzien in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met de oproep worden transities naar kinderopvang en kleuteronderwijs ondersteund. Pedagogische en professionele continuïteit wordt gecreëerd tussen de verschillende actoren die met gezinnen met jonge kinderen werken. Het lokaal sociaal beleid wordt versterkt en er wordt actief toegeleid naar basisvoorzieningen in de buurt. Concreet gaat het over de volgende doelstellingen: 1. Ouders ondersteunen in zorg en opvoeding 2. Ontwikkelingskansen van kinderen verhogen in de verschillende ervaringsgebieden: communicatie en expressie (waaronder taalstimulering), lichaam en beweging, exploratie van de wereld en identiteitsontwikkeling 3. Maatschappelijke participatie van gezinnen faciliteren: o Verbinden tussen mensen: sociale cohesie versterken, lokale netwerken versterken, zowel informeel en formeel o Verbreden van mogelijkheden: actief toeleiden naar andere diensten zowel binnen als buiten het Huis van het Kind. Het gaat hier onder meer over kinderopvang, scholen, CBE, inburgering, VDAB, 4. Moeders en vaders versterken: o Aansluiten bij vragen en noden van ouders zelf o Ouders als volwaardige partner zien 5. Als het over meertalige gezinnen gaat: Nederlands oefenen met respect voor de thuistalen: o Vertrekken vanuit de moeder- en/of vaderrol o Functioneel leren, in authentieke contexten

4 3. Principes Om in aanmerking te komen voor subsidies, moeten elk van de volgende principes gevolgd worden. Ze zijn een onderdeel van de beoordelingscriteria voor de aanvraag. 1. Het lokaal samenwerkingsverband is in staat om gezinnen op diverse levensdomeinen te ondersteunen. Het samenwerkingsverband verbindt minstens de actoren die de expertise en infrastructuur hebben om het aanbod KOALA op te nemen in het werkingsgebied. De mate waarin gezinnen door het samenwerkingsverband op de verschillende levensdomeinen ondersteund worden, vormt een beoordelingscriterium. Het gaat hierbij over de meer evidente domeinen zoals cultuur, sport, (preventieve) gezondheidszorg, gezinsondersteuning, kinderopvang, kleuterschool, buurtwerk. Maar het gaat ook over domeinen als maatschappelijke dienstverlening, tewerkstelling en huisvesting. Op die manier wordt een sterke verbinding gelegd tussen immateriële noden en materiële noden vanuit een perspectief van onvoorwaardelijke rechten van kinderen en hun gezinnen. 2. De middelen worden prioritair ingezet waar kansarmoede het hoogst is. Er is een voorafname van het budget voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad van 10% 1, gezien het hoge aantal geboorten in kansarme gezinnen. In het Vlaams Gewest komen enkel de steden en gemeenten in aanmerking: waar er minstens 30 geboorten in gezinnen in kansarmoede per jaar zijn; EN waar de kansarmoede-index van 2015 of minstens 10% bedraagt. Op die manier komen in het Vlaams Gewest deze 46 steden en gemeenten in aanmerking: zie lijst in bijlage. Je kan enkel een aanvraag doen voor een aanbod in deze steden en gemeenten. Het werkingsgebied van de aanvraag moet zich situeren in een stad of gemeente uit de lijst. Het moet duidelijk zijn hoe de gezinnen bereikt en toegeleid zullen worden. 1 Mits de aanvragen op de inhoudelijke beoordeling een minimumscore van 50% behalen Indien geen enkele aanvraag uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hieraan voldoet, worden de middelen toegevoegd aan het budget voor het Vlaams Gewest. 2 We maken gebruik van de laatste twee kansarmoede-indexen waardoor we een genuanceerd beeld krijgen van de gemeenten die de voorbije vier jaar een hoog percentage geboorten in kansarme gezinnen hadden. Meer informatie over definitie en berekeningswijze vind je hier:

5 Daarnaast moet je aangeven wat de minimale ambitie is van het geïntegreerd aanbod. Een keuze zou bijvoorbeeld kunnen zijn om te streven naar een bereik van minstens 30% van de beoogde gezinnen. Dit zou concreet voor een werkingsgebied met 30 geboorten per jaar betekenen dat de benedengrens een bereik van minstens 27 (30*3=90*30 %=27) gezinnen in kansarmoede met kinderen tussen 0 en 3 jaar is ( Voor de kinderopvang blijven de voorrangsregels voor kwetsbare gezinnen gelden. Meer info hierover vind je hier: 3. Het samenwerkingsverband zet in op het bieden van een rijke leefomgeving voor kinderen en hun gezin. De Huizen van het Kind en de kinderopvang hebben bij uitstek de opdracht om te werken aan een verbeterde en rijke leefomgeving voor kinderen en hun gezin. Deze oproep richt zich dan ook tot dergelijke netwerken en basisvoorzieningen. Een kind moet zich thuis kunnen voelen in zijn omgeving en er mee vorm aan kunnen geven. Een rijke en positieve omgeving biedt uiteenlopende ervaringen en draagt bij tot een betere ontwikkeling voor alle kinderen vanaf de start. Om de ontwikkeling van (jonge) kinderen te voorspellen, kijkt men vaak in de eerste plaats naar de kwaliteit van de thuisomgeving en de wederzijds stimulerende interactie tussen kind en zijn ouder of begeleider. Het belang daarvan staat vanzelfsprekend buiten kijf. De thuisomgeving en het kind worden evenwel ook beïnvloed door de ruimere omgeving. Wat zich voor de voordeur en rond het huis afspeelt, bepaalt mee de toekomst, het welzijn en de gezondheid van jonge kinderen. Een rijke omgeving is gericht op de verbreding van de leefwereld van kinderen. Ook de relaties met een diversiteit van kinderen en gezinnen en met de buurt waar kinderen opgroeien zijn belangrijk. Dit vraagt om verbinding en sociale cohesie in de leefomgevingen van kinderen en gezinnen, die toenemen in diversiteit. Rijke ontplooiingskansen voor elk kind betekent zorg voor goede basisvoorzieningen voor kinderen en hun gezinnen. Dit kan niet alleen gerealiseerd worden in afgeschermde reservaten voor kinderen of jeugdeilanden. Zowel de kwaliteit van de fysieke ruimte en de sociale leefomgeving als de kwaliteit van de basisvoorzieningen voor jonge kinderen en hun gezin bepalen in grote mate hoe rijk of arm de ontplooiingskansen van kinderen zijn. Het MeMoQ-pedagogisch raamwerk van de kinderopvang biedt een waardevol kader om kinderen zoveel mogelijk kansen te geven om ervaringen op te doen op verschillende domeinen. Het MeMoQ-zelfevaluatie-instrument kan elke organisatie ondersteunen in het aanbieden van een rijke en stimulerende omgeving voor jonge kinderen. Zie ook Er moet expliciet gewerkt worden aan het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen, vanuit een sterke pedagogische visie, mede vanuit het MeMoQ-pedagogisch raamwerk van Kind en Gezin. Centraal staat het creëren van mogelijkheden voor kinderen om binnen alle ervaringsgebieden ervaringen op te doen. 4. Het samenwerkingsverband versterkt de maatschappelijke participatie en de agency van gezinnen. Het samenwerkingsverband moet ondersteuning bieden bij de effectieve realisatie van de grondrechten en bij het versterken van maatschappelijke participatie. Loutere

6 informatieverstrekking of doorverwijzing volstaat niet. Waar men op grenzen botst in wat onmiddellijk realiseerbaar is (bv. de wachtlijst voor een sociale woning), communiceert men eerlijk naar de gezinnen. Tevens gaat men samen met de netwerkpartners en gezinnen actief op zoek naar alternatieve oplossingen en zoekt men hoe drempels verlaagd kunnen worden. Het realiseren van deze grondrechten helpt kwetsbare gezinnen op een duurzame wijze uit de armoede. Tegelijk wordt de agency 3 van gezinnen vergroot zodat ze keuzes kunnen maken die aansluiten bij hun noden, wensen en mogelijkheden met het oog op hun participatie aan de samenleving. Dit kan in de praktijk betekenen dat sommige gezinnen langdurig deelnemen aan KOALA. Andere gezinnen zullen na enkele maanden deelnemen aan het 'regulier aanbod' zoals kinderopvang, spelen ontmoetingsplaatsen, opleiding, vrijwilligerswerk, Om de maatschappelijke participatie van gezinnen te versterken, werkt het samenwerkingsverband aan het verbreden van mogelijkheden. Dit betekent dat er zoveel mogelijk samengewerkt wordt tussen verschillende basisvoorzieningen, zowel binnen het Huis van het Kind als daarbuiten. Het gaat onder meer over kinderopvang, scholen, Centra voor Basiseducatie, Integratie en Inburgering, VDAB, huisvestingsdiensten, Daarnaast werkt men ook verbindend naar andere gezinnen binnen het lokale netwerk. Dit betekent werken aan sociale cohesie. Door deze contacten te versterken, worden individuele gezinnen versterkt, wat een hefboom is voor hun maatschappelijke participatie. 5. Er wordt participatief gewerkt. Binnen KOALA is een sterke betrokkenheid van de gezinnen nodig. Dit komt tot uiting op twee niveaus: Ouders zijn betrokken bij de ontwikkeling, uitwerking en evaluatie van het globale aanbod. Op die manier kunnen ze volwaardig mede-eigenaar van de werking zijn. Ouders zijn de regisseur van hun ondersteuning. De verbetering van de leefsituatie betekent immers voor ieder gezin iets anders. 6. Er zijn voldoende competenties aanwezig in het netwerk. Het aanbod binnen KOALA moet worden opgenomen door actoren die: lokaal werken; structureel ingebed zijn in het netwerk; competenties (competent systeem, infrastructuur) en expertise hebben om dit geïntegreerd aanbod op te nemen. Dit betekent dat de aanwezige expertise in het netwerk optimaal benut wordt. 3 Agency betekent dat Ouders en kinderen evenwaardige actoren zijn die betekenis geven, verandering initiëren en keuzes maken in relatie met de andere en met de omgeving. (Recente visies in het onderzoek van invloedprocessen in de ouder-kind relatie, Jan De Mol, Ann Buysse 2008)

7 Vanuit de doelstelling om pedagogische en professionele continuïteit te realiseren, kan dit bijvoorbeeld betekenen dat kinderbegeleiders uit de kinderopvanglocatie met de plussubsidie als kinderbegeleider worden ingezet tijdens de kind- en ouderactiviteiten. 7. Er is een kinderopvang als partner in het samenwerkingsverband. Er moet minstens één kinderopvanglocatie (gezinsopvang of groepsopvang) deel uitmaken van het samenwerkingsverband. 8. Er is sterke monitoring van de impact voor gezinnen, omgeving en partners. Er is continue aandacht voor het definiëren en opvolgen van zowel de inspannings- als de resultaatsverbintenissen. Via impactmeting wordt zichtbaar gemaakt wat er effectief verandert. Het opvolgen van de monitoring is een belangrijk onderdeel van het begeleidingstraject (zie pagina 12). Er moet een duidelijk overzicht opgenomen zijn van hoe de monitoring op de vier niveaus zal gebeuren: 1.Bereik Welke gezinnen worden bereikt? Werden deze gezinnen voorheen ook al bereikt (met bv. een andere of beperktere ondersteuning) of net niet? 2. Leefsituatie en omgeving Is er iets veranderd voor gezinnen zelf? Gaan zij er duurzaam op vooruit? Hierbij worden de verschillende levensdomeinen bekeken. Elementen zijn hierbij onder meer het integraal werken en de collectieve en de individuele impact. 3. Hulpbronnen en partners Is er iets veranderd bij de hulpbronnen waarop gezinnen beroep kunnen doen? Is er verandering bij de aanbodszijde, zoals gebruikte werkwijzen, bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, betaalbaarheid en bruikbaarheid voor de gezinnen? Wordt in dit kader met nieuwe partners samengewerkt? 4. Regierol van gezinnen In welke mate hebben de gezinnen zelf de regie van hun ondersteuning in handen? Worden zij hierin voldoende ondersteund? Bij deze impactmeting hebben gezinnen zelf een cruciale rol. Zij geven aan wat voor hen werkt, in hoeverre het project hen vooruitgeholpen heeft bij het realiseren van hun grondrechten en ambities. Belangrijk is dat dit op een open en vertrouwelijke manier kan gebeuren zonder vrees voor de gevolgen voor hun ondersteuning.

8 4. Aanvragen Wie kan indienen? In het Vlaams Gewest wordt de aanvraag door een samenwerkingsverband Huis van het Kind gedaan. Als er twee aanvragen door één Huis van het Kind worden ingediend, moeten deze voldoende te onderscheiden zijn van elkaar, zodoende een gedifferentieerde jurering mogelijk te maken. Als er een intergemeentelijk Huis van het Kind is, waar slechts één van de gemeenten in de lijst is opgenomen, dient het Huis van het Kind de aanvraag in. De toegekende middelen gaan enkel naar aanbod in de gemeente uit de lijst. De kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap 3) gaan enkel naar kinderopvangvoorzieningen in de gemeente uit de lijst. De aanvraag vermeldt duidelijk wie de begunstigde organisaties zijn. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad doet het Huis van het Kind de aanvraag. In Lommel, Zaventem en Wetteren is er geen Huis van het Kind. In deze gemeenten: toont men aan dat de aanvraag wordt ingediend vanuit een samenwerkingsverband met minstens vier partners (waaronder een kinderopvangvoorziening en een voorziening gezinsondersteuning) die een sterk lokaal netwerk vormen zoals omschreven op p. 4 onder punt 1. bij 3.Principes. moet een advies van het lokaal bestuur worden toegevoegd aan de aanvraag. De aanvrager staat in voor de adviesvraag aan het lokaal bestuur. Hoe vraag je vanuit de partners aan? De subsidieaanvraag wordt opgemaakt in samenspraak met de partners van het samenwerkingsverband. Dit moet aangetoond worden door onder andere samenwerkingsovereenkomsten of verslagen van voorbereidende vergaderingen toe te voegen aan het aanvraagdossier en/of dit gezamenlijk te ondertekenen. Hoeveel aanvragen zijn er per gemeente mogelijk? Per gemeente kunnen maximum twee verschillende aanvragen gedaan worden, en dit in verschillende wijken. Als men bijvoorbeeld binnen een gemeente KOALA in twee wijken wil opzetten, is dit mogelijk. Hiervoor moeten aparte aanvraagformulieren gebruikt worden. De aanvragen worden afzonderlijk geëvalueerd. Per aanvraag kunnen verschillende voorzieningen betrokken worden die via het samenwerkingsverband gefinancierd worden. Per wijk kunnen bijvoorbeeld twee organisatoren van kinderopvang betrokken zijn en één gezinsondersteunende organisatie die de kind- en ouderactiviteiten voorziet. Of er kunnen twee gezinsondersteunende organisaties de kind- en ouderactiviteiten samen organiseren en hiervoor samenwerken met drie kinderopvangvoorzieningen.

9 Hoe lang gelden de subsidies? De subsidies gelden voor minimaal tien jaar. Ze kunnen verlengd worden. Wat kan aangevraagd worden? Algemeen Er zijn drie mogelijkheden waarvoor je een subsidieaanvraag kan indienen. Essentieel is dat het globale aanbod KOALA gerealiseerd wordt. Afhankelijk van welk aanbod binnen het samenwerkingsverband al aanwezig is, zijn er drie opties: 1. Kinderopvangplaatsen met plussubsidie (Trap 3) Dit kan in een bestaande vergunde opvanglocatie of in een nieuw op te richten opvanglocatie in een gemeente uit de lijst. 2. Een werkingssubsidie voor het realiseren van ouder- en kindactiviteiten. Per aanvraag gaat het over een vast bedrag dat minstens de tewerkstelling van een agogisch medewerker (½ VTE) en een pedagogisch medewerker kinderopvang/kinderbegeleider (½ VTE) voor de ouder- en kindactiviteiten kan bekostigen. 3. Een combinatie van 1 en 2 kinderopvangplaatsen met plussubsidie (Trap 3) in een bestaande vergunde opvanglocatie of in een nieuw op te richten locatie in een gemeente uit de lijst en een werkingssubsidie voor het realiseren van de ouder- en kindactiviteiten

10 Kinderopvangplaatsen met plussubsidie Dit is mogelijk: Omschakeling van bestaande vergunde opvangplaatsen Zowel niet gesubsidieerde opvangplaatsen (trap 0) als opvangplaatsen met basissubsidie (trap 1) als opvangplaatsen met de subsidie inkomenstarief (trap 2) als een combinatie ervan kunnen naar plaatsen met plussubsidie (trap 3) of worden omgezet. Nieuwe opvangplaatsen in bestaande locaties 4 met een vergunning Nieuwe opvangplaatsen in nieuw op te richten locaties Aanvragen zijn zowel mogelijk voor groepsopvang als voor gezinsopvang. Indien nodig, krijgen de plaatsen met plussubsidie (trap 3) ook de subsidie voor inkomenstarief (trap 2), aan het hoogste tarief, trap 2A. Zodra de subsidieaanvraag ook kinderopvangplaatsen met plussubsidie inhoudt, moet de organisator van kinderopvang dit luik van de aanvraag ondertekenen. Op de aanvraag vult de organisator in hoeveel subsidieerbare plaatsen met plussubsidie hij minimaal 5 en maximaal wenst te realiseren. Kind- en ouderactiviteiten Voor dit aanbod wordt een algemene werkingssubsidie met vast bedrag toegekend. Deze subsidie kan ingezet worden voor personeelskosten en werkingskosten. Er zijn 2 rollen voorzien: een agogisch medewerker en een pedagogisch medewerker kinderopvang/kinderbegeleider. Het is essentieel dat deze twee rollen opgenomen worden voor kind- en ouderactiviteiten. De subsidie kan bijvoorbeeld dienen voor de aanwerving van 2 halftijdse VTE per aanvraag. In de begroting geef je bij de aanvraag duidelijk weer hoe de subsidie wordt besteed en hoe de rollen gerealiseerd worden. Een agogisch medewerker (1/2 VTE) De agogische medewerker is de verbindende figuur tussen het geïntegreerd aanbod kind- en ouderactiviteiten en de kinderopvanglocatie. In beide settings worden hierbij taken opgenomen. Deze medewerker zorgt voor: begeleiding binnen het geïntegreerd aanbod van ontmoeting en groepsgerichte activiteiten (in samenwerking met andere actoren) ondersteuning van de medewerkers kinderopvang de realisatie van ouderbetrokkenheid. 4 Onder voorbehoud van de goedkeuring van de wijziging van het procedurebesluit 5 Kind en Gezin gaat er van uit dat de organisator in geen geval minder plaatsen met plussubsidie wil realiseren dan zijn gevraagde minimale aantal.

11 Een pedagogisch medewerker kinderopvang/kinderbegeleider (1/2 VTE) De kinderbegeleider is aanwezig tijdens de kind- en ouderactiviteiten en focust op de aanwezige kinderen. Het creëren van een rijke omgeving voor jonge kinderen staat centraal. Een rijke omgeving neemt een holistische kijk op kinderen als uitgangspunt en ziet kinderen als medeburgers. Kinderen leren én leven met hoofd, hart en handen. Een rijke leefomgeving biedt kinderen alle kansen om hun talenten maximaal te ontwikkelen. Dat betekent dat alle kinderen alle kansen krijgen om ervaringen op te doen in alle essentiële levensdomeinen. Inspiratie kunnen we bv. vinden in MeMoQ waar de domeinen als volgt worden weergegeven: Centraal staat de identiteitsontwikkeling (wie ben ik en mag ik er zijn zoals ik ben) en de manier waarop ik me tot de anderen verhoud. Daar rond staan 3 grote levensdomeinen. Het centrale idee is dat kinderen de kans moeten krijgen om op elk van die domeinen sleutelervaringen op te doen en hier zelf mee invulling aan te geven: communicatie en expressie; lichaam en beweging; en exploratie van de wereld. Binnen het geïntegreerd aanbod voor ouders en kinderen, wordt deze focus voortdurend meegenomen. Wat is het subsidiebedrag? De maximale subsidie per aanvrager bedraagt : - een vaste werkingssubsidie van per jaar voor het aanbod kind- en ouderactiviteiten;

12 met daarbovenop het bedrag dat nodig is voor de toegekende opvangplaatsen met plussubsidie. Omdat er maximaal twee aanvragen per gemeente gedaan kunnen worden, betekent dit een maximale subsidie van voor het aanbod kind- en ouderactiviteiten, al dan niet verdeeld over verschillende actoren die het aanbod realiseren. Dit kan aangevuld worden met het budget voor kinderopvangplaatsen met plussubsidie. De subsidie kan enkel ingezet worden voor het organiseren van het aanbod kind- en ouderactiviteiten en het creëren van kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap3). In het aanvraagformulier moet je de kosten motiveren. Hoeveel bedraagt de totale subsidie? De totale subsidie bedraagt 3 miljoen euro: Kinderopvangplaatsen met plussubsidie (Trap 3) 2 miljoen euro waarvan 1 miljoen van het Fonds Bernard, Gonda en Emily Vergnes en 1 miljoen euro budget vanuit de Vlaamse Regering. Het aantal plaatsen zal afhankelijk zijn van: o het aantal omschakelingen (en de huidige subsidietrap T0, T1 of T2) o o het aantal nieuwe plaatsen (voor groepsopvang gemiddeld ,95 EUR per plaats) het aandeel gezinsopvang vs groepsopvang. Minimaal kunnen voor dit budget 180 volledig nieuwe plaatsen groepsopvang met de plussubsidie toegekend worden. Dit houdt subsidie T1 +T2A + T3-subsidie in. Kind- en ouderactiviteiten 1 miljoen EUR, wordt voorzien vanuit budget Vlaamse Regering. Er kunnen hiermee 18 KOALA-werkingen gesubsidieerd worden ( EUR per werking). Is er een begeleidingstraject? Ja, de geselecteerde projecten nemen hieraan verplicht deel. Dit begeleidingstraject ondersteunt de projecten, omwille van het innovatieve karakter van KOALA. In dit lerend netwerk gaat bijzondere aandacht naar ervaringsuitwisseling over dit vernieuwend aanbod en het opvolgen van de monitoring en impactmeting. Hierbij worden linken gelegd met de bestaande intervisietrajecten sociale functie kinderopvang en Kleine kinderen, grote kansen - Samen evalueren voor meer impact in de strijd tegen kinderarmoede, het evaluatietraject van de Koning Boudewijnstichting in samenwerking met Kind en Gezin. De bestaande expertise wordt op die manier samengebracht en voortdurend verder ontwikkeld in verschillende richtingen.

13 Voor de organisator kinderopvang kadert dit in de opdracht die men moet opnemen op basis van artikel 39,4 van het Subsidiebesluit van 22/11/2013. Hoe worden de projecten opgevolgd en geëvalueerd? De projecthouders bezorgen jaarlijks schriftelijk een inhoudelijk en financieel verslag. De manier waarop wordt samen met de sector bepaald. Voor de kinderopvangplaatsen met de plussubsidie gelden de bijhorende subsidievoorwaarden. Die vind je op Waar vind ik het aanvraagformulier? Aanvragen gebeuren via het aanvraagformulier van Kind en Gezin. Ten laatste op 30 juni 2017 vind je het onder meer hier: Als je het formulier niet gebruikt of niet volledig invult, dan zal de aanvraag onontvankelijk worden verklaard en niet verder behandeld worden. Tot wanneer kan ik de aanvraag indienen? Bezorg je aanvragen uiterlijk op 15 oktober 2017 vóór 8u30 s morgens elektronisch via KOALA@kindengezin.be. Als het formulier te laat wordt ingediend, zal de aanvraag onontvankelijk worden verklaard en niet verder behandeld worden.

14 5. Het beslissingskader Fase 1: onderzoek van de ontvankelijkheid Een aanvraag van een subsidie is ontvankelijk als de aanvraag: 1. tijdig is ingediend. Dit is uiterlijk op 15 oktober ; 2. werd ingediend met het juiste aanvraagformulier en volledig is ingevuld; 3. is ingediend via aan KOALA@kindengezin.be 4. rechtsgeldig ondertekend is; 5. is ingediend door een Huis van het Kind of voor de gemeenten zonder Huis van het Kind door een ander samenwerkingsverband; 6. als er kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap 3) worden aangevraagd: aangevraagd door een organisator van kinderopvang van een bestaande vergunde kinderopvanglocatie of van een nieuw op te richten kinderopvanglocatie 7. als er kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap 3) worden aangevraagd: alle gegevens noodzakelijk in het kader van de aanvraag voor de kinderopvangplaatsen (cfr art. 59 van het procedurebesluit 7 ) bevat; 8. aantoonbaar in samenwerking met de netwerkpartners is opgemaakt en gekaderd binnen de werking van het Huis van het Kind, als er een Huis van een Kind is; 9. melding maakt van minstens vier partners (waaronder een organisator kinderopvang en een voorziening gezinsondersteuning) 10. is ingediend voor een werkingsgebied binnen een gemeente die in aanmerking komt Zie bijlage voor de tabel met de gemeenten die in aanmerking komen. Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk 30 kalenderdagen na de datum van de ontvangst van het aanvraagformulier. Als de aanvraag onvolledig is, meldt Kind en Gezin dat zo snel mogelijk elektronisch aan de aanvrager. Vanaf die melding wordt de termijn voor ontvangstmelding geschorst voor maximaal 30 kalenderdagen zodat de organisator de aanvraag binnen die termijn kan vervolledigen. Als de aanvraag ontvankelijk is, wordt overgegaan naar fase 2. 6 Aanvragen die we via na 8u30 ontvangen, zijn onontvankelijk. 7 2 Art. 59. De aanvraag van een subsidiebelofte wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1 de gegevens over de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator; b) de identiteitsgegevens en de contactgegevens, waaronder minstens de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het adres van de contactpersoon van de organisator; 2 de context van de aanvraag; 3 de gewenste startdatum van de subsidies en hoe die realiseerbaar is; 4 de gegevens over de subsidie die gevraagd wordt: a) welke subsidie gevraagd wordt; b) voor welke opvangvorm de subsidie gevraagd wordt; c) voor welke zorgregio of gemeente de subsidie gevraagd wordt; d) het gevraagde aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen; 5 de gegevens over de wijze waarop de organisator de geplande realisatie van de gevraagde subsidie zal doen: a) als dat relevant is: de naam en het adres van de kinderopvanglocatie; b) de gegevens waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen van de algemene oproep, vermeld in artikel 58; 6 een verklaring op erewoord over: a) het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator; b) de kennisname van de voorwaarden voor de specifieke dienstverlening, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013; 7 de datum en de handtekening van de organisator.

15 Fase 2: uitsluiting Dossiermatige tegenindicaties Voor elke aanvraag screent Kind en Gezin het dossier van de aanvrager. Blijkt daaruit een ernstige tegenindicatie voor het geven van een subsidie(belofte), dan kan de aanvraag worden uitgesloten. Voorbeelden: - ernstige tekorten op het vlak van veiligheid of kwaliteit in bestaande kinderopvanglocaties van de organisator die een aanvraag indient voor plussubsidie; - zware financiële problemen van de organisator kinderopvang of een andere partner van het samenwerkingsverband die een tegenindicatie zijn om bijkomende subsidies toe te kennen; - voor organisator van bestaande opvanglocaties met plussubsidie: het niet bereiken van minstens 30 % kwetsbare gezinnen - andere problemen, zoals veroordeling omwille van fraude, andere ernstige feiten of een vermoeden ervan, ernstige administratieve tekortkomingen, Ook het aanvraagdossier zelf kan tegenindicaties bevatten die uitsluiting verantwoorden. Als deze uitsluiting zich voordoet, dan neemt de administrateur-generaal van Kind en Gezin een gemotiveerde beslissing om de subsidie(belofte) te weigeren. Geen duidelijk perspectief op concrete realisatie van de gevraagde subsidieerbare plaatsen met plussubsidie en de kind- en ouderactiviteiten voor 1 april 2018 Het is belangrijk dat de aanvraag een concreet en gedetailleerd stappenplan bevat: waar, wanneer en hoe zal het Huis van het Kind of het samenwerkingsverband in samenwerking met de partners de opdrachten van de plussubsidie en de kind- en ouderactiviteiten realiseren? Op het aanvraagformulier is hiervoor ruimte voorzien. Als uit deze gegevens blijkt dat er geen duidelijk perspectief is op de concrete realisatie van de opdrachten en dienstverlening van de plussubsidie of dat de opgegeven planning niet realistisch is, dan komt de aanvraag niet verder in aanmerking. Enkel aanvragen die voor 1 april 2018 van start kunnen gaan, kunnen goedgekeurd worden. Fase 3: inhoudelijke beoordeling van de aanvraag In de beoordelingsanalyse worden projectaanvragen beoordeeld op basis van de volgende criteria, waarin telkens de link gelegd wordt met de bovenstaande principes. Deze criteria zijn opgenomen in het aanvraagformulier. Er wordt steeds aangegeven voor hoeveel procent een criterium doorweegt: Welk aanbod naar gezinnen wordt er geboden door het samenwerkingsverband en welke levensdomeinen worden er bestreken? (15%); het bereik van gezinnen en kinderen in een of meerdere kwetsbare buurt(en) en de mate waarop inclusief gewerkt wordt; (10%) de wijze waarop er wordt gewerkt aan het realiseren van een rijke leefomgeving voor jonge kinderen die rijke en gevarieerde ontplooiingskansen voor de diversiteit van kinderen mogelijk maken; (15%) de mate waarin de maatschappelijke participatie en agency van de gezinnen wordt versterkt, oa door het aanbod van de betrokken organisaties structureel toegankelijk te maken; (20%) participatie van de doelgroep in de vormgeving, uitvoering en evaluatie van het project; (15%)

16 de actoren die het aanbod gaan opnemen zijn structureel ingebed in het netwerk en zijn voldoende competent; (10%) de manier waarop de monitoring van de impact voor gezinnen, omgeving en partners wordt opgezet. (15%) Voor de beoordeling van de aanvraag kent een jury, samengesteld door Kind en Gezin en de Koning Boudewijnstichting, een consensusscore toe aan ieder criterium. Als er onduidelijkheid is, kan de jury bijkomende informatie aan de aanvrager vragen. Alle aanvragen worden gerangschikt op basis van de totale score en de middelen zullen in die volgorde worden toegekend. Bij aanvragen van dezelfde kwaliteit, wordt rekening gehouden met een optimale spreiding van KOALA. De al aanwezige kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap 3) in verhouding tot het aantal geboortes in kansarme gezinnen, wordt hierbij in rekening gebracht. Degene die in die verhouding het minst aantal kinderopvangplaatsen met plussubsidie (trap 3) heeft, krijgt een hogere plaats in de rangorde dan de andere gelijkwaardige aanvraag. Aan de goedgekeurde aanvragen kan aangegeven worden waarop extra ingezet moet worden bij de uitvoering. De uiteindelijke beslissing over de al dan niet goedkeuring van de aanvragen, wordt genomen door Katrien Verhegge, administrateur-generaal van Kind en Gezin. Fase 4: evaluatie van de begroting Het toekenningsvoorstel moet passen binnen het vooropgestelde budget van 3 miljoen euro. De effectieve kostprijs van het globale beslissingsvoorstel is vooraf niet exact te ramen. Dit is onder meer afhankelijk van de geselecteerde dossiers, van de mate waarin nog plussubsidie moet toegekend worden, voor nieuwe plaatsen of voor omschakeling van plaatsen en of subsidie voor kind- en ouderactiviteiten moet voorzien worden. Als het voorlopige beslissingsvoorstel de te respecteren budgettaire grenzen overschrijft, zal Kind en Gezin de rangorde voor toekenning respecteren. Als er na de budgettaire toets nog middelen over zijn voor kinderopvang of kind- en ouderactiviteiten, kunnen er nog middelen toegekend worden op voorwaarde dat het gecombineerde aanbod met andere middelen gerealiseerd kan worden. De rangorde wordt ook hierbij gerespecteerd. Als er onduidelijkheden zouden blijken, dan kan Kind en Gezin extra informatie opvragen. Fase 5: toekenning en kennisgeving De definitieve beslissing over het verlenen van subsidies aan de ingediende projecten wordt genomen door mevrouw Katrien Verhegge, administrateur-generaal van Kind en Gezin. De beslissing over de subsidieaanvraag wordt zo snel mogelijk na afsluiting van de oproep meegedeeld, ten laatste 15 december 2017.

17 DISCLAIMER Kind en Gezin zal het gehele selectieproces zo maximaal mogelijk laten verlopen volgens de voorziene procedure. We kunnen echter niet voor elke mogelijke situatie criteria, scores en procedures voorzien. In sommige gevallen moet Kind en Gezin op basis van een objectieve inschatting van de concrete elementen in elke aanvraag een knoop doorhakken om te vermijden dat het toekenningsproces zich vastrijdt. In deze situatie zal Kind en Gezin een pragmatische, weloverwogen en beargumenteerde beslissing nemen. Fase 6: opstart van KOALA De subsidie(belofte) wordt toegekend ten vroegste vanaf 1 januari Ten laatste op 1 april 2018 wordt er met het volledige aanbod KOALA gestart. Vragen? Met vragen over deze oproep kan je hier terecht : Van 15/06/2017 tem 14/07/2017: Tine Rommens (tine.rommens@kindengezin.be ) Van 17/07/2017 tem 18/08/2017: Rudy De Cock (rudy.decock@kindengezin.be ) Vanaf 21/08/2017: Tine Rommens