Snelle en flexibele NAS

Transcriptie

1 LABREPORTS Snelle en flexibele NAS iscsi op de NetApp Filer FAS270c Network Appliance (NetApp) maakt al sinds 1992 Network Attached Storage, oftewel NAS-oplossingen; de zogenoemde NetApp Filers. Deze staan erom bekend dat ze makkelijk te beheren zijn, van standaard en betrouwbare netwerkprotocollen gebruik maken, meerdere operating systems ondersteunen en zijn gebouwd op basis van betrouwbare hardwareplatformen. BRAM DONS 42 NetApp heeft voor de Filers een eigen proprietary bestandssysteem ontworpen, WAFL genaamd, aangevuld met geavanceerde beheersoftware. WAFL (Write Anywhere File Layout) is een bestandssysteem dat speciaal ontworpen is voor een fileserver, en wordt door NetApp NFS appliance genoemd. WAFL is primair gericht op de toepassing van algoritmen en datastructuren voor de uitvoering van snapshots. Snapshots zijn read-only klonen van het actieve bestandssysteem die gebruik maken van gemeenschappelijke datablocks om het gebruik van diskruimte zo klein mogelijk te houden. NAS voor filesharing NAS-appliances zijn gebaseerd op de twee bekende netwerkprotocollen: CIFS en NFS. Dit zijn de types opslagnetwerken waar NetApp zich sinds jaar en dag in heeft gespecialiseerd. Sinds de doorbraak van het iscsi-protocol, mede geïnitieerd door de ratificatie van het protocol in 2003, heeft NetApp ook belangstelling gekregen voor block-gebaseerde opslagtechnologie. De vraag is waarom, want volgens NetApp was block-gebaseerde opslag immers niet strikt noodzakelijk. De NetApp Filers voldeden immers aan alle gestelde applicatie-eisen, met name die voor databases en systemen. NAS-filesharing wordt vooral in de UNIX-wereld nog steeds erg veel gebruikt vanwege de voordelen. Er is geen SAN nodig en de data kan door meerdere hosts benaderd worden. Vooral Oracle werkt heel goed via NFS. Ongeveer 97 procent van de database-installaties op het UNIX-platform wordt met NFS aan het opslagsysteem verbonden; bij de resterende 3 procent wordt dat met FCP gedaan. Bij Windows-systemen is in de praktijk gebleken dat NAS (via CIFS) toch het meest geschikt is voor filesharing en niet altijd de allerbeste oplossing is voor databases of applicaties (met name Microsoft s SQL en Exchange Server). NAS is namelijk een applicatie die voor het datatransport gebruikmaakt van high-level protocollen, terwijl databases en applicaties gebaseerd zijn op gebruik van het lowlevel block-gebaseerde SCSI-protocol. De opslag van data op een NAS-systeem voegt een extra laag toe die het proces van opslagbeheer alleen vereenvoudigt. Voor deze vereenvoudiging moet echter wel een prijs worden betaald, en dat gebeurt in de vorm van lagere prestaties. Zou het daarom niet slim zijn om beide technieken te verenigen in één appliance? Combinatie Door zowel NAS- als block-gebaseerde opslag binnen een platform te combineren, kan de gebruiker kiezen welk protocol voor een bepaalde toepassing het meest geschikt is. Door de vraag in de markt naar IT-omgevingen die zowel block-opslag als file I/O kunnen ondersteunen, is NetApp overgegaan op de Filer-systemen. Naast het CIFS- en NFSprotocol voor NAS is er ook ondersteuning voor Fibre Channel en iscsi voor block-gebaseerde opslagsystemen bijgekomen. Speciaal voor de low-end markt heeft NetApp daarvoor een entry-level Fabric-Attached Storage-, oftewel FAS-series op de markt gebracht. Dit zijn de FAS250, FAS270 en FAS270c (voor clustering). FAS is ontworpen voor ondersteuning in zowel de NAS- als

2 iscsi op de NetApp Filer FAS270c Labreports SAN-omgeving. De FAS270 ondersteunt iscsi- en Fibre Channel-koppeling met het serverplatform, met een maximum opslagcapaciteit van 6 terabyte. De FAS250 biedt 2 terabyte opslagcapaciteit. De opslagcapaciteit van de FAS200-serie kan via uitwisseling met een eenvoudige head of controller worden uitgebreid tot 64 terabyte, zonder migratie van data. In dit artikel bespreken we de FAS270c (de c staat voor clustering), met in het bijzonder natuurlijk de iscsi-functionaliteit in combinatie met SnapDrive. Afbeelding 1 R FAS270c FilerView SnapDrive 3.1 SnapDrive 3.1 biedt opslagvirtualisatie voor NetApp Filer-volumes en Snapshot back-up- en restore functionaliteit voor Windows- en UNIX-omgevingen. De Snapdrive-software is in hoge mate geïntegreerd met het native WAFL-bestandssysteem en brengt een abstracte scheidingslaag aan tussen de applicatiedata en de fysieke opslag. Voor de gebruiker lijkt het erop of de door SnapDrive beheerde opslagcapaciteit direct van het locale opslagsysteem afkomstig is, maar in werkelijkheid is deze afkomstig van een centraal beheerde pool van netwerkgebaseerde opslagsystemen. Door het native disk- en volumebeheer aan te vullen met virtualisatie biedt het beheerders de mogelijkheid om vanuit een opslagpool op eenvoudige wijze virtuele disks te creëren. Die kunnen bijvoorbeeld over verschillende storage appliances verdeelde disks zijn. Een dergelijke server-gebaseerde virtualisatietechniek maakt optimaal gebruik van opslagsystemen en biedt IT-organisaties de mogelijkheid om eenvoudig en snel aan een vraag naar meer opslagcapaciteit te voldoen. Bovendien kunt je met SnapDrive on-thefly en online virtuele disks toevoegen, verwijderen, mappen, unmappen en spiegelen. SnapDrive is geïntegreerd met NetApps Snapshottechnologie, waarmee je een near-instantaneous point-in-time (PIT)-image van applicatie- en gebruikersdata kunt maken. Voor dergelijke PIT-images is minimale diskruimte nodig, waardoor amper de werking van actieve applicaties (met name Exchange en SQL Server) verstoord kunnen worden. Het product SnapManager for Microsoft Exchange is speciaal ontworpen voor de combinatie met SnapDrive. In combinatie met SnapRestore-software biedt SnapDrive de restoratie van data binnen enkele seconden. SnapDrive is onafhankelijk van het onderliggende opslagmedium en protocol. Het bij FAS Filers ondersteunde iscsi-protocol biedt toegang tot het opslagsysteem waarbij de FAS- en Windowshost via gigabit ethernet met elkaar zijn verbonden. Men kan ook van een Fibre Channel aansluiting gebruikmaken, waarbij de host via een HBA direct of via een Fabric Switch is verbonden met de FAS Filer. SnapDrive laat zich heel eenvoudig installeren op een Windows 2003 Server. Om van SnapDrive gebruik te kunnen maken moet allereerst de Microsoft iscsi-initiator-software op de (Windows) host worden geïnstalleerd. Tijdens de installatie wordt gevraagd of je van MPIO Path Management, LUN Provisioning en Snapshot Management gebruik wilt maken. Na een herstart van het systeem is SnapDrive voor de gebruiker beschikbaar. Voordat je een virtual disk kunt creëren (zie hierna) moet je allereerst een iscsi-sessie met de target (in ons geval de FAS270c) creëren. Daarvoor is niet de gebruikelijke Windows iscsi-procedure nodig, maar kan de sessie rechtstreeks vanuit de SnapDrive in de MMC worden opgestart. De procedure verloopt min of meer hetzelfde: je selecteert de NetBIOS-naam of het IP-adres van de target (Filer). SnapDrive in de serveromgeving De SnapDrive-software is geïntegreerd met de Windows Volume Manager, waardoor NetApp Filers als virtueel opslag-device kunnen dienen voor de opslag van applicatiedata in de Windows 2000/2003- serveromgeving. SnapDrive is afhankelijk van de Virtual Disk Service en die moet, voorafgaand aan de installatie van SnapDrive, op het systeem aanwezig zijn. SnapDrive beheert virtuele disks (LUN s) op een NetApp-file, waarmee deze als locale disks voor het Windows-systeem beschikbaar zijn. Dat biedt de mogelijkheid om deze virtuele disk door het Windows-systeem als een DAS-gekoppelde disk of RAID-systeem te laten zien. Tevens ondersteunt Snapdrive de online configuratie van het opslagsysteem en uitbreiding van virtuele disks. Met NetApps geïntegreerde Snapshot-technologie h 43

3 44 Zo is toegang vanuit een Windows 2000/2003 Server tot LUN s mogelijk via iscsi, FCP of beide, wel of niet gecombineerd met speciale opties als Windows clustering, Filer cluster failover en MPIO. Een host wordt voor iscsi via een IP-verbinding met de Filer verbonden. Dat kan via een IP-switch of direct met een crossover-kabel tussen de NIC (GbE of Fast Ethernet) op de host met de GbE- of Fast Ethernet poort op de Filer. Alhoewel het LUN data- en management-netwerkverkeer over een enkele GbE-verbinkunnen PIT-images van data op virtuele disks worden gemaakt, waarbij in combinatie met SnapMirror software, asynchrone mirroring wordt ondersteund. SnapDrive werkt alleen met Windows basic disks, waardoor een door SnapDrive beheerde virtuele disk niet als dynamic kan worden geconfigureerd. Verder ondersteunt SnapDrive alleen enkelvoudige primaire partities en bootable- en niet-bootable virtuele disks. Van beide types wordt met verschillende icons onderscheid gemaakt binnen de MMC. Voor high-availability oplossingen wordt Windows Clusters (MSCS) en NetApp cluster failover ondersteund. Alle SnapDrive-componenten zijn binnen de software-applicatie geïntegreerd en automatisch geïnstalleerd bij de installatie van SnapDrive. Naast de SnapDrive snap-in wordt de MMC-softwaremodule geïnstalleerd, die een grafische interface biedt voor het beheer van de virtuele disks op de filer. Daarnaast wordt een commandline-interface (CLI) geboden. Verder wordt Multipath I/O (MPIO) ondersteund. De MPIO-module biedt een aantal drivers die de filer bescherming biedt tegen path failure door redundante data-paden te bieden tussen de host (initiator) en een LUN (storage target). attributen. De Writer is de eigenaar van de data en bepaalt welke data in aanmerking komt voor een snapshot. Microsoft Exchange 2003 is een voorbeeld van een VSS Writer. De Provider tenslotte, is verantwoordelijk voor het creëren en beheren van de snapshot en kan een hardware- of software-provider zijn. SnapDrive 3.1 installeert automatisch de NetApp VSS Hardware Provider. Een doorsnee back-up-procedure met SnapManager 3.0 for Exchange, Exchange 2003 en NetApp VSS Hardware Provider verloopt als volgt: SnapManager stelt de LUN vast waarvan de snapshot moet worden genomen en kijkt of Exchange 2003 als Writer beschikbaar is, waarna deze het shadow kopieerproces initieert. VSS informeert Exchange en de NetApp VSS Hardware Provider dat het kopieerproces is gestart en zorgt ervoor dat Exchange stopt met het schrijven naar de betreffende LUN. VSS overtuigd zich ervan dat NTFS zich in relatie tot de LUN in een consistent state bevindt en verzoekt de Hardware Provider om een shadow copy daarvan te creëren, die weer aan SnapDrive vraagt om een snapshot van het filer volume te creëren op de gespecificeerde LUN. Vervolgens vraagt SnapDrive de Filer om de snapshot te creëren. Na afloop daarvan brengt VSS NTFS weer in een normale staat van werken en informeert Exhange dat het schrijven naar disk door kan gaan. Afbeelding 2 R MMC SnapDrive NetApp Volume Shadow Copy Service (VSS) Naast de hiervoor genoemde componenten maakt VSS een belangrijk deel uit van SnapDrive. De NetApp VSS Hardware Provider is een module binnen het Microsoft VSS framework, dat NetApp Filers in staat stelt om van Microsofts nieuwe VSS snapshottechnologie gebruik te kunnen maken binnen de Windows 2003 host (mits SnapDrive natuurlijk daarop is geïnstalleerd). VSS coördineert de snapshotgebaseerde back-up en restore en bevat de volgende vier componenten: VSS, Requestor, Writer en Provider. De Requestor is de eigenlijke back-upapplicatie (bijvoorbeeld SnapManager 3.0 for Microsoft Exchange of Microsoft s eigen NTBackup ), die de VSS back-up- en restore-operaties initieert. De requestor specificeert de snapshot- Afbeelding 3 R Microsoft VSS iscsi en FCIP configuraties SnapDrive ondersteunt verschillende configuraties.

4 iscsi op de NetApp Filer FAS270c Labreports ding wel mogelijk is, is de aanbeveling van NetApp (een vereiste van Microsoft) om dit over gescheiden IP-netwerken te doen. Dat betekent dus een multihomed configuratie tussen de Filer en de Host met een verbinding voor het managementverkeer en een aparte GbE-verbinding voor het dataverkeer. Afbeelding 4 R FAS iscsi-configuratie Men kan ook een clusterconfiguratie creëren, waarbij een host toegang heeft tot een of meer Filers maar men kan ook nog een Filer of Filer cluster naar meerdere hosts verbinden. Dezelfde directe verbinding tussen Host en Filer kan worden gemaakt via Fibre Channel. Op de Host moet daartoe een Fibre Channel Host Bus Adapter (HBA) worden geïnstalleerd en deze moet via een Fibre Channel-kabel direct op de FC-poort van de Filer aangesloten worden. Voor het managementverkeer blijft altijd de GbE- of Fast Ethernet-verbinding nodig. Voor de verbinding van meerdere hosts en/of Filers is, net zoals bij iscsi, een Fibre Channelswitch nodig. Ook hier is de Filer met behulp van een FC-switch in een (zonodig multi-path) clusterconfiguratie op te nemen. Afbeelding 5 R FAS Fibre Channel MPIO clusterconfiguratie Allocatie van disks Er is een aantal overwegingen te maken voordat je begint met de toewijzing van diskruimte aan de Filer, met name bij de configuratie van RAID-groepen en hot spare disks. Men kan een of meer RAID-groepen aan een enkel Filer-volume toekennen, speciaal wanneer het volume meer dan 14 disks bevat. Dit biedt extra bescherming voor geval meerdere disk tegelijkertijd uitvallen binnen dezelfde volume. Daarbij moet het aantal disks in iedere RAID-groep binnen een volume in balans zijn om maximale prestaties te kunnen leveren. In de Filer kunnen verschillende types drives (merk en grootte) worden gebruikt. Hot spare disks worden in reserve gehouden voor het geval dat een actieve disk uitvalt. In feite wordt elke disk binnen de Filer als een hot spare beschouwd, als die niet direct aan een volume is toegewezen. Op een volume worden de zogenoemde virtual disk (LUN s, data die is veranderd tussen opnamen), het actieve bestandsysteem en de metadata opgeslagen. Een aantal factoren is van belang bij het bepalen van de minimum grootte van een volume waarop zich een virtuele disk bevindt. Als er op het volume snapshots worden gecreëerd, dan moet het volume meer dan twee keer zo groot zijn als de totale grootte van alle virtuele disks op het volume. Dit is belangrijk omdat er een speciale ruimte wordt gereserveerd, zodat het niet uitmaakt in welke mate de inhoud van de virtuele disks veranderd tussen de genomen snapshots. Dit biedt de garantie dat de complete disks altijd naar het volume kunnen worden geschreven. Verder moet het volume genoeg extra ruimte bevatten om een aantal snapshots online te kunnen houden. Het maximum aantal snapshots is 255 per Filer-volume. De Data ONTAP kan een bepaald percentage van het raw -volume voor alle volumes reserveren die de SnapDrive virtual disks bevatten. Default wordt 20% op een Filer-volume voor snapshots gereserveerd. Dit voorkomt situaties waarin alle schrijfbare blokken op een volume worden geblokkeerd door snapshots en er geen diskblokken meer beschikbaar zijn voor het schrijven van nieuwe data. Virtual Disks NetApp omschrijft een virtual disk in de manuals als een functionele opslageenheid, die zich op een Windows-host als een lokaal verbonden schijf gedraagt (DAS). In de manuals worden de termen virtual disks en LUNs door elkaar gebruikt, wat verwarrend is. Ook spreekt men van een LUN-type virtual disk, wat weer omschreven wordt als een virtual disk die wordt gebruikt voor het opslaan van data met behulp van het FCP- of iscsi-protocol. SnapDrive 3.1 en later ondersteunen uitsluitend LUN-type virtual disk. Niettemin, voor een Filer is een LUN gewoon een logische presentatie van een fysieke opslag-eenheid, waarbij de Filer elke virtual disk als een zelfstandig opslagobject behandelt. Met SnapDrive is de opslagcapaciteit van een virtual disk alleen te vergroten (verkleinen gaat niet), waardoor Windows de nieuw gecreëerde diskruimte kan herkennen. Het beheer van virtual disks op de Filer is identiek aan die van Windows disks. Een Windows-host zal dan ook op f 45

5 46 dezelfde wijze omgaan met gebruikersbestanden op een virtual disk als ieder ander NTFS-bestand op een locaal verbonden RAID-array. De gebruiker is er zich niet van bewust dat zijn databestanden in feite deel uitmaken van een virtuele disk, die op een FAS Filer is geïnstalleerd. De complexiteit van het WAFLbestandsbeheer blijft voor de gebruiker volkomen transparant bij het beheer met SnapDrive virtual disks vanuit de Windows-host. Een door SnapDrive beheerde virtual disk kan als puur data-opslagsysteem worden gebruikt, maar ook als bootdisk. Zoals gezegd: een virtual disk mag alleen geen Windows dynamic disk zijn. De via SnapDrive gecreëerde LUN s zijn toegankelijk via het Fibre Channel Prototol (FCP) of iscsi-protocol. SnapDrive 3.1 ondersteunt zowel FCP als iscsi; alleen FCP- en iscsi-verbindingen op dezelfde Windows-host met dezelfde LUN worden niet ondersteund. Wel kan een virtuele disk, die via FCP is verbonden, afgekoppeld en vervolgens via iscsi opnieuw worden verbonden. Een virtual disk is heel eenvoudig te creëren met behulp van de Create Disk -wizard, die vanuit het linker paneel in de MMC wordt gestart. Daarin klik je dubbel op SnapDrive en selecteer je de disk en vervolgens Create Disk vanuit het valmenu. Creëren van snapshots met SnapDrive Snapshots bieden een point-in-time, read-only image van het Filer-volume. Snapshots kunnen een database snel restoren, wanneer zich datacorruptie of andersoortige problemen voordoen. Snapshots worden op disk opgeslagen, in plaats van op tape, zodat deze technologie een aanvulling is op de conventionele back-up-voorzieningen. Met SnapDrive wordt bij snapshot-operaties op een enkele virtuele disk in feite een snapshot van alle virtuele disks op het volume gemaakt. Met andere woorden: binnen een snapshot is een virtuele disk niet consistent als het is verbonden met een host, anders dan degene waarvan de snapshot is genomen. Daarom is het aan te raden om voor elke virtuele disk een apart volume aan te leggen op de filer. Maakt je van het product SnapManager gebruik, dan moet je daarmee werken in plaats van SnapDrive. SnapDrive zorgt er namelijk voor dat bij het NTFS-bestandssysteem alle cache en uitgestelde schrijfopdrachten naar disk worden geflushed, zodat de disk-image zich tijdens de snapshot in een consistente staat bevindt. Deze consistentie kan niet worden gegarandeerd als de snapshot buiten de controle van SnapDrive wordt gecreëerd. Een snapshot is heel eenvoudig door de gebruiker vanuit het Computer Management (MMC)-menu te creëren. In het linkerdeel dubbelklik je de Snapdrive en Disks aan, waarna je de disk selecteert waarvan een snapshot moet worden genomen. Vanuit het vallijstje selecteer je Create Snapshot en na het invullen van een snapshotnaam (de datum bijvoorbeeld), wordt de snapshot op de Filer onder de volgende directory gecreëerd: \\Filer Name\Share Name\~snapshot\snapshot name. Het restoren van een snapshot gaat net zo makkelijk: klik met de rechter muisknop de gewenste snapshot en selecteer: restore. Afbeelding 6 R Creatie snapshot met SnapDrive SAN booting, SnapMirror, cluster failover Bij SAN booting wordt vanaf een, met een (IP of Fibre Channel) SAN verbonden virtual disk (LUN) geboot. Voor Fibre Channel SAN booting zijn geen speciale SCSI-instructies nodig en het verschilt niet van elke andere SCSI-diskoperaties. De Fibre Channel- en iscsi HBA (bijvoorbeeld de Adaptec 7111C/F) heeft aanknopingspunten met de systeem-bios waardoor de host rechtstreeks van een virtual disk op de Filer kan booten. De systeem-bios moet zodanig worden geconfigureerd dat deze LUN het eerste device wordt in de boot-volgorde. SnapDrive 3.1 is in staat om zowel bootable als niet-bootable virtual disks te detecteren en geeft het verschil tussen beide in de MMC aan door een verschillend type icoon. Een nadeel bij gebruik van een virtual boot disk is dat snapshots, disconnect-, delete- en expand-functies niet beschikbaar zijn. SnapMirror ondersteunt asynchrone replicatie van volumes op de host virtuele disks. Wanneer een virtuele disk op een bronvolume offline is, of niet langer bruikbaar is, dan kun je een verbinding maken met een gemaakte kopie van de virtual disk op het SnapMirror gespiegelde volume. SnapMirror maakt van asynchrone replicatie gebruik en daarom wordt bij de meest recente SnapMirror-replicatie een diskwrite naar het bronvolume niet gelijk opgevolgd door een write naar het bestemmingsvolume. Door het gebruik van deze asynchrone techniek van post-updates zijn wijzigingen, in het geval van een catastrofale fout, op de bron- en bestemmingsvolumes niet gelijk.

6 iscsi op de NetApp Filer FAS270c Labreports Een andere methode om de beschikbaarheid te vergroten is het gebruik van de FAS270c s interne clustervoorziening. Afbeelding 7 R Interne Cluster takeover Benchmark FAS270 Interessant is om te zien hoe de FAS270c presteert als iscsi-target. Daartoe voeren we allereerst een basis block-gebaseerde I/O disktest uit met Intel s Iometer. Iometer wordt door de meeste leveranciers van opslagsystemen gehanteerd als een basisvergelijkingsmateriaal voor disk-subsystemen. Ter vergelijking testen we Iometer op een lokaal, via een LSI 64-bit/133MHz PC-X Ultra- 160/320 controller, aangesloten Atlas IV Ultra320 10K disk. Als testsysteem fungeert een Dual Xeon 2.4 GHz met 1 Gigabyte interne RAM. Eerst creëren we een partitie van 2 gigabyte op de locale schijf. Daarna creëren we een 2 gigabyte virtual disk op de FAS270c en voeren we dezelfde test uit. Uit de meetwaarden in onderstaande tabel blijkt de FAS virtual disk bijna viermaal beter presteert dan een lokale Ultra320-schijf! Alleen de cpu-belasting loopt met ongeveer 2 procent op om het iscsi-netwerkverkeer af te handelen. Intel Iometer test (100% random, 33/67% read/write, blocksize 64 KB) I/Os cpu% Locale SCSI-disk FAS270c iscsi-disk maximaal 1000 gebruikers te simuleren. Als test kiezen we voor Random Reads/Write, waarbij bestanden variërend van 1K tot 1M worden geschreven en gelezen. In de grafiek zien we dat de FAS270c lineair schaalt tot 900 gebruikers. Bij grotere aantallen gaan de prestaties wel afnemen. Toch zijn vergelijkbare lineaire schaalbaarheid en dergelijke hoge prestaties niet eerder waargenomen in eerdere tests op dezelfde host-configuratie met direct gekoppelde opslagsystemen (via de SCSI-bus of Fibre Channel). We zien dat er bij maximaal 900 gebruikers bijna 9000 transacties per seconde (TPS) worden gehaald; en voor de eerlijkheid, deze test werd nog maar op een 100 Mbps netwerk uitgevoerd! Bovendien werd een stripe-set met vier disk toegepast. Striping over meer disks zal de prestaties nog meer doen toenemen. Samenvatting Toepassing van iscsi in de Windows-omgeving is nog nooit zo gemakkelijk geweest als met de FAS270c server. Daarnaast zijn ook de prestaties hoog voor een iscsi-gebaseerd opslagsysteem. Op eenvoudige wijze zijn door de gebruiker virtual disks en snapshots vanuit de MMC te creëren en beheren. Voor gebruikers die toch liever hun opslagnetwerk baseren op Fibre Channel (vanwege de vermeende onbetrouwbaarheid en slechte prestaties van iscsi) biedt de FAS-server de mogelijkheid om terug te vallen op de traditionele FC-technologie. Naast directe koppeling met een block-gebaseerd opslagsysteem, kent de FAS-server natuurlijk de alom bekende functionaliteit van de NetApp Filer. Kortom, gebruikers die willen kiezen uit de diverse opslagtechnologieën, die passen bij een bepaald type applicatie (block- versus file-i/o), biedt de FAS-Filer daartoe alle mogelijkheden. Niet voor niets noemt NetApp dit dan ook terecht een Unified Storage Infrastructure. Y 47 Tenslotte voeren we een benchmark uit die het dichtst bij toepassing in de praktijk van een file-server omgeving aansluit. Daarbij maken we gebruik van de gerenommeerde (door Microsoft aanbevolen) FileBench -test uit de testtool Benchmark Factory van Quest Software ( _factory). Daarmee is een gebruikersomgeving tot Afbeelding 8 R Benchmark Factory Filebench-test op FAS270c