Mogelijkheden gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke en zoute gebieden in de provincie Groningen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mogelijkheden gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke en zoute gebieden in de provincie Groningen"

Transcriptie

1 Mogelijkheden gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke en zoute gebieden in de provincie Groningen Provincie Groningen 31 januari 2008 Definitief rapport 9S3110

2

3 INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INLEIDING Inleiding Aanleiding Probleemstelling Doel Status definitief rapport Kader en afbakening 1 2 METHODIEK 1 3 WETTELIJK KADER EN BELEID Inleiding Besluit bodemkwaliteit Kaderrichtlijn Water Beleid provincie en waterschappen 1 4 STOFGEDRAG EN GEOHYDROLOGIE Inleiding Eigenschappen zoute baggerspecie en stofgedrag Geohydrologie 1 5 RISICOBEOORDELING EN NORMEN Inleiding Normen en grenswaarden Normen voor oppervlaktewater vastgesteld door de Waterschappen 1 6 GEVOLGEN HERGEBRUIK ZOUTE BAGGERSPECIE Inleiding Gevolgen hergebruik zoute baggerspecie voor de omgeving Bepaling zoutvracht en gevolgen in relatie tot de Kaderrichtlijn Water Gevolgen zoute bagger op landbouwgrond 1 7 TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN Inleiding Beleids- en risicospoor in relatie tot functie Bevindingen workshop Mitigerende of compenserende maatregelen 1 8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding Conclusies Aanbevelingen 1 Definitief rapport 31 januari 2008

4 BIJLAGEN 1. Referenties en begrippen 2. Normen en meetgegevens 3. Toelichting op kaartmateriaal 4. Bevindingen workshop 5. Zoutvrachtberekening FIGUREN 1. Grens zout grondwaterlichaam 2. Grens zout/brak/zoet oppervlaktewater 3. Kwel/inzijging (Mipwa) 4. Bodemtypenkaart zand/veen/klei 5. Functiekaart Besluit bodemkwaliteit 6. Kaderrichtlijn Water doelen oppervlaktewater 7. Zoetwatercircuit Waterschap Noorderzijlvest Definitief rapport 31 januari 2008

5 1 INLEIDING 1.1 Inleiding Dit rapport betreft een verkenning naar de mogelijkheden voor de invulling van gebiedsspecifiek beleid voor hergebruik van zoute baggerspecie in de noordelijke gemeenten van de provincie Groningen. Het rapport is een bijlage van de bodembeheernota Zout naar smaak ; beleid voor de toepassing van zoute baggerspecie in de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en De Marne, d.d. 31 januari 2008, en bevat de achtergrondinformatie, motivatie, afweging en besluitvorming rondom de toepassingsmogelijkheden van zoute baggerspecie. 1.2 Aanleiding Aanleiding voor het project is de wens van Groningen Seaports om zoute baggerspecie als ophoogmateriaal voor industrieterreinen te hergebruiken. De gemeenten Delfzijl, De Marne en Eemsmond en de Waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aa s willen als bevoegd gezag de mogelijkheden hiertoe verkennen. De begeleidingsgroep (de werkgroep zoute bagger ), onder leiding van de provincie Groningen, wil daarnaast inzicht hebben in de mogelijkheden en het proces dat leidt tot gebiedsspecifiek beleid, nu dit op basis van het Besluit bodemkwaliteit (van kracht januari 2008) mogelijk wordt. Het project heeft daarmee een pilot-karakter. Middels het uitvoeren van deze pilot wordt inzichtelijk of de te ontwikkelen methodiek tot een voor alle actoren tevreden resultaat leidt. In de begeleidingsgroep zijn de betrokken gemeenten, waterschappen Hunze & Aa s en Noorderzijlvest, Groningen Seaports, de provincie Groningen en SenterNovem/Bodem+ (uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van VROM) vertegenwoordigd. 1.3 Probleemstelling 1.4 Doel Nederland kent diverse gebieden waar de generieke regels hergebruik van grond of bagger niet toestaat, terwijl dat op regionale schaal geen probleem hoeft te zijn. Een voorbeeld van een unieke regionale situatie waarbij gebiedsspecifiek beleid zeer welkom is, betreft de Groninger kustgemeenten. Hergebruik van zoute bagger of grond op een bodem in bijvoorbeeld de Veluwe is op basis van de generieke regels logischerwijs niet mogelijk. Die situatie verandert echter als de ontvangende bodem in een kustgebied ligt waarvan grondwater en oppervlaktewater ook relatief zout zijn. Een gebiedsspecifieke oplossing op maat (=gebiedsspecifiek beleid) kan het hergebruik van zoute bagger binnen de regio alsnog mogelijk maken. Het doel van het project is drieledig. Refererend aan de directe aanleiding bestaat het doel uit: het ontwikkelen van een methodiek voor (verantwoord) hergebruik van zoute baggerspecie in relatie tot bepaalde functies; invulling geven aan de mogelijkheid van het Besluit bodemkwaliteit om op lokaal niveau gebiedsspecifiek beleid te ontwikkelen, in relatie tot bestaande kaders, bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water (KRW); Definitief rapport januari 2008

6 het testen van de mogelijkheden, het doorlopen van het proces, van het gebiedsspecifieke spoor van het Besluit bodemkwaliteit in de praktijk. 1.5 Status definitief rapport Dit document is in concept ter beoordeling aan de werkgroep Zoute bagger overlegd. Eventuele wijzigingen, opmerkingen en aanvullingen zijn vervolgens verwerkt in deze definitieve rapportage. 1.6 Kader en afbakening Een belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering van het project is dat het is uitgevoerd alsof het Besluit bodemkwaliteit al in werking is getreden, terwijl nog niet alle onderdelen hieruit volledig zijn uitgewerkt. Daarmee is het te typeren als een pilot. De beleidsruimte voor hergebruik van zoute bagger wordt bepaald door onder meer het Besluit bodemkwaliteit en de doelstellingen die zijn vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water: Wat zegt het beleid over het hergebruik van zoute baggerspecie?. In aanvulling hierop bestaat onduidelijkheid over de feitelijke risico s van hergebruik van zoute baggerspecie: hoe erg is hergebruik van zoute baggerspecie in een toch al zout gebied eigenlijk. Welke feitelijke risico s brengt dit met zich mee voor de omgeving?. Door in het project deze verschillende invalshoeken vanaf het begin in het achterhoofd te houden, wordt de meerwaarde van een pilot ten volle benut. Enerzijds wordt helder in beeld gebracht wat de beleidsruimte is en anderzijds wordt helder in beeld gebracht wat de werkelijke risico s zijn ten aanzien van het hergebruik van zoute baggerspecie. Door combinatie van beide wordt het speelveld zichtbaar. Belangrijk op voorhand is, dat de methode eenvoudig, transparant en herhaalbaar is en zoveel mogelijk uitgaat van toegankelijke basisinformatie, waardoor deze in soortgelijke gevallen ook goed te gebruiken is. Op basis van de resultaten van dit project kunnen de betrokken gemeenten verantwoord en gedegen onderbouwd gebiedsspecifiek beleid formuleren voor hergebruik van zoute baggerspecie, danwel de conclusie trekken dat gebiedsspecifiek beleid voor hergebruik van zoute baggerspecie geen meerwaarde heeft. Daarnaast kan de toegepaste methodiek dienen voor de invulling van soortgelijk gebiedsspecifiek beleid voor andere stoffen dan chloride. Hergebruik van schone en licht verontreinigde grond conform het Besluit bodemkwaliteit is alleen gebaseerd op de milieuhygiënische kwaliteit van zowel de her te gebruiken grond als de ontvangende bodem. Andere parameters, bijvoorbeeld van belang voor de landbouw, zoals bepaalde ziekten (fytosanitaire pathogenen), aardappelmoeheid, bruinrot, wratziekte en meststoffen, zijn niet meegenomen in de afweging of grond kan worden hergebruikt. Ook de civieltechnische kwaliteit of anderszins is niet meegenomen in de beoordeling. Voor niet genormeerde stoffen zoals chloride geldt de zorgplicht. Dit geldt ook voor situaties waarbij je redelijkerwijs kan vermoeden, of weet dat nadelige effecten kunnen optreden van een bepaalde toepassing van grond en baggerspecie. In deze situaties moet je maatregelen nemen om verontreiniging te voorkomen. Definitief rapport januari 2008

7 Bij het genereren van kaarten is het detailniveau van de indeling in gebieden, functies, toepassingsmogelijkheden, etc. gebaseerd op bestaand kaartmateriaal. Dit kan een schijnzekerheid introduceren in verband met uiteenlopende schaal en/of detailleringniveau van digitaal kaartmateriaal. Bijvoorbeeld de grens bodemtype of kwel/inzijginggrens is grof, terwijl de landgebruikskaartgrenzen fijn/gedetailleerd zijn. Het gevolg hiervan is dat altijd maatwerk nodig is in de praktijk bij het feitelijk bepalen van de toepassingmogelijkheid op een beoogde locatie. Filosofie Het uitwerking van het risicospoor en beleidsspoor binnen dit project betekent niet dat hetzelfde werk tweemaal gedaan wordt, maar dat dezelfde informatie tweemaal gebruikt wordt. Wanneer vanuit het KRW-proces consensus bestaat over de begrenzing van het zoute grondwaterlichaam, zullen binnen die begrenzing de chloride- en sulfaatconcentraties niet gekoppeld zijn aan een bepaalde norm of grenswaarden. Deze concentraties zijn binnen dit gebied immers zeer hoog en sterk variabel. Wel worden trends in de tijd gemonitoord om de mate van verzilting of verzoeting vast te stellen. Dit houdt in, dat het hergebruik van de bagger wordt weergegeven in een beleidsgestuurde toepassingsmatrix die afhangt van: de samenstelling van de zoute bagger; de ligging van de ontvangende locatie ten opzichte van de zoet-zout begrenzing vanuit de KRW; de kenmerken van mogelijk te beïnvloeden functies in de directe omgeving van de ontvangende locatie. Vanuit het risicospoor geredeneerd, zal de beoordeling van het toepassen van zoute bagger daarom een risicogestuurd karakter hebben. Een dergelijke risicogestuurde aanpak vereist een goede inhoudelijke onderbouwing en een transparante en uitlegbare afweging. Dit houdt in, dat het hergebruik van de bagger wordt weergegeven in een risicogestuurde toepassingsmatrix die afhangt van: de samenstelling van de zoute bagger; de kenmerken van het grond- en oppervlaktewatersysteem op en rond de ontvangende locatie; de risico s voor de functies van bodem, grond- en oppervlaktewater. Met het inzicht in de transportroutes en het overzicht over functies en potentiële risico s van zoute bagger voor die functies, zijn de ingrediënten aanwezig om toepassingsbeleid te formuleren in een bodembeheernota. Zo kunnen op basis van de kritische functie of transportroute aanvullende eisen gesteld worden ten aanzien van de wijze waarop de bagger wordt gebruikt. Definitief rapport januari 2008

8 2 METHODIEK Uitgangspunt van dit project is dat de gehanteerde methodiek reproduceerbaar moet zijn voor soortgelijke andere gebiedsspecifieke studies en projecten. In onderstaand stappenplan is de methodiek zoals gebruikt in deze pilot in algemene processtappen omschreven, zodat dit ook in andere gevallen te gebruiken is. 1. Bepaal het gebied waarvoor gebiedsspecifiek beleid gewenst is, en daarnaast ook voor de hand ligt, in verband met lokale omstandigheden die afwijken van de landelijke algemene deler. 2. Inventariseren, vergaren, interpreteren en verwerken van informatie. 3. Bepaal de beleidsruimte inclusief de risico s (indien mogelijk met de risicotoolbox). 4. Bepaal de fysieke omgevingsruimte (onder andere bodemopbouw, geohydrologie, functie). 5. Combineer de fysieke beleidsruimte en de omgevingsruimte = bepalen speelveld. 6. Definieer scenario s: maximaal haalbare vanuit beleidsspoor, maximaal haalbare vanuit fysieke omgevingsspoor, indien mogelijk een tussenvariant (maatwerk). 7. Creëer draagvlak voor het gekozen scenario, of kies gezamenlijk een scenario samen met alle actoren. 8. Werk het gekozen scenario uit. Vervolgtraject Bevoegd gezag: 9. Beleidsdocument (bodembeheernota) opstellen en laten vaststellen door bevoegd gezag middels openbare bestuurlijke procedure. 10. Implementeer het nieuwe beleid in de organisatie, maak werkprocedures. 11. Communiceren (intern en extern). Definitief rapport januari 2008

9 3 WETTELIJK KADER EN BELEID 3.1 Inleiding Het stellen van milieuhygiënische randvoorwaarden aan het hergebruik van primaire en secundaire bouwstoffen in bodem of oppervlaktewater was de aanleiding voor het Bouwstoffenbesluit, dat op 1 januari 1999 volledig in werking trad. Om het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem mogelijk te maken, trad in oktober 1999 de Vrijstellingsregeling Grondverzet in werking. Op basis van de evaluatie van het Bouwstoffenbesluit werd geconcludeerd dat het kader voor hergebruik voldeed, maar dat het besluit werd ervaren als star, complex en slecht handhaafbaar. Daarnaast bleek het beleid rond het toepassen van grond en baggerspecie te versnipperd in bouwstoffenbeleid en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Dit heeft geleid tot het besluit het Bouwstoffenbesluit te herzien en grond en bagger onder te brengen in een apart kader. De kaders voor bouwstoffen en grond en bagger zijn uitgewerkt in de Beleidsbrief bodem en worden nu verankerd in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). De kaders voor grond en baggerspecie en bouwstoffen zijn hierin op elkaar afgestemd maar blijven wel nadrukkelijk gescheiden. Het onderdeel grond en bagger vormt samen met bodemsanering een consistent geheel voor bodembeheer. De Kaderrichtlijn water (KRW) is in het jaar 2000 van kracht geworden en kent ambitieuze doelstellingen, neergelegd in onder meer artikel 1. De richtlijn beoogt onder meer een progressieve en significante vermindering van verontreiniging, de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water, en het terugbrengen van prioritaire gevaarlijke stoffen in het mariene milieu. De relatie met het hergebruik van zoute bagger spitst zich toe op de mate waarin sprake is van een significante beïnvloeding van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Dit wordt beoordeeld door, een inschatting van, deze beïnvloeding af te zetten tegen de doelen die de KRW stelt voor grond- en oppervlaktewater in het pilotgebied. In aanvulling op wettelijke kaders als het Besluit bodemkwaliteit en de KRW, is het regionale beleid van de provincie Groningen, de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en De Marne en de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aa s van belang voor het vaststellen van het speelveld waarbinnen zoute bagger kan worden hergebruikt. Het gemeentelijk beleid als vastgelegd in het bodembeleidsplan wijkt hierbij niet af van de huidige landelijke regelgeving. Het beleid van de provincie is uitgewerkt in het Provinciaal Omgevingsplan (POP I en II). Ter uitwerking van het POP heeft provincie Groningen de uitvoeringsnota Van last naar lust, Grondstromenbeleid provincie Groningen opgesteld. In dit rapport wordt benadrukt dat er zuinig en duurzaam met primaire grondstoffen moet worden omgegaan en dat waar mogelijk grondstoffen moeten worden ingezet die hergebruikt kunnen worden. Het beleid van de waterschappen ten aanzien van het hergebruik van zoute bagger in het studiegebied wordt in belangrijke mate bepaald door verzoetingdoelstellingen ten behoeve van de landbouw. Dit beleid is erop gericht de negatieve invloed van zoute kwel en brakke invloeden op de landbouw te verminderen via de aanvoer, doorspoelen van het systeem, met zoet water. Definitief rapport januari 2008

10 3.2 Besluit bodemkwaliteit Aanleiding Het Besluit bodemkwaliteit voor toepassing van grond en baggerspecie op of in (land)bodems treedt per 1 juli 2008 in werking. Per 1 januari 2008 is het Besluit al van toepassing voor het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater. Dit besluit regelt de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger, en vervangt het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Het Bouwstoffenbesluit trad op 1 januari 1999 (in zijn geheel) in werking. Na evaluatie van dit besluit in 2001 bleek, dat dit besluit door velen te ingewikkeld werd gevonden en daardoor in de uitvoeringspraktijk tot grote knelpunten, hoge kosten en de nodige juridische onduidelijkheid leidde. Ook de normstelling uit het Bouwstoffenbesluit stond onder druk, omdat deze onvoldoende rekening zou houden met de milieurisico s. Gelijktijdig met het Bouwstoffenbesluit werd de Vrijstellingsregeling Grondverzet van kracht, die het mogelijk maakt onder strikte voorwaarden licht verontreinigde grond opnieuw als bodem te gebruiken. De verschillen tussen het beleid uit het Bouwbesluit en uit de Vrijstellingsregeling Grondverzet op het gebied van grond en baggerspecie bleken echter erg groot te zijn. Een meer brede aanpak van grond en baggerspecie was wenselijk, aangezien dan meer rekening met de specifieke aspecten van deze materialen gehouden kon worden. De staatssecretaris van VROM heeft op basis van de evaluatie opdracht tot herziening van het Bouwstoffenbesluit in de vorm van het Besluit bodemkwaliteit gegeven, waarbij in het nieuwe besluit ruimte moest worden gecreëerd voor een samenhangend beleidskader voor grond en baggerspecie. De regelgeving in het Besluit bodemkwaliteit dient sterk te zijn vereenvoudigd en flexibeler te zijn dan in het Bouwstoffenbesluit het geval is. Grond en baggerspecie zijn in het Besluit bodemkwaliteit ondergebracht in een eigen kader, waarbij er meer ruimte is voor decentraal bodembeheer en er een koppeling tussen de intensiteit van het bodembeheer en de risico s van de toepassing van grond en bagger mogelijk is. Doelstelling Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is het bewerkstelligen van een goede balans tussen maatwerk op lokaal niveau (gebiedsspecifieke spoor) en uniformiteit op nationaal niveau (generieke spoor). Daarbij wordt gezocht naar een balans tussen de preventie van bodembelasting en de mogelijkheid om vrijkomende grond en baggerspecie in voldoende mate te kunnen afzetten. De bescherming en het duurzame beheer van de bodemkwaliteit gelden als uitgangspunt. Generieke spoor In het Besluit bodemkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen generiek beleid en gebiedsspecifiek beleid. Indien het bevoegd gezag geen gebiedsspecifiek beleid heeft ontwikkeld, dan geldt het generiek beleid, waarbij de landelijke referenties de norm zijn. De toepasser van baggerspecie moet rekening houden met de actuele bodemkwaliteitsklasse van de bodem waarop de baggerspecie wordt toegepast. Indien de toepassing op de landbodem plaats vindt, moet ook rekening worden gehouden met de bodemfuncties die aan de betreffende bodem zijn toegekend. Het generieke spoor lijkt veel op het huidige regime: er wordt uitgegaan van het stand still-beginsel. De actuele bodemkwaliteit mag op basis van dit beginsel niet verslechteren door het toepassen van grond of bagger, ook al is het huidige bodemgebruik relatief ongevoelig. De toepassingseisen voor de toepassing van baggerspecie als bodem dienen aan te sluiten bij de functie die de bodem heeft. Het bevoegd gezag dient daarom een bodemfunctiekaart op te stellen. Definitief rapport januari 2008

11 Gebiedsspecifieke spoor Het bevoegd gezag kan op basis van het Besluit bodemkwaliteit gebiedsspecifiek beleid ontwikkelen voor het omgaan met hergebruik van baggerspecie, dat afwijkt van landelijk beleid (generiek beleid). Door toepassing van het gebiedsspecifiek beleid kan beter rekening worden gehouden met de lokale omstandigheden en kan een betere koppeling worden gemaakt tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de beoogde bodemkwaliteit in een gebied. In het gebiedsspecifiek beleid kan een lokale verslechtering van de bodemkwaliteit worden geaccepteerd om daarmee andere problemen (zoals de afzet van licht verontreinigde onderhoudsbagger) binnen het gebied op te lossen. Maar er kan bijvoorbeeld ook voor een hoger beschermingsniveau (dus strengere normen) worden gekozen. In het gebiedsspecifieke kader worden de generieke referentiewaarden en klassenindeling losgelaten. Belangrijk vereiste is dat er geen onaanvaardbare risico s optreden voor het gebruik van de bodem. Doorslaggevend bij de toepassing van gebiedsgericht beleid is de kwaliteit van de toe te passen baggerspecie en de actuele bodemkwaliteit in relatie tot het daadwerkelijke gebruik van de bodem (bijvoorbeeld: gaat het om een siertuin, een verharde tuin, of een moestuin?). De risico s moeten inzichtelijk worden gemaakt met de Risicotoolbox en de gebiedsspecifieke normen/het gebiedsspecifieke beleid moet via een democratische procedure worden vastgesteld. Toepassing van baggerspecie in of op de bodem is verantwoord te achten, indien deze toepassing past binnen het beleid dat het bevoegde gezag heeft ontwikkeld voor het betreffende gebied. Enkele uitgangspunten van gebiedsspecifiek beleid zijn: de vermindering van risico s van een bestaande verontreiniging door dit meer te centraliseren op een plek waar blootstelling voor mens of ecosysteem minder is; een mindere kwaliteit grond of bagger kan worden toegepast op bepaalde plekken in een gebied op basis van een integrale afweging van de risico s en maatschappelijke belangen binnen het betreffende gebied en binnen door het Rijk gestelde maximale grenzen; zowel het bevoegd gezag als de toepasser zijn verantwoordelijk voor een verantwoorde toepassing van grond en bagger binnen het door het bevoegde gezag aangewezen gebied. Binnen het Besluit bodemkwaliteit kan het bevoegd gezag kiezen voor gebiedsspecifieke normen (Lokale Maximale Waarden) bij de toepassing van grond en bagger. Toepassing van baggerspecie boven de generieke normen is slechts toegestaan, indien het besluit wordt voorzien van een gebiedsspecifieke motivering. Daarnaast wordt in het Besluit bodemkwaliteit als voorwaarde gesteld, dat de actuele kwaliteit van de bodem niet beter is dan de op te brengen bagger en dat de bagger uit hetzelfde aangewezen gebied afkomstig is. Het gebiedsspecifiek beleid is onder andere interessant voor overheden waar regiospecifieke kennis of onderzoeksresultaat kan bijdragen aan een maatwerkoplossing voor het betreffende gebied. Voor gebieden waar bepaalde stoffen vaker verhoogd worden aangetroffen, zoals het hoge chloride gehalte in de provincie Groningen, kan dat een uitkomst zijn. In de communicatie rondom de nieuwe regelgeving wordt opgeroepen om het gebiedsspecifieke beleid niet te beperken tot de gemeentegrens, maar om in overleg te treden met buurgemeenten, provincie en waterschap om te komen tot gezamenlijk beleid voor logische gebieden. De zoute gebieden in de gemeenten De Marne, Eemsmond en Delfzijl lenen zich daarvoor prima. Definitief rapport januari 2008

12 Gebiedsspecifiek beleid zoute baggerspecie Om de mogelijkheden voor het toepassen van zoute bagger binnen de vastgestelde milieuhygiënische kaders optimaal te benutten ligt de keuze voor het maken van gebiedsspecifiek beleid in het onderhavige gebied voor de hand. De overheden kunnen daarbij kiezen voor: een totaal gebiedsspecifiek beleid waarin ook andere bodem- of milieuthema s (zoals opgenomen in de BodemKansenVerkenner van de projectgroep Routeplanner BodemAmbities) aan de orde komen of een relatie wordt gelegd met ruimtelijk ordeningsbeleid, of; gebiedsspecifiek beleid te beperken tot de stof chloride en voor alle overige stoffen aan te sluiten bij de landelijke regelgeving. De keuze voor gebiedsspecifiek beleid en de verdere invulling van dat beleid hangt af van de ambitie van de betrokken gemeenten en waterschappen en de verdere kwaliteit van de bodem. Chloride is vooralsnog niet genormeerd in het Besluit bodemkwaliteit. Toch wordt de meerwaarde van gebiedsgericht beleid gezien vanwege onder andere de zorgplicht, overige regelgeving en beleid zoals de KRW en maatschappelijk draagvlak. In het Besluit wordt onderscheid gemaakt tussen landbodems en waterbodems. Voor landbodems geldt dat voor het vaststellen van lokale maximale waarden ook rekening gehouden moet worden met de functie van het gebied. Bij waterbodems wordt geen onderscheid gemaakt in verschillende gebruiksfuncties. Bij het opstellen van gebiedsspecifiek beleid is het mogelijk om op basis van lokale omstandigheden, hogere of lagere maximale waarden te hanteren dan de maximale waarden van het generieke kader. Voorwaarde is wel dat voldoende wordt onderbouwd waarom dit noodzakelijk en acceptabel is. Hierbij moeten de humane, ecologische en verspreidingsrisico s in kaart worden gebracht. Een andere belangrijke randvoorwaarde bij het maken van gebiedsspecifiek beleid is stand-still op gebiedsniveau. Dit betekent dat er op bepaalde locaties binnen een gebied een verslechtering van de bodemkwaliteit mag optreden, mits goed onderbouwd, als deze grond of bagger afkomstig is uit het eigen beheersgebied (en waardoor dus op andere locaties een verbetering optreedt). Uiteindelijk gaat het erom dat de bodemkwaliteit in het totale gebied wordt behouden en zo mogelijk wordt verbeterd. Voor gebiedsspecifiek beleid voor het omgaan met zoute baggerspecie zijn de volgende zaken van belang: de grootte van het beheersgebied. Dat hoeft zich niet te beperken tot het beheersgebied van een gemeente. Het beheersgebied kan worden vergroot als meerdere gemeenten en andere lokale overheden besluiten om samen gebiedsspecifiek beleid te maken; een risicoafweging van de gevolgen van de zoute bagger zowel bij toepassing in oppervlaktewater als bij toepassing op landbodems; Bij toepassing op landbodems moet hierbij ook rekening gehouden worden met de functies binnen het gebied (bijvoorbeeld wonen, industrie). Definitief rapport januari 2008

13 Nuttige toepassing Een belangrijk criterium of grond en baggerspecie mag worden toegepast volgens de regels van het Besluit is, dat er sprake moet zijn van een nuttige toepassing. Algemene criteria voor een nuttige toepassing zijn: er mag niet meer materiaal worden toegepast dan nuttig of nodig is voor de toepassing; er mag geen toepassing plaatsvinden die zelf geen duidelijk nut of noodzaak heeft. Wanneer hier niet aan wordt voldaan dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden de strengere regels van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen. Daarom is voor het onderdeel grond en baggerspecie precies aangegeven welke toepassingen nuttig zijn. Hieronder volgt een samenvatting van de lijst van nuttige toepassingen van grond en baggerspecie die onder de reikwijdte van het Besluit vallen. Een toepassing van grond en baggerspecie is een Nuttige toepassing: a. Toepassing in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en geluidswallen. b. Toepassing in ophogingen van industrieterreinen, woningbouwlocaties en landbouw- en natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid. c. Toepassing voor het afdekken van een saneringslocatie of als bovenafdichting voor een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor mens, plant of dier als gevolg van contact met het onderliggende materiaal. d. Toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart. e. Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoeld in a tot en met d. f. Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang aangrenzende percelen. g. Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, uitgezonderd uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment. h. Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie, bestemd voor de toepassingen bedoeld in onderdeel a tot en met e, gedurende maximaal drie jaar op landbodems of gedurende maximaal 10 jaar in oppervlaktewater. i. Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor toepassingen bedoeld in a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is. Bodembeheernota Het bevoegd gezag moet het gebiedsspecifiek beleid vastleggen in een Bodembeheernota. Deze nota dient onder meer een beschrijving te bevatten van de actuele bodemkwaliteit en een beschrijving van de functie van de landbodem (artikel 47). Daarnaast moet de bodembeheernota worden voorzien van een beschrijving en motivering van de lokale referenties van de bodemkwaliteit en een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het stand still-beginsel op gebiedsniveau. Er dient in de bodembeheernota een afweging te worden opgenomen van de mogelijkheden om de baggerspecie af te zetten en de risico s die acceptabel worden geacht. Hierbij dienen verschillende belangen te worden betrokken, zoals belangen van milieu, ruimtelijke ordening en economische ontwikkeling. Om de bevoegde gezagen te Definitief rapport januari 2008

14 ondersteunen bij het stellen en toetsen van lokale referenties in relatie tot de functie is een Risicotoolbox bodembeheer ontwikkeld. Deze risicotoolbox bevat modules voor het risicotechnisch onderbouwen van lokale referenties, het proces van kiezen van lokale referenties, Sanscrit (saneringscriterium) en het risicotechnisch beoordelen van voorgenomen toepassingen van grond en bagger. Het risico voor mens, natuur en milieu worden als uitgangspunt genomen. De bodembeheernota wordt aangemerkt als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Een ieder kan op verzoek inzicht krijgen in de bodembeheernota. Op grond van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 50 van het Besluit bodemkwaliteit kunnen belanghebbenden tegen de bodembeheernota (en daarmee tegen het gebiedsspecifieke beleid) bezwaar maken en beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State instellen. Het bevoegd gezag dient ten minste eenmaal in de tien jaar te bezien of de bodembeheernota moet worden herzien. Grootschalige bodemtoepassingen (GBT s) Voor het toepassen van grond en baggerspecie in GBT s, zoals in dijken en geluidswallen, gelden aparte generieke normen voor emissie van verontreinigingen naar de bodem. Hierbij hoeft niet getoetst te worden aan de kwaliteit en functie van de ontvangende bodem. Verspreiden van baggerspecie Door het op diepte en in profiel houden van watergangen hebben waterschappen een continue stroom van baggerspecie beschikbaar. Dit materiaal is nuttig materiaal. Het kan worden verspreid op de kant of in oppervlaktewater (zoet en zout). Binnen het Besluit is hiervoor een apart beleidskader opgenomen waarvoor andere regels gelden dan voor het toepassen van baggerspecie als bodem. Om het verschil tussen landbodem en oppervlaktewater te benadrukken wordt bij de verspreiding van grond en baggerspecie gesproken over de klassen A en B. Deze zijn vergelijkbaar met respectievelijk klasse wonen en klasse industrie voor landbodems. De maximale waarde van klasse B is gelijk aan de interventiewaarde waterbodem. Deze pilot beperkt zich tot hergebruik van zoute baggerspecie als bodem. Voor het verspreiden van baggerspecie in zout oppervlaktewater gelden dezelfde voorwaarden als voor het verspreiden in zoet oppervlaktewater. Wel is de generieke kwaliteitsgrens op een andere norm gesteld. Ook op dit punt kunnen bevoegde overheden lokaal eigen normen vaststellen. Voor de verspreiding van grond en baggerspecie in zout oppervlaktewater kent de Regeling bodemkwaliteit één maximale waarde. Deze wordt niet op basis van organische stof of lutum gecorrigeerd. De toepassing van baggerspecie in zout oppervlaktewater moet voldoen aan de maximale waarden, die zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Definitief rapport januari 2008

15 3.3 Kaderrichtlijn Water De KRW beoogt onder meer een progressieve en significante vermindering van verontreiniging, de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit en stelt daarvoor onder meer doelen ten aanzien van het grondwater en oppervlaktewater. De relatie met het hergebruik van zoute bagger spitst zich toe op de mate waarin sprake is van een significante beïnvloeding van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Dit wordt beoordeeld door, een inschatting van, deze beïnvloeding af te zetten tegen de doelen die de KRW stelt voor grond- en oppervlaktewater in het pilotgebied. Behalve beperkingen biedt de KRW-discussie ten aanzien van de begrenzing van zoute grondwaterlichamen ook aanknopingspunten voor het begrenzen van het zoekgebied voor het hergebruiken van zoute baggerspecie. Doelstelling KRW en begrenzing zoekgebied De toepassingsmogelijkheden van zoute bagger worden mede bepaald door randvoorwaarden vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze randvoorwaarden hebben niet alleen betrekking op de goede toestand in het grondwater of ecologische doelstellingen van het oppervlaktewater, maar ook op de relatie tussen grond en oppervlaktewater. De definitie van de goede toestand staat weergegeven in figuur 1. Figuur 1. Definitie van de goede toestand in het grondwater Relatie oppervlaktewater Verdroging (VHR) gebieden Zout water intrusie Link met richtlijn GW Kwaliteit natuur Uitspoeling naar oppervlaktewater Definitief rapport januari 2008

16 Uit deze doelstellingen blijkt niet alleen dat grondwaterlichamen geen effecten van zoute of andere intrusies mogen vertonen, maar wordt ook een relatie gelegd tussen de kwaliteit van het grondwater en de doelstellingen voor het oppervlaktewater. Doelstellingen grondwater ten aanzien van chloride Vanwege het van nature voorkomen van zout grondwater in delen van noord- en west Nederland, is binnen het KRW-proces een discussie over het aanwijzen van zoute grondwaterlichamen. Hierbij is uitgegaan van een grenswaarde van 150 mg Cl/l in het grondwater in de filters op 25 m-mv. De ligging van deze 150 mg Cl/l contour in Noordoost Nederland staat weergegeven in figuur 2. Figuur 2. Chloridegehalte in grondwater in Noordoost Nederland Binnen het als zout grondwaterlichaam gekarakteriseerde gebied zal het hergebruik van zoute bagger zeker op korte termijn niet leiden tot een significante trend in de grondwaterkwaliteit. Immers, als er al effecten verwacht mogen worden, zal dit het freatische grondwater betreffen en alleen in infiltratiegebieden en na een aanzienlijk aantal jaren het grondwater op 10 en 25 m-mv. Kijkend vanuit de grondwaterdoelstellingen is de verwachting dat er vanuit de KRW geen beperkingen zijn. Echter, omdat de KRW bij uitstek een integrale richtlijn is, zal bij dit oordeel ook een eventuele afwenteling naar andere compartimenten of functies betrokken dienen te worden. Dit betreft met name het oppervlaktewater. Doelstellingen oppervlaktewater ten aanzien van chloride In 2006 zijn voor Rijn-Noord en Nedereems de ecologische doelstellingen voor het oppervlaktewater opgesteld (Arcadis, 2006). De voor het studiegebied relevante doelstellingen betreffen het Noordelijk kustgebied (M30), het Damsterdiep / Nieuwediep (M6), de Maren deelgebied Reitdiep (M3/R6), Maren deelgebied Fivelingo (M3/R6), Boezemkanalen Eemskanaal / Winschoterdiep (M7), Boezemkanalen Oldambt (M6) en Definitief rapport januari 2008

17 Kanaal Fiemel (M6). De ecologische doelstellingen staan weergegeven in figuur 6. De doelstelling M31, brakke wateren met chloride concentraties > mg Cl/l, staat wel ingetekend in de figuur maar is niet beschreven. Van deze gebieden is alleen in het Noordelijke kustgebied sprake van een matig brakke ecologische functie, namelijk M30. Vanuit de KRW wordt nog de volgende opmerking gemaakt: Bij dit cluster horen de kanalen in het Noordelijk kustgebied, de Noordpolder en Spijksterpompen. In deze wateren wordt water aangevoerd om verzilting te bestrijden. In deze studie wordt dit als vorm van belasting gezien. Het effect van deze belasting is ecologisch van groot belang. De flora en fauna die hoort bij het watertype M30 is in belangrijke mate afhankelijk van het brakke karakter van het water. De overige ecologische doelstellingen hebben betrekking op zoete wateren. In een aantal gevallen (Boezemkanalen Eemskanaal / Winschoterdiep; Boezemkanalen Oldambt en Kanaal Fiemel) staat hiervoor een chloride doelstelling genoemd. Dit betreft dan een concentratie van < 400 mg Cl/l bij een huidige concentratie van mg Cl/l. De beoordeling van het hergebruik van zoute bagger in KRW-termen komt neer op het kwantificeren van het begrip significant achteruitgang als uitwerking van het stand still begrip. In KRW-termen is geen sprake van een significante achteruitgang wanneer er geen sprake is van het overschrijden van een klassegrens. De klassegrenzen voor een aantal ecologische doelstellingen staan beschreven in het rapport Getalswaarden voor algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (RIZA, 2006). Een significante achteruitgang (ten opzichte van de goede toestand met betrekking tot chloride) betekent voor R6 een chloride concentratie van > (een matige toestand) en voor M30 een chloride concentratie van > of < mg Cl/l. Kijkend naar figuur 3 zal hergebruik van zoute bagger het minst snel aanleiding geven tot significante achteruitgang in de gebieden M30 (zwak brak) en M31 (brak). In de overige gebieden hangt deze significante achteruitgang in hoge mate af van de feitelijke uitloging en de schaal en periode waarop deze beoordeeld wordt (zie ook paragraaf 6.5: zoutvrachtbepaling). Overigens blijkt uit zowel de reactie van de heer Wolf van de provincie Groningen als de betrokkenen van waterschap Noorderzijlvest (de heer Slagman) en Hunze & Aa s (de heer Wanningen) dat de KRW-doelstellingen nog onvoldoende zijn uitgewerkt om daadwerkelijk in de praktijk te worden toegepast of om in dit stadium van de KRWdiscussie richting te geven aan het beleid. Dit zal voor 2009, bij het opstellen van de Stroomgebiedbeheerplannen, duidelijk zijn. 3.4 Beleid provincie en waterschappen Provinciaal beleid Op 14 december 2000 heeft de Provincie Groningen haar omgevingsbeleid vastgelegd in een Provinciaal Omgevingsplan (hierna te noemen: POP). In dit POP wordt ingegaan op grondstoffenvoorziening en grondstromen, waaronder het hergebruik van baggerspecie. Het POP meldt, dat voor de verwerking en berging van baggerspecie een structurele oplossing gewenst is, welke oplossing deels in het hergebruiken van de baggerspecie ligt. Daarbij zoekt de provincie naar de mogelijkheid van gebiedsspecifieke aanpak van de verwijdering van baggerspecie. Definitief rapport januari 2008

18 Het POP geeft aan dat voor onderhoudsbaggerslib klasse 1 en 2 de voorkeur uitgaat naar berging van het slib op de aangrenzende percelen, mits is aangetoond dat de volksgezondheid en de uitoefening van de landbouw geen risico lopen. De noodzaak tot het inrichten van tijdelijke en permanente depots voor voornamelijk klasse 3 en 4 slib blijft volgens het POP bestaan. De reeds bestaande depots blijven gehandhaafd. Het POP biedt aldus de ruimte voor hergebruik van zoute baggerspecie als structurele oplossing voor het probleem van zoute baggerspecie. Ter uitwerking van het POP heeft provincie Groningen de uitvoeringsnota Van last naar lust, Grondstromenbeleid provincie Groningen opgesteld. In dit rapport wordt benadrukt dat er zuinig en duurzaam met primaire grondstoffen moet worden omgegaan en dat waar mogelijk grondstoffen moeten worden ingezet die hergebruikt kunnen worden. In het rapport wordt het streven naar een (verdere) toename van het hergebruik van baggerspecie ter vervanging van primaire grondstoffen expliciet vermeld. In relatie tot verschillende functies worden in het POP II (5 juli 2006) de volgende uitgangspunten genoemd: Brakke natuur door verzilting: Ontwikkeling van brakke natuur in het noordelijk kustgebied vermindert de onnatuurlijk abrupte overgang van zout naar zoet water. Dit heeft een belangrijke meerwaarde voor de natuur. In overleg met betrokken partijen hebben we de afgelopen jaren diverse gebieden aan de Noordkust aangekocht. De inrichting en herstel van brakke milieus in de bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de noordkust is reeds in gang gezet. Landbouw in relatie tot verzilting: De landbouwgebieden in het noorden en oosten moeten worden doorgespoeld met zoet water om verzilting tegen te gaan. Zolang voldoende water beschikbaar is, worden de langbouwgebieden in Noord-Groningen doorgespoeld met zoet water om verzilting tegen te gaan. Het verzoete water kan worden gebruikt voor beregening van gewassen. Er wordt geen zoet water aangevoerd naar brakke natuurgebieden. Verder wordt in het POP verwezen naar de Nota Normdoelstellingen water (Provincie Groningen, 2002). Deze nota bevat voor elke functie een normdoelstelling waarmee duidelijk is aan welke eisen een waterhuishoudkundig systeem moet voldoen en op welke wijze met het waterhuishoudkundig systeem moet worden omgegaan om het in de gewenste toestand te houden. De normdoelstellingen ten aanzien van chloride die voor het hergebruik van zoute bagger relevant zijn, worden ten aanzien van de algemene functie van grond- en oppervlaktewater en de functie landbouw ontleend aan de vierde Nota waterhuishouding. De chloridenorm (MTR-waarde) voor oppervlaktewater is 200 mg Cl/l en voor grondwater (streefwaarde) is 100 mg Cl/l. Tenslotte zijn er momenteel contacten tussen Gedeputeerde Staten (gedeputeerde Bleeker) en Rijkswaterstaat ten aanzien van de mogelijkheden om kwelderaanwas te bevorderen met (zoute) bagger. Omdat de kwelders zijn aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied (VHR-gebied) zal een eventuele toepassing getoetst gaan worden aan de instandhoudingdoelstellingen die voor dit gebied zijn vastgesteld. Toepassing van (zoute) bagger mag niet leiden tot significante schade met betrekking tot deze doelstellingen. De resultaten van onderzoek en onderhandeling zijn nog niet bekend. Definitief rapport januari 2008

19 Beleid waterschappen Het beleid van de waterschappen ten aanzien van het gebruik van zoute bagger wordt met name bepaald door: het beleid om verzilting tegen te gaan; het beleid ten aanzien van gebiedsspecifieke normstellingen. Het Zoetwaterplan Noorderzijlvest bevat voorzieningen om door aan- en doorvoer van zoet water de verzilting van het oppervlaktewater te beperken (Waterbeheerplan ). Zoet (IJsselmeer)water wordt door Noord-Groningen gepompt. Door middel van compenserende maatregelen wil men plaatselijk de zout-zoet overgang proberen te herstellen. De verzilting van het oppervlaktewater doet zich met name in het kustgebied voor en dit betekent voor de akkerbouw een beperking in de gewaskeuze en de gewasopbrengst. Om daaraan wat te doen, wordt met de inzet van een stelsel van opvoergemalen en stuwen, het zogenoemde zoetwatercircuit, de verzilting verminderd. Dit zoetwatercircuit staat weergegeven in figuur 7. Dit gebied heeft een oppervlak van circa ha. Het zoetwatercircuit functioneert van circa 1 april tot circa 1 augustus. Getracht wordt het Elektrisch Geleidings Vermogen (de EGV waarde) van het water in de genoemde periode maximaal 3,0 ms/cm (± mg Cl - /l.) te laten zijn. Gegeven de inspanningen van het waterschap ten aanzien van de verziltingsbestrijding, is het waterschap bij monde van de heer Slagman wat terughoudend ten aanzien van het gebruik van zoute bagger: Laat bagger van buiten buiten. Gebruik het bijvoorbeeld om de aanwas van de kwelders te stimuleren. Concentreer het hergebruik van bagger op bagger afkomstig uit het gebied zelf. Het verziltingsbeleid van het waterschap Hunze & Aa s staat beschreven in het Beheersplan Verzilting is een proces waarbij er sprake is van extra zouten in het water. Chloride is hiervoor een goede indicator. Verzilting van oppervlaktewater is een probleem als het water wordt gebruikt voor landbouwkundige doeleinden, zoals veedrenking en beregening van gewassen. Dit speelt vooral langs de kust, vanwege de aanwezigheid van zoute kwel. Om deze reden wordt het oppervlaktewater in deze streken in bepaalde tijden doorgespoeld met zoeter water. Verzilting is daarnaast een probleem voor het ecologisch functioneren van wateren die van nature zoet zijn (bijvoorbeeld wateren op zandgronden). Ruim 80% van de hoofdmeetpunten in ons gebied voldoet aan de norm. Met name wateren in kleigebieden voldoen niet aan de norm. Het is de vraag of het zinvol is om in deze gebieden de chloridenorm na te streven. Getracht wordt de chlorideconcentraties van het water in de genoemde periode maximaal 400 mg Cl - /l. te laten zijn. Het Waterschap Noorderzijlvest heeft nog geen beleid ontwikkeld ten aanzien van gebiedsspecifieke normstelling. Waterschap Hunze & Aa s is bezig beleid te ontwikkelen ten aanzien van gebiedsspecifieke normstellingen. Dit onder het motto Bovenloop is geen poldersloot (Beheersplan ). In dit plan staat de ontwikkeling van dit beleid als volgt verwoord: Het beheersgebied van Hunze en Aa s kent zeven regionale stroomgebieden. Elk van deze watersystemen kent weer vele verschillende gebiedseigen watertypen, onder meer door verschillen in grondsoort en hoogteligging. Wij zijn dan ook van mening dat wij een differentiatie in waterkwaliteitsnormen moeten Definitief rapport januari 2008

20 doorvoeren. De norm voor bijvoorbeeld het chloridengehalte voor wateren vlak bij zee is naar ons inzicht een heel andere dan die van een beek bij Rolde. Bij het opstellen van de gebiedsspecifieke normen houden wij ook rekening met de functie van het water, de ecologische doelstellingen en de richtlijnen zoals deze zijn opgenomen in de Europese Kaderrichtlijn Water. De provinciale normen, zoals deze onder andere zijn verwoord in de Nota Normdoelstellingen Water Provincie Groningen, nemen wij mee bij de bepaling van de gebiedsspecifieke normering. Zo kent straks elk gebied zijn eigen definitie van schoon water. Voor toepassen zoute bagger wordt vooral gekeken naar gebiedseigen karakter/ concentraties of achtergrondconcentraties. In kleigebied komen zeer hoge Clconcentraties voor (tot circa mg Cl/l, in het Eemskanaal zelfs concentraties tot mg Cl/l). Momenteel worden de gebiedsspecifieke normen uitgewerkt door waterschap Hunze & Aa s. Dit is nog niet afgerond en concentraties zijn nog niet vastgesteld. Lopende deze discussie wel een aantal schoten voor de boeg : de KRW-normen, met name die voor M30 en M31, zijn voor Cl niet bruikbaar omdat de range veel te ruim is; beter om uit te gaan van achtergrondconcentraties en daarvan contourlijnen af te leiden. Waterschap Hunze & Aa s heeft daarvoor contourlijnen vastgesteld van concentraties in zomer van 400 mg Cl/l en mg Cl/l. Deze waarden zijn illustratief voor respectievelijk de bijdrage aan zoute kwel aan het Cl-gehalte en brakke invloeden langs de kust. Op basis van de door waterschap Hunze & Aa s beschikbaar gestelde contourlijnen, zijn de oppervlaktewatermeetpunten in het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest ook gebruikt voor het, indicatief, vaststellen van beide contourlijnen. Deze staan weergegeven in figuur 2 in de bijlage. Definitief rapport januari 2008

21 4 STOFGEDRAG EN GEOHYDROLOGIE 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de resultaten met betrekking tot het onderzoek naar het gedrag van chloride in grond uiteen gezet en zijn de resultaten van het geohydrologisch onderzoek opgenomen. 4.2 Eigenschappen zoute baggerspecie en stofgedrag Het zoutgehalte in baggerspecie op het moment van baggeren bedraagt circa mg/kg. Baggerspecie uit de Eemshaven is twee jaar geleden in depot gezet. De huidige gehalten variëren tussen de en mg/kg. Na twee jaar is in dit geval dus 10-20% van het zoutgehalte nog in de baggerspecie aanwezig. (bron: Groningen Seaports). Onderzoek en ervaringscijfers met betrekking tot uitloogonderzoek wijst uit dat chloride uiteindelijk vrijwel volledig uitspoelt. In navolgende paragrafen is uiteen gezet via welke transportroutes dit plaatsvindt. In algemene zin kan gesteld worden dat de transportroute van chloride gelijk is aan de stromingsrichting van uittredend water. Water is immers het mobiele medium. In paragraaf 6.4 zijn de consequenties opgenomen voor de toepassing van zoute baggerspecie op landbouwgrond. Hierin is ook de periode opgenomen waarbinnen de chloride uitspoelt. Dit blijkt overeen te komen met de bevindingen van de baggerspecie uit de Eemshaven namelijk circa één tot twee jaar. Knelpunt voor de landbouw vormt niet het chloridegehalte maar het rijpingsproces, dat langer duurt (zie verder paragraaf 6.4). 4.3 Geohydrologie Bodem De bovenlaag van de bodem in het noorden van Nederland bestaat voornamelijk uit zavel en klei (zie figuur 4 in de bijlage). Op enkele locaties, vooral in het Lauwersmeergebied, komt zand voor. Zand is goed doorlatend voor water, zavel minder goed en klei is slecht doorlatend. Wanneer zoute bagger op een zandgrond hergebruikt wordt, verspreidt het zout zich snel met het (regen)water in de bodem. Wanneer zoute bagger op een kleigrond wordt hergebruikt verspreidt het zich minder snel in de bodem en stroomt het (regen)water met het zout oppervlakkig af. Kwel/inzijging en flux Figuur 3 in de bijlage toont de kwel/inzijging in een gemiddelde situatie in het noorden van Nederland. In de gemeentes De Marne, Eemsmond en Delfzijl is de situatie voor een groot deel intermediair (geen/nauwelijks kwel of inzijging). Daarnaast komt op een aantal plekken lichte kwel of lichte inzijging voor en slechts op enkele plaatsen komt matige tot sterke kwel of inzijging voor. Vooral in de Eemshaven valt op dat sterke inzijging plaatsvindt. De verklaring hiervoor is dat de Eemshaven is opgehoogd en daardoor hoger ligt dan zijn omgeving. Wanneer sprake is van inzijging, zal de neerslag met het zout uit de bagger in de grond trekken richting het diepe grondwater, waar het zich regionaal kan verspreiden (afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem). Wanneer sprake is van kwel, zal de flux in het grondwater naar boven gericht zijn en zal het zout uit de bagger niet snel in het diepe grondwater terecht komen. De neerslag met het zout uit de bagger zal dan eerder in het oppervlaktewater terecht komen. Definitief rapport januari 2008

22 In grote delen van Noord-Nederland is de kwel van nature zout; hier wordt het oppervlaktewater doorgespoeld met zoet water ten behoeve van de landbouw (zie figuur 8.1). In deze gebieden is dus al een infrastructuur aanwezig om zoutinvloeden te neutraliseren. Een optie is de gebieden voldoende te doorspoelen, indien mogelijk, om extra zout uit de zoute bagger weg te spoelen. De grondwateraanvulling is berekend aan de hand van de potentiële verdamping, de neerslag, bodemgegevens en gewasfactoren. In de gemeentes De Marne, Eemsmond en Delfzijl zijn de verschillen klein. Er is nauwelijks oppervlakkige afstroming. Dit betekent dat het grootste deel van het water direct infiltreert in de bodem. Dit is ook te verwachten in een gemiddelde situatie, met een gemiddelde neerslagintensiteit. Echter, wanneer een intensieve bui plaatsvindt, zal op meer plaatsen de infiltratiecapaciteit worden overschreden, waardoor oppervlakkige afstroming plaatsvindt. Chloridegehalte grond- en oppervlaktewater Wanneer het grootste deel van de neerslag (oppervlakkig) afstroomt naar het oppervlaktewater, zal de kwaliteit van het oppervlaktewater vooral bepalend zijn voor het chloridegehalte van zoute bagger die eventueel in dat gebied hergebruikt kan worden. Wanneer het grootste deel van de neerslag in het grondwater terecht komt (als grondwateraanvulling), zal de kwaliteit van het grondwater bepalend zijn voor het chloridegehalte van zoute bagger die eventueel hergebruikt kan worden. Oppervlaktewater In gebieden waar kwel voorkomt en/of oppervlakkige afstroming plaatsvindt, zal de kwaliteit van het oppervlaktewater vooral bepalend zijn voor de kwetsbaarheid van het gebied voor zoute bagger. In gebieden vlak langs de kust is het oppervlaktewater van nature al relatief zout, doordat de kwel daar zout is. Hier zal het gebied waarschijnlijk minder gevoelig zijn voor zoute bagger. Wel is in een deel van dit gebied sprake van een verzoetingsbeleid (zie figuur 7 in de bijlage); hier wordt het gebied doorgespoeld met zoet water. Hier zal moeten worden nagegaan of het extra zout uit de zoute bagger ook kan worden weggespoeld met deze bestaande infrastructuur. In het kader van de KRW hebben alle oppervlaktewateren een typering gekregen, al naar gelang de fysische kwaliteitselementen van het oppervlaktewater, waaronder het chloridegehalte. In figuur 6 in de bijlage zijn de gebieden ingedeeld naar de KRWdoelstelling die het oppervlaktewater heeft gekregen. Vooral wateren van het type M30 en M31 zijn zout. Het valt op dat in de gemeente Delfzijl de KRW-doelstelling voor het open water overwegend zoet is. In de kustzone van de gemeente Eemsmond echter is de KRW-doelstelling voor het open water redelijk zout (M30), evenals in het westen van de gemeente De Marne (M31). De classificering die aan het open water is gegeven komt redelijk goed overeen met de gemeten chloridegehalten in het oppervlaktewater (figuur 2). Grondwater Wanneer het grootste deel van de neerslag infiltreert naar diepere lagen en zich regionaal verspreidt zal het grondwater vooral bepalend zijn voor de kwetsbaarheid van een gebied voor zoute bagger. Figuur 1 in de bijlage geeft de begrenzing aan van het zoute grondwaterlichaam. In gemeente De Marne en gemeente Eemsmond is het grondwater overwegend zout; in gemeente Delfzijl is het grondwater alleen zout dicht bij de kust. Definitief rapport januari 2008

23 Conclusie geohydrologie De gevoeligheid voor zoute bagger is het kleinst in gebieden, waar: 1. het grond- en oppervlaktewater zout is van zichzelf; 2. kwel plaatsvindt en geen inzijging; 3. klei voorkomt en geen zand. Daar waar het oppervlaktewater en het grondwater zout is, zal het hergebruik van zoute bagger relatief minder problemen geven voor de waterkwaliteit. In de kustzone van de gemeente Eemsmond en in het Lauwersmeer is het grond- en oppervlaktewater overwegend zout. Wel vindt in een groot deel van dit gebied verzoeting plaats ten behoeve van de landbouw. De bodem bestaat grotendeels uit lichte tot zware zavel, met op sommige locaties zand. Op twee plekken in dit zoute gebied vindt geen verzoeting plaats: in het Lauwersmeergebied en in de Eemshaven. Deze plekken zijn daardoor waarschijnlijk het minst gevoelig voor zoute bagger. Wel vindt in deze gebieden inzijging plaats. Ook in de rest van het zoute grond- en oppervlaktewatergebied zijn wellicht mogelijkheden voor het hergebruiken van zoute bagger. Het toevoegen van extra zout lijkt tegenstrijdig met het verzoetingsbeleid, maar wellicht kan met de huidige natte infrastructuur voldoende zoet water worden aangevoerd om het extra zout uit de zoute bagger weg te spoelen. Dit is echter geen duurzame maatregel. Bovendien speelt het aspect verdringingsreeks uit de Waterwet. Deze reeks geeft aan waarvoor opeenvolgend het beschikbare water gebruikt mag worden. De locaties waar eventueel zoute bagger hergebruikt kan worden, moeten worden gezocht in gebieden waar de bodem slecht doorlatend is, zodat de neerslag (met het zout) niet snel de bodem intrekt, ofwel waar de zoute bagger min of meer geïsoleerd van zijn omgeving kan worden opgeslagen. Definitief rapport januari 2008

24 5 RISICOBEOORDELING EN NORMEN 5.1 Inleiding Het beoordelen van de feitelijke risico s wordt gebaseerd op de analyse van het gronden oppervlaktewatersysteem. Het inzicht in de samenhang binnen dit systeem en de transportroutes daarbinnen vormt de basis voor het beoordelen van de effecten en risico s van chloride op en voor functies. Naast de bodemgebruikfuncties zijn hiervoor ook de functies van grond- en oppervlaktewater en ecologische doelstellingen van het oppervlaktewater geïnventariseerd (zie hoofdstuk 3). De te hanteren risicobeoordelingsmethode dient zoveel mogelijk afgestemd te worden op de mogelijkheden van de risicotoolbox. Afleiden lokale maximale waarden met de risicotoolbox Bij de afleiding van lokale maximale waarden zijn gemeenten wettelijk verplicht om de risicotoolbox te gebruiken. De toolbox is gebaseerd op een risicobenadering, die aan de hand van lokale omstandigheden wordt gespecificeerd voor een gebied. Het resultaat uit de toolbox zijn maximale waarden waarbinnen voldoende garanties zijn opgenomen voor een veilig gebruik van de bodem. De gebruiker is niet verplicht om het resultaat van de risicotoolbox direct over te nemen. Naast de risicobenadering speelt namelijk ook de achtergrondwaarde in het gebied een rol. De regelgeving vraagt de overheden om een beleid te voeren waarin tenminste wordt voldaan aan standstil op gebiedsniveau. Om die reden kan een gemeente besluiten om strengere of minder strenge lokale ambities te hanteren, dan het resultaat van de risicotoolbox. In het laatste geval dient de gemeente de minder strenge lokale maximale waarde te beargumenteren, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar het daadwerkelijk optreden van risico s in het gebied. De risicotoolbox is voor chloride niet van toepassing. De gehanteerde methodiek is in dit hoofdstuk uiteen gezet. In tabellen 1 en 2 in bijlage 2 zijn de landelijke normen en grenswaarden van chloride in relatie tot gebruiksfuncties weergegeven. In gezamenlijk overleg met de projectgroep is besloten in deze pilot het gehalte aan sulfaat (en overige stoffen) buiten beschouwing te laten, omdat chloride veelal bepalend is voor de hergebruik(on)mogelijkheden. In navolgende paragraaf is een korte toelichting hierop gegeven. 5.2 Normen en grenswaarden Landbouw De grenswaarden voor landbouw (drinkwater voor vee en beregening) hebben geen formele status, maar zijn gebruikswaarden (attenderingswaarden voor waterkwaliteit). Ze zijn van toepassing in de traditionele zoete landbouw, dit wil zeggen óók voor de landbouw in die gebieden waar verzilting actief (door doorspoeling met zoet water) wordt bestreden, zoals het geval kan zijn in binnendijks gelegen brakke gebieden in Groningen. Landbouwgewassen hebben een uiteenlopende zouttolerantie. Zo worden in literatuur grenzen genoemd variërend van 300 mg/l chloride voor sla en maïs tot mg/l voor granen. Hieruit blijkt dat zelfs bij zwak brakke omstandigheden (zie verderop) reeds zoutschade op kan treden met als gevolg productieverlies. In het algemeen is de opbrengstreductie recht evenredig met de zoutconcentratie (Brouwer et al, 2003). Definitief rapport januari 2008

25 In relatief zoute sloten daarentegen in de kustgemeenten (tot mg/l) heeft de landbouw schijnbaar weinig last van het zout, mits niet beregend wordt. Mens Er is geen norm voor chloride beschikbaar voor zwemwater. Blijkbaar vormt chloride in dit opzicht geen probleem voor humane blootstelling. Dit is consistent met het beeld dat ook in zeewater gezwommen wordt. Ecologie Het zoutgehalte van het oppervlakte- en/of grondwater vormt een belangrijk onderscheidend kenmerk voor de functie natuur (ecologie). In onderstaande tabel wordt een veelgebruikte klassenindeling gegeven op basis van het zoutgehalte (bron: Handboek Natuurdoeltypen, 2001). Klasse* Chloridegehalte (mg/l) Zeer zoet < 150 Zoet Zwak brak Licht brak Matig brak Sterk brak tot zout > * Handboek Natuurdoeltypen, 2001, 2 e editie. De zouttolerantie van soorten organismen in oppervlaktewater verschilt per soort en soortgroep. Zo wordt verwacht dat ( zoete ) vissoorten pas bij concentraties chloride > 600 mg/l effecten laten zien. Echter, er zijn zoete soorten die alleen (veel) lagere concentraties verdragen en soorten die een veel hogere tolerantie voor (schommelingen in) zoutconcentraties hebben. Van soorten van (zwak) brakwater kan verwacht worden dat ze zijn aangepast aan schommelende zoutconcentraties. Daardoor zullen zij naar verwachting geen nadelige gevolgen ondervinden van enigszins verhoogde zoutgehalten, mits deze niet tot extreme waarden (>1.000 mg Cl/l) oplopen. Deze indeling zal naar verwachting vervangen worden door oppervlaktewaterdoelstellingen die in KRW kader geformuleerd worden (zie ook paragraaf 6.3). Conclusie van het normenoverzicht Uit het gepresenteerde overzicht van normen in deze paragraaf en in de tabellen in bijlage 2, blijkt dat met name de functie ecologie kwetsbaar is voor een verhoging van chloridegehalten. 5.3 Normen voor oppervlaktewater vastgesteld door de Waterschappen Waterschap Hunze & Aa s Hieronder wordt het beleid ten aanzien van normen van het Waterschap Hunze en Aa s toegelicht (bron: S. Rozema d.d. 21 december 2006). Waterschap Hunze en Aa s onderzoekt momenteel de mogelijkheid om voor het noordelijk deel van het beheersgebied voor chloride een gebiedsspecifieke norm vast te leggen. Deze norm ligt op 400 mg/l. In een toelichting hierop wordt aangegeven dat deze norm als een absolute norm gehanteerd zal worden indien overschrijding wordt Definitief rapport januari 2008

26 veroorzaakt door niet-natuurlijke oorzaken. Het uitlogen van opgebrachte bagger is voor het waterschap een niet-natuurlijke oorzaak van verhoging van het chloride gehalte en zou dus nooit mogen leiden tot een overschrijding van 400 mg/l. De norm 400 mg/l is gekozen omdat bij dit gehalte deze parameter niet belemmerend is voor het behalen van de KRW-ecologische doelstellingen (GEP: Goed Ecologisch Potentieel) in de waterlichamen boezem Oldambt, boezem Duurswold en kanaal Fiemel). Als binnen deze waterlichamen aan de norm wordt voldaan, is er geen reden om maatregelen te treffen in de sloten die afwateren op deze waterlichamen. Echter, voor het gehele watersysteem geldt wel het principe van geen achteruitgang, zoals opgenomen in de KRW. Daarmee moet dus bij de emissies naar oppervlaktewater rekening gehouden worden. Daarnaast hanteert het Waterschap Hunze en Aa s nog een norm van 400 mg/l als doorspoelnorm voor de landbouw. Daarbij wordt door het waterschap aangetekend dat in veel noordelijke gebieden van het waterschap beregening niet aan de orde is vanwege de kans op bruinrot. Dit betekent dat daar in veel gevallen geen doorspoeling plaatsvindt. Waterschap Noorderzijlvest Waterschap Noorderzijlvest onderzoekt momenteel de mogelijkheid om voor het beheersgebied voor chloride een gebiedsspecifieke norm vast te stellen, in relatie tot de Kaderrichtlijn Water. Beschikbare metingen van concentraties in bodem, grondwater en oppervlaktewater in het studiegebied Om inzicht te krijgen in het chloride gehalte dat in de verschillende compartimenten in het studiegebied wordt aangetroffen, is in tabel 1 een overzicht gegeven van de beschikbare gegevens. Deze gegevens fungeren als achtergrondwaarde voor chloride. Tabel 1. Overzicht van beschikbare gehalten chloride, gemeten in verschillende compartimenten Compartiment en locatie of bron Datum en frequentie van Gehalte chloride, gemeten monstername Min. Gem. Max. Oppervlaktewater Parallelsloot Oosterveldweg in Farmsum 2004 (zomer en één wintermeting) 152 mg/l 344 mg/l 562 mg/l (omgeving Delfzijl) (2) en 2006 (maandelijks) Oosterhorn, Heemkesbrug (Delfzijl) door het (maandelijks) 62 mg/l mg/l mg/l Waterschap Hunze en Aa s* (1) Freatisch grondwater 11 meetpunten provinciaal Bodemkwaliteitsmeetnet** (1) mg/l mg/l mg/l (1) Data aangeleverd door Alfred Huinder, Werkgroep zoute bagger, provincie Groningen (2) Data aangeleverd door Sietze Rozema, Werkgroep zoute bagger, Waterschap Hunze & Aa s Conclusie van de achtergrondwaarden van chloride Uit het overzicht in tabel 1, de gegevens van het RIVM en de KRW nulmeting voorjaar 2006, blijkt dat de achtergrondgehalten van chloride in de zeekleigebieden van Groningen voor zowel oppervlaktewater, als freatisch en middeldiep grondwater gemiddeld ruim boven de streefwaarden zullen liggen. Definitief rapport januari 2008

27 6 GEVOLGEN HERGEBRUIK ZOUTE BAGGERSPECIE 6.1 Inleiding De mogelijkheden en gevolgen voor hergebruik van zoute baggerspecie zijn besproken met belanghebbende partijen in een workshop. In bijlage 4 zijn de resultaten van de workshop opgenomen. In dit hoofdstuk zijn de gevolgen van de zoutvracht die bij hergebruik van baggerspecie naar de omgeving uitspoelt, in relatie tot de KRW doelstellingen uitgewerkt. 6.2 Gevolgen hergebruik zoute baggerspecie voor de omgeving Aan de hand van een concreet voorbeeld wordt in deze paragraaf inzichtelijk welke aspecten bij hergebruik van zoute baggerspecie een rol spelen. Valgen West Zoute baggerdepot Valgen West is in 1993 aangelegd op industrieterrein Oosterhorn (chemiepark) in de gemeente Delfzijl. Het rijpingsproces heeft plaatsgevonden binnen een traject van cm vanaf het maaiveld. Daaronder bevindt zich circa 2 tot 3 m ongerijpte specie (blubber, spons). Belangrijk in het kader van het zoute baggerproject is het feit dat in 14 jaar tijd slechts cm gerijpt is. Aanbrengen in lagen van meer dan 0,5 tot 1 meter is dus klaarblijkelijk niet effectief en dus niet gewenst. Dit is echter sterk afhankelijk van de samenstelling van het slib (zand- versus kleifractie) en de ontwateringsomstandigheden. De ontwateringomstandigheden in Valgen West zijn niet ideaal. Daarnaast geniet directe toepassing zonder tussendepot logischerwijs sterk de voorkeur, hetgeen echter ook afhankelijk is van de beoogde functie van de locatie. Ongerijpte baggerspecie direct ter plaatse van dijken toepassen bijvoorbeeld is niet reëel. Probleemstelling Een belangrijke vraag in het kader van dit project is: waar hebben we het feitelijk over? Wat is de zoutvracht, wat zijn de gevolgen daardoor qua belasting voor het milieu, wat is de ecologische schade? Er is altijd sprake van tijdelijke uitspoeling bij toepassing van zoute bagger. Het waterschap hanteert ten aanzien van zout het stand still beginsel en staat in principe een extra (tijdelijke) zoutvracht niet toe, er wordt veel geïnvesteerd in verzoeten. Daarentegen staat het gebruik van IJsselmeerwater voor verzoeting momenteel ter discussie. Extra emissie past niet in het beleid, er wordt in principe nooit verslechtering toegestaan vanaf de situatie in Tijdelijke verhoging is wellicht mogelijk zolang het binnen de gestelde doelen blijft. Vermoedelijk bevat verse baggerspecie echter te veel chloride. Het is ook sterk afhankelijk van de stromingsrichting van het oppervlaktewater, het volume van het ontvangende water en de huidige chloride concentratie. Wat wordt de nieuwe concentratie? Waar stroomt het naar toe? Een vrachtberekening is van belang om na te gaan of de toename substantieel is danwel een druppel op een gloeiende plaat. Definitief rapport januari 2008

28 6.3 Bepaling zoutvracht en gevolgen in relatie tot de Kaderrichtlijn Water Onderzocht moet worden wat het effect is van de toepassing op de sloten/waterlichamen waarop het zoute water dat uit de baggerspecie uitloogt afwatert. Hiertoe is voor drie verschillende fictieve scenario s berekend wat de vracht en concentratie aan chloride is die per tijdseenheid uitloogt. Op basis van de resultaten van deze berekeningen moeten de volgende vragen worden beantwoord: Hoe erg zijn deze vrachten voor de sloten/waterlichamen gelet op de KRW? Is dit (en zo ja op welke wijze) afhankelijk van: Het seizoen waarin de uitloging plaatsvindt? de omvang van de sloten? De KRW-typering van de sloten/waterlichamen? Deze vragen worden hieronder beknopt beantwoord. Aannames Bij het beantwoorden van de vragen is gebruik gemaakt van een Excel spreadsheet waarin voor drie scenario s de vracht en concentratie aan chloride die per tijdseenheid uitloogt is berekend. De aannames die in deze spreadsheet zijn gedaan met betrekking tot de snelheid van uitloging (als gevolg van rijping en neerslag) komen overeen met de literatuur die op dit gebied beschikbaar is (onder andere Handreiking rijping baggerspecie en Handboek bodemsaneringtechnieken). De chloride uitspoeling en belasting van het oppervlaktewater is bepaald voor een tweetal situaties, uitgaande van 90% uitspoeling in twee jaar: m 3 met laag van 1 m op industrieterrein; m 3 in 1 kilometer slaperdijk als maat voor het met bagger repareren/herstellen van slaperdijken. De zoutvracht bij ophoging van het industrieterrein is voor twee scenario s bepaald: met gerijpte baggerspecie en directe toepassing met ongerijpte bagger. Voor de bepaling van de zoutvracht voor slaperdijken is logischerwijs van gerijpte baggerspecie uitgegaan. Beantwoording vragen KRW-typering en normering sloten Watertypen worden voor de KRW ingedeeld naar het best gelijkende (natuurlijke) watertype (zie ook paragraaf 3.3, KRW-doelstellingen voor het pilotgebied). Voor de sloten in dit onderzoek is dat waarschijnlijk watertype M30 (zwak brakke wateren). Voor de watertypen zijn conceptmaatlatten afgeleidt. In de maatlatten staan naast grenzen voor de biologische kwaliteitselementen ook grenzen voor fysisch-chemische parameters (bijvoorbeeld zoutgehalte), met als norm (ondergrens) voor de parameters de Goede Ecologische Toestand (GET). Let wel: de maatlatten zijn opgesteld voor natuurlijke wateren. In Nederland hebben we vooral sterk veranderde en kunstmatige wateren. De norm (ondergrens) wordt dan het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Het GEP is afgeleid van het best gelijkende natuurlijke type, maar kan, mits goed beargumenteerd, lager uitvallen dan de GET. Dit is het geval voor M30. Definitief rapport januari 2008

29 Een mogelijk watertype is ook M1b (niet-zoete gebufferde sloot op minerale bodem). Hiervoor zijn ook conceptmaatlatten opgesteld maar deze gaan niet uit van een natuurlijk watertype en geven als ondergrens voor parameters het GEP. Hiervan kan niet meer afgeweken worden omdat al rekening is gehouden met het sterk veranderde danwel kunstmatige karakter van het waterlichaam. De sloten/waterlichamen waarop de zoute bagger afwatert, kunnen waarschijnlijk worden getypeerd als type M1b of M30. In tabel 2 zijn voor deze watertypes de in de conceptmaatlatten voorgestelde zoutgehaltes opgenomen. Ter vergelijking zijn in deze tabel ook de waarden voor een zoete gebufferde sloot (M1a) en kleine brakke tot zoute wateren (M31) opgenomen. Tabel 2. Zoutgehalte, zomerhalfjaargemiddelde, saliniteit in mg Cl/l KRW MEP/ZGET* GEP/GET Matig Ontoereikend Slecht M1a (zoete sloot) >300 M1b (niet-zoete sloot) , > < 50 M30 (zwak brakke wateren) M31 (kleine brakke tot zoute wateren) Toelichting , > < < * : Maximaal Ecologisch Potentieel/Zeer Goed Ecologisch Potentieel Beoordeling effect afwatering zoute baggerspecie Aangezien het hier om een theoretische exercitie gaat nemen we voor de beoordeling als ondergrens de GEP/GET waarde. De best gelijkende typen voor de sloot zijn M1b of M30 (watertype is best gelijkende natuurlijke type en dus niet afhankelijk van zoute bagger die op het aangrenzende land wordt gebracht). Als de sloten waarop de zoute baggerspecie uitspoelt zijn aangewezen als een KRW waterlichaam, dan moeten ze aan minimaal de GET/GEP waarde voldoen. Dit komt neer op mg/l voor M1b of mg/l voor M30. Het seizoen van uitloging maakt voor de totaalbeoordeling weinig uit, omdat voor chloride jaargemiddelden worden gehanteerd. De slootjes zijn zelf met een zoutgehalte van 1 g Cl/l brak. De levensgemeenschap zal hierop zijn aangepast door de aanwezigheid van soorten met een tolerantie voor zout water. De vracht die er in de sloten bij komt zal naar verwachting een zeer groot effect hebben op de levensgemeenschap; het water is zout en komt in grote volumes op het relatief kleine volume slootwater. Het licht brakke slootwater wordt vervangen door het zoute zeewater uit de baggerspecie (14,9 g Cl/l voor scenario 1) en zal uiteindelijk uitkomen op een concentratie die zeer dicht bij het uittredend water (=zeewater) in de buurt komt. Hiermee worden dus de grenzen voor de typen M1b, M30 ruim overschreden. Ook de grenzen voor het type M31 worden overschreden, hoewel dit type eigenlijk niet een goed gelijkend watertype is voor de sloten met het oorspronkelijke zoutgehalte van 1 g/l. De brakwaterlevensgemeenschap uit de sloot zal verdwijnen en mogelijk worden vervangen door een soortengemeenschap aangepast aan het leven in zout zeewater (afhankelijk van bereikbaarheid sloten voor zoutwatersoorten) of een dode sloot worden zonder al te veel levende organismen (alleen wat algen o.i.d.). Definitief rapport januari 2008

30 Voor de scenario s 2 en 3 speelt hetzelfde verhaal (normen worden overschreden) hoewel het minder ernstig is en de uiteindelijke concentraties in de sloot wat lager komen te liggen (5 g Cl/l). Hierin kan zich wellicht een deel van de oorspronkelijke levensgemeenschap dat een hogere zouttolerantie heeft nog handhaven maar de soortenrijkdom in de sloot zal omlaag gaan. Afwenteling In principe gelden de MEP/GEP waarden alleen voor sloten die zijn aangewezen als KRW-waterlichaam. Gelet op de dimensie van de sloten (1 m 3 / strekkende m) is dit waarschijnlijk niet het geval (dit is van toepassing bij sloten met een doorsnee vanaf circa 6-8 m). Dit betekent dat de KRW normen dan niet van toepassing zijn en hoge zoutgehalten (en aangepaste levensgemeenschappen) vanuit een KRW-oogpunt geen probleem zijn. Wat wel gaat spelen is de afwenteling. Is er een KRW-waterlichaam dat water ontvangt uit de sloten? Zo ja, wat is het effect van de zoute bagger, via de slootjes, op het zoutgehalte in dit ontvangende water? De uitspoeling van zout uit de baggerspecie mag er niet toe leiden dat de grenswaarden in een benedenstrooms (KRW-)waterlichaam worden overschreden. Of dit gebeurt, is onder andere afhankelijk van het debiet van het KRW-waterlichaam en de vracht aan chloride uit de sloten. Conclusie Het effect van de zoute bagger op de biologie van de sloten is erg groot doordat er bijna puur zeewater uittreedt uit de baggerspecie. KRW-normen voor het zoutgehalte zullen worden overschreden. In een vervolgstudie voor het bepalen van een geschikte locatie kan aandacht aan het volgende worden geschonken: Zijn de sloten aangewezen als een KRW waterlichaam? Wateren de sloten af op een KRW waterlichaam (van belang in verband met afwenteling)? Of rechtstreeks naar Dollard/waddenzee? Gaan er naast zout ook nog nutriënten uitspoelen? 6.4 Gevolgen zoute bagger op landbouwgrond Gezien het grote aanbod van zoute bagger, in de orde van miljoenen m 3 in de komende periode, is naar verwachting de plaatsingsruimte op industrieterreinen of te ontwikkelen woongebieden onvoldoende. De vraag ligt daarom voor, welke consequenties verwacht mogen worden bij toepassing van de zoute bagger op landbouwgrond die de bestemming landbouwgrond houdt. Het inventariseren van de consequenties van zoute bagger op landbouwgrond bleek veel ingewikkelder dan gedacht. Blijkbaar is onze collectieve kennis en ervaring die we bij de inpolderingen en watersnoodramp hebben opgedaan met pensioen of bij reorganisaties verdwenen. Voor deze beschrijving hebben wij daarom dankbaar gebruik gemaakt van de kennis van de heer Jan Huinink van de Directie Kennis van het ministerie van LNV. Bij toepassing van zoute bagger op landbouwgrond speelt een tweetal factoren een rol: samenstelling van de bagger in relatie tot de samenstelling van de bodem; dikte van de laag bagger. Definitief rapport januari 2008

31 Samenstelling van de bagger in relatie tot de samenstelling van de bodem De acceptatie van de bagger door agrariërs zal voornamelijk bepaald worden door de samenstelling van de bagger (na ontzilting en rijping) in relatie tot de samenstelling van de bodem. De bodem zoals die in gebruik is als landbouwgrond heeft een bepaalde samenstelling wat betreft organische stof en lutum gehalte. Belangrijk voor de toe te passen bagger is, dat de textuur van de bagger aansluit op die van de bodem, of, deze in ieder geval niet verslechtert. De samenstelling van de te gebruiken bagger als functie van de samenstelling van de bodem staat in tabel 3. Tabel 3. Samenstelling te gebruiken bagger voor verschillende bodemtypen Type Bodem Organische stof gehalte bagger* Lutum gehalte bagger Zand: % lutum < < 15 Lichte zavel: % lutum Zware zavel: % lutum Lichte klei: % lutum Zware klei: % lutum > Veen: % organische stof > 15 > 20 geen eis Toelichting * : Initieel gehalte: na rijping zal het gehalte circa 40% lager zijn De chemische samenstelling van de bagger, natrium, chloride, sulfaat, is van minder belang omdat deze stoffen tijdens de rijping (waarbij gips wordt toegediend) uitspoelen. Dikte van de laag bagger Bagger kan in iedere dikte toegepast worden op landbouwgrond. Bij toepassing van een dikte tot circa 25 cm, zal er naar verwachting zoveel zout uitspoelen gedurende de winterperiode, dat er bij toepassing in het najaar weer gewassen verbouwd kunnen worden in het daaropvolgende voorjaar, mits de bemestingstoestand (N, P en K) op peil is gebracht. Bij toepassing van een dikte > 20 cm kan de bagger niet door de bestaande bovengrond worden gewerkt en dient de bagger eerst te rijpen voordat deze grond geschikt is voor landbouwkundig gebruik. Deze periode is niet alleen nodig voor het uitspoelen van de zouten, dit duurt hooguit één tot twee jaar, maar is vooral nodig voor de structuurvorming: de bagger wordt daarbij grond en bodem. Daarna is de structuur weer hersteld en zijn er geen beperkingen voor het landbouwkundige gebruik. De organische stof eis voor de samenstelling van de bagger in vergelijking met die van de bestaande grond geldt alleen de bovenste 50 cm. Daaronder mag de bagger een organische stofgehalte bevatten tussen 0 en 15%. De lutum eis geldt voor het gehele opgebrachte baggerpakket. Bij het opbrengen van de bagger moet niet alleen rekening worden gehouden met het voortdurend omleggen van de slang waarmee de bagger wordt opgespoten (om grote verschillen in textuur te voorkomen), maar is het ook belangrijk gips toe te voegen om het instorten van de bodemstructuur te voorkomen tijdens het verzoeten en rijpen van de bagger. Bij een baggerdikte van 1 meter is een periode van circa zes jaar met de rijping gemoeid. Deze periode is niet alleen nodig voor het uitspoelen van de zouten, dit duurt hooguit één tot twee jaar, maar is vooral nodig voor de structuurvorming van de bodem. Gezien de dikte van de bagger, zal eerst riet geteeld worden (twee jaar). Wanneer het bovenste gedeelte van de bagger is ontzout en grotendeels gerijpt, kan na twee jaar koolzaad geteeld worden (twee jaar), gevolgd Definitief rapport januari 2008

32 door granen (twee jaar). Daarna is de structuur gevormd en zijn er nauwelijks beperkingen meer voor een landbouwkundige gebruik. De acceptatie van de bagger hangt vooral af van de relatie van samenstelling van de bagger in relatie tot de samenstelling van de bestaande bodem en de mate van schadeloosstelling voor de opbrengstdervingen in de eerste 6 jaar. Meerwaarde Het toepassen van zoute bagger kan aantrekkelijk zijn voor de boeren wanneer die daarvoor financieel gecompenseerd worden. Vuistregels hiervoor zijn altijd discutabel, maar ter indicatie kan een bouwplangemiddelde gehanteerd worden van 3.500,-- euro per hectare per jaar. Dit houdt het midden tussen gewassen met hoge opbrengsten (zoals pootaardappelen) en lagere opbrengsten (zoals granen). Naast financieel nut kan een nuttige toepassing bestaan uit het verbeteren van de structuur van de bodem. Het is voor sommige boeren aantrekkelijk de bouwvoor van zavel of klei te vervangen door grond (bagger) met een lager lutumgehalte. Ook vervanging van een zand(boven)grond door zavel kan landbouwkundig een bodemverbetering zijn. Tenslotte kan het toepassen van bagger passen in het landbouwkundig beheer van de grond op langere termijn, namelijk door het maaiveld te verhogen ten opzichte van het slootpeil. Voor zavel en kleibouwland geldt een gewenste maaiveldhoogte van meer dan 140 cm boven slootpeil, voor grasland is dit 90 cm. Resumerend Na enige discussie in de werkgroep over de haalbaarheid en reële mogelijkheid voor hergebruik van zoute baggerspecie in de landbouw wordt besloten dit aspect niet in het kader van dit project verder uit te diepen. Op basis van vervolgstudie en maatwerk zijn wellicht mogelijkheden aanwezig, maar dit reikt te ver in het kader van dit project. Definitief rapport januari 2008

33 7 TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt op basis van de resultaten van de verschillende onderwerpen uit voorgaande hoofdstukken inzicht gegeven in de toepassingsmogelijkheden van zoute baggerspecie. Middels het koppelen van de beleidsruimte met risico s en de verschillende omgevingsfactoren (geohydrologie, functies) wordt inzichtelijk gemaakt welke knelpunten en kansen naar voren komen. In het kader van dit project is in een workshop de mogelijkheden voor hergebruik van zoute baggerspecie besproken met belanghebbende partijen. De bevindingen van de workshop zijn in paragraaf 7.3 opgenomen. Het verslag van de workshop en de deelnemerslijst is in bijlage 4 opgenomen. 7.2 Beleids- en risicospoor in relatie tot functie Tabel 4 maakt inzichtelijk bij welke functie welke categorie grond/baggerspecie hergebruikt mag worden. Wat is het toetsingskader en hoeveel zout mag in de bagger zitten bij welke toepassing/functie? Tabel 4. Hergebruikmogelijkheden in relatie tot beleid BBK generiek Wonen Referentiewaarde Wonen (geen norm) Industrie Referentiewaarde industrie (geen norm) Landbouw AW 2000: 200 mg/kg ds Natuur AW 2000: 200 mg/kg ds Wegbermen Referentiewaarde industrie (geen norm) Overig AW 2000: 200 mg/kg ds BBK KRW Beleid provincie+ KRW gebiedsgericht Opp.water gemeenten grondwater risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam risicotoolbox M30/M31 Geen eigen beleid Binnen zout grondwaterlichaam Beleid Waterschappen > mg/l en buiten zoetwatercircuit > mg/l en buiten zoetwatercircuit 400 mg/l in opp. Water > mg/l en buiten zoetwatercircuit > mg/l en buiten zoetwatercircuit > mg/l en buiten zoetwatercircuit Uit tabel 4 blijkt dat bij de invulling van gebiedsgericht beleid de feitelijke risico s met behulp van de risicotoolbox bepaald moeten worden en dat de functie hierbinnen geen onderscheidend criterium is. Deze risicotoolbox is echter vooralsnog niet op chloride van toepassing. De feitelijke risico s en toepassingsmogelijkheden zijn in vorige hoofdstukken aan de orde gekomen en worden dus bepaald door de fysieke omgevingsfactoren in relatie tot de functies en het beleid, en niet zo zeer door verschillende gehalten aan chloride in de baggerspecie. Definitief rapport januari 2008

34 7.3 Bevindingen workshop De mogelijkheden voor hergebruik van zoute baggerspecie zijn besproken met belanghebbende partijen in een workshop. Onderstaand zijn de conclusies weergegeven. Plenair zijn de volgende conclusies getrokken: Het Besluit bodemkwaliteit maakt door middel van de invulling van gebiedsspecifiek beleid hergebruik van zoute bagger in brakke of zoute gebieden mogelijk. Het Besluit bodemkwaliteit blijkt geen belemmering te vormen, echter wel onder meer: de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO), KRW, PKB Waddenzee, RO/POP, Natura 2000 (VHR), het verzoetingsbeleid, de Wet Milieubeheer (WM). Hergebruik is pas mogelijk indien ook binnen de kaders van deze wet- en regelgeving en beleid groen licht wordt verkregen. Toepassing is sterk afhankelijk van textuur en samenstelling: de civieltechnische en geotechnische kwaliteit. Zand is geschikt voor wegenbouw en ophoging industrieterreinen, klei voor herstel wierden, dijktaluds, buitendijks herstel kwelders. Meer inzicht is gewenst in de samenstelling en textuur van gerijpte en ongerijpte baggerspecie; wat is het verschil. Gerijpte bagger is geschikter maar duurder doordat het in depots moet rijpen. Hergebruik is vooral voor grootschalige toepassingen kansrijk, zeker indien het ongerijpte specie betreft. Landbouwkundige toepassingen zijn vooral zinvol op oude zeekleigronden landinwaarts, echter hier vormt het zoetere oppervlakte- en grondwater een groter probleem, naast hogere transportkosten. Bagger heeft een imagoprobleem, ondanks dat het veel voordelen heeft. Er is geen/weinig autonome vraag naar (zoute) baggerspecie. Marktwerking: bagger is duur. De Natura 2000 discussie begint pas, dit biedt wellicht mogelijkheden. Dit geldt ook voor stroomgebiedbeheerplannen. Door te kiezen voor zoute baggerspecie als pilot voor het verkennen van de mogelijkheden van gebiedsspecifiek bodembeleid hebben we met veel meer aspecten te maken dan indien we bijvoorbeeld voor hergebruik van licht verontreinigde grond met metalen hadden gekozen. Voordeel is wel dat met zoute baggerspecie er niet een fictief geval maar een reëel geval gebruikt is voor de pilot, en dat daarnaast gelijk het geheel in een veel breder integraal kader wordt geplaatst (RO, KRW, POP, etc.). 7.4 Mitigerende of compenserende maatregelen Op basis van de risicoanalyse, systeemanalyse en beleidinventarisatie komen geschikte gebieden naar voren waar het mogelijk is om zoute baggerspecie her te gebruiken. De zoutvracht die naar de directe omgeving uitspoelt is echter dusdanig dat hergebruik enkel mogelijk is indien mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat het zoute uittredende water niet in de omgeving terecht komt. Hergebruik is dan in principe overal mogelijk, en niet gelimiteerd tot een bepaalde functie van het gebied. Op basis van de functie van de locatie zijn wel verschillende maatregelen nodig. In een woonwijk dienen bijvoorbeeld andere maatregelen genomen te worden dan bij de aanleg van een toekomstig industrieterrein. Definitief rapport januari 2008

35 Onderstaand zijn enkele voorbeelden van mitigerende maatregelen opgenomen. Drainage + afvoer uittredend water naar zee (minimaal eerste twee jaren). Middels geïsoleerd slotenstelsel uittredend water afvoeren naar zee (minimaal eerste twee jaren). Tussenopslag in depots, waardoor rijping plaats vindt. Ontzilting buitendijks. Zout water met zoet water verpompen/doorspoelen. Definitief rapport januari 2008

36 8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 8.1 Inleiding In dit project zijn de mogelijkheden verkend voor de invulling van gebiedsspecifiek beleid voor hergebruik van zoute baggerspecie in de noordelijke gemeenten van de provincie Groningen. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste conclusies opgenomen. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan voor het vervolgtraject. 8.2 Conclusies Op basis van een inventarisatie van de risico s voor de omgeving, systeemanalyse en beleidinventarisatie komen enkele gebieden naar voren waar het mogelijk is om zoute baggerspecie her te gebruiken. De zoutvracht die naar de directe omgeving uitspoelt, is echter dusdanig dat hergebruik enkel mogelijk is indien mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat het zoute uittredende water niet in de omgeving terecht komt. Hergebruik is dan in principe overal mogelijk, en niet gelimiteerd tot een bepaalde functie. Op basis van de functie van de locatie zijn wel verschillende maatregelen nodig. In een woonwijk dienen bijvoorbeeld andere maatregelen genomen te worden dan bij de aanleg van een toekomstig industrieterrein. Het Besluit bodemkwaliteit maakt door middel van de invulling van gebiedsspecifiek beleid hergebruik van zoute bagger in brakke of zoute gebieden mogelijk. De inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit opent daarmee de discussie voor hergebruik van zoute baggerspecie. Ander beleid en wet- en regelgeving is echter ook van toepassing, zoals: de Kaderrichtlijn Water (KRW), de PKB Waddenzee, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO), de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), het Provinciaal Omgevingsplan (POP), Natura 2000 (VHR), het verzoetingsbeleid en de Wet Milieubeheer (WM). Feitelijke implementatie van hergebruik is pas mogelijk indien ook binnen de kaders van deze wet- en regelgeving en beleid groen licht wordt verkregen. De begeleidingsgroep (de werkgroep zoute bagger ) heeft door middel van de uitvoering van deze pilot inzicht verkregen in de mogelijkheden en het proces dat leidt tot gebiedsspecifiek beleid. Daarmee is ook een algemene methodiek ontwikkeld die inzetbaar is in andere soortgelijke processen, gebiedsspecifieke studies en projecten, waarbij alle actoren vroegtijdig worden betrokken. 8.3 Aanbevelingen Gemeenten kunnen met de resultaten van dit project onderbouwd gebiedsspecifiek beleid formuleren en vastleggen in een bodembeheernota, waarna zoute baggerspecie hergebruikt kan worden onder de voorwaarden van de regelgeving in de nota. In deze voorwaarden dient minimaal opgenomen te worden dat mitigerende maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat zout uittredend water in de omgeving terecht komt. Definitief rapport januari 2008

37 Het is niet altijd even duidelijk wie bevoegd gezag is en wie de regisseursrol op zich dient te nemen bij (grootschalig) hergebruik van zoute baggerspecie. Aanbevolen wordt een checklist op te stellen (zie bodembeheernota) waarin helder is verwoord: welke actoren erbij zijn betrokken; wie verantwoordelijk is voor de verschillende onderdelen en activiteiten; wie hiervoor bevoegd gezag is; wie deze onderdelen en activiteiten initieert en wanneer dit dient plaats te vinden. Nadat de bodembeheernota door de gemeente is vastgesteld kan een voorlichting- en communicatietraject worden ingezet om hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie te stimuleren en de nieuwe regelgeving te implementeren. De haalbaarheid en reële mogelijkheid voor hergebruik van zoute baggerspecie in de landbouw dient op basis van vervolgstudie en maatwerk verder onderzocht te worden. Definitief rapport januari 2008

38 Bijlage 1 Referenties en begrippen Definitief rapport 31 januari 2008

39 REFERENTIES Brouwer, F., H.L. Boogaard en R.C.M. Merkelbach, Waterkansenkaarten voor de functie landbouw. Alterra-rapport nr CIW, Normen voor het waterbeheer. Achtergronddocument NW4. Dokkum, H.P. van, G.H.M. Counotte, G.A.L. Meijer en I.R.M. Hovenkamp, Achtergronddocument referentiewaarden waterkwaliteit diergezondheid. TNO-MEP (redactie). Huinink, J., F. Verstraten, J. Janssen, M. Mooij, L. Beijer en A. van der Wees, Het economisch belang van water in de landbouw. Informatie- en KennisCentrum Landbouw, Ede. Poorter, L.R.M. de, J. Harmsen, J. van Peperstraten, Landfarming: van verontreinigde baggerspecie naar bruikbare grond. RIZA-rapport ; AKWArapport Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Noord, Hoofdlijnennotiite ontwerp rapportage Deelstroomgebied Rijn-Noord. Reijnders H.F.R., G. van Drecht, H.F. Prins, J.J.B. Bronswijk, L.J.M. Boumans, De kwaliteit van ondiep en middeldiep grondwater in Nederland in het jaar 2000 en verandering daarvan in de periode RIVM rapport Steketee J.J., In-situ sulfaatreductie bij toepassing van gerijpte baggerspecie in werken. Praktijkimmissies en immissies volgens het Bouwstoffenbesluit. SKB SV-404. Stuurgroep Water 2000+, Deelstroomgebied Nedereems. Rapportage Kaderrichtlijn Water. Hoofdlijnennotitie. Tauw, Verwachtingswaardenkaart kwaliteit depot Valgen-west te Delfzijl. Tauw, Uitloogonderzoek depot Valgen-west. Briefrapportage. TCB, Advies Verwerking en hergebruik van baggerspecie en de eisen van het Bouwstoffenbesluit. TCB S38(2002). Handreiking verspreiding en toepassing van bagger, project Bagger en bodem, Definitief rapport januari 2008

40 Bijlage 2 Normen en meetgegevens Definitief rapport 31 januari 2008

41 Landelijke normen Landelijke normen voor chloride voor bodem, oppervlaktewater en grondwater BODEM Norm chloride Bron Samenstellingswaarde schone grond uit het Bouwstoffenbesluit* (standaardbodem) 200 mg/kg** CIW, Normen voor het waterbeheer Immissiewaarde voor bouwstoffen, niet zijnde schone grond mg/m 2 *** CIW, Normen voor het waterbeheer OPPERVLAKTEWATER Kwaliteitseis voor oppervlaktewater dat is bestemd voor de bereiding van drinkwater (Besluit KMO#) 200 mg/l ## CIW, Normen voor het waterbeheer Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) 200 mg/l CIW, Normen voor het waterbeheer GRONDWATER Landelijke streefwaarde 100 mg/l ### CIW, Normen voor het waterbeheer * Aangepast volgens de Vrijstellingsregelingsamenstellings- en immissiewaarden BSB, Staatscourant 1999, nr ** Bij toepassing van schone grond op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of met zeewater met van nature een chloridegehalte van meer dan mg/l, geldt voor chloride geen samenstellingswaarde. *** De in de tabel aangegeven immissiewaarde voor chloride is uitgedrukt in mg/m 2 per één jaar. Voor chloride geldt in afwijking van de in de tabel aangegeven immissiewaarde: Een immissiewaarde van mg/m 2 per één jaar bij het gebruiken op of in de bodem van een nietvormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast. Een immissiewaarde van mg/m 2 per één jaar bij het gebruiken in oppervlaktewater van een nietvormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast. Geen immissiewaarde bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloridegehalte van meer dan mg/l. Een immissiewaarde van mg/m 2 per één jaar bij het gebruiken op of in de bodem van een nietvormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast. Een immissiewaarde van mg/m 2 per één jaar bij het gebruiken in oppervlaktewater van een nietvormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast. Een immissiewaarde van mg/m 2 per één jaar bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloridegehalte van meer dan mg/l. # Besluit Kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren (Staatsblad 1983, nr. 606 en opvolgende wijzigingen). ## Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ### In gebieden met mariene beïnvloeding komen van nature hogere waarden voor (zout en brak grondwater). Definitief rapport januari 2008

42 Landelijk afgeleide grenswaarden voor verschillende gebruiksfuncties Grenswaarden voor chloride voor diverse gebruiksfuncties Gebruiksfunctie Landbouw (zoet) Mens Ecologie Deelfunctie Betreft Norm Opmerkingen Bron chloride drinkwater rundvee mg/l bij overschrijding risico van Van Dokkum, 1998 toxische effecten (zoals gewichtsverlies, diarree) varkens mg/l pluimvee mg/l beregening glastuinbouw 200 mg/l Huinink, 1998 groente 300 mg/l fruit 300 mg/l akkerbouw 600 mg/l grasland 600 mg/l drinkwater mens 150 mg/l Waterleidingb esluit Bijlage A, 2006 zwemwater mens - (MTR) oppervlaktewa 200 mg/l CIW, ter KRW oppervlaktewa stand still Hoofdlijnenno ter tities grondwater stand still Deelstroomge bieden Definitief rapport januari 2008

43 Kwaliteit van de toe te passen grond/bagger In onderstaande tabel zijn de gegevens van depot Valgen West te Delfzijl weergegeven. Kwaliteit van toe te passen grond uit depot Delfzijl (Valgen West) Compartiment en locatie of bron Grondwater 14 peilbuiswaarnemingen uit depotonderzoek Heveskes en Valgen west en oost (Tauw) (1) Grond 63 monsters uit depotonderzoek Heveskes en Valgen-west en -oost (Tauw) (1) Depotonderzoek Valgen-west; samenstellingswaarde (2) Uitloogonderzoek depot Valgen-west; samenstellingswaarde 3 monsters (gerijpt en deels gerijpt) (3) Datum en diepte van Gehalte chloride, gemeten monstername Min. Gem. Max. datum en diepte onbekend 98 mg/l mg/l mg/l diepten aangegeven < det. limiet mg/kg ds mg/kg ds datum? diepten aangegeven < det limiet mg/kg ds mg/kg ds 2004 gerijpt mg/kg ds deels gerijpt mg/kg ds mg/kg ds (1) Data aangeleverd door Alfred Huinder, Werkgroep zoute bagger, provincie Groningen (2) Tauw, Verwachtingswaardenkaart kwaliteit depot Valgen-west te Delfzijl (3) Tauw, Uitloogonderzoek depot Valgen-west. Briefrapportage Definitief rapport januari 2008

44 Bijlage 3 Toelichting op kaartmateriaal Definitief rapport 31 januari 2008

45 Toelichting en motivatie kaartmateriaal gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke of zoute gebieden De gedachtegang, achtergronden en motivatie is per kaart in onderstaande tabel zeer beknopt uiteen gezet. Kaart 1 Grens zout grondwaterlichaam Toelichting en motivatie De kaart geeft de voorgestelde grens aan binnen de KRW waarbinnen wordt gesproken van Zout grondwater lichaam. Deze grens is ondermeer gebaseerd op de iso-concentratielijn van 150 mg/l chloride. 2 Grens zoet/brak/zout oppervlaktewater 3 Kwel/Inzijging (Mipwa) Motivatie: Daar waar het grondwater al zout is van zichzelf is de impact van toevoeging van chloride door uitspoeling minder significant. Daarnaast zijn in het kader van de KRW andere beleidsdoelen voor dit zout grondwaterlichaam gesteld, waarbij bijvoorbeeld niet de absolute concentratieniveaus maar de trends gemonitoord worden. Deze kaart geeft de grens tussen zoet/brak/zout oppervlaktewater aan. Gebaseerd op metingen in de periode Het betreft de isoconcentratielijnen oppervlaktewater (400 en mg/l) die zijn vertaald naar gebieden. Motivatie: Indien het oppervlaktewater brak of zout is, is de impact van hergebruik van zoute bagger minder significant ten opzichte van natuurlijke chloride bronnen. Deze kaart geeft de mate van kwel en/of inzijging aan. Motivatie: Een kwelsituatie heeft enerzijds een minder significante toevoeging van zout dat uitspoelt uit de bagger tot gevolg indien het zoute kwel betref en dus zout grondwater, anderzijds is in een kwelsituatie ook de stromingsrichting van het uitspoelende water anders gericht. In een kwelsituatie zal meer uittredend water horizontaal afstromen naar het oppervlaktewater. Hier is een directe relatie met kaart 6: de fluxkaart. 4 Bodemtype De kaart geeft aan waar zich zand/veen/klei/zavel bevindt. Motivatie: Indien zoute bagger op zandgrond wordt aangebracht zal meer zout naar het grondwater uitspoelen dan indien het klei betreft. Bij kleigrond zal afspoeling/uitspoeling met name horizontaal richting oppervlaktewater plaatsvinden. Definitief rapport januari 2008

46 Kaart 5 Functiekaart Besluit bodemkwaliteit 6 KRW doelen oppervlaktewater Toelichting en motivatie Deze kaart geeft conform het generieke spoor van het Besluit bodemkwaliteit de hergebruikmogelijkheden per functie aan. Motivatie: Per functie mag grond van een bepaalde kwaliteit worden hergebruikt (maximale hoeveelheid van een stof in hergebruikgrond). Voor chloride is vooralsnog enkel een streefwaarde opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Normen voor wonen of industrie zijn (nog) niet bekend. Daarnaast kan afgevraagd worden of een bepaalde maximale toegestane hoeveelheid chloride in grond per functie wel reëel is, omdat chloride sterk mobiel is. De normen voor hergebruik van grond gerelateerd aan een functie zijn in principe bedoeld voor immobiele stoffen als metalen PAK of EOX. De KRW doelen voor het oppervlaktewater, als belangrijkste ontvangende medium voor chloride (en sulfaat) dat uit de bagger spoelt, bevatten heldere bandbreedtes / klasses met chloride concentraties die een goede matige of ontoereikende toestand beschrijven. Met de aan deze doelen gekoppelde klasses kan ook het begrip significante invloed ingeschat worden. Dat wordt binnen KRW-kringen omschreven als een invloed waardoor een klassegrens wordt overschreden. Overigens wordt zowel vanuit de waterschappen (de heer Wanningen en de heer Slagman) en de provincie (de heer Wolf) aangegeven dat de KRW-doelen nog niet zijn vastgelegd, nog volop in discussie zijn en nog niet sturend zijn voor het beleid. Deze discussie rond de doelen zal niettemin voor 2009 zijn afgerond, wanneer het Stroomgebied Beheerplan opgesteld dient te zijn. 7 Zoetwatercircuitkaart Waterschap Noorderzijlvest Uitgangspunt: De KRW doelenkaart en de zoetwatercircuitkaart (kaart 7) geven verschillende gebieden aan waar juist een zoet of zout milieu gewenst is. Noorderzijlvest heeft een kaart opgesteld waarin het gebied is weergegeven waar actief verzoet wordt. Detailniveau indeling gebieden/functies/etc gebaseerd op bestaand kaartmateriaal. (introduceert schijnzekerheid i.v.m. uiteenlopende schaal/detailleringniveau van digitaal kaartmateriaal, bijvoorbeeld grens bodemtype of kwel/inzijginggrens is grof, landgebruikskaartgrenzen fijn/gedetailleerd), gevolg is dus maatwerk in de praktijk bij feitelijk bepalen toepassingmogelijkheid. Definitief rapport januari 2008

47 Bijlage 4 Bevindingen workshop Definitief rapport 31 januari 2008

48 Verslag Workshop Zout naar smaak d.d. 7 juni 2007 Inleiding De Werkgroep zoute bagger voert momenteel een verkenning uit naar de mogelijkheden voor de invulling van gebiedsspecifiek bodembeleid voor brakke en zoute gebieden in de provincie Groningen. In deze werkgroep zijn de gemeenten Delfzijl, De Marne en Eemsmond, Waterschappen Hunze & Aa s en Noorderzijlvest, Groningen Seaports, de provincie Groningen en landelijke beleidsmakers (SenterNovem/Bodem+) opgenomen. Royal Haskoning begeleidt de werkgroep. Betrokkenen bij deze beleidsvorming in de regio Noord Groningen zijn uitgenodigd voor de workshop om hierover mee te denken en te praten om bij te dragen aan de vernieuwing van dit beleid. De resultaten van de workshop dragen zowel bij aan de Noordelijke discussie rond het hergebruik van zoute bagger als de landelijke discussie rond de meerwaarde van het Besluit bodemkwaliteit. Achtergrondinformatie Nederland kent diverse gebieden waar generieke regels hergebruik van grond of bagger niet toestaan, terwijl dat op regionale schaal geen probleem hoeft te zijn. Een voorbeeld van een unieke regionale situatie waarbij gebiedsspecifiek beleid zeer welkom is betreft de Groninger kustgemeenten. De landelijke regels knellen omdat het een regio betreft waar van nature relatief zoute of brakke invloeden voorkomen. Een gebiedsspecifieke oplossing op maat kan het hergebruik van zoute bagger binnen de regio alsnog mogelijk maken. Groningen Seaports heeft de intentie om zoute baggerspecie als ophoogmateriaal voor industrieterreinen te hergebruiken en onderzoekt daarnaast mogelijkheden voor hergebruik op andere locaties. De werkgroep, onder leiding van de provincie Groningen, wil daarnaast inzicht hebben in de mogelijkheden en het proces dat leidt tot gebiedsspecifiek beleid, nu dit op basis van het Besluit bodemkwaliteit (van kracht naar verwachting 1 januari 2008) mogelijk wordt. Het project heeft daarmee een pilotkarakter. Middels het uitvoeren van deze pilot wordt inzichtelijk of de te ontwikkelen methodiek tot een voor alle actoren tevreden resultaat leidt. Een belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering van het project is dat het is uitgevoerd alsof het Besluit bodemkwaliteit al in werking is getreden. Hiermee is het doel van het project tweeledig. Enerzijds bestaat het doel uit het ontwikkelen van een methodiek/toepassingsmatrix voor het hergebruik van zoute baggerspecie in relatie tot de functies industrie, landbouw, wonen, recreatie en natuur; dus een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit voor een specifiek vraagstuk van de Noordelijke kustgemeenten. Anderzijds wordt onderzocht of invulling geven aan de mogelijkheid van het Besluit bodemkwaliteit om op lokaal niveau gebiedsspecifiek beleid te ontwikkelen een meerwaarde heeft; dus het testen van de mogelijkheden van het gebiedsspecifieke spoor van het Besluit bodemkwaliteit in de praktijk. Proces workshop Alfred Huinder van de provincie Groningen heet allen hartelijk welkom en leidt de middag in. Na een voorstelrondje geeft Jeroen Lankveld van Royal Haskoning een inhoudelijke toelichting op het project. Vervolgens geeft Roelof Westerhof van Royal Haskoning een toelichting op het proces van de workshop. De 30 deelnemers worden in drie groepen van tien personen onderverdeeld. Aan deze drie groepen is separaat drie Definitief rapport januari 2008

49 vragen voorgelegd. De groepen hebben deze beantwoord en hierover gediscussieerd. Indien de discussie te ver voerde is dit onderwerp geparkeerd. Vervolgens zijn zij geconfronteerd met de resultaten van de andere twee groepen door tweemaal fysiek van kamer te wisselen en hebben op de resultaten van de vorige groep gereageerd. Hierdoor is de gedachtenvorming/ideevorming en informatie uitwisseling optimaal gebleken (de zogenaamde Carrousel-methodiek). De resultaten zijn tot slot door Roelof Westerhof plenair samengevat en bediscussieerd. Alfred Huinder heeft de vruchtbare middag afgesloten en het vervolgtraject geschetst, waarna er gelegenheid was voor een hapje en een drankje. Inhoud De drie groepen hebben de volgende drie vragen beantwoord en bediscussieerd: 1. Welke voordelen heeft het gebruik van bagger volgens u; waar zijn omgevingsfactoren gunstig en waarom? 2. Welke nadelen / risico s heeft het gebruik van bagger volgens u? Voor gebruiker (hoe lang en hoe erg). Voor de omgeving (hoe lang en hoe erg). Waar zijn omgevingsfactoren ongunstig en waarom? 3. Onder welke voorwaarden van beleid mag bagger waar worden toegepast volgens u? In welke gebieden is beleid de enige belemmering voor toepassen van bagger volgens u? Waarom en welke aanpassing zou mogelijk zijn? Navolgend zijn de conclusies van de beantwoording van de vragen en hieraan gerelateerde discussies uitgewerkt. De antwoorden op de vragen waarop deze conclusies zijn gebaseerd komen daarna aan bod. Conclusies Na de carrousel zijn plenair de volgende conclusies getrokken: Het Besluit bodemkwaliteit maakt door middel van de invulling van gebiedsspecifiek beleid hergebruik van zoute bagger in brakke of zoute gebieden mogelijk. Het Besluit bodemkwaliteit blijkt geen belemmering te vormen, echter wel: WVO, KRW, PKB Waddenzee, RO/POP, Natura 2000 (VHR), Verzoetingsbeleid, WM, en tot slot de marktwerking: bagger is duur. Hergebruik is pas mogelijk indien ook binnen de kaders van deze wet- en regelgeving en beleid groen licht wordt verkregen. Toepassing is sterk afhankelijk van textuur en samenstelling: de civieltechnische en geotechnische kwaliteit. Zand is geschikt voor wegenbouw en ophoging industrieterreinen, klei voor herstel wierden, dijktaluds, buitendijks herstel kwelders. Meer inzicht is gewenst in de samenstelling en textuur van gerijpte en ongerijpte baggerspecie; wat is het verschil. Gerijpte bagger is geschikter maar duurder doordat het in depots moet rijpen. Hergebruik is met name voor grootschalige toepassingen kansrijk, zeker indien het ongerijpte specie betreft. Definitief rapport januari 2008

50 Landbouwkundige toepassingen zijn vooral zinvol op oude zeekleigronden landinwaarts, echter hier vormt het zoetere oppervlakte- en grondwater een groter probleem. Bagger heeft een imagoprobleem, ondanks dat het veel voordelen heeft. Er is geen/weinig autonome vraag naar (zoute) baggerspecie. Door te kiezen voor zoute baggerspecie als pilot voor het verkennen van de mogelijkheden van gebiedsspecifiek bodembeleid hebben we met veel meer aspecten te maken dan indien we bijvoorbeeld voor hergebruik van licht verontreinigde grond met metalen hadden gekozen. Voordeel is wel dat met zoute baggerspecie er niet een fictief geval maar een reëel geval gebruikt is voor de pilot, en dat daarnaast gelijk het geheel in een veel breder integraal kader wordt geplaatst (RO, KRW, POP, etc., etc.). De Natura 2000 discussie begint pas, dit biedt wellicht mogelijkheden. Geldt ook voor stroomgebiedbeheerplannen. Beantwoording vragen Navolgend zijn de antwoorden in willekeurige volgorde opgenomen. De middels de carrousel methodiek verkregen aanvullende antwoorden en aanvullingen van de andere groepen zijn hierin reeds verwerkt. Definitief rapport januari 2008

51 Vraag 1. Voordelen gebruik van (zoute) bagger? Besparen op primaire grond(stof). Kostenbesparend. Minder transport, dus milieubelasting bij directe toepassing. Structuurverbetering + ophoging voor de landbouw. Hiervoor zijn echter een aantal randvoorwaarden van toepassing, anders betreft het eerder een nadeel. Onder andere textuur, organische stof, etc. Structuurverbetering zal vooral (verder) landinwaarts gelden. Ophoging algemeen (bouwgrond, dijken, industrieterreinen). Geen depot nodig, van baggeren direct naar eindbestemming is kosten- en ruimtebesparend, geen lelijke plaatsen in het landschap. We willen van depots af. Depots daarentegen soms noodzakelijk voor rijping, om het geschikt te maken voor hergebruik. Veiligheid: bij gebruik voor dijken in verband met zeespiegelstijging. Maatregelen met betrekking tot WB21/KRW worden makkelijker genomen indien een (gebiedsspecifieke) oplossing voorhanden is. Buitendijks: nieuwe dijken in zee, kwelders, vluchtplaats vogels. Geschikt voor grootschalige toepassingen. Definitieve depots worden vaak nieuwe natuur. Afgezien van zout+sulfaat is het milieuhygiënisch schoon voor toepassing. Bruikbaar voor landschapsherstel (wierden, slaperdijken, talud dijken, kwelders, verondiepen geulensysteem Lauwersmeer voor (brakke) natuurontwikkeling). Bruikbaar voor herstructurering terreinen, ophoging voor kassenbouw. Algemene opmerking: veel voordelen gelden voor baggerspecie in het algemeen, niet specifiek voor zoute baggerspecie. Vraag 2. Nadelen/risico s gebruik van (zoute) bagger? Verzilting grond- en oppervlaktewater, ook bij tijdelijke toename. Afhankelijk van ecologische doelstellingen. = discussiepunt: hoeft geen nadeel te zijn wanneer je in programma aangeeft hoeveel en waar. Wellicht is de tijdelijkheid geen probleem. Heeft een relatie met stand-still op gebiedsniveau. Negatief imago zoute bagger. Heeft ook te maken met onduidelijkheid regelgeving. Twijfels bij zoete natuurdoelstellingen (opmerking: MTR (=maximaal toelaatbaar risico) ecologie = 90 mg Cl/l + NBL(natuurlijke achtergrondwaarde), KRW werkt los van MTR). Gerijpte bagger is niet verkoopbaar, te duur. Landschapsvervuiling? (in geval van depots, dijken); Landbouw zit niet te wachten op slecht beheerde depots. Strijdigheid met richtlijnen waddengebied (PKB, VHR,.). Kan gebruik gebied (tijdig) belemmeren (landbouw, EHS). Uitgaande van ontvangende bodem: alleen dijken hebben iets nodig. Rijping meestal noodzakelijk om het te kunnen gebruiken. Ruimtebeslag depots: vergunningen noodzakelijk WRO, WM, bestemmingsplan? Maatschappelijke weerstand bij bagger; imago: Bagger is vies : Not in My BackYard (NIMBY). Verdringing van hergebruik secundaire grondstromen die van het land komen. Veel vrachtautobewegingen, zeker indien het eerst in tijdelijk depot voor rijping wordt opgeslagen: zo dicht mogelijk bij ontstaan zoeken. Inpasbaarheid in agrarische structuur. Aantal jaar geen landbouwproductie mogelijk, daarna beperking in gewaskeuze. Definitief rapport januari 2008

52 Slechte geotechnische eigenschappen; textuur + samenstelling. Herkomst gebiedsvreemd. Negatief voor verzoeting, meer doorspoelen noodzakelijk. Beperking voor beregening. Tijdelijke verstoring van de gradiënt zoet-brak-zout is niet duurzaam. Kwaliteit bagger vaak onduidelijk. Bij (brakke) natuurontwikkeling komt ook vaak grond vrij. Vraag 3. Onder welke voorwaarden van beleid mag bagger waar worden toegepast volgens u? Alg.: per gebied verschillend beleid. Alg.: huidig beleid geeft binnen- en buitendijks weinig ruimte. Het moet een nuttige toepassing zijn (= eis Besluit bodemkwaliteit). Waterschap Hunze & Aa s heeft gebiedsspecifieke waterkwaliteitsdoelstellingen. KRW + ecologische doelstellingen faseren doelstellingen niet aan de orde; stand still geldt onverkort. Binnen KRW kaders: geen significante schade. Norm zoet opp. water 400 mg Cl/l geen ruimte. Zoek binnen M30 en M31 (Dit zijn brakke en zout getypeerde oppervlaktewaterlichamen die niet of nauwelijks gevoelig zijn voor chloride- /sulfaatbelasting. Relatie verzoetingsbeleid-krw. Geen significante schade aan functies gebied. RO: functiewijziging: provincie+waterschappen dienen groen licht te geven. Landschappelijke waarden+doelstellingen. POP (Provinciaal OmgevingsPlan). Stoppen/verminderen verzoeten (nog) geen optie. Gedwongen verandering is significante schade?? Huidige functies willen het niet, los van beleid. Natura 2000: VHR. WB 21 doelen niet tegengaan (WB 21 = Waterbeheer 21 e eeuw). Emissiebeleid: voorkomen fijn stof/luchtkwaliteit in verband met zout. PKB Waddenzee. Daarnaast passeerden de volgende onderwerpen de revue: Welke ruimte is er nog, waar kan het eventueel worden hergebruikt? Eemshaven. Lauwersmeer. Depots langs dijk. Buitendijks: kwelderophoging vogelvluchtplaats. Bodemdaling Munnekerveen (Dollard). Dempen voormalige havens/putten. Gebied tussen Appingedam en Delfzijl. Industriegebied Oosterhorn (Chemiepark Delfzijl). Er is sprake van een autonome toename van kwel. Hoe lang is verzoeten nog haalbaar? Maak grove sommen ten aanzien van chloride belasting, waar hebben we het over? Definitief rapport januari 2008

53 Bijlage 5 Zoutvrachtberekening Definitief rapport 31 januari 2008

54

55

56 Figuren Definitief rapport 31 januari 2008

57

Bodembeheernota Zout naar smaak Beleid voor de toepassing van zoute baggerspecie in de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en De Marne

Bodembeheernota Zout naar smaak Beleid voor de toepassing van zoute baggerspecie in de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en De Marne Bodembeheernota Zout naar smaak Beleid voor de toepassing van zoute baggerspecie in de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en De Marne Provincie Groningen 31 januari 2008 Definitief rapport 9S3110 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Zandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant.

Zandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant. Zandwinputten Een overzicht Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni 2009 Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten John Maaskant Ministerie van Verkeer & Waterstaat Marc Pruijn Ministerie van Volkshuisvesting,

Nadere informatie

Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk

Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk 1. Inleiding Voor u ligt de bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Noordwijk. Het opstellen van deze kaart is een verplichting op grond van het Besluit

Nadere informatie

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland Inleiding Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 19 februari 2015 een waterbodemkwaliteitskaart (WBKK) vastgesteld. De WBKK van Delfland is een belangrijk

Nadere informatie

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit projectnr. 204156 revisie 02 augustus 2011 Opdrachtgever Gemeente Hof van Twente Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling Postbus 54 7470 AB Goor datum vrijgave beschrijving revisie 02 goedkeuring

Nadere informatie

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit Bodem+ Besluit bodemkwaliteit De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit FOTOGRAFIE: PLAATWERK De bodem is belangrijk. We leven en wonen er op, we drinken eruit, we eten ervan. Om bij het gebruik

Nadere informatie

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART GEMEENTE NOORDENVELD

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART GEMEENTE NOORDENVELD BODEMFUNCTIEKLASSENKAART GEMEENTE NOORDENVELD Roden, januari 2016 A16.00526 Burgemeester en Wethouders van Noordenveld d.d. 16 februari 2016. 1 INHOUD 1. Inleiding blz. 3 1.1. Algemeen blz. 3 2. Bodemfunctieklassenkaart

Nadere informatie

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden.

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden. In de bodemkwaliteitszones Wonen B (B2 en O2) overschrijdt de 95-percentielwaarde van koper, lood en zink de interventiewaarde. Voor deze zones moet worden vastgesteld of sprake is van een overschrijding

Nadere informatie

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer Gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo 2 december 2015 1 Te behandelen onderwerpen Besluit bodemkwaliteit Bodemfunctieklassenkaart

Nadere informatie

Wilt u grond ontgraven of toepassen? Past u puingranulaat toe in (weg)funderingen? Verspreidt u baggerspecie op de kant?

Wilt u grond ontgraven of toepassen? Past u puingranulaat toe in (weg)funderingen? Verspreidt u baggerspecie op de kant? Wilt u grond ontgraven of toepassen? Past u puingranulaat toe in (weg)funderingen? Verspreidt u baggerspecie op de kant? Dan krijgt u te maken met regels voor hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie!

Nadere informatie

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland Besluit Bodemkwaliteit Jos Reijerink, 25 en 26 juni 2012 Inhoud Besluit bodemkwaliteit Wanneer van toepassing Kaarten bodemfunctiekaart bodemkwaliteitskaart Regels bij toepassing generieke toepassing grootschalige

Nadere informatie

Gemeente ř Bergen op Zoom

Gemeente ř Bergen op Zoom Gemeente ř Bergen op Zoom Voorlegger Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Portefeuillehouder(s) Contactpersoon Afdeling Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon Programmanummeren -naam : Nota Bodembeheer

Nadere informatie

VERONDIEPEN VAN DIEPE PLASSEN BELEIDSNOTA WATERSCHAP RIVIERENLAND

VERONDIEPEN VAN DIEPE PLASSEN BELEIDSNOTA WATERSCHAP RIVIERENLAND VERONDIEPEN VAN DIEPE PLASSEN BELEIDSNOTA WATERSCHAP RIVIERENLAND 1 Datum: Auteurs: Debby Gorter, Hella Pomarius, Fathia Timmermans, Robert Vink 2 INHOUDSOPGAVE 1 AANLEIDING... 1 2 WETTELIJKE KADER...

Nadere informatie

Notitie. wonen; industrie; landbouw, natuur (Achtergrondwaarde).

Notitie. wonen; industrie; landbouw, natuur (Achtergrondwaarde). Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0171709 20 oktober 2015 344545 Betreft Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk 1 Inleiding Voor u ligt de bodemfunctieklassenkaart van de gemeente

Nadere informatie

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting -

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting - Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas - Toelichting - Versie 1: 25 november 2010 VOORWOORD Voor u ligt de bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Horst aan de Maas. Op grond van het Besluit

Nadere informatie

In opdracht van de gemeente Hattem heeft Tauw een bodemfunctiekaart opgesteld. Deze notitie vormt de toelichting bij de gemaakte keuzes.

In opdracht van de gemeente Hattem heeft Tauw een bodemfunctiekaart opgesteld. Deze notitie vormt de toelichting bij de gemaakte keuzes. Notitie Contactpersoon Mirjam Bakx - Leenheer Datum 18 september 2009 Kenmerk N001-4598028LNH-cmn-V01-NL In opdracht van de gemeente Hattem heeft Tauw een bodemfunctiekaart opgesteld. Deze notitie vormt

Nadere informatie

herinrichting van diepe plassen

herinrichting van diepe plassen > Retouradres Postbus 30945 2500 GX Den Haag Aan de besturen van gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, provincies en waterkwaliteitsbeheerders Duurzaam Produceren Rijnstraat 8 Postbus 30945

Nadere informatie

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl Resultaten RisicotoolboxBodem.nl Risico's behorende bij chemische bodemkwaliteit en functie V. RTB: V. rapport: 1.1.0.0 1.13 Algemeen Naam berekening: Modus: Monstergroep: Bodemgebruiksfunctie: Bijzonderheden:

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 MEMO aan RVB van Ko Hage (TTE Consultants) datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 Inleiding Ter plaatse van de voormalige

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets BIJLAGE 2 Resultaten watertoets Watertoets Ter voorbereiding van het actualiseringstraject van de bestemmingsplannen is een Plantoets Omgevingsaspecten 8) uitgevoerd. In het kader van deze plantoets heeft

Nadere informatie

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie onderdeel van tijdelijke uitname BBK? Zorgplicht Opslaan > 6 maanden? Is de kwaliteit Kwaliteit grond/bagger > Interventiewaarde én > LMW nota bodembeheer?

Nadere informatie

TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT

TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT Besluit Bodemkwaliteit (afkorting: Bbk) Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht en is het Bouwstoffenbesluit (Bsb) ingetrokken (zie Bbk, art. 75) 1.

Nadere informatie

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Postbus 30945 2500 GX Den Haag TCB S37(1998) Den Haag, 21 oktober 1998 Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig

Nadere informatie

Hieronder vindt u veelgestelde vragen over het onderdeel grond & baggerspecie.

Hieronder vindt u veelgestelde vragen over het onderdeel grond & baggerspecie. Veelgestelde vragen Veelgestelde vragen over Grond en baggerspecie Besluit bodemkwaliteit Hieronder vindt u veelgestelde vragen over het onderdeel grond & baggerspecie. 1. Wat is de definitie voor grond?

Nadere informatie

Aanvullingsbesluit Bodem

Aanvullingsbesluit Bodem Aanvullingsbesluit Bodem Milieubelastende activiteiten Michiel Gadella RWS/Bodem+ Programma Bodem inbouwen in stelsel Nieuwe beleidsfase bodem Rijksregels voor milieubelastende activiteiten Stelselherziening

Nadere informatie

2007/

2007/ venijssel www.overijssel.nl Provinciale Staten van Overijssel Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Telefax 038 425 48 41 Uwkenmerk Uw brief Ons kenmerk Datum

Nadere informatie

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART WAALRE

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART WAALRE BODEMFUNCTIEKLASSENKAART WAALRE Versie 1.2 September 2015 Inhoud 1 Inleiding... 3 1.1 Algemeen... 3 1.2 Bodemfunctieklassenkaart... 3 1.3 Besluit bodemkwaliteit... 3 1.4 Gebiedsspecifiek en generiek beleid...

Nadere informatie

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GRONDWATER Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit GEMEENTE OLDEBROEK Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit 1.1 Algemeen Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht gegaan. Dit besluit geeft

Nadere informatie

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl

Resultaten RisicotoolboxBodem.nl Resultaten RisicotoolboxBodem.nl Risico's behorende bij chemische bodemkwaliteit en functie V. RTB: V. rapport: 1.0.1 1.13 Algemeen Naam berekening: Modus: Monstergroep: Bodemgebruiksfunctie: Bijzonderheden:

Nadere informatie

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Normen om te weten of iets goed is of niet Wetenschap én politiek Er zit altijd ontwikkeling

Nadere informatie

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken. RIS123701_10-JAN-2005 Gemeente Den Haag Ons kenmerk DSB/2003.909 I HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, gelet op: artikel 5 van de Vrijstellingsregeling grondverzet; Besluit: de bodemkwaliteitskaart

Nadere informatie

Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging

Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Mijkenbroek 30 te Breda Code: S16.1758 Beoordelaar: info@verhoevenmilieu.nl

Nadere informatie

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders Reg.nr: BW16-0066 Casenr.: Sector/afd.:Stadsontwikkeling / S.R.O. Steller/tel/e-mail: A.T.M. Prins / 5276 / t.prins@heerhugowaard.nl Portefeuillehouder:

Nadere informatie

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009. Memo Ter attentie van Project management Den Dekker B.V. Datum 03 januari 2013 Distributie Projectnummer 111850-01 Onderwerp Parkeerterrein Jumbo Heythuysen Geachte heer Bosman, 1 WATERBELEID Het streven

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0005 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Raadsvergadering, 31 januari 2012. Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Nota bodembeheer De Kamp

Raadsvergadering, 31 januari 2012. Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Nota bodembeheer De Kamp Raadsvergadering, 31 januari 2012 Voorstel aan de Raad Onderwerp: Nota bodembeheer De Kamp Nr.: 482 Agendapunt: 9 Datum: 10 januari 2012 Onderdeel raadsprogramma: Woonomgeving Portefeuillehouder: Robbert

Nadere informatie

1. Algemene gegevens van de toepasser (eigenaar of opdrachtgever) Naam Straat Nummer Toevoeging

1. Algemene gegevens van de toepasser (eigenaar of opdrachtgever) Naam Straat Nummer Toevoeging Bouwstof hertoepassing Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit Meldingsnummer: Hier hoeft u niets in te vullen, dit nummer wordt gegenereerd door het meldsysteem. 1. Algemene gegevens van de toepasser

Nadere informatie

Datum 20 november 2009 Betreft Voortgang dossier zandwinputtenvoortgang dossier zandwinputten. Geachte Voorzitter,

Datum 20 november 2009 Betreft Voortgang dossier zandwinputtenvoortgang dossier zandwinputten. Geachte Voorzitter, > Retouradres Postbus 30945 2500 GX Den HaagPostbus 30945 2500 GX Den Haag De Voorzitter van de Tweede KamerDe Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaalder Staten-Generaal Postbus 20018Postbus

Nadere informatie

Begrippen en gebruikte afkortingen

Begrippen en gebruikte afkortingen Bijlage 1: Begrippen en gebruikte afkortingen Aangrenzend perceel Van een aangrenzend perceel is sprake in het geval het perceel waarop de verspreiding plaatsvindt ligt binnen een gebied dat valt in hetzelfde

Nadere informatie

* *

* * ADVIESNOTA AAN COMMISSIE RUIMTE Onderwerp en inhoud Actualiseren Regionale nota bodembeheer Postregistratienummer *17.0012211* 17.0012211 Vertrouwelijk Sector Afdeling Medewerk(st)er/tel Nee Grondgebiedzaken

Nadere informatie

Notitie bodemfunctieklassenkaart. : Gemeente Heeze-Leende

Notitie bodemfunctieklassenkaart. : Gemeente Heeze-Leende Notitie bodemfunctieklassenkaart Gemeente Heeze-Leende Opdrachtgever : Gemeente Heeze-Leende Opgesteld door : SRE Milieudienst Postbus 435 5600 AK Eindhoven Projectnummer : 466384 Datum :30 november 2009

Nadere informatie

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GROND Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl

Nadere informatie

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011 Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011 Bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

Nadere informatie

Nota Bodemfunctieklassekaarten Regio Centraal-West Groningen

Nota Bodemfunctieklassekaarten Regio Centraal-West Groningen Nota Bodemfunctieklassekaarten Regio Centraal-West Groningen Gemeenten Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Marum, Slochteren, Zuidhorn Agentschap NL Ministerie van Economische Zaken, Landbouw

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 27 november 2015 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2015-010677 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Samenhang tussen het toelatingsbeleid en de KRW

Samenhang tussen het toelatingsbeleid en de KRW 27858 Gewasbeschermingsbeleid 27625 Waterbeleid Nr. 326 Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 oktober 2015 In

Nadere informatie

Risicogestuurd handhaven Besluit bodemkwaliteit

Risicogestuurd handhaven Besluit bodemkwaliteit Risicogestuurd handhaven Besluit bodemkwaliteit 1. Inleiding De Omgevingsdienst West-Holland is gemandateerd door de deelnemende gemeentes om op te treden als het bevoegd gezag voor toepassingen op landbodems

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Factsheet: NLGW0013 Zout Maas -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit

Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit Rijkswaterstaat Waterdienst 9 juli 2009 Definitief 9T4259 Boschveldweg 21 Postbus 525 5201 AM 's-hertogenbosch +31 (0)73 687 41 11 Telefoon

Nadere informatie

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND 1 2 VOOR WIE IS DEZE BROCHURE? Deze brochure is bestemd voor aannemers, loonbedrijven, adviesbureaus en andere partijen die te maken hebben met grondverzet. Alle toepassingen

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 24 mei 2017 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2017-006865 Locatie van verontreiniging :

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 25 november 2014 Onderwerp : Wet bodembescherming - Locatie van verontreiniging :

Nadere informatie

Herinrichten diepe plassen

Herinrichten diepe plassen Herinrichten diepe plassen Verantwoord hergebruik is mogelijk 13 april 2011 Tommy Bolleboom, Bodem+ Inhoud Handreiking in notendop Focus op RWS Implementatie tot nu toe 2 Kader handreiking Wat is een diepe

Nadere informatie

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002 Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer 29 januari 2002 Nr. 2002-00786, RMA Nummer 3/2002 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot instemming met de Bodemvisie en het MeerjarenProgramma

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00510618 ODH-2018-00022843 0 9 APR. 2018 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I

Nadere informatie

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 september 2014 / rapportnummer 2820 43 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) De provincies

Nadere informatie

Bodemfunctiekaart Wierden

Bodemfunctiekaart Wierden Bodemfunctiekaart Wierden Gemeente Wierden Afdeling Grondgebied November 2011 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding...5 2. Gebruik van de bodemfunctiekaart...5 2.1 Grondverzet...5 2.1.1 Toepassing functiekaart

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland Bijlage 5: Bewijsmiddelen 1.1 Bodemkwaliteitskaart 1.1.1 Algemeen Bij het opstellen van de Nota bodembeheer worden de op dat moment geldende (water)bodemkwaliteitskaarten en de in concept beschikbare nieuwe

Nadere informatie

Omgevingsdienst West-Holland

Omgevingsdienst West-Holland Omgevingsdienst West-Holland Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500EA DEN HAAG Datum: Contactpersoon: A.M. Burger A.Burger@odwh.nl Uw referentie: 201208891/1/A4 Squitnummer: ZH048400004

Nadere informatie

Omgevingsvisie provincie Groningen

Omgevingsvisie provincie Groningen Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 24 maart 2016 / projectnummer: 2980 1. Oordeel over de aanvulling op het milieueffectrapport

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 12 april 2017 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2017-003957 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Bodem in de Omgevingswet

Bodem in de Omgevingswet Bodem in de Omgevingswet Martin van Gelderen november 2017 Herziening bodembeleid: Veranderen Minder sectoraal, meer in verbinding met andere domeinen Na voltooien spoedopgave geen zelfstandige saneringsplicht

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 1 mei 2017 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2016-013475 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken.

Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. Versie: 20090403rev1 Bron: www.sanscrit.nl 1 Inleiding Bij de bepaling van

Nadere informatie

NOTA BODEMBEHEER. omslag bodembeheer.indd 1 08-06-11 16:36:32

NOTA BODEMBEHEER. omslag bodembeheer.indd 1 08-06-11 16:36:32 NOTA BODEMBEHEER omslag bodembeheer.indd 1 08-06-11 16:36:32 Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid definitief 07-03-2012 Gemeente Almere Gemeente Dronten Gemeente Lelystad Gemeente

Nadere informatie

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina. Bodem en bodemverontreiniging Een voormalige stortplaats heeft een bodemprobleem maar dit betekent niet dat automatisch de bodemregelgeving van toepassing is. Dit ligt toch wat genuanceerder. Er zijn drie

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 12 november 2018 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2018-011625 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Bodembeheer: duurzaam in de breedte

Bodembeheer: duurzaam in de breedte Bodembeheer: duurzaam in de breedte Lokale / Regionale BodemAmbities Bodembeheer: moet je doen! Rob Lamers Uitvoeringsprogramma Bodembeleidsbrief Inhoud presentatie: Wat is de Routeplanner BodemAmbities?

Nadere informatie

Notitie. Wonen Industrie Achtergrondwaarde (landbouw, natuur)

Notitie. Wonen Industrie Achtergrondwaarde (landbouw, natuur) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0126296 26 februari 2014 335628 Betreft Bodemfunctieklassenkaart gemeente Oegstgeest 1 Inleiding Voor u ligt de bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Oegstgeest.

Nadere informatie

en industriegebieden te Delfzijl

en industriegebieden te Delfzijl Nota bodembeheer voor de Eemshaven Nota bodembeheer voor de Eemshaven en industriegebieden te Delfzijl In opdracht van Gemeente Eemsmond, Gemeente Delfzijl, Groningen Seaports Opgesteld door Mevrouw ing.

Nadere informatie

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN Grondverzet In Noord-Fryslân Deze brochure is bestemd voor aannemers, adviesbureaus en andere partijen die te maken hebben met grondverzet. In deze brochure beschrijven we

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004 Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004 Conclusies Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 1 juli 2015 Onderwerp : Wet bodembescherming - Locatie van verontreiniging : Badweg

Nadere informatie

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Raad op dd maand jjjj) 1 Raad op dd maand jjjj) 2 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDING...

Nadere informatie

Ken uw (water)bodemkwaliteit, de risico s inzichtelijk

Ken uw (water)bodemkwaliteit, de risico s inzichtelijk Ken uw (water)bodemkwaliteit, de risico s inzichtelijk Colofon Dit rapport is opgesteld door Grontmij (mw. drs. J.M. Wezenbeek) Opdrachtgevers SenterNovem, Bodem+ (dr. A. Honders) RWS-DWW (ir. K.A. van

Nadere informatie

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan. TEKST SECTORPLAN 17 (onderdeel LAP) Sectorplan 17 Reststoffen van drinkwaterbereiding I Afbakening Reststoffen van drinkwaterbereiding komen vrij bij de bereiding van drinkwater. Deze reststoffen zijn

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00501565 ODH-2017-00127320 11 december 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen(godh.nl

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals

Nadere informatie

Besluit van houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen

Besluit van houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen Besluit van houdende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit in verband met mijnsteen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht

Nadere informatie

HANDREIKING GRONDVERZET

HANDREIKING GRONDVERZET HANDREIKING GRONDVERZET Regels voor hergebruik van grond en baggerspecie Regio Rivierenland Inhoud 1. Wanneer kan deze handreiking gebruikt worden? 3 2. Voor wie is deze handreiking bedoeld? 3 3. De stappen

Nadere informatie

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten 3 juni 2014 Gijsbert Schuur Aanleiding voorlichting December 2011: afronding Impuls Lokaal Bodembeheer December 2012: definitief rapport regionale

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 21 februari 2014 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2013-017626 Locatie

Nadere informatie

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S Algemeen Bestuur: 17 september 2003 Beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht geeft aan wat onder beleidsregels

Nadere informatie

Platform bodembeheer: Mag dat met grondstromen? -dag 6 maart 2008, Provinciehuis Overijssel, Zwolle

Platform bodembeheer: Mag dat met grondstromen? -dag 6 maart 2008, Provinciehuis Overijssel, Zwolle Platform bodembeheer: Mag dat met grondstromen? -dag 6 maart 2008, Provinciehuis Overijssel, Zwolle Het Platform Bodembeheer heeft op 6 maart 2008 in het provinciehuis van Overijssel een bijeenkomst georganiseerd

Nadere informatie

VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING

VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING Locatie met Locatienummer: Parkstraat 63-65 (1147) Contactpersoon afdeling Beleidsdomein Fysiek (bodem) Naam: Marcel de Grijs Telefoonnummer: 026 377 3040

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 november 2014 Onderwerp : Wet bodembescherming - Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit :10 juli 2012 Nummer besluit : 2012-009682 Geval van verontreiniging : voormalige stortplaats

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie NOT01-0252596-01a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze notitie wordt verwoord

Nadere informatie

Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen

Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen In opdracht van: Provincie Groningen, waterschapen Hunze en Aa s en Noorderzijlvest Opgesteld door: Mevrouw ing. S.D. de Jong Gecontroleerd door: Mevrouw

Nadere informatie

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde Colofon In opdracht van Uitvoering Redactie Tekst Vormgeving Fotografie Datum 1 november 2004 Status definitief concept Nummer IKS-04-500

Nadere informatie

Grondstromenbeleid en bodemkwaliteitskaart

Grondstromenbeleid en bodemkwaliteitskaart Grondstromenbeleid en bodemkwaliteitskaart Vivian Buskens 8 september 2015 Onderwerpen 1. Doel + hoofdlijnen van het regionale grondstromenbeleid 2. Bodembeheergebied 3. Regionale bodemkwaliteitskaart

Nadere informatie