Proces en werkafspraken Calamiteiten & Signaal gestuurd & Proactief

Transcriptie

1 Proces en werkafspraken 2016 toezicht WMO Gemeenten 1 - GGD West-Brabant Calamiteiten & Signaal gestuurd & Proactief Definitieve versie Gemeenten: Aalburg, Bergen op Zoom, Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert.

2 Inhoudsopgave Inleiding Deel A. Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Deel B. Deel C. Calamiteiten toezicht Wet- en regelgeving bij calamiteiten Wmo Toezichthouder Taken, rollen en bevoegdheden bij calamiteiten Signaal gestuurd toezicht Proactief toezicht Bijlagen 2

3 Inleiding Per zijn gemeenten bestuurlijk verantwoordelijk voor de nieuwe taken in de Wmo. In de Wmo wordt de functie van toezichthouder geïntroduceerd. Met 3 clusters van gemeenten in de regio West-Brabant zijn afspraken gemaakt dat de GGD West-Brabant deze functie als toezichthouder op zich neemt. In deze notie worden de Proces en werkafspraken over WMO toezicht tussen de 15 Gemeenten en de GGD West-Brabant beschreven. Er zijn 3 vormen van toezicht; A. Calamiteitentoezicht: verplicht en in de WMO vastgelegd, B. Signaal gestuurd toezicht en C. proactief toezicht; op basis van eigen keuze van gemeenten. Clusters gemeenten: Rucphen e.o. : Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Zundert. Dongemond gemeenten: Aalburg, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem. Brabantse Wal gemeenten: Bergen op Zoom, Steenbergen, Woensdrecht. Deel A. Calamiteitentoezicht In de uitvoering van de Wmo kunnen zich soms calamiteiten voordoen. Bij calamiteiten gaat het bijna per definitie om persoonlijke drama s, waarbij de belangstelling van media groot is. Om deze reden is het van belang dat de taken, rollen en verantwoordelijkheden bij de afwikkeling van calamiteiten duidelijk zijn. Dit voor wat betreft het proces als voor de communicatie. Hoofdstuk 1 Wet en regelgeving bij calamiteiten Wmo 1.1 Wmo 2015 In de Wmo 2015 wordt de functie van toezichthouder geïntroduceerd. De toezichthouder, zoals bedoeld in de Wmo 2015, artikel 6.1, ontvangt melding van calamiteiten en geweld en behandelt deze. De toezichthouder heeft kennis van Wmo, schakelt snel met alle betrokken partijen en is in staat zelfstandig onderzoek uit te voeren. Door de samenwerkende gemeenten is gekozen voor het beleggen van de toezichthoudende rol bij de GGD West- Brabant. In de Wmo 2015 is in artikel 3.4 opgenomen dat de zorgaanbieder melding doet bij de toezichthouder (artikel 6.1) van: a. Iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden; b. Geweld bij de verstrekking van een voorziening. Ook voor voorzieningen voor volwassenen geldt dat regelmatig een rijksinspectie (bijvoorbeeld de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en Justitie) betrokken zijn. Afstemming na melding van een calamiteit tussen de rijksinspectie en de toezichthouder is daarom altijd noodzakelijk. 3

4 De Inspectie Gezondheidszorg is belast met het toezicht op de uitvoering van de toezichthoudende functie door gemeenten: het zogenoemde tweedelijns toezicht. Hiertoe is voor de toezichthouder een meldingsprotocol ontwikkeld. Deze staat op de website van de GGD en is opgenomen in het werkafsprakenboek van gemeenten en aanbieders. 1.2 Andere inspecties Uitgezonderd van de meldingsplicht aan de toezichthouder Wmo zijn: Calamiteiten binnen het onderwijs; deze moeten gemeld worden aan de Onderwijsinspectie. Calamiteiten in het kader van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en WLZ; deze moeten gemeld worden aan de IGZ. Calamiteiten binnen jeugddetentie; deze moeten gemeld worden aan Inspectie Veiligheid & Justitie. Calamiteiten kinderopvang; deze moeten gemeld worden aan inspectie kinderopvang ( GGD West Brabant). Hoofdstuk 2 Toezichthouder 2.1 Verplichting tot melden 1. Aanbieders dienen op grond van artikel 3.4 van de Wmo calamiteiten en geweld te melden aan de toezichthouder. Zie: 2. De melding dient onverwijld na de calamiteit schriftelijk/digitaal te geschieden. Als dit niet mogelijk is, dient in ieder geval direct een telefonische melding gedaan te worden bij de toezichthouder. 3. Wanneer er een vermoeden bestaat van (mogelijk) maatschappelijke onrust naar aanleiding van de calamiteit of wanneer sprake is van een publiciteitsgevoelige calamiteit, neemt de aanbieder zo spoedig als mogelijk contact op met de toezichthouder. Buiten kantoortijden meldt de zorgaanbieder in deze gevallen de calamiteit aan de Ambtenaar Crisisbeheersing (ACB van de gemeente), telefoonnummers zijn opgenomen in het werkafsprakenboek ten behoeve van aanbieders. 2.2 Calamiteit zonder melding 1. Als de toezichthouder niet via een melding maar langs andere weg 2 van een calamiteit verneemt, verzoekt de toezichthouder de Wmo aanbieder onverwijld (alsnog) een formele melding te doen. 2. Als een aanbieder niet meldt, ook niet na een verzoek hiertoe, kan de toezichthouder zelf een onderzoek starten. 2.3 Ontvangstbevestiging De toezichthouder bevestigt de ontvangst van een melding waarop actie ondernomen moet worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie werkdagen aan: a. De desbetreffende aanbieder; 2 Bijvoorbeeld via de media of een burger 4

5 b. De desbetreffende gemeente. 2.4 Domein toezichthouder 1. Een melding bij de toezichthouder betreft een melding van een aanbieder die valt onder de Wmo Als de melding betrekking heeft op een domein waartoe gemeenten niet (alleen) bevoegd zijn, informeert de toezichthouder bij het centrale inspectiemeldpunt of de melding bij de betrokken rijksinspectie(s) bekend is en onderzocht wordt. 3. De toezichthouder verzoekt de melder en/of aanbieder onverwijld, een melding te doen bij de rijksinspectie wanneer de rijksinspectie niet op de hoogte is van de melding, maar wel de wettelijk aangewezen partij is voor calamiteitenmelding. 4. De toezichthouder stelt zich terughoudend op wanneer een rijksinspectie de wettelijk aangewezen partij is voor een melding en deze het onderzoek start. 5. De toezichthouder onderhoudt contacten met de aangewezen inspecteur van de rijksinspectie gedurende het onderzoek waar nodig en na afloop van het onderzoek. 6. Wanneer de betrokken rijksinspectie geen onderzoek verricht na een melding, kan de toezichthouder de betreffende gemeente verzoeken zelf een onderzoek te starten als dit wenselijk wordt geacht. 7. Bij een calamiteit waarbij (dreiging van) maatschappelijke onrust aan de hand is, of indien een calamiteit publiciteitsgevoelig is, betrekt de toezichthouder direct de individuele gemeente. 8. Bij een calamiteit waarbij sprake is van strafbare feiten treedt de strafrechtketen in werking. De gemeente wordt op de hoogte gebracht. 2.5 Inhoud melding Een melding Wmo bevat: a. De dagtekening van de melding; b. Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners; c. Gegevens over de betrokken cliënt(en, zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en)), geslacht, verblijfplaats, ; d. Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene en diens eventuele ouders/verzorgers, ); e. Gegevens over de inhoud van de calamiteit; f. Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen; g. Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of en zo ja welke belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthouder; h. Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is. 2.6 Beoordeling melding toezichthouder Beoordeling melding: 1. Spoedeisend Indien sprake van een spoedeisende melding, wordt deze direct overlegd met de individuele gemeente al dan niet met de ambtenaar AOV (buiten kantoortijden). 5

6 2. Niet spoedeisend Indien sprake van een niet spoedeisende melding zijn er drie mogelijkheden: Geen onderzoek nodig (klachten en signalen doorspelen aan gemeente); Reactief-onderzoek nodig; Reactief onderzoek d.m.v. standaard controle (proactief onderzoek). 2.7 Besluit al dan niet onderzoek 1. De toezichthouder stelt in principe geen onderzoek in, wanneer de rijksinspectie is betrokken en onderzoek verricht. 2. Als de toezichthouder een melding heeft ontvangen, besluit deze zo spoedig mogelijk of deze direct een onderzoek bij de aanbieder of in de keten gaat instellen of laat uitvoeren door een aanbieder. 3. De toezichthouder stelt in ieder geval direct een onderzoek in: a. als er aanwijzingen zijn dat de veiligheid van de (overige) cliënten bij de aanbieder niet gewaarborgd is. b. als een cliënt overleden is; 4. Als de toezichthouder het besluit neemt een onderzoek in te stellen als bedoeld in lid 2, licht hij de aanbieder en de aanbieder en de betrokken gemeente(n) hierover terstond in. 2.8 Feitenrelaas Na ontvangst van de melding kan de toezichthouder de aanbieder verzoeken om binnen twee weken een feitenrelaas op te stellen en aan de toezichthouder toe te sturen. 2.9 Beoordeling melding en feitenrelaas door de toezichthouder 1. De toezichthouder beoordeelt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na ontvangst van het feitenrelaas, of er aanleiding bestaat de melding nader te onderzoeken. De beoordeling is gericht op de vraag of mogelijk tekortschietende kwaliteit van zorg aan de calamiteit ten grondslag lag. 2. De toezichthouder kan ten behoeve van deze beoordeling informatie bij direct belanghebbenden inwinnen. 3. Als de toezichthouder besluit de informatie als bedoeld in het tweede lid in te winnen, kan de termijn in het eerste lid verlengd worden met twee weken. De melder wordt hierover schriftelijk geïnformeerd. 4. Nadat de in het eerste lid genoemde beoordeling heeft plaatsgevonden, neemt de toezichthouder een besluit over de reactie op de melding. Dit besluit kan zijn: a. de toezichthouder verricht nader onderzoek naar de melding; b. de toezichthouder laat een aanbieder zelf onderzoek doen naar de melding; c. de toezichthouder sluit de melding af Afsluiten melding na een beoordeling 1. De toezichthouder sluit na de beoordeling van de melding en het feitenrelaas een melding in elk geval af als: a. er geen relatie is tussen de calamiteit en de kwaliteit van het handelen van de aanbieder, of 6

7 b. als de melding duidelijk is en het feitenrelaas van de aanbieder naar het oordeel van de toezichthouder geen aanleiding geeft tot nader onderzoek; 2. Als de toezichthouder besluit de melding af te sluiten, deelt hij dit schriftelijk en onderbouwd mee aan de betrokken gemeente(n) en aanbieder(s) Nader onderzoek melding 1. Het onderzoek naar een calamiteit uitgevoerd door de toezichthouder kent verschillende vormen, die ook gelijktijdig of na elkaar kunnen worden uitgevoerd: a. de toezichthouder stelt de aanbieder aanvullende schriftelijke vragen, die binnen twee weken beantwoord moeten worden. De toezichthouder kan ook aanvullende vragen op locatie stellen; b. de toezichthouder verzoekt de aanbieder om een onafhankelijk onderzoek naar de calamiteit te laten doen. De aanbieder legt binnen twee weken de opzet van het onderzoek aan de toezichthouder voor, de toezichthouder reageert vervolgens binnen twee weken op de onderzoeksopzet van de aanbieder. De aanbieder laat het onderzoek daarna uitvoeren en stuurt de rapportage binnen vier weken naar de toezichthouder. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit interne onderzoek van verantwoord niveau zijn. c. de toezichthouder stelt een eigenstandig onderzoek in naar de calamiteit; 2. Als de toezichthouder een besluit neemt, licht hij de gemeente(n) en aanbieder hierover binnen een week in Horen van personen 1. Indien nodig en voor zover mogelijk hoort de toezichthouder (oud-)medewerkers van de aanbieders die betrokken zijn (geweest) bij de calamiteit, of individuele beroepsbeoefenaren die betrokken zijn (geweest) bij de calamiteit. 2. Indien nodig en voor zover mogelijk hoort de toezichthouder direct belanghebbenden in persoon. 3. De toezichthouder kan tijdens het onderzoek besluiten één of meer deskundigen te raadplegen Beëindiging van het onderzoek 1. Als de analyse van de antwoorden op de aanvullende vragen geen aanleiding geeft tot een onderzoek, beëindigt de toezichthouder het onderzoek met een oordeelbrief aan de betreffende aanbieder en sluit hij de melding af. 2. Als de toezichthouder van oordeel is dat de betrokken aanbieder het onderzoek zorgvuldig heeft uitgevoerd en de aanbieder voldoende maatregelen heeft genomen, beëindigt de toezichthouder het onderzoek met een oordeelbrief aan de betreffende aanbieder en sluit hij de melding af. 3. Nadat het onderzoek is afgerond, legt de toezichthouder de relevante bevindingen vast in een rapport, daarna sluit zij de melding af. 4. De bevindingen, waarop het oordeel van de toezichthouder is gebaseerd in haar oordeelbrief of in haar rapport en de eventuele verbetermaatregelen die daaruit voortkomen, legt de toezichthouder voor afsluiting voor aan de aanbieder(s) voor een controle op feitelijke onjuistheden. 7

8 5. De toezichthouder deelt de afsluiting van het onderzoek, schriftelijk en onderbouwd mee aan de melder, de aanbieder en de betrokken gemeente(n) Strafbare feiten Als de toezichthouder in enige fase van het onderzoek een redelijk vermoeden krijgt dat er sprake is van een strafbaar feit, wordt dit gemeld politie en/of Openbaar Ministerie en bij de bij gemeente(n) Spoedprocedure Als de toezichthouder meent dat in verband met de veiligheid van de (overige) betrokkene(n) of in het belang van de Wmo-voorziening onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen, kan hij van de hiervoor beschreven procedure afwijken. In die gevallen zullen de in deze regeling opgenomen verplichtingen worden nagekomen zodra dat mogelijk is. Hoofdstuk 3 Taken, rollen en bevoegdheden bij calamiteiten 3.1 Algemeen Gemeenten dragen bestuurlijke verantwoordelijkheid en zorgaanbieders hebben een operationele verantwoordelijkheid. Wanneer de gemeente personeel in dienst heeft dat uitvoering geeft aan het verlenen van toewijzing van Wmo-voorzieningen, is sprake van een uitvoerende taak door de gemeente zelf. De gemeente heeft dan tevens een operationele rol. Afhankelijk van de dienstverlening kan de gemeente daarbij vallen onder het toezicht van de toezichthoudend ambtenaar en/of een rijksinspectie. 3.2 Taak rolverdeling toezichthouder en rijksinspectie 1. De toezichthouder neemt na iedere melding telefonisch contact op met het centrale meldpunt van de rijksinspecties voor afstemming over de casus. 2. De toezichthouder verricht geen onderzoek naar een calamiteit als de rijksinspectie dit onderzoek verricht. 3. De toezichthouder kan onderzoek verrichten naar een calamiteit in overleg met de gemeente(n), wanneer: a. de rijksinspectie niet betrokken is en de gemeente bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor de betreffende dienstverlening. b. de betrokken rijksinspectie besloten heeft geen onderzoek te (laten) verrichten naar aanleiding van de melding, terwijl de toezichthouder en de betreffende gemeente(n) van mening zijn dat dit onderzoek wel noodzakelijk is. 3.3 Afspraken college en burgemeester 1. De burgemeester heeft bij een calamiteit een rol van maatschappelijke betekenisgeving (burgervaderrol), voorkomen van maatschappelijke onrust, handhaving van de openbare orde en waar nodig een coördinerende rol. 2. Het college is bij een calamiteit verantwoordelijk om te (laten) onderzoeken wat er is gebeurd, hoe dit heeft kunnen gebeuren, wat de gevolgen zijn en hoe dit in de toekomst voorkomen kan 8

9 worden. Hierbij gaat het om onderzoek bij één of meerdere aanbieder(s), afhankelijk van welke aanbieders bij de casus betrokken (kunnen) zijn. 3. Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van aanbieders die werkzaamheden uitvoeren in opdracht van de gemeente onder de WMO 2015 (met uitzondering van Veilig Thuis onderdeel AMK). 4. Wanneer strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden, is de driehoek burgemeester-openbaar ministerie-politie leidend. Het onderzoek van de toezichthouder mag het strafrechtelijk onderzoek niet hinderen. 5. Wanneer sprake is van (dreigende) maatschappelijke onrust en/of (verwachte) media-aandacht heeft de burgemeester een leidende rol. De ambtenaar crisisbeheersing (ACB) onderhoudt in dit geval standaard het contact met de betrokken communicatiedeskundige(n), de toezichthouder en de burgemeester. 3.4 Informeren gemeenteraad Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad naar eigen inzicht over een calamiteit. 3.5 Verbinding met crisisdiensten Wanneer bij een calamiteit crisisdienstverlening moet worden opgestart en deze nog niet is ingeschakeld, neemt de toezichthouder terstond contact op met de aangewezen crisisdienstverlener. Deel B. Signaal gestuurd toezicht Naast de meldingen van calamiteiten en geweldsincidenten kan toezicht worden gehouden op basis van ontvangen signalen. Het is mogelijk om (de intensiteit van) het kwaliteitstoezicht (mede) te bepalen op basis van signalen, ook wel signaal gestuurd toezicht genoemd. Om afspraken te maken specificeren we hieronder waar de signalen vandaan komen, wat een signaal is en onder welke voorwaarde een signaal leidt tot toezicht. Er wordt afgesloten met een aantal werkafspraken. A. Wat wordt verstaan onder een signaal? Een Signaal is een vorm van informatie met een genormeerde betekenis en waarvan de betekenis (mogelijk) nog onduidelijk is. Synoniemen van signaal zijn; aaanduiding, aanwijzing, sein, teken. Signalen zijn een indicatie waar zich mogelijk problemen voordoen. In dit kader beschrijven we een signaal als volgt: Zorgen, meldingen, klachten en vragen over maatschappelijke voorzieningen die het Wmo-toezicht ontvangt, beschouwt zij als signalen die iets kunnen zeggen over de kwaliteit van de ondersteuning. Hierbij valt te denken aan de volgende soorten signalen: - Misstanden; - Structurele tekortkomingen; - Onzorgvuldige klachtbehandeling door een aanbieder. 9

10 B. Waar kunnen signalen vandaan komen? Signalen kunnen we bij de volgende bronnen ophalen / van de volgende bronnen ontvangen: - signalen van de afdeling contractmanagement van gemeenten - signalen van de afdeling Wmo-(beleid)van gemeenten - signalen van de voordeur (sociale wijkteams/gebiedsteams/indicatiestellers) - reeks van klachten, signalen van burgers/cliënten/sociaal netwerk - signalen van cliënt(en)raden/vertegenwoordigers en Wmo-raden - signalen van andere zorg/hulpverleningsinstellingen zoals bv politie en veiligthuis - uitkomsten klanttevredenheidsonderzoek - klachtenregistraties en afhandelingen van de aanbieders - signalen van landelijke inspecties - signalen van het Landelijk Meldpunt Zorg - signalen van lokale (Wmo-)toezichthouders De inhoud van het signaal of bundeling van signalen van een of meerdere bronnen kunnen aanleiding zijn voor het afleggen van een Wmo-toezichtbezoek. C. Wanneer kan signaal of signalen leiden tot het starten van een toezichtonderzoek? Op basis van de volgende criteria kan door de toezichthouder iov de gemeenten besloten worden tot het houden van een inspectie - Het signaal heeft betrekking op de doelmatigheid van de maatschappelijke ondersteuning - Het signaal heeft betrekking op de veiligheid van de maatschappelijke ondersteuning - Het signaal gaat over de doelmatigheid van de maatschappelijke ondersteuning - Het signaal gaat over de cliëntgerichtheid van de maatschappelijke ondersteuning - Het signaal betreft het ontbreken van maatschappelijke ondersteuning - Het signaal is niet anoniem 3 - Het signaal komt van meer dan 3 bronnen - Er is maatschappelijke onrust ontstaan door het signaal - Het signaal betreft een negatieve beoordeling door een collega inspecteur (rijks of lokale inspectie) In het geval dat een of meerdere criteria met ja kan worden geantwoord kan besloten worden tot een signaalonderzoek. Afgifte signaal - Een signaal wordt aangegeven bij de contactpersoon van het desbetreffende cluster gemeenten - Zij dienen zowel als verzamelpunt van signalen als wel als een filter naar de GGD/ toezichthouders. Zij zullen signalen die niet geschikt worden geacht voor inzet WMO toezicht terug leggen bij collega gemeente of andere signaleerder. - Als een signaal toch rechtstreeks binnen komt bij de GGD neemt de inspecteur ook contact op met contactpersoon van het desbetreffende cluster. Randvoorwaarden: goede onderlinge communicatie hierover bij gemeenten! 3 De strekking is dat een anoniem signaal minder zwaar weegt dan een niet anoniem signaal. 10

11 Inhoud signaal Een signaal Wmo bevat minimaal: - De dagtekening van het signaal; - Gegevens over de aanbieder, de locatie en de betrokken zorgverleners; - Indien van toepassing gegevens over de betrokken cliënt(en, zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en)), geslacht, verblijfplaats, ; - Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene en diens eventuele ouders/verzorgers, ); Nb: Persoonsgegevens mogen alleen uitgewisseld worden indien het noodzakelijk is voor het toezicht. - Melder van het signaal: bijv. cliënt, Wmo-consulent. - Gegevens over de inhoud van het signaal. Gezamenlijke beoordeling signaal contactpersoon gemeenten en toezichthouder De contactpersoon en toezichthouder van de gemeente beoordelen samen het signaal. Beoordeling signaal: Spoedeisend Indien sprake van een spoedeisend signaal, heeft de contactpersoon gemeenten overlegd met de individuele gemeente al dan niet met de ambtenaar AOV (buiten kantoortijden). Niet spoedeisend Indien sprake van een niet spoedeisende melding zijn er drie mogelijkheden: Geen onderzoek nodig door de toezichthouder of niet zinvol (klachten en signalen doorspelen of teruggeven aan individuele gemeente); Reactief-onderzoek nodig; onaangekondigd Reactief onderzoek d.m.v. standaard controle (proactieve onderzoek). Reactief onderzoek niet-aangekondigd door de toezichthouder: Doorgaans bezoekt de toezichthouder onaangekondigd de locatie en/of cliënt. Afhankelijk van de bevindingen vindt aanvullend onderzoek plaats bijvoorbeeld het opvragen van documenten. De bevindingen worden vastgelegd in een rapportage die aan de contactpersoon van het cluster wordt verzonden. De processtappen vinden in nauw overleg met de contactpersoon van de gemeente plaats. Hoofdaannemer-onderaannemer In geval een voorziening wordt geïnspecteerd die werkt als zogenaamde onderaannemer wordt de GGD geacht hoofdaannemer hiervan in kennis te stellen. Zowel over de aankondiging dat de controle gaat plaatsvinden alsook door middel van de rapportage. 11

12 Deel C. Proactief toezicht De inspecteurs houden ook proactief toezicht op de naleving van de eisen en voorschriften die door de overheid en de gemeente zijn gesteld. Jaarlijks maken de GGD en de cluster s van gemeenten afspraken over welke instellingen en/of cliënten proactief geïnspecteerd moeten worden. Dit op basis van een door de GGD uitgebrachte offerte. De toezichthouders gaan aan de hand van een toetsingskader (Werkinstructie WMO toezicht) in gesprek met de instelling en/of cliënt. Na de inspectie brengen zij advies uit aan de gemeente. Werkinstructie WMO Doel/resultaat: Het uitvoeren van de wettelijke inspectietaak in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning Uitvoerende: Toezichthouder Wmo Stap Werkwijze aangekondigd regulier onderzoek 1 In overleg met de gemeenten wordt bepaald welke instellingen voor een regulier onderzoek bezocht worden. Signalen die binnenkomen bij gemeente en/of GGD kunnen worden meegenomen in het keuzeproces. 2 Het onderzoek op de locatie wordt aan de hand van het Werkinstructie WMO toezicht uitgevoerd. Afhankelijk van de instelling wordt bekeken wat wordt meegenomen in het onderzoek: -interview houder en documentenonderzoek -bezoek en observatie bij locatie(s) waar voorzieningen worden aangeboden -interview cliënten en/of mantelzorgers. 3 De bevindingen worden vastgelegd in een rapportage die aan de instelling en aan de contactpersoon van het cluster wordt verzonden. 12

13 Bijlage GGD - Contact Toezicht Wmo Telefoonnummer meldpunt Mailadres: toezichtwmo@ggdwestbrabant.nl Het Meldpunt is te bereiken op werkdagen van 9.00 tot uur De formulieren voor de melding zijn te vinden op: 13