Tekst lezen en vragen stellen

Transcriptie

1 Tekst lezen en vragen stellen 1. Je gaat zo de tekst Steeds meer mensen worden donor lezen met het stappenplan. Tijdens het lezen ga je vragen stellen. Lees eerst in de uitleg hoe Sam dit aanpakt (begin bij Start en lees met de klok mee). Nu eens verder lezen en kijken of ik ook antwoord krijg op mijn vragen. Start Ik lees een tekst. Lees je mee wat ik denk? Ik ben benieuwd wat er in de tekst staat. Wat is een donor? Hoe kun je donor worden? Waarom zijn er organen nodig? De tekst roept allerlei vragen bij me op. Ik lees dat orka s een man en hond uit de zee hebben gejaagd. 2. Lees nu de tekst. Noteer vragen die de tekst bij je oproept in de kantlijn. Schrijf er minstens vijf op. Schrijf de antwoorden nog niet op. Vraag 1: Vraag 2: Vraag 3: pagina 1 van 6 pagina 1 van 6

2 Vraag 4: Vraag 5: 3. Bespreek met twee andere leerlingen welke vragen jullie hebben opgeschreven. Hebben jullie dezelfde vragen? 4. Wat zijn de antwoorden op jullie vragen? Bespreek die samen en schrijf de antwoorden hierboven op. Je onthoudt de informatie die in een tekst staat beter als je vragen stelt en controleert of die ook beantwoord worden. Vragen over de tekst beantwoorden Zoek eerst de regel(s) in de tekst op die je nodig hebt. Beantwoord daarna de vraag. 1. Het aantal jongeren dat zich als donor registreert, stijgt fors (regel 20-21). Hoe komt dat volgens de Nederlandse Transplantatie Stichting? 2. In regel staat: Ouders kunnen de wens van hun kind overigens negeren, zolang het kind onder de 16 is. Wat wordt daarmee bedoeld? 3. Het spotje van de Donorweek zorgde voor ophef (regel 33-34). Wat betekent ophef? 4. In regel 37 staat dat Wouters gedrag bij veel mensen in het verkeerde keelgat is geschoten. Wat betekent deze uitdrukking? Is het spotje bij jou ook in het verkeerde keelgat geschoten? pagina 2 van 6 pagina 2 van 6

3 5. Meer dan 1200 zieke mensen staan op de wachtlijst. Wat voor gevoel heb jij daarbij? Zou jij donor willen worden? Schema s en tabellen lezen Meestal maak je zelf een sleutelschema bij een tekst die je hebt gelezen. Nu ga je schema s en tabellen lezen die bij de tekst horen. Bespreek de vragen samen. 1. Bekijk het staafdiagram met de titel Transplantaties en wachtlijsten. 2. Wat kun je in het staafdiagram zien? Er kan meer dan één antwoord goed zijn. A. hoeveel mensen er op de wachtlijst staan in de jaren 2008 tot en met 2012 B. hoeveel orgaantransplantaties er zijn geweest in de jaren 2008 tot en met 2012 C. voor welke organen mensen in de jaren 2008 tot en met 2012 op de wachtlijst stonden D. Geen van de antwoorden is juist. 3. Hoeveel orgaantransplantaties waren er in 2011? A. Ongeveer 1000 B. Ongeveer 1125 C. Ongeveer 1200 D. Ongeveer 1250 pagina 3 van 6 pagina 3 van 6

4 Bekijk nu ook de tabel die bij het staafdiagram hoort. Kloppen je antwoorden bij vraag 2 en 3? 4. In welk jaar was het tekort aan orgaandonoren het grootst? In Bekijk nu de wachtlijst per orgaan hieronder. pagina 4 van 6 pagina 4 van 6

5 5. Welke organen zijn het meest nodig? Maak een top Wat is een pancreas denk je? Tip: Kijk nog even in de tekst onder het kopje Transplantatie. 7. Waar staat -6% voor in deze tabel? A. Het percentage waarmee het aantal patiënten dat op de wachtlijst voor een transplantatie staat is gedaald. B. Het percentage waarmee het aantal patiënten dat op de wachtlijst staat voor een transplantatie is gestegen. 8. Weet je ook waar elk orgaan zit in je lichaam? Schrijf de namen van de organen die je in de afbeelding ziet erbij. pagina 5 van 6 pagina 5 van 6

6 Uitdrukkingen met lever, hart, longen, nieren en huid Het Nederlands kent veel uitdrukkingen, bijvoorbeeld met het woord hart of huid erin. 1. Weet jij wat de uitdrukkingen betekenen? Bespreek ze samen en schrijf de betekenis erachter. Gebruik zo nodig een woordenboek. 2. Ken je nog een uitdrukking met hart of huid? Schrijf die bij nummer 9 en Welke uitdrukking past het beste bij jou? Waarom? Uitdrukking Betekenis 1. iets op je lever hebben 2. in hart en nieren 3. het hart op de tong hebben 4. de longen uit je lijf schreeuwen 5. iemand op de huid zitten 6. iemand iets op het hart drukken 7. je hart vasthouden 8. een dikke huid hebben pagina 6 van 6 pagina 6 van 6