FordTourneoConnect FordTransitConnect Instructieboekje. Feel the difference

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FordTourneoConnect FordTransitConnect Instructieboekje. Feel the difference"

Transcriptie

1 FordTourneoConnect FordTransitConnect Instructieboekje Feel the difference

2 De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming. Fouten of omissies uitgesloten. Ford Motor Company 2007 Alle rechten voorbehouden. Onderdeelnummer: 7T1J-19A321-CA (CG3526nl) 06/

3 Inhoudsopgave Inleiding Over deze handleiding...5 Overzicht van symbolen...5 Onderdelen en accessoires...5 Kort overzicht Kort overzicht...6 Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitjes...12 Zitverhogers...13 Plaatsing van kinderzitjes...14 ISOFIX verankeringspunten...16 Kindersloten...18 Bescherming van inzittenden Werking...19 Veiligheidsgordels vastmaken...21 Hoogte van veiligheidsgordels afstellen...22 Gebruik van veiligheidsgordels tijdens zwangerschap...22 Sleutels en afstandsbediening Algemene informatie over radiofrequenties...23 Programmeren van de afstandsbediening...23 Batterij van afstandsbediening vervangen...24 Sloten Vergrendelen en ontgrendelen...25 Motorstartblokkering Werking...30 Gecodeerde sleutels...30 Immobilisatiesysteem inschakelen...31 Immobilisatiesysteem uitschakelen...31 Alarm Werking...32 Alarm inschakelen...32 Alarm uitschakelen...32 Stuurwiel Stuurwiel afstellen...33 Audiobediening...33 Ruitenwissers en ruitensproeiers Voorruitwissers...35 Voorruitsproeiers...35 Achterruitwissers en -sproeiers...35 Ruitenwisserbladen controleren...36 Ruitenwisserbladen vervangen...36 Verlichting Verlichtingsbediening...38 Voorste mistlampen...38 Mistachterlichten

4 Inhoudsopgave Koplamphoogte afstellen...39 Richtingaanwijzers...41 Interieurverlichting...41 Gloeilampen vervangen...42 Gloeilampentabel...46 Ruiten en spiegels Elektrisch bedienbare ruiten...48 Buitenspiegels...48 Elektrisch verstelbare buitenspiegels...49 Binnenspiegel...50 Achterste zijruiten...50 Instrumenten Meters...51 Waarschuwings- en indicatielampen...52 Akoestische waarschuwingssignalen en -indicaties...55 Infodisplays Tripcomputer...56 Klimaatregeling Werking...57 Ventilatieroosters...57 Verwarmde ruiten en spiegels...58 Handmatige klimaatregeling...58 Extra verwarming...61 Stoelen De juiste zitpositie innemen...66 Voorstoelen...66 Hoofdsteunen...70 Achterbank...70 Verwarmde stoelen...73 Gemaksfuncties Klok...74 Aansteker...74 Asbak...75 Extra voedingsaansluitingen...75 Bekerhouders...76 Dashboardkastje...76 Opbergruimtes...76 Wegenkaartopbergvakken...78 Rugleuningtafeltjes...78 Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN)...79 De motor starten Algemene informatie...80 Contactslot...80 Een benzinemotor starten...80 Een dieselmotor starten...82 Motor uitschakelen...82 Brandstof en tanken Veiligheidsmaatregelen...83 Brandstofkwaliteit - Benzine...83 Brandstofkwaliteit - Diesel...83 Katalysator...83 Tankklep...84 Tanken...84 Brandstofverbruik...85 Technische specificatie

5 Inhoudsopgave Versnellingsbak/transmissie Handgeschakelde versnellingsbak...87 Remmen Werking...88 Tips voor rijden met ABS...88 Parkeerrem...89 Aandrijfregeling (traction control) Werking...90 Gebruik maken van aandrijfregeling (traction control)...90 Parkeerhulp Werking...91 Gebruik maken van de parkeerhulp...91 Transport Algemene informatie...93 Dakrekken en bagagedragers...93 Bagagenetten...93 Aanhangers trekken Trekken van een aanhanger...95 Tips voor het rijden Inrijden...96 Nooduitrusting Eerstehulpset...97 Gevarendriehoek...97 Staat na een aanrijding Onderbrekingsschakelaar brandstoftoevoer...98 Componenten van veiligheidssysteem inspecteren...99 Zekeringen Plaatsen zekeringenhouders Een zekering vervangen Zekeringlabels Specificatie-overzicht zekeringen Bergen van de auto Sleeppunten Auto op vier wielen slepen Onderhoud Algemene informatie De motorkap openen en sluiten Overzicht motorruimte - 1,8 l Duratec-DOHC (Zeta) Overzicht motorruimte - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel /1,8 l Duratorq-TDDi (Lynx) diesel Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratec-DOHC (Zeta) Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel /1,8 l Duratorq-TDDi (Lynx) diesel Motorolie controleren Motorkoelvloeistof controleren

6 Inhoudsopgave Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren Ruitensproeiervloeistof controleren Technische specificatie Verzorging van de auto Reinigen van buitenzijde auto Reinigen van binnenzijde auto Kleine lakschade repareren Accu van de auto Onderhoud van de accu Gebruik van startkabels Accu vervangen Velgen en banden Algemene informatie Een wiel vervangen Verzorging van banden Gebruik van winterbanden Gebruik van sneeuwkettingen Technische specificatie Voertuigidentificatie Voertuigidentificatieplaatje Voertuigidentificatienummer (VIN) LAV-plaatje (lastafhankelijke remdrukregelklep) Technische specificaties Technische specificatie Telefoon Algemene informatie Setup telefoon Setup Bluetooth Bedieningselementen telefoon Gebruik maken van de telefoon - Auto's zonder Navigatiesysteem Gebruik maken van de telefoon - Auto's met Travel Pilot EX Spraaksturing Werking Spraakgestuurd regelsysteem gebruiken Commando s audio-unit Commando s telefoon Commando s navigatiesysteem Commando s klimaatregeling Bijlagen Typegoedkeuringen Typegoedkeuringen

7 Inleiding OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. Wij raden u aan de tijd te nemen om uw auto goed te leren kennen door dit instructieboekje zorgvuldig te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede. N.B.: In dit instructieboekje worden alle modellen en opties beschreven, soms zelfs voordat deze leverbaar zijn. Soms worden opties beschreven waarmee uw auto niet is uitgerust. N.B.: Gebruik uw auto altijd volgens de geldende regels en wetgeving. N.B.: Overhandig bij verkoop van uw auto dit instructieboekje aan de nieuwe eigenaar. Het instructieboekje is een onderdeel van de auto. OVERZICHT VAN SYMBOLEN Symbolen in dit instructieboekje WAARSCHUWING U riskeert de dood of ernstige verwonding van uzelf en anderen wanneer u niet de instructies opvolgt waarop u door dit waarschuwingssymbool wordt geattendeerd. LET OP U riskeert beschadiging van uw auto wanneer u niet de instructies opvolgt waarop u door dit waarschuwingssymbool wordt geattendeerd. Symbolen op uw auto Wanneer u deze symbolen ziet, lees dan eerst de betreffende instructies in dit instructieboekje en volg deze op voordat u iets aanraakt of probeert af te stellen. ONDERDELEN EN ACCESSOIRES Originele Ford onderdelen en accessoires zijn speciaal voor uw auto ontwikkeld. Wij wijzen erop dat niet-originele Ford onderdelen en accessoires niet door Ford zijn onderzocht en goedgekeurd tenzij expliciet door Ford is aangegeven. Wij kunnen niet instaan voor de geschiktheid van dergelijke producten. Wij raden u aan uw Ford dealer te vragen of onderdelen en accessoires geschikt zijn voor uw auto. 5

8 Kort overzicht KORT OVERZICHT Overzicht instrumentenpaneel Stuur links E

9 Kort overzicht Stuur rechts I H G B D C E F S J M K L N Q P O A E74267 A B C D E Lichtschakelaar. Zie Verlichting (bladzijde 38). Richtingaanwijzers. Zie Verlichting (bladzijde 38). Claxon. Instrumentengroep. Zie Gemaksfuncties (bladzijde 74). Informatiedisplay. Zie Tripcomputer (bladzijde 56). 7

10 Kort overzicht F G H I J K L M N O P Q R S Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 35). Luchtroosters. Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Verlichting (bladzijde 38). Audio- of navigatiesysteem. Zie de afzonderlijke handleiding. Toetsen van klimaatregeling. Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). Schakelaars voor- en achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). Asbak of opbergvak. Zie Gemaksfuncties (bladzijde 74). Schakelaars luchtrecirculatie en airconditioning. Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). Aansteker of extra elektrisch aansluitpunt. Zie Gemaksfuncties (bladzijde 74). Contactslot. Hendel verstelling stuurkolom. Zie Stuurwiel (bladzijde 33). Bediening audio-installatie. Zie Audiobediening (bladzijde 33). Zekeringen. Zie Zekeringen (bladzijde 100). Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels Zie Koplamphoogte afstellen (bladzijde 39). 8

11 Kort overzicht Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen A A Portieren met de afstandsbediening vergrendelen en ontgrendelen A B C B B E87379 A B C Ontgrendelen Vergrendelen Bagageruimte ontgrendelen Transit Connect E74800 A B Ontgrendelen Vergrendelen Transit Connect Draai de sleutel in stand A om de voorportieren te ontgrendelen. Draai de sleutel tweemaal in stand A om alle portieren te ontgrendelen. Tourneo Connect Draai de sleutel in stand A om de voorportieren te ontgrendelen. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 25). Druk eenmaal op toets A om alleen de voorportieren te ontgrendelen. Druk tweemaal op toets A om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. Druk eenmaal op toets C om de achterklep en de schuifdeur te ontgrendelen. Tourneo Connect Druk eenmaal op toets A om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. Alle modelvarianten Druk eenmaal op toets B om alle portieren en de achterklep te vergrendelen. Druk tweemaal binnen drie seconden op toets B om de dubbele vergrendeling te activeren. 9

12 Kort overzicht N.B.: De alarminstallatie kan ook afzonderlijk via de dubbele vergrendelingssysteem worden ingeschakeld door de sleutel in de vergrendelstand te draaien. Richtingaanwijzers Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 25). Stuurwiel instellen is. WAARSCHUWING Verstel het stuurwiel nooit wanneer de auto in beweging E74363 Klok gelijkzetten Versie 1 E70358 Druk de vergrendelhendel omlaag om de hoogte van het stuurwiel en de afstand tot de bestuurder ervan in te stellen. Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 33). E74265 A Omschakel- en terugsteltoets 10

13 Kort overzicht Draai de contactsleutel in stand II. Houd de toets A minimaal drie seconden ingedrukt tot de tijdsweergave op het display knippert. Druk op toets A om de minuten vooruit te zetten. Houd de toets ingedrukt om snel vooruit te gaan. Om te wisselen tussen de 12 en 24 uurs cyclus zet u de contactsleutel in stand I en drukt u op toets A. Versie 2 Raadpleeg voor gedetailleerde instructies hoe de klok moet worden ingesteld de afzonderlijke handleiding van de audio-installatie. Voorruit ontdooien en ontwasemen E74666 Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). Stationair toerental na het starten Wanneer de motor koud is, kan het stationaire toerental direct na het aanslaan hoger zijn. Zie De motor starten (bladzijde 80). E83530 Druk op toets A om de tijd weer te geven. 11

14 Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, laat dan het kinderzitje door een hiertoe opgeleide monteur controleren. E68916 WAARSCHUWINGEN Laat kinderen met een lengte van minder dan 150 centimeter of jonger dan 12 jaar plaatsnemen in een geschikt, goedgekeurd kinderzitje, dat op de achterbank is geplaatst. Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.01: Extreme Hazard! Do not use a rearward facing child restraint on a seat protected by an air bag in front of it! Lees de instructies van de fabrikant en volg deze op wanneer u een kinderzitje aanbrengt. Verander op geen enkele wijze het kinderzitje. Neem tijdens het rijden geen kinderen op schoot. Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. Bij uw dealer is een keuze uit ECE-goedgekeurde kinderzitjes beschikbaar die specifiek voor uw auto zijn getest en goedgekeurd. Kinderzitjes voor verschillende gewichtsgroepen Gebruik het correcte kinderzitje als volgt: Babyzitje E

15 Veiligheidsuitrusting voor kinderen Plaats kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 13 kilogram in een achterwaarts gericht babyzitje dat op de achterbank is geplaatst. Kinderveiligheidszitje WAARSCHUWINGEN Gebruik geen kussens, boeken of handdoeken om het kind hoger te laten zitten. Zorg ervoor dat uw kinderen rechtop zitten. Laat kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 15 kilogram maar met een lengte van minder dan 150 centimeter in een kinderzitje of op een zitverhoger plaatsnemen. Zitverhoger E68920 Vervoer kinderen met een lichaamsgewicht van 13 tot 18 kilogram in een kinderveiligheidszitje dat op de achterbank is geplaatst. ZITVERHOGERS WAARSCHUWINGEN Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger nooit alleen met de heupgordel. Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger niet met een veiligheidsgordel die niet gespannen is of gedraaid zit. Leg de schoudergordel niet onder de arm of achter de rug van het kind langs. E70710 Wij raden het gebruik van een kinderzitje aan, dat uit een zitverhoger met een rugleuning bestaat in plaats van alleen een zitverhoger. De hogere zitpositie zorgt ervoor dat de standaard veiligheidsgordel correct over het midden van de schouder van het kind en de heupgordel over de heupen komt te liggen. 13

16 Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger PLAATSING VAN KINDERZITJES WAARSCHUWING Wanneer een voorwaarts gericht kinderzitje op een zitplaats achterin wordt geplaatst, verwijder dan de hoofdsteun van die zitplaats. E68924 N.B.: Wanneer u een kinderzitje op een voorstoel gebruikt, kan het moeilijk zijn de heupgordel strak te trekken. Zet in een dergelijk geval de rugleuning volledig rechtop en de stoel in een hogere stand. Zie Voorstoelen (bladzijde 66). Gewichtsgroepen Zitplaatsen 0 Tot 10 kg 0+ Tot 13 kg I 9 tot 18 kg II 15 tot 25 kg III 22 tot 36 kg Passagiersstoel, voor, met airbag X X U 1 U 1 U 1 Passagiersstoel, voor, zonder airbag U 1 U 1 U 1 U 1 U 1 Zitplaatsen, tweede zitrij U U U U U Zitplaatsen, derde zitrij U U U U U X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. 14

17 Veiligheidsuitrusting voor kinderen U 1 Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank wordt geplaatst. ISOFIX kinderzitjes Zitplaatsen Gewichtsgroepen 0 0+ I II III Tot 10 kg Tot 13 kg 9-18 kg kg kg ISOFIX zitplaatsen op de tweede zitrij X L ** L ** X X ISOFIX zitplaatsen op de tweede zitrij, klasse* E C, D, E A, B, B1, C, D X X X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep. L Alleen aanbevolen voor de volgende achterwaarts gerichte ISOFIX kinderzitjes: Roemer Baby-Safe (E ), Roemer Baby-Safe Plus (E ), Britax Cosy Tot (E ), Britax Cosy Tot Premium (E ). L Alleen aanbevolen voor de volgende voorwaarts gerichte ISOFIX kinderzitjes met verankering aan bovenzijde (groep I): Roemer Duo (E ). * Als omschreven in ECE-R16. N/A Niet van toepassing. N.B.: ** Wanneer u een ISOFIX kinderzitje aanschaft, let er dan op dat dit geschikt is voor de gewichtsgroep van uw kind en dat de ISOFIX maatklasse geschikt is voor de plaats waar het zitje wordt aangebracht. 15

18 Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX VERANKERINGSPUNTEN Tourneo Connect WAARSCHUWINGEN Ford raadt het gebruik van een ISOFIX systeem zonder gebruik te maken van een draaibeveiliging, zoals een correct aangebrachte veiligheidsgordel aan de bovenzijde of een steunarm, af. Er bestaat kans op overlijden of ernstige verwonding wanneer de instructies van de fabrikant niet correct worden opgevolgd of wanneer het kinderzitje/ veiligheidsgordel op enige wijze wordt gewijzigd. Uw auto is uitgerust met ISOFIX verankeringspunten. Uw Ford dealer zal ze graag voor u bereikbaar maken. Het ISOFIX systeem bestaat uit twee stevige bevestigingsarmen aan het kinderzitje, waarmee dit aan verankeringspunten achter de rugleuning wordt bevestigd. Wanneer de twee onderste bevestigingspunten door uw Ford Dealer toegankelijk zijn gemaakt, kunt u deze in op de middelste zitplaats van de tweede zitrij vinden. De bevestigingspunten zijn voorzien van een cirkelvormig pictogram en de tekst 'ISOFIX'. De trechtervormige geleiders zorgen ervoor dat de bevestigingsarmen van een ISOFIX kinderzitje makkelijk en stevig kunnen worden bevestigd. ISOFIX kinderzitjes die niet door Ford zijn goedgekeurd, zijn niet door Ford getest en de geschiktheid noch de veiligheid van dergelijke zitjes kan worden gegarandeerd, ongeacht of zij met het ISOFIX systeem of met de normale veiligheidsgordels worden bevestigd. Kinderzitje met een veiligheidsriem aan de bovenzijde bevestigen E75769 WAARSCHUWING Bevestig de veiligheidsgordel zoals afgebeeld alleen aan het daartoe bestemde verankeringspunt. De veiligheidsgordel kan niet correct functioneren wanneer hij aan een ander punt wordt bevestigd. 16

19 Veiligheidsuitrusting voor kinderen Voor kinderzitjes met een veiligheidsriem aan de bovenzijde is uw auto voorzien van een derde verankeringspunt, voor gebruik van een kinderzitje in voorwaartse richting. Deze extra verankeringspunt maak het gebruik van een veiligheidsriem aan de bovenzijde mogelijk. Neem contact op met uw Ford dealer om dit verankeringspunt te laten aanbrengen. E75771 Bij uitvoeringen met acht zitplaatsen bevindt dit punt zich achter de middelste zitplaats op de tweede zitrij. E75772 E75770 Bij uitvoeringen met vijf zitplaatsen bevindt het verankeringspunt zich boven de opening van de achterdeur. Het verankeringspunt is te herkennen aan een pictogram. De veiligheidsgordel aan de bovenzijde van het kinderzitje moet onder de naar beneden geschoven hoofdsteun naar het verankeringspunt worden gevoerd. Verwijder de kap van het verankeringspunt en breng de riem aan. Na het aanbrengen van het kinderzitje moet de veiligheidsgordel volgens de richtlijnen van de fabrikant worden aangetrokken. 17

20 Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN Tourneo Connect WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. N.B.: Alleen de schuifdeuren zijn voorzien van kinderveiligheidssloten. A B E75766 A B Vergrendelen Ontgrendelen 18

21 Bescherming van inzittenden WERKING Airbags WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de wagen op geen enkele wijze. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben. Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.01: Extreme Hazard! Do not use a rearward facing child restraint on a seat protected by an airbag in front of it! Draag een veiligheidsgordel en houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer de veiligheidsgordel correct wordt gedragen, kan deze u in een zodanige positie houden dat de airbag optimaal kan functioneren. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 66). Laat reparaties aan het stuurwiel, de stuurkolom, stoelen, airbags en veiligheidsgordel uitvoeren door goed getrainde monteurs. Houd de gebieden voor de airbags vrij. Breng niets aan op of over de panelen van de airbags. Steek geen scherpe voorwerpen in gebieden waar airbags zijn gemonteerd. Dit zou de airbags kunnen beschadigen en nadelige gevolgen kunnen hebben voor het ontvouwen. WAARSCHUWINGEN Gebruik stoelhoezen die zijn ontworpen voor stoelen met zij-airbags. Laat deze aanbrengen door goed getrainde monteurs. N.B.: Het opblazen van een airbag gaat gepaard met een luide knal en u ziet een onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit is normaal. N.B.: Reinig de panelen van de airbags met een vochtige doek. Front-airbags aan bestuurders- en passagierszijde E

22 Bescherming van inzittenden De frontairbags treden in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts. De airbags worden in enkele milliseconden opgeblazen en stromen weer leeg zodra zij in contact komen met de lichamen van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen. Bij lichte aanrijdingen, het over de kop slaan van de auto of bij aanrijdingen van opzij of van achteren worden de frontairbags niet geactiveerd. Zijairbags E72658 De zijairbags bevinden zich in de zijkant van de rugleuningen van de voorstoelen. Een label op de rugleuning geeft aan dat uw auto is uitgerust met zijairbags. De zijairbags worden geactiveerd bij zware zijdelingse aanrijdingen. Alleen de airbag aan de zijde van de aanrijding wordt geactiveerd. De airbags worden in enkele milliseconden opgeblazen en stromen weer leeg zodra zij in contact komen met de lichamen van de inzittenden, waardoor zij bescherming bieden aan de omgeving van borst en schouder. Bij lichte aanrijdingen van opzij, het over de kop slaan van de auto, aanrijdingen van voren of van achteren worden de zijairbags niet geactiveerd. Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Draag een veiligheidsgordel en houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer u de veiligheidsgordel op de juiste wijze draagt, kan deze u op uw plaats houden en zijn maximale bescherming bieden. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 66). Gebruik een veiligheidsgordel nooit voor meer dan een persoon. Gebruik voor iedere stoel het juiste gordelslot. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet slap of gedraaid zit. Draag geen dikke kleding. De veiligheidsgordels bieden optimaal bescherming wanneer ze nauwsluitend worden gedragen. 20

23 Bescherming van inzittenden WAARSCHUWINGEN Leg de schoudergordel over het midden van de schouder en leg de heupgordel strak over uw heupen. Het oprolmechanisme van de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is voorzien van een gordelspanner. De activeringsdrempel van de gordelspanners is iets lager dan die van de airbags. Bij aanzienlijke frontale aanrijdingen is het mogelijk dat alleen de gordelspanners in werking treden. VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN WAARSCHUWING Steek de slottong in het gordelslot tot u een 'klik' hoort; alleen dan is de veiligheidsgordel goed vergrendeld. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. Als er een stevige ruk aan wordt gegeven of als de auto op een helling staat, kan de gordel blokkeren. Druk de rode knop op het gordelslot in om de gordel los te maken en laat de gordel zich gelijkmatig en volledig oprollen. Veiligheidsgordels achterin E75564 E66541 WAARSCHUWING Om er zeker van kunnen zijn dat de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats correct werkt, moet de rugleuning van de achterbank goed zijn vergrendeld. Let erop dat elke slottong in het correcte gordelslot wordt gestoken. 21

24 Bescherming van inzittenden HOOGTE VAN VEILIGHEIDSGORDELS AFSTELLEN Veiligheidsgordel, voor GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS TIJDENS ZWANGERSCHAP E68587 E68901 Veiligheidsgordel, achter WAARSCHUWING Breng de veiligheidsgordel voor uw eigen veiligheid, maar ook voor dat van uw ongeboren kind op correcte wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel of de schoudergordel. De heupgordel moet comfortabel over de heupen liggen aan de onderzijde van uw zwangere buik. Leg de schoudergordel tussen uw borsten, boven en aan de zijkant van uw zwangere buik. E73074 WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel soepel door de geleider glijdt. 22

25 Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES LET OP De radiofrequentie van de afstandsbediening kan ook worden gebruikt door andere zenders met een klein bereik (bijvoorbeeld zendamateurs, medische apparatuur, draadloze hoofdtelefoons, afstandsbedieningen en alarmsystemen). Wanneer de frequenties worden gestoord, kunt u geen gebruik meer maken van uw afstandsbediening. U kunt de portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen. N.B.: U kunt de portieren ontgrendelen wanneer u de toetsen op de afstandsbediening per ongeluk indrukt. Het bereik tussen uw afstandsbediening en uw auto is afhankelijk van de omgeving. PROGRAMMEREN VAN DE AFSTANDSBEDIENING U kunt maximaal vier afstandsbedieningen voor uw auto programmeren (inclusief die met uw auto werd meegeleverd). N.B.: Controleer of de alarminstallatie is uitgeschakeld en of alle portieren zijn gesloten. 1. Draai de contactsleutel acht maal binnen 10 seconden vanuit stand 0 in stand II. De contactsleutel moet uiteindelijk in stand II staan en blijven staan. De portiersloten sluiten eenmaal vergrendelen en ontgrendelen om aan te duiden dat het nu mogelijk is nieuwe afstandsbedieningen te programmeren. 2. Druk binnen 20 seconden nadat de portiersloten hebben vergrendeld en ontgrendeld op een willekeurige toets op de nieuwe afstandsbediening. De portiersloten zullen opnieuw vergrendelen en ontgrendelen om aan te duiden dat de afstandsbediening met succes is geprogrammeerd. 3. Herhaal stap 2 bij alle afstandsbedieningen, inclusief uw originele afstandsbediening. Telkens wanneer een nieuwe afstandsbediening met succes is geprogrammeerd, begint de programmeerperiode opnieuw en is het gedurende 20 seconden mogelijk een nieuwe afstandsbediening te programmeren. 4. Zet het contact in stand 0. De portiersloten zullen opnieuw vergrendelen en ontgrendelen om aan te duiden dat het programmeren van de afstandsbediening is beëindigd. Uw auto kan nu alleen met de afstandsbedieningen die u zojuist hebt geprogrammeerd worden vergrendeld en ontgrendeld. 23

26 Sleutels en afstandsbediening BATTERIJ VAN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Open de zender door de klemmen aan de zijkant met een plat voorwerp uit elkaar te drukken. Wanneer het bereik van de zender in de sleutel geleidelijk begint af te nemen, moet de batterij worden vervangen (type 3V CR 2032). E68729 E68726 Maak door een plat voorwerp (bijv. een schroevendraaier) in de uitsparing aan de achterzijde te steken de zender voorzichtig los van het huis. Maak de batterij voorzichtig met een plat voorwerp los. Breng de nieuwe batterij tussen de contacten aan met het + merkteken naar beneden. Stel de zender in omgekeerde volgorde weer samen. Maak de batterij voorzichtig met een plat voorwerp los. Breng de nieuwe batterij tussen de contacten aan met het + merkteken naar beneden. Stel de zender in omgekeerde volgorde weer samen. E

27 Sloten VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Centrale vergrendeling N.B.: U kunt de portieren en de achterklep met de sleutel ontgrendelen. Hiervan moet gebruik worden gemaakt wanneer de afstandsbedieningssysteem niet werkt. N.B.: Bij het ontgrendelen van de achterklep met een sleutel worden geen portieren ontgrendeld. N.B.: U kunt de portieren alleen centraal vergrendelen wanneer alle portieren zijn gesloten. N.B.: U kunt het centrale vergrendelingssysteem vanaf beide voorportieren deactiveren. Dubbele vergrendeling E74799 Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen Wanneer u de portieren ontgrendelt, knipperen de richtingaanwijzers eenmaal. Bij auto's met dubbele vergrendeling knipperen de richtingaanwijzers tweemaal wanneer u de portieren vergrendelt. WAARSCHUWING Schakel de dubbele vergrendeling niet in wanneer zich personen of dieren in de wagen bevinden. Wanneer de dubbele vergrendeling is ingeschakeld kunnen de portieren niet van binnenuit worden ontgrendeld. Dubbele vergrendeling is een voorziening tegen diefstal die voorkomt dat personen de portieren van binnenuit kunnen ontgrendelen. Alleen wanneer alle portieren zijn gesloten kunnen deze dubbel worden vergrendeld. 25

28 Sloten Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen A B B A Portieren met de sleutel dubbel vergrendelen Draai de sleutel binnen drie seconden in de ontgrendelstand en vervolgens in de vergrendelstand om de portieren dubbel te vergrendelen. Portieren met de afstandsbediening vergrendelen en ontgrendelen A B C E74800 A B Ontgrendelen Vergrendelen Tourneo Connect (met afstandsbediening) en Transit Connect Draai de sleutel in stand A om de voorportieren te ontgrendelen. Draai de sleutel tweemaal in stand A om alle portieren te ontgrendelen. Tourneo Connect zonder afstandsbediening Draai de sleutel in stand A om alle portieren te ontgrendelen. E87379 A B C Ontgrendelen Vergrendelen Achterklep en schuifdeuren ontgrendelen Druk eenmaal op toets A om alleen de voorportieren te ontgrendelen. Druk tweemaal op toets A om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. Druk eenmaal op toets C om de achterklep en de schuifdeur te ontgrendelen. Druk eenmaal op toets B om alle portieren en de achterklep te vergrendelen. Druk tweemaal binnen drie seconden op toets B om de dubbele vergrendeling te activeren. 26

29 Sloten N.B.: De alarminstallatie kan ook afzonderlijk via de dubbele vergrendelingssysteem worden ingeschakeld door de sleutel in de vergrendelstand te draaien. Schuifdeur De portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Voorportieren A B E74706 A A B Vergrendelen Ontgrendelen E74704 A B B Alle portieren vergrendelen Ontgrendelen N.B.: Via B kunnen alle portieren van de Tourneo Connect zonder afstandsbediening of de voorportieren van de Tourneo Connect (met afstandsbediening) en de Transit Connect worden ontgrendeld. De portieren openen Schuifdeur N.B.: Bij de Tourneo Connect kan de schuifdeur aan de rechterzijde niet volledig worden geopend wanneer de klep van de brandstofvulopening is ontgrendeld en geopend. 27

30 Sloten Rechter achterdeur 2 1 A B E74705 A B Buitenzijde Binnenzijde A E74707 B Dubbele achterdeuren WAARSCHUWING Sluit de achterdeuren goed om te voorkomen dat deze tijdens het rijden opengaan. Rijden met een geopende achterdeuren is bijzonder gevaarlijk omdat dan uitlaatgassen het interieur in kunnen worden binnengezogen. A Buitenzijde B Binnenzijde Linker achterdeur 1 2 E

31 Sloten De achterdeuren openen tot 180 en 250 graden A B E66517 E74709 Druk op de gele knop op de deur. Bij het sluiten van de achterdeuren keren de deurvangers automatisch in hun oorspronkelijke stand terug. Achterklep WAARSCHUWING Sluit de achterklep goed om te voorkomen dat deze tijdens het rijden openspringt. Rijden met een geopende achterklep is bijzonder gevaarlijk omdat dan uitlaatgassen het interieur kunnen worden binnengezogen. N.B.: Voor het openen van de achterklep vanaf de binnenzijde kunt u toegang tot de ontgrendelknop krijgen via een opening aan de onderzijde van de achterklep. A B Buitenzijde Binnenzijde 29

32 Motorstartblokkering WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten. GECODEERDE SLEUTELS N.B.: Wanneer u een sleutel bent verloren, laat dan de code bij al uw overige sleutels wissen. Raadpleeg uw dealer voor meer informatie. Laat de vervangingssleutels samen met uw overige sleutels opnieuw coderen. N.B.: Dek uw sleutels niet met metalen voorwerpen af. Hierdoor kan de ontvanger uw sleutel niet herkennen als geldige sleutel. Wanneer u een sleutel verliest, kunt u bij uw Ford dealer een vervangingssleutel verkrijgen. Geef, indien mogelijk, uw dealer het sleutelnummer door, dat op het plaatje staat dat met de originele sleutels is geleverd. U kunt ook extra sleutels bij uw Ford dealer verkrijgen. Sleutels coderen Maximaal kunnen acht sleutels (inclusief de sleutels die bij de auto werden geleverd) worden gecodeerd met behulp van twee andere sleutels, die eerder voor uw auto werden gecodeerd. Voer elk van de volgende handelingen binnen vijf seconden uit. 1. Steek de eerste sleutel in het contactslot en draai hem in stand II. 2. Draai de sleutel terug in stand 0 en neem de sleutel uit het contactslot. 3. Steek de tweede sleutel in het contactslot en draai hem in stand II. 4. Draai de tweede sleutel terug in stand 0 en neem de sleutel uit het contactslot - de coderingsmodus is nu geactiveerd. 5. Wanneer nu een ongecodeerde sleutel in het contactslot wordt gestoken en binnen twintig seconden in de stand II wordt gedraaid, wordt de systeemcode door de sleutel ingelezen. 6. Neem na de coderingsprocedure de sleutel uit het contactslot. Wacht vijf seconden met het inschakelen van het systeem. Wanneer het coderen niet geheel correct is verlopen, knippert de controlelamp nadat het contact met de nieuw gecodeerde sleutel is aangezet en slaat de motor niet aan. Herhaal de procedure na een pauze van twintig seconden met aangezet contact (stand II). Code wissen Met twee voor uw auto gecodeerde sleutels kunt u alle overige gecodeerde sleutels onbruikbaar maken, bijvoorbeeld na verlies van een sleutel: 30

33 Motorstartblokkering Voer elk van de volgende handelingen binnen vijf seconden uit. Voer de eerste vier handelingen uit zoals is beschreven onder Sleutels coderen, en ga vervolgens als volgt te werk: Steek de tweede sleutel in het contactslot en draai hem in stand II. Neem de sleutel uit het contactslot. Steek de eerste sleutel in het contactslot, draai hem in stand II en houd hem in deze stand. De controlelamp knippert nu vijf seconden. Indien het contact gedurende deze vijf seconden wordt afgezet, wordt het wissen van de sleutelcode afgebroken en wordt de code niet gewist. Wanneer het wissen van de sleutels is voltooid, kunnen alle overige sleutels met uitzondering van de twee sleutels die nodig zijn voor het wissen, niet langer worden gebruikt tenzij ze opnieuw worden gecodeerd. Extra sleutels kunnen nu worden gecodeerd. IMMOBILISATIESYSTEEM INSCHAKELEN De controlelamp in de instrumentengroep knippert ter bevestiging dat het systeem is ingeschakeld. IMMOBILISATIESYSTEEM UITSCHAKELEN Het immobilisatiesysteem wordt automatisch uitgeschakeld bij het met een correct gecodeerde sleutel aanzetten van het contact. De controlelamp in de instrumentengroep brandt ongeveer drie seconden en gaat vervolgens uit. Wanneer de controlelamp langer dan een minuut blijft branden of knipperen en vervolgens met onregelmatige intervallen gaat branden, dan is uw sleutel niet herkend. Neem de sleutel uit het slot en probeer het nogmaals. Wanneer u probeert de motor met een niet juist gecodeerde sleutel te starten, moet u ongeveer 20 seconden wachten voordat u het met een correct gecodeerde sleutel opnieuw probeert. Wanneer u de motor met een correct gecodeerde sleutel niet kunt starten, duidt dit op een storing. Laat het immobilisatiesysteem onmiddellijk controleren. Korte tijd nadat u het contact hebt afgezet wordt het immobilisatiesysteem automatisch ingeschakeld. 31

34 Alarm WERKING Het perimeter alarm is een afschrikmiddel voor personen die ongeoorloofd de portieren en de motorkap proberen te openen. Het beveiligt ook de audio-installatie. ALARM UITSCHAKELEN Schakel het alarm uit en deactiveer dit door een van de voorportieren of de achterklep met de sleutel te ontgrendelen. Alarm activeren Wanneer het alarm is ingeschakeld, kan het op een van de volgende manieren worden geactiveerd: Wanneer iemand een portier, het bagagecompartiment of de motorkap zonder de juiste sleutel of afstandsbediening opent. Wanneer iemand de audio-installatie of het navigatiesysteem verwijdert. Wanneer het alarm is geactiveerd, klinkt het alarmsignaal gedurende 30 seconden en knipperen de waarschuwingsknipperlichten vijf minuten. Iedere verdere poging om een van bovenstaande handelingen uit te voeren activeert het alarm opnieuw. ALARM INSCHAKELEN Alarminstallatie inschakelen, wagen vergrendelen. Zie Sloten (bladzijde 25). 32

35 Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN Volume E70361 E70358 WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. Hoger volume: trek de VOL+ schakelaar in de richting van het stuurwiel. Volume verlagen: trek de VOL schakelaar in de richting van het stuurwiel. Seek (zoekfunctie) Druk de vergrendelhendel omlaag om de hoogte van het stuurwiel en de afstand tot de bestuurder ervan in te stellen. Breng de hendel weer in zijn oorspronkelijke stand om de stuurkolom te vergrendelen. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 66). AUDIOBEDIENING E70362 Beweeg de SEEK schakelaar in de richting van het stuurwiel of het instrumentenpaneel: Kies de radio, CD of cassette modus op de audio-installatie. De volgende functies kunnen met de afstandsbediening worden bediend: 33

36 Stuurwiel In de radio modus wordt het eerstvolgende radiostation op een hogere of lagere frequentie opgezocht. In de CD modus wordt het volgende of het vorige nummer gekozen. Mode E70363 Druk kort op de toets aan de zijkant: In de radio modus wordt het volgende in het geheugen opgeslagen radiostation opgezocht. In de CD modus wordt de volgende CD gekozen wanneer een CD-wisselaar is gemonteerd. In alle modi om een verkeersbericht te onderbreken. Druk de toets aan de zijkant in en houd deze ingedrukt: In de radio modus om van golfband te veranderen. 34

37 Ruitenwissers en ruitensproeiers VOORRUITWISSERS D C B WAARSCHUWING Schakel de ruitensproeiers niet langer dan 10 seconden achtereen in; schakel het systeem niet in wanneer het reservoir leeg is. ACHTERRUITWISSERS EN -SPROEIERS Intervalwissen E65995 A A Eenmalig wissen B Wissen met intervallen C Normale wissnelheid D Hoge wissnelheid VOORRUITSPROEIERS E65996 Ruitensproeiers WAARSCHUWING Schakel de achterruitsproeier niet langer dan 10 seconden achtereen in of wanneer het reservoir leeg is. E95250 E

38 Ruitenwissers en ruitensproeiers Trek de hendel volledig naar het stuurwiel toe en houd hem in deze stand om de ruitensproeiers in te schakelen. RUITENWISSERBLADEN CONTROLEREN 3 E E66644 Controleer met uw vingertoppen de rubber randen van de ruitenwisserbladen op oneffenheden. Reinig de ruitenwisserbladen met een in water gedrenkte, zachte spons. 4 RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN 2 E E E

39 Ruitenwissers en ruitensproeiers Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan. 37

40 Verlichting VERLICHTINGSBEDIENING VOORSTE MISTLAMPEN Standen van de lichtschakelaar A D B C WAARSCHUWING Gebruik de mistlampen alleen wanneer het zicht ernstig wordt belemmerd door mist, sneeuw of regen. 1 E65986 A B C D Off (uit) Stads- en achterlichten Koplampen Mistlampen, vóór E MISTACHTERLICHTEN Grootlicht en dimlicht WAARSCHUWING Gebruik de mistachterlichten alleen wanneer het zicht minder dan 50 meter bedraagt. E65987 Trek de hendel geheel naar het stuurwiel toe om tussen grootlicht en dimlicht te wisselen. Lichtsignaal Trek de schakelaarhendel naar het stuurwiel toe. Uitvoeringen zonder mistlampen, vóór E

41 Verlichting Uitvoeringen met mistlampen, vóór A 1 B E KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN Alle uitvoeringen U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van de auto. E93510 A B Lichtbundels hoger Lichtbundels lager Aanbevolen regelknopstanden N.B.: Tijdens het rijden met een aanhanger kunnen hogere regelknopstanden (+1) noodzakelijk zijn. Transit Connect Belading Regelknopstand Aantal personen Gewicht in bagageruimte 1 T200 T210 T220/ T max , /2 4 1 Wanneer de auto is uitgerust met het wegliggings- of hoogtepack, kan het noodzakelijk zijn de hoogte van de koplamplichtbundels in te stellen. 2 Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 131). 3 Lange wielbasis. 4 Korte wielbasis. 39

42 Verlichting Tourneo Connect Belading Regelknopstand Aantal personen Voor Achter Gewicht in bagageruimte 1 K200/ K210 K220 K , / , max / / max / ,5 2 2 / Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 131). 2 Lange wielbasis. 3 Korte wielbasis. 40

43 Verlichting RICHTINGAANWIJZERS E74363 INTERIEURVERLICHTING A B C Wanneer u de schakelaar in stand B zet, gaat de interieurverlichting branden wanneer u een deur of de achterklep ontgrendelt of opent. Wanneer u bij afgezet contact een portier open laat staan, gaat de interieurverlichting enige tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact even aan om de verlichting weer in te schakelen. De interieurverlichting gaat ook branden wanneer u het contact afzet. De verlichting gaat korte tijd later automatisch uit of wanneer u de motor start of opnieuw start. Wanneer u bij afgezet contact de schakelaar in stand C zet, gaat de interieurverlichting branden. De verlichting gaat korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact even aan om de verlichting weer in te schakelen. Leeslampen E72170 A B C Uit Portiercontact Aan E

44 Verlichting GLOEILAMPEN VERVANGEN WAARSCHUWINGEN Schakel de verlichting uit en zet het contact af. Laat de gloeilamp afkoelen voordat u deze verwijdert. LET OP Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Breng alleen gloeilampen met het juiste vermogen aan. Zie Gloeilampentabel (bladzijde 46). N.B.: Reinig bij het vervangen van een gloeilamp de koplamplens met een vochtige doek om een elektrostatische lading, die ervoor zorgt dat stof op de kunststof lens komt, te voorkomen. N.B.: De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, tenzij anders is voorgeschreven. Koplampen Richtingaanwijzer E Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Grootlicht en dimlicht 1 E

45 Verlichting N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er dan voor dat de pijl naar boven wijst. 1. Draai de kap linksom en verwijder deze. N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er dan voor dat de pijl naar boven wijst. 1. Draai de kap linksom en verwijder deze. 3 2 E Trek de stekker los. 3. Maak de klemveer los en verwijder de gloeilamp. Stadslicht 1 2 E Verwijder de gloeilamp en de lamphouder. 3. Verwijder de gloeilamp. Zijknipperlichten 1 3 E E Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht. 2. Pak de lamphouder beet, draai het huis linksom en verwijder het. 3. Verwijder de gloeilamp. 43

46 Verlichting Mistlampen, vóór 2 E N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. N.B.: De lamp is vanaf de achterzijde van de voorbumper bereikbaar. 1. Trek de stekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. E76066 A B C D Achterlicht en remlicht Richtingaanwijzer Achteruitrijlamp Mistachterlicht 1. Verwijder de vleugelmoeren. 2. Verwijder de achterlichtunit en maak de lamphouder los. 3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Achterlichtunits E

47 Verlichting Derde remlicht 1 2. Verwijder de gloeilamp. Uitvoeringen met een achterklep E Verwijder de schroeven. 2. Verwijder het lamphuis. 3. Verwijder de gloeilamp. E Verwijder het lampglas. 2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting Uitvoeringen met dubbele achterdeuren 1 E Verwijder het glas. 45

48 Verlichting Interieurverlichting Voor Achter 1 1 E Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen E E Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp. GLOEILAMPENTABEL Lampje Richtingaanwijzer, voor Grootlicht en dimlicht Zijknipperlicht Mistlamp, vóór Stadslicht Richtingaanwijzer, achter Specificatie PY21W H4 W5W H11 W5W PY21W LL Vermogen (watt) 21 55/

49 Verlichting Lampje Remlicht en achterlicht Mistachterlicht Achteruitrijlamp Derde remlicht Kentekenplaatverlichting (auto's met dubbele achterdeuren) Kentekenplaatverlichting (auto's met achterklep) Interieurverlichting Leeslamp Specificatie P21/5W P21W P21W W16W W5W R10W Buislamp H6W Vermogen (watt) 21/

50 Ruiten en spiegels ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN BUITENSPIEGELS WAARSCHUWING Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. N.B.: Wanneer de ruiten gedurende korte tijd vaak worden bediend kan het systeem een bepaalde tijd buiten werking treden om schade door oververhitting te voorkomen. A E71273 E93505 Zet het contact aan om de elektrisch bedienbare ruiten te openen of te sluiten. Portierruit aan bestuurderszijde automatisch openen Druk de schakelaar tot de tweede aanslag in of til hem tot de tweede aanslag op en laat hem los. Druk hem opnieuw in om de ruit te stoppen. A Groothoekspiegel WAARSCHUWING Vergis u niet in de afstand van voorwerpen die u in de groothoek buitenspiegels ziet. Voorwerpen die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit en lijken verder weg te zijn dan in werkelijkheid het geval is. De spiegels vergroten het zicht naar achteren en verkleinen de zogenaamde dode hoek schuin naar achteren. 48

51 Ruiten en spiegels ELEKTRISCH VERSTELBARE BUITENSPIEGELS A B C E71274 Zorg ervoor dat de spiegel weer volledig wordt vergrendeld wanneer u deze weer in zijn oorspronkelijke stand terugzet. E71280 A B C Linker spiegel Uit Rechter spiegel E71281 De elektrisch bedienbare buitenspiegels zijn voorzien van een verwarmingselement dat het spiegelglas ontdooit en ontwasemt. Zie Klimaatregeling (bladzijde 57). 49

52 Ruiten en spiegels BINNENSPIEGEL E71272 Kantel de spiegel om verblinding 's nachts te verminderen. ACHTERSTE ZIJRUITEN E66498 Trek de hendel naar buiten om de ruit te openen. Druk in het midden van de hendel om deze te vergrendelen. Trek in het midden van de hendel om de ruit te sluiten. Druk hem naar achteren tot hij wordt vergrendeld. 50

53 Instrumenten METERS E74268 A B C D E F G Koelvloeistoftemperatuurmeter Toerenteller Snelheidsmeter Brandstofmeter Selecteer- en terugsteltoets Klok, kilometerteller en dagteller Instelknop digitale klok Koelvloeistoftemperatuurmeter Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de naald in het centrale gedeelte. LET OP Start de motor niet voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen. 51

54 Instrumenten Wanneer de naald in de richting van het rode gedeelte beweegt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 112). Brandstofmeter De pijl naast het symbool van de pomp duidt aan aan welke zijde zich de klep van de brandstofvulopening bevindt. WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Nadat het contact is aangezet gaan de volgende waarschuwings- en controlelampen kort branden ter bevestiging dat het systeem operationeel is: ABS Airbag Remsysteem Motor Immobilisatiesysteem Laadstroom Laag brandstofpeil Multifunctionele controlelamp Oliedruk Traction control Waterafscheider Indien één van deze waarschuwingsof controlelampen niet brandt nadat het contact is aangezet, duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Controlelamp ABS Wanneer deze lamp tijdens het rijden brandt, duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. De remmen blijven normaal werken (zonder ABS) maar laat deze storing zo spoedig mogelijk controleren. Controlelamp airbag Brandt de controlelamp niet, blijft hij branden, of brandt hij met tussenpozen of continu tijdens het rijden, dan duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Controlelamp remsysteem WAARSCHUWING Verlaag geleidelijk uw snelheid. Druk het rempedaal bijzonder voorzichtig in. Druk het rempedaal vooral niet abrupt in. 52

55 Instrumenten Wanneer de controlelamp van het remsysteem tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een storing in één van beide remcircuits. Controleer het remvloeistofniveau. Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 113). WAARSCHUWING Laat deze storing onmiddellijk controleren. Wanneer de controlelamp van het remsysteem samen met de controlelamp van het ABS gaat branden, duidt dit op een storing. Breng de auto zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan en laat deze storing controleren voordat u uw reis hervat. Richtingaanwijzers Knippert bij ingeschakelde richtingaanwijzers. Een plotselinge toename van de knipperfrequentie duidt op een defecte gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 42). Controlelamp motor Alle modelvarianten Wanneer de lamp bij draaiende motor brandt, duidt dit op een storing. Wanneer deze tijdens het rijden knippert, minder dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp knipperen, vermijd dan snel optrekken en krachtig afremmen. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Uitvoeringen met een benzinemotor Uitvoeringen met een dieselmotor De controlelamp van de motor werkt ook als indicator van het voorgloeisysteem. Zie Een dieselmotor starten (bladzijde 82). Controlelamp laadstroom WAARSCHUWING Wanneer bij uitvoeringen met een dieselmotor de V-riem van de dynamo loszit, gescheurd of gebroken is, werkt ook de servobekrachtiging van het remsysteem niet meer. 53

56 Instrumenten Wanneer deze lamp tijdens het rijden brandt, duidt dit op een storing. Schakel alle onnodige stroomverbruikers uit. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Controlelamp laag brandstofniveau Wanneer deze lamp brandt, ga dan zo spoedig mogelijk tanken. Controlelamp grootlicht Brandt wanneer het grootlicht is ingeschakeld. De lamp knippert wanneer u een lichtsignaal geeft. Multifunctionele controlelamp Wanneer deze lamp tijdens het rijden brandt, duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Controlelamp oliedruk LET OP Hervat uw reis niet wanneer de controlelamp oliedruk gaat branden terwijl het oliepeil correct is. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Wanneer de lamp na het starten blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een storing. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet de motor af. Controleer het motoroliepeil. Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). Vul direct olie bij wanneer het oliepeil laag is. Controlelamp traction control (BTCS) Wanneer het systeem tijdens het rijden wordt geactiveerd, knippert de lamp. Als na het aanzetten van het contact de lamp niet brandt of continu tijdens het rijden brandt, duidt dit op een storing. Bij storingen schakelt het systeem uit. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. Controlelamp waterafscheider Wanneer deze lamp tijdens het rijden gaat branden, laat dan het water in het brandstoffilter door een geschoolde monteur aftappen. 54

57 Instrumenten AKOESTISCHE WAARSCHUWINGSSIGNALEN EN -INDICATIES Verlichting ingeschakeld Wanneer bij afgezet contact het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de buitenverlichting niet is uitgeschakeld, klinkt een gong. 55

58 Infodisplays TRIPCOMPUTER Kilometerteller De kilometerteller geeft het totale aantal gereden kilometers weer. Druk de selecteer- en terugsteltoets kort in om te wisselen tussen kilometerteller en dagteller. Dagteller De dagteller registreert het aantal kilometers van een bepaald traject. Druk, om de dagteller op nul terug te stellen, de selecteer- en terugsteltoets in en houd deze ingedrukt. 56

59 Klimaatregeling WERKING Buitenlucht Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat de airconditioning effectief kan werken. Gerecirculeerde lucht LET OP Wanneer de luchtrecirculatiestand langdurig wordt ingeschakeld, kunnen de ruiten beslaan. Wanneer de ruiten beslaan, stel dan de standen in om de voorruit te ontdooien en te ontwasemen. De lucht die zich in het passagierscompartiment bevindt, wordt gerecirculeerd. Er stroomt geen buitenlucht de auto in. Verwarming De verwarmingscapaciteit is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur. Airconditioning N.B.: De airconditioning werkt alleen wanneer de temperatuur hoger is dan 4 ºC. N.B.: Wanneer de airconditioning is ingeschakeld, is het brandstofverbruik hoger. De lucht wordt door de warmtewisselaar geleid, waar deze wordt gekoeld. Om de ruiten wasemvrij te houden wordt vocht aan de lucht onttrokken. Het condens wordt naar buiten afgevoerd en daarom is het normaal dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Pollenfilter LET OP Schakel de aanjager uit wanneer u een automatische wasstraat binnengaat. Het pollenfilter verwijdert de meeste potentieel schadelijke stoffen als pollen, industriële luchtverontreiniging en straatvuil uit de lucht voordat deze het interieur binnenstroomt. VENTILATIEROOSTERS E

60 Klimaatregeling VERWARMDE RUITEN EN SPIEGELS Verwarmbare ruiten Schakel de ruitverwarming in om de voor- of achterruit te ontdooien of ontwasemen. N.B.: De ruitverwarming werkt alleen bij een draaiende motor. Voorruitverwarming HANDMATIGE KLIMAATREGELING Ventilator N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt kan de voorruit beslaan. A E74670 Achterruitverwarming E74671 De controlelamp in de schakelaar brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem uit te schakelen. Na korte tijd schakelt het systeem automatisch uit. Verwarmbare buitenspiegels In de elektrisch bedienbare buitenspiegels is een verwarmingselement gemonteerd dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt. Wanneer u de achterruitverwarming inschakelt, worden deze elementen automatisch ingeschakeld. E75470 A Off (uit) Temperatuurregelknop E74658 Toetsen voor luchtverdeling N.B.: Een kleine hoeveelheid lucht stroomt altijd naar de voorruit. 58

61 Klimaatregeling B C D Snel verwarmen van het interieur A E E74662 E74660 A B C D E Hoofdniveau Hoofdniveau en beenruimte Beenruimte Beenruimte en voorruit Voorruit Ventilatie Luchtrecirculatie E74663 Zet de luchtverdeelknop in stand A of B. Zet de aanjagerschakelaar in een willekeurige stand. Open de luchtroosters naar gelang uw persoonlijke wensen. E74661 Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en het recirculeren van de in het interieur aanwezige lucht. Voorruit ontdooien en ontwasemen N.B.: De recirculatiestand wordt automatisch uitgeschakeld. 59

62 Klimaatregeling Koelen met buitenlucht E74664 Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde 58). Airconditioning Airconditioning in- en uitschakelen N.B.: De airconditioning werkt alleen bij draaiende motor. E74667 Schakel de airconditioning in. Interieur snel afkoelen E74668 E74665 Druk op de A/C schakelaar om de airconditioning in of uit te schakelen. Het lampje in de schakelaar brandt wanneer de airconditioning is ingeschakeld. Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt ook de airconditioning uitgeschakeld. Wanneer u de aanjager weer inschakelt, schakelt de airconditioning automatisch in. Schakel de airconditioning en de recirculatiestand in. Voorruit ontdooien en ontwasemen E

63 Klimaatregeling Zet de luchtverdeelknop in stand E en kies toevoer van buitenlucht. Wanneer de temperatuur hoger is dan 4 C, schakelt de airconditioning automatisch in. Let erop dat de aanjager is ingeschakeld. Het lampje in de A/C schakelaar brandt tijdens het ontdooien en ontwasemen. Wanneer u de luchtverdeelknop in een andere stand dan stand E zet, blijft de A/C ingeschakeld. U kunt de airconditioning en luchtrecirculatie in- en uitschakelen terwijl de luchtverdeelknop in stand E staat. Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde 58). Luchtvochtigheid in het interieur verlagen E74669 Zet de luchtverdeelknop in stand D en schakel de airconditioning in. EXTRA VERWARMING Algemene informatie WAARSCHUWINGEN Schakel de programmeerbare standverwarming niet in bij tankstations, bij bronnen met brandbare dampen of stoffen of in afgesloten ruimtes. Tank geen brandstof wanneer het display van de programmeerbare standverwarming is ingeschakeld. N.B.: De programmeerbare standverwarming schakelt automatisch uit wanneer de accuspanning laag wordt. N.B.: Alle symbolen op het display knipperen wanneer de stroomtoevoer naar de programmeerbare standverwarming onderbroken is geweest. Onder deze omstandigheden werkt de verwarming niet. Zet het klokje gelijk. N.B.: De programmeerbare standverwarming schakelt bij storingen uit. Laat het systeem door een deskundige controleren. Neem de volgende richtlijnen in acht: 61

64 Klimaatregeling Schakel de programmeerbare standverwarming het gehele jaar minimaal eenmaal per maand ongeveer tien minuten in. Hierdoor wordt voorkomen dat de vloeistofpomp en de aanjagermotor gaan vastzitten. Om corrosie te voorkomen moet de koelvloeistof in uw auto het gehele jaar door minstens 10 % antivries bevatten. Om luchtbellen te voorkomen moet u ervoor zorgen dat het koelvloeistofpiel zicht tussen het MAX en MIN merkteken op het reservoir bevindt. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 112). De aanjager van de programmeerbare standverwarming wordt ingeschakeld zodra de koelvloeistof een bepaalde temperatuur heeft bereikt. In deze stand heeft de omgevingstemperatuur gaan invloed. Wij continu gebruik van de standverwarming, registreert deze de omgevingstemperatuur. Wanneer deze hoger is dan 5 C wordt de programmeerbare standverwarming niet ingeschakeld. De programmeerbare standverwarming werkt onafhankelijk van de verwarming van de auto door het koelvloeistofcircuit van de motor te verwarmen. Hij wordt door de brandstoftank van energie voorzien. U kunt het systeem ook tijdens het rijden gebruiken om het interieur sneller te laten opwarmen. Het is mogelijk dat bij ingeschakelde programmeerbare standverwarming er uitlaatgassen onder de zijkanten van de auto vrijkomen. Dit is normaal. Werkingsprincipe Voor ingebruikneming LET OP Wanneer de aanjagerschakelaar in een andere stand dan stand één wordt gezet, heeft dit een kortere levensduur van de accu of zelfs een lege accu tot gevolg. Voordat de verwarming wordt ingeschakeld of geprogrammeerd moeten de volgende instellingen worden voorbereid: Zet de temperatuurregelknop van het standaard verwarmingssysteem op maximum. 62

65 Klimaatregeling Zet de aanjagerschakelaar in stand 1. Schakel voor het afzetten van het contact de recirculatiestand in. Wacht minimaal vijf seconden met het sluiten van de luchtroosters van het ventilatiesysteem. Zet alle luchtroosters in de cabine open. Verwarmingsduur programmeren A B Instellen van de tijd A B D E71348 E71347 D Druk de toets A langer dan drie seconden ingedrukt en houd hem ingedrukt tot de tijdsaanduiding op het display knippert. Druk de toetsen B en D binnen vijf seconden in om de tijd in te stellen. Houd de betreffende toets ingedrukt om de tijdsaanduiding snel te veranderen. LET OP De aanbevolen instelling is 30 minuten. Langere tijden verkorten de levensduur van de accu of kunnen zelfs een lege accu tot gevolg hebben. N.B.: De verwarmingsduur voor van te voren ingestelde tijden en de verwarmingsmodi kunnen voor 10 tot 120 minuten worden ingesteld. Druk de toets A langer dan drie seconden ingedrukt en houd hem ingedrukt tot de tijdsaanduiding op het display knippert. Wacht vijf seconden tot het verwarmingssymbool verschijnt en de verwarmingsduur knippert. Druk de toetsen B en D in om de verwarmingsduur in te stellen. 63

66 Klimaatregeling Druk na het instellen van de verwarmingsduur op toets A. Het display geeft nu de tijd weer met een knipperende dubbele punt. Verwarming uitschakelen Druk op de toets met het verwarmingssymbool. De verwarming blijft nog drie minuten werken en schakelt vervolgens uit. Het display duidt nu de tijd aan. Geprogrammeerde verwarmingsmodus C Verwarming continu inschakelen B C E71350 WAARSCHUWING Nadat het contact is afgezet blijft de verwarming werken. Schakel de verwarming uit om onnodig verwarmen te voorkomen. E71349 De verwarming kan op elk gewenst moment voor de geprogrammeerde tijdsduur worden ingeschakeld. Druk op toets C. Het display wordt verlicht en toont de resterende verwarmingstijd en het verwarmingssymbool. Druk op toets B en houd deze ingedrukt. Druk op toets C. De verwarming werkt nu tot toets C opnieuw wordt ingedrukt. Het display wordt verlicht en toont de tijd en het verwarmingssymbool. Verwarmingsmodus programmeren De verwarming schakelt automatisch op de geactiveerde inschakeltijd in en blijft gedurende de geprogrammeerde verwarmingsduur werken. Het display wordt verlicht en toont de resterende verwarmingstijd en het verwarmingssymbool. 64

67 Klimaatregeling U kunt drie verschillende inschakeltijden programmeren. Inschakeltijden programmeren A B Geprogrammeerde inschakeltijden activeren/ deactiveren A C E71351 D Druk toets A meerdere keren in tot het symbool 1, 2 of 3) voor de gewenste inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op toetsen B en D om de tijd in te stellen. Houd de betreffende toets ingedrukt om de tijdsaanduiding snel te veranderen. Druk na het programmeren van de inschakeltijden op toets A. Het display geeft nu de tijd weer met een knipperende dubbele punt. E71352 Druk toets A meerdere keren in tot het symbool 1, 2 of 3) voor de gewenste inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op toets C. Het ON symbool verschijnt op het display. Druk opnieuw op toets C om de inschakeltijd weer te deactiveren. 65

68 Stoelen DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN E68595 WAARSCHUWINGEN Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden. Alleen wanneer de veiligheidsgordel correct wordt gedragen, kan deze u in een zodanige positie houden dat de airbag optimaal kan functioneren. Wanneer u de veiligheidsgordel correct draagt kunnen de stoel, hoofdsteun, veiligheidsgordel en airbags bij een eventuele aanrijding optimaal bescherming bieden. Wij raden aan dat u: zoveel mogelijk rechtop gaat zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar achteren. de rugleuning van de stoel niet meer dan 30 graden achterover kantelt. de hoofdsteun zodanig instelt, dat de bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in, maar u moet comfortabel kunnen zitten. voldoende afstand houdt tussen uzelf en het stuurwiel. minimaal 254 mm (10 inch) tussen uw borstbeen en de kap van de airbag aanhoudt. het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de wagen hebt. VOORSTOELEN WAARSCHUWING Verstel de stoelen niet terwijl de wagen in beweging is. 66

69 Stoelen Stoelen naar voren en achteren schuiven Stoelhoogte instellen E74818 E74816 WAARSCHUWING Schuif de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om ervoor te zorgen dat de stoel weer goed wordt vergrendeld. Lendensteun instellen E80778 E

70 Stoelen Hellingshoek van de rugleuning instellen WAARSCHUWINGEN Leg geen voorwerpen op de rugleuning wanneer de wagen in beweging is. Transit Connect E74819 Armsteun instellen 1 E E74820 Passagiersstoel, voor, neerklappen WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de stoelen en de rugleuningen goed vastzitten en volledig zijn vergrendeld. E

71 Stoelen E Trek aan de lus en kantel de zitting naar voren. 2. Kantel de hoofdsteun naar voren. 3. Trek de hendel omhoog. 4. Klap de rugleuning naar voren. 5. Trek de hendel omhoog. 6. Druk de rugleuning naar beneden. Tourneo Connect Verwijder de hoofdsteun. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 70). E E

72 Stoelen 4 5 E Trek aan de lus en kantel de zitting naar voren. 2. Trek de hendel omhoog. 3. Klap de rugleuning naar voren. 4. Trek de hendel omhoog. 5. Druk de rugleuning naar beneden. HOOFDSTEUNEN E81584 Hoofdsteun instellen WAARSCHUWING Trek de hoofdsteun omhoog wanneer de achterbank door een passagier of voor een kinderzitje wordt gebruikt. Stel de hoofdsteun zo in, dat de bovenzijde ervan gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Hoofdsteun verwijderen Druk de knoppen in en verwijder de hoofdsteun. E75767 ACHTERBANK WAARSCHUWINGEN Gebruik tijdens het rijden de achterbank niet als bed. 70

73 Stoelen WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de stoelen en de rugleuningen goed vastzitten en volledig zijn vergrendeld. Controleer of de rode indicator niet te zien is wanneer u de armen van de rugleuningen van de tweede zitrij en de sloten van de derde zitrij in aangrijping brengt. Plaats geen voorwerpen op een neergeklapte stoel. Trek niet aan de achterbank van de tweede zitrij wanneer de complete bank naar voren is gekanteld. Een rugleuningdeel naar voren kantelen Tweede zitrij Derde zitrij E Complete achterbank naar voren kantelen Tweede zitrij E74832 E

74 Stoelen Derde zitrij E74833 E E Verwijder de middelste hoofdsteun. 2. Schuif de buitenste hoofdsteunen geheel naar beneden. 3. Trek de hendels aan de zijkant van de rugleuning omhoog. 4. Klap de rugleuning naar voren. 5. Trek de ontgrendelingslussen naar beneden. 6. Kantel de achterbank naar voren. 7. Druk de vergrendelingshendels omlaag. E Schuif de hoofdsteunen geheel naar beneden. 2. Trek de hendels aan de zijkant van de rugleuning omhoog. 3. Klap de rugleuning naar voren. 4. Trek de vergrendelingshendels omhoog. 5. Kantel de achterbank naar voren. 4 72

75 Stoelen Achterbank weer terugkantelen Tweede zitrij 1. Druk de ontgrendelingshendels omlaag. 2. Kantel de zitting naar beneden. 3. Kantel de rugleuning omhoog. VERWARMDE STOELEN 1 LET OP Start de motor om de stoelverwarming in te schakelen E Trek de vergrendelingshendels omhoog. 2. Kantel de zitting naar beneden. 3. Kantel de rugleuning omhoog. 4. Breng de middelste hoofdsteun aan. Derde zitrij 2 E75768 De stoelverwarming bereikt zijn maximum temperatuur na vijf tot zes minuten. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld. 1 E

76 Gemaksfuncties KLOK Versie 1 E74265 A Omschakel- en terugsteltoets E83530 Druk op toets A om de tijd weer te geven. AANSTEKER Klok gelijkzetten Draai de contactsleutel in stand II. Houd de toets A minimaal drie seconden ingedrukt tot de tijdsweergave op het display knippert. Druk op toets A om de minuten vooruit te zetten. Houd de toets ingedrukt om snel vooruit te gaan. 12 en 24 uurs cyclus Om te wisselen tussen de 12 en 24 uurs cyclus zet u de contactsleutel in stand I en drukt u op toets A. Versie 2 Raadpleeg voor gedetailleerde instructies hoe de klok moet worden ingesteld de afzonderlijke handleiding van de audio-installatie. E74675 WAARSCHUWING Verwijder de aansteker wanneer kinderen alleen in de auto achterblijven. LET OP Houd het verwarmingselement van de aansteker niet ingedrukt. Wanneer u het aansluitpunt gebruikt terwijl de motor niet draait, wordt hierdoor de accu ontladen. N.B.: Het aansluitpunt kan worden gebruikt bij afgezet contact. 74

77 Gemaksfuncties N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 10 ampère. Gebruik alleen Ford stekkers of stekkers die geschikt zijn voor gebruik in SAE gestandaardiseerde aansluitingen. Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien. Hij springt automatisch in de oorspronkelijke stand terug. ASBAK EXTRA VOEDINGSAAN- SLUITINGEN Alle uitvoeringen LET OP Wanneer u het aansluitpunt gebruikt terwijl de motor niet draait, wordt hierdoor de accu ontladen. N.B.: Het aansluitpunt kan worden gebruikt bij afgezet contact. N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 10 ampère. Gebruik alleen Ford stekkers of stekkers die geschikt zijn voor gebruik in SAE gestandaardiseerde aansluitingen. E74680 Trekken om te openen. Druk, om de asbak de ledigen, de lippen aan de zijkanten in en trek de complete asbak uit de houder. E74676 Transit Connect E

78 Gemaksfuncties BEKERHOUDERS DASHBOARDKASTJE WAARSCHUWING Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders. Tafeltjes op de rugleuningen WAARSCHUWING Gebruik de tafeltjes niet tijdens het rijden. Controleer voordat u wegrijdt of de tafeltjes in de onderste stand zijn vergrendeld. E74687 In het handschoenenkastje is een haak aangebracht waaraan lichte tassen kunnen worden opgehangen. OPBERGRUIMTES Opbergruimte voorin E72630 E

79 Gemaksfuncties Opbergruimte boven de voorruit Voor het opbergen van papieren is er een band op de zonnekleppen aangebracht. Opbergvak op het dashboard E74681 WAARSCHUWING Gebruik de opbergruimte boven de voorruit niet voor het opbergen van zware of harde voorwerpen. Bij een aanrijding bestaat het gevaar van verwonding. De opbergruimte boven de voorruit kan worden gebruikt voor het opbergen van lichte voorwerpen, zoals bijvoorbeeld veiligheidsvesten, jassen, enz. Banden op de zonnekleppen E74683 Het opbergvak aan de bovenzijde van het dashboard kan worden gebruikt voor het opbergen van papieren. Portierbakken E74684 In de voorportieren zijn bakken geïntegreerd. E

80 Gemaksfuncties Opbergruimte bij de stoel 2 E74685 A B 1 Tas op bestuurdersstoel Opbergvak onder de stoel WEGENKAARTOP- BERGVAKKEN E80718 RUGLEUNINGTAFELTJES WAARSCHUWING Gebruik de tafeltjes niet tijdens het rijden. Controleer voordat u wegrijdt of de tafeltjes in de onderste stand zijn vergrendeld. E74686 E

81 Gemaksfuncties AANSLUITING AUXILIARY INGANG (AUX IN) E94008 Zie de afzonderlijke audiohandleiding. 79

82 De motor starten ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten Als de accu losgekoppeld is geweest kan de motor, nadat de accukabels weer zijn aangesloten, een afwijkende draaikarakteristiek vertonen gedurende ca. 8 kilometer. De oorzaak is, dat het motormanagement zich weer aan de motor moet aanpassen. Ongebruikelijke rijkarakteristieken tijdens deze periode moeten worden genegeerd. Motor starten door middel van slepen of duwen WAARSCHUWING Om beschadiging te voorkomen moet u uw auto niet aanduwen of aanslepen. Gebruik hulpstartkabels en een hulpaccu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 119). CONTACTSLOT Contactsleutelstanden Stand 0 WAARSCHUWING Draai nooit de sleutel in de stand 0 terug zolang de auto nog in beweging is. Contact af. Wanneer de sleutel uit het contactslot wordt genomen, treedt het stuurslot in werking zodra het stuurwiel wordt gedraaid. Stand I Stuurslot ontgrendeld. De ontsteking en alle overige elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Om te voorkomen dat de accu wordt ontladen, mag de contactsleutel niet te lang in deze stand blijven staan. Stand II Contact aan, alle elektrische circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwingsen controlelampen Deze stand is de normale stand tijdens het rijden, die ook moet worden gekozen tijdens het slepen van de auto. Stand III Startmotor ingeschakeld. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. EEN BENZINEMOTOR STARTEN N.B.: U kunt de startmotor per startpoging slechts maximaal 30 seconden inschakelen. 80

83 De motor starten Koude of warme motor Alle modelvarianten LET OP Zet, wanneer de temperatuur lager dan -20 ºC is, het contact minimaal één seconde aan voordat u de motor start. Hierdoor zorgt u ervoor dat de maximale benzinedruk wordt opgebouwd voordat de motor wordt gestart. Auto's met handgeschakelde versnellingsbak N.B.: Druk het gaspedaal niet in. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Start de motor. Uitvoeringen met automatische transmissie N.B.: Raak het gaspedaal niet aan. 1. Schakel park of neutral in. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Start de motor. Alle modelvarianten Wacht even wanneer de motor niet binnen 15 seconden aanslaat en probeer het nogmaals. Wanneer de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan tien seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. Wanneer het starten problemen oplevert bij temperaturen onder -25 ºC, druk dan het gaspedaal ¼ tot ½ van de pedaalslag in en probeer het opnieuw. Verzopen motor Auto's met handgeschakelde versnellingsbak 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Druk het gaspedaal volledig in en houd het ingedrukt. 3. Start de motor. Uitvoeringen met automatische transmissie 1. Schakel park of neutral in. 2. Druk het gaspedaal volledig in en houd het ingedrukt. 3. Druk het rempedaal volledig in. 4. Start de motor. Alle modelvarianten Slaat de motor niet aan, herhaal dan de startprocedure zoals beschreven onder Koude of warme motor. Stationair toerental na het starten Het stationaire toerental waarmee de motor direct na het aanslaan draait is afhankelijk van de motortemperatuur. Is de motor koud, dan wordt het stationaire toerental vanzelf verhoogd. 81

84 De motor starten Het stationaire toerental neemt langzaam af tot normaal zodra de motor opwarmt. EEN DIESELMOTOR STARTEN Koude of warme motor Alle modelvarianten N.B.: Wanneer de temperatuur lager is dan -15 ºC, mag u de startmotor 25 seconden achtereen inschakelen. Wanneer de auto frequent wordt gebruikt bij dergelijk lage temperaturen raden wij aan een verwarmingselement in het motorblok te laten monteren. N.B.: Schakel de startmotor in tot de motor aanslaat. N.B.: U kunt de startmotor per startpoging slechts maximaal 30 seconden inschakelen. uitgaat. Zet het contact aan en wacht tot de controlelamp van het voorgloeisysteem Uitvoeringen met automatische transmissie 1. Selecteer park of neutral. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Start de motor. MOTOR UITSCHAKELEN Auto's met turbocompressor LET OP Zet de motor niet af wanneer deze met een hoog toerental draait. Als de motor bij een hoog toerental wordt afgezet, zal de turbocompressor nog draaien nadat de oliedruk al tot nul is gedaald. Dit heeft vroegtijdige slijtage van de compressorlagers tot gevolg. Laat het gaspedaal los. Wacht tot de motor stationair draait en zet de motor af. Auto's met handgeschakelde versnellingsbak N.B.: Raak het gaspedaal niet aan. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Start de motor. 82

85 Brandstof en tanken VEILIGHEIDS- MAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers. Vermijd open vuur of hittebronnen in de nabijheid van het brandstofsysteem. Het brandstofsysteem staat onder druk. Wanneer het brandstofsysteem lekt, bestaat het gevaar van verwonding. BRANDSTOFKWALITEIT - BENZINE N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof van hoge kwaliteit zonder additieven of andere toevoegingen. LET OP Gebruik geen gelode benzine of benzine met additieven die andere metallische bestanddelen (bijv. op mangaan gebaseerd) bevat. Deze kunnen het emissiesysteem beschadigen. Gebruik ongelode benzine met een minimum octaangetal van 95 die voldoet aan de specificatie EN 228, of een equivalent. BRANDSTOFKWALITEIT - DIESEL N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof van hoge kwaliteit zonder additieven of andere toevoegingen. WAARSCHUWING Meng de dieselolie niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. LET OP Voeg geen kerosine, paraffine of petroleum aan de dieselolie toe. Deze kunnen het brandstofsysteem beschadigen. N.B.: Wij raden het langdurig gebruik van additieven af die vlokvorming moeten voorkomen. Gebruik dieselolie die voldoet aan de specificatie EN 590, of een equivalent. U kunt dieselolie gebruiken die maximaal 5% RME (biodiesel) bevat. KATALYSATOR Rijden met een auto met katalysator LET OP Zorg ervoor dat u de tank niet leeg rijdt. Schakel de startmotor niet langdurig achtereen in. 83

86 Brandstof en tanken LET OP Laat de motor niet met een losgekoppelde bougiekabel draaien. Sleep of duw de auto niet aan. Gebruik hulpstartkabels. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 119). Zet het contact tijdens het rijden niet af. A B B A Parkeren WAARSCHUWING Parkeer uw auto niet boven droge bladeren of gras. Na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem nog gedurende enige tijd veel warmte uit. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. TANKKLEP Alle uitvoeringen WAARSCHUWINGEN Voorkom dat tijdens het tanken brandstof wordt gemorst, die zich in het vulpistool bevindt. Wij raden aan minimaal 10 seconden te wachten alvorens het vulpistool uit de vulbuis te halen, zodat alle achtergebleven brandstof in de brandstoftank kan stromen. E75775 A B Openen Sluiten Tourneo Connect N.B.: De schuifdeur kan niet volledig worden geopend wanneer de brandstofvulklep is ontgrendeld en geopend. TANKEN LET OP Probeer niet de motor te starten wanneer u de tank met de onjuiste brandstofsoort hebt gevuld. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren. N.B.: Wanneer u de tankdop losdraait is soms een sissend geluid hoorbaar. Dit is echter volkomen normaal en kan worden genegeerd. 84

87 Brandstof en tanken BRANDSTOFVERBRUIK De CO2 waarden en de brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van laboratoriumtests volgens EEC richtlijn 80/1268/EEC en aanvullingen daarop. Deze richtlijnen worden door alle automobielfabrikanten aangehouden. Deze gegevens zijn bedoeld voor het vergelijken van merken en modellen. Ze zijn niet bedoeld als weergave van het werkelijke brandstofverbruik van uw wagen. Het werkelijke brandstofverbruik wordt door vele factoren bepaald, waaronder de rijstijl, rijden met hoge snelheden, starten/stoppen, gebruik van de airconditioning, de gemonteerde accessoires, rijden met een aanhanger, enz. Uw Ford dealer dient u gaarne van advies hoe u het brandstofverbruik kunt verlagen. TECHNISCHE SPECIFICATIE Tourneo Connect Brandstofverbruikscijfers Variant Gecombineerd Stadsverkeer l/100 km (mpg) Buitenweg l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) CO2- emissie g/km 1,8 l Duratec (115 pk), asoverbrenging: 4,06 13,8 (20,5) 7,3 (38,7) 9,7 (29,1) 229 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (75 pk, 1590 kg), stage IV, asoverbrenging: 4,06 7,6 (37,2) 5,6 (50,4) 6,3 (44,8) 171 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (75 pk, 1470 kg), stage IV, asoverbrenging: 4,06 7,8 (36,2) 5,5 (51,4) 6,3 (44,8)

88 Brandstof en tanken Variant Gecombineerd Stadsverkeer l/100 km (mpg) Buitenweg l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) CO2- emissie g/km 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (90 pk, 1590 kg), stage IV, asoverbrenging: 4,06 7,8 (36,2) 5,6 (50,4) 6,5 (43,5) 174 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (90 pk, 1470 kg), stage IV, asoverbrenging: 4,06 7,9 (35,8) 5,5 (51,4) 6,4 (44,1) 172 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (110 pk, 1590 kg), stage IV, asoverbrenging: 3,80 7,6 (37,2) 5,3 (53,3) 6,1 (46,3) 165 1,8 l Duratorq-TDCi Turbo diesel (110 pk, 1470 kg), stage IV, asoverbrenging: 3,80 7,6 (37,2) 5,2 (54,3) 6,0 (47,1)

89 Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK LET OP Schakel de achteruit niet in wanneer de wagen in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. N.B.: Druk het koppelingspedaal volledig en en wacht drie seconden voordat u de eerste versnelling inschakelt. Achteruitversnelling inschakelen E

90 Remmen WERKING Gescheiden remsysteem E71353 WAARSCHUWING Wanneer een remcircuit uitvalt, voelt het rempedaal zachter aan. Druk het rempedaal krachtig in en houd rekening met een langere remweg. Stop en laat dit onmiddellijk controleren. Hervat uw reis niet. Uw auto is uitgerust met een diagonaal gescheiden remsysteem. Wanneer een remcircuit uitvalt, blijft het andere operationeel. Schijfremmen Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen. ABS WAARSCHUWING ABS is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Het ABS voorkomt dat de wielen blokkeren, zelfs tijdens krachtig remmen, waardoor de auto in noodsituaties volledig bestuurbaar en stabiel blijft. Het ABS controleert de omtreksnelheid van alle wielen en regelt de remdruk naar elk wiel afzonderlijk. Tijdens krachtig remmen optimaliseert het ABS de adhesie tussen band en wegdek. TIPS VOOR RIJDEN MET ABS E71354 E

91 Remmen Wanneer het ABS in werking is, pulseert het rempedaal. Dit is normaal. Blijf het rempedaal indrukken. Het ABS voorkomt geen gevaren die ontstaan wanneer: u te weinig afstand ten opzichte van voor u rijdend verkeer houdt. de auto te maken krijgt met aquaplaning. u bochten te snel neemt. het wegdek slecht is. PARKEERREM Handrem aantrekken Op een helling parkeren Wanneer u op een helling moet parkeren met de voorzijde van de wagen hellingopwaarts, schakel dan de eerste versnelling in en draai dan de voorwielen van de trottoirband af. Wanneer u op een helling moet parkeren met de voorzijde van de wagen hellingafwaarts, schakel dan de achteruit in en draai dan de voorwielen naar de trottoirband toe. Handrem vrijzetten 1. Druk het rempedaal stevig in. 2. Trek de handremhefboom lichtjes aan, druk de knop in en druk de hefboom naar beneden. E66567 WAARSCHUWING Controleer of de handrem is aangetrokken voordat u de hefboom vrijzet. N.B.: Druk de knop niet in wanneer u de handrem aantrekt. 1. Druk het rempedaal stevig in. 2. Trek de handremhefboom zo ver mogelijk naar boven. 89

92 Aandrijfregeling (traction control) WERKING Het tractieregelsysteem verbetert de tractie wanneer een wiel doorspint bij snelheden tot 40 km/h (25 mph). Wanneer een wiel begint door te spinnen wijzigt het tractieregelsysteem de druk naar de remklauw van dat wiel tot het stopt met doorspinnen. GEBRUIK MAKEN VAN AANDRIJFREGELING (TRACTION CONTROL) Het traction control systeem is operationeel wanneer u het contact aanzet. De controlelamp van het traction control systeem knippert wanneer het systeem in werking is. Geef rustig gas tot het doorspinnende wiel weer grip heeft. Het traction control systeem schakelt tijdelijk uit wanneer het buitensporig vaak binnen een korte tijd wordt ingeschakeld. Dit is normaal en heeft geen invloed op het remsysteem. 90

93 Parkeerhulp WERKING WAARSCHUWING Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden. LET OP Bij zware regenval of andere omstandigheden waardoor verstorende reflecties ontstaan is het mogelijk dat de sensoren bepaalde voorwerpen niet 'zien'. De sensoren kunnen voorwerpen met een oppervlak de ultrasone geluidsgolven absorberen niet 'zien'. De sensoren kunnen voorwerpen die zich dicht bij de auto bevinden (ca. 30 centimeter aan de achterzijde en boven of onder de sensoren) niet 'zien'. Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de sensoren vanaf een afstand van niet minder dan 20 centimeter (8 inch). N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. N.B.: De buitenste sensoren kunnen de zijmuren van een garage detecteren. Wanneer de afstand tussen de buitenste sensor en de muur gedurende drie seconden constant blijft, wordt het akoestisch signaal uitgeschakeld. Wanneer u doorrijdt, kunnen de binnenste sensoren objecten achter de auto detecteren. GEBRUIK MAKEN VAN DE PARKEERHULP E75778 WAARSCHUWING Wees voorzichtig indien een trekhaak is gemonteerd. Bij aangezet contact wordt het systeem automatisch geactiveerd bij het inschakelen van de achteruit. Bij een afstand van maximaal 180 cm tussen het obstakel en de achterbumper klinkt een onderbroken signaal. Wanneer de afstand kleiner wordt, worden de intervallen tussen de signalen korter. Bij een afstand van minder dan 25 cm is het signaal ononderbroken. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld indien er een door Ford goedgekeurde trekhaakmodule op de auto wordt aangebracht. 91

94 Parkeerhulp Houd de sensoren altijd vrij van vuil, sneeuw en ijs om een goede werking te waarborgen (reinig de sensoren niet met een scherp voorwerp). In geval van een storing in het systeem zal bij het inschakelen van de achteruit of het aanzetten van het contact drie seconden lang eenmaal een toon hoorbaar. In geval van een storing wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. Laat het systeem door een deskundige controleren. 92

95 Transport ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen. Overschrijd niet de maximum voor- en achterasbelasting voor uw auto. Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 131). DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS Imperiaal WAARSCHUWINGEN Wanneer u een imperiaal gebruikt, kan het brandstofverbruik van uw auto hoger zijn en kan de rijkarakteristiek anders zijn. Wanneer u een imperiaal aanbrengt, lees dan de instructies van de fabrikant en volg deze op. LET OP Overschrijd de maximum toelaatbare dakbelasting (inclusief de imperiaal) niet. E Bevestigingspunten Controleer of de imperiaal goed vastzit en zet de bevestigingen als volgt vast: voordat u vertrekt na 50 kilometer (30 mijl) te hebben gereden met intervallen van kilometer (600 mijl). BAGAGENETTEN LET OP Het bagagenet mag met maximaal 9,5 kg worden belast. Leg geen zwaardere voorwerpen op het bagagenet. Controleer of de telescopische stangen stevig in de bekledingspanelen vastzitten. 93

96 Transport E81954 De drie telescopische stangen kunnen worden verplaatst, zodat het bagagenet in vijf verschillende standen kan worden aangebracht. 94

97 Aanhangers trekken TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Overschrijd het maximum toelaatbare totaalgewicht en het aanhangergewicht dat op het identificatieplaatje van de wagen staat niet. Zie Vehicle identification (bladzijde 131). Steile hellingen WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat de oplooprem van een aanhanger geen deel uitmaakt van het antiblokkeersysteem van de auto. Schakel terug voordat u een steile afdaling bereikt. Plaats da lading zo laag mogelijk en midden op de as(sen) van de aanhanger. Wanneer u met een onbeladen wagen rijdt, moet de lading in de aanhanger zover mogelijk naar de aanhangerkoppeling worden geschoven, omdat dit voor de beste stabiliteit zorgt. Overschrijd de maximum toelaatbare kogeldruk niet. N.B.: De maximum kogeldruk kunt u vinden op het plaatje met gegevens op de trekhaak. De stabiliteit van de wagen-aanhanger combinatie is vooral afhankelijk van de kwaliteit van de aanhanger. In bergachtige streken moet vanaf hoogten van meter het maximum toelaatbaar gewicht voor iedere meter met 10% worden verlaagd. 95

98 Tips voor het rijden INRIJDEN Banden WAARSCHUWING Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer (300 mijl). Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. Remmen en koppeling WAARSCHUWING Vermijd indien mogelijk het intensief gebruik van de remmen en de koppeling gedurende de eerste 150 kilometer (100 mijl) in de stad en gedurende de eerste kilometer (1.000 mijl) op snelwegen. Motor LET OP Rijd de eerste kilometer (1.000 mijl) niet te snel. Varieer uw snelheid en schakel tijdig op. Laat de motor niet zwoegen. 96

99 Nooduitrusting EERSTEHULPSET Rechts stuur E75779 Links stuur E75780 GEVARENDRIEHOEK E

100 Staat na een aanrijding ONDERBREKINGS- SCHAKELAAR BRANDSTOFTOEVOER Uitvoeringen met een benzinemotor De schakelaar bevindt zich aan de rechterzijde boven het bekledingpaneel bij de voorstijl. Als de schakelaar wordt geactiveerd, springt de knop op de schakelaar omhoog. Schakelaar terugstellen WAARSCHUWING Stel de veiligheidsschakelaar niet terug wanneer u brandstof ruikt of ziet weglekken. Draai de contactsleutel in de stand 0. Controleer het brandstofsysteem op lekkage. Als u geen lekkage hebt geconstateerd, kunt u de knop op de veiligheidsschakelaar indrukken (zie afbeelding). Draai de contactsleutel in de stand II. Wacht enkele seconden en draai de sleutel terug in de stand I. Controleer het brandstofsysteem opnieuw op lekkage. E75781 De brandstoftoevoer kan worden onderbroken als gevolg van een aanrijding of plotselinge trillingen (bijvoorbeeld wanneer u tijdens het parkeren ergens tegenaan rijdt). 98

101 Staat na een aanrijding COMPONENTEN VAN VEILIGHEIDSSYSTEEM INSPECTEREN Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels die aan spanningen zijn blootgesteld - als gevolg van een aanrijding - moeten worden vervangen en de verankeringspunten moeten door een deskundige worden gecontroleerd. 99

102 Zekeringen PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS WAARSCHUWING Laat de MAXI zekeringen (zekeringen 1-9 in de extra zekeringenkast) door een deskundige vervangen. Maak de klem los en het scharnier aan de zijkanten en trek het deksel omhoog. Wanneer het deksel weer wordt aangebracht, druk dan op de zijden met de scharnieren (plaatsen 1 en 2) om ervoor te zorgen dat het deksel goed wordt gesloten. Centrale zekeringenkast Links stuur E75782 A B Zekeringenkast in de motorcompartiment Centrale zekeringenkast Zekeringenkast in de motorcompartiment E75783 E

103 Zekeringen E75784 Rechts stuur E75787 A B Zekeringentabel Zekeringen EEN ZEKERING VERVANGEN E Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen. WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en zekeringen voor hoge stroomsterktes door een goed opgeleide monteur uitvoeren. Zet het contact af en schakel alle stroomverbruikers uit voordat u een zekering aanraakt of probeert te vervangen. 101

104 Zekeringen LET OP Breng een vervangingszekering met hetzelfde vermogen aan als van de verwijderde zekering. N.B.: U kunt een doorgeslagen zekering herkennen aan de gebroken smeltdraad. N.B.: Alle zekeringen, behalve zekeringen voor hoge stroomsterkten, zijn steekzekeringen. N.B.: Er zit een zekeringentrekker in de zekeringenkast van de motorruimte. ZEKERINGLABELS Het label met de zekeringen is aan de binnenzijde van het bekledingpaneel rechtsachter aangebracht om de zekeringen te kunnen identificeren. Afhankelijk van de uitvoering kunnen de zekeringen en relais verschillen. De label met de zekeringentabel is in rechthoeken verdeeld, die de zekering of het relais weergeeft. De rechthoeken bevatten de volgende informatie: E75788 A B C Nummer van de zekering Symbool van de functie Vermogen (ampère) van de zekering Symbolen op het label met zekeringen Zie instructieboekje Airbag ABS Dimlicht, verlichting overdag Grootlicht Mistachterlichten 102

105 Zekeringen Lichtschakelaar Voorgloeibougies (diesel) Voorruitwissers Achterruitenwisser Voorruitverwarming Accu, dynamo, data link stekker Instrumentengroep, motorcompartiment Stads- en achterlichten Achterruitverwarming Airconditioning Verwarmbare buitenspiegels Elektrisch verstelbare buitenspiegels Elektrisch bedienbare ruiten voorportieren Verwarmbare stoelen Koelventilateur Aansteker, extra elektrisch aansluitpunt, voor Claxon Motormanagement Brandstofopvoerpomp (diesel) Centrale vergrendeling Extra elektrisch aansluitpunt, achter A/C schakelaar, achterruitverwarming, standverwarming Aanjagermotor Contactslot overbelast, centrale zekeringenkast Gloeibougies I + II, standverwarming Contactslot Remlichten Interieurverlichting 103

106 Zekeringen Achteruitrijlicht, verwarmbare ruitensproeiers Water in brandstof SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringenkast in de motorcompartiment Zekering Ampère Beveiligde circuits Motor van brandstofopvoerpomp (uitvoeringen met een dieselmotor) Gloeibougie II defect (auto s met dieselmotor). Lambda sondes (auto's met een benzinemotor) Solenoïde aircokoppeling Centrale zekeringenkast Zekering Ampère 15 7,5 7,5 7,5 15 Beveiligde circuits Audio-installatie (geheugen en voeding) Audio-installatie (accessoire) Waarschuwingsknipperlichten, portiervergrendeling, parkeerhulp, instrumentengroep, immobilisatiesysteem Aircoschakelaar (A/C) Richtingaanwijzers, module portiervergrendeling 104

107 Bergen van de auto SLEEPPUNTEN Sleepoog, voor Transit Connect Links stuur E76186 Sleepoog, achter E76183 Rechts stuur E93106 A A Bevestigingspunt voor sleepoog aan achterzijde E76184 Tourneo Connect E

108 Bergen van de auto Het sleepoog moet zich altijd in de auto bevinden. Steek uw vinger in het gat aan de onderzijde van het paneel en trek het paneel los. Breng het sleepoog aan. LET OP Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom in het draadgat. AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN Alle uitvoeringen WAARSCHUWINGEN Zet het contact aan wanneer uw auto wordt gesleept. Bij afgezet contact treedt het stuurslot in werking en werken de richtingaanwijzers en de remlichten niet. De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel. Trek rustig en soepel zonder rukken op. Wagens met automatische transmissie LET OP Sleep uw wagen niet met snelheden hoger dan 50 km/h (30 mph) of over afstanden van meer dan 50 km (30 mijl). Wanneer uw wagen met snelheden boven 50 km/h (30 mph) en over afstanden van meer dan 30 miles (40 mijl) moet worden gesleept, moet hij worden getransporteerd terwijl alle vier wielen vrij zijn van het wegdek. Bij een mechanisch defect aan de transmissie moeten de aangedreven wielen worden opgehesen zodat deze vrij zijn van het wegdek. Sleep uw wagen niet achterwaarts. Zet de versnellingsbak in neutraal wanneer uw auto wordt gesleept. LET OP Te veel spanning op de sleepkabel kan schade toebrengen aan uw en aan de trekkende wagen. Bevestig aan het voorste sleepoog geen sleepstang. 106

109 Onderhoud ALGEMENE INFORMATIE Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren. Bovendien beschikken zij over gereedschappen en apparatuur die speciaal zijn ontwikkeld om het onderhoud aan uw auto uit te voeren. Naast het normale onderhoud raden wij aan de volgende extra controles uit te voeren. WAARSCHUWINGEN Zet het contact af voordat u onderdelen aanraakt of probeert af te stellen. Raak onderdelen van het elektronisch ontstekingssysteem bij aangezet contact of draaiende motor niet aan. Het systeem werkt met hoogspanning. Zorg dat uw handen en kledingstukken niet met de koelventilateur in aanraking kunnen komen. Onder bepaalde omstandigheden kan de koelventilateur na het afzetten van de motor nog enkele minuten blijven doordraaien. Dagelijkse controles Buitenverlichting. Interieurverlichting. Waarschuwings- en controlelampen. Controles bij het tanken Motoroliepeil. Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). Remvloeistofpeil. Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 113). Peil van de ruitensproeiervloeistof. Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 114). Bandenspanning (in koude toestand). Zie Velgen en banden (bladzijde 121). Staat van de banden. Zie Velgen en banden (bladzijde 121). Maandelijkse controles Koelvloeistofpeil (bij koude motor). Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 112). Slangen, leidingen en reservoirs op lekkage. Vloeistofpeil stuurbekrachtiging. Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 114). Werking van de airconditioning. Werking van de parkeerrem. Werking van de claxon. Vastzitten van de wielmoeren. Zie Velgen en banden (bladzijde 121). 107

110 Onderhoud DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN De motorkap openen WAARSCHUWING Verwijder, om schade of verlies van de sleutel te voorkomen, de sleutel onmiddellijk na het openen van de motorkap en draai het Ford logo terug. N.B.: Gebruik bij auto's met key free systeem de reservesleutel om de motorkap te openen. 1 5 E E De motorkap sluiten N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van cm dichtvallen. E

111 Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,8 L DURATEC-DOHC (ZETA) E75515 A B C D E F G Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging 1 : Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 114). Motorolievuldop 1 : Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). Reservoir remsysteem en koppeling 1 : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 113). Zekeringenkast in motorcompartiment: Zie Zekeringen (bladzijde 100). Luchtfilter. Vloeistofreservoir ruitensproeiers 1 : Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 114). Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 119). 109

112 Onderhoud H Motoroliepeilstaaf 1 : Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). I Expansiereservoir 1 : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 112). 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf zijn voor een makkelijke herkenning fel gekleurd. OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL /1,8 L DURATORQ-TDDI (LYNX) DIESEL E75516 A B C D Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging 1 : Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 114). Motorolievuldop 1 : Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). Reservoir remsysteem en koppeling 1 : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 113). Zekeringenkast in motorcompartiment: Zie Zekeringen (bladzijde 100). 110

113 Onderhoud E F G H Luchtfilter. Vloeistofreservoir ruitensproeiers 1 : Zie Ruitensproeiervloeistof controleren (bladzijde 114). Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 119). Motoroliepeilstaaf 1 : Zie Motorolie controleren (bladzijde 112). I Expansiereservoir 1 : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 112). 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf zijn voor een makkelijke herkenning fel gekleurd. OLIEPEILSTAAF - 1,8 L DURATEC-DOHC (ZETA) A B OLIEPEILSTAAF - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL /1,8 L DURATORQ-TDDI (LYNX) DIESEL A B E95526 A B MIN MAX E95527 A B MIN MAX 111

114 Onderhoud MOTOROLIE CONTROLEREN LET OP Gebruik geen additieven of andere smeermiddelen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze de motor beschadigen. N.B.: Het olieverbruik van nieuwe motoren bereikt zijn normale waarde na ongeveer kilometer (3.000 mijl). Het oliepeil controleren LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. N.B.: Controleer het peil voordat de motor wordt gestart. N.B.: De wagen moet op een vlakke ondergrond staan. N.B.: Bij verwarming zet olie uit. Daardoor kan het oliepeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon. Breng de oliepeilstaaf weer aan en verwijder hem opnieuw om het oliepeil te controleren. Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. Bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen. Verwijder de vuldop niet bij draaiende motor. Verwijder de brandstofdop. LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 115). MOTORKOELVLOEISTOF CONTROLEREN Koelvloeistofpeil controleren WAARSCHUWING Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. 112

115 Onderhoud N.B.: Koelvloeistof zet bij verwarming uit. Daardoor kan het koelvloeistofpeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. Bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen. Verwijder de vuldop niet bij draaiende motor. Verwijder de vuldop niet wanneer de motor heet is. Laat de motor eerst afkoelen. Draai de dop langzaam los. Laat de druk langzaam ontsnappen terwijl u de dop losdraait. LET OP Mors geen koelvloeistof op onderdelen van de motor. Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 115). CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWING Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. N.B.: Het remsysteem en het bedieningsmechanisme van de koppeling zijn aangesloten op één reservoir. Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. Bijvullen Verwijder de brandstofdop. LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 115). 113

116 Onderhoud STUURBEKRACHTI- GINGSVLOEISTOF CONTROLEREN WAARSCHUWING Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. Bijvullen Verwijder de brandstofdop. LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 115). RUITENSPROEI- ERVLOEISTOF CONTROLEREN N.B.: De ruitensproeiers van de voor- en achterruit hebben een gemeenschappelijk reservoir. 114

117 Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen Motorolie Onderdeel Stuurbekrachtiging Koelvloeistof Remvloeistof Aanbevolen vloeistof Ford of Motorcraft Formula E SAE 5W-30 motorolie 2 Ford of Motorcraft Power Steering Fluid Motorcraft SuperPlus antivries Ford of Motorcraft Super DOT 4 remvloeistof LET OP Specificatie WSS-M2C913-B of WSS-M2C913-A WSA-M2C-195-A WSS-M97B44-D ESD-M6C57-A Gebruik geen olie die niet aan de specificaties of eisen voldoet. Het gebruik van ongeschikte olie kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben, hetgeen niet onder de Ford Garantie valt. * Als alternatief kunt u SAE 5W-30 motorolie gebruiken, wanneer deze voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-B. Olie bijvullen: Wanneer geen olie verkrijgbaar is die voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-B (dieselmotor) of WSS-M2C913-A (benzinemotor), moet u SAE 5W-30 (aanbevolen), SAE 5W-40 of SAE 10W-40 die voldoet aan de specificatie ACEA A1/B1 (aanbevolen) of ACEA A3/B3 gebruiken. Het gebruik van deze oliën kan tot gevolg hebben dat de motor minder snel aanslaat, minder vermogen levert, meer brandstof verbruikt en een hogere emissiewaarde heeft. Inhouden Alle Alle Alle Variant Nr. Vloeistof stuurbekrachtiging Voorruitsproeiers Brandstoftank Inhoud in liter (gallons) MAX-merkteken 4,3 (1,0) 60 (13,2) 115

118 Onderhoud Variant 1.8 l Duratec 1,8 l Duratorq-TDdi/ Duratorq-TDCi 1,8 l Duratec 1,8 l Duratorq-TDdi/ Duratorq-TDCi 1,8 l Duratec 1,8 l Duratorq-TDdi/ Duratorq-TDCi Nr. Koelsysteem incl. verwarming Koelsysteem incl. verwarming Motorolie - inclusief filter Motorolie - inclusief filter Motorolie - exclusief filter Motorolie - exclusief filter Inhoud in liter (gallons) 6,5 (1,4) 7,0 (1,5) 4,25 (0,9) 5,6 (1,2) 3,75 (0,8) 5,0 (1,1) 116

119 Verzorging van de auto REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. LET OP Sommige wasinstallaties maken gebruik van water onder hoge druk. Hierdoor kunnen sommige onderdelen van uw auto worden beschadigd. Verwijder de antenne voordat u een automatische wasstraat inrijdt. Schakel de aanjager uit om te voorkomen dat deeltjes was zich in het luchtfilter vastzetten. Wij raden aan uw auto met een spons en handwarm water en autoshampoo te wassen. Koplampen reinigen LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen om de koplampglazen te reinigen. Veeg de koplampglazen niet schoon wanneer ze droog zijn. Achterruit reinigen LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen. Chromen onderdelen reinigen LET OP Gebruik geen schuurmiddelen of chemische oplosmiddelen. Gebruik een zeepoplossing. Onderhoud van de lak LET OP Poets de auto niet in de felle zon. Voorkom dat polish op kunststof oppervlakken komt. Dit laat zich moeilijk verwijderen. Breng geen polish op de vooren achterruit aan. Dit heeft een lawaaiige werking van de ruitenwissers tot gevolg; bovendien kunnen de ruiten dan niet goed worden drooggeveegd. Wij raden u aan de lak één- of tweemaal per jaar in de was te zetten. 117

120 Verzorging van de auto REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt. Reinig de veiligheidsgordels met een interieurreiniger of water met een zachte spons. Laat de veiligheidsgordels op een natuurlijke manier drogen. Gebruik geen haardroger o.i.d. KLEINE LAKSCHADE REPAREREN LET OP Verwijder onmiddellijk ogenschijnlijk onschadelijke substanties van het lakwerk (bijvoorbeeld uitwerpselen van vogels, boomsappen, dode insecten, teervlekken, wegenzout en industriële neerslag). Lakbeschadigingen door steenslag of kleine krasjes moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld. Uw Ford dealer heeft een grote keuze aan producten. Lees en volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant op. 118

121 Accu van de auto ONDERHOUD VAN DE ACCU Hulpstartkabels aansluiten De accu vraagt zeer weinig onderhoud. Uw Ford dealer zal in het kader van het normale onderhoudsschema regelmatig het vloeistofpeil in de accu controleren. GEBRUIK VAN STARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar. Gebruik altijd hulpstartkabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern. Koppel de ontladen accu niet los van de elektrische installatie van de auto. E75524 A B 1 2 Auto met de lege accu Auto met de hulpaccu Positieve hulpstartkabel Negatieve hulpstartkabel 1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar niet raken. 2. Zet het contact van beide auto's af en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de pluspool (+) van auto A met de pluspool (+) van auto B (kabel 1). 119

122 Accu van de auto 4. Verbind de min (-) pool van auto B met het motorblok of de motorsteun van auto A (kabel 2). LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool ( ) van de ontladen accu. Zorg ervoor dat de hulpstartkabels niet met draaiende onderdelen van de motor in aanraking kunnen komen. Motor starten ACCU VERVANGEN Uitvoeringen met een benzinemotor Wanneer de accu losgekoppeld is geweest, kan de motor gedurende 8 km nadat de accukabels weer zijn aangesloten een afwijkende draaikarakteristiek vertonen, omdat het motormanagementsysteem zichzelf aan de motor moet aanpassen. 1. Start de motor van auto B en laat deze met een matig hoog toerental draaien. 2. Start de motor van auto A. 3. Laat beide motoren minimaal drie minuten draaien alvorens de kabels los te koppelen. LET OP Schakel de koplampen tijdens het loskoppelen van de hulpstartkabels niet in. Door de spanningspiek kunnen de gloeilampen doorbranden. Koppel de kabels in omgekeerde volgorde los. 120

123 Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. Wanneer u banden met een andere diameter laat monteren dan die van de in de fabriek gemonteerde banden, geeft de snelheidsmeter niet meer de juiste snelheid aan. Breng uw wagen naar uw dealer en laat het motor managementsysteem opnieuw programmeren. Op de B-stijl bij het bestuurdersportier bevindt zich een plaatje met de bandenspanning. Controleer de bandenspanning bij een temperatuur waarin u gaat rijden en wanneer de banden koud zijn. EEN WIEL VERVANGEN Boordkrik WAARSCHUWINGEN De boordkrik waarmee uw auto wordt geleverd mag alleen worden gebruikt voor het wisselen van een wiel in noodsituaties. Controleer, voordat u de boordkrik gebruikt, of deze niet is beschadigd of vervormd en dat de schroefdraad is gesmeerd en vrij is van verontreinigingen. U mag nooit iets tussen de krik en de grond of de krik en de auto plaatsen. Het verdient aanbeveling een hydraulische garagekrik te gebruiken wanneer u bijv. de zomerbanden door winterbanden vervangt. N.B.: Gebruik een krik met een minimum hefvermogen van 1,5 ton en een krikkop met een diameter van minimaal 80 mm (3,1 inch). Transit Connect Links stuur Wielslotmoeren Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw dealer een vervangings dopsleutel en vervangings slotmoeren verkrijgen. E

124 Velgen en banden Rechts stuur E76182 Uw boordkrik en wielmoersleutel bevinden zich in een tas achter de bestuurdersstoel. Uw boordkrik en wielmoersleutel bevinden zich in het linker zijpaneel in de laadruimte. Kriksteunpunten LET OP Gebruik uitsluitend de aangegeven kriksteunpunten. Wanneer u andere punten gebruikt kan dit de carrosserie, de stuurinrichting, de wielophanging, de motor, het remsysteem of de brandstofleidingen beschadigen. Tourneo Connect E

125 Velgen en banden A B E93301 A B Alleen voor gebruik in noodsituaties Onderhoud A Kleine pijlvormige markeringen op de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. E

Instructieboekje FordTourneoConnect FordTransitConnect 100% Ford. 100% tevredenheid.

Instructieboekje FordTourneoConnect FordTransitConnect 100% Ford. 100% tevredenheid. Instructieboekje FordTourneoConnect FordTransitConnect 100% Ford. 100% tevredenheid. De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling

Nadere informatie

Instructieboekje FordMondeo 100% Ford. 100% tevredenheid.

Instructieboekje FordMondeo 100% Ford. 100% tevredenheid. Instructieboekje FordMondeo 100% Ford. 100% tevredenheid. De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

FORD FUSION Instructieboekje

FORD FUSION Instructieboekje FORD FUSION Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties,

Nadere informatie

FordKuga Instructieboekje. Feel the difference

FordKuga Instructieboekje. Feel the difference FordKuga Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Instructieboekje

FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Instructieboekje FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het

Nadere informatie

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference FordTransit Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

FordMondeo Instructieboekje. Feel the difference

FordMondeo Instructieboekje. Feel the difference FordMondeo Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference FordFiesta Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordMondeo Instructieboekje. Feel the difference

FordMondeo Instructieboekje. Feel the difference FordMondeo Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference FordFiesta Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FORD FIESTA Instructieboekje

FORD FIESTA Instructieboekje FORD FIESTA Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties,

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

FordKuga Instructieboekje. Feel the difference

FordKuga Instructieboekje. Feel the difference FordKuga Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference FordFiesta Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference

FordFiesta Instructieboekje. Feel the difference FordFiesta Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference FordTransit Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference FordTransit Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FORD FIESTA Instructieboekje

FORD FIESTA Instructieboekje FORD FIESTA Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

FordFocus Instructieboekje. Feel the difference

FordFocus Instructieboekje. Feel the difference FordFocus Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FordFocus Instructieboekje. Feel the difference

FordFocus Instructieboekje. Feel the difference FordFocus Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

FORD MONDEO Instructieboekje

FORD MONDEO Instructieboekje FORD MONDEO Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference FordTransit Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference

FordTransit Instructieboekje. Feel the difference FordTransit Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

FORD FOCUS Instructieboekje

FORD FOCUS Instructieboekje FORD FOCUS Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

FordC-MAX Instructieboekje. Feel the difference

FordC-MAX Instructieboekje. Feel the difference FordC-MAX Instructieboekje Feel the difference De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor,

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE ALGEMENE INFORMATIE oefenen hun werking uit via het beendergestel van het lichaam en horen laag over de voorkant van het bekken, de borstkas en de schouders gedragen te worden. Draag het heupgedeelte van

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

Inhoud van de handleiding

Inhoud van de handleiding Kort overzicht AFSTANDSBEDIENING................ 9 CENTRALE VERGRENDELING.......... 10 ACHTERKLEP...................... 10 MOTORKAP........................ 11 ELEKTRISCH BEDIENBARE STOELVERSTELLING VOOR

Nadere informatie

FORD C-MAX Instructieboekje

FORD C-MAX Instructieboekje FORD C-MAX Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

FORD TRANSIT Korte beschrijving

FORD TRANSIT Korte beschrijving FORD TRANSIT Korte beschrijving De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing ECE R kg 4-12 jr

Gebruiksaanwijzing ECE R kg 4-12 jr Voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 Groep Gewicht Leeftijd 2-3 15-36 kg 4-12 jr 1 Bedankt dat U voor de BeSafe izi Up FIX hebt gekozen BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen

Nadere informatie

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD FIESTA Korte beschrijving FORD FIESTA Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids Deze gids is opgesteld om u te helpen bepaalde functies van de auto snel te leren kennen. De gids bevat alleen basisinstructies (korte beschrijvingen)

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Op een stoel waarvoor een werkende airbag is aangebracht, mag u geen kinderzitje plaatsen. Wanneer de airbag wordt opgeblazen, bestaat er een risico op ernstig letsel of zelfs

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 2-3 15-36 kg 4-12 j 1 Bedankt dat U voor de BeSafe izi Up hebt gekozen BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw

Nadere informatie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding. Tilly Light fietsendrager Handleiding Tilly Light fietsendrager mei 2015 Tilly Light BV Inhoudsopgave Algemeen 4 Onderdelen 5 Stekker aansluiting 10 Eerste gebruik 11 Op de auto plaatsen 15 Fietsen plaatsen 18 Rijden 23 Fietsen

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen Veiligheid van kinderen KINDERZITJES Voor maximale veiligheid moeten kinderen altijd achterin zitten. Wij raden u aan om kinderen nooit voorin te laten zitten. Als het echter onvermijdelijk is om een kind

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD FIESTA Korte beschrijving FORD FIEST Korte beschrijving De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties,

Nadere informatie

FORD C-MAX Korte beschrijving

FORD C-MAX Korte beschrijving FORD C-MAX Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

FORD C-MAX Instructieboekje

FORD C-MAX Instructieboekje FORD C-MAX Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Alarmsysteem met afstandsbediening leidraad bij het instellen - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen die nodig

Nadere informatie

FORD TRANSIT Korte beschrijving

FORD TRANSIT Korte beschrijving FORD TRANSIT Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm.

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm. a f d e b c i Gebruiksaanwijzing g h 4 > 5 cm izi Modular: voor- & achterwaarts gericht izi Modular RF: achterwaarts gericht 5 Lichaamslengte 6-05 cm. Lichaamslengte 88-05 cm. Max. gewicht 8 kg. Leeftijd

Nadere informatie

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1 FordKa Instructieboekje Owner s handbook Feel the difference K10468_Service_Portfolio_090508.1 1 09.05.2008 15:52:47 Uhr 001-025 Ford KA NL 22-07-2008 9:45 Pagina

Nadere informatie

Volvo 940 Malmö, een eigen identiteit.

Volvo 940 Malmö, een eigen identiteit. Volvo 940 Malmö, een eigen identiteit. Een Volvo 940 Malmö staat borg voor kwaliteit die samen met zijn gedistingeerde uitstraling, een eigen identiteit weerspiegelt in een wereld waarin auto's steeds

Nadere informatie

FORD FOCUS Instructieboekje

FORD FOCUS Instructieboekje FORD FOCUS Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het Egardia alarmlicht met sirene. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice

Nadere informatie

FORD ECOSPORT Korte beschrijving

FORD ECOSPORT Korte beschrijving FORD ECOSPORT Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids Deze gids is opgesteld om u te helpen bepaalde functies van de auto snel te leren kennen. De gids bevat alleen basisinstructies (korte beschrijvingen)

Nadere informatie

Lampen en waarschuwingslampjes

Lampen en waarschuwingslampjes Lampen en waarschuwingslampjes VERLICHTING OP BUITENKANT VAN AUTO Hoofdverlichtingsschakelaar H5740 1 1. Uit. 2. Stadslichten. 3. Koplampen aan. 4. Automatische controlelampjes. Stadslichten De voorste

Nadere informatie

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 groep gewicht leeftijd 1 9-18 kg 9m-4j 1 Dank u voor uw keuze voor de Besafe izi Comfort. BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD FIESTA Korte beschrijving FORD FIESTA Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings-

Nadere informatie

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleidingding Effectief en gebruiksvriendelijk Het in uw voertuig gemonteerde Cobra alarmsysteem biedt een simpele, maar uiterst effectieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

FORD C-MAX Instructieboekje

FORD C-MAX Instructieboekje FORD C-MAX Instructieboekje De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties,

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding. Tilly Light fietsendrager Handleiding Tilly Light fietsendrager Versie 2, 2015 Tilly Light BV 2 Inhoudsopgave Algemeen 4 Onderdelen 5 Stekker aansluiting 9 Eerste gebruik 10 Op de auto plaatsen 14 Fietsen plaatsen 17 Rijden 22

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m.

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m. 1 3 a b c d e f g h click! Gebruiksaanwijzing 4 i j k l m > 25 cm 2 5 Lichaamslengte 40-75 cm. Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. UN regulation no. R129 i-size 8 9 Dank u voor uw keuze voor de BeSafe

Nadere informatie

HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER MINI COOPER S

HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER MINI COOPER S HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER MINI COOPER S HARTELIJK GEFELICITEERD MET UW NIEUWE MINI INHOUDSOPGAVE Over deze handleiding Opmerkingen met betrekking tot de handleiding 6 Gebruikte symbolen 6 Symbool

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

2 Inleiding. Inleiding

2 Inleiding. Inleiding Inhoud Inleiding... 2 Kort en bondig... 6 Sleutels, portieren en ruiten... 20 Stoelen, veiligheidssystemen... 32 Opbergen... 53 Instrumenten en bedieningsorganen... 60 Verlichting... 77 Infotainmentsysteem...

Nadere informatie

Powerpack. gebruikshandleiding

Powerpack. gebruikshandleiding Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen

Nadere informatie

Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948

Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948 Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948 Belangrijke informatie Gefeliciteerd met de aankoop van uw voertuig beveiligingsysteem. Het is ontworpen om jaren van probleemloze

Nadere informatie

Radio codeklavier RTS

Radio codeklavier RTS Radio codeklavier RTS Installatiehandleiding Radio codeclavier RTS Artikelnummer 1841030 Radio codeklavier RTS n Oplichtende toetsen bij bediening. n Keuze tussen 4, 5 of 6 cijfer combinatie. n Verschillende

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas 1-2-3 Autostoel 9-36 kg Opmerkingen: 1. Dit is een Universele Autostoel. Deze autostoel is goedgekeurd volgens de Richtlijn 40.04 en is bedoeld voor gebruik in een voertuig.

Nadere informatie

GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW NIEUWE VOLVO!

GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V50 QUICK GUIDE GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW NIEUWE VOLVO! Het is altijd spannend een nieuwe auto te leren kennen. Neem deze Quick Guide door om nog meer plezier te hebben van uw nieuwe Volvo.

Nadere informatie

click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing i j > 25 cm k l Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04

click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing i j > 25 cm k l Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04 1 3 click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing 4 h i j k l > 25 cm 2 5 Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04 8 9 Dank u voor uw keuze voor de BeSafe izi Go. Het is belangrijk dat u deze

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

FORD MONDEO Korte beschrijving

FORD MONDEO Korte beschrijving FORD MONDEO Korte beschrijving Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies

Nadere informatie

y Verwarming op brandstof 87

y Verwarming op brandstof 87 Klimat 5 1 y Verwarming op brandstof 87 912-B, 912-D Op. no. 87516 01- Benzine 30618 095-1 Diesel 3730 340-1 20000 excl. automaat Benzine 30618 095-1 Er is een nieuwe generatie verwarming geïntroduceerd

Nadere informatie

OPEL AMPERA. Gebruikershandleiding

OPEL AMPERA. Gebruikershandleiding OPEL AMPERA Gebruikershandleiding Inhoud Inleiding... 2 Kort en bondig... 6 Sleutels, portieren en ruiten... 19 Stoelen, veiligheidssystemen... 34 Opbergen... 52 Instrumenten en bedieningsorganen... 59

Nadere informatie

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5 Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5 Inhoud verpakking: Alarmunit Sirene Handzender ( 2 stuks) Kabels incl. zekeringen Zoekfunctie Stil alarm Startblokkering Paniek functie Anti carjacking Aansturing

Nadere informatie

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m Tegen de rijrichting in Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 0+ 0-13 kg 0-12 m 1 Bedankt voor uw keuze voor BeSafe izi Go BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort O-Pair² Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 14.10 Zadelhoogte U stelt de zadelhoogte correct in, door op de

Nadere informatie

HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER

HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER HANDLEIDING MINI ONE MINI COOPER HARTELIJK GEFELICITEERD MET UW NIEUWE MINI Opmerkingen met betrekking tot de handleiding De nadruk is gelegd op een snelle oriëntering in deze handleiding. Bepaalde onderwerpen

Nadere informatie

veilige reis fijne reis kies het juiste autostoeltje

veilige reis fijne reis kies het juiste autostoeltje veilige reis fijne reis kies het juiste autostoeltje Zit jouw kind veilig in de auto? Als je het juiste autostoeltje op de juiste manier gebruikt, bescherm je je kind als er een ongeluk gebeurt. Het klinkt

Nadere informatie

ACD-1000 STEKKERDOOS SCHAKELAAR

ACD-1000 STEKKERDOOS SCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING* v. 1.1 ACD-1000 STEKKERDOOS SCHAKELAAR *Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen Gefeliciteerd met de aankoop van dit KlikAanKlikUit product. U

Nadere informatie