VR DOC.0308/1TER

Transcriptie

1 VR DOC.0308/1TER DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders Principiële goedkeuring Bijlagen: - het voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering over de besteding van het budget voor nietrechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders; - het advies van de Inspectie van Financiën van 8 maart 2016; - het advies van het Netwerk tegen Armoede van 15 maart 2016; - het advies van het INR van 26 april 2012; - het begrotingsakkoord van 23 maart AANLEIDING EN INHOUD In het Vlaams Regeerakkoord ( ) lezen we: Deze Vlaamse Regering streeft naar inclusie, meer autonomie en zelfbeschikking voor personen met een beperking. Wij willen hun recht op ondersteuning en zorg op maat zoveel mogelijk garanderen. Het nieuwe Vlaamse decreet Persoonsvolgende Financiering (PVF) is een belangrijke stap voorwaarts om deze doelstellingen voor personen met een beperking te realiseren. Deze Vlaamse Regering zal dan ook het Decreet Persoonsvolgende Financiering uitvoeren. Dit decreet is gebaseerd op twee pijlers. In een eerste pijler heeft elke persoon met een beperking en een zekere ondersteuningsnood recht op een beperkt forfaitair ondersteuningsbudget. Met dit budget kunnen kosten niet medische zorgen betaald worden. Indien de ondersteuningsnood de draagwijdte van het forfaitair ondersteuningsbudget overstijgt, dan wordt in de tweede pijler er een ondersteuningsplan op maat van de individuele persoon met een beperking opgesteld. Dit geeft toegang tot de tweede pijler waarbij de persoon de keuze heeft of hij dit cash inzet of via voucher. Het voorliggend voorontwerpbesluit geeft conform het Vlaams Regeerakkoord mede uitvoering aan het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap (decreet persoonsvolgende financiering). Met dit decreet wordt het kader geschapen voor een nieuw financieringssysteem dat bijdraagt aan vraag gestuurde zorg en ondersteuning en aan zorggarantie voor personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood. Pagina 1 van 20

2 Het introduceren van een persoonsvolgend financieringssysteem waarbij het toe te kennen persoonsvolgend budget in sterke mate bepaald wordt door de vraag van de persoon met een handicap en zijn gezin, impliceert een grote wijziging ten aanzien van het huidige systeem waarbij voorzieningen gefinancierd worden voor de ondersteuning die ze aanbieden. Op 27 november 2015 keurde de Vlaamse Regering het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget goed. In dit besluit wordt het indienen en afhandelen van een vraag naar een budget voor niet rechstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning geregeld en ook het ter beschikking stellen van een persoonsvolgend budget. Tot 1 april 2016 kunnen personen met een handicap ondersteuning aanvragen die bestaat uit opvang, behandeling en begeleiding door voorzieningen die erkend zijn door het agentschap of een persoonlijke assistentiebudget. Vanaf 1 april 2016 kunnen personen met een handicap alleen nog persoonsvolgende budgetten aanvragen conform de bepalingen van voormeld besluit. Deze aanvragen worden ook afgehandeld conform voormeld besluit. In het voorliggende voorontwerpbesluit wordt bepaald op welke wijze het persoonsvolgend budget kan ingezet worden. 1. Basisprincipes Het persoonsvolgend budget (PVB) voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning is een budget dat de persoon met een handicap en zijn gezin moet toelaten de zorg en ondersteuning die nodig is ten gevolge van de handicap te realiseren en te organiseren. Dit doet de budgethouder conform de eigen wensen en noden en aangepast aan de eigen leefsituatie. De regie is in handen van de budgethouder die zijn eigen keuzes kan maken. Luidens het decreet persoonsvolgende financiering kan een budgethouder het persoonsvolgend budget inzetten als een cashbudget of als een voucher of als combinatie. Er wordt vanuit gegaan dat de budgethouder en de zorgaanbieders de door de overheid ter beschikking gestelde middelen op een zo efficiënt en effectief mogelijke wijze inzetten in functie van het realiseren van ondersteuning op de diverse levensdomeinen (wonen, werken, vrije tijd, relaties, ). Voor de mogelijke besteding van een PVB wordt zowel bij cash als voucher vertrokken vanuit de verschillende ondersteuningsfuncties (dag- en woonondersteuning, psychosociale begeleiding, praktische hulp, globale individuele ondersteuning en permanentie) en niet van een limitatieve lijst van taken die ondersteuners mogen uitvoeren. Het PVB kan ingezet worden op verschillende levensdomeinen en voor ondersteuning binnen alle cirkels. Dubbele subsidiëring wordt echter niet aanvaard. De ondersteuning die via het huidige persoonlijke assistentiebudget kan worden vergoed (ook indirecte kosten), zal eveneens met een persoonsvolgend budget kunnen worden betaald. Er wordt hierbij gestreefd naar een vereenvoudiging en reductie van de richtlijnen voor besteding en verantwoording van het cash budget ten opzichte van de richtlijnen voor het gebruik van een persoonlijke assistentiebudget. Een budgethouder kan daarnaast terecht bij een kleinschalig familiaal initiatief waar ondersteuning geboden wordt aan een kleine groep van personen met een handicap (maximum 15) en bij een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap. De zorgaanbieders evolueren naar sociaal ondernemerschap. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) geeft hen meer autonomie en vertrouwen, maar zal hen ook faciliteren, coachen en responsabiliseren. De budgethouder moet binnen de 4 maanden nadat het VAPH het budget ter beschikking heeft gesteld starten met het gebruik van het PVB. Als men voor het cash-systeem kiest ontvangt de budgethouder bij de aanvang van de besteding een terugvorderbaar voorschot. Als de budgethouder effectief kosten heeft gemaakt deelt hij deze Pagina 2 van 20

3 mee aan het VAPH. Het VAPH stort de bedragen overeenstemmend met de gemaakte kosten op de rekening van de budgethouder. Indien met een voucher wordt gewerkt, vergoedt het VAPH de zorgaanbieders op basis van het ingezette personeel zoals geregistreerd in de applicatie ISIS (registratie personeel) en de totaliteit van personeelspunten die de zorgaanbieder met voucher o.b.v. de overeenkomsten met cliënten kan inzetten (registratie van dienstverleningsovereenkomsten). Wanneer de budgethouder zijn budget (geheel of gedeeltelijk) inzet bij een door het VAPH vergunde zorgaanbieder, wordt een bijkomend percentage organisatiegebonden middelen toegevoegd aan de zorggebonden middelen. De organisatiegebonden middelen worden rechtstreeks aan de zorgaanbieder ter beschikking gesteld. Wanneer de budgethouder het PVB (geheel of gedeeltelijk) inzet als cash budget, dan krijgt de budgethouder een extra percentage toegekend om beheerskosten te vergoeden Dit bedrag wordt uitgedrukt in euro s en toegevoegd aan het bedrag beschikbare middelen. De ondersteuning die via PVB wordt vergoed, moet niet alleen kwaliteitsvol zijn, maar dient ook bij te dragen tot een goede kwaliteit van bestaan van de persoon met een handicap en zijn gezin. Evaluatie en monitoring zijn voorzien. De budgethouder en de vergunde zorgaanbieder zullen verantwoording moeten afleggen over de inzet van de toegekende financiële middelen. Bij het opzetten van een systeem van verantwoording dient voldoende aandacht te worden besteed aan de administratieve last voor de budgethouders, de zorgaanbieders en de beheerskost voor de administratie. Er wordt bijgevolg gestreefd naar een administratief eenvoudig systeem, waarbij het vertrouwen in de keuzes van de budgethouder en de zorgaanbieders voorop staat, waardoor de bewijslast en de controle op de besteding beperkt is. Er wordt eveneens gezocht naar een evenwicht tussen de eisen en bewijslast die men oplegt aan vergunde zorgaanbieders en de bewijslast die men bij de budgethouder zelf legt. De controle op de besteding van de middelen staat in functie van het bewaken van de realisatie van de beleidseffecten (zorggarantie, vraaggestuurde zorg, kwaliteit van bestaan) en het vermijden van oneigenlijk gebruik of verspilling van overheidsmiddelen. Bij de controle van de besteding wordt echter niet nagegaan of de effectieve inzet overeenkomt met de ondersteuning die men in het PVF-ondersteuningsplan heeft gevraagd en waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van de budgetcategorie. Op deze manier kan men binnen zijn budgetcategorie soepel inspelen op wijzigingen in de ondersteuningsnood. 2. Bestedingskader: welke ondersteuning en bij wie 2.1. Ondersteuning Het PVB is bedoeld voor het inkopen en organiseren van ondersteuning die men ten gevolge van zijn handicap nodig heeft. Het PVB kan echter niet worden aangewend voor het vergoeden van hulpmiddelen, medische en paramedische kosten die onder de bevoegdheid van het RIZIV vallen of voor eigenlijke onderwijstaken noch voor ondersteuning die reeds door een andere overheid wordt gesubsidieerd. Een voucher is enkel inwisselbaar bij een door het VAPH vergunde zorgaanbieder of een bijstandsorganisatie. Een cash-budget kan op heel uiteenlopende wijzen ingezet worden: bij vergunde zorgaanbieders, bij reguliere diensten (eigen bijdrage die men moet betalen), bij een zorgboerderij, om zelf assistenten te werk te stellen, om dienstencheques of PWA-cheques aan te kopen, beroep te doen op vrijwilligers, een sociaal secretariaat, een bijstandsorganisaties, een interimkantoor en zelfstandigen te vergoeden, kosten te betalen die gemaakt worden ifv het goed beheren en organiseren van het budget,. Inkoop bij een door het VAPH vergunde zorgaanbieder biedt de budgethouder administratieve eenvoud en continuïteit van ondersteuning bij (tijdelijke of definitieve) uitval van personeel. De overheid bewaakt de kwaliteit van de dienstverlening. Pagina 3 van 20

4 Een cashbudget biedt meer vrijheid. De budgethouder staat zelf in voor de administratie en kwaliteitsbewaking. Het PVB moet ingezet worden voor de vergoeding van de kosten van de ondersteuningsfuncties persoonsvolgende financiering zoals vastgelegd in het voormelde besluit van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van een aanvraag naar een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning. Er zal bijgevolg geen lijst worden opgesteld met types van ondersteuning en taken waarvoor een PVB al dan niet kan worden ingezet. We onderscheiden binnen PVF volgende ondersteuningsfuncties: - woonondersteuning: de ondersteuning die tot doel heeft de persoon met een handicap tijdens de week te ondersteunen bij het wonen. De geleverde uren ondersteuning zijn moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie; - dagondersteuning: de ondersteuning die gedurende de dag wordt geboden. De geleverde ondersteuning is moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie; - individuele ondersteuningsfuncties: de psychosociale begeleiding, praktische hulp en globale individuele ondersteuning; o psychosociale begeleiding: een-op-een-begeleiding die tot doel heeft de persoon met een handicap en de context te ondersteunen in de organisatie van zijn dagelijkse leven; o praktische hulp: ondersteuning bij algemene dagelijkse activiteiten van het leven in een een-op-een-relatie. Individuele praktische hulp is hoofdzakelijk instrumenteel van aard; o globale individuele ondersteuning: de ondersteuning die eerder ruimer is en verschillende levensdomeinen kan omvatten. De aard van de ondersteuning kan verschillen en de verschillende vormen van ondersteuning kunnen door elkaar lopen: stimulatie, coaching, training, assistentie bij activiteiten; o oproepbare permanentie: de beschikbaarheid van de begeleiding om na een oproep binnen een bepaalde tijd niet-planbare een-op-een-ondersteuning aan te bieden Ondersteuningsbron De ondersteuning die vervat is binnen de ondersteuningsfuncties kan door verschillende diensten, organisaties of personen worden geboden. Het PVB kan als voucher worden ingezet bij een zorgaanbieder die vergund is door het VAPH of bij een bijstandsorganisatie. Het PVB kan als cashbudget worden ingezet bij een vergunde zorgaanbieder of bij een bijstandsorganisatie of op basis van één van volgende overeenkomsten: 1) een van volgende overeenkomsten waarbij wordt voorzien in zorg en ondersteuning in een één op één relatie aan één persoon met een handicap of aan meerdere personen met een handicap die op hetzelfde adres wonen en behoren tot hetzelfde gezin a) een arbeidsovereenkomst met inbegrip van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten als vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; b) een overeenkomst met een erkend uitzendbureau; c) een overeenkomst met een onderneming die door de federale overheid is erkend als een dienstencheque onderneming; d) een inschrijving bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap met het oog op het gebruik van PWA-cheques; e) een overeenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon over het vervoer van de budgethouder; f) een overeenkomst met een organisatie die vrijwilligers ter beschikking stelt; g) een overeenkomst over hoogdrempelige individuele bijstand met een bijstandsorganisatie; Pagina 4 van 20

5 h) een overeenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon over het verlenen van individuele ondersteuningsfuncties zoals gedefinieerd in het kader van persoonsvolgende financiering; i)) een overeenkomst die wordt afgesloten met een familielid dat tot de tweede graad verwant is of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de budgethouder; i) een overeenkomst met een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het verlenen van zorg en ondersteuning en die zorg en ondersteuning. 2) een overeenkomst met een rechtspersoon vzw of een vennootschap), die maximum 15 ondersteuningsovereenkomsten heeft afgesloten met cliënten en waarbij minimaal de helft van de leden van de Raad van Bestuur en de meerderheid van de algemene vergadering familie tot de 2 de graad zijn van de cliënten. 3) een overeenkomst met een organisatie of een dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het verlenen van zorg en ondersteuning en die zorg en ondersteuning organiseert voor maximum vijftien personen met een handicap die deze ondersteuning vergoeden met een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap. 3. Opstart van het budget Zodra de budgethouder van het VAPH een bericht ontvangt m.b.t. de ter beschikkingstelling van zijn persoonsvolgend budget (mededeling dat het PVB kan geactiveerd worden), heeft de budgethouder vier maanden de tijd om met dit budget de nodige zorg en ondersteuning op te starten. Hierbij heeft de budgethouder de keuze om het budget in te zetten als cash, als voucher of als combinatie van beide. De budgethouder kan zich tot een bijstandsorganisatie wenden die hem zal bijstaan bij het opstarten van zijn PVB. Hij kan een deel van zijn budget als cash of voucher gebruiken voor de vergoeding van deze bijstand. Het deel van zijn budget dat hij kan gebruiken voor de opstart bedraagt maximum de kostprijs van vier sessies bij een bijstandsorganisatie. De budgethouder en de bijstandsorganisatie sluiten een overeenkomst over deze bijstand en leggen het aantal zorggebonden punten of euro s vast dat zal worden ingezet. Bij cashgebruik deelt de budgethouder aan het VAPH mee dat hij een opstartovereenkomst heeft afgesloten en voor hoeveel euro. Het VAPH stort het overeengekomen bedrag op de rekening van de budgethouder. Bij het gebruik van een voucher deelt de bijstandsorganisatie het bestaan van de overeenkomst mee. Het VAPH betaalt de vergoeding voor deze sessies in euro aan de bijstandsorganisatie. Als het VAPH na twee maanden vaststelt dat het budget nog niet werd geactiveerd of dat geen opstartpakket werd gevraagd dan kan het aan de budgethouder voorstellen om hulp van een bijstandsorganisatie in te roepen. Als het agentschap van oordeel is dat het om een complexe problematiek gaat en de ondersteuningsmogelijkheden onvoldoende zijn afgestemd op de vraag naar ondersteuning van de betrokken personen met een handicap dan kan het VAPH bemiddeling in het kader van het Regionaal overleg voorstellen. De beslissing tot terbeschikkingstelling wordt opgeheven als het PVB niet is opgestart binnen de 4 maanden van de datum van terbeschikkingstelling. Als de budgethouder overmacht aantoont kan deze termijn eenmalig met vier maanden worden verlengd. De beslissing tot toewijzing van het PVB blijft behouden maar de betrokkenpersoon met een handicap wordt terug geplaatst in de laagste prioriteitengroep. 4. Activeren van het persoonsvolgend budget Het uitgangspunt is dat de besteding van het PVB steeds gestoeld moet zijn op een overeenkomst: een overeenkomst met een vergunde zorgaanbieder, een arbeidsovereenkomst met de persoon die de ondersteuning verleent, een overeenkomst met een interimkantoor enz Pagina 5 van 20

6 De persoon kan zijn budget of een deel van zijn budget activeren door o Het melden van een overeenkomst met een vergunde zorgaanbieder via voucher; o Het melden van het aandeel dat de persoon in cash wil opnemen, m.i.v. het registreren van de gegevens met betrekking tot de eerste overeenkomst Activeren en besteden via een voucher Als een budgethouder zijn budget of een deel van zijn budget wil inzetten als een voucher meldt hij aan het VAPH dat hij een overeenkomst heeft afgesloten met een vergunde zorgaanbieder of met een bijstandsorganisatie en dat hij deze overeenkomst via voucher wenst te vergoeden. De vergunde zorgaanbieder of de bijstandsorganisaties registreren de overeenkomst: identificatiegegevens vergunde aanbieder, periode van overeenkomst, ondersteuningsfunctie(s) die geboden zullen worden met vermelding van de frequentie, aandeel zorggebonden personeelspunten dat nodig is om de overeenkomst te kunnen uitvoeren. Het VAPH checkt (geautomatiseerd) of er voldoende saldo beschikbaar is om de overeenkomst te kunnen vergoeden. Is dit het geval, dan zorgt het VAPH voor de verdere afhandeling in functie van vergoeden van de voucher. De teller met het beschikbaar saldo wordt automatisch aangepast (punten nodig voor het uitvoeren van de overeenkomst worden in mindering gebracht). Beschikt de budgethouder over onvoldoende saldo, dan kan de overeenkomst niet aanvaard worden en zal het VAPH de budgethouder en de betrokken vergunde zorgaanbieder hiervan op de hoogte brengen. Een nieuwe overeenkomst kan desgewenst onderhandeld worden. Het VAPH monitort de geregistreerde gegevens uit deze overeenkomst, maar bewaakt de inhoud van de overeenkomsten en de onderhandeling hieromtrent niet. De vergunde zorgaanbieder dient de gebruiker op een transparante wijze te informeren over hoe de middelen uit zijn PVB worden ingezet voor het realiseren van zijn ondersteuning. Het spreekt vanzelf dat de voucher-overeenkomst een weergave moet zijn van de werkelijk genoten ondersteuning. Indien er een blijvende discrepantie is, moet de overeenkomst worden aangepast. De vergunde zorgaanbieder geeft aan het VAPH door welk personeel ze heeft ingezet voor het realiseren van de ondersteuning van haar gebruikers die het PVB hebben ingezet als voucher. Het VAPH vergoedt de kosten van het ingezette personeel (aantal personeelspunten). Het VAPH vergoedt de bijstandsorganisaties ten belopen van het aantal zorggebonden punten dat bij hen werd ingezet Activeren en besteden via cashbudget De budgethouder geeft aan hoeveel van zijn beschikbaar budget hij in cash wil opnemen. Het VAPH checkt (geautomatiseerd) of er voldoende saldo beschikbaar is. De budgethouder deelt aan het VAPH de gegevens mee in verband met de overeenkomsten die hij in het kader van de cashbesteding is aangegaan. Het VAPH controleert of het om één van de in punt 2.2. vermelde overeenkomsten gaat: Als het VAPH heeft vastgesteld dat het om één van deze overeenkomsten gaat, deelt het VAPH aan de budgethouder mee akkoord te gaan met de besteding van het budget als cashbudget op basis van de goedgekeurde overeenkomsten. Na goedkeuring van de eerste overeenkomst ontvangt de budgethouder een terugvorderbaar voorschot ten belope van 3/12 van het bedrag dat hij heeft meegedeeld aan het VAPH. Dit voorschot wordt niet in mindering gebracht van het budget. Het zal in zijn geheel worden teruggevorderd bij het einde van de ondersteuning door het VAPH of bij stopzetting van het PVB. Het terugvorderbaar voorschot dient ertoe om de budgethouder ten allen tijde in staat te stellen om de overeenkomsten te kunnen betalen zonder deze uit eigen zak te moeten prefinancieren. Deze werkwijze wordt gebruikt naar analogie met de toekenning van een werkkapitaal ten aanzien van de huidige cliënten die gebruik maken van een persoonlijke- assistentiebudget (PAB). Pagina 6 van 20

7 Het werkkapitaal betekende voor het systeem van het PAB een belangrijke voorwaarde en werd door de gebruikers dan ook als een grote meerwaarde ervaren. Voor het PVB wordt daarom een gelijkaardige voorfinanciering voorzien, zij het dat deze op een andere manier budgettair zal vertaald worden. Als blijkt dat het bedrag dat effectief als cashbudget wordt gebruikt in grote mate (minstens 50% in meer of in min) afwijkt van het bedrag dat de budgethouder initieel heeft opgegeven aan het VAPH dan wordt het terugvorderbaar voorschot onmiddellijk aangepast. Als de budgethouder initieel een bepaald bedrag wou inzetten als cashbudget maar nadien blijkt dat de effectieve besteding gedurende langere tijd, lager of hoger uitvalt maar minder dan 50% kan het agentschap het terugvorderbaar voorschot aanpassen in functie van de werkelijke besteding zodat terugvorderbaar voorschot en daadwerkelijke besteding in verhouding blijven. De budgethouder kan ook vragen om het terugvorderbaar aan te passen. Als het terugvorderbaar voorschot wordt verminderd dan moet de budgethouder dit deel terugstorten aan het VAPH. De budgethouder deelt de gemaakte kosten via kostenstaten mee aan het VAPH. Hij kan deze kostenstaten elektronisch indienen of op papier. Op de kostenstaten wordt een opsplitsing gemaakt voor de verschillende ondersteuningsbronnen (vergunde zorgaanbieders in cash, ondersteuners die men zelf in dienst neemt, interimkantoor, zelfstandigen, dienstencheque en PWA-cheque, reguliere (welzijns)diensten, vrijwilligers, bijstandsorganisatie, enz. Het totaal bedrag van de ingediende kosten wordt vervolgens op de rekening van de budgethouder gestort. Het VAPH stort de bedragen vermeld op de kostenstaten op de rekening van de budgethouder. De budgethouder moet een rekening hebben die specifiek is voorbehouden voor de transacties die verband houden met het PVB. Het VAPH streeft ernaar om de vergoeding voor de meegedeelde kosten binnen de tien dagen na ontvangst van de kostenstaten te storten. De kosten met betrekking op een kalender jaar dienen uiterlijk voor 1 maart van het volgende kalenderjaar te worden ingediend. De budgethouder zal via de elektronische tool Mijn VAPH de besteding van het budget kunnen opvolgen: wat is het restsaldo op een bepaald ogenblik? wat als de combinatie cash/voucher wordt gewijzigd? impact op de vergoeding voor beheerskosten? Wat is het terugvorderbaar voorschot? 4.3. Verantwoording zorggebonden kosten en beheerskosten De besteding van het persoonsvolgend budget moet quasi volledig verantwoord worden. Bij inzet in voucher gebeurt de verantwoording door het registreren van een overeenkomst tussen de budgethouder en de vergunde zorgaanbieder of de bijstandsorganisatie. Bij inzet in cash dient de budgethouder een kostenstaat in die een overzicht bevat van de gemaakte kosten. Een beperkt bedrag wordt vrijgesteld van verantwoording. Dit bedrag kan enkel in cash worden opgenomen. Wanneer het PVB (geheel of gedeeltelijk) ingezet wordt als voucher geldt de registratie van de overeenkomst met de vergunde zorgaanbieder als afdoende verantwoording vanuit het oogpunt van de budgethouder. De vergunde zorgaanbieder zal daarnaast zelf rechtstreekse verantwoording aan het VAPH afleggen over de inzet van personeel, conform de met al zijn gebruikers afgesloten overeenkomsten en de inhoud ervan, om de overeenstemmende subsidies te bekomen. Het VAPH zal de vergunde aanbieder bijkomend een extra % organisatiegebonden middelen ter beschikking stellen (cf. punt 7). Ook de besteding van deze middelen moet verantwoord worden. Bij inzet als organisatiegebonden personeelspunten zal dit verantwoord moeten worden op basis van de inzet van personeel. Wanneer het PVB ingezet wordt als cash, dan zal bovenop de zorggebonden middelen vanuit het budget een % beheerskosten toegevoegd worden. Bij de verantwoording van het PVB worden zowel zorggebonden kosten als beheerskosten in aanmerking genomen. Er wordt bij de Pagina 7 van 20

8 verantwoording en bewijsvoering van de cash-besteding echter geen opsplitsing gemaakt tussen zorggebonden kosten en beheerskosten. Voor het te verantwoorden deel van het PVB worden volgende elementen in aanmerking genomen: - Kosten van een ondersteuner die men zelf in dienst neemt o loonkosten, vakantiegeld o maaltijdcheques o verplichte verzekeringen, kosten arbeidsongevallenverzekering o Kosten preventie en bescherming op het werk o Kosten jaarlijks medisch onderzoek o opleidingen relevant voor de taken als ondersteuner - Kosten van sociaal secretariaat - Kosten van interimkantoor - Kosten van vrijwilligers (via vrijwilligersorganisatie) - Lidgelden vrijwilligersorganisatie - Zorggebonden kosten van ondersteuning door een vergunde zorgaanbieders of die bij een vergunde zorgaanbieder wordt ingekocht - Aankoop van dienstencheques en PWA-cheques - Verplaatsings- en administratieve kosten die worden aangerekend door een dienstenchequebedrijf; - Inschrijvingsgeld bij een plaatselijk werkgelegenheidsdsagentschap - Kosten van bijstandsorganisaties - Lidgeld van een bijstandsorganisatie - Kosten die voortvloeien uit een overeenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon over het verlenen van individuele ondersteuningsfuncties; - De gebruikersbijdrage die gevraagd wordt door een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin / remgelden van reguliere (welzijns)diensten - Kosten voor niet-subsidieerbare tolkuren Vlaamse GebarentaalKosten van vervoer op voorwaarde dat men hiervoor een overeenkomst heeft afgesloten (vb. mindermobielencentrale, taxibedrijf, een zelfstandige,). - De kosten die voortvloeien uit een overeenkomst met een familielid dat tot de tweede graad verwant is of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de persoon met een handicap - Kosten voor de organisatie en het beheer van het budget - De kosten voor zorg en ondersteuning die wordt verleend op basis van een overeenkomst met een rechtspersoon( vzw of een vennootschap), die maximum 15 ondersteuningsovereenkomsten heeft afgesloten met cliënten en waarbij minimaal twee derden van de leden van de Raad van Bestuur en de meerderheid van de algemene vergadering familie tot de 2de graad zijn van de cliënten. De budgethouder dient voor de verantwoording van zijn besteding de overeenkomsten en bewijzen m.b.t. de geregistreerde kosten gedurende 7 jaar te bewaren. Deze kunnen door het VAPH worden opgevraagd of door zorginspectie worden ingekeken. Het VAPH streeft er op termijn naar om een applicatie te ontwikkelen die het mogelijk maakt om overeenkomsten en betalingswijzen digitaal bij te houden Vrij besteedbaar deel van het persoonsvolgend budget Het decreet PVF introduceert een twee-trapsysteem: in een eerste trap kunnen personen met een eerder beperkte ondersteuningsnood een vrij besteedbaar BOB combineren met rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) en individuele materiële bijstand (IMB), in een tweede trap kunnen personen met een grotere ondersteuningsnood een persoonsvolgend budget vragen om hun zorg en ondersteuning te realiseren. Het is de verwachting dat het creëren van een eerste trap de druk op de niet rechtstreeks toegankelijke zorg zal doen afnemen. Het BOB is een forfaitair bedrag van 300 euro per maand. Personen die een BOB ter beschikking krijgen zullen allerhande creatieve oplossingen zoeken en vinden om met dit budget, al dan niet in combinatie met RTH en IMB, hun zorg en ondersteuning te realiseren. Bij overgang naar trap 2 Pagina 8 van 20

9 worden de creatieve oplossingen best niet belemmerd, vermits dit een minder efficiënte besteding van het niet rechtstreeks toegankelijk budget lees: duurdere zorg en ondersteuning- zou noodzaken. Om hieraan tegemoet te komen, kan overwogen worden een deel van het PVB eveneens vrij te stellen van verantwoording. Anderzijds is het niet de bedoeling het verwachte hefboomeffect van het BOB waardoor een bepaalde groep mensen die op de grens zitten tussen trap 1 en trap 2 toch kiezen voor trap 1, teniet te doen. Daarom wordt een systeem voorgesteld waarbij voor de hogere budgetcategorieën het vrij besteedbaar bedrag gelijk is aan het forfaitaire bedrag van het BOB. Het hefboomsysteem zal hier immers niet meer spelen vermits het sowieso personen betreft die een aanzienlijke ondersteuningsnood hebben. Voor de lagere budgetcategorieën, waar het hefboomeffect wel speelt, voorzien we een vrij besteedbaar bedrag dat duidelijk lager ligt dan het bedrag BOB. Er wordt ook gekozen voor een deel dat vooraf is vastgelegd op basis van de budgetcategorie. Voor de budgetcategorieën I tot en met IV wordt een bedrag voorzien van 1800 euro. Voor de andere budgetcategorieën een bedrag van 3600 euro. De budgethouder kan het vrij besteedbaar bedrag opvragen door het bedrag dat hij vrij wil besteden te vermelden op een kostenstaat. 5. Stoppen met een PVB Indien nog geen kosten werden gemaakt i.h.k.v. het PVB of enkel een bedrag werd gebruikt voor de hulp van een bijstandsorganisatie, kan de persoon met een handicap of zijn vertegenwoordiger aan het VAPH melden dat hij zijn PVB niet wenst te activeren. Het stopzetten van het budget dat als voucher wordt ingezet houdt in dat de overeenkomst met de vergunde zorgaanbieder of de bijstandsorganisatie moet opgezegd worden. Als het om een overeenkomst met een vergunde zorgaanbieder gaat, moeten de bepalingen rond opzegging uit het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap toegepast worden. De budgethouder moet de opzegging van de overeenkomst en de ingangsdatum van de opzegging meedelen aan het VAPH. In het geval van de stopzetting van de besteding als cashbudget moet de budgethouder melden vanaf welke datum hij het PVB wenst af te sluiten en geen kosten meer zal indienen. De kosten van voor de afsluitdatum deelt hij mee via kostenstaten en het VAPH maakt een eindafrekening op. Bij overlijden van de persoon met een handicap kunnen de erfgenamen een laatste kostenstaat indienen met mededeling van de kosten die nog niet werden doorgegeven aan het VAPH. Zoals nu voorzien in het kader van een persoonlijke- assistentiebudget kan maximaal een vierde van het bedrag dat de budgethouder wou gebruiken als een cashbudget, vermeld in artikel 16, eerste lid, worden besteed aan verbrekingsvergoedingen. Als aan de hand van kostenstaten aangetoond wordt dat dat bedrag niet volstaat, kan het agentschap maximaal een vierde van het bedrag dat de budgethouder wou gebruiken als een cashbudget extra toekennen om de verbrekingsvergoedingen te betalen. 6. Opvolging De controle op de besteding van het PVB gebeurt ex-post en staat in functie van het bewaken van de realisatie van de beleidseffecten (zorggarantie, vraaggestuurde zorg, kwaliteit van bestaan) en het vermijden van oneigenlijk gebruik of verspilling van overheidsmiddelen. Het VAPH zal niet controleren of het budget wordt ingezet, zoals beschreven in het ondersteuningsplan. Pagina 9 van 20

10 Het VAPH kan steekproefsgewijs bewijsstukken en overeenkomsten opvragen bij de budgethouder. Daarnaast zal ook zorginspectie bij de budgethouder bewijsstukken en overeenkomsten kunnen inkijken. 7. Organisatiegebonden kosten en beheerskosten Binnen het decreet Persoonsvolgende Financiering wordt bepaald dat: De voucher wordt uitgedrukt in personeelspunten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen zorggebonden en organisatiegebonden punten. Hierbij is het de bedoeling dat organisatiegebonden punten kunnen worden omgezet enerzijds in organisatiegebonden personeelspunten, en anderzijds in cash voor organisatiegebonden werkingstoelagen. De budgetcategorieën (uitgedrukt in personeelspuntenof in euro) werden op die wijze berekend dat ze uitsluitend het eigenlijke zorggebonden personeel middelen vergoeden. Daarnaast worden er een percentage organisatiegebonden personeelspunten bepaald voor de voucher, en een percentage beheerskosten bovenop het cashbudget. Hierbij wordt er van uitgegaan dat het percentage organisatiegebonden kosten, omwille van de extra verplichtingen en taken van de vergunde zorgaanbieders, beduidend hoger zal liggen dan het percentage beheerskosten bij cashbudgetten. Indien het cashbudget wordt ingezet bij vergunde zorgaanbieders, ook hierop het percentage organisatiegebonden kosten wordt toegepast. De vergunde zorgaanbieders moeten immers in alle gevallen zowel bij besteding als voucher of als cash de vastgelegde kwaliteitstandaarden (cf. voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011) naleven Organisatiegebonden kosten Het kan gaan om organisatiegebonden personeelskosten of werkingskosten. Organisatiegebonden personeelskosten: zijn de personeelskosten voor directie, management en beleid, administratie, logistiek klasse 1 enz. Tevens is hierin vervat het logistieke personeel (klasse 2, 3 of 4) dat het onderhoud verzorgt van de werkruimten en gemeenschappelijke lokalen die noodzakelijk zijn voor de organisatiegebonden personeelsleden. Hierin zijn vervat: de brutolonen, rsz-werkgever, de voorafbetaling, de eindejaarpremie, vakantiegeld en premie voor de vermelde personeelsleden. De organisatiegebonden personeelskosten omvat tevens het aanvullend percentage op de loonkost voor zowel de zorggebonden personeelspunten als de organisatiegebonden personeelspunten dat wordt vermeld in artikel 23, vijfde tot zevende lid van het Koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van openbare besturen. Organisatiegebonden werkingskosten zijn kosten die moeten gemaakt worden om het ondersteuningsaanbod te kunnen voorzien. Het betreft hier hoofdzakelijk die kosten noodzakelijk om het personeel hun functie en taken te laten uitvoeren. De kosten voor de personeelsruimten en de daarbij horende werkingsmiddelen (instrumenten en verbruiksgoederen), communicatiemiddelen, dienstverplaatsingen, de kosten voor VTO-beleid. Het betreft alle bureelruimten en burelen (voor directie, administratie, therapie, coördinatie en stafpersoneel), computers, papier enz.). Hierin zitten niet de investeringsmiddelen voor deze bureelruimtes vervat. Op basis van een analyse van de inzet van de subsidies (personeelssubsidies en werkingssubsidies) betaald door het VAPH bij een steekproef van voorzieningen wordt het percentage van organisatiegebonden kosten bij inzet als voucher vastgesteld op 25, 35%. Bij de organisatiegebonden kosten van zorgaanbieders moet ervan uitgegaan worden dat deze kosten niet noodzakelijk onmiddellijk mee evolueren met de zorggebonden kosten. Zorgaanbieders gaan bijvoorbeeld engagementen aan in het kader van infrastructuur, ICT,... die niet altijd mee evolueren met een evolutie in de zorggebonden kosten. Om ervoor te zorgen dat de organisatie op een degelijke wijze kan geleid en gecoördineerd worden, is het aangewezen dat de organisatiegebonden kosten niet telkens mee evolueren met de zorggebonden kosten. Het is Pagina 10 van 20

11 niet omdat zorggebonden kosten bvb. 5 % dalen, dat je 5 % minder uitgaven hebt voor stafpersoneel, infrastructuur voor administratie, registratiekosten, Daar tegenover staat dat, binnen een persoonsvolgende financiering, het niet de bedoeling kan zijn dat, gelet op een structurele wijziging in de zorggebonden punten op basis van de aangegane verbintenissen binnen de vouchers, dit geen weerslag zou hebben op de toelagen voor de organisatiegebonden kosten. Er wordt voorgesteld de organisatiegebonden kosten minder snel te laten evolueren dan de zorggebonden kosten en de organisatiegebonden toelagen te berekenen op basis van het gemiddelde aantal zorggebonden punten van de laatste 2 jaren. Op die manier worden toevallige evoluties gecompenseerd, en heeft de zorgaanbieder tijd om bij te sturen. Voorgaand percentage werd zoals gesteld, vastgelegd op basis van een analyse van een aantal situaties. Een exacte vergelijking maken op macroniveau is niet mogelijk, aangezien voorzieningen naast inkomsten uit subsidiëring van het VAPH, ook nog andere inkomsten hebben en op dit ogenblik het aandeel organisatiegebonden middelen zal verschillen van zorgaanbieder tot zorgaanbieder. Er dient dus bij implementatie een monitoring opgezet om de impact naar de toekomst duidelijk in kaart te brengen Beheerskosten Het gaat om de kosten die verband houden met de organisatie en het beheer van een cashbudget zoals bijvoorbeeld kantoorkosten van de budgethouder, bankkosten en interestkosten, de kosten van een sociaal secretariaat, de kosten van Arbeidsongevallenverzekering, verzekering bij preventie en veiligheid op het werk, enz. De kosten van bijstand door een bijstandsorganisatie, meer bepaald de hoogdrempelige individuele bijstand, worden eveneens beschouwd als beheerskost. Luidens het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 over de bijstandsorganisaties mogen deze organisaties een vergoeding vragen aan de budgethouders voor deze vorm van bijstand. Bij simulaties is gebleken dat sommige kosten samenhangen met de hoogte van het cashbudget, zoals de kosten van een sociaal secretariaat, en andere eerder onafhankelijk zijn van de hoogte van het budget, zoals de kosten van de bijstand van een bijstandsorganisatie. Omwille van eenvoud en transparantie wordt toch gewerkt met een vast percentage van het aandeel dat ingezet wordt als een cashbudget. De besteding van deze extra middelen moet verantwoord worden, doch het VAPH zal hierbij geen onderscheid maken tussen verantwoording voor beheerskosten en verantwoording voor zorggebonden kosten Op basis van simulaties wordt het percentage vastgesteld op 11,94%. Er dient bij implementatie een monitoring opgezet om de impact naar de toekomst duidelijk in kaart te brengen. 8. Armoedetoets Het Netwerk tegen Armoede bracht zijn advies uit op 15 maart Het netwerk formuleerde volgende opmerkingen die geen aanleiding gaven tot aanpassing van het voorontwerpbesluit. a) Wat met de bescherming van de budgethouder tegen vergunde zorgaanbieders (kwaliteit, prijszetting enz.) betreft. Het doel van de vergunning van zorgaanbieders bestaat erin de bestaande (degelijke) kwaliteit binnen de sector verder te garanderen en de mogelijkheid te hebben om kwaliteitstandaarden op te leggen, ook aan nieuwe organisaties die door de overheid zelf gecontroleerd kunnen worden. In het voorontwerpbesluit betreffende de vergunning van zorgaanbieders is de mogelijkheid voorzien dat de Vlaams minister bevoegd voor de bijstand aan personen minimum- en maximumbedragen vaststelt die de vergunde zorgaanbieders voor het bieden van de Pagina 11 van 20

12 ondersteuningsfuncties en voor de bijdrage in de woon-en leefkosten mogen aanrekenen aan de budgethouders. Collectief georganiseerde ondersteuning kan sowieso enkel via vergunde aanbieders. Overeenkomsten met niet-vergunde aanbieders kunnen enkel op vlak van één-op-één overeenkomsten voor individuele ondersteuningsfuncties. b) Wat de opmerkingen bij het terugvorderbare voorschot betreft. Het terugvorderbare voorschot heeft tot doel de budgethouder die wil starten met cashbesteding een zekere marge te bieden om te vermijden dat hij bij de aanvang van de cashbesteding eerst uit eigen inkomen moet putten om kosten van de gesloten overeenkomsten te betalen alvorens deze kosten worden terugbetaald door het agentschap. Een budgethouder kan zich van bij de opstart laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De kosten van deze bijstand kunnen met het persoonsvolgend budget worden betaald. Het feit dat het agentschap de overeenkomsten die een budgethouder sluit in het kader van de besteding van zijn budget als cashbudget vooraf moet goedkeuren, houdt de mogelijkheid in dat het agentschap kan vaststellen dat het om een niet aanvaardbare overeenkomst gaat of om een overeenkomst waaruit niet vergoedbare kosten kunnen voortvloeien. Het deel van het persoonsvolgend budget dat niet wordt ingezet als voucher of waarvoor in het kader van cashbesteding geen kostenstaten worden ingediend wordt door het agentschap niet betaald. De budgethouder ontvangt slechts bedragen op zijn rekening nadat hij kostenstaten heeft ingediend. De bedragen die worden gestort stemmen overeen met de bedragen vermeld op de kostenstaten. Wat de garanties tegen beslag betreft, kan opgemerkt worden dat de bedragen die het agentschap bij cashbesteding op de rekening van het de budgethouder stort een terugbetaling zijn van uitgaven die door de budgethouder zijn gedaan op basis van overeenkomsten over het verlenen van zorg en ondersteuning die door de budgethouder zijn afgesloten en bijgevolg niet gezien kunnen worden als inkomsten waarop al dan niet gedeeltelijk beslag zou kunnen worden opgelegd. Zoals uitdrukkelijk voorzien in artikel 4 kan het persoonsvolgend budget alleen worden besteed voor de zorg en ondersteuning die noodzakelijk is uit hoofde van de handicap van de betrokken persoon met een handicap. Het leefgeld is het geld dat noodzakelijk is om te voorzien in dagelijkse behoeften zoals eten, huur, vaste kosten. De finaliteit van het persoonsvolgend budget is van een andere aard. c) Bij artikel 3 van het ontwerpbesluit waarin wordt voorzien in de organisatiegebonden kosten voor de vergunde zorgaanbieders stelt het netwerk tegen armoede de vraag hoe gegarandeerd kan worden dat dat de diverse zorgnoden steeds ingevuld geraken en dat vergunde zorgaanbieders niet kiezen voor groepen waar men veel voorkomende of goed vergoede vormen van zorg kan voor clusteren. Naast de hoger vermelde doelstellingen heeft het vergunnen van zorgaanbieders ook tot doel nieuwe organisaties een kans te geven, daar waar het de laatste jaren erg moeilijk was om nog met een nieuwe voorziening te starten wat kan leiden tot meer zorgdifferentiatie en aansturingsvormen, en dus meer zorg op maat. Daarnaast beschikt de budgethouder over tal van mogelijkheden om de zorg en ondersteuning te organiseren zonder een vergunde zorgaanbieder. Zorgaanbieders zullen mogelijks bij de opstart van het nieuwe systeem nog kunnen teren op de middelen die hun huidige cliënten genereerden, maar na verloop van tijd zullen ze nieuwe cliënten moeten aantrekken om zich in stand te blijven houden. Aanbieders die hun dienstverlening willen voorbehouden aan een bepaalde, makkelijke, doelgroep, zullen het moeilijk krijgen om voldoende budgetten te genereren. d) Art. 10. De bijstandsorganisaties hebben verschillende opdrachten. Ten eerste collectieve opdrachten ten aanzien van alle budgethouders, laagdrempelige individuele bijstand van budgethouders die zij kunnen voorbehouden voor de budgethouders die lidgeld betalen en hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstandsorganisaties kunnen alleen een extra bijdrage vragen voor hoogdrempelige individuele bijstand. Het lidgeld en die extra bijdrage kunnen met Pagina 12 van 20

13 het persoonsvolgend budget worden betaald. Als het budget als cashbudget wordt besteed ontvangt de budgethouder 11,94 % van het bedrag dat als cash wordt besteed extra voor de vergoeding voor beheerskosten. Bij de berekening van deze 11,94% werd in grote mate rekening gehouden met de kostprijs van bijstand door een bijstandsorganisatie. e) Art. 18. Wat de situatie betreft van personen die geen toegang hebben tot een bankrekening kan zeker ad hoc worden gezocht naar alternatieve mogelijkheden. f) Art.19. Voor bijstand bij de verantwoording van de besteding kan een budgethouder terecht bij een bijstandsorganisatie. Cf. voor het overige naar de opmerking bij artikel 10. g) Art. 22. Het bijhouden van bewijzen. Het voorstel om deze opdracht te leggen bij de zorgaanbieder kan alleen maar een optie zijn bij een vergunde zorgaanbieder of bij een klein familiaal initiatief. In andere gevallen kan een bestandsorganisatie het bijhouden van overeenkomsten en bewijzen mee organiseren. h) Art. 26. Het terugstorten van het terugvorderbare voorschot bij stopzetting van het gebruik van het budget als cashbudget. Een kwijtschelding van terugstorting van het terugvorderbare voorschot voor een beperkte groep van personen is niet verdedigbaar. Het persoonsvolgende budget heeft tot doel de zorg en ondersteuning van personen met een handicap te financieren. Het terugvorderbare voorschot is een bedrag dat bovenop het persoonsvolgend budget wordt toegekend om de budgethouder een zekere marge te bieden en te vermijden dat hij teveel uit eigen inkomen moet putten. Bij stopzetting van het gebruik van het budget heeft dit terugvorderbare voorschot geen doel meer en moet dan ook worden teruggestort. i) Art. 27. Wat de bepaling in verband met verbrekingsvergoedingen bij overlijden betreft kan opgemerkt dat het hier gaat om een bepaling die reeds in het kader van het persoonlijke assistentiebudget werd ingevoerd. Het VLAS geeft in haar brief van 22 maart aan niet tijdig een advies te kunnen afleveren. De armoedetoets zal conform de afspraken uitgevoerd worden bij het voorleggen van dit dossier voor definitieve goedkeuring. 2. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 bevat de definitie van termen die in het besluit worden gehanteerd. Artikel 2 herhaalt enkele principes in verband met het persoonsvolgend budget (PVB). Een budgetcategorie wordt uitgedrukt in zorggebonden personeelspunten en in euro. De omzetting van zorggebonden personeelspunten naar euro en omgekeerd gebeurt overeenkomstig een sleutel die luidens het voormelde besluit van 27 november 2015 door de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen wordt vastgesteld. Zoals het decreet persoonsvolgende financiering van 25 april 2014 stipuleert, kan het PVB worden ingezet als een cashbudget, als een voucher of als een combinatie van beiden. Artikel 3. Als een budget wordt ingezet als een voucher bij een vergunde zorgaanbieder ontvangt de zorgaanbieder extra punten als vergoeding voor organisatiegebonden kosten, met name 25, 35% van de ingezette zorggebonden personeelspunten. Als een budget als een cashbudget wordt ingezet bij een vergunde zorgaanbieder ontvangt de zorgaanbieder een vergoeding in euro als vergoeding voor organisatiegebonden kosten (25, 35% van het bedrag dat in cash wordt ingezet). Als een budgethouder kiest om zijn budget als cash in te zetten, maar niet bij een vergunde zorgaanbieder ontvangt hij bovenop het ingezette cashbudget een bedrag van 11, 94% van het ingezette cashbudget als vergoeding voor beheerskosten. Artikel 4 bepaalt waarvoor het PVB kan worden gebruikt. Het gaat hierbij om de toegewezen budgetcategorie eventueel, aangevuld met de vergoeding voor beheerskosten. Het PVB kan worden gebruikt voor woonondersteuning, dagondersteuning, psychosociale begeleiding, praktische hulp, globale individuele ondersteuning en oproepbare permanentie. Het budget kan Pagina 13 van 20

14 tevens worden gebruikt voor het betalen van het lidgeld bij een bijstandsorganisatie en voor het vergoeden van de hulp die wordt verleend door een bijstandsorganisatie. Luidens het besluit van 11 december 2015 over de bijstandsorganisaties kunnen deze organisaties alleen een vergoeding vragen voor meer hoogdrempelige individuele bijstand. Tenslotte kan het PVB worden gebruikt voor het betalen van de kosten die samenhangen met het beheer van het cashbudget. Artikel 5. Het PVB kan niet worden gebruikt voor hulpmiddelen en aanpassingen, medische en paramedische behandelingen, onderzoeken en therapieën die tot de bevoegdheid van het RIZIV behoren, onderwijskosten en kosten voor zorg en ondersteuning die reeds door andere overheden worden gesubsidieerd. Het PVB kan als het bij een vergunde zorgaanbieder wordt ingezet wel worden gebruikt voor de vergoeding van medische of paramedische prestaties van het paramedisch team voor zover het niet gaat om prestaties die door de ziekteverkering worden terugbetaald. Vergunde zorgaanbieders hebben soms medisch en paramedisch personeel in dienst die enerzijds prestaties leveren die vergoedbaar zijn door de ziekteverzekering of die door de ziekteverzekering de facto niet worden terugbetaald. Artikel 6 handelt over de inzet van het PVB als voucher. Dit is mogelijk bij een vergunde zorgaanbieder of bij een bijstandsorganisatie. Artikel 7. De inzet als cashbudget is mogelijk bij een vergunde zorgaanbieder, bij een bijstandsorganisatie of voor het vergoeden van ondersteuning die in een één op één relatie wordt geboden aan een persoon met een handicap of aan meerdere personen met een handicap die deel uitmaken van eenzelfde gezin en onder hetzelfde dak wonen voor zover de ondersteuning wordt verleend op basis van één van de opgesomde overeenkomsten of ook nog bij een kleinschalig familiaal initiatief. Artikel 8. Het VAPH deelt aan de persoon met een handicap of zijn vertegenwoordiger mee dat hij het PVB zal kunnen besteden en met ingang van welke datum. In het eerste jaar wordt het jaarbudget pro rato ter beschikking gesteld. Artikel 9. De budgethouder moet binnen de 4 maanden opstarten. Hij is opgestart als de vergunde zorgaanbieder bij gebruik als voucher de gegevens m.b.t. de dienstverleningsovereenkomst met de budgethouder heeft meegedeeld aan het VAPH en het VAPH heeft vastgesteld dat er voldoende saldo is om deze overeenkomst te honoreren. Een cashbudget is opgestart nadat de budgethouder de eerste overeenkomst heeft geregistreerd en het VAPH deze overeenkomst heeft goedgekeurd. Artikel 10 handelt over het startpakket dat de budgethouder moet toelaten om voor de eigenlijke opstart van het PVB beroep te doen op de hulp van een bijstandsorganisatie. Het pakket dat kan worden ingezet als voucher of als cash kan maximaal het equivalent van de kostprijs van vier sessies bij een bijstandsorganisatie omvatten. De bijstandsorganisaties zijn vrij de prijs per sessie te bepalen, tenzij de Vlaamse Minister voor bijstand aan personen minimum en maximumprijzen heeft vastgelegd (cf. besluit van 11 december 2015 over de bijstandsorganisaties). Artikel 11 handelt over de taken van het VAPH in de opstartfase. Als het VAPH na twee maanden vaststelt dat het budget nog niet werd opgestart, kan het contact opnemen met de budgethouder en bijstand van een bijstandsorganisatie of bemiddeling binnen het Regionale Overlegnetwerk Gehandicapten voorstellen. Artikel 12. Als het budget niet wordt opgestart binnen de 4 maanden stopt de terbeschikkingstelling van het budget. De beslissing tot toewijzing blijft behouden, maar de persoon met een handicap wordt in de laagste prioriteitengroep (prioriteitengroep 3) geplaatst. Als de budgethouder aantoont dat de tijdige opstart niet mogelijk was als gevolg van overmacht, kan de termijn van 4 maanden één keer worden verlengd. Het VAPH brengt de budgethouder één maand voor het verval van de terbeschikkingstelling op de hoogte van het nakende verval. Pagina 14 van 20