DUURZAAM SCHOON GRONDWATER EINDRAPPORTAGE. Auteurs: M. Bemelmans F. Vaessen WML J. Crijns DLV Plant E. Kusters AgriConnection

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DUURZAAM SCHOON GRONDWATER EINDRAPPORTAGE. Auteurs: M. Bemelmans F. Vaessen WML J. Crijns DLV Plant E. Kusters AgriConnection"

Transcriptie

1 DUURZAAM SCHOON GRONDWATER EINDRAPPORTAGE Auteurs: M. Bemelmans F. Vaessen WML J. Crijns DLV Plant E. Kusters AgriConnection Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

2 Inhoudsopgave eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater Inleiding Achtergrond Werkwijze Werving Stimuleringsmaatregelen Adviesproducten Maatregelen grondwaterbeschermingsgebied Facultatieve maatregelen Communicatie Klankbordgroep Centrale bijeenkomsten Excursies en Demonstraties Schriftelijke communicatie Bodemvochtmonsters Resultaten Deelname Werving Oppervlakte Deelname Deelnemende bedrijfstypen Communicatie Klankbordgroepen Centrale bijeenkomsten Excursies en demonstraties Schriftelijke communicatie Gegevensverzameling Advisering Stimuleringsmaatregelen Minder N-bemesting Vermindering MBP Vee Eerder Opstallen Vervroeging Mestaanwending Maaiweide Vervroeging Mestaanwending Bouwland Inzaai Wintergraangewas Graanstro Achterlaten Overige maatregelen Afvoer niet meer toegelaten middelen GPS Landbouw Deelname Mijnakker.nl Bodemvochtmetingen Samenwerking Conclusies Aanbevelingen I. Ligging en gegevens grondwaterbeschermingsgebieden... i II. Stikstofgebruiksnorm versus stikstofoverschot...ii III. Ligging deelnemende percelen, deelname iii IV. Voorbeeld Milieu-effectkaart... viii V. Geografische weergave Stikstofoverschotten... x VI. Procentuele afwijking aanvangsnorm MBP... xix Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

3 1 INLEIDING Ruim tweederde van het Limburgse drinkwater wordt gewonnen uit grondwater. De basisbescherming van dit grondwater is een taak van de Provincie Limburg. De Provincie baseert zich op Nationale en Europese wetgeving (mestwetgeving en wetgeving rondom gewasbescherming). Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) is verantwoordelijk voor de productie van schoon drinkwater. Ondanks de strenge normen die wettelijk gehanteerd worden, blijkt dat in nagenoeg alle grondwaterbeschermingsgebieden knelpunten aanwezig zijn. Afhankelijk van het gebied, gaat dit om een te hoog nitraatgehalte of restanten van gewasbeschermingsmiddelen in grondwater. Om de grondwaterkwaliteit voor de productie van drinkwater nu en in de toekomst veilig te stellen, wil WML investeren in een duurzame samenwerking met de agrarische grondgebruikers in de grondwaterbeschermingsgebieden. De agrarisch ondernemer bewerkt en beheert de bodem volgens de wettelijke normen. WML onttrekt grondwater en maakt hiervan drinkwater dat moet voldoen aan hoge kwaliteitsnormen. Samenwerking is voor beide partijen interessant en van belang. De agrarisch ondernemer kan via het samenwerkingsproject ondersteund worden in zijn bedrijfsvoering. Door zo efficiënt mogelijk te produceren kan een beter economisch resultaat behaald worden. Vaak gaat dit gepaard met een lagere milieubelasting voor het grondwater. Dit laatste is uiteraard van belang voor WML. WML wil graag werkbare afspraken maken met de agrarisch ondernemers over teeltmaatregelen die leiden tot een lager stikstofoverschot, een lagere uitspoeling van nitraat en vermindering van het risico op uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen. Binnen het project Duurzaam Schoon Grondwater is een en ander gerealiseerd. Duurzaam Schoon Grondwater is gestart in 2007 en had een looptijd tot Doel van Duurzaam Schoon Grondwater is uiteindelijk een duurzame reductie van het stikstofoverschot (nitraatbelasting) en de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden in Limburg, zodanig dat additionele zuivering van grondwater voorkomen wordt. Al sinds 1998 werkt WML samen met agrariërs in Zuid-Limburg (in het gebied Roodborn). Deze samenwerking is vervolgens verbreed naar heel Zuid Limburg. Vanaf 2007 is de aanpak ingezet over in 15 grondwaterbeschermingsgebieden verdeeld over de hele provincie. De instrumenten om het hierboven gestelde doel te bereiken zijn: Het uitbouwen van een (vertrouwens)relatie tussen WML (als gebruiker van de ondergrond) en agrariërs (als gebruikers van de bovengrond); Het stimuleren van (bovenwettelijke) teeltmaatregelen die leiden tot reductie van stikstofoverschot (aanvoer minus afvoer) en verminderde uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. Dit stimuleren gebeurt in de vorm van advies en planning, het bieden van praktische oplossingen en een financiële stimulans daar waar extra kosten gemaakt worden. Het maken van afspraken in de vorm van een overeenkomst tussen agrariër en WML. Naast het vastleggen van de te nemen maatregelen en vergoedingen zijn ook afspraken gemaakt over de aan te leveren gegevens en privacy gevoeligheid. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

4 2 ACHTERGROND Water uit verschillende delen van het intrekgebied stroomt toe naar de winning. De snelheid van toestromen wordt onder andere bepaald door de aan- of afwezigheid van een deklaag, de afstand tot de winning en de dikte van de onverzadigde zone in de deklaag. De belasting van het water met nitraat is met name afhankelijk van het gebruik van de bovengrond. Ook processen die zich afspelen in de ondergrond beïnvloeden de nitraatbelasting van het grondwater. Zo kan in sommige bodems denitrificatie optreden. Nitraat bevindt zich vooral in het bovenste, jonge grondwater. De mate waarin dit wordt aangetrokken hangt af van de grootte van de winning en de hoogte van de grondwaterstand. Het water in de winput is een mengsel van water van verschillende herkomst en verschillende ouderdom, ofwel water met verschillende nitraatbelasting. De samenstelling varieert in de tijd met de hoeveelheid neerslag en de winhoeveelheid. Nitraat dat lang geleden in de bodem is gebracht en daar is opgehoopt, kan op een later tijdstip uitspoelen en terechtkomen in het grondwater. Doordat de grondwaterstroming via karsten en spleten verloopt, is er sprake van voorkeursstromingen en kan de nitraatconcentratie oplopen op weg naar de winput. Door het grote aantal variabelen is het lastig te voorspellen wanneer welke concentraties in het opgepompte water zullen verschijnen. WML kan zelf op een beperkt aantal fronten invloed uitoefenen op het nitraatgehalte van het opgepompte water: Maaiveldniveau. Door bepaalde landbouwkundige maatregelen te stimuleren wordt de hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen, verminderd. Hydrologisch niveau. Door menging van grondwater van verschillende leeftijd of door keuze van winputten en schakeling van bronpompen, kan de nitraatconcentratie verlaagd worden. Daar waar de belasting van stikstof hoog is en de reistijd van het water naar de winning beperkt, werken de maatregelen het meest direct. Denk daarbij aan een intensief beweid stuk grond op dagzomende kalksteen in de nabijheid van de winning. In de onderstaande tekening is dit de zone tussen 60 en 65 dagen reistijd (tekening en de zones zijn fictief). Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

5 Deklaag: transport vooral onverzadigd; nitraat in bodemvocht spoelt uit naar ondiepe grondwater Goed doorlatende kalksteen: transport verzadigd en onverzadigd; transport via karsten en spleten Slecht doorlatende kalksteen: transport zeer langzaam; oud grondwater; weinig tot geen menging met water uit bovenliggende kalksteen. Het project Duurzaam Schoon Grondwater richtte zich op de invloed die WML kan uitoefenen aan maaiveld. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

6 3 WERKWIJZE Om de doelstelling van Duurzaam Schoon Grondwater te kunnen bereiken is ingezet op het uitbouwen van een vertrouwensrelatie tussen WML en de agrariër. WML als gebruiker van de ondergrond en de agrariër als gebruiker van de bovengrond. Een persoonlijke benadering van elke deelnemer in combinatie met vertrouwelijk omgaan met bedrijfsinformatie was hierbij essentieel. In overeenkomsten zijn afspraken met betrekking tot te nemen maatregelen en vergoedingen, aan te leveren gegevens en privacy gevoeligheid vastgelegd. Het uitgangspunt dat bij dit samenwerkingsproject is gehanteerd, is dat de agrariër een goed bedrijfseconomisch resultaat moet kunnen bereiken of houden waarbij tegelijkertijd de belasting van het grondwater met nitraat en restanten van gewasbeschermingsmiddelen substantieel verminderd wordt. Om te komen tot een reductie van het stikstofoverschot en een vermindering van de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen is een keuzepakket samengesteld waar de deelnemers gebruik van konden maken. Afhankelijk van de bedrijfssituatie hebben deelnemers gebruik gemaakt van de mogelijkheden. Het keuzepakket kan opgesplitst worden in 3 onderdelen: 1. Adviesproducten 2. Maatregelen in het grondwaterbeschermingsgebied 3. Facultatieve maatregelen De verschillende onderdelen worden toegelicht in 3.2. Een ander instrument dat gehanteerd is binnen Duurzaam Schoon Grondwater zijn demonstraties voor specifieke teelten en onderwerpen, uiteraard altijd in relatie met de doelstelling van het project. Via deze demonstraties konden deelnemers kennis maken met nieuwe ontwikkelingen. Communicatie met de deelnemers heeft op verschillende wijzen plaatsgevonden: Voor iedere deelnemer was een vaste bedrijfsadviseur beschikbaar. Tweemaal per jaar is het project besproken in de klankbordgroepen (Noord-Midden en Zuid); zowel deelnemers als adviseurs waren hierin vertegenwoordigd. In centrale bijeenkomsten met deelnemers zijn de resultaten en te volgen aanpak besproken. Via een nieuwsbrief zijn deelnemers, maar ook andere geïnteresseerden op de hoogte gehouden van het projecten. Op de WML website is een aparte DSG projectpagina geplaatst. Het project Duurzaam Schoon Grondwater is uitgevoerd in opdracht van WML. Behalve de betrokken medewerkers van WML is het project uitgevoerd in nauwe samenwerking met externe adviseurs; J. Crijns (DLV Plant), M. Bemelmans en E. Kusters (AgriConnection). De externe adviseurs zijn ingeschakeld vanwege hun specifieke kennis en ervaring op het gebied van samenwerkingsprojecten met agrariërs. Bovendien was hierdoor de anonimiteit van de bedrijfsgegevens van de deelnemers gewaarborgd; de verzamelde bedrijfsgegevens zijn door de externe adviseurs verwerkt en bewerkt. Een deel van deze gegevens en resultaten zijn alleen in geanonimiseerde vorm beschikbaar voor WML. 3.1 WERVING Het project Duurzaam Schoon Grondwater is gestart in april Voor deelname aan Duurzaam Schoon Grondwater zijn agrarisch ondernemers geworven met grondgebonden activiteiten in de grondwaterbeschermingsgebieden waar freatisch grondwater gebruikt wordt voor de productie van drinkwater. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn verspreid over de gehele provincie Limburg. De grootste oppervlakte en meest kwetsbare gebieden Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

7 zijn echter in gelegen in Zuid Limburg. In Bijlage I is de ligging van de grondwaterbeschermingsgebieden weergegeven. Binnen de grondwaterbeschermingsgebieden zijn zogenaamde prioritaire zones aangeduid. In deze zone is, bekeken vanuit het waterwingebied, de som van de verticale en horizontale verblijftijd van het water zo kort mogelijk. De werving van deelnemers is gestart vanuit deze prioritaire zones. Het streven was om in deelnemers te werven. Voor 2008 en 2009 is gestreefd naar 120 deelnemers. De werving is grotendeels uitgevoerd door bedrijfsadviseurs. Zij hebben ook zorg gedragen voor het verzamelen van de benodigde bedrijfsgegevens en in de meeste gevallen ook voor de bedrijfsadvisering. Hiermee was de bedrijfsadviseur het belangrijkste communicatiekanaal met de deelnemers. 3.2 STIMULERINGSMAATREGELEN De deelnemers aan Duurzaam Schoon Grondwater hebben de mogelijkheid gekregen om gebruik te maken van een pakket aan maatregelen en adviezen. Het doel was om de deelnemers te ondersteunen in hun bedrijfsvoering door onafhankelijk en professioneel advies beschikbaar te stellen en ze te stimuleren om een stap verder te gaan dan de wettelijke verplichtingen op het gebied van bemesting en gewasbescherming. Het beschikbare pakket maatregelen is jaarlijks geëvalueerd en, indien gewenst, aangepast. De evaluatie en aanpassing hebben steeds plaats gevonden in samenspraak met de deelnemers en klankbordgroepen ADVIESPRODUCTEN De adviesproducten waar de deelnemers een keuze uit hebben gemaakt zijn samengebracht in een Integraal bedrijfsadvies. De advisering is uitgebracht door een onafhankelijk adviesbureau (DLV Plant of DLV Rundvee). Indien gewenst kon ook gekozen worden voor de eigen bedrijfsadviseur. In dat geval was de onafhankelijk adviseur aanspreekpunt vanuit het project. In de praktijk kwam het voor dat verschillende organisaties de verschillende adviesonderdelen uitgevoerd hebben. De onderdelen van het integraal bedrijfsadvies waren: Bemestingsplan: gebaseerd op gewas, grondsoort en bodemonderzoek Gewasbeschermingsplan Voedingsadvies: gebaseerd op melkproductie en ureumgehalte Vruchtwisselingsschema Toepassing Ndicea: stikstofmineralisatiemodel Controle gewasbeschermingsmiddelenkast: op basis van geactualiseerde toelatingen Inventarisatie en kwaliteitsmeting grondwaterputten op het bedrijf Met behulp van onafhankelijk advies hebben de deelnemers gewerkt aan het realiseren van een zo efficiënt mogelijke inzet van voedermiddelen, mineralen en gewasbeschermingsmiddelen. Hierbij is een zo optimaal mogelijk rendement nagestreefd. Het voordeel van deze aanpak voor WML is een optimale inzet van mineralen met per saldo een zo laag mogelijk stikstofoverschot en zo laag mogelijke inzet van milieubelastende gewasbeschermingsmiddelen. Deelnemers worden zich bij deze begeleiding bewuster van de rol die ze spelen in de productie van drinkwater. Zij maken immers jaarlijks veel afwegingen in de bedrijfsvoering die van invloed zijn op de kwaliteit van het grondwater. De bedrijfsadviseurs hadden hierbij een begeleidende en sturende rol. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

8 In het project is dus samengewerkt met meerdere partijen wat betreft advisering. Een goede vertrouwensbasis met de deelnemer en onafhankelijkheid van de advisering waren daarbij belangrijk MAATREGELEN GRONDWATERBESCHERMINGSGEBIED Binnen het gehele grondwaterbeschermingsgebied zijn twee maatregelen ingesteld om de belasting van het grondwater te verminderen: Minder N-bemesting Elk bedrijf mag wettelijk niet meer stikstof aanvoeren dan de stikstofgebruiksnorm voor het bedrijf. Om te stimuleren minder stikstof te gebruiken dan wettelijk toegestaan, is deze maatregel ingesteld. Wanneer minder stikstof gebruikt is dan de stikstofgebruiksnorm, is een stimuleringspremie van 1, = per kg N per ha uitgekeerd. Er moest minimaal 10 kg N per ha minder dan de norm gebruikt worden om in aanmerking te komen voor de premie. De maximale premie bedroeg 40, = per ha. De berekening van de stikstofgebruiksnorm is uitgevoerd op bedrijfsniveau. De stimuleringspremie is uitgekeerd voor de oppervlakte binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Bij de start van het project is gekozen om aan te sluiten bij de wettelijke kaders voor wat betreft de stikstofbemesting, vandaar dat de stimuleringspremie berekend is op basis van de stikstofgebruiksnorm. Omdat het stikstofoverschot een betere indicator is voor de uitspoelingsgevoeligheid, is tevens het stikstofoverschot (op bedrijfsniveau) berekend. Op deze manier kan ook aangesloten worden op de resultaten van de voorloperprojecten waarbij de MINAS systematiek gebruikt is voor het vaststellen van het stikstofoverschot. Bij het vaststellen van het stikstofoverschot is geen voorraadverrekening toegepast. Voor een inhoudelijke beschrijving van de stikstofgebruiksnormen en het stikstofoverschot zie Bijlage II. Nadat de gegevens van het eerste projectjaar (2007) beschikbaar waren, bleek een onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm samen te kunnen gaan met een hoog stikstofoverschot. Met andere woorden; aansluiting bij de wettelijke kaders biedt niet altijd garantie voor een verlaging van de belasting van het grondwater met nitraat. Aangezien zowel WML als de deelnemers (vertegenwoordigd door de klankbordgroepen) dit een ongewenste situatie vonden is medio 2008 besloten om een combinatie te maken tussen stikstofgebruiksnorm en stikstofoverschot voor de berekening van de stimuleringspremie. De basis van de berekening bleef de onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm op de manier zoals hierboven omschreven. Afhankelijk van het gerealiseerde stikstofoverschot werd een correctie op de basispremie uitgevoerd van maximaal 20, = per ha. Deze correctie kon zowel positief als negatief uitvallen. De maximale premie per ha (totaal) is hierbij vastgesteld op 45, =. Deze correctie is met ingang van 2009 uitgevoerd. Vermindering MBP Behalve het al dan niet toegelaten zijn van gewasbeschermingsmiddelen zijn er beperkte wettelijke kaders voor gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor de bestrijding van onkruid, ziekten en plagen zijn vaak verschillende middelen beschikbaar die verschillen in milieubelasting. De mate van uitspoeling van een middel naar het grondwater wordt o.a. beïnvloed door middelkeuze, uitspoelingsgevoeligheid van het betreffende middel, dosering, toedieningstechniek en frequentie van toediening. Om dit effect in kaart te brengen heeft CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu) de Milieumeetlat ontwikkeld. Met behulp van deze milieumeetlat kunnen de milieubelastingpunten grondwater (mbp) berekend worden. Voor de, bij de deelnemers aan Duurzaam Schoon Grondwater voorkomende teelten, het gemiddelde verbruik (zowel hoeveelheid als middel) van gewasbeschermingsmiddelen in Limburg vastgesteld. De daarbij behorende milieubelasting grondwater heeft geleid tot een norm in mbp per gewas. Deze aanvangsnorm was het uitgangspunt voor de berekening van de stimuleringspremie. Gewassen waarbij de aanvangsnorm onder de 500 mbp lag kwamen niet in Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

9 aanmerking voor een stimuleringspremie. De maximale premie van 50, = was beschikbaar wanneer 100 mbp per ha gerealiseerd werden. De aanvangsnorm is jaarlijks beoordeeld en aangepast wanneer de toelating van middelen of herbeoordeling van mbp per middel daar aanleiding toe gaven FACULTATIEVE MAATREGELEN Behalve de maatregelen die golden voor het gehele grondwaterbeschermingsgebied zijn er een aantal maatregelen ingesteld die alleen in de prioritaire zones uitgevoerd konden worden. De reden voor deze inperking was van budgettaire aard. De stimuleringsmaatregelen voor de prioritaire zones waren facultatief. Dit in tegenstelling tot de maatregelen die golden voor het gehele grondwaterbeschermingsgebied; hier namen de deelnemers automatisch aan deel. De facultatieve maatregelen waren: Vee Eerder Opstallen: Koeien die minder beweiden (buiten lopen) zullen minder urine pleksgewijs op het grasland achterlaten. Juist deze pleksgewijze urinelozingen zorgen voor een relatief grote uitspoeling van nitraat, vooral later in het groeiseizoen. Met deze maatregel is getracht dit te voorkomen. Bij uitvoering van deze maatregel was een stimuleringspremie van 125, = per ha beschikbaar. Vervroeging Mestaanwending Maaiweide: Bij aanwending van dierlijke mest in grasland laat in het seizoen, is de kans groot dat de stikstof uit deze mest niet meer volledig kan worden opgenomen door het gras. De kans op uitspoeling naar het grondwater neemt daardoor toe. Door de mest eerder aan te wenden kan de uitspoeling verminderd worden. Bij uitvoering van deze maatregel was een stimuleringspremie van 50, = per ha beschikbaar. Vervroeging Mestaanwending Bouwland: Als mest in het najaar aangewend wordt, worden de aanwezige mineralen minder efficiënt benut en is de kans op uitspoeling naar het grondwater groter. Het is soms mogelijk om de toepassing van dierlijke mest op bouwland van het najaar naar het voorjaar te verplaatsen. Bij uitvoering van deze maatregel was een stimuleringspremie van 100, = per ha beschikbaar. Inzaai Wintergraangewas: Bij oogst van een gewas voor 1 september kan op zand- en lössgronden nog dierlijke mest aangewend worden. Bij aanwending van mest in augustus wordt de stikstof minder efficiënt benut en is de kans op uitspoeling naar het grondwater groter. Door beperking van de aanwending van dierlijke mest in het najaar en de inzaai van een wintergraangewas worden de toegediende mineralen efficiënter gebruikt. Bij uitvoering van deze maatregel was een stimuleringspremie van 50, = per ha beschikbaar. Graanstro Achterlate: Stro van granen kan de aanwezige stikstof binden. Gewassen met een hoog C/N quotiënt (zoals granen) leggen bij de vertering stikstof vast. Op deze manier wordt de in de grond aanwezige stikstof vastgelegd en behoed voor uitspoeling. Bij uitvoering van deze maatregel was een stimuleringspremie van 50, = per ha beschikbaar. Controle op deze maatregelen is uitgevoerd door middel van veldcontroles. 3.3 COMMUNICATIE Bij een samenwerkings- en stimuleringsproject als Duurzaam Schoon Grondwater is goede communicatie van essentieel belang. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

10 Met behulp van klankbordgroepen, centrale bijeenkomsten, demonstraties en excursies zijn deelnemers op de hoogte gehouden van het project en is hun menig gevraagd. Daarnaast waren de adviseurs natuurlijk het belangrijkste communicatiekanaal. Communicatie naar buiten heeft vorm gekregen door middel van een symposium, nieuwsbrieven en een pagina op de website van WML. Ook is initiatief genomen om met gerelateerde projecten verbindingen te leggen en presentaties te houden bij relevante bijeenkomsten KLANKBORDGROEP Per gebied (Zuid Limburg en Midden- en Noord Limburg), is een klankbordgroep gevormd. In deze klankbordgroep waren (ca. 5) agrariërs vertegenwoordigd die een belangrijke stem hebben in het gebied en positief kritisch meedenken. De doelstelling voor deze groepen was het bespreken en evalueren van de voortgang van het project waarbij eventueel bijgestuurd kon worden. Op deze manier kregen de deelnemers de mogelijkheid actief mee te werken aan het samenwerkingsproject CENTRALE BIJEENKOMSTEN In 2008 en 2009 zijn per regio bijeenkomsten georganiseerd waar alle deelnemers voor uitgenodigd zijn. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de resultaten van het afgelopen jaar gepresenteerd en de maatregelen voor het komende jaar doorgesproken EXCURSIES EN DEMONSTRATIES Door middel van excursies en demonstraties is aandacht geschonken aan een specifiek thema in relatie tot de doelstelling van het project. Door bij deze bijeenkomsten niet alleen deelnemers uit te nodigen maar ook andere geïnteresseerden, werd een uitstralingseffect bereikt SCHRIFTELIJKE COMMUNICATIE Deelnemers zijn via persoonlijke brieven regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van zaken van het project, de gemaakte afspraken en de behaalde resultaten, zowel individueel als ten opzichte van het gemiddelde projectresultaat. Via nieuwsbrieven en de projectpagina op de website van WML zijn zowel deelnemers als nietdeelnemers geïnformeerd over de stand van zaken van het project en voorzien van relevante achtergrondinformatie. 3.4 BODEMVOCHTMONSTERS Zoals in hoofdstuk 2 Achtergrond al aangegeven, is het door de grote hoeveelheid variabelen lastig te voorspellen wanneer welke concentraties in het opgepompte water zullen verschijnen. Het is dan ook te begrijpen dat de effecten van de maatregelen die genomen zijn door agrariërs meestal niet direct zichtbaar zijn in de winning. Om het effect van de maatregelen te kunnen monitoren is het nitraatgehalte in het bodemvocht onderzocht op 1,5 meter en 2,5 meter onder maaiveld. Zowel in 2008 als 2009 zijn bodemvochtmonsters genomen waarbij is aangesloten bij de werkwijze van een eerder opgebouwde reeks van bemonsteringen. In 2003 en 2005 is vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd op gedeeltelijk dezelfde percelen. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

11 Per perceel zijn vier monsters genomen op 1,5 meter diepte, voor twee van deze monsterpunten is doorgestoken tot 2,5 meter waar een 2 e monster genomen is. De monstername is steeds boven grondwaterniveau uitgevoerd. De monsters zijn geanalyseerd met behulp van 0.01 M CaCl 2. Behalve nitraatcijfers zijn ook het vochtpercentage en het inweeggewicht gerapporteerd. De monstername is zowel in 2008 als 2009 uitgevoerd door Blgg. In 2008 is de analyse uitgevoerd door Aqualab Zuid, in 2009 door Blgg. Vanwege redenen van logistieke aard is gekeken of het mogelijk was om zowel monstername als analyse door één partij uit te laten voeren. Omdat wel aangesloten moest kunnen worden bij de eerder opgebouwde reeks, is eerst een vergelijkingsonderzoek uitgevoerd tussen beide laboratoria. Uit dit onderzoek is gebleken dat overschakeling mogelijk was. De verzamelde bodemvochtgegevens zijn hydrologisch gecorrigeerd, deze correcties zijn apart gerapporteerd. Deze hydrologische correctie is noodzakelijk om de gegevens te kunnen gebruiken in de voorspellingsmodellen die WML hanteert. Bij de hydrologische correctie is gecorrigeerd voor neerslagoverschot en verdamping. Om dit te kunnen doen moesten de exacte ligging van de percelen en de vruchtopvolging bekend zijn. Van de bemonsterde percelen is tevens een profielbeschrijving gemaakt. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

12 4 RESULTATEN 4.1 DEELNAME WERVING Deelnemers zijn grotendeels geworven door de bedrijfsadviseurs. De werving van agrariërs die grond bewerken in het waterwingebied is uitgevoerd door de betrokken WML adviseur. Het streven was om in deelnemers te werven, het aantal deelnemers aan Duurzaam Schoon Grondwater in 2008 te vergroten tot 120 en dit te consolideren in Door de start in april 2007 werd met DSG gestart terwijl het advies- en groeiseizoen al begonnen was. Hierdoor konden niet alle adviezen optimaal uitgebracht en uitgevoerd worden. Door dit startmoment moet een deel van het 1 e seizoen als verloren worden beschouwd. Vanwege budgettaire redenen was DSG opgeknipt in boekjaren die gelijk liepen met kalenderjaren. Het jaarritme van deze boekjaren sluit niet aan bij het jaarritme zoals dat optreedt in de agrarische sector. Het verdient dan ook aanbeveling om bij samenwerkingsprojecten als dit aan te sluiten bij het seizoens- en jaarritme zoals dat optreedt bij de deelnemers. De werving is gestart vanuit de prioritaire zones, zoals eerder omschreven. Het was de bedoeling om in alle aangewezen grondwaterbeschermingsgebieden (Bijlage I) deelnemers te werven. Er zijn deelnemers geworven binnen alle agrarische bedrijfstypen met grondgebonden activiteiten. Er zijn in totaal 127 wervingsgesprekken gevoerd. Vrijwel elke agrariër heeft, na een dergelijk gesprek, deelgenomen aan het project. Dit was de eerste basis van vertrouwen die gelegd is. Gezien de historie van het project Duurzaam Schoon Grondwater , met voorloperprojecten vanaf 1998 in Zuid Limburg, is het niet opmerkelijk dat de werving in Zuid Limburg soepeler verliep dan in Midden en Noord Limburg. In 2007 zijn 50 deelnemers geworven, in de loop van het jaar zijn echter twee deelnemers afgevallen in Midden en Noord Limburg. Gezien de late start van het project is de werving van deelnemers gedurende heel 2007 doorgegaan. Vanaf april zijn agrariërs druk bezig met de teelt en veldwerkzaamheden. Werving voor projecten als dit vindt bij voorkeur plaats in de winterperiode, wanneer de buitenactiviteiten minimaal zijn. De deelnemers die pas later in het jaar ingestapt zijn hebben niet ten volle kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van het project. Vanaf 2007 waren alle grondwaterbeschermingsgebieden, met uitzondering van Mookerheide, vertegenwoordigd. Voor de complete lijst en ligging van freatische grondwaterbeschermingsgebieden zie bijlage I. De resultaten van de werving zijn weergegeven in Tabel 1. Tabel 1 : Resultaten werving Omschrijving Wervingsgesprekken deelnemende agrarische bedrijven * deelnemende hectares in grondwaterbeschermingsgebieden ha ha ha Aantal grondwaterbeschermingsgebieden * Als deelnemende bedrijven zijn gerekend die deelnemers die ook voldaan hebben aan het aanleveren van de gewenste registratiegegevens. Bij de werving bleek er duidelijk onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen agrarisch ondernemers en traditionele agrariërs. De eerste groep was duidelijk makkelijker bij het project te Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

13 betrekken en heeft meer oog voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Vanuit dat perspectief heeft men er ook minder moeite mee om de benodigde gegevens beschikbaar te stellen. Hierbij speelt ook mee dat men durft te vertrouwen op de afspraak dat de verstrekte gegevens alleen in samengevatte vorm gerapporteerd zullen worden. Overigens is dit vertrouwen ook groter in die grondwaterbeschermingsgebieden waar men al een langere historie van samenwerkingsprojecten kent. De benodigde vertrouwensrelatie moest en moet in de overige gebieden nog opgebouwd worden. Een ander verschil tussen agrarisch ondernemers en de meer traditionele agrariër is dat een agrarisch ondernemer meer waarde hecht aan onafhankelijke advisering. De traditionele agrariër maakt meer dan gemiddeld gebruik van adviseurs die tegelijkertijd ook leverancier zijn van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Hierdoor is het lastiger om deze groep de adviezen die opgesteld zijn met de projectdoelstellingen als basis, uit te laten voeren OPPERVLAKTE DEELNAME In Tabel 2 is per jaar aangegeven hoeveel hectares de deelnemers bewerken in de grondwaterbeschermingsgebieden (incl. de oppervlakte binnen de prioritaire zone), zowel absoluut als relatief ten opzichte van de totale oppervlakte landbouwgrond van de deelnemende grondwaterbeschermingsgebieden. Daarnaast is de oppervlakte die binnen de prioritaire zone wordt bewerkt aangegeven. Voor de berekening van de oppervlaktes is voor 2008 en 2009 gebruik gemaakt van de verstrekte gegevens voor de berekening van de stikstofoverschotten. Dit met uitzondering van de oppervlakte in de prioritaire zone, deze is afkomstig uit de perceelsopgave van de deelnemers. De gegevens voor 2007 komen allemaal uit de perceelsopgave van de deelnemers. Alleen de gegevens van deelnemers die het jaar volledig afgesloten hebben zijn meegenomen. Tabel 2 : Oppervlakte deelnemende bedrijven Omschrijving Totale oppervlakte bedrijven (opgave deelnemers) Oppervlakte buiten grondwaterbeschermingsgebied Oppervlakte binnen grondwaterbeschermingsgebied (ha) opp. deelname in grondwaterbeschermingsgebieden (%) * 17,7% 33.8% 33.3% Oppervlakte binnen prioritaire zone * als percentage van totale oppervlakte landbouwgrond in grondwaterbeschermingsgebieden Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

14 oppervlakte binnen grondwaterbeschermingsgebied deelnemers De Dommel; 328 Mook; 0 Bergen; 60 Breehei/Grubbenvorst; 303 De Dommel, 422 Mook, 0 Bergen, 63 Breehei/Grubbenvorst, 326 Beegden; 41 Heel; 92 Beegden, 31 Heel, 107 Heer-Vroendaal; 650 Roosteren; 344 Heer-Vroendaal, 654 Roosteren, 335 De Tombe; 360 Roodborn; 809 De Tombe, 356 Roodborn, 827 IJzeren Kuilen; 280 Waterval; 100 Geulle; 113 Craubeek; 148 Figuur 1: oppervlakte (ha) deelname per grondwaterbeschermingsgebied IJzeren Kuilen, 272 Waterval, 105 Geulle, 107 Craubeek, 164 In Figuur 1 wordt voor 2008 en 2009 weergegeven hoe de totale deelnemende oppervlakte binnen grondwaterbeschermingsgebied verdeeld was over de grondwaterbeschermingsgebieden. De totale oppervlakte land bouwgrond per grondwaterbeschermingsgebied is weergegeven in Figuur 2. De Dommel, 1300 Mookerheide, 140 Bergen, 280 Breehei/Grubbenvorst, 1200 Beegden, 330 Heer-Vroendaal, 1800 WP Heel, 550 Roosteren, 1350 De Tombe, 790 IJzeren Kuilen, 900 Waterval, 450 Geulle, 370 Craubeek, 450 Roodborn, 1470 Figuur 2: totale oppervlakte landbouwgrond per grondwaterbeschermingsgebied Figuur 3 laat voor 2009 zien welk aandeel van de deelnemende oppervlakte binnen grondwaterbeschermingsgebied gelegen was in de prioritaire zone. Deze informatie is geëxtraheerd uit de beschikbare ARC-GIS bestanden. In deze bestanden zijn de percelen van de deelnemers ingetekend. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

15 Breehei/Grubbenvorst, 19.02% Bergen, 0 De Dommel, 23.70% Mook, 0 Heer-Vroendaal, 35.02% Beegden, 64.52% De Tombe, 46.91% Heel, 32.71% IJzeren Kuilen, 51.84% Waterval, 0.00% Geulle, 14.95% Roosteren, 77.01% Craubeek, 80.49% Roodborn, 75.09% Figuur 3: percentage deelname in prioritaire zone Omdat de grondwaterbeschermingsgebieden sterk verschillen in totale oppervlakte zeggen bovenstaande diagrammen niet alles over de dekkingsgraad van Duurzaam Schoon Grondwater. Behalve de totale oppervlakte bestaat er ook verschil in de oppervlakte landbouwgrond in de verschillende grondwaterbeschermingsgebieden. Juist deze oppervlakte is interessant omdat die potentieel beïnvloedbaar is middels DSG. Om de dekkingsgraad van Duurzaam Schoon Grondwater aan te kunnen geven is het aantal hectare deelname binnen het grondwaterbeschermingsgebied afgezet tegen de oppervlakte landbouwgrond per grondwaterbeschermingsgebied. Deze laatste gegevens zijn afgeleid uit de Pirireis-databank 2006 die WML beschikbaar heeft. De gegevens per grondwaterbeschermingsgebied zijn weergegeven in Bijlage I. Figuur 4 laat de dekkingsgraad van Duurzaam Schoon Grondwater per grondwaterbeschermingsgebied zien, uitgedrukt in het percentage van het oppervlak landbouwgrond. 60% 50% 40% 30% % 10% 0% Bergen Mookerheide Beegden Breehei/Grubbenvorst WP Heel Geulle Craubeek Roodborn Roosteren Waterval De Tombe IJzeren Kuilen De Dommel Heer-Vroendaal Figuur 4: dekkingsgraad Duurzaam Schoon Grondwater per grondwaterbeschermingsgebied Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

16 De geografische weergave van de deelnemende percelen is te vinden in Bijlage III. Hieruit is af te lezen dat hoewel de dekkingsraad hoog is er toch witte vlekken overblijven, zelfs in waterwingebieden. Deelname aan het project is altijd op vrijwillige basis. Een aantal buren van winningen vinden het beschikbare advies- en stimuleringspakket te mager in vergelijking met de te leveren inspanning. Bij voortzetting van het project moet hier bekeken worden of er bedrijfsspecifieke maatregelen af te stemmen zijn waardoor het voor deze groep wel interessant wordt om deel te nemen. Uit Figuur 4 blijkt dat de dekkingsgraad in de grondwaterbeschermingsgebieden in Zuid Limburg groter was dan in Noord- en Midden Limburg. In het bijzonder in Roodborn is de dekkingsgraad erg hoog. Dit heeft onder andere te maken met de historie van het project (de voorloperprojecten hebben in Roodborn gelopen) en de werving. In 2007 is vooral in Zuid Limburg geworven en hier verliep de werving bovendien veel soepeler zoals eerder aangegeven. Verder is de dekkingsgraad in Zuid Limburg positief beïnvloed door het feit dat de prioritaire zones hier een groter deel van het grondwaterbeschermingsgebied besloegen dan in Noord en Midden Limburg. Dit heeft alles te maken met de kwetsbaarheid van de gebieden DEELNEMENDE BEDRIJFSTYPEN In 2007 namen 48 bedrijven deel aan Duurzaam Schoon Grondwater. De bedrijfstypen die vertegenwoordigd waren zijn akkerbouw, veehouderij, gemengde bedrijven en groenteteelt, waarvan één biologisch akkerbouwbedrijf. In 2008 zijn de bedrijfstypen boomkwekerij en fruitteelt toegevoegd. Het aantal biologische bedrijven is gestegen naar twee door de deelname van een biologische veehouder. In Tabel 3 is de verdeling over de bedrijfstypen weergegeven. Tabel 3 : Deelnemende bedrijfstypen Omschrijving Aantal ha in gwbg Aantal ha in gwbg Aantal ha in gwbg Akkerbouw Veehouderij Gemengd: akkerb. en veeh Groenteteelt Fruitteelt / boomkwekerij * ha afkomstig uit perceelsopgave deelnemers Met uitzondering van de fruitteelt en boomkwekerij bedrijven is het gemiddelde bedrijfsoppervlak binnen grondwaterbeschermingsgebied vrij groot. Toch zijn ook hier de verschillende tussen de bedrijven groot; sommige bedrijven liggen vrijwel volledig binnen grondwaterbeschermingsgebied en hebben, andere bedrijven slechts voor een gedeelte. Wanneer slechts een deel van het bedrijf binnen grondwaterbeschermingsgebied ligt maar het totale bedrijfsoppervlak wel als gemiddelde aangemerkt kan worden heeft het stimuleringsbeleid uitstraling naar de rest van het bedrijf en naar verwachting ook naar omliggende, niet deelnemende bedrijven. Wanneer het totale bedrijfsoppervlak echter als klein beschouwd moet worden is dit uitstralingseffect minimaal. Of een bedrijf als klein, gemiddeld of groot aangemerkt moet worden is sterk afhankelijk van het bedrijfstype; fruitteelt en boomkwekerij bedrijven zijn over het algemeen per definitie kleiner dan akkerbouw of veehouderij bedrijven. Bij werving van nieuwe deelnemers in het vervolgproject verdient het aanbeveling om, naast ligging in de prioritaire zone, meer aandacht te schenken aan de totale bedrijfsoppervlakte. Deze moet wel in verhouding met het gemiddelde oppervlak per bedrijfstype bekeken worden. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

17 4.2 COMMUNICATIE Behalve de communicatie binnen het project is ook beperkt gebruik gemaakt van de ervaringen die in projecten als Telen met Toekomst en Koeien en Kansen opgedaan zijn KLANKBORDGROEPEN Er zijn twee klankbordgroepen actief geweest; Klankbordgroep Zuid en Klankbordgroep Midden- Noord. Klankbordgroep Zuid bestond uit 5 deelnemers aangevuld met 1 adviseur. De deelnemers kwamen uit de akkerbouw- of veehouderijsector. Klankbordgroep Midden-Noord bestond uit 4 deelnemers en 1 adviseur. De deelnemers kwamen uit de sectoren akkerbouw, vollegrondsgroenten en boomkwekerij. De adviseur was een boomkwekerij adviseur. In 2009 is de deelnemende boomkweker gestopt als lid van de klankbordgroep en is een deelnemer met een veehouderijbedrijf toegevoegd aan de lijst met klankbordgroepleden. Door deze samenstellingen werd een goede afspiegeling verkregen van de deelnemende bedrijfstypen per regio. Hierbij moet opgemerkt worden dat de fruitteeltsector niet vertegenwoordigd is geweest in klankbordgroep Zuid. De reden hiervan is dat de fruitteeltdeelnemers pas in 2008 (2 e helft) deel zijn gaan nemen aan het project. De klankbordgroep Zuid is in 2007 gestart en heeft in dat jaar twee maal vergaderd. Klankbordgroep Midden-Noord is in 2008 gestart en toen eenmaal bij elkaar geweest. In 2009 zijn beide klankbordgroepen eenmaal bij elkaar geweest. Tijdens de bijeenkomsten is de voortgang van het project besproken en zijn de behaalde resultaten gepresenteerd en besproken. Aanpassing van de berekeningswijze voor het vaststellen van de stimuleringspremie Minder N-Bemesting is een rechtstreeks resultaat van de klankbordgroepbijeenkomsten. Bovendien zijn ideeën en wensen geuit voor demonstraties en excursies. De onderwerpen van de demo boomkwekerij, demo mestaanwending voorjaar en aandacht voor MijnAkker.nl en GPS apparatuur zijn door de klankbordgroepen gesuggereerd. In 2008 hebben de leden van beide klankbordgroepen samen met de projectbegeleiding deelgenomen aan een uitwisseling met Wasserverband Niederrhein Wasser. Oorspronkelijk was het de bedoeling om 3 klankbordgroepen in te stellen en 3 maal per jaar bij elkaar te komen. Dit bleek echter niet zinvol te zijn wat betreft het aantal groepen en niet noodzakelijk wat betreft het aantal bijeenkomsten. Gedurende de looptijd van het project bleek het erg lastig te zijn om de klankbordgroepleden tegelijkertijd bij elkaar te krijgen. Hierdoor was het ook lastig om de inbreng van de klankbordgroepleden af te stemmen met de overige deelnemers. Met het instellen van klankbordgroepen is getracht om de deelnemers een stem te laten hebben binnen het project. In de praktijk bleek het steeds moeilijker te zijn om voldoende opkomst en inbreng te realiseren bij de klankbordgroepen. De inbreng van deelnemers tijdens de centrale bijeenkomsten bleek net zo waardevol te zijn als de inbreng bij de klankbordgroepbijeenkomsten. Dit was vooral het geval in Zuid-Limburg; de bijeenkomsten hier waren beter bezocht dan in Noord- en Midden-Limburg. De oorzaak hiervoor moet gezocht worden in het feit dat in Zuid-Limburg al een lange historie bestaat in samenwerkingsprojecten en bovendien is de diversiteit in bedrijfstypen hier lager. Geconcludeerd moet worden dat voortzetting van de klankbordgroepen in de huidige vorm niet zinvol is. Het is verstandiger meer aandacht te besteden aan het opbouwen van een relatie met de verschillende groepen deelnemers. Een manier hiervoor kan zijn het organiseren van thematische bijeenkomsten. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

18 4.2.2 CENTRALE BIJEENKOMSTEN In 2008 en 2009 zijn per regio 2 bijeenkomsten georganiseerd waar alle deelnemers voor uitgenodigd zijn. Bij deze bijeenkomsten zijn de resultaten van het afgelopen jaar gepresenteerd en de maatregelen voor het komende jaar doorgesproken. In de regio Zuid werden de Centrale bijeenkomsten goed bezocht en vonden interessante discussies plaats tussen deelnemers en projectleiding en tussen de deelnemers onderling. De opkomst in de regio Midden-Noord bleek telkens weer aanmerkelijk lager dan in Zuid. Reden hiervoor kan zijn dat de af te leggen afstand voor deze regio groter was dan in Zuid. Bovendien is de relatie die WML hier heeft met de deelnemers en agrariërs in de grondwaterbeschermingsgebieden in het algemeen minder intensief dan in Zuid; de grondwaterbeschermingsgebieden liggen in Noord en Midden veel meer verspreid en zijn kleiner van omvang. Bovendien is Duurzaam Schoon Grondwater in deze regio pas in 2007 gestart, in het zuiden loopt de historie van het project en de voorloperprojecten terug tot eind jaren 90. Tot slot kan de grotere diversiteit van de bedrijfstypen genoemd worden als reden voor een mindere belangstelling voor een centrale bijeenkomst. Ondanks de mindere opkomst in de regio Midden-Noord was de inhoud van de discussies niet minder interessant. Begin 2008 is het symposium Schoon Grondwater door Samenwerking georganiseerd. Dit symposium is bezocht door ca. 60 geïnteresseerden; behalve agrariërs (zowel deelnemers als nietdeelnemers) waren vertegenwoordigers van Provincie Limburg, waterschappen, waterleidingbedrijven, gemeenten en adviesorganisaties aanwezig. Bovendien ook een aantal WMLmedewerkers die niet rechtstreeks bij het project betrokken waren. Het ochtendgedeelte bestond uit vier inleidingen: Achtergronden en Geschiedenis van Duurzaam Schoon Grondwater Is een stikstofoverschot van minder dan 50 kg/ha haalbaar? 95% vermindering milieubelasting in 2010 is (on)voldoende (On)mogelijkheden m.b.t. het mineralenbeleid De inleidingen werden verzorgd door betrokkenen bij Duurzaam Schoon Grondwater en vertegenwoordigers van de gerelateerde landelijke projecten Telen met Toekomst en Koeien en Kansen. Tijdens het middagprogramma is in kleine groepen met een diverse samenstelling verder gediscussieerd over de onderwerpen van de 3 laatste inleidingen. Resultaat van deze dag was dat de bezoekers van het symposium een beter beeld hebben gekregen van elkaars activiteiten, de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen in relatie tot grondwaterkwaliteit EXCURSIES EN DEMONSTRATIES Gedurende de looptijd van het project zijn diverse excursies en demonstraties georganiseerd. Hieronder een korte opsomming. Excursie Wasserverband Niederrhein Wasser; deelname projectbegeleiding en klankbordgroepleden Excursie Technodag Precisielandbouw: deelnemers hebben de mogelijkheid gehad om deel te nemen aan deze dag op PPO Vredepeel op Demo mestaanwending: in april 2008 is een demoproef mestaanwending voorjaar aangelegd. Doel van deze demo was te laten zien dat toediening van dierlijke mest in het voorjaar bij wintergranen mogelijk is zonder dat opbrengstverlies optreedt door gewasschade. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

19 Demo boomkwekerij: zowel in 2008 als 2009 zijn er demonstratieproeven aangelegd voor de boomkwekerijdeelnemers. Deze demo s zijn ook aangelegd omdat voor de boomkwekerij geen stimuleringsmaatregelen voor de prioritaire zone beschikbaar waren. In 2008 is aandacht geschonken aan verschillende bemestingsstrategieën voor de rozenteelt; variërend van gebruik van de gangbare meststoffen en hoeveelheden tot gebruik van langzaam werkende en/of organische meststoffen met daarbij opsplitsing en verlaging van de giften en hoeveelheden. In 2009 zijn proeven aangelegd waarbij alternatieven getest werden voor het, in de boomkwekerij, veel gebruikte onkruidbestrijdingsmiddelen Butisan S en Sultan (werkzame stof metazochloor). Deze middelen zijn niet toegelaten in grondwaterbeschermingsgebieden. Uit de uitgevoerde proeven bleek dat er goede alternatieven voorhanden zijn voor de niettoegelaten middelen. GPS demo: in aansluiting op de stimuleringsmaatregel GPS Landbouw 2008 (zie 4.6.2) is er een demonstratie geweest van de mogelijkheden van de apparatuur waarin de deelnemers aan Duurzaam Schoon Grondwater met steun van het project hebben geïnvesteerd. Op 23 juli 2009 hebben acht deelnemers aan Duurzaam Schoon Grondwater op een stoppelveld laten zien wat er mogelijk is met de verschillende uitvoeringen van GPS gestuurde landbouwmachines. Een en ander onder begeleiding van DLV Plant. De belangstelling voor deze demonstratie was groot, zowel onder deelnemers, niet-deelnemers als leveranciers. Er waren ca. 50 geïnteresseerden aanwezig. Van deze dag is een film gemaakt die beschikbaar is via de website (verkorte vorm) of op DVD SCHRIFTELIJKE COMMUNICATIE Alle deelnemers hebben een project map gekregen waarin projectinformatie opgeslagen kon worden. Bij de start van het project is een deelnemersfolder gemaakt waarin de doelstelling van het project beschreven is evenals de beschikbare adviesproducten en stimuleringsmaatregelen. Van deze folder is in 2008 een herziene versie gemaakt aangezien een aantal stimuleringsmaatregelen gewijzigd was. In 2009 is volstaan met een inlegvel voor de wijzigingen. In 2008 en 2009 hebben deelnemers een Duurzaam Schoon Grondwater-versie van de Milieueffectkaarten ontvangen zoals die gebruikt worden in het project Telen met Toekomst. Op deze kaarten staan de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen opgesomd met de bijbehorende milieubelastingspunten voor de verschillende teelten. De deelnemers konden deze kaarten raadplegen bij de middelkeuze. De kaarten waren ook digitaal beschikbaar via de webpagina van het project. Een voorbeeld van deze kaarten is opgenomen in Bijlage III. Voor de stimuleringsmaatregelen Minder N-Bemesting en Vermindering MBP hebben de deelnemers informatie ontvangen over het behaalde resultaat. Voor Minder N-Bemesting heeft iedere deelnemer een overzicht gekregen van de, voor het eigen bedrijf geldende, stikstofgebruiksnorm en de gebruikte hoeveelheid stikstof. Bovendien is het gerealiseerde stikstofoverschot weergegeven en de bijbehorende stimuleringspremie. Voor de maatregel Vermindering MBP hebben de deelnemers een overzicht ontvangen van de gebruikte hoeveelheid mbp per gewas en perceel. De geldende aanvangsnorm voor het betreffende gewas is weergegeven en bovendien het gerealiseerde gemiddelde per gewas door alle deelnemers met hetzelfde gewas. In totaal zijn vijf nieuwsbrieven uitgegeven. Deze nieuwsbrieven zijn breed verspreid op ca. 500 adressen. De thema s die in de nieuwsbrieven behandeld zijn betreffen de achtergronden van het project, interviews met deelnemers en opdrachtgever, de beschikbare maatregelen, behaalde Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

20 resultaten, interviews met specialisten op het gebied van gewasbescherming, verslagen van demo s, alternatieven voor niet meer toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en nieuwe mogelijkheden om de belasting van het grondwater te verlagen zoals precisielandbouw. De nieuwsbrieven zijn ook te lezen via de pagina op de website van WML. 4.3 GEGEVENSVERZAMELING Er is geïnvesteerd in een vertrouwensrelatie met de deelnemers en een gedegen verwerking van de gegevens en resultaten. Deelnemers hebben onderstaande gegevens geregistreerd en aangeleverd: Teeltplan (gewas, perceel, ligging) Gebruik gewasbeschermingsmiddelen per perceel (datum, middel, hoeveelheid) Begin en eindvoorraad gewasbeschermingsmiddelen (middelnaam, toelatingnr., kg/l) Aan- en afvoer van meststoffen (soort, hoeveelheid N, tijdstip) Productie (gewas, productie) Aan- en afvoer van dieren (soort, aan-en afvoer) Aan- en afvoer voer (ruwvoer, krachtvoer, dierlijke producten) Overzicht wettelijke registraties Overzicht aankoop gewasbescherming (van toeleveranciers) De bedrijfsadviseurs verzamelden de benodigde gegevens. Met behulp van deze gegevens zijn het stikstofoverschot, stikstofgebruiksnorm en de gerealiseerde milieubelastingpunten berekend. Er is een administratieve controle uitgevoerd (op basis van aankoopbonnen en wettelijke registraties). De gegevens zijn verwerkt in een, speciaal voor DSG ontwikkelde, database. De ontwikkeling van deze database was niet voorzien in het oorspronkelijke projectvoorstel, maar bleek noodzakelijk om alle gegevens efficiënt te kunnen verwerken. Vanuit de database worden de resultaten van het project en de stimuleringspremies berekend. De projectresultaten zijn gekoppeld aan een geografisch informatiesysteem (ARC-GIS). Door deze koppeling werd het mogelijk de projectresultaten geografisch weer te geven. De verzamelde gegevens op bedrijfsniveau zijn alleen beschikbaar voor de externe project begeleiders. De verwerkte projectresultaten worden in dit rapport weergegeven. 4.4 ADVISERING De deelnemers hebben op verschillende wijze gebruik gemaakt van de beschikbare adviesproducten. Zoals eerder aangegeven werd de advisering georganiseerd en gecoördineerd door DLV Plant. Op onderdelen hebben een aantal deelnemers gebruik gemaakt van de adviezen van de eigen adviseur. Er is samengewerkt met DLV Rundvee Advies, Cultus, Arvalis, GBV, Pijnenburg Advies en Peter van Arkel voor de verschillende adviesproducten. In Tabel 4 is aangegeven van welke adviesproducten gebruik gemaakt is. Tabel 4 : Afgenomen adviesproducten Omschrijving Bemestingsplan Gewasbeschermingsplan Voedingsadvies Vruchtwisselingsschema Controle middelenkast 2 13 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

21 Deze gegevens zijn afkomstig uit de opgave zoals die gedaan is tijdens het eerste bedrijfsbezoek van het jaar. Aangezien de adviseurs gedurende het jaar meerdere malen een bedrijf bezoeken, kan het voorkomen dat meerdere adviesproducten zijn afgenomen, zonder dat dit in bovenstaande tabel terug te vinden is. Om vooral de stikstofbemesting tijdens de teelt te kunnen optimaliseren was het mogelijk om tijdens het groeiseizoen grondmonsters te laten nemen. Op basis van de gevonden stikstofvoorraad is door de adviseurs een stikstofbijmest advies opgesteld. Deze mogelijkheid is voornamelijk bij de aardappelteelt ingezet. In 2008 zijn 31 monsters genomen en in STIMULERINGSMAATREGELEN De verschillende stimuleringsmaatregelen zijn beschreven in en Tabel 5 laat zien wat het behaalde resultaat per maatregel is, uitgedrukt in het aantal ha waarop de maatregel is uitgevoerd. Daarna wordt per maatregel een verdere uitsplitsing en/of verklaring gegeven. Tabel 5: resultaat stimuleringsmaatregelen in ha Stimuleringsmaatregelen Minder N-bemesting Vermindering MBP * Vee Eerder Opstallen Vervroeging Mestaanwending Maaiweide Vervroeging Mestaanwending Bouwland Inzaai Wintergraangewas Graanstro Achterlate *alleen die gewassen waar aanvangsnormen voor beschikbaar waren zijn meegenomen in deze berekening MINDER N-BEMESTING Naast het aantal hectare waarop de maatregel Minder N-bemesting is uitgevoerd, is de absolute reductie van het aantal kg stikstof van belang. Wettelijk mag de agrariër niet meer stikstof gebruiken dan de stikstofgebruiksnorm die geldt voor het bedrijf. Bij toepassing van de stikstofgebruiksnorm wordt echter geen inzicht verkregen in de hoeveelheid stikstof die potentieel uit kan spoelen, er wordt immers niet gekeken naar de hoeveelheid stikstof die afgevoerd wordt, o.a. bij de oogst. Binnen Duurzaam Schoon Grondwater is daarom ook het stikstofoverschot per bedrijf (stikstofaanvoer minus stikstofafvoer) berekend. Reductie van dit stikstofoverschot is een van de belangrijkste doelstellingen van het project. Zoals beschreven in is de grondslag van de berekening van de stimuleringspremie de onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm. Omdat onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm samen kan gaan met een hoog stikstofoverschot is vanaf 2009 een correctie op de basispremie uitgevoerd, afhankelijk van het gerealiseerde stikstofoverschot. In Figuur 5 zijn de onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm en het gerealiseerde stikstofoverschot weergeven voor de bedrijven die vanaf 2007 deelgenomen hebben. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

22 Kg N / ha Stikstofoverschot versus Onderschrijding gebruiksnorm deelnemers Onderschrijding Gebruiksnorm 200 Overschot Figuur 5: stikstofoverschot vs. onderschrijding Deelnemers De resultaten van alle deelnemers zijn cijfermatig weergegeven in Tabel 6 en grafisch in Figuur 6 tot Figuur 9. Zowel het stikstofoverschot als de onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm is op bedrijfsniveau berekend. Deze cijfers zijn vervolgens toegepast op de oppervlakte die binnen het grondwaterbeschermingsgebied ligt. De totalen geven dan ook de onderschrijding en het stikstofoverschot weer voor de deelnemende hectares binnen de grondwaterbeschermingsgebieden. De gemiddelde onderschrijding en stikstofoverschot zijn zgn. gewogen gemiddelden. De onderschrijding per ha en het stikstofoverschot per ha die de deelnemers op bedrijfsniveau gerealiseerd hebben zijn vermenigvuldigd met het aantal hectare van de betreffende deelnemer in het grondwaterbeschermingsgebied. De som van alle deelnemers is vervolgens gedeeld door het totaal aantal deelnemende hectare binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Deze laatste stap levert het gemiddelde cijfer per ha op. Tabel 6: Resultaat Minder N-bemesting Onderschrijding N-gebruiksnorm totaal (kg N) Onderschrijding N-gebruiksnorm gem. per ha (kg N) Stikstofoverschot totaal (kg N) Stikstofoverschot gem. per ha (kg N) Range gemiddelde onderschrijding (kg N/ha) -/ / / Range gemiddeld stikstofoverschot (kg N/ha) -/ / / Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

23 kg N/ha kg N/ha Gebruiksnorm Gebruikt Onderschrijding Figuur 6: Stikstofgebruiksnorm, gebruikt en onderschrijding (kg N/ha) alle deelnemers In Figuur 6 is voor alle deelnemers de gemiddelde N-gebruiksnorm, de gebruikte hoeveelheid N en de onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm weergegeven in kg N/ha. Vanaf 2008 zijn de N- gebruiksnormen gewijzigd. Voor een aantal gewassen, waaronder grasland, suikerbieten, mais en wintertarwe is de norm verlaagd. Dit is mede oorzaak van het grote verschil in onderschrijding tussen 2007 en Met de onderschrijding wordt aangegeven hoeveel kg N/ha minder gebruikt is dan zou mogen volgens de stikstofgebruiksnorm. Hoe hoger de onderschrijding, hoe minder stikstof gebruikt is dan wettelijk zou mogen. Ondanks de verlaging van de stikstofgebruiksnorm blijkt uit Figuur 6 dat de gebruikte hoeveelheid stikstof gemiddeld genomen op hetzelfde niveau blijft of licht stijgt. Verdere stimulering van de vermindering van de N-bemesting blijft dus noodzakelijk, zeker als bedacht wordt dat de huidige bemestingswetgeving voor een aantal bedrijfstypen mogelijkheden biedt om de gebruiksruimte te vergroten. Zoals eerder genoemd is het gerealiseerde stikstofoverschot van grotere invloed op de hoeveelheid potentieel uitspoelbaar nitraat dan de absolute hoeveelheid stikstof die gebruikt is. Het gerealiseerde stikstofoverschot is dan ook het belangrijkste kengetal. In Figuur 7 is de gemiddelde aanvoer, afvoer en stikstofoverschot van alle deelnemers in kg N/ha weergegeven voor de verschillende jaren Aanvoer Afvoer N-overschot Figuur 7: Aanvoer, afvoer en N-overschot alle deelnemers in kg N/ha Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

24 percentage per categorie Er is duidelijk sprake van een reductie van het stikstofoverschot bij deelnemers aan het project. In 2007 haalden de 48 deelnemende agrariërs een gemiddeld stikstofoverschot van 96 kg stikstof per ha. In 2008 haalden 121 deelnemende agrariërs een gemiddeld stikstofoverschot van 88 kg stikstof per ha en in kg per ha (120 deelnemers). De wens van WML voor het N-overschot bedraagt 40 kg N/ha. Behalve het feit dat het gemiddelde stikstofoverschot per ha daalt, kan ook geconstateerd worden dat het aantal bedrijven dat een stikstofoverschot in een lagere categorie heeft gerealiseerd, toeneemt. In Figuur 8 en 9 is het aandeel bedrijven per categorie weergegeven. Figuur 8 laat het percentage bedrijven per categorie per jaar zien. In Figuur 9 zijn deze percentages cumulatief weergegeven. De categorieën die onderscheiden worden zijn stikstofoverschot kleiner of gelijk aan 0 kg N/ha, 0-50 kg N/ha, kg N/ha, kg N/ha, kg N/ha en meer dan 300 kg N/ha. Duidelijk is dat het aantal bedrijven dat een lager N-overschot heeft gerealiseerd toeneemt. In 2007 scoort 58% van de bedrijven een N-overschot dat lager of gelijk is aan 100 kg N/ha. In 2008 is dat al 75% en in 2009 zelfs bijna 80% % 50.00% 40.00% 30.00% 20.00% 10.00% 0.00% Meer N-overschot (kg N/ha) Figuur 8: Frequentieverdeling N-overschot alle deelnemers Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

25 100.00% 90.00% 80.00% % % 70.00% 60.00% % 50.00% 40.00% 30.00% 20.00% 10.00% 0.00% Meer Figuur 9: Frequentieverdeling N-overschot alle deelnemers, cumulatief In Tabel 6 is te zien dat de verschillen tussen bedrijven groot zijn. Er is daarom een opsplitsing naar bedrijfstype gemaakt. In Tabel 7-10 zijn de resultaten per bedrijfstype weergegeven. Tabel 7: resultaten Minder N-bemesting Akkerbouw Bedrijfstype Akkerbouw Onderschrijding N-gebruiksnorm totaal (kg N) Onderschrijding N-gebruiksnorm gem. per ha (kg N) Stikstofoverschot totaal (kg N) Stikstofoverschot gem. per ha (kg N) Range gemiddelde onderschrijding (kg N/ha) Range gemiddeld stikstofoverschot (kg N/ha) Aantal bedrijven Aantal ha in grondwaterbeschermingsgebied Tabel 8: resultaten Minder N-bemesting Veehouderij Bedrijfstype Veehouderij Onderschrijding N-gebruiksnorm totaal (kg N) Onderschrijding N-gebruiksnorm gem. per ha (kg N) Stikstofoverschot totaal (kg N) Stikstofoverschot gem. per ha (kg N) Range gemiddelde onderschrijding (kg N/ha) Range gemiddeld stikstofoverschot (kg N/ha) Aantal bedrijven Aantal ha in grondwaterbeschermingsgebied Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

26 Tabel 9: resultaten Minder N-bemesting Gemengd Bedrijfstype gemengd Akkerbouw/veehouderij Onderschrijding N-gebruiksnorm totaal (kg N) Onderschrijding N-gebruiksnorm gem. per ha (kg N) Stikstofoverschot totaal (kg N) Stikstofoverschot gem. per ha (kg N) Range gemiddelde onderschrijding (kg N/ha) Range gemiddeld stikstofoverschot (kg N/ha) Aantal bedrijven Aantal ha in grondwaterbeschermingsgebied Tabel 10: resultaten Minder N-bemesting Fruitteelt/Boomkwekerij Bedrijfstype gemengd fruitteelt/boomkwekerij Onderschrijding N-gebruiksnorm totaal (kg N) Onderschrijding N-gebruiksnorm gem. per ha (kg N) Stikstofoverschot totaal (kg N) Stikstofoverschot gem. per ha (kg N) Range gemiddelde onderschrijding (kg N/ha) Range gemiddeld stikstofoverschot (kg N/ha) Aantal bedrijven Aantal ha in grondwaterbeschermingsgebied Behalve de hierboven weergegeven bedrijfstypen, hebben ook twee biologische bedrijven en twee groenteteeltbedrijven deelgenomen. De gerealiseerde stikstofoverschotten voor 2009 waren respectievelijk -42 kg N/ha en 73 kg N/ha. Gezien het lage aantal worden de overige resultaten van deze bedrijven hier niet apart weergegeven. De stikstofoverschotten per bedrijf zijn grafisch weergegeven in Figuur 10-Figuur 13. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

27 Kg N/ha Overschot akkerbouwbedrijven Overschot 2007 Overschot 2008 Overschot Deelnemers Figuur 10: N-overschot akkerbouwbedrijven Bij veel akkerbouwbedrijven daalt het overschot in de periode Bij 1 bedrijf is echter een sterke stijging te zien. Het betreft hier een bedrijf dat naast akkerbouw ook een varkenshouderijtak (niet grondgebonden) heeft. Door de berekeningswijze volgens de MINAS-systematiek kunnen grote schommelingen optreden in het stikstofoverschot, zeker wanneer het een bedrijf betreft dat groeit. Bij groei van de varkenshouderijtak neemt de aanvoer toe door aankoop van dieren zonder dat de afvoer daar gelijke tred mee houdt. Omdat bij de berekening van het stikstofoverschot geen voorraadverrekening wordt toegepast kan het voorkomen dat er grote verschillen bestaan in stikstofoverschot per bedrijf van jaar tot jaar. Over de jaren en over de bedrijven heen middelt dit effect echter uit. In ieder geval zijn dergelijke schommelingen aanleiding om het betreffende bedrijf te bezoeken en de situatie te analyseren en evt. verbeteringen voor te stellen. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

28 Overschot veehouderij bedrijven Overschot 2007 Overschot 2008 Overschot Deelnemers Figuur 11: N-overschot veehouderijbedrijven Ook voor de veehouderijbedrijven geldt dat er enkele bedrijven zijn die sterke schommelingen laten zien in het overschot. Ook hier geldt dat deze schommelingen goed te verklaren zijn door groei in termen van aantal dieren op het bedrijf. Bovendien geldt vooral voor dit bedrijfstype dat het stikstofoverschot relatief hoog kan zijn of stijgend terwijl men ruim binnen de wettelijke kaders voor de stikstofbemesting (N-gebruiksnorm) blijft. Het verdient dan ook aanbeveling om deze bedrijven verder door te lichten en te bekijken of er bedrijfsspecifieke maatregelen mogelijk zijn om het stikstofoverschot omlaag te brengen. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

29 kg N/ha Kg N/ha Overschot gemengde rundvee/akkerbouw bedrijven Overschot 2007 Overschot 2008 Overschot Deelnemers Figuur 12: N-overschot gemengde bedrijven Overschot fruitteelt en boomkwekerij bedrijven Overschot 2007 Overschot 2008 Overschot Deelnemers Figuur 13: N-overschot fruitteelt- en boomkwekerijbedrijven Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

30 Uit bovenstaande figuren blijkt dat de verschillen tussen bedrijven groot zijn. Zowel wat betreft het niveau van de overschotten per bedrijf als ook de verschillen per jaar. Ook tussen bedrijfstypen bestaan verschillen voor wat betreft het niveau van het stikstofoverschot. In de meeste gevallen zijn deelnemers in staat gebleken het stikstofoverschot te verlagen. Er zijn echter ook sterke stijgingen van het overschot te zien. Dit kan veroorzaakt worden door veranderingen in de bedrijfssituatie, zeker bij bedrijven die groeien is een (tijdelijke) stijging van het overschot te zien. De niveauverschillen die bestaan tussen de verschillende bedrijfstypen zijn het gevolg van verschillen in benodigde input. Zo wordt bij veehouderijbedrijven de aanvoer van stikstof met dieren en voer meegerekend evenals de afvoer in de vorm van dieren en melk. De afvoer staat niet in verhouding tot deze hogere aanvoer. Binnen het bedrijfstype Veehouderij is het stikstofoverschot in de jaren stabiel gebleven en op een hoger niveau dan bij de andere bedrijfstypen. Er wordt bij dit type bedrijven meer stikstof in voorraden aangetroffen; zowel in voervoorraad als in het opslagmedium dier. Deze stikstof hoeft niet per definitie uitspoelingsgevoelig te zijn. De vraag is of het hogere niveau van stikstofoverschotten bij veehouderijbedrijven als problematisch beschouwd moet worden. De algemeen heersende overtuiging bij de wetgever en onderzoekers is dat dit niet het geval is. In het vervolgproject DSG II zou een antwoord op deze vraag gezocht moeten worden, bijv. door middel van het leggen van een relatie van het stikstofoverschot met de resultaten van het onderzoek naar nitraatgehalten in het bodemvocht. Wellicht moet in dit laatste geval een stikstofoverschot op perceelsniveau berekend worden. Tegelijkertijd geeft dit aan dat de mogelijkheid voor veehouderijbedrijven om het stikstofoverschot te verlagen beperkt waren met de beschikbare instrumenten binnen DSG. Een oplossing hiervoor kan zijn om met bedrijfsspecifieke maatregelen te gaan werken. Per bedrijf moet een strategie opgesteld worden waarbij het doel is het stikstofoverschot te verlagen met als voorwaarde een gezonde bedrijfseconomische situatie voor de deelnemers. In het projectvoorstel zoals dat opgesteld is voor het vervolgproject DSG II wordt hierin voorzien door middel van het opstellen van een strategische bedrijfsplanning en budget te reserveren voor het uitvoeren bedrijfsspecifieke maatregelen. Ook door gebruik te maken van kennis en ervaringen die opgedaan is bij gerelateerde projecten als Koeien en Kansen kan een stap gezet worden. Een geografische weergave van de stikstofoverschotten is weergegeven voor de grondwaterbeschermingsgebieden Roodborn en Craubeek in Figuur 14 en Figuur 15. De weergave van stikstofoverschotten van de overige grondwaterbeschermingsgebieden is te vinden in Bijlage V. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

31 Figuur 14: stikstofoverschotten 2001 en 2008 Roodborn en Craubeek Figuur 15: Stikstofoverschot Roodborn/Craubeek 2009 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

32 kg N / ha Wanneer het verloop van de overschotten bekeken wordt voor die bedrijven die vanaf 2007 deelnemen is in de meeste gevallen een daling te zien van het stikstofoverschot. Sinds 1998 werkt WML al samen met agrariërs in Zuid Limburg. Een aantal van de deelnemers aan deze projecten zijn ook nu nog deelnemer aan Duurzaam Schoon Grondwater. Wanneer de gerealiseerde stikstofoverschotten voor deze 24 deelnemers uitgezet worden in de tijd (Figuur 16) wordt duidelijk dat er een substantiële daling van het stikstofoverschot gerealiseerd is. Gemiddeld Stikstofoverschot 24 deelnemers kg N / ha ZL Gem. N overschot deelnemers Wens WML Gem. N overschot deelnemers Jaren Figuur 16: stikstofoverschot sinds VERMINDERING MBP Binnen Duurzaam Schoon Grondwater zijn aanvangsnormen vastgesteld voor voorkomende gewassen. Deze aanvangsnormen zijn vastgesteld ten behoeve van DSG en gelden alleen binnen dit project. De aanvangsnorm geeft weer hoeveel milieubelastingspunten (mbp) er gemiddeld gerealiseerd worden voor het betreffende gewas bij gangbare landbouwpraktijk in Limburg. De mbp zijn berekend aan de hand van de Milieumeetlat van CLM. De hoogte van de aanvangsnorm is gelijkgesteld met het gemiddelde gangbare niveau. Dit niveau kan beschouwd worden als een indicatie voor de autonome ontwikkeling; wanneer geen stimuleringsbeleid uitgevoerd wordt, zal de realisatie van mbp/ha gemiddeld gelijk zijn aan de aanvangsnorm. De aanvangsnorm is jaarlijks bijgesteld op basis van toelating en veranderingen in de milieumeetlat. Voor de milieueffecten op het grondwater wordt onderscheid gemaakt in organische stofklassen. Binnen Duurzaam Schoon Grondwater zijn de mbp berekend voor de organische stofklasse 1,5 3%. De wens van WML is het realiseren van een niveau van 100 mbp. De gehanteerde aanvangsnormen zijn weergegeven in Tabel 11. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

33 Tabel 11: aanvangsnormen per jaar Gewas MBP2007 MBP2008 MBP2009 Appels 2300 Appels + Peren 1950 Asperge Bospeen Brouwgerst Chinese kool Consumptieaardappel IJssla najaar IJssla voorjaar Korrelmaïs Maïs mks Peren 1600 Prei najaar Prei voorjaar Snijmaïs Spruitkool najaar Spruitkool voorjaar Suikerbiet Waspeen Wintergerst Wintertarwe Zaaiui/plantui/winterui Zomergerst Zomertarwe De maatregel Vermindering MBP is in 2007 op ha uitgevoerd, in 2008 op ha en in 2009 op ha (Tabel 5). De behaalde resultaten voor de verschillende gewassen zijn weergegeven in Figuur 17: Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

34 relatieve score (%) Figuur 17: gerealiseerde mbp alle gewassen Om iets te kunnen zeggen over het resultaat van deze maatregel moeten de gerealiseerde mbp s afgezet worden tegen de aanvangsnorm. In Figuur 18 is de relatieve score per gewas per jaar weergegeven. Om de relatieve score te berekenen zijn de gerealiseerde mbp/ha gedeeld door de bijbehorende aanvangsnorm. Op deze manier is per gewas per jaar een getal verkregen wat weergeeft wat het effect is van de maatregel Vermindering MBP in relatie tot de autonome ontwikkeling Appels Appels + Peren Asperge Bospeen Consumptieaardappel Korrelmaïs Peren Prei najaar Prei voorjaar Snijmaïs Suikerbiet Waspeen Wintergerst Wintertarwe Zaaiui/plantui/winterui Zomergerst Zomertarwe Figuur 18: Relatieve score mbp per gewas Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

35 Zowel in Figuur 17 als in Figuur 18 valt op dat er verschillen tussen de gewassen bestaan. Er zijn echter ook enkele opmerkelijke verschillen te zien tussen beide figuren. Zo is de uitschieter voor prei najaar uit Figuur 17 in Figuur 18 verdwenen. De gemiddelde hoeveelheid mbp/ha die voor najaarsprei gebruikt wordt is weliswaar hoog (vooral in 2008) maar vergeleken met de norm wordt er erg goed gescoord. In Figuur 17 is te zien dat de gemiddelde hoeveelheid mbp/ha bij zaaiuien toeneemt ondanks het gehanteerde stimuleringsbeleid. Figuur 18 laat hetzelfde beeld zien; de relatieve score neemt toe. In Figuur 17 is voor de gewassen suikerbieten en consumptieaardappelen een afname van de gerealiseerde mbp/ha te zien. In Figuur 18 is dit minder duidelijk zichtbaar. Dit is een gevolg van een verandering in de milieubelastingspunten van de middelen die in deze gewassen gebruikt worden. Het resultaat dat bij deze gewassen door middel van stimulering bereikt kan worden is beperkt omdat voor deze gewassen geen alternatieve middelen met een lagere milieubelasting beschikbaar zijn. De enige mogelijkheid om tot een verlaging van de gerealiseerde mbp te komen is beperking van de inzet van de beschikbare middelen. Dit is niet altijd voor iedereen te realiseren. Bij de inzet en keuze van gewasbeschermingsmiddelen spelen ook weersinvloeden (hoge ziektedruk) een rol. Ook timing en onafhankelijkheid van advies hebben een rol gespeeld. In de praktijk blijkt de beschikbaarheid en aanbod van middelen bij de leverancier een vrij grote rol te spelen. Zeker bij gewassen waarvan de geteelde oppervlakte klein is kan dit sterk doorwerken in het gemiddelde cijfer. In Tabel 12 is het percentage van de beïnvloedbare oppervlakte per gewas weergegeven. Het weergegeven cijfer geeft aan op welk percentage van de oppervlakte waarop de maatregel Vermindering MBP uitgevoerd is het betreffende gewas geteeld is. Tabel 12: oppervlakte per gewas als % van totaal oppervlak Minder mbp Appel 2.7 Appel en Peer 0.6 Asperge Bospeen Consumptieaardappel Korrelmais Peren 0.4 Prei najaar Prei voorjaar 0.4 Snijmaïs Suikerbiet Waspeen 1.3 Wintergerst Wintertarwe Zaaiui/plantui/winterui Zomergerst Zomertarwe Te zien is dat het oppervlak zaaiuien slechts een klein deel van de beïnvloedbare oppervlakte vertegenwoordigd. Enerzijds kan hieruit geconcludeerd worden dat individuele acties van deelnemers een grote invloed zullen hebben op de relatieve score van dit gewas. Anderzijds is de invloed op het totale effect van deze maatregel slechts klein. Wanneer de gegevens uit Tabel 12 gerelateerd worden aan Figuur 18 valt op dat een aantal van de grote gewassen (meer dan 10% van beïnvloedbaar oppervlak in 2009) erg goed scoren. Snijmaïs en wintertarwe laten een dalende lijn zien over de jaren en bovendien is de relatieve score lager dan 40% geworden. Bij deze gewassen is door verandering in inzet van middelen een goed resultaat ten aanzien van gerealiseerde mbp te bereiken. Dit zijn ook precies de gewassen waar bij de advisering Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

36 en in nieuwsbrieven extra aandacht aan besteed is. Een duidelijk signaal dat advisering en communicatie goed werken. Ook voor de andere gewassen is het aan te bevelen een gerichte aanpak te gaan hanteren in DSG II. Behalve verschillen tussen gewassen bestaan er ook hier verschillen tussen bedrijven. Voor de grootste gewassen is dit weergegeven in Figuur 19-Figuur 22. De overige gewassen zijn weergegeven in Bijlage VI. Gewassen die slechts door enkele deelnemers geteeld worden zijn niet weergeven. In de figuren is de afwijking van de norm uitgedrukt in percentages van de aanvangsnorm. Een onderschrijding van de norm is uitgedrukt in een negatief percentage, overschrijding resulteert in een positief getal. Het komt dus voor dat de aanvangsnorm voor consumptieaardappel (1100 mbp/ha in 2009) met 100% overschreden wordt (>2200 mbp/ha) maar ook met bijna 100% onderschreden (= 0 mbp/ha) 200% 150% Norm 2007: 3000 mbp/ha Norm 2008: 2800 mbp/ha Norm 2009: 1100 mbp/ha 100% 50% 0% % -100% -150% % afw. Norm 2007 % afw. Norm 2008 % afw. Norm 2009 Figuur 19: procentuele afwijking aanvangsnorm consumptieaardappelen per bedrijf Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

37 80% 60% Norm 2007: 2900 mbp/ha Norm 2008: 2800 mbp/ha Norm 2009: 2300 mbp/ha 40% 20% 0% -20% % -60% -80% % afw. Norm 2007 % afw. Norm 2008 % afw. Norm 2009 Figuur 20: procentuele afwijking aanvangsnorm suikerbieten per bedrijf 100% 50% 0% -50% -100% 1 5 Norm 2007: 550 mbp/ha Norm 2008: 600 mbp/ha Norm 2009: 600 mbp/ha % % afw. Norm 2007 % afw. Norm 2008 % afw. Norm 2009 Figuur 21: procentuele afwijking aanvangsnorm snijmaïs per bedrijf Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

38 200% 150% Norm 2007: 3600 mbp/ha Norm 2008: 3600 mbp/ha Norm 2009: 4000 mbp/ha 100% 50% 0% -50% % -150% % afw. Norm 2007 % afw. Norm 2008 % afw. Norm 2009 Figuur 22: procentuele afwijking aanvangsnorm wintertarwe per bedrijf De verschillen tussen bedrijven zijn groot. Afhankelijk van de onkruid- en ziektedruk en de beschikbaarheid van middelen met een lagere milieubelasting is het voor een agrariër mogelijk om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die een groter risico vormen voor uitspoeling naar het grondwater te verminderen. Hierbij is een goede en tijdige advisering van cruciaal belang. Beschikbaarheid van middelen bij de leverancier speelt eveneens een rol. Voor bijvoorbeeld snijmaïs en wintertarwe blijkt het voor vrijwel iedereen mogelijk om onder de aanvangsnorm te blijven voor wat betreft toegediende mbp per ha. Dit wordt veroorzaakt door een gerichte keuze van de agrariër voor middelen met een lage milieubelasting. Dat stimulering en advisering bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zinvol is blijkt duidelijk uit Figuur 23. Hier is de gemiddelde hoeveelheid mbp/ha weergegeven die deelnemers gebruikt hebben bij de teelt van wintertarwe. De resultaten van de deelnemers die gestart zijn in 2007 zijn afgebeeld naast die van de deelnemers die in 2008 gestart zijn. Behalve het feit dat de toegediende hoeveelheid mbp/ha ieder jaar lager wordt, scoren de deelnemers die al in 2007 gestart zijn steeds lager dan die in 2008 gestart zijn. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

39 Relatieve score (%) gemiddelde mbp/ha deelnemer sinds Figuur 23: gemiddelde hoeveelheid mbp/ha Wintertarwe In Figuur 24 is het overall effect van de maatregel Vermindering MBP weergegeven door de gerealiseerde mbp voor alle gewassen uit te drukken als percentage van de aanvangsnorm. Het gepresenteerde cijfer is het gemiddelde voor alle gewassen waarbij gewogen is voor de oppervlakte. Een duidelijke afname van gerealiseerde hoeveelheid mbp ten opzichte van de norm is het resultaat van deze maatregel Figuur 24: Overall effect Vermindering MBP Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

40 4.5.3 VEE EERDER OPSTALLEN Koeien die minder beweiden (buiten lopen) zullen minder gier (urine) pleksgewijs op het grasland achterlaten. Juist deze pleksgewijze gierlozingen zorgen voor relatief grote uitspoeling van nitraat (vooral later in het groeiseizoen). Vooral in kwetsbare zones (prioritaire zone) is deze maatregel effectief. In 2007 werd deze maatregel toegepast op 36 ha, in 2008 op 117 ha en in 2009 op 128 ha. Dit is veel lager dan de prognose (Tabel 13). De oorzaak hiervoor moet gezocht worden in de uitvoerbaarheid van de maatregel. De maatregel Vee Eerder Opstallen is lastig uitvoerbaar, aangezien deze ingrijpende gevolgen heeft voor de totale bedrijfsvoering. Wanneer het vee eerder op stal gezet wordt zal voldoende geschikte stalruimte beschikbaar moeten zijn. Ook de omvang van de mestopslag moet groter zijn. Hiervoor zijn niet altijd de middelen in de vorm van ruimte en geld beschikbaar. Omdat bovendien bleek dat een groot deel van de deelnemers het vee niet weiden maar de beschikbare weidegrond alleen maaien (maaiweide) was de maatregel Vee Eerder Opstallen voor hen niet van toepassing. Om ook deze oppervlakte grasland te betrekken in het project is vanaf 2008 de maatregel Vervroeging Mestaanwending Maaiweide ingesteld zodat op deze manier gestimuleerd kon worden dat er in augustus geen mest meer zou worden uitgereden. Tabel 13: prognose en realisatie Vee Eerder Opstallen Prognose * 180 ha 360 ha 360 ha Realisatie 36 ha 117 ha 128 ha * vanaf 2008 incl. prognose voor Vervroeging Mestaanwending Maaiweide VERVROEGING MESTAANWENDING MAAIWEIDE Als mest in het najaar op de gronden wordt gebracht, worden de mineralen minder efficiënt benut en is (de kans op) uitspoeling naar het grondwater groter. Bij toediening van dierlijke mest in grasland is de kans groot dat het gras de stikstof uit de mest niet meer volledig kan opnemen en de kans op uitspoeling naar het grondwater toeneemt. Door de mest eerder aan te wenden kan de uitspoeling verminderd worden. Deze maatregel is in 2008 ingesteld en is op beperkte schaal toegepast. Tabel 14: prognose en realisatie Vervroeging Mestaanwending Maaiweide Prognose * 360 ha 360 ha Realisatie 61 ha 68 ha * vanaf 2008 incl. prognose voor Vee Eerder Opstallen Ten opzichte van de prognose is relatief weinig voor de maatregelen Vee Eerder Opstallen en Vervroeging Mestaanwending Maaiweide gekozen. De oorzaak hiervan is dat deze maatregelen voor veel bedrijven moeilijk inpasbaar zijn. Het Vee Eerder Opstallen of geen mest meer in augustus aanwenden heeft voor de bedrijven tot gevolg dat er meer mestopslagcapaciteit aanwezig moet zijn. De investeringen die hiermee gemoeid zijn zijn dusdanig hoog dat de beschikbare stimuleringspremie onvoldoende effect heeft. Door het opstellen van een strategisch bedrijfsadvies in combinatie met aanvullende middelen kan op bedrijven waar dat wenselijk is meer opslagcapaciteit gerealiseerd worden VERVROEGING MESTAANWENDING BOUWLAND Als mest in het najaar aangewend wordt, worden de mineralen minder efficiënt benut en is (de kans op) uitspoeling naar het grondwater groter. Het gewas is dan immers geoogst waardoor er geen opname van mineralen meer plaats vindt. In een aantal situaties is het mogelijk om de toepassing Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

41 van dierlijke mest op bouwland van het voorjaar naar het najaar te verplaatsen. Binnen Duurzaam Schoon Grondwater is gestimuleerd dat bemesting gedurende het jaar wordt gespreid en zoveel mogelijk in het voorjaar plaatsvindt. De maatregel is boven verwachting toegepast. Dit is mede veroorzaakt door het feit dat in de advisering veel aandacht besteed is aan deze maatregel. Tabel 15: prognose en realisatie Vervroeging Mestaanwending Bouwland Prognose 85 ha 169 ha 169 ha Realisatie 110 ha 145 ha 243 ha INZAAI WINTERGRAANGEWAS Deze maatregel is in 2008, mede op aangeven van de deelnemers ingesteld. Bij oogst van een gewas voor 1 september kan op zand- en lössgronden nl. nog dierlijke mest aangewend worden. Na 1 september mag vanwege wetgeving geen dierlijke mest meer uitgereden worden. Bij aanwending van mest in augustus wordt de stikstof minder efficiënt benut en is de kans op uitspoeling naar het grondwater groter wanneer geen gewas beschikbaar is voor de mineralenopname. Door beperking van de aanwending van dierlijke mest in het najaar én de inzaai van een wintergraangewas worden de toegediende mineralen efficiënter gebruikt. Voor deze maatregel is geen prognose in de vorm van aantal hectare deelname opgesteld. De maatregel was wel erg succesvol aangezien de maatregel in 2008 op 154 ha uitgevoerd is en in 2009 op 112 ha. Het succes van deze maatregel is te danken aan de goede uitvoerbaarheid en aan de aandacht die er in de advisering aan besteed is GRAANSTRO ACHTERLATEN Graanstro kan de aanwezige stikstof binden en zo behoeden voor uitspoeling. Wanneer het graanstro wordt achtergelaten en ondergewerkt blijft de nog aanwezige stikstof gedurende de winter bewaard en komt in het voorjaar beschikbaar voor het volgende gewas. Stro wordt normaliter verkocht als product en dus afgevoerd. Tabel 16: prognose en realisatie Graanstro Achterlate Prognose 70 ha 105 ha 105 ha Realisatie 88 ha 198 ha 239 ha Wanneer de realisatie vergeleken wordt met de prognose kan gesteld worden dat deze maatregel zeer succesvol is gebleken. 4.6 OVERIGE MAATREGELEN Behalve de hierboven genoemde stimuleringsmaatregelen zijn er gedurende het project een aantal eenmalige acties geweest. Deze acties waren voorzien als eenmalige actie (afvoer niet meer toegelaten middelen) of zijn ingesteld wanneer deze als veelbelovend beoordeeld werden en er voldoende budget beschikbaar was AFVOER NIET MEER TOEGELATEN MIDDELEN In 2008 hebben alle deelnemers de mogelijkheid gekregen mee te doen aan de inzameling van niet meer toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Deze (eenmalige) actie is opgezet in samenwerking Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

42 met Van Gansewinkel. Voor agrariërs is het vaak lastig om niet meer toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op een verantwoorde wijze af te voeren. Er bestaat weliswaar een landelijke regeling, STORL (Stichting Opruiming Restanten Landbouwbestrijdingsmiddelen), die voorziet in het innemen van restanten van gewasbeschermingsmiddelen bij depots voor Klein Chemisch Afval, maar deze regeling blijkt in de praktijk niet overal goed te werken. Gezien het belang dat WML hecht aan een verantwoorde afvoer van niet meer toegelaten middelen is de inzameling ook opengesteld voor agrariërs uit de grondwaterbeschermingsgebieden die geen deelnemer waren aan Duurzaam Schoon Grondwater. Bij de actie zijn eerst de overtollige gewasbeschermingsmiddelen opgehaald. Om agrariërs van een duurzame oplossing voor het afvoerprobleem te voorzien is bovendien een chemobox geleverd. De aanloopkosten zijn door Duurzaam Schoon Grondwater gedragen, bestaande uit de kosten voor de aanmaak van een afvalstroomnummer, aanschaf chemobox en afvoer niet meer toegelaten middelen. Deze eenmalige actie is gevolgd door het afsluiten van een abonnement voor het regelmatig legen van de chemobox. Deze kosten worden door de agrariërs gedragen. In totaal hebben 49 agrariërs, waarvan 26 deelnemer aan Duurzaam Schoon Grondwater, gebruik gemaakt van de actie. Dit is 15% van alle aangeschreven agrariërs. Overigens gaven zes deelnemers aan al op eigen initiatief een vergelijkbare afvoer van de niet meer toegelaten middelen gerealiseerd te hebben. Middelen met werkzame stoffen als cyanazin, atrazin, simazin, diuron, lenacil, etc. zijn bij deze actie afgevoerd. Daarnaast zijn op een drietal bedrijven bestrijdingsmiddelen uit de oude doos van zolder gehaald en op een verantwoorde wijze afgevoerd GPS LANDBOUW Najaar 2008 werd duidelijk dat het beschikbare budget voor de stimuleringsmaatregelen niet geheel uitgeput zou worden. Hierdoor werd het mogelijk om versneld aandacht te schenken aan stimulering van precisielandbouwtechnieken. Er is daarom een extra stimuleringsmaatregel ontwikkeld: GPS Landbouw Acht deelnemers hebben via deze maatregel een stimuleringspremie ontvangen bij de aanschaf van GPS apparatuur. Als tegenprestatie hebben deelnemers zich verplicht tot het geven van demonstraties aan de overige deelnemers gedurende Hieraan is door iedereen goed meegewerkt. De aangeschafte apparatuur varieerde van stuurhulpsystemen ( rechtrijsystemen ) tot GPSgestuurde kunstmeststrooiers en landbouwspuiten. De te behalen nauwkeurigheid van de apparatuur varieert van enkele decimeters tot centimeters. Stimulering van inzet van GPS gestuurde machines past binnen de doelstellingen van DSG aangezien hierdoor bemesting en gewasbescherming nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden. Afhankelijk van de ingezette apparatuur varieert dit van het voorkomen van overlap in spuit- en bemestingsbanen tot het (uiteindelijk) plaatsspecifiek toe kunnen dienen van de meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Door vermindering van overlap in spuit- en bemestingsbanen konden de deelnemers een reductie van 5-8% op het middelgebruik realiseren. Omdat de techniek nog niet uitontwikkeld is zijn er nog verdere verbeteringen te verwachten. Bovendien zijn er mogelijkheden voor geavanceerder gebruik van de GPS gestuurde systemen wanneer gebruik gemaakt kan gaan worden van geavanceerde toedieningskaarten. Deze aanpak biedt dus zeker perspectieven voor een verdere vermindering van de kans op uitspoeling van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen DEELNAME MIJNAKKER.NL Een andere nieuwe ontwikkeling op het gebied van precisielandbouw is de inzet van satellietbeelden. Met behulp van remote sensing techniek kunnen gedurende het groeiseizoen beelden van de Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

43 gewassen gemaakt worden. De gemaakte opnames worden vertaald in kaarten waarbij door middel van kleurcodering verschillen binnen percelen zichtbaar gemaakt kunnen worden. De parameters die beschikbaar zijn hebben betrekking op de groei, vochttoestand en mineralentoestand van het gewas. Voorkomende verschillen kunnen veroorzaakt worden door verschillen in de bodemtoestand, bodemvruchtbaarheid, vochttoestand, beschikbaarheid van mineralen en ziektedruk binnen een perceel. Wanneer deze verschillen zichtbaar zijn, kan hierop ingespeeld worden door de juiste teeltmaatregelen te nemen. Bij een dergelijke teeltoptimalisatie kan de mineralenbenutting geoptimaliseerd, de ziektegevoeligheid verminderd en de opbrengst geoptimaliseerd worden. De combinatie optimale opbrengst bij een optimale mineralenbenutting leidt uiteindelijk tot verlaging van het stikstofoverschot. Behalve de mogelijkheid om de huidige teelt te optimaliseren kan het voorkomen dat verschillen in bodemvruchtbaarheid en bodemgezondheid opgespoord worden. Door ook hiervoor de juiste maatregelen te nemen kan de algemene bodemvruchtbaarheid verbeterd worden zodat ook een langjarig effect bereikt wordt. MijnAkker.nl leverde met ingang van 2009 ook satellietbeelden en de bijbehorende kaarten voor heel Limburg. Daarvoor was slechts een klein deel van Limburg beschikbaar. Vanwege bovenstaande mogelijke voordelen is via DSG de deelname aan MijnAkker.nl gestimuleerd door de eerste 10 ha deelname te vergoeden. Naast deze stimuleringspremie was de advisering van DLV Plant beschikbaar voor ondersteuning bij het maken van teeltbeslissingen. Vooral voor het gewas aardappelen is al veel ervaring opgedaan met dit systeem. Het openstellen van deze stimuleringspremie was helaas wat laat in het seizoen, bovendien is het maken van satellietbeelden niet mogelijk zodra de bewolking te dicht is. Hierdoor zijn minder beelden beschikbaar gekomen dan noodzakelijk voor een optimaal rendement. De techniek is in ontwikkeling en biedt voor de toekomst mogelijk perspectief. In 2009 hebben 11 deelnemers gebruik gemaakt van deze maatregel. 4.7 BODEMVOCHTMETINGEN In 2008 zijn 94 bodemvochtmonsters genomen verdeeld over 16 deelnemende percelen. De werkwijze is beschreven in 3.4. In Zuid Limburg zijn tien percelen bemonsterd; 7 in het grondwaterbeschermingsgebied Roodborn en 3 in Craubeek. In Noord Limburg zijn 6 percelen bemonsterd; in de grondwaterbeschermingsgebieden Breehei en Bergen ieder 3 percelen. In 2009 zijn 137 bodemvochtmonsters genomen verdeeld over 25 percelen. De 16 percelen die in 2008 bemonsterd waren, zijn opnieuw bemonsterd. In 2009 is ook het grondwaterbeschermingsgebied Roosteren opgenomen en buiten de aan DSG deelnemende percelen zijn ook een aantal natuurpercelen en niet-deelnemende percelen bemonsterd. In Tabel 17 is het aantal percelen voor beide jaren weergegeven. Tabel 17: bemonsterde percelen bodemvocht Grondwaterbeschermingsgebied Percelen Percelen Roodborn 7 8 Craubeek 3 5 Breehei 3 5 Bergen 3 4 Roosteren 3 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

44 NO3 mg/l In Figuur 25 zijn de gemiddelde nitraatgehalten van het bodemvocht per grondwaterbeschermingsgebied weergegeven voor 2008 en De weergegeven gehalten zijn niet gecorrigeerd voor neerslag en verdamping ,5 -/- maaiveld 2,5 -/- maaiveld Breehei Roodborn Bergen Craubeek Roosteren Figuur 25: Gemiddeld nitraatgehalte bodemvochtmetingen 2008 en 2009 (ongecorrigeerd) Opvallend is dat in Roodborn en Craubeek de gehalten veel lager liggen dan in de andere gebieden. Hoewel licht gestegen in 2009 kunnen deze nitraatwaarden als laag beschouwd worden. Dit terwijl WML nog wel een groot nitraatprobleem in deze gebieden heeft. Dit is nog steeds een erfenis vanuit het verleden. Het grondwater is immers lang onderweg (zie ook hoofdstuk 2 Achtergrond). Het effect van het project wordt pas op lange termijn zichtbaar in de winputten. Daarnaast doen nog niet alle agrariërs mee aan het project en bovendien breekt nitraat maar langzaam af in löss, grind en kalksteen. Opgemerkt moet worden dat het gepresenteerde nitraatgehalte in het bodemvocht voor Bergen 2,5 meter onder maaiveld de waarde representeert van slechts 1 perceel. In de overige percelen bleek het vanwege de droge omstandigheden niet mogelijk een monster te nemen. Teleurstellend is dat in Breehei een sterke stijging geconstateerd wordt in het gemiddelde nitraatgehalte van het bodemvocht. Nadere bestudering van de cijfers geeft als resultaat dat dit veroorzaakt wordt door de extreem hoge gehalten onder 1 perceel. Op dit perceel is na de vorige bemonstering het langjarige grasland gescheurd. Vertering van de oude zode zorgt (tijdelijk) voor zeer hoge nitraatgehalten in het bodemvocht. Het betreffende perceel is ook vorig jaar bemonsterd voor bodemvocht en de gemeten nitraatgehalten in 2009 zijn vele malen hoger dan in Het nitraat dat vrijkomt bij vertering van het grasland wordt blijkbaar snel getransporteerd naar grotere diepten. Het verdient dus aanbeveling om in de toekomst meer aandacht te schenken aan het fenomeen scheuren van grasland. Met het optreden van deze extreme nitraatgehalten die duidelijk te relateren zijn aan activiteiten die kort geleden uitgevoerd zijn op maaiveld niveau wordt aangetoond dat de gevolgde systematiek van Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

45 monstername en analyse van bodemvochtmonsters in de basis een goede methode is om de effecten van genomen maatregelen in te schatten. De voor neerslagoverschot gecorrigeerde gegevens worden hier niet weergegeven omdat bij de verwerking van de data een aantal vragen gerezen zijn o.a. met betrekking met tot de gebruikte gewasfactoren. Daarnaast is geconstateerd dat een vrij groot aantal monsters een laag vochtgehalte hadden. Dit ondanks het feit dat monstername in november is uitgevoerd. De periode in het najaar is juist gekozen om er min of meer van verzekerd te zijn dat de grond op veldcapaciteit is. Grond op veldcapaciteit bevat de hoeveelheid vocht die onder normale omstandigheden aanwezig is. De gebruikte omrekening om van analysecijfers naar een nitraatgehalte in het bodemvocht te komen zijn op deze aanname gebaseerd. Vanwege de onzekerheden met betrekking tot gewasfactoren (veroorzaakt door de ouderdom van deze factoren) en het vochtgehalte wordt in het rapport Nitraatbodemvochtonderzoek 2009 aanbevolen om de discussie op te starten over de juistheid van de gewasfactoren terwijl ook opgemerkt wordt dat de gebruikte bemonsteringsmethode (aantal steken en dieptes) waarschijnlijk niet voldoende precies is om verschillen in verticale nitraatspreiding vast te stellen. De te voeren discussie is zeer relevant aangezien de gecorrigeerde nitraatgehalten in het bodemvocht onderdeel uit maken van de dataset die gebruikt wordt om het verloop van de nitraatgehalten in het diepe grondwater in de winputten te prognosticeren. Ondanks deze actuele vraagtekens is het zeer hoopgevend dat de extreme nitraatgehalten die gevonden zijn in het onderzoek van 2009 duidelijk te relateren zijn aan activiteiten op maaiveldniveau. De methodiek is in de basis dus goed te noemen voor dit doel en voor de heersende vragen moet binnen DSG II een oplossing gezocht worden. Daarbij kan gedacht worden aan uitbreiding van het aantal percelen maar ook een intensievere bemonstering per perceel. De resultaten van de bodemvochtonderzoeken die voorafgaand aan Duurzaam Schoon Grondwater uitgevoerd zijn, zijn weergegeven in Tabel 18. Ook hier zijn alleen de niet-gecorrigeerde gegevens weergegeven. Tabel 18: Overzicht van gemiddelde nitraatgehaltes per perceel van Roodborn en Craubeek voor correctie Perceel Diepte monsters (m -mv) NO3 (mg/l) niet gecorrigeerd R1 1,5 49,5 52, ,2 2,5 22,2 81,4 14,2 22,2 R2 1,5 65,2 107,6 28,6 27,3 2,5 55,2 37,7 18,9 37,1 R5 1,5 25,1 63,7 31,4 85,9 2,5 20,8 63,5 19,1 18,2 C1 1,5 15,8 51, ,2 2,5 26,7 14,8 4,2 33,8 C3 1, , ,6 2,5 15,3 16, ,4 Uit de gegevens van de percelen, waarvan WML over een langjarige (2003, 2005, 2008 en 2009) gegevensreeks beschikt (Tabel 18), blijkt dat de waarden in het bodemvocht nogal fluctueren. Dit is niet verrassend. Belangrijker is het niveau van de reekswaarde. Het vaststellen van een trend is nog zeer risicovol aangezien het om een beperkt aantal bemonsterde percelen gaat. Omdat de metingen jarenlang zijn herhaald mogen de (gemiddelde waarden) echter wel als betrouwbaar worden beschouwd. Het gemiddelde van alle metingen in deze langjarige reeks levert een gemeten NO 3 gehalte van 34 mg/l. Wanneer gecorrigeerd wordt voor het neerslagoverschot stijgt de gemiddelde Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

46 waarde weliswaar enigszins, maar niet meer dan tot 40 mg NO 3 /l. Dit mag een prestatie genoemd worden. Dit bodemvocht is toekomstig grondwater en blijft dus royaal onder de 50 mg-norm. Bij het bodemvochtonderzoek worden een aantal (extra) gegevens gevraagd om de resultaten te kunnen interpreteren. Tot op heden is dit beperkt gebleven tot de vruchtopvolging. Met ingang van 2009 zijn ook stikstof aan- en afvoerposten op perceelsniveau opgevraagd. Tevens is van elk perceel een profielbeschrijving opgesteld. Wanneer deze gegevens de komende jaren nog uitgebreid worden (bijv. met gegevens over uitgevoerde beregening) en de gegevensreeksen verder uitgebouwd worden kan gekeken worden of deze gegevens op perceelniveau beter in verband gebracht kunnen worden met het nitraatgehalte in het bodemvocht en daarmee de voorspellende waarde van het nitraatgehalte in het bodemvocht versterken. Bij het verlagen van uitspoelingsgevoeligheid speelt de verhouding tussen aanvoer en afvoer een belangrijke rol; wanneer de aanvoer laag is maar de bijbehorende afvoer in verhouding nog lager heeft dit een negatief effect op de uitspoelingsgevoeligheid. Anderzijds hoeft een hoge aanvoer geen probleem te zijn zolang de bijbehorende afvoer daar minstens gelijke tred mee houdt. Een derde aspect (behalve aanvoer en afvoer) dat hierbij een rol speelt is de buffercapaciteit van de grond. Wanneer deze goed is, wordt de uitspoelingsgevoeligheid positief beïnvloedt. De buffercapaciteit van een grond neemt toe wanneer de bodem een goede bodemvruchtbaarheid en bodemgezondheid heeft. Bijkomend voordeel is dat bij een goede bodemtoestand de kans op optimale opbrengsten toeneemt met een verhoging van de afvoer als gevolg. Een centrale rol bij een goede bodemtoestand wordt gespeeld door de organische stofvoorziening. Deze heeft in het verleden in de gangbare landbouwpraktijk een ondergeschikte rol gespeeld maar inmiddels is duidelijk dat een goede organische stofvoorziening cruciaal is voor een goede en gezonde teelt. Hiermee zijn optimalisatie van de organische stofvoorziening, verhoging van de bodemvruchtbaarheid en het uitvoeren van evenwichtsbemesting ondersteunend aan de doelstellingen van DSG. Meer aandacht voor een goede bodemtoestand is dan ook aan te bevelen. 4.8 SAMENWERKING Het project Duurzaam Schoon Grondwater is een samenwerkingsproject. In het projectplan is dit als volgt weergegeven: Om de grondwaterkwaliteit voor drinkwaterproductie veilig te stellen wil WML investeren in een duurzame samenwerking met de agrarische grondgebruikers in de grondwaterbeschermingsgebieden. De ervaringen van WML uit het project in samenwerking met de Mergellandcorporatie (Zuid-Limburg) zijn positief. Belangrijk aspect is wederzijds vertrouwen en respect in de samenwerking. Om deze samenwerking vorm te geven is gewerkt met klankbordgroepen (zie ook 3.3.1). De bedoeling was om via deze klankbordgroepen de meningen van de deelnemers te horen en zo de uitvoering van het project bij te stellen. Dat is tot op zekere hoogte gelukt. De uitvoering van een programma (stimulering en demonstratie) rondom GPS is een direct gevolg van de suggesties van de klankbordgroep. Zo ook het bijstellen van de stimulering voor minder stikstofbemesting. Beide initiatieven bleken bij deelnemers breed gedragen. De bijdragen van de klankbordgroepen zijn echter niet noodzakelijkerwijs kortgesloten met de achterban. Het betrof vaak persoonlijke ideeën. Daarnaast bleek ook dat het project als geheel zo breed is, dat er weinig mogelijkheden waren om over een bepaald thema te discussiëren. Vanuit zowel individuele, actieve, deelnemers als leden van de klankbordgroep zijn de volgende suggesties gedaan: Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

47 Integreer DSG meer met (bestaande) initiatieven en projecten met een raakvlak grondwater. Te denken valt aan Brabant Water, Telen met Toekomst, Koeien en Kansen, etc. ; Maak het project en de resultaten breder bekend, zowel bij het brede publiek als bij andere partners (toeleveranciers, adviseurs, andere projecten, overheden, etc.); Werk met kleinere, themagerichte, werkgroepen. Naast deelnemers zouden daar andere partijen bij betrokken moeten worden (toeleveranciers, onderzoekers, beleidsmakers, etc.). In een dergelijke werkgroep kunnen onderwerpen beter worden uitgewerkt in stimuleringsacties, demonstraties, onderzoeken, etc. Vorm een team rondom bedrijven, waarbij met meerdere specialisten het bedrijf kan worden doorgelicht. Daarbij gaat het om een optimum tussen bedrijfseconomie, effect op de omgeving (met name grondwater) en uitvoerbaarheid te bewerkstelligen. Maak knelpunten bespreekbaar bij beleidsmakers. Een aantal initiatieven kunnen vanwege wetgeving, administratieve zaken, etc. niet uitgevoerd worden. Vanuit het project zou dit bij het beleid aangekaart kunnen worden. Dat maakt het wederzijds vertrouwen groter en versterkt de samenwerking. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

48 5 CONCLUSIES Het gemiddelde stikstofoverschot van de deelnemers is gedaald van 96 kg/ha in 2007 tot 83kg/ha in Het percentage deelnemers dat een stikstofoverschot realiseert van minder dan 100 kg/ha is gestegen van 58% in 2007 naar bijna 80% in De 24 deelnemers uit Zuid-Limburg die al langer aan stimuleringsprojecten meedoen, realiseren een reductie van 128kg/ha. in 2002 naar 78kg/ha. N-overschot. Stimulering van vermindering van het stikstofoverschot blijkt effect te hebben. Binnen het bedrijfstype Veehouderij is het stikstofoverschot stabiel gebleven en op een hoger niveau dan bij de andere bedrijfstypen. Sstimulering en advisering zijn zinvol om de hoeveelheid gerealiseerde milieubelastingpunten omlaag te brengen. Meer nog dan bij vermindering van het stikstofoverschot is timing en onafhankelijkheid van advies hierbij belangrijk. Een duidelijke afname van gerealiseerde hoeveelheid mbp ten opzichte van de norm is het resultaat van de maatregel Vermindering MBP. Het aantal deelnemers aan DSG is komt overeen met het geplande aantal. Het is goed gelukt landbouwers te bewegen deel te nemen aan het project. WML heeft een (duurzame) relatie met 120 agrariërs, met een gezamenlijke oppervlakte van ha in grondwaterbeschermingsgebied. Na een wervingsgesprek volgt vrijwel altijd deelname aan het project. Bedrijfsbegeleiding- en advies blijkt een belangrijke reden voor deelname aan het project. Er blijven witte vlekken zelfs binnen waterwingebied. Het project werkt enkel met vrijwillige deelname. Een aantal buren van winningen vinden de standaardvergoedingen te mager voor deelname. Traditioneel werkende landbouwers (zonder opvolger) zijn moeilijker bij het project te betrekken. Bovendien is het lastiger om bij deze groep het onafhankelijk advies te laten landen. Effectief contact krijgen met groepen landbouwers lukt enkel in de bestaande structuren zoals studieclubs en teeltgroepen. Voortzetting van de klankbordgroepen in de huidige vorm is niet voldoende effectief. De benodigde vertrouwensrelatie moet in diverse Midden en Noord Limburgse grondwaterbeschermingsgebieden nog opgebouwd worden. Een deel van het 1 e adviesseizoen moet als verloren beschouwd worden als gevolg van de late start Projectkalender moet aansluiten bij kalender van deelnemers en niet omgekeerd. In de winplaatsen Roodborn en Craubeek zijn de gemeten bodemvochtmetingen gemiddeld ruim onder de 50mg/l. De reductie van de stikstof-input in de bodem (in Zuid Limburg) zien we zo terug in de lage nitraatgehalten van de bodemvochtmetingen. De gevolgde systematiek van monstername en analyse van bodemvochtmonsters is in de basis een goede methode is om de effecten van genomen maatregelen in te schatten. WML heeft tot op heden geen extra zuivering gerealiseerd of plannen daarvoor in ontwikkeling. Het nitraatgehalte van het (opgepompte) grondwater blijft (verontrustend) Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

49 hoog. Echter er lijkt een stabilisering c.q. afvlakking van de stijging op te treden. Doel van dit project is zorgen dat additionele zuivering van grondwater niet nodig is. Dat doel is zeker gehaald. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

50 6 AANBEVELINGEN Vermijd drempels en onbegrip bij je partners. Sluit daarom aan bij het seizoens- en jaarritme zoals dat optreedt bij de deelnemers van dit vrijwillig stimuleringsproject. Meer aandacht besteden aan het opbouwen van aan relatie met de verschillende groepen deelnemers. Een manier hiervoor kan zijn het organiseren van thematische bijeenkomsten. En aansluiten bij bestaande studie- en teeltclubs. Besteed meer aandacht aan de totale bedrijfsoppervlakte bij werving van nieuwe deelnemers. Deze moet wel in verhouding met het gemiddelde oppervlak per bedrijfstype gezien worden. Koppel de stimuleringspremie Minder N-bemesting primair aan het gerealiseerde stikstofoverschot en maak onderschrijding van de stikstofgebruiksnorm hier ondergeschikt aan. Onderzoek of het hoge niveau van stikstofoverschot bij veehouderijbedrijven problematisch is. Bijv. door middel van het leggen van een relatie van het stikstofoverschot met de resultaten van het onderzoek naar nitraatgehalten in het bodemvocht. Wellicht moet in dit laatste geval een stikstofoverschot op perceelsniveau berekend worden. Naast de standaard stimuleringsmaatregelen moet er ruimte komen om meer bedrijfsspecifiek te gaan stimuleren. Een mogelijkheid is het opstellen van strategische bedrijfsadviezen in combinatie met bijpassende stimuleringsmaatregelen per bedrijf. Stimuleer een verdere verlaging van de realisatie van mbp door een gewasgerichte aanpak met betrekking tot advisering en communicatie. Gezien het belang van een goede bodemtoestand voor het realiseren van de doelstellingen van DSG is het is aan te bevelen in het vervolgproject meer te gaan sturen op bodemvruchtbaarheid, bodemgezondheid en organische stof voorziening. Besteed meer aandacht aan het scheuren van grasland. Optimaliseer de bemonsteringswijze van het bodemvochtonderzoek ten einde een meer robuuste dataset te verkrijgen. Verzamel meer relevante gegevens over activiteiten op perceelsniveau met als doel het leggen van een relatie met het nitraatgehalte in het bodemvocht. Voor een duurzame zekerstelling van de gewenste grondwaterkwaliteit op langere termijn is een verbreding van de aanpak noodzakelijk. Daarbij moet sprake zijn van een strategische samenwerking die zich richt op innovatieve maatregelen en langjarige veranderingen. Dit gezamenlijke zoekproces van stakeholders (WML, Provincie, deelnemers, toeleveranciers, adviseurs, etc.) moet zich afspelen op zowel project als maatschappelijk niveau. In het vervolgproject dient aansluiting gezocht te worden met onderzoek, bedrijfsleven en partners in vergelijkbare gebieden. Met behulp van kenniscirkels moet met belanghebbenden gezamenlijk naar praktische oplossingen gezocht worden, waarbij een brede inzetbaarheid mogelijk is. Door samenwerking te zoeken met ambitieuze ondernemers en belanghebbende partijen kan nieuwe kennis in de praktijk getest worden en doorontwikkeld. Via het strategische netwerk en een sterke communicatie gaat deze praktijk dan brede toepassing vinden. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater

51 BIJLAGEN I. LIGGING EN GEGEVENS GRONDWATERBESCHERMINGSGEBIEDEN Algemeen Oppervlakte in ha. % opp. Naam object * 1 Opp. WWG in ha. *2 landbouwoppervlakt e *5 %landb. In GWBG *6 Grondwater beschermings gebied (ex WWG) *3 Grondwater beschermings gebied (incl. WWG) *4 Mookerheide Bergen Breehei Grubbenvorst Beegden WPHeel WPRoosteren Geulle Waterval IJzeren Kuilen Heer-Vroendaal De Dommel Craubeek Roodborn De Tombe TOTALEN in ha *1 Winplaats met stimuleringsbeleid Duurzaam Schoon Grondwater ( ) *2 Oppervlakte Waterwingebied in ha. volgens Provinciale Milieuverordening (7 e tranche september 2001) *3 Oppervlakte Grondwaterbeschermingsgebied in ha. volgens Provinciale Milieuverordening (11 tranche 2009) *4 Rekenkundige optelling twee linker kolommen *5 GIS-oppervlakte in WML Pirireisdatabank 2006 *6 Rekenkundig % landbouwgrond (*5) in GWBG (*4) Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater i

52 II. STIKSTOFGEBRUIKSNORM VERSUS STIKSTOFOVERSCHOT GEBRUIKSNORM In de Nederlandse mestwetgeving wordt gewerkt met gebruiksnormen. Er zijn gebruiksnormen beschikbaar voor dierlijke mest, stikstof en fosfaat. Binnen DSG wordt gebruik gemaakt van de stikstofgebruiksnormen. Deze stikstofgebruiksnormen zijn wettelijk vastgesteld en geven respectievelijk aan hoeveel stikstof uit mest, werkzame stikstof en fosfaat er voor de bemesting van de gewassen geproduceerd of aangevoerd mag worden. Gebruiksnorm Dierlijke mest: max 170 kg N/ha uit dierlijke mest mag aangevoerd of geproduceerd worden Fosfaatgebruiksnorm: per ha per jaar mag bepaalde hoeveelheid fosfaat aangevoerd c.q. geproduceerd worden. De hoogte is afhankelijk van fosfaattoestand bodem Stikstofgebruiksnormen: de stikstofgebruiksnormen zijn opgesteld per gewas en per grondsoort. De norm geeft aan hoeveel kg N/ha per teelt toegediend mag worden. Afhankelijk van de gewassen die geteeld worden op het bedrijf mag een totale hoeveelheid werkzame stikstof op het bedrijf worden gebruikt. Bij het berekenen van de stimuleringspremie Minder N-Bemesting wordt gerekend met de stikstofgebruiksnorm als basis. STIKSTOFOVERSCHOT Bij de berekening van het stikstofoverschot wordt een balans op bedrijfsniveau opgesteld waarin de diverse aanvoer- en afvoerposten van stikstof gekwantificeerd worden. Het stikstofoverschot is een berekend cijfer op bedrijfsniveau op basis van werkelijke aanvoer en afvoer van het bedrijf. In de huidige mestwetgeving moet rekening gehouden worden met de drie gebruiksnormen. In tegenstelling tot de overschotberekening op bedrijfsniveau worden bij de stikstofgebruiksnorm niet alle stikstofaanvoerposten meegeteld. Zo mag bijv. de aanvoer van stikstof uit voer buiten beschouwing gelaten worden. Wat voor het project van belang is, is het stikstofoverschot waarin alle aan- en afvoerposten meegenomen worden. Een bedrijf dat voldoet aan de wetgeving met betrekking tot de stikstofgebruiksnormen kan afhankelijk van de bedrijfssituatie toch een betrekkelijk hoog stikstofoverschot realiseren. Sturen op verlaging van het gebruik aan stikstof volgens het systeem van stikstofgebruiksnormen leidt niet automatisch tot verlaging van het stikstofoverschot. Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater ii

53 III. LIGGING DEELNEMENDE PERCELEN, DEELNAME 2009 Kaarten zijn weergegeven in volgorde van Zuid naar Noord Legenda: Prioritaire zone Waterwingebieden PMV Grondwaterbeschermingsgebied PMV DSG deelname 2009 deelname WML Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater iii

54 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater iv

55 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater v

56 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater vi

57 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater vii

58 IV. VOORBEELD MILIEU-EFFECTKAART Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater viii

59 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater ix

60 V. GEOGRAFISCHE WEERGAVE STIKSTOFOVERSCHOTTEN Legenda: Prioritaire zone Waterwingebieden PMV Grondwaterbeschermingsgebied PMV Noverschot < >300 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater x

61 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater xi

62 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater xii

63 Eindrapportage Duurzaam Schoon Grondwater xiii

Project Duurzaam schoon grondwater (DSG)

Project Duurzaam schoon grondwater (DSG) Project Duurzaam schoon grondwater (DSG) Aanleiding, werkwijze, resultaten en knelpunten RWS bijeenkomst Agrarisch Water Samenwerken aan Waterkwaliteit Utrecht, 6 juli 2017 Frans Vaessen WML Opbouw presentatie

Nadere informatie

Rapportage DSGII ( )

Rapportage DSGII ( ) Rapportage DSGII (2010-2014) Beknopt overzicht uitgevoerde activiteiten en behaalde resultaten Versie 2.1 d.d. 27-7-2015 Rapportage DSGII_v2.1.docx Inhoud 1 Inleiding... 1 2 Projectplan DSG II... 1 2.1

Nadere informatie

Agrariërs en WML werken samen aan duurzaam schoon grondwater

Agrariërs en WML werken samen aan duurzaam schoon grondwater Nieuwsbrief 02 2250 2000 1750 1500 1250 1000 750 500 250 Agrariërs en WML werken samen aan duurzaam schoon grondwater Voor u ligt de tweede nieuwsbrief van Duurzaam Schoon Grondwater, het project waarin

Nadere informatie

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Report 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas de samenvatting Rapport 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit Een case studie voor waterschap

Nadere informatie

Teelthandleiding wettelijke regels

Teelthandleiding wettelijke regels Teelthandleiding 4.14 wettelijke regels 4.14 Wettelijke regels... 1 2 4.14 Wettelijke regels Versie: april 2016 De belangrijkste wettelijke regels over het gebruik van meststoffen staan in de Meststoffenwet,

Nadere informatie

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014 Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl SKB-Showcase Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw Romke Postma

Nadere informatie

Resultaten KringloopWijzers 2016

Resultaten KringloopWijzers 2016 Resultaten KringloopWijzers 2016 7 september 2017 Gerjan Hilhorst WLR - De Marke Het belang van lage verliezen Mineralenverliezen belasten het milieu EU beleid: beperken verliezen uit landbouw Streven:

Nadere informatie

NutriNorm.nl. Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien.

NutriNorm.nl. Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien. NutriNorm.nl Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien. Wij werken samen met onze kennispartners: Eurofins Agro, WageningenUR, Louis Bolk

Nadere informatie

Paarden 6 mnd., 250 450 kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal 204 645 303

Paarden 6 mnd., 250 450 kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal 204 645 303 Paardenhouderij in het nieuwe mestbeleid Oosterwolde, 13 januari 2006 Vanaf 1 januari 2006 vallen paarden en pony s onder de Meststoffenwet. Dit levert veel (nieuwe) problemen op. In dit bericht worden

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Nitraatuitspoeling in Limburg neemt af door samenwerking met agrariërs

Nitraatuitspoeling in Limburg neemt af door samenwerking met agrariërs Nitraatuitspoeling in Limburg neemt af door samenwerking met agrariërs Ellen Kusters (AgriConnec2on), Frans Vaessen (WML), Sjef Crijns (DLV Plant) Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) bereidt ruim twee

Nadere informatie

Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag

Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag LMM e-nieuws 8 Oktober 2008 Heruitgave december 2017 Inhoud Inleiding Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag Monitoring van effecten is meer dan het meten van mestgift en nitraatconcentraties

Nadere informatie

SLIM BEMESTEN. "Strengere normen bieden geen enkele garantie" "Je creëert draagvlak als je kunt inspelen op de verschillen tussen bedrijven"

SLIM BEMESTEN. Strengere normen bieden geen enkele garantie Je creëert draagvlak als je kunt inspelen op de verschillen tussen bedrijven SLIM BEMESTEN Stuurgroepvoorzitter Mark Tijssen: "Strengere normen bieden geen enkele garantie" Projectleiders Crijns en Kusters: "Je creëert draagvlak als je kunt inspelen op de verschillen tussen bedrijven"

Nadere informatie

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf Pilotveehouder Henk van Dijk Proeftuinadviseur Gerrit de Lange Countus Accountants Proeftuin Natura 2000 Overijssel wordt mede mogelijk gemaakt door: 8

Nadere informatie

Hoe haal ik voordeel uit de KringloopWijzer?

Hoe haal ik voordeel uit de KringloopWijzer? Hoe haal ik voordeel uit de KringloopWijzer? NISCOO Heerenveen Zwier van der Vegte, Bedrijfsleider KTC De Marke Het belang van lage verliezen Mineralenverliezen belasten het milieu: Overheid wil dit beperken

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven V. De Blauwer (Inagro), W. Odeurs (BDB), M. Goeminne (PCA) Samenvatting Het is moeilijk voor een teler om het nitraatresidu na de teelt

Nadere informatie

Toelichting beoordeling risico gewasbeschermingsmiddelen voor On the way to PlanetProof

Toelichting beoordeling risico gewasbeschermingsmiddelen voor On the way to PlanetProof Toelichting beoordeling risico gewasbeschermingsmiddelen voor On the way to PlanetProof 1 januari 2019 1 januari 2020 Inleiding In het certificatieschema voor On the way to PlanetProof Plantaardige producten

Nadere informatie

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert Onderbouwing grondgebonden karakter Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Onderbouwing grondgebonden karakter rundveehouderij Esdonk 8 - Gemert 1 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Locatie 4 3 Beschrijving van de inrichting

Nadere informatie

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f Datum: maart 2017 Van: mr. drs. D. Harmsen Aan: dhr. G.J. Klont (gemeente Achtkarspelen) CC: dhr. B. van Dellen

Nadere informatie

Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel

Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel Gerjan Hilhorst (WLR De Marke) In het project Vruchtbare Kringloop Overijssel hebben 220 bedrijven in 2014 een gemiddeld bodemoverschot van

Nadere informatie

Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden

Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden Jaap Schröder (WPR, Wageningen UR), 26 april 2017 Samenvatting Melkveebedrijven

Nadere informatie

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Doel van project Door middel van beperkte eerste ervaringen in een project waarin boomkwekers

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 174 17 september 18 Ontwerpregeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van..., nr. WJZ/186786, tot

Nadere informatie

Bodemkwaliteit op zand

Bodemkwaliteit op zand Bodemkwaliteit op zand 2011-2016 Resultaten gangbare en biologische bedrijfssystemen rond opbrengsten, bodemkwaliteit, bemesting en uitspoeling Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten, 30 november 2017

Nadere informatie

Samenwerking tussen melkveehouderij en akkerbouw

Samenwerking tussen melkveehouderij en akkerbouw Samenwerking tussen melkveehouderij en akkerbouw In het kader van nieuw mestbeleid en toeslagrechten, lust of last? door ing. A.N. (Arno) Vroegindeweij ab Directeur ComponentAgro B.V. Agenda Toeslagrechten

Nadere informatie

Bijlage 1. Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20%

Bijlage 1. Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20% Bijlage 1 Het SAN-beheerspakket voor ganzen en smienten Grasland De opbouw van de bijdrage is als volgt: Component Vergoeding Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20% 17 ha/jr (20% van 85) Gederfde

Nadere informatie

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0 1. CONCLUSIES 1.1. BEDRIJFSSITUATIE Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00 Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0 Melkproductie (totaal per jaar) 765.000

Nadere informatie

DEMETERtool in de praktijk. Pilootstudie bij 50 Vlaamse landbouwers

DEMETERtool in de praktijk. Pilootstudie bij 50 Vlaamse landbouwers DEMETERtool in de praktijk Pilootstudie bij 50 Vlaamse landbouwers Slotevenement 7 maart 2016 Landbouwbedrijven 50 bedrijven (10 per provincie) op vrijwillige basis verschillende types landbouwbedrijf

Nadere informatie

Mesdag Zuivelfonds NLTO

Mesdag Zuivelfonds NLTO Onderwerpen Mesdagfonds Actuele thema s die keuze vragen Onderzoek uitspoeling stikstof (WUR) Onderzoek vastlegging CO2 (AEQUATOR) Conclusie en aanbevelingen Mesdag Zuivelfonds NLTO Ontstaan: fonds kwaliteit

Nadere informatie

Tips voor het uitvoeren van bemestingsproeven

Tips voor het uitvoeren van bemestingsproeven Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen Tips voor het uitvoeren van bemestingsproeven Inleiding De CBGV baseert haar adviezen bij voorkeur op zoveel mogelijk proefresultaten. Resultaten moeten daarbij

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

KLW KLW. Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk? Jaap Gielen, Specialist melkveehouderij 15/22 februari Ruwvoerproductie en economie!

KLW KLW. Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk? Jaap Gielen, Specialist melkveehouderij 15/22 februari Ruwvoerproductie en economie! Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk!? Jaap Gielen, Specialist melkveehouderij 15/22 februari 2017 Meer ruwvoer lucratiever dan meer melk? Ruwvoerproductie en economie! KLW Actualiteit: Managementinstrument

Nadere informatie

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan LMM e-nieuws 9 Juli 2009 Heruitgave november 2017 Inhoud Modelleren van grondwateraanvulling - Astrid Vrijhoef, RIVM Greppelwaterbemonstering in de veenregio - Arno Hooijboer, RIVM Ook de Engelsen meten

Nadere informatie

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn Resultaten Systeemonderzoek Vredepeel geven aan: Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn BAVB workshop 11 februari 2014 Janjo de Haan Nieuw mestbeleid heeft

Nadere informatie

Preventie Buxus, bodem en bodemleven

Preventie Buxus, bodem en bodemleven Preventie Buxus, bodem en bodemleven Teelt van buxus op bedden Achtergrondinformatie In de buxusteelt kunnen verschillende problemen ontstaan tijdens de teelt. Cylindrocladium en wortelrot zijn wel de

Nadere informatie

Strategieën voor graslandbemesting

Strategieën voor graslandbemesting Strategieën voor graslandbemesting Auteurs An Schellekens Joos Latré In samenwerking met Luc Van Dijck 7/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 8 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Effecten van soort van

Nadere informatie

Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ( ): proces en stand van zaken. Inhoud

Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ( ): proces en stand van zaken. Inhoud Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018-2021): proces en stand van zaken Themadag Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen 16 februari 2017 Erik Mulleneers, Projectleider zesde actieprogramma

Nadere informatie

NIEUW. De stikstofstabilisatie voor een verhoogde efficiëntie van stikstof in drijfmest

NIEUW. De stikstofstabilisatie voor een verhoogde efficiëntie van stikstof in drijfmest NIEUW De stikstofstabilisatie voor een verhoogde efficiëntie van stikstof in drijfmest Organische meststoffen efficiënte benutting van stikstof Stikstofbemesting is een elementair onderdeel van de moderne

Nadere informatie

Aspecten van het gewasbeschermingsplan

Aspecten van het gewasbeschermingsplan Aspecten van het gewasbeschermingsplan In het gewasbeschermingsplan moeten de volgende aspecten aandacht krijgen: preventie; teelttechnische maatregelen; waarschuwings- en adviessystemen; niet-chemische

Nadere informatie

7 Bemesting. 7.1 Bemesting met organische mest. 7.2 Mineralenverlies. 7.3 Mineralenbalans per perceel

7 Bemesting. 7.1 Bemesting met organische mest. 7.2 Mineralenverlies. 7.3 Mineralenbalans per perceel 7 Bemesting De biologische landbouw is milieuvriendelijk omdat ze geen gebruik maakt van bestrijdingsmiddelen en kunstmest. De bemesting wordt uitgevoerd met organische mest. Het probleem dat hierbij optreedt

Nadere informatie

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? 25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? Resultaten van systeemonderzoek Bodemkwaliteit op Zand van WUR proeflocatie Vredepeel 24 januari 2019, Janjo de Haan, Marie Wesselink, Harry Verstegen

Nadere informatie

Precisielandbouw buiten stal: GrasMais-Signaal. Met gras is nog veel te winnen... Melkproduktie per ha. Droge stofproduktie per ha

Precisielandbouw buiten stal: GrasMais-Signaal. Met gras is nog veel te winnen... Melkproduktie per ha. Droge stofproduktie per ha Precisielandbouw buiten stal: GrasMais-Signaal Met gras is nog veel te winnen... Gezonde Veehouderij 2023 5 november 2015 Bert Philipsen ea WUR Droge stofproduktie per ha Melkproduktie per ha Smith et

Nadere informatie

LMM e-nieuws 2. Inhoudsopgave. Monsternemingen: regioverschillen. Oktober 2007 Heruitgave december 2017

LMM e-nieuws 2. Inhoudsopgave. Monsternemingen: regioverschillen. Oktober 2007 Heruitgave december 2017 LMM e-nieuws 2 Oktober 2007 Heruitgave december 2017 Inhoudsopgave Monsternemingen: regioverschillen.- Niels Masselink, RIVM Gezamenlijke LMM-dag RIVM en LEI - Manon Zwart (RIVM), Joan Reijs (LEI) Meten

Nadere informatie

Peeters Financieel Advies Groenestraat PT Dorst Tel:

Peeters Financieel Advies Groenestraat PT Dorst Tel: Peeters Financieel Advies Groenestraat 18 4849 PT Dorst Tel: 0161-416770 www.peetersadvies.com Over Peeters Financieel Advies Peeters Financieel Advies is opgericht in 2007 door Pascal Peeters. Peeters

Nadere informatie

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw Grond

Nadere informatie

Nutriëntenbalans (N & P) in BRP. Wetenschappelijke onderbouwing. CLM Onderzoek en Advies BV

Nutriëntenbalans (N & P) in BRP. Wetenschappelijke onderbouwing. CLM Onderzoek en Advies BV Nutriëntenbalans (N & P) in BRP Wetenschappelijke onderbouwing CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, Juli 2012 Inleiding De nutriëntenbalans brengt de nutriëntenkringloop op een melkveebedrijf in beeld.

Nadere informatie

Achtergronden Koeien & Kansen - KringloopWijzer

Achtergronden Koeien & Kansen - KringloopWijzer Achtergronden Koeien & Kansen - KringloopWijzer Achtergrond BEX (Koeien &Kansen) Samenwerking binnen K&K Voorgesteld mestbeleid NL- EU Samen inspelen op ontwikkelingen uit markt en maatschappij Kringloop

Nadere informatie

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO)

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO) Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO) Inleiding Door de lage graanprijzen staat het rendement van de graanteelt onder druk. De aanzienlijke

Nadere informatie

ONTWERP DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN. Gelet op de artikelen 10, eerste lid, en 12, derde lid, van de Meststoffenwet; BESLUIT:

ONTWERP DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN. Gelet op de artikelen 10, eerste lid, en 12, derde lid, van de Meststoffenwet; BESLUIT: MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT ONTWERP Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2008 TRCJZ/2008/2149 houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Nadere informatie

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf Principe van een OS- balans Het doel van een OS-balans is handhaven van het organische stofgehalte. Aanvoerbronnen

Nadere informatie

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting Credits for Carbon Care CLM Onderzoek en Advies Alterra Wageningen UR Louis Bolk Instituut Bijlage: bodemanalyses als nulmeting In het project Carbon Credits hadden we oorspronkelijk het idee dat we bij

Nadere informatie

Uitrijden effluent binnen MAP 5

Uitrijden effluent binnen MAP 5 Uitrijden effluent binnen MAP 5 Inleiding Het nieuwe mestdecreet bevat een aantal wijzigingen voor het uitrijden van effluent van een biologische mestverwerkingsinstallatie. Om meer duidelijkheid te scheppen,

Nadere informatie

LMM e-nieuws 16. Inhoud. Inleiding. Het nieuwe LMM-programma vanaf Bezuinigingen. Het nieuwe LMM. Februari 2011 Heruitgave augustus 2018

LMM e-nieuws 16. Inhoud. Inleiding. Het nieuwe LMM-programma vanaf Bezuinigingen. Het nieuwe LMM. Februari 2011 Heruitgave augustus 2018 LMM e-nieuws 16 Februari 2011 Heruitgave augustus 2018 Inhoud Inleiding Het nieuwe LMM-programma vanaf 2011 Nieuwe ontwikkelingen: drainmetingen met SorbiCells Waarom op 16 punten en niet meer of minder?

Nadere informatie

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011 De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem worden behouden en verbeterd - Door de teelt van vlinderbloemigen, groenbemesters

Nadere informatie

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt Hervorming Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid Toeslagrechten 2014 Betalingsrechten 2015 Nationale invulling

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 46607 7 september 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 6 september 2016, nr. WJZ/16125101,

Nadere informatie

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij 1. Inleiding Met de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (in werking getreden op 1 januari 2015) is het begrip melkveefosfaatoverschot

Nadere informatie

Historiek besluit - (B.S., 16 augustus 2011) - Gewijzigd bij BVR 25 januari 2013 (B.S., 19 februari 2013, I : 1 januari 2013)

Historiek besluit - (B.S., 16 augustus 2011) - Gewijzigd bij BVR 25 januari 2013 (B.S., 19 februari 2013, I : 1 januari 2013) Besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011 betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mestdecreet van 22 december 2006

Nadere informatie

Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding

Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding Themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water 21 januari 2010 Peter Frans de Jong Opzet van de presentatie Knelpunt waterkwaliteit Gebruik

Nadere informatie

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018 Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen VK Loonwerkers Najaar 2018 Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door: Methaan Lachgas Kooldioxide Ammoniak Nitraat Fosfaat Milieuopgave melkveehouderij 1 Ammoniak

Nadere informatie

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014 MENS Staat van Utrecht 204 Bodemsanering Hoeveel humane spoedlocaties zijn nog niet volledig gesaneerd? 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd Kaart (Humane spoedlocaties bodemverontreiniging

Nadere informatie

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen In PPL het (Programma PrecisieLandbouw) (PPL) investeren investeren landbouwbedrijfsleven en en ministerie van van LNV LNV in in hulpmiddelen

Nadere informatie

KringloopWijzer. Johan Temmink

KringloopWijzer. Johan Temmink KringloopWijzer Johan Temmink 1 Juli 2013: Sectorplan koersvast richting 2020 Melkveehouderij: Zuivelplan (NZO, LTO) Technische invulling binnen milieurandvoorwaarden KringloopWijzer centraal Film KringloopWijzer

Nadere informatie

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen Resultaten uit onderzoek PPO en andere WUR-instituten Willem van Geel, PPO-AGV, 8-11-2012, Bergeijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

2.2 Grasland met klaver

2.2 Grasland met klaver 2.2 Grasland met klaver Tot grasland met klaver wordt gerekend grasland met gemiddeld op jaarbasis meer dan 10 15 procent klaver. 2.2-1 2.2.1 Grasland met klaver: Kalk In deze paragraaf wordt alleen de

Nadere informatie

Gebruikersbijeenkomst Koppeling Kringloopwijzer

Gebruikersbijeenkomst Koppeling Kringloopwijzer Gebruikersbijeenkomst Koppeling Kringloopwijzer Bron: Mijnkringloopwijzer.nl, 2015 Koppeling Kringloopwijzer Vanuit de zuivelorganisatie bent u geïnformeerd over De Kringloopwijzer. Ongeveer 75% van de

Nadere informatie

Van optimale bodem naar optimaal voer!

Van optimale bodem naar optimaal voer! Van optimale bodem naar optimaal voer! Veehouderij en loonwerker informatiebijeenkomst 2016 www.tenbrinkebv.nl Van optimale bodem naar optimaal voer. Inleiding De beste wensen voor een gezond en gelukking

Nadere informatie

Dirksen Management Support John Baars

Dirksen Management Support John Baars Dirksen Management Support John Baars Inhoud Voorstellen Huidige wetgeving Kringloop denken Bedrijfsefficiëntie fosfaat en stikstof Veestapel efficiëntie (BEX) Evenwichtsbemesting (BEP) Conclusies Vragen

Nadere informatie

Nota. Betreft : Samenvatting statistische analyse waterkwaliteit. Inhoudstafel. Datum: 19/12/17 0. INLEIDING STATISTISCHE ANALYSE...

Nota. Betreft : Samenvatting statistische analyse waterkwaliteit. Inhoudstafel. Datum: 19/12/17 0. INLEIDING STATISTISCHE ANALYSE... Nota Datum: 19/12/17 Aan: VLM Auteur: TFR Nazicht: MVR Documentref: I/NO/11504/17.375/TFR Betreft : Samenvatting statistische analyse waterkwaliteit Inhoudstafel 0. INLEIDING... 2 1. STATISTISCHE ANALYSE...

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst Onkruidbestrijding in weiland in nazomer en herfst Inhoud Veel en goed ruwvoer Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Onkruidbestrijding in nazomer en najaar Middelen voor onkruidbestrijding

Nadere informatie

Protocol invullen Kringloopwijzer Stand-alone versie. December 2016

Protocol invullen Kringloopwijzer Stand-alone versie. December 2016 Protocol invullen Kringloopwijzer Stand-alone versie December 2016 Dit protocol is bedoeld om de kringloopwijzer in te vullen in de stand-alone versie van de Kringloopwijzer. Voor het invullen van de Kringloopwijzer

Nadere informatie

N-index: wat zeggen de cijfers?

N-index: wat zeggen de cijfers? Beste klant, N-index: wat zeggen de cijfers? U heeft een analyse ontvangen van de Bodemkundige Dienst met bepaling van de N-index en met het bijhorend N-bemestingsadvies. Hieronder vindt u een verduidelijking

Nadere informatie

Uitrijden effluent binnen MAP 5

Uitrijden effluent binnen MAP 5 Uitrijden effluent binnen MAP 5 Inleiding Het nieuwe mestdecreet bevat een aantal wijzigingen voor het uitrijden van effluent van een biologische mestverwerkingsinstallatie. Om meer duidelijkheid te scheppen,

Nadere informatie

PILOT ORGANISCH (REST)MATERIAAL ALS BODEMVERBETERAAR

PILOT ORGANISCH (REST)MATERIAAL ALS BODEMVERBETERAAR PILOT ORGANISCH (REST)MATERIAAL ALS BODEMVERBETERAAR AANLEIDING EN DOEL IN VOGELVLUCHT 1 Behoefte bij agrariërs aan organisch materiaal Idee om vrijkomend organisch materiaal van bermen en uit sloten te

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2015 Indicator 5 december 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie 3.3 Maïs: Fosfaat De adviesgift voor fosfaat is afhankelijk van de grondsoort, de fosfaattoestand en de gewasbehoefte. Het advies bestaat uit een gewasgericht en een bodemgericht advies. Aan beide adviezen

Nadere informatie

Mestbeleid. Stelsel van verplichte mestverwerking. 13 januari 2014. Joke Noordsij. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Mestbeleid. Stelsel van verplichte mestverwerking. 13 januari 2014. Joke Noordsij. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Mestbeleid Stelsel van verplichte mestverwerking 13 januari 2014 Joke Noordsij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 1 Inhoud Wat hebben we nu aan mestbeleid Wat gaat er veranderen Stelsel verplichte

Nadere informatie

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw Gerjan Hilhorst WUR De Marke Kringlooplandbouw Kringlooplandbouw begint met het verminderen van de verliezen => sluiten van de kringloop => minder aanvoer

Nadere informatie

Pilot nitraatmetingen grondwater prei Vredepeel, 14 maart 2017 Janjo de Haan, Harry Verstegen (WPR) Robin van Melis (HAS)

Pilot nitraatmetingen grondwater prei Vredepeel, 14 maart 2017 Janjo de Haan, Harry Verstegen (WPR) Robin van Melis (HAS) Pilot nitraatmetingen grondwater prei 2016 Vredepeel, 14 maart 2017 Janjo de Haan, Harry Verstegen (WPR) Robin van Melis (HAS) Agenda Resultaten prei teelt bedrijven regio zuidoostelijk zand preiteelt

Nadere informatie

Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan

Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan Rapportage 2005 Schoon Water Brabantse telers laten zien dat t kan Rapportage 2005 P.C. Leendertse Y.M. Gooijer A.J. van der Wal B.F. Aasman CLM Onderzoek

Nadere informatie

Weersinvloeden op oogst Actualiteiten Ruwvoerteelten. Weersinvloeden op oogst Weersinvloeden op oogst Januari.

Weersinvloeden op oogst Actualiteiten Ruwvoerteelten. Weersinvloeden op oogst Weersinvloeden op oogst Januari. Actualiteiten Ruwvoerteelten Mei Juni 1 Juli Juli Oktober Oktober 2 Oktober Oktober Terugblik 2015 & Vooruit kijken op 2016 3 Wat is mijn droge stof opbrengst? 1 e snede 4.000 31% 2 e snede 3.000 23% 3

Nadere informatie

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt? Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt? J. Bonnast (BDB), W. Odeurs (BDB) Samenvatting Het optimaliseren van de teelttechniek is een uitdaging voor iedere

Nadere informatie

Vruchtbare Kringloop Overijssel

Vruchtbare Kringloop Overijssel Vruchtbare Kringloop Overijssel Resultaten KringloopWijzers Gerjan Hilhorst (WUR De Marke) Inhoud Resultaten vee Gewasopbrengsten en bemesting Bodemoverschot Vergelijking Vruchtbare Kringloop Overijssel

Nadere informatie

Land- en Tuinbouw Organisatie Noord

Land- en Tuinbouw Organisatie Noord Land- en Tuinbouw Organisatie Noord Notitie Meedoen aan de pilot? U overweegt mee te doen aan de pilot evenwichtsbemsting fosfaat (BEP pilot). Maak zelf de afweging of het in uw situatie zinvol is. Hieronder

Nadere informatie

Werken aan organische stof en bodemvruchtbaarheid: ervaringen vanuit de praktijk in Zuidoost Nederland

Werken aan organische stof en bodemvruchtbaarheid: ervaringen vanuit de praktijk in Zuidoost Nederland Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl Werken aan organische stof en bodemvruchtbaarheid: ervaringen vanuit de praktijk

Nadere informatie

Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting

Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting Themadag bemesting akkerbouw, Nijkerk 2 februari 2017 Romke Postma, Willem van Geel (WUR) & Janjo de Haan (WUR) Romke.postma@nmi-agro.nl

Nadere informatie

DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN

DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN DEMOPROJECT MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN 3 JUNI 2014 Doel: Nitraatresidu in maïs beperken via een verdere optimalisatie

Nadere informatie

Gezonde koeien en vruchtbare bodems met stro in de box

Gezonde koeien en vruchtbare bodems met stro in de box Gezonde koeien en vruchtbare bodems met stro in de box Stro is een perfect materiaal als strooisel voor in de ligboxen van onze koeien. Het is zacht en droog voor het melkvee, het zorgt voor een toename

Nadere informatie

Stivas December 2016 Projectnummer 16ADV04 Plan van aanpak vervolgproces Integrale ontwikkeling Oostrand Dronten Plan van aanpak vervolgproces Oostrand Dronten 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Beschrijving

Nadere informatie

Kansen voor mestscheiding

Kansen voor mestscheiding Kansen voor mestscheiding Studiemiddag Inagro 29 maart 2012 Gerjan Hilhorst Livestock Research De Marke Koeien & Kansen is een samenwerkingsverband van 16 melkveehouders, proefbedrijf De Marke, Wageningen

Nadere informatie

c.c. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus EX Den Haag Bilthoven, 29 augustus 2016

c.c. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus EX Den Haag Bilthoven, 29 augustus 2016 Technische commissie bodem Postbus 30947 T 070 4566596 2500 GX Den Haag E info@tcbodem.nl Staatssecretaris van Economische Zaken De heer ir. M.H.P van Dam Postbus 20401 2500 EK Den Haag c.c. De Staatssecretaris

Nadere informatie

Trips Fax Project 2006

Trips Fax Project 2006 Trips Fax Project 2006 Uitvoerders: Prei telers H. Biemans, DLV Plant BV J. Hadders, Dacom PLANT Service BV Financiering door Productschap Tuinbouw 1 Inhoudsopgave 1. Problematiek... 3 2. Doelstelling...

Nadere informatie

Verkennend onderzoek naar bodemverdichting

Verkennend onderzoek naar bodemverdichting Verkennend onderzoek naar bodemverdichting December 2017 E. van Essen en W. Harder Aequator Groen & Ruimte 1 Inleiding Deskstudies (o.a. Akker et al., 2014) wijzen naar grote problemen met verdichting

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt

Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt Bij de teelt van aardbeien op stellingen is het mogelijk om water en mineralen optimaler te gebruiken. Van de bemesting (stikstof en fosfaat)

Nadere informatie

Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras?

Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras? Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras? Jaap Schröder (WUR) & Albert Jan Bos (DLV), Huidige advies: Bemest maïs niet onder 80% van N-advies, de rest naar het grasland: N-advies maïs: 180 Nmin

Nadere informatie

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie 3.3 Maïs: Fosfaat De adviesgift voor fosfaat is afhankelijk van de grondsoort, de fosfaattoestand en de gewasbehoefte. Het advies bestaat uit een gewasgericht en een bodemgericht advies. Aan beide adviezen

Nadere informatie

Bemesting Gras Hogere ruwvoeropbrengst

Bemesting Gras Hogere ruwvoeropbrengst Bemesting Gras 2017 Hogere ruwvoeropbrengst oktober 2016 Top Flow entec fl voor in drijfmest Top Flow entec fl: hogere benutting stikstof uit drijfmest Plant N 2 O lachgas Organische stikstof Mineralisatie

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2018 Indicator 12 juni 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie