NIEUWE CITROËN C3 OVERHANDIGINGSFICHE 1 SLEUTELS 2 TECHNISCHE HANDLEIDING 3 BUITENZIJDE VAN HET VOERTUIG

Transcriptie

1 NIEUWE CITROËN C3 OVERHANDIGINGSFICHE JANUARI 2014 Vertrouwelijk document voorbehouden voor het verkoopteam 1 SLEUTELS A Uitklappen/inklappen van de sleutel door een druk op de knop. B Centrale vergrendeling. C Ontgrendeling. 2 TECHNISCHE HANDLEIDING De handleiding wordt in het handschoenkastje opgeborgen. 3 BUITENZIJDE VAN HET VOERTUIG LED-DAGRIJLICHTEN (naargelang de afwerking) Dagverlichting met specifieke lichten vooraan waarmee het voertuig geïdentificeerd kan worden. Bij het starten van de motor overdag worden de dagrijlichten automatisch aangestoken indien de bediening van de verlichting in de stand "0" of "AUTO" staat. De dagrijlichten worden gedoofd wanneer de grote lichten handmatig of automatisch aangestoken worden. Deze functie kan via het configuratiemenu van het multifunctionele scherm geactiveerd / geneutraliseerd worden. OPENEN VAN DE MOTORKAP De deur links vooraan openen. 1 Trek binnenin het voertuig aan hendel A. Deze bevindt zich onderaan het deurkader. 2 De motorkap licht opheffen en hendel B aan de buitenkant van het voertuig naar links duwen. BAGAGEAFDEKKING > Om de bagageafdekking te verwijderen, de hand onder het centrale deel van de afdekking plaatsen en druk uitoefenen naar boven om ze uit haar sluitingen los te maken. > De afdekking kan achteraan in de kofferruimte opgeborgen worden.

2 3 BUITENZIJDE VAN HET VOERTUIG KIT VOOR TIJDELIJKE HERSTELLING VAN BANDEN (naargelang de uitrusting) Met deze kit kunnen gaten met een diameter tot 5 mm, die zich op het rijvlak of op de bandschouder bevinden, hersteld worden. De kit bevat een compressor en een ingebouwd afdichtingsproduct. Raadpleeg de technische handleiding voor de werking ervan. Na gebruik, de rijsnelheid aanpassen (maximaal 60 km/u) en vervolgens na 5 km opnieuw de druk van de band regelen. Vervolgens de rijsnelheid aanpassen (maximaal 80 km/u) en niet meer dan 200 km rijden aangezien de herstelling van tijdelijke aard is. Zich zo snel mogelijk naar het Citroën-netwerk begeven om de band te laten herstellen of vervangen. Het flesje kan slechts één keer gebruikt worden: zelfs als het in gebruik genomen werd, moet het vervangen worden (hervullen mogelijk in de Citroën-verkooppunten). RESERVEWIEL (optie) De keuze voor het reservewiel heeft de verwijdering van de kit voor tijdelijke herstelling van de banden onder de koffervloer tot gevolg. Het reservewiel van het "platte" type bevindt zich onder de kofferbakmat. Dankzij dit reservewiel kan in alle veiligheid gereden worden, met een maximale snelheid van 80 km/u. Deze herstelling moet van tijdelijke aard zijn. 4 INTERIEUR VAN HET VOERTUIG ACHTERBANK 2/3-1/3 > Om de rugleuningen van de achterbank 2/3-1/3 neer te klappen, de controlehendel gebruiken die zich bovenaan de rugleuning, langs de kant van de deur, bevindt. > Aan handgreep (1) trekken om de rugleuning te ontgrendelen, en ze vervolgens naar de zitting (2) kantelen terwijl de veiligheidsgordel opzijgeschoven wordt. > De rugleuning handmatig opheffen en tegelijk de gordel opzijschuiven zodat deze opnieuw op zijn plaats kan worden gezet. 5 PLAATS VAN DE BESTUURDER VERDUISTERINGSLUIK VAN DE ZENITH-VOORRUIT (naargelang de uitrusting) > Om het verduisteringsluik te openen en te sluiten, de centrale handgreep A gebruiken die het remsysteem van het verduisteringsluik ontgrendelt. > Om het verduisteringsluik te sluiten de centrale handgreep A vastnemen, en deze naar voren duwen tot de gewenste positie. > Om het te openen, ervoor zorgen dat beide zonnekleppen opgeklapt zijn, de centrale handgreep vastnemen en deze naar achteren trekken. Indien de zonnekleppen uitgeklapt zijn, zal het systeem automatisch blokkeren om te vermijden dat de zonneklep in contact komt met het hoofd van de passagier vooraan. INSTRUMENTENPANEEL - 3 PERMANENT VERLICHTE WIJZERPLATEN Aandachtig zijn en 's nachts de koplampen niet vergeten aan te steken om een goede zichtbaarheid in het verkeer te garanderen. VERKLIKKERLAMPJE VAN DE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Dit verklikkerlampje (A) is blauw wanneer de motor koud is en rood wanneer de temperatuur van het water te hoog is. Het lampje brandt niet wanneer de koelvloeistof op temperatuur is. SCHAKELINDICATOR (enkel met manuele versnellingsbak) Dankzij dit systeem, dat aanbeveelt om naar een hogere versnelling te schakelen, kan het brandstofverbruik beperkt worden voor de voertuigen die uitgerust zijn met een manuele versnellingsbak. Deze informatie verschijnt op de dashboardmeters in de vorm van een pijl en de Aanbevolen versnelling.

3 5 PLAATS VAN DE BESTUURDER BOORDCOMPUTER WEERGAVE VAN DE GEGEVENS Op de knop aan het uiteinde van de bedieningshendel van de ruitenwisser drukken om de verschillende gegevens van de boordcomputer (autonomie, huidig verbruik, afgelegde afstand, gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid) achtereenvolgens weer te geven. Weergave van de gegevens in de multifunctionele schermen voor de versies die uitgerust zijn met een radio of emyway. Voor de versies zonder radio worden de gegevens weergegeven op het LCD-scherm van de dashboardmeters. RESETTEN VAN DE GEGEVENS Gedurende meer dan twee seconden op de knop voor de bediening van de ruitenwisser drukken om de afgelegde afstand, het gemiddelde verbruik en de gemiddelde snelheid te resetten. RESETTEN VAN DE DAGTELLER Met het contact aan op de rechter knop onderaan de dashboardmeters drukken totdat de nullen verschijnen. ACTIVERING / HERACTIVERING VAN DE AUTOMATISCHE ONTSTEKING VAN DE KOPLAMPEN (naargelang de uitrusting) > Om de functie te activeren, regelknop A in de stand AUTO draaien. > Om de functie uit te schakelen, de regelknop in de stand 0 draaien. AFSTELLING HOOGTE KOPLAMPEN Deze bedieningsknop bevindt zich op de stuurkolom links van het stuurwiel. DOVEN VAN DE LICHTEN BIJ HET UITSCHAKELEN VAN HET CONTACT Bij het uitschakelen van het contact worden alle lichten automatisch gedoofd om een lege accu te vermijden, behalve wanneer de automatische begeleidingsverlichting geactiveerd is. Indien manueel aangegeven wordt dat de lichten moeten blijven branden, wordt de bestuurder, na het uitschakelen van het contact, gewaarschuwd door een geluidsignaal zodra een deur wordt geopend. ACTIVERING / HERACTIVERING VAN DE AUTOMATISCHE RUITENWISSER (naargelang de uitrusting) > Om de AUTO-modus te activeren, de ruitenwisserhendel A naar beneden duwen. > Om de AUTO-modus uit te schakelen: naar stand I gaan en vervolgens naar 0. > Het uitschakelen van het contact schakelt deze AUTO-modus uit, en dit om de slijtage van de ruitenwisserbladen tegen te gaan wanneer de voorruit bevroren is. > Wanneer de functie geactiveerd is, brandt er een lampje op de dashboardmeters.

4 5 PLAATS VAN DE BESTUURDER SNELHEIDSBEGRENZER/-REGELAAR (naargelang de uitrusting) Dankzij de begrenzer wordt de vooraf geprogrammeerde snelheid niet overschreden, via een hard punt op het gaspedaal. Dankzij de regelaar kunt u het voertuig tegen een constante snelheid laten rijden, op voorwaarde dat het voertuig sneller rijdt dan 40 km/u en het voertuig in de 4 de versnelling of hoger staat. De bedieningen van de begrenzer/regelaar bevinden zich onder het stuur. 1 Keuzedraaiknop van de modus begrenzer/regelaar 2 Knop voor het verlagen van de geprogrammeerde snelheid 3 Knop voor het verhogen van de geprogrammeerde snelheid 4 AAN-/UIT-schakelaar De begrenzer/regelaar inschakelen > Keuzedraaiknop (1) op "Limit" / op "Cruise" zetten > Op schakelaar (4) drukken. De gekozen snelheid wordt op de dashboardmeters weergegeven. > De gewenste snelheid programmeren met de knoppen (2) en (3). Kort drukken verhoogt of verlaagt de te programmeren snelheid met 1 km/u. Lang drukken verhoogt of verlaagt de te programmeren snelheid met 5 km/u. De begrenzer uitschakelen Op schakelaar (4) drukken. Wanneer het gaspedaal fors ingedrukt wordt, kan de ingestelde snelheid tijdelijk overschreden worden. De regelaar uitschakelen De snelheidsregelaar wordt uitgeschakeld door lichtjes het rem- of koppelingspedaal in te drukken. Ook het gebruik van schakelaar (4) is mogelijk. ELEKTRONISCH GESTUURDE MANUEEL VERSNELLINGSBAK (BMP, ETG en ETG6) Om de motor te starten: > De pook op N zetten > Het rempedaal induwen > De starter in werking stellen Om achteruit te rijden: > Het rempedaal induwen > De pook op R zetten Om in Automatische modus te rijden > De pook op A zetten > Indien het voertuig voorzien is van een ETG of ETG6-versnellingsbak, start de motor zodra het rempedaal wordt losgelaten. Om manueel te schakelen terwijl de Automatische modus behouden blijft > Op de hendeltjes + en - drukken die zich achteraan het stuur bevinden om hoger of lager te schakelen In de automatische modus neemt de versnellingsbak het schakelen over indien er met behulp van de hendeltjes ongepast geschakeld wordt. Om de manuele modus te activeren en te schakelen > De pook op M zetten > De pook een aanzet geven (+/-) om te schakelen In de manuele modus is het eveneens mogelijk om hoger of lager te schakelen met behulp van de hendeltjes + en - achteraan het stuur. Tijdens het rijden kan er overgeschakeld worden van de manuele naar de automatische modus. AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Het rempedaal induwen wanneer dit verklikkerlampje op de dashboardmeters verschijnt (bijv.: om de motor te starten).

5 5 PLAATS VAN DE BESTUURDER AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (naargelang de uitrusting) Om de automatische modus in te schakelen, om de knop AUTO drukken. Het symbool AUTO wordt weergegeven. Om de automatische airconditioning uit te schakelen, op één van de ventilatorpushes drukken. GEPARFUMEERDE LUCHTVERFRISSER (naargelang de uitrusting) > Regelknop van het debiet van de Geparfumeerde luchtverfrisser die zich links van de centrale luchtverfrissers bevindt. > Het voertuig wordt geleverd met een patroon -> navullingen met verschillende geuren worden in naverkoop aangeboden. Bij het vervangen van de patronen de bedieningsknop bijhouden (deze wordt niet meegeleverd met de aanvullingen in naverkoop). CENTRALE ARMSTEUN VOORAAN MET OPBERGVAK (naargelang de uitrusting) > Centrale armsteun vooraan met twee mogelijke standen: opgeklapt en neergeklapt met ingebouwd opbergvak. > Om het opbergvak te openen, het deksel ontgrendelen door op de bedieningsknop te drukken die zich aan de onderkant van de neus van de armsteun bevindt. > Wanneer de armsteun opgeklapt is, geeft deze toegang tot een opbergvak. SFEERVERLICHTING (naargelang de uitrusting) Sfeerverlichting in de voetenruimtes van de inzittenden vooraan, in het centrale opbergvak vooraan, en in de goot van de voorruit (naargelang de uitrustingen). Activering Wanneer de lichten branden: > Op de knop drukken om de intensiteit van de verlichting van de bestuurderspost te doen variëren. > Zodra de verlichting de gewenste intensiteit heeft, de knop loslaten. Wanneer de lichten gedoofd zijn of, voor de voertuigen die uitgerust zijn met dagrijlichten, in de dagmodus staan, zal het bedienen van de knop geen enkel effect hebben. Het doven van de sfeerverlichting 's nachts zorgt ook voor een lagere intensiteit van de dashboardmeters. 6 MULTIMEDIA EN CONNECTIVITEIT HIFI SYSTEM (optie) Hifi-systeem bestaande uit een 3de centrale kanaal, in het midden van het dashboard en een subwoofer, die zich in de kofferruimte onder de zijdelingse bekleding aan de rechterkant bevindt. CONNECTING BOX (naargelang de uitrusting en exclusief Navigatiesysteem, cf. emyway-fiche) Dit Audioverbindingsaanbod bestaat uit: > een USB- + jack-aansluiting onderaan in de middenconsole, > een full ipod-compatibiliteit (voor de muziek die via itunes Music Store gedownload werd), inclusief voor de door DRM (beheer van digitale rechten) beschermde bestanden. > een handenvrije Bluetooth-kit, > een interface die een snelle keuze van de muzikale content mogelijk maakt op basis van folders / artiesten / genres / playlists. JACK-AANSLUITING (volgens de uitrusting) > Jack-aansluiting die het mogelijk maakt om een muziekdrager aan te sluiten op de Audio-uitrusting van het voertuig. > De aansluiting bevindt zich in de middenconsole tussen de passagiers vooraan, en is toegankelijk onder het plaatje AUX. HANDENVRIJE KIT (naargelang de uitrusting) > Telefoon koppelen: De Bluetooth-functie van de telefoon activeren. Op de MENU-knop van de radio drukken en "Bluetooth téléphonie Audio" kiezen Een venster wordt weergegeven. De te koppelen telefoon kiezen. Een virtueel toetsenbord verschijnt. Voer een code van 4 cijfers in. Bevestigen met OK. Diezelfde code op de telefoon invoeren en bevestigen met OK.

6 7 RIJHULPSYSTEMEN & VEILIGHEID PARKEERHULPSYSTEEM ACHTERAAN (naargelang de uitrusting) Het parkeerhulpsysteem achteraan wordt geactiveerd door in achteruit te schakelen. Deze functie geeft via een geluidssignaal en een afbeelding op het multifunctionele scherm obstakels aan die in het detectieveld van de sensoren terecht komen. Uitschakelen via het menu van het multifunctionele scherm. > Op de toets "MENU" van uw autoradio drukken en vervolgens naar "Parameters van de auto definiëring" gaan. > Op de toets "OK" drukken en vervolgens "parkeerhulp" kiezen. ACHTERUITRIJCAMERA (optie) De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer het voertuig in achteruit geschakeld wordt. Deze is gekoppeld aan het parkeerhulpsysteem en dus ook aan het geluidssignaal. De visuele beelden worden op het navigatiescherm weergegeven: De blauwe lijnen geven de algemene richting van het voertuig aan. De rode lijn geeft de afstand aan tot op ongeveer 30 cm van de achterbumper van het voertuig. Vanaf dit punt weerklinkt het geluidssignaal onafgebroken. De groene lijnen geven de afstanden aan tot ongeveer 1 en 2 meter van de achterbumper van het voertuig. 8 DYNAMISCHE OVERHANDIGING EEN DYNAMISCHE OVERHANDIGING MET DEMONSTRATIE MICROHYBRIDE e-hdi-technologie Deze technologie bevat een Stop&Start-systeem dat de motor tijdelijk in stand-by zet wanneer het voertuig stilstaat in het verkeer (rode lichten, files, andere...). De motor herstart onmiddellijk en automatisch zodra dat nodig is. Het Stop&Start-systeem is perfect aangepast aan het gebruik in de stad en zorgt voor een lager brandstofverbruik, lagere CO2-uitstoot en minder geluid. Het systeem wordt geactiveerd telkens de motor wordt gestart en nadat de snelheid van minstens 10 km/u werd overschreden. Automatisch in stand-by zetten van de motor in combinatie met de BMP/ETG6-motor De motor wordt in stand-by gezet zodra de snelheid lager is dan 8 km/u, het rempedaal wordt ingeduwd of de versnellingspook in de stand N wordt gezet. Het verklikkerlampje "ECO" brandt op de dashboardwijzers. Automatisch in stand-by zetten van de motor in combinatie met de ETG-motor De motor wordt in stand-by gezet zodra de snelheid nul is, het rempedaal wordt ingeduwd of de versnellingspook in de stand N wordt gezet. Het verklikkerlampje "ECO" brandt op de dashboardwijzers. Automatisch herstarten van de motor in combinatie met de BMP/ETG/ETG6-motor De motor start opnieuw zodra het rempedaal wordt losgelaten en de versnellingspook in de stand A, M of achteruit wordt gezet. Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit. Automatisch in stand-by zetten van de motor in combinatie met de BVM/BVM6-motor De motor wordt in stand-by gezet zodra de snelheid lager is dan 20 km/u, het koppelingspedaal wordt losgelaten, en de versnellingspook in de neutrale stand wordt gezet. Het verklikkerlampje "ECO" brandt op de dashboardwijzers. Automatisch herstarten van de motor in combinatie met de BVM/BVM6-motor De motor start opnieuw zodra het koppelingspedaal wordt ingeduwd. Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit. > In een aantal bijzondere gevallen (zwakke accu, extreme buitentemperatuur, losgegespte veiligheidsgordel,...) kan de motor zich niet in stand-by zetten of kan de motor automatisch herstarten; in dat geval knippert het verklikkerlampje "ECO" gedurende een paar seconden, en gaat het vervolgens uit. > Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt wordt, herstart de motor om te voorkomen dat de bestuurder de motor vergeet stil te leggen. > In geval van onvoldoende ontkoppeling tijdens het automatisch in stand-by zetten van de motor, wordt op het scherm, in combinatie met een geluidssignaal, een bericht weergegeven dat vraagt om volledig te ontkoppelen zodat de motor kan herstarten. Timer van het Stop&Start-systeem Timer in stand-by in de pagina Boordcomputer in de middelste wijzerplaat van de dashboardmeters. De timer wordt gereset telkens wanneer de motor met de sleutel wordt gestart. Neutralisatie van het Stop&Start-systeem via de push ECO OFF Het systeem wordt telkens wanneer de motor met de sleutel wordt gestart, automatisch opnieuw geactiveerd. Vóór elke tankbeurt of vóór elke interventie onder de motorkap moet het contact zonder enige uitzondering met de sleutel uitgeschakeld worden. CITROEN BELUX RDQC / FC JANUARI 2014 COPYRIGHT FOTO'S: CITROËN