Schrijfkwaliteit en schrijfsnelheid bij kinderen met ASS.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Schrijfkwaliteit en schrijfsnelheid bij kinderen met ASS."

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappenn Academiejaar Tweede Examenperiode Schrijfkwaliteit en schrijfsnelheid bij kinderen met ASS. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Prof. dr. Herbert Roeyers Begeleiding: Tinneke Hellinckx Door: Kimberley SPIESSENS

2 VOORWOORD Ik zou graag iedereen bedanken die mij geholpen en gesteund heeft tijdens de verwezenlijking van mijn masterproef. Het waren twee jaren van hard werken waarin ik al deze steun kon gebruiken. Ten eerste wil ik mijn begeleidster Tinneke Hellinckx uitgebreid bedanken. Zij stond steeds klaar om mijn vragen te beantwoorden en mijn masterproef na te lezen op spelling, structuur, inhoud,.. Zelfs buiten haar werkuren en op vrije dagen nam ze steeds de tijd om mijn mails te beantwoorden. Ik ben haar hier enorm dankbaar voor! Ik wil ook mijn promotor, Prof. dr. Roeyers bedanken voor zijn hulp. Tijdens het maken van mijn masterproef ondervond ik enkele moeilijkheden, maar samen met Prof. dr. Roeyers en Tinneke Hellinckx zijn we tot een mooie oplossing gekomen. Tenslotte wil ik ook mijn ouders, mijn vriend Nicolas, Julie en andere vrienden bedanken. Tijdens de moeilijke momenten, en deze waren er wel degelijk, kon ik steeds op hun steun rekenen. Zij waren er steeds om mij te kalmeren, raad te geven en op te vrolijken. Bedankt dat jullie nooit jullie geloof in een goede afloop hebben verloren. Bedankt! I

3 ABSTRACT Het onderzoek naar de schrijfvaardigheden van kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) is tot op heden schaars. Dit is verwonderlijk gezien er bij deze populatie veel problemen in verband met de processen die betrokken zijn bij deze vaardigheden. Voorbeelden van deze processen zijn planning, visueel-motorische integratie en motorische uitvoering. In deze studie werd eerst nagegaan hoe frequent handschriftproblemen bij kinderen met ASS voorkomen, dan werd de ernst van autisme in kaart gebracht en in verband gebracht met de handschriftmogelijkheden van de deelnemers. Vervolgens werden de resultaten van de deelnemers met autisme en motorische problemen (DCD) op een schrijftaak vergeleken met deze van de deelnemers met autisme zonder motorische problemen. Tot slot werd dezelfde vergelijking gemaakt tussen de deelnemers met autisme en ADHD en deze met autisme zonder comorbide ADHD-problematiek. Een zwakke handschriftkwaliteit bleek zeer frequent voor te komen bij kinderen met ASS, ongeacht de ernst van hun problematiek. De relatie tussen ernst van autisme en schrijfkwaliteit en snelheid was niet significant. De resultaten toonden aan dat enkel motorische problemen een negatieve impact op de schrijfkwaliteit hadden. Wat betreft schrijfsnelheid echter, verschilde de groep met motorische problemen niet significant van de groep zonder motorische problemen. De vergelijking tussen de kinderen met ADHD en deze zonder leverde tenslotte ook geen significante verschillen op, noch op vlak van schrijfkwaliteit, noch op vlak van schrijfsnelheid. Uit deze studie blijkt dat kwaliteitsproblemen een reëel probleem zijn bij kinderen met ASS en dat deze problemen versterkt worden door een comorbide DCD-problematiek. II

4 INHOUDSTAFEL 1. INLEIDING Handschrift Processen betrokken bij handschrift Ontwikkeling van handschrift Problemen met het handschrift of dysgrafie Autisme De term autisme Problematische hogere en lagere orde processen bij autisme Handschrift bij autisme Situering van de huidige studie METHODE Steekproef Materiaal Systematische Opsporing van Schrijfmotorische Stoornissen Vragenlijst voor Sociale Communicatie Movement Assessment Battery for Children Second Edition Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen Wechsler Intelligence Scale for Children Derde Editie Procedure Statistische analyses III

5 3. RESULTATEN Handschriftkwaliteit en handschriftsnelheid bij kinderen met ASS Ernst van ASS en het handschrift Motoriek en het handschrift Invloed van aandacht op het handschrift DISCUSSIE Interpretatie van de resultaten Handschriftkwaliteit en handschriftsnelheid bij kinderen met autisme Ernst van ASS en het handschrift Motoriek en het handschrift Invloed van aandacht op het handschrift Implicatie van deze studie Beperkingen en sterkten van deze studie en suggesties voor toekomstig onderzoek Algemene conclusie REFERENTIES...40 IV

6 1. INLEIDING 1.1 Handschrift Processen betrokken bij handschrift Schrijven is een complexe en tegelijkertijd belangrijke vaardigheid, waarbij motorische, perceptuele en cognitieve processen interageren (Graham & Weintraub, 1996). Onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen 30 tot 60% van hun schooltijd spenderen aan het uitvoeren van fijnmotorische taken, waarvan schrijven de belangrijkste is (McHale & Cermak, 1992). Het handschrift is een belangrijk element voor schools presteren (Sassoon, 1990). In een studie van Sandler en collega s (1992) behaalden kinderen met een vertraging op vlak van snelheid en/of leesbaarheid, lagere scores op wiskunde. Bovendien bleek een minder leesbaar handschrift te resulteren in lagere punten voor een opstel en dit ongeacht de inhoud. Daarnaast hadden deze kinderen ook lagere verbale IQ-scores en vertoonden zij meer aandachtsproblemen dan een controlegroep. Eveneens kan een lagere schrijfsnelheid of een handschrift van mindere kwaliteit ervoor zorgen dat het verwerven van andere vaardigheden, zoals spelling en het schrijven van verhalen, bemoeilijkt wordt (Mather & Roberts, 1995). Zo werd uit het onderzoek van Peverly (2006) bij volwassenen duidelijk dat de schrijfsnelheid zowel een effect heeft op spelling als op het nemen van nota s tijdens colleges en op schoolresultaten. Om deze bevindingen te kunnen begrijpen, is het belangrijk om de processen betrokken bij het schrijven nader te bekijken. Tijdens het schrijven spelen zowel hogere orde als lagere orde processen een belangrijke rol (Flower & Hayes, 1980; Bereiter & Scardamalia, 1987; Berninger et al., 1994). Wat betreft hogere orde processen, bestaan er twee modellen waarin aan drie metacognitieve processen, nl. plannen, vertalen van ideeën naar een tekst en tekstrevisie een centrale rol wordt toebedeeld tijdens de ontwikkeling van het schrijven (Flower & Hayes, 1980; Bereiter, & Scardamalia, 1987). Deze processen staan in een continue interactie met elkaar en worden gecontroleerd door een cognitieve monitor (Flower & Hayes, 1980; Bereiter, & Scardamalia, 1987). Deze twee modellen vertonen veel gelijkenissen wat betreft het schrijven bij volwassenen, maar hebben een verschillende visie op hoe het schrijven bij kinderen verloopt. Het eerste model van Flower en Hayes (1980) stelt dat kinderen moeilijkheden ondervinden met deze metacognitieve processen 1

7 ten gevolge van een gebrek aan ervaring. Dit leidt, volgens de auteurs, tot een incoherent schrijven. Kinderen creëren volgens dit model schrijversgebaseerde proza. Het model van Bereiter en Scardamia (1987) heeft meer oog voor het ontwikkelingsaspect van schrijven. Zij stellen dat kinderen in hun geheugen op zoek gaan naar bepaalde kennis en deze dan neerschrijven ( kennis vertellen ). Volgens dit model hebben zij geen aandacht voor de tekstrevisie of de beoordeling ervan. Pas wanneer kinderen ouder worden, stijgt het belang en de toepassingsfrequentie van deze strategieën (Peverly, 2006) Naast deze hogere orde processen zijn ook lagere orde processen noodzakelijk tijdens het schrijven (Berninger, Carwright, Yates, Swanson, & Abbott, 1994). Deze lagere orde processen werden oorspronkelijk niet opgenomen in de eerste twee perspectieven. Ze werden pas later beschreven in een uitbreiding van het metacognitieve model. Daarin wordt gesteld dat de bovengenoemde metacognitieve processen gebaseerd zijn op de lagere orde processen die verantwoordelijk zijn voor de perceptie van stimuli, de fijne motoriek en de visueel-motorische integratie (Berninger et al., 1994). De relatie tussen het handschrift en deze lagere orde processen werd in de literatuur vaak onderzocht door zich te richten op kinderen met een onleesbaar handschrift of een lage schrijfsnelheid. Wat betreft het eerste proces, fijne motoriek, vonden Smits-Engelsman, Niemeijer, en van Galen (2001) in hun onderzoek dat kinderen met een kwalitatief slechter handschrift slechtere scores behaalden op fijnmotorische taken. Deze kinderen hadden substantieel meer problemen om fijnmotorische bewegingen correct uit te voeren dan kinderen met een normaal, leesbaar handschrift. Tseng en Chow (2000) deden eveneens onderzoek naar de relatie tussen motoriek en schrijven, maar gebruikten voor hun onderzoek schrijfsnelheid als onafhankelijke variabele. Ze vergeleken kinderen met een, voor hun leeftijd, normale schrijfsnelheid met kinderen met een lage schrijfsnelheid. Zij vonden dat de mate van fijnmotorische vaardigheden in beide groepen gecorreleerd was aan de schrijfsnelheid, maar deze factor bleek echter enkel in de controlegroep, nl. bij de kinderen met een normale schrijfsnelheid, een belangrijke predictor te zijn voor schrijfsnelheid. Levine, Oberklaid, en Meltzer (1981) vonden in hun studie eveneens evidentie voor een zekere relatie tussen fijnmotorische vaardigheden en schrijfvaardigheden. Kinderen die moeilijkheden vertoonden op vlak 2

8 van schrijfvaardigheid (kwaliteit/snelheid) beschikten over significant minder goede fijnmotorische vaardigheden dan kinderen die geen schrijfproblemen vertoonden. Een tweede proces dat tot de lagere orde processen gerekend wordt, is visueelmotorische integratie. Deze term wijst op de mogelijkheid om visueel gepresenteerde informatie te integreren met de gepaste motorische respons (Beery, Buktenica, & Beery, 2004). Tseng en Murray deden in 1994 reeds onderzoek naar de invloed van deze factor op de leesbaarheid van het handschrift. Hun conclusie luidde dat visueel-motorische integratie de beste predictor was voor de kwaliteit (leesbaarheid) van iemands handschrift. Rubin en Henderson (1982) kwamen tot gelijkaardige resultaten. In hun studie scoorden kinderen met een minder leesbaar handschrift ook lager op visueelmotorische integratie. Het derde proces dat algemeen tot de lagere orde processen gerekend wordt, is de visuele perceptie van stimuli. Visuele perceptie laat kinderen toe om hun eigen geschreven product te beoordelen op correctheid. Daarom wordt algemeen aangenomen dat deze factor eveneens een belangrijke rol speelt in het schrijfproces (Thomassen & Teulings, 1983). Volman, van Schendel, en Jongmans (2006) deden onder meer onderzoek naar de invloed van deze factor op het schrijfproduct. Zij vonden dat kinderen die minder leesbaar schreven en/of trager schreven dan leeftijdsgenoten lagere scores behaalden op testen die visuele perceptie nagaan. Er is echter ook onderzoek dat deze bevindingen tegenspreekt. Tseng en Chow (2000) vonden in hun studie dat kinderen met een tragere schrijfsnelheid niet slechter scoorden op testen voor visuele discriminatie/perceptie dan kinderen met een leeftijdsadequate schrijfsnelheid. Zij vonden dus geen evidentie voor de rol van visuele perceptie bij het schrijven. Deze hogere en lagere orde processen staan tijdens het schrijven in een constante wisselwerking met elkaar. Meestal is er sprake van een hiërarchische structuur waarbij de hogere orde processen de lagere orde processen voorafgaan, maar ook seriële verwerking is noodzakelijk (Berninger et al., 1994; Graham & Weintraub, 1996). Tijdens het schrijven en tijdens deze wisselwerking is een belangrijke rol weggelegd voor het werkgeheugen, waarop zowel hogere als lagere orde processen een beroep doen. Een ervaren schrijver, die vlot en leesbaar schrijft en wiens schrijven volledig geautomatiseerd is, kan meer van de beperkte capaciteit van het werkgeheugen ter beschikking stellen voor de hogere orde processen dan een schrijver bij wie de 3

9 automatisatie nog niet werd doorgevoerd. Deze vlotte schrijver heeft met andere woorden meer tijd voor planning en revisie, vaardigheden die noodzakelijk zijn voor succes op school Ontwikkeling van handschrift De normale ontwikkeling van het handschrift start op jonge leeftijd met gekrabbel (Feder & Majnemer, 2007). Op tweejarige leeftijd begint het kind met het tekenen van verticale lijnen gevolgd door horizontale lijnen zes maanden later. Vanaf het derde levensjaar tekent een typisch ontwikkelend kind cirkels en één jaar later kopieert het een kruisteken. Het natekenen van een vierkant is mogelijk vanaf vijf jaar en zes maanden later behoort het natekenen van een driehoek tot de verworven vaardigheden (Feder & Majnemer, 2007; Beery & Buktenica, 1989). Uit het onderzoek van Graham, Berninger, Weintraub, en Schafer (1998) bleek dat de schrijfsnelheid lineair stijgt van het eerste tot het vijfde leerjaar, waarbij de toename tussen het vierde en vijfde leerjaar minder uitgesproken is dan tijdens de voorgaande jaren. Bij jongens herneemt de stijging in snelheid haar originele tempo ten vroegste vanaf het zesde leerjaar tot het derde middelbaar. Bij meisjes daarentegen, neemt de vooruitgang in schrijfsnelheid weer toe tijdens het zesde leerjaar en het eerste middelbaar en daalt vervolgens gedurende de 2 volgende middelbare schooljaren. Qua leesbaarheid valt er, zowel bij jongens als bij meisjes, een algemene verbetering op te merken gedurende de lagere schooljaren, die behouden blijft tijdens de eerste 3 jaren van het middelbaar onderwijs, maar waarin de mate van leesbaarheid weinig tot geen verandering ondergaat (Graham et al., 1998). Een recente studie van Overvelde en Hulstijn (2011), die de ontwikkeling van het handschrift van kinderen specifiek tijdens het tweede en het derde leerjaar van de lagere school onderzocht, vond dat in het algemeen oudere kinderen (derde leerjaar) en meisjes een beter kwalitatief handschrift produceerden. Meer specifiek werd de grootste verbetering wat betreft schrijfkwaliteit tijdens het tweede leerjaar geobserveerd bij problematische schrijvers, in tegenstelling tot de minimale vooruitgang die schrijvers met een typische ontwikkeling boekten tijdens dit schooljaar. In het derde leerjaar werd de grootste vooruitgang dan weer opgemerkt bij kinderen met een risico op schrijfmotorische problemen. De kinderen zonder schrijfmotorische problemen 4

10 daarentegen, vertoonden een lichte daling in schrijfkwaliteit aan het einde van het derde leerjaar. Op vlak van schrijfsnelheid vonden de auteurs een hogere schrijfsnelheid in het derde in vergelijking met het tweede leerjaar, hetgeen verwacht werd. De kinderen zonder schrijfproblemen vertoonden ook tijdens het derde leerjaar een stijging in schrijfsnelheid en dit in contrast met de kinderen met schrijfmotorische problemen die geen evolutie vertoonden wat betreft schrijfsnelheid en met risico-schrijvers die zelfs een slechter resultaat behaalden op het einde van het derde leerjaar. Deze studie concludeerde dat kinderen met (een risico op) schrijfmotorische problemen ook tijdens het derde leerjaar evolueerden waardoor het percentage kinderen met schrijfmotorische problemen in het derde leerjaar sterk daalde in vergelijking met het tweede leerjaar. Bijgevolg is het volgens deze auteurs niet opportuun om de diagnose van schrijfmotorische problemen te vroeg te stellen. Om na te gaan of een kind een typische ontwikkeling wat betreft het handschrift doormaakt, zijn goede meetinstrumenten essentieel. Het schrijven, meer specifiek de leesbaarheid en de schrijfsnelheid, kan enerzijds geëvalueerd worden op basis van het geschreven product, wat in de praktijk de meest gebruikte manier is om het handschrift te beoordelen (Rosenblum & Livneh- Zirinski, 2008). De leesbaarheid van de tekst wordt vaak bepaald aan de hand van verschillende criteria, waarvan vloeiendheid, overgangen tussen letters, gemiddelde lettergrootte, regelmaat in lettergrootte, woordspaties en regelverloop de meeste gebruikte zijn (Overvelde & Hulstijn, 2011; Van Waelvelde, De Mey, & Smits- Engelsman, 2008). De schrijfsnelheid wordt meestal berekend door het aantal letters te tellen geschreven binnen een bepaalde tijdsduur (Overvelde & Husltijn, 2010; Rosenblum & Livneh-Zirinski, 2008; Van Waelvelde et al., 2008). Bij deze vormen van evaluatie heeft men echter enkel oog voor het eindproduct en niet voor het eigenlijke schrijfproces. Een tweede manier om het schrijven te onderzoeken is door middel van een elektronisch schrijftablet, waarbij het wel mogelijk is om een duidelijk zicht te krijgen op de kinematische parameters tijdens het schrijven. Op basis van deze methode kunnen onder meer de verticale pieksnelheid, gemiddelde snelheid, duur, afgelegde weg, vloeiendheid, pendruk, tijd in de lucht en tijd op het papier worden bepaald (Caligiuri, Teulings, Filoteo, Song, & Lohr, 2006; Rosenblum & Livenh-Zirinski, 2008). 5

11 Naast deze specifieke evaluaties van het handschrift, worden ook vaak fijn- en grofmotorische vaardigheden van de deelnemers in kaart gebracht. Zoals reeds eerder aangehaald, zijn motorische vaardigheden belangrijk bij het ontwikkelen van een leeftijdsadequaat handschrift. Aangezien schrijven een complexe vaardigheid is, waarbij verschillende processen met elkaar interageren, is het niet verwonderlijk dat problemen met schrijven relatief frequent voorkomen. Een verstoring in één van deze processen kan hier reeds verantwoordelijk voor zijn Problemen met het handschrift of dysgrafie Problemen met het handschrift of dysgrafie worden gedefinieerd als een verstoring of moeilijkheid in de productie van geschreven taal die gerelateerd is aan mechanismen betrokken bij schrijven (Hamstra-Bletz & Blote, 1993). Handschriftmoeilijkheden komen relatief frequent voor. Zo vonden Smits-Engelsman, Niemeijer, en Van Galen (2001) dat één derde van de kinderen in het vierde en het vijfde leerjaar van het reguliere onderwijs problemen met het handschrift vertoonden. Meer specifiek voldeden deze kinderen niet aan de kwaliteitsnormen vooropgesteld in de Beknopte Beoordelingsmethode voor Kinderhandschriften (BHK) (Hamstra Bletz, De Bie, & Den Brinker, 1987). Algemeen wordt de prevalentie van handschriftmoeilijkheden- of problemen bij kinderen tussen 5% en 33% geschat, afhankelijk van het schooljaar, selectiecriteria en gebruikte instrumenten (Gubbay, 1975; Hamstra-Bletz & Blote, 1993). Schrijfproblemen in het algemeen en meer specifiek welke mechanismen hieraan aan de basis liggen, zijn al vaker het onderwerp van onderzoek geweest. Volgens Smits- Engelsman en Van Galen (1997) was het verschil tussen goede en slechte schrijvers voornamelijk te wijten aan een deficit in spatiële controle bij slechte schrijvers. Dit tekort leidt tot een grotere variabiliteit in lettergrootte of tot grotere problemen met spatiële restricties, wat resulteert in een lagere handschriftkwaliteit. Echter, aangezien schrijven een complexe vaardigheid is waar meerdere processen bij betrokken zijn, kunnen bij personen met verschillende mogelijkheden andere oorzaken aan de basis van hun schrijfproblemen liggen. Zo kwamen Volman en collega s (2006) tot de bevinding dat een ander mechanisme aan de grondslag lag van de schrijfkwaliteit bij kinderen met 6

12 schrijfproblemen dan in kinderen zonder. De schrijfkwaliteit in de groep van kinderen met handschriftproblemen was sterk gerelateerd aan visueel-motorische integratie. In de controlegroep daarentegen, bleek fijnmotorische controle de beste predictor voor de kwaliteit van het handschrift te zijn. Ook wat betreft schrijfsnelheid, waren andere mechanismen aan het werk. Voor de trage schrijvers waren visueel sequentieel geheugen en visueel-motorische integratie de beste predictoren voor schrijfsnelheid. Voor de groep met een leeftijdsadequate schrijfsnelheid waren handigheid en snelheid van de armen en handen, maten voor fijnmotorische vaardigheid, de beste predictoren voor snelheid (Tseng & Chow, 2000). Schrijfmotorische problemen zijn in de literatuur al vaak onderzocht. Deze onderzoeken doen vaak beroep op specifieke populaties, nl. kinderen met één of andere ontwikkelingsstoornis. Een ontwikkelingsstoornis die welgekend is omwille van haar schrijfmotorische problemen, en zich dus bijgevolg uitstekend leent voor onderzoek naar schrijfmotoriek, is dyspraxie ofwel Developmental Coordination Disorder, kortweg DCD (American Psychological Association [APA], 2000). DCD wordt door de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorder fourth edition Text Revised (DSM-IV-TR) omschreven als een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door een beperking in de mogelijkheid om activiteiten uit te voeren waarvoor motorische coördinatie vereist is en die ernstige gevolgen heeft op schools vlak en/of op dagelijkse bezigheden. De stoornis is niet het gevolg van een somatische aandoening en voldoet niet aan de criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Indien er tenslotte sprake is van zwakzinnigheid, dan zijn de motorische problemen ernstiger dan diegene die hier gewoonlijk bij horen (APA, 2000). Rosenblum en Livneh-Zirinski (2008) vergeleken zowel het schrijfproces als het schrijfproduct tussen kinderen met DCD en een typisch ontwikkelende controlegroep. Daaruit bleek dat kinderen met DCD zowel tijdens korte als lange schrijftaken meer tijd namen om de taak te voltooien. Verder oefenden de kinderen met DCD minder druk uit op hun pen en vertoonden zij meer problemen met ruimtelijke organisatie. Bovendien wisten zij meer letters uit of corrigeerden ze frequenter dan de controlegroep. Dit leidde tot een algemeen minder leesbaar schrift bij kinderen met DCD. Smits-Engelsman, Wilson, Westenberg, en Duysens (2003) suggereerden in hun onderzoek dat het onvermogen om de consequenties van eigen acties te voorspellen, de oorzaak is van 7

13 schrijfmotorische problemen bij kinderen met DCD. De predictieve controle van bewegingen lijkt bij deze kinderen onderontwikkeld te zijn, wat betekent dat zij meer nood hebben aan en meer vertrouwen op feedback tijdens het uitvoeren van bewegingen. De grotere afhankelijkheid van feedback wordt mogelijks veroorzaakt door de onmogelijkheid om interne representaties van bewegingen op te bouwen. Dit alles zou concreet betekenen dat het voor hen moeilijker is en ze meer verwerkingscapaciteit nodig hebben om een volgende beweging te plannen tijdens het uitvoeren van de huidige (schrijf)beweging (Smits-Engelsman et al., 2003). Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat de huidige (schrijf)beweging trager en/of kwalitatief minder goed wordt uitgevoerd. Een andere doelgroep bij wie vaak schrijfproblemen teruggevonden worden, zijn kinderen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD). De kernsymptomen van deze ontwikkelingsstoornis zijn aandachtsproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit (APA, 2000). Daarnaast zijn er frequent motorische problemen aanwezig met een geschatte prevalentie van 50% (Racine, Majnemer, Shevell, & Snider, 2008). Racine et al. (2008) vonden in hun literatuurstudie dat er verschillende studies zijn waaruit bleek dat kinderen met ADHD meer moeilijkheden ondervinden met schrijven. Mogelijke problemen die gedocumenteerd werden, zijn zwakke organisatie van het geschreven materiaal, zwakke regelmaat in lettergrootte en vorm, verminderde leesbaarheid, zwak regelverloop, veel correcties, tragere schrijfsnelheid en een minder vloeiend handschrift (Lerer, Artner, & Lerer, 1979). Uit de studie van Flapper, Houwen, en Schoemaker (2006) bleek eveneens dat kinderen met ADHD slechter scoorden op schrijftaken dan een typisch ontwikkelende controlegroep. Vooral op vlak van leesbaarheid scoorden de kinderen met ADHD zwakker dan de controlekinderen. Bovendien vonden ze dat kinderen met ADHD, die methylphenidaat medicatie innamen, een duidelijk hogere handschriftkwaliteit hadden dan kinderen met ADHD zonder medicatie. Deze eerste groep schreef weliswaar minder vloeiend, maar was meer accuraat in hun bewegingen. De auteurs erkenden dat aandacht een rol speelt als (gedeeltelijke) verklaring voor het effect van de medicatie op motorische vaardigheden. De deelnemers die de medicatie innamen, slaagden er beter in hun aandacht op de taak te richten en deze aandacht vol te houden. Hoewel de taakprestatie verbeterde onder invloed van medicatie, scoorden de kinderen met ADHD die medicatie innamen nog 8

14 altijd slechter dan de controlegroep. Dit doet vermoeden dat aandacht niet de enige verklarende factor kan zijn voor de schrijfproblemen van deze deelnemers. Adi-Japha en collega s (2007) deden eveneens onderzoek naar het handschrift van individuen met ADHD. Ten eerste bleek uit deze studie dat het merendeel van de deelnemers met ADHD onleesbaar schreven. Ten tweede, hadden de kinderen met ADHD meer tijd nodig om lange woorden te schrijven en vertoonden zij een grotere onregelmatigheid in lettergrootte. Het minder leesbaar schrift werd volgens de auteurs ofwel door een deficit in motorische programmering ofwel door een deficit in de motorische uitvoering veroorzaakt. De vaardigheid om het schrijven adequaat te kunnen programmeren, is onder andere te wijten aan het werkgeheugen en houdt in dat schrijfmotorische patronen, nodig voor de productie van letters, en een goede ruimtelijke representatie, nodig om op een horizontale lijn te schrijven, beschikbaar zijn. Maar niet enkel het motorisch programmeren is belangrijk, want pas wanneer de schrijfbeweging correct motorisch kan worden uitgevoerd, is het mogelijk te schrijven met een adequate pendruk, schrijfsnelheid, grootte en regelmaat in lettergrootte. Een derde ontwikkelingsstoornis waarover de laatste jaren meer en meer eensgezindheid is ontstaan dat schrijfmotorische problemen er frequent bij voorkomen, is autisme. In het volgende onderdeel wordt dieper ingegaan op deze ontwikkelingsstoornis en de bijhorende schrijfproblemen. 1.2 Autisme De term autisme Autisme, of meer algemeen Autismespectrumstoornis (ASS) is een ontwikkelingsstoornis die frequent voorkomt. Volgens de Autism Society of America (2009) heeft één kind op 110 levende geboorten autisme en komt het viermaal meer voor bij jongens dan bij meisjes. Volgens de DSM IV-TR wordt autisme gekenmerkt door tekorten op vlak van communicatie, sociale interactie en verbeelding (APA, 2000). Het tekort in sociale interactie kan zich op verschillende manieren uiten. Deze verschillende uitingsvormen worden subtypes genoemd. De eerste subtypologie van autisme, aloof, beantwoordt aan het traditionele beeld dat velen hebben van deze problematiek, nl. het niet zoeken van contact en het zich afzijdig houden. Er bestaan 9

15 echter ook nog drie andere mogelijke manieren waarop dit tekort zich kan manifesteren. Sommige personen met autisme reageren wel op contact, maar zullen het zelf niet snel opzoeken. Anderen nemen dan weer wel initiatief tot contact, maar dit op een rigide, stereotiepe manier. Een laatste sociale subtypologie van autisme wordt gekenmerkt door een overdreven formele manier van spreken en gedragingen. Deze vormen worden respectievelijk aangeduid met de termen passive, active-but-odd en stilted and overformal (Roeyers, 2008). Twee Oostenrijkse psychiaters, Kanner en Asperger, schreven op hetzelfde moment, maar onafhankelijk van elkaar, een artikel over autisme. Op basis van elf casussen, formuleerde Kanner een diagnostische beschrijving en bijhorende criteria voor autisme (Kanner, 1943). Hij beschreef autisme als een atypische aandoening die gekenmerkt werd door sociale afzijdigheid, beperkte sociale interacties, verstoringen in de taalontwikkeling en een zekere rigiditeit en problemen met verandering (Kanner, 1943). Asperger baseerde zich voor zijn beschrijving van autistische psychopathie op vier klinische casussen. Deze vier kinderen hadden allemaal problemen met sociale interactie als belangrijkste kenmerk (Asperger, 1944). Voor de huidige definiëring van autismespectrumstoornissen wordt beroep gedaan op de DSM IV - Text Revised (DSM IV TR) (2000). ASS wordt gekenmerkt door kwalitatieve tekorten in de volgende drie domeinen: sociale interactie, communicatie en verbeelding. Dit conceptueel model is grotendeels gebaseerd op klinische oordelen, eerder dan op empirisch onderzoek. (Lecavalier, Gadow, DeVincent, Houts, & Edwards, 2009). Wat betreft de etiologie van autisme, bestaat er in de literatuur veel onenigheid. Vast staat dat genetische factoren een belangrijke rol spelen in het ontstaan ervan (Bailey et al., 1995), maar de biologische basis van deze stoornis blijft tot op heden onbekend (Barbaro & Dissanayake, 2009). Omdat de biologie voorlopig geen verklaring biedt voor het ontstaan van ASS, heeft men zich gericht op specifieke cognitieve aspecten die gepaard gaan met ASS ter verklaring van het ontstaan ervan. Uit deze studies zijn drie dominante cognitieve theorieën naar voor gekomen. Een eerste theorie, de zogenaamde Theory of Mind stelt dat personen met autisme er niet in slagen om het perspectief van anderen in te nemen. Een tweede belangrijke theorie schuift een tekort in het executief functioneren naar voren ter verklaring van de symptomen van ASS. De term executieve functies is een overkoepelende term voor 10

16 verschillende mentale processen die beroep doen op de prefrontale cortex zoals het plannen en controleren van ons denken en handelen. Een derde theorie tenslotte, benoemt een gebrekkige centrale coherentie als veroorzakende factor voor de symptomen van ASS. Deze theorie stelt dat typisch ontwikkelende kinderen informatie in het geheel verwerken, terwijl kinderen met ASS eerder gedetailleerd verschillende onderdelen van de gekregen informatie lijken te verwerken (Rajendran & Mitchell, 2007) Problematische hogere en lagere orde processen bij autisme Naast de problemen die individuen met autisme vertonen op de drie terreinen die beschreven worden in de DSM-IV-TR, nl. sociale interactie, communicatie en verbeelding/stereotiep gedrag, worden bij autisme ook andere problemen consequent teruggevonden in onderzoek. Deze problemen situeren zich in de hogere en lagere orde processen die betrokken zijn bij het schrijven. Wat betreft de lagere orde processen worden problemen met motoriek, sensorische perceptie en verwerking en visueelmotorische integratie gevonden. Bij autisme werd reeds een abnormale neurotransmitteractiviteit vastgesteld, die het motorisch functioneren kan beïnvloeden (Gillberg & Coleman, 2000). Bovendien zijn er door Bauman en Kemper (2005) abnormaliteiten vastgesteld in bepaalde hersenregio s waarvan geweten is dat ze het motorisch functioneren mediëren, zoals daar zijn het cerebellum en de subcorticale witte stof. In de literatuur is er heel wat evidentie te vinden voor de aanwezigheid van allerlei motorische problemen bij ASS en deze biologische bevindingen kunnen hier enigszins een verklaring voor bieden. Zo kwamen Jansiewicz en collega s (2006) tot de bevinding dat jongens met ASS slechter presteerden op verschillende testen van motorisch functioneren, vergeleken met een gematchte controlegroep van typisch ontwikkelende kinderen. Deze kinderen hadden onder andere meer moeilijkheden om hun evenwicht te bewaren en om (fijne) bewegingen met hun handen en voeten uit te voeren. Noterdaeme, Mildenberger, Minow, en Amorosa (2002) vergeleken in hun studie de neuromotorische vaardigheden van kinderen met autisme met die van typisch ontwikkelende kinderen. De neuromotorische vaardigheden werden geoperationaliseerd aan de hand van verschillende taken in vijf verschillende domeinen: fijnmotorische vaardigheden, 11

17 grofmotorische vaardigheden, coördinatie, evenwicht en orale motorische vaardigheden (vb. lipbewegingen). Zij kwamen tot de conclusie dat de kinderen met een ontwikkelingsstoornis slechter scoorden op fijnmotorische vaardigheden, grofmotorische vaardigheden en evenwicht dan de typisch ontwikkelende kinderen. Bovendien voerden de kinderen met ASS de taken rond fijne motoriek trager uit en slaagden er minder lang in om hun evenwicht te behouden in vergelijking met de controlegroep. De studie van Ghaziuddin en Butler (1998) nam eveneens de fijnmotorische (handigheid, visueel-motorische integratie, responssnelheid) en grofmotorische (lopen, evenwicht bewaren, kracht) vaardigheden van mensen met ASS onder de loep. Ze vergeleken drie subgroepen van ASS met elkaar op deze twee domeinen van motorische coördinatie. Uit hun resultaten bleek dat de deelnemers van elk van deze subgroepen problemen vertoonden op beide vlakken. Rinehart en medewerkers (2006) kwamen in hun onderzoek tot de conclusie dat er bij ASS in mindere mate sprake is van een probleem op uitvoerend niveau, maar eerder van een probleem op niveau van planning en initiatie van een actie. Hierdoor kan de indruk gewekt worden dat deze kinderen zware motorische deficits vertonen. Naast motorische problemen, blijken ook sensorische problemen frequenter voor te komen bij kinderen met ASS dan bij typisch ontwikkelende kinderen (Davis, Bockbrader, Murphy, Hetrick, & O Donnell, 2006). Davis en collega s (2006) gebruikten in hun onderzoek naar sensorische/perceptuele verstoringen een gestructureerd interview. Dit liet hen toe om hypersensitiviteit en aandachtsregulatie in de vijf zintuiglijke domeinen na te gaan, nl. auditief, visueel, tactiel, olfactorisch en gustatorisch. Hun resultaten wezen uit dat perceptuele verstoringen veel frequenter voorkwamen bij de deelnemers met ASS dan bij de typisch ontwikkelende deelnemers. Alle deelnemers met ASS vertoonden minstens één sensorische abnormaliteit, met auditieve, visuele en tactiele anomalieën als meest voorkomende. Bovendien vertoonden alle kinderen met ASS sensorische hypersensitiviteit in minstens één van de modaliteiten. Ermer en Dunn (1998) deden net als de vorige auteurs uitgebreid onderzoek naar sensorische functies en dit zowel bij kinderen met een ontwikkelingsproblematiek (ADHD of autisme) als bij typisch ontwikkelende kinderen. De bedoeling van deze studie was om na te gaan welke van de factoren van het sensorisch profiel het beste discrimineerden tussen typisch en atypisch ontwikkelende 12

18 kinderen. Het sensorisch profiel (Dunn & Westman, 1995) is een onderzoeksinstrument dat door de ouders ingevuld moet worden en waarop zij moeten aangeven hoe vaak hun kind reageert op sensorische prikkels. Deze sensorische prikkels worden onderverdeeld in verschillende domeinen: auditief, visueel, gustatorisch/olfactorisch, lichaamspositie, aanraking, activiteitsniveau en sociaal-emotioneel. Zij vonden vier factoren die het best discrimineerden tussen kinderen met autisme en typisch ontwikkelende kinderen. Deze vier discriminerende factoren waren sensory seeking, oral sensory sensitivity, inattention/distractibility en fine motor/perceptual. Kern en collega s deden in 2006 uitgebreider onderzoek naar de aard van de sensorische problemen bij personen met autisme. Zij maakten in hun studie eveneens gebruik van het sensorisch profiel en vergeleken aan de hand van dit instrument personen met autisme met personen zonder deze ontwikkelingsstoornis. Ze analyseerden meer specifiek vier domeinen van het sensorisch profiel, nl. auditieve, visuele, oraal sensorische en tactiele verwerking. De auteurs vonden voor al deze domeinen een duidelijk groepseffect. De zintuiglijke verwerking van stimuli verliep anders bij personen met autisme dan bij personen zonder autisme. Als nuance voegden ze hieraan toe dat de mate van abnormale, sensorische verwerking afnam met de leeftijd. Het groepsverschil was met andere woorden kleiner bij de volwassen (oudere) deelnemers. Naast de algemene verwerking, vonden ze ook dat de gevoeligheid voor sensorische informatie verschillend was in beide groepen. Een andere studie van Kern en collega s (2007) toonde eveneens een verstoring aan van de sensorische verwerking in dezelfde vier domeinen. Bovendien bleken de aparte verstoringen per domein ook onderling te correleren, met andere woorden, de dysfunctie in sensorische verwerking bleek volgens deze studie globaal te zijn. Een andere bevinding was dat de ernst van iemands autisme gecorreleerd was aan de mate van gevoeligheid voor sensorische stimulatie en dit voornamelijk bij jonge kinderen. Zo kwamen ze bijvoorbeeld tot de bevinding dat hoe ernstiger een persoons autisme was, hoe meer abnormaal diens verwerking van auditieve en visuele informatie verliep. Naast deze problemen op vlak van de lagere orde processen worden ook problematische hogere orde processen gerapporteerd bij individuen met autisme. Zoals eerder vermeld vertonen mensen met ASS vaak gelijkaardige symptomen als mensen met hersenbeschadiging in de prefrontale cortex (Rajendran & Mitchell, 2007). Dit specifieke hersengebied staat in voor de executieve functies, waaronder ook planning 13

19 valt. Luna en collega s (2002) kwamen in hun fmri-onderzoek tot de bevinding dat de prefrontale cortexactiviteit bij kinderen met autisme lager was dan deze bij kinderen met een typische ontwikkeling. Hill (2004) bracht in zijn studie verschillende onderzoeken samen die evidentie vonden voor het tekort in executief functioneren bij individuen met autisme. Naast planning, is ook werkgeheugen een belangrijk aspect van het executief functioneren. Steele, Minshew, Luna, en Sweeney (2006) deden onderzoek naar het ruimtelijke werkgeheugen van personen met autisme. Zij vonden dat proefpersonen met autisme meer fouten maakten bij het detecteren van de juiste stimuli dan een controlegroep wanneer de taaklast, en bijhorend de belasting van het werkgeheugen, verhoogde. Minshew, Luna, en Sweeney (1999) deden eerder al gelijkaardige bevindingen. Op basis van deze bevindingen, lijkt het evident dat handschriftproblemen bij individuen met autisme frequenter voorkomen dan in de algemene populatie. Bovendien wordt er bij autisme een hoge comorbiditeit met DCD en ADHD gevonden, twee ontwikkelingsstoornissen die vaak gepaard gaan met handschriftmoeilijkheden. Officieel kan er volgens de DSM-IV-TR geen sprake zijn van een comorbiditeit tussen ASS en DCD omdat één van de criteria voor DCD is dat de motorische onhandigheid niet te wijten mag zijn aan een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis zoals bijvoorbeeld autisme. Momenteel gaan er stemmen op om in de nieuwe versie van de DSM, de DSM V, dit criterium achterwege te laten. Dit zou maken dat comorbiditeit tussen deze twee ontwikkelingsstoornissen mogelijk wordt (APA, 2010). Wat betreft de comorbiditeit met ADHD maakten Gargaro, Rinehart, Bradshaw, Tonge, en Sheppard (2011) een meta-analyse van verschillende artikels die gepubliceerd werden over deze specifieke comorbiditeit. Deze studies rapporteerden prevalentiecijfers voor deze specifieke comorbiditeit gaande van 14 tot 78%. Ondanks dit gegeven, is er in de literatuur nog maar weinig terug te vinden over de specifieke relatie tussen autisme en het handschrift. 1.3 Handschrift bij autisme Het feit dat de literatuur over dit thema zo beperkt is, is verrassend gezien motorische coördinatieproblemen en zwakkere schrijfvaardigheden reeds opgenomen waren in de originele omschrijving van autisme door Hans Asperger (1944). Dickerson-Mayes en 14

20 Calhoun (2007) kwamen in hun studie reeds tot de bevinding dat 68% van de deelnemers met autisme schrijfmotorische problemen vertoonden. Beversdorf en collega s (2001) deden eveneens onderzoek naar dit thema, meerbepaald naar de vraag of volwassenen met autisme gemiddeld groter schreven dan volwassenen zonder autisme. Ze verwachtten dat dit het geval was. Ze baseerden zich voor deze hypothese voornamelijk op de bevinding dat motorische problemen vaak teruggevonden worden bij individuen met autisme. Hun hypothese werd bevestigd door de onderzoeksresultaten, zowel op vlak van het handschrift in het algemeen als op vlak van de gemiddelde groottes van individuele letters. Deze resultaten worden echter tegengesproken door de resultaten van een recenter onderzoek bij kinderen met ASS (Fuentes, Mostofsky, & Bastian, 2009). Deze onderzoekers stelden als hypothese dat het handschrift van kinderen met ASS op meer vlakken verschilt van dat van typisch ontwikkelende kinderen dan enkel en alleen op vlak van grootte, aangezien grootte op zich niet voldoende is om van slechte handschriftkwaliteit te spreken. In deze studie werden vijf ruimtelijk-visuele factoren beoordeeld: leesbaarheid, vorm, grootte, ruimte tussen de individuele letters en plaatsing van de letters op de lijn. Naast deze parameters werd ook de schrijfsnelheid in rekening gebracht. Wat betreft de afzonderlijke factoren die nader onderzocht werden, vonden de auteurs enkel een verschil tussen de twee groepen op vlak van vorm. Voor de vier andere factoren werden geen significante verschillen gevonden tussen de ASS groep en de controlegroep. In het algemeen behaalde de ASS groep lagere scores dan de controlegroep, wat betekent dat de algemene kwaliteit van hun handschrift minder was. De auteurs vonden dat motorische vaardigheden een significante predictieve waarde hadden voor de handschriftkwaliteit van kinderen met ASS. Op vlak van snelheid vonden deze onderzoekers geen verschil tussen de twee groepen, maar de gebruikte methode liet niet toe definitieve conclusies te trekken betreffende de schrijfsnelheid. Fuentes, Mostofsky, en Bastian (2010) deden ook onderzoek naar het handschrift van adolescenten met een autismespectrumstoornis. Zij kwamen tot de bevinding dat deze adolescenten een lagere handschriftkwaliteit hadden dan een typisch ontwikkelende controlegroep. In tegenstelling tot wat bij kinderen reeds gevonden werd, bleek bij adolescenten de mate van motorische vaardigheden geen predictieve factor voor handschriftkwaliteit te zijn. Daarentegen 15

21 bleken het non-verbale redeneervermogen en planningsvermogen de enige predictoren voor handschriftkwaliteit. Naast deze studies die specifiek handelen over handschriftproblemen bij kinderen met autisme, hebben Dickerson-Mayes en Calhoun in 2007 een ruimere studie gepubliceerd. Deze studie werd uitgevoerd bij verschillende klinische populaties en de auteurs onderzochten meer domeinen dan enkel schrijven. Ze maakten geen gebruik van directe schrijftaken, maar wel van twee verschillende taken waarvan reeds aangetoond is dat ze significant correleren met schrijfvloeiendheid (Williams, Zolten, Rickert, Spence, & Ashkraft, 1993). Deze twee grafomotorische taken waren de Developmental Test of Visual-Motor Integration (VMI; Beery, 1997) en de substitutie subtest van de Wechsler Intelligence Scale for Children Derde Editie (WISC III; Wechsler, 1991). In beide testen moeten kinderen geometrische vormen natekenen met een potlood. Zij kwamen tot het resultaat dat kinderen met autisme lager scoorden dan controlekinderen op deze twee testen. Deze studie kan als indicatie beschouwd worden dat schrijfmoeilijkheden bij deze populatie bestaan. 1.4 Situering van de huidige studie In de huidige studie wordt de focus gelegd op het handschrift van kinderen met autisme. Verschillende subgroepen van autisme worden meer specifiek onderzocht en met elkaar vergeleken. Eerst wordt er nagegaan hoe frequent schrijfproblemen voorkomen bij kinderen met ASS. Op basis van de gerapporteerde problemen bij kinderen met ASS, zoals oa. motorische en sensorische problemen en planningsdeficits, verwachten wij problemen met het handschrift, zowel op vlak van kwaliteit als op vlak van snelheid (Davis et al., 2006; Jansiewicz et al., 2006; Noterdaeme et al., 2002; Rinehart et al., 2006). Bovendien vonden andere studies rond dit thema reeds dat individuen met ASS meer moeilijkheden met schrijven ervaren dan typisch ontwikkelende individuen (Beversdorf et al., 2001; Fuentes et al, 2009; 2010). Een tweede onderzoeksvraag die nagegaan wordt, is of de ernst van autisme bij een kind gecorreleerd is aan de kwaliteit en snelheid van zijn/haar handschrift. In dit onderzoek wordt de hypothese gesteld dat kinderen met een ernstigere vorm van autisme, meer problemen met schrijven ondervinden en dit zowel op vlak van 16

22 schrijfsnelheid als op vlak van schrijfkwaliteit. We verwachten een dergelijke relatie op basis van twee onderzoeken (Hilton et al., 2007; Fuentes et al., 2009). Hilton et al. (2007) deden uitgebreid onderzoek naar de relatie tussen de ernst van autisme en de mate van motorische problemen. Zij vonden dat kinderen met autisme significant lagere scores behaalden op maten van motorische vaardigheden dan een typisch ontwikkelende controlegroep. Bijkomend vonden ze een duidelijke verband tussen motorische problemen en de ernst van het autisme bij de deelnemers. Ze deelden de kinderen met ASS op in drie groepen: kinderen met veel kenmerken, met moderaat aantal kenmerken en met weinig kenmerken. Ze vonden significante verschillen tussen de kinderen met weinig autismekenmerken en deze met gemiddeld en veel kenmerken. Tussen de kinderen met een gemiddelde, moderate mate van autisme en deze met veel kenmerken vonden ze geen significante verschillen in motorische vaardigheden. Aangezien in de studie van Fuentes en medewerkers (2009) werd aangetoond dat motorische handigheid de beste predictor is van kwaliteit van het schrift, verwachten wij een significant verband tussen de ernst van autisme en schrijfproblemen. De derde en de vierde onderzoeksvraag berust op de bevinding dat schrijf- en motorische problemen vaak worden teruggevonden bij zowel ASS, ADHD als DCD (Noterdaeme et al., 2002; Rinehart et al., 2006; Rosenblum & Livneh-Zirinski, 2008; Smits-Engelsman et al., 2003; Adi-Japha et al., 2007; Dickerson-Mayes & Calhoun, 2007). Deze studie stelt als onderzoeksvraag of kinderen met ASS en bijkomend (symptomen van) DCD meer schrijfproblemen ervaren dan kinderen die enkel ASS hebben. De bijhorende hypothese is dat kinderen met ASS en bijkomende coördinatieproblemen ten gevolge van DCD minder leesbaar en/of trager schrijven dan kinderen zonder deze comorbide ontwikkelingsstoornis. We baseren deze hypothese op de studie Rosenblum en Livneh-Zirinski (2008) die in hun onderzoek aantoonden dat kinderen met DCD trager schreven dan typisch ontwikkelende kinderen en dat ze meer problemen vertoonden met de ruimtelijke organisatie van letters en woorden. De kinderen met DCD maakten bovendien meer schrijffouten en dit alles leidde tot een algemeen minder leesbaar handschrift bij kinderen met DCD vergeleken met een controlegroep. 17

23 De laatste onderzoeksvraag is gelijkaardig aan de tweede, maar onderzoekt de comorbiditeit van ASS met ADHD. Naast de typische kenmerken van ASS, hebben deze kinderen ook te kampen met bijkomende aandachtsproblemen. Gezien aandacht een belangrijk element is in het schrijfproces (Flapper et al., 2006), stelt deze studie als hypothese dat kinderen met deze comorbiditeit minder leesbaar schrijven en/of trager schrijven dan kinderen met enkel een ASS-problematiek. Een belangrijke studie is deze van Lerer en collega s (1979) die aantoonde dat kinderen met ADHD trager schreven dan kinderen zonder ADHD. Bovendien bleken ze zwakker te zijn in het ruimtelijk organiseren van letters en woorden en vertoonden ze een duidelijke grotere onregelmatigheid in lettergrootte. We verwachten dus een bijkomend effect van ADHD op schrijfkwaliteit en schrijfsnelheid, naast de mogelijke effecten van ASS op handschrift. 18

24 2. METHODE 2.1 Steekproef Voor deze studie werden 51 kinderen met ASS geselecteerd (47 jongens en 4 meisjes). De diagnose van ASS werd in het verleden reeds gesteld door een multidisciplinair team op basis van de DSM-criteria (APA, 2000). Alle deelnemende kinderen waren op het moment van testing tussen 8 en 12 jaar oud: 14 kinderen waren 7 of 8 jaar oud, 19 kinderen waren 9 of 10 jaar en de overige 18 kinderen waren 11 of 12 jaar (M = 10.24; SD = 1.51). Alle kinderen hadden een intelligentiecoëfficiënt gelijk aan of boven 80: 10 kinderen waren benedengemiddeld intelligent, 31 waren gemiddeld intelligent, 5 bovengemiddeld en de overige 5 kinderen waren begaafd (M = ; SD = 12.99). De meerderheid van de kinderen, 44, was rechtshandig en 7 kinderen waren linkshandig. Twee deelnemers waren in het verleden gediagnosticeerd met de diagnose ADD en 11 deelnemers met ADHD op basis van een multidisciplinair onderzoek. Aan de kinderen die psychostimulantia innamen zoals Rilatine, werd gevraagd om deze 24u voor testing stop te zetten om beïnvloeding van de resultaten door medicatiegebruik te voorkomen. Het gebruik van dit soort medicatie kan immers bij sommige kinderen een effect hebben op het handschrift (Flapper et al., 2006). Van de deelnemers waren er 26 die voldeden aan de criteria voor DCD in de DSM-IV-TR, met uitzondering van het criterium dat stelt dat de motorische problemen niet te wijten mogen zijn aan pervasieve ontwikkelingsstoornis. Aangezien alle kinderen de diagnose van autisme hadden, voldeden de 26 deelnemers met motorische problemen niet aan dit criterium. Ze voldeden echter wel aan de andere DSM-criteria. Om deze reden werd ervoor gekozen om in deze studie naar de kinderen met motorische problemen te verwijzen als kinderen met een comorbide DCD-problematiek. Kinderen met neurologische aandoeningen, zoals epilepsie of Gilles de la Tourette, of met medische diagnoses die interfereerden met hun motorische ontwikkeling, zoals Cerebral Palsy, werden uitgesloten. 19

25 2.2 Materiaal Systematische Opsporing van Schrijfmotorische Stoornissen De Systematische Opsporing van Schrijfmotorische stoornissen (SOS; Van Waelvelde, De Mey, & Smits-Engelsman, 2008) beoogt motorische schrijfproblemen bij kinderen tussen 7 en 12 jaar op te sporen. In de SOS moeten de kinderen op een ongelinieerd blad een standaardtekst overschrijven van een voorgedrukt exemplaar gedurende vijf minuten, of tot wanneer ten minste de eerste vijf zinnen zijn overgeschreven. De kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de eerste vijf zinnen op basis van de zes items van de Beknopte Beoordelingsmethode voor Kinderhandschriften (BHK) (Hamstra Bletz, De Bie, & Den Brinker, 1987) die het meest sensitief bleken te zijn om de kwaliteit te bepalen (Van Waelvelde et al., 2008). De zes items zijn vloeiendheid van het schrift, overgang tussen de letters, grootte van de letters, regelmaat in lettergrootte, woordspaties en regelmaat in regelverloop. Aan elk van deze items wordt een score van 0, 1 of 2 toegekend om zo tot een totaalscore voor leesbaarheid te komen. De scoring gebeurt met behulp van een scoretransparant. Items 1, 2, 4, 5 en 6 worden op dezelfde manier gescoord, nl. elke regel wordt afzonderlijk bekeken. Voor het eerste item bijvoorbeeld, vloeiendheid van het schrift, verloopt de scoring op volgende manier: per regel wordt er nagegaan of deze vloeiend is of niet. Wanneer geen enkele of één regel niet vloeiend is, wordt een score van 0 toegekend. Wanneer twee of drie regels niet vloeiend zijn, krijgt het kind een score 1 en wanneer vier of vijf regels niet vloeiend geschreven zijn, wordt de score 2 toegekend. Dezelfde scoringsmethode wordt gehanteerd voor de overige items. Enkel voor het derde item, gemiddelde lettergrootte, worden de eerste vijf regels in het geheel bestudeerd en dus niet meer per regel afzonderlijk. Wanneer de gemiddelde lettergrootte minder of gelijk aan 4 millimeter is, wordt een score 0 toegekend, 5, 6 of 7 mm krijgt een score 1 en 8mm of groter score 2. Alle scores worden opgeteld om een totaalscore voor leesbaarheid te bekomen, een score tussen 0 en 12. Een lage score staat voor een goede kwaliteit en een hoge score voor een mindere kwaliteit. Deze ruwe score wordt omgezet in een normscore en bijhorende percentielscore. Een percentielscore gelijk aan of hoger dan 15 is goed, 5 tot 15 wijst op een een risico en een percentielscore van vijf of minder is een indicatie voor een schrijfmotorische stoornis. Naast de kwaliteit wordt ook de 20

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

INVLOED VAN VISUO-MOTORISCHE INTEGRATIE OP SCHRIJVEN BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

INVLOED VAN VISUO-MOTORISCHE INTEGRATIE OP SCHRIJVEN BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010 2011 Eerste Examenperiode INVLOED VAN VISUO-MOTORISCHE INTEGRATIE OP SCHRIJVEN BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

SOS: een instrument om schrijfmotorische problemen op te sporen

SOS: een instrument om schrijfmotorische problemen op te sporen Hilde Van Waelvelde 1, Wim Peersman 1, Barbara De Mey 1 en Bouwien Smits-Engelsman 2 SOS: een instrument om schrijfmotorische problemen op te sporen De SOS (Systematische opsporing van schrijfmotorische

Nadere informatie

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties Van Waelvelde, De Roubaix A, Steppe L, et al. (2017) Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties.

Nadere informatie

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts Developmental Coordination Disorder Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts 11-06-2015 Inhoud Developmental Coordination Disorder Criteria Kenmerken Comorbiditeiten Pathofysiologie Behandeling Prognose

Nadere informatie

Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes

Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes Inhoud Inleiding 11 Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes 1. De diagnostiek van intelligentie 13 Bea Maes, Stijn Smeets en Mark Schittekatte 1.1 Theorieën over het construct 13

Nadere informatie

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht 1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat

Nadere informatie

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD 3-12-2013

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD 3-12-2013 EACD recommendations NL vertaling en aanpassing H. Reinders namens DCD Stuurgroep Internationaal: Juli 2011 Vertaling: zomer 2012 Bespreken in werkgroepen najaar 2012 Stuurgroep voorstel: maart 2013 Reactie

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

SCHRIJVEN. Doel workshop. Definitie van schrijven. Soorten schrijfproblemen. Handvatten om het schrijven te verbeteren

SCHRIJVEN. Doel workshop. Definitie van schrijven. Soorten schrijfproblemen. Handvatten om het schrijven te verbeteren SCHRIJVEN Doel workshop Soorten schrijfproblemen Handvatten om het schrijven te verbeteren Definitie van schrijven Schrijven is het op papier zetten van een boodschap Motorische vaardigheid Communicatiemiddel

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

HET SCHRIJFPRODUCT BIJ KINDEREN MET DEVELOPMENTAL COORDINATION DISORDER GERANDOMISEERD EN GECONTROLEERD KLINISCH ONDERZOEK

HET SCHRIJFPRODUCT BIJ KINDEREN MET DEVELOPMENTAL COORDINATION DISORDER GERANDOMISEERD EN GECONTROLEERD KLINISCH ONDERZOEK Universiteit Gent Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie Academiejaar 2010-2011 HET SCHRIJFPRODUCT BIJ KINDEREN MET DEVELOPMENTAL COORDINATION DISORDER

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF-P Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader BRIEF-P Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF-P is een

Nadere informatie

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang.

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang. Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang. Aandacht stoornissen ADD Attention Deficit Disorder (letterlijk: aandacht tekort stoornis) - Een vorm van ADHD

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Woensdag 2 april 2014 Ad van der Sijde, Yulius Autisme Paul Reijnen, BOBA Inhoud Presentatie Vragen Veranderingen DSM-5 autisme

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG

Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG 1 Autisme spectrum stoornissen Waarom dit onderwerp? Diagnostiek

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen De autismespectrumstoornissen - Kwalitatieve stoornissen in de sociale interactie - Kwalitatieve stoornissen in de communicatie - Kwalitatieve stoornissen in het verbeeldingsvermogen

Nadere informatie

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Kajak Congres Psychiatrie en LVB

Kajak Congres Psychiatrie en LVB WERKEN AAN SAMENSPEL Kajak Congres Psychiatrie en LVB Sammy Roording, Klinisch neuropsycholoog Karakter, Zorglijn LVB Ede/Apeldoorn s.roording@karakter.com Muntgebouw Utrecht, 17 mei 2018 pagina 1 INVENTARISATIE

Nadere informatie

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk Dr. P. Remijnse, psychiater UWV Breda, 4-7-2017 Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling Voor deze bijeenkomst mogelijk relevante relaties

Nadere informatie

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG ADHD en ASS Bij normaal begaafde volwassen Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen Samenvatting Autismespectrumstoornissen Autismespectrumstoornissen zijn ontwikkelingsstoornissen die gekenmerkt worden door beperkingen in sociale omgang, de communicatie en de verbeelding. Ze gaan vaak

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Cognitieve functiestoornissen bij schizofrenie

Cognitieve functiestoornissen bij schizofrenie Hallucinaties zijn een merkwaardig psychologisch verschijnsel. Het betreft een vorm van sensorisch bedrog, die bij patiënten met schizofrenie het dagelijks functioneren belemmert en de kwaliteit van leven

Nadere informatie

WPPSI-III-nl analyse Versie: 1.0.0

WPPSI-III-nl analyse Versie: 1.0.0 Persoonsgegevens Naam Geslacht Man Nationaliteit Nederlandse Voorkeurshand Rechtshandig School/Instituut Basisonderwijs Groep/Leerjaar 2 Onderzoeker Paul Vraagstelling (1) ADHD jjjj mm dd Onderzoeks datum

Nadere informatie

Developmental Test of Visual Perception (DTVP-2) 2 th Edition

Developmental Test of Visual Perception (DTVP-2) 2 th Edition Een kijk op het oog (update 2012) DTVP-2 1 Developmental Test of Visual Perception (DTVP-2) 2 th Edition Omschrijving van de test Doel Doelgroep auteurs: D.D. Hammil, N.A. Pearson, & J.K. Voress uitgever:

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof

On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof Over Mindfulness en Autisme Kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) worden gekenmerkt door problemen in de sociale communicatie en interactie, evenals repetitieve,

Nadere informatie

. In een notendop. Over de auteur

. In een notendop. Over de auteur Boek : DCD-hulpgids voor leerkrachten. Achtergrond en adviezen bij de motorische coördinatiestoornis. Auteur : Eelke van Haeften 2009, Pica ISBN: 9789077671276 Bespreker : Sofie Bruyneel Datum : april

Nadere informatie

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014 AD(H)D bespreken N.B.: de inhoud van dit programma is slechts van adviserende aard en dient niet als vervanging voor professioneel en/of medisch advies. Als u verdere consultatie wenst, of wanneer u zich

Nadere informatie

Dutch summary 1. Dutch summary. Dutch summary

Dutch summary 1. Dutch summary.   Dutch summary http://hdl.handle.net/1765/105797 Dutch summary Dutch summary 1 Dutch summary 2 Erasmus Medical Center Rotterdam Dutch summary 3 Introductie Kinderen die in de neonatale periode zeer ernstig ziek zijn

Nadere informatie

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Het moeilijke kind stelt ons vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Leerkrachtversie Informant: Liesbeth Bakker Leerkracht BRIEF Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF is

Nadere informatie

Masterproef oktober 2009

Masterproef oktober 2009 Masterproef 1 29 oktober 2009 Wat is een masterproef? Beslaat +/- 50 blz (15000 woorden) Volgt de structuur van een wetenschappelijk artikel (onderzoek of literatuurstudie) Volgt de APA richtlijnen Deontologie

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 255-2 Datum 15.01.2016 Zelfrapportageversie SRS-A Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Systematische opsporing van Schrijfmotorische problemen Original author: Van Waelvelde, De Mey, & Smits-Engelsman Translated by: Date version:

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Voorbereidende schrijfoefeningen gaan onvoldoende Slordig of slecht leesbaar handschrift

Voorbereidende schrijfoefeningen gaan onvoldoende Slordig of slecht leesbaar handschrift Ouderinformatiebrief: Motorische schrijfproblemen & kinderfysiotherapie Het belang van Schrijven is een manier om te communiceren en om je creatief te uiten. Daarom is belangrijk in de ontwikkeling van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over?

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Tegenwoordig heeft iedereen wel een etiketje! Hebben we dat niet allemaal een beetje? Als je niks hebt, is het precies al abnormaal! Mijn kind heeft (net)

Nadere informatie

Kinderen met dyslexie vertonen opvallende en blijvende moeilijkheden met lezen en spelling en dit vooral op vlak van:

Kinderen met dyslexie vertonen opvallende en blijvende moeilijkheden met lezen en spelling en dit vooral op vlak van: Dyslexie Kinderen met dyslexie vertonen opvallende en blijvende moeilijkheden met lezen en spelling en dit vooral op vlak van: Aandacht en concentratie. ze zijn vergeetachtig en lijken of zijn verstrooid,

Nadere informatie

We hopen. ouders. bedankt. nogmaals. Allen. hartelijk. drs. Anke. Scheeren. Autism. Research. Amsterdam. aan dit onderzoek.

We hopen. ouders. bedankt. nogmaals. Allen. hartelijk. drs. Anke. Scheeren. Autism. Research. Amsterdam. aan dit onderzoek. Vervolgonderzoek Wij zijn erg benieuwd hoe de leerlingen zich verder zullen ontwikkelen op school en op sociaal gebied. We hopen daarom in de toekomst een vervolgonderzoek te doen. Wij hopen van harte

Nadere informatie

Coördinatieontwikkelingsstoornis

Coördinatieontwikkelingsstoornis Coördinatieontwikkelingsstoornis Developmental coordination disorder (DCD) 1 Omschrijving Volgens de DSM-5 moet er voldaan worden aan de volgende vier classificatiecriteria (American Psychiatric Association,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord. Chapter 7

Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord. Chapter 7 Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord Cognitieve dysfunctie bij glioompatiënten Onderliggende mechanismen en consequenties Jaarlijks wordt bij 800 mensen in Nederland

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Diagnostiek 1. Screening 2. Individueel descriptieve diagnostiek 3. Begeleiding en Behandeling Autismespectrumstoornissen VROEGE ONTWIKKELING

Nadere informatie

Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition. Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2

Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition. Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2 Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2 Inleiding BOTMP gepubliceerd in 1978 Meet grove en fijne motorische

Nadere informatie

AD(H)D bij Volwassenen

AD(H)D bij Volwassenen AD(H)D bij Volwassenen https://youtu.be/fgssoj-tbsa JASPER'S REAL LIFE DSM IV-TR naar DSM 5 1950 DSM I Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 2013 DSM 5 X DSM IV-TR naar DSM 5 Belangrijke

Nadere informatie

Het enige middel dat je in het werken met mensen hebt, is jezelf.

Het enige middel dat je in het werken met mensen hebt, is jezelf. Het enige middel dat je in het werken met mensen hebt, is jezelf. I. Autisme en verstandelijke beperking Het verschil Peter Vermeulen zei ooit in een vorming (1999) dat een verstandelijke beperking gelijk

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie Kinderen en jongvolwassenen met een fysieke beperking, zoals cerebrale parese (CP), ervaren vaak loopproblemen in het dagelijks leven. Veelgehoorde

Nadere informatie

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Dutch summary. Nederlandse samenvatting Dutch summary Nederlandse samenvatting 127 Kinderen die te vroeg geboren worden, dat wil zeggen bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken, worden prematuren genoemd. Na de bevalling worden ernstig

Nadere informatie

Chapter 9. Samenvatting

Chapter 9. Samenvatting Samenvatting In dit proefschrift wordt beschreven hoe kinderen met Astma of met Developmental Coordination Disorder (DCD), hun kwaliteit van leven (KVL) ervaren vergeleken met gezonde kinderen. Bij schoolgaande

Nadere informatie

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat is neuropsychologie? Neuropsychologie is de psychologie die zich bezighoudt met

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Chapter 10 Samenvatting

Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 De laatste jaren is de mortaliteit bij patiënten met psychotische aandoeningen gestegen terwijl deze in de algemene populatie per leeftijdscategorie is gedaald. Een belangrijke

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vrouw BRIEF-A Inleiding 2 / 11 INLEIDING De BRIEF-A is een

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Otto Peterszoon ID icode TE9Q Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Otto Peterszoon ID icode TE9Q Datum BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 255-199 icode TE9Q Datum 03.10.2015 Ouderversie Informant: Roelofsen moeder BRIEF Interpretatie 3 / 11 INTERPRETATIE De BRIEF

Nadere informatie

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind Psychiatriseren = Het moeilijke kind stelt de volwassene vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

Vergelijking van het handschrift tussen typisch ontwikkelende kinderen en kinderen met een autismespectrumstoornis

Vergelijking van het handschrift tussen typisch ontwikkelende kinderen en kinderen met een autismespectrumstoornis Academiejaar 2010 2011 Eerste examenperiode Vergelijking van het handschrift tussen typisch ontwikkelende kinderen en kinderen met een autismespectrumstoornis Masterproef neergelegd tot het behalen van

Nadere informatie

Autisme in de levensloop. Conclusies. Overzicht. Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis

Autisme in de levensloop. Conclusies. Overzicht. Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis in de levensloop Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Conclusies 1. Het is! om in verschillende levensfases diagnostisch onderzoek te herhalen.. Het is! om comorbiditeit goed in

Nadere informatie

Primair onderwijs Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau

Primair onderwijs Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau Primair onderwijs Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau Balans van de handschriftkwaliteit in het basis- en speciaal basisonderwijs PPON-reeks nummer 50 Cito/Arnhem, februari 2013 Methodegebruik (par.

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Samenvatting. Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur

Samenvatting. Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur Samenvatting Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur De uitvoering van dagelijkse fysieke activiteiten is sterk variabel. Deze variabiliteit kan worden beschreven

Nadere informatie

Hersenstichting Nederland. Autismespectrumstoornissen

Hersenstichting Nederland. Autismespectrumstoornissen Hersenstichting Nederland Autismespectrumstoornissen 1 Autismespectrumstoornissen Een autismespectrumstoornis (ASS) is een ontwikkelingsstoornis waarbij de informatieverwerking in de hersenen verstoord

Nadere informatie

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen INLEIDING 2/12 Inleiding Metingen / Personen Naam Leeftijd Geslacht Test Datum Tijdsduur Lijnstijl 42;0 m 18.07.2017 0.078 18.07.2017

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009 Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen Rob Neyens 22.10.2009 Programma 1. Theorie: wat is autisme? 1.1 Buitenkant 1.2 Binnenkant 2. Praktijk: hoe omgaan met autisme? 2.1 Remediëren 2.2 Compenseren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 121 Nederlandse samenvatting Patiënten met type 2 diabetes mellitus (T2DM) hebben een verhoogd risico op de ontwikkeling van microvasculaire en macrovasculaire complicaties. Echter,

Nadere informatie

Handschriftontwikkeling

Handschriftontwikkeling Handschriftontwikkeling Kennisgroep Speciaal Kennisgroep Speciaal is een samenwerkingsverband van organisaties voor speciaal (Mytyl)onderwijs gericht op het delen en ontwikkelen van kwalitatief hoogstaande

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie