... V O O R S C H R I F T E N M I L I E U V E R G U N N I N G I N H O U D BEGRIPPEN... 2

Transcriptie

1 Behoort bij de beschikking van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen van P. Huijbregts, Schansdijk 4 te De Heen, kenmerk: ZK V O O R S C H R I F T E N M I L I E U V E R G U N N I N G I N H O U D BEGRIPPEN... 2 VOORSCHRIFTEN... 4 A. ENERGIE... 4 B. BODEM... 4 C. HOUDEN VAN DIEREN... 5 D. CHEMISCH LUCHTWASSYSTEEM 95 % (BWL V3)... 5 D.1. Algemeen... 5 D.2. Controle luchtwassysteem... 7 E. OPSLAG VAN ZWAVELZUUR... 8 P Huijbregts voorschriften omgevingsvergunning Schansdijk 4 te De Heen 1/8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

2 BEGRIPPEN In deze vergunning wordt termen gebruikt die hieronder zijn gedefinieerd. ADR Accord européen relatief aux transport internationaux de marchandises dangereuses par route (Europeese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg). Emballage Glazen flessen tot 5 liter, kunststof flessen of vaten tot 60 liter, metalen bussen tot 25 liter, stalen vaten of fiberdrums tot 300 liter, papieren of kunststof zakken, laadketels. Gevaarlijke stoffen (ADR) Stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de IMDG-Code. Lekbak Een vloeistofdichte bak van steen, beton, staal of kunststof. De lekbak moet bestand zijn tegen de als gevolg van lekkage optredende plotselinge vloeistofdruk alsmede de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen. De lekbak moet een inhoud hebben die ten minste gelijk is aan de totale hoeveelheid erin opgeslagen vloeistoffen. NEN Een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. Zie PGS Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen, Ministerie van VROM. Vloeistof (ADR) Een stof die bij 50 C een dampdruk heeft van ten hoogste 300 kpa (3 bar), en bij 20 C en een druk van 101,3 kpa niet volledig gasvormig is, en die a) bij een druk van 101,3 kpa een smeltpunt of beginsmeltpunt heeft van 20 C of lager, of b) die volgens de beproevingsmethode ASTM D vloeibaar is, of c) volgens de criteria van de in van het ADR beschreven beproevingsmethode voor de bepaling van het vloeigedrag (penetrometermethode) niet dikvloeibaar is. Vloeistofdicht Een situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van een materiaal niet bereikt. Vloeistofkerende vloer of voorziening Een verharding die voor een kortere periode in staat is om de vrijgekomen vloeistoffen op te vangen en te voorkomen dat deze in de bodem terechtkomen. Onder 'kortere' is dan te verstaan de periode die ligt tussen het vrijkomen van de stoffen en het moment dat de opruimactiviteiten zijn afgerond. Toelichting: Om te voorkomen dat vrijgekomen vloeistoffen in de bodem geraken moet de vloeistofkerende vloer in ieder geval bestaan uit een aaneengesloten verharding. Een dergelijke vloer hoeft niet van een verklaring vloeistofdichte voorziening te zijn voorzien. Schansdijk 4 te De Heen 2/8 activiteit milieu, Wabo

3 Voor zover een norm of richtlijn (zoals DIN, NEN, CPR, SBR, CUR/PBV of BRL), waarnaar in een voorschrift of in de begrippenlijst verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de vóór de datum, waarop de onderwerpelijke vergunning is verleend, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft de norm of richtlijn die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten geldig was, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Schansdijk 4 te De Heen 3/8 activiteit milieu, Wabo

4 VOORSCHRIFTEN A. ENERGIE 1. Het energieverbruik moet worden geminimaliseerd door extra weerstand in het systeem, veroorzaakt door vervuiling van de ventilatoren en ventilatiekanalen in stal 3b en 5, te voorkomen. Ventilatoren en ventilatiekanalen moeten hiertoe minimaal jaarlijks worden schoongemaakt. B. BODEM 1. De leidingen en riolering waardoor afvalwater of mest wordt getransporteerd moeten mestdicht zijn en moeten bestand zijn tegen de inwerking van de daarin te transporteren mest. 2. Zwavelzuur moet worden opgeslagen in goed gesloten emballage die vloeistofdicht is en bestand is tegen zwavelzuur. 3. Emballage met zwavelzuur moet zijn opgeslagen in of boven een lekbak. Dit geldt niet voor de werkvoorraad (dat is de voorraad die binnen één week wordt gebruikt) van de betreffende stof. 4. Lege ongereinigde emballage moet worden opgeslagen als gevulde emballage. 5. Op plaatsen waar wordt gewerkt met zwavelzuur of waar zwavelzuur wordt af- of overgetapt moeten voldoende absorptiemiddelen aanwezig zijn. Gemorst zwavelzuur, moeten onmiddellijk worden opgenomen met absorptiemiddel om bodemverontreiniging te voorkomen. Verontreinigd absorptiemiddel moet gescheiden van andere stoffen worden bewaard in vloeistofdicht, goed gesloten vaatwerk en moet als (gevaarlijk) afval worden afgevoerd. 6. Een bodembeschermende voorziening (lekbak, vloeistofkerende vloer/voorziening e.d.) moet zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, maar ten minste éénmaal per jaar visueel door vergunninghouder worden gecontroleerd op scheuren, naden of andere gebreken die afbreuk doen aan de functie van de voorziening. In geval van geconstateerde gebreken moet de constructie worden hersteld. 7. De bevindingen van de inspecties moeten worden geregistreerd in een milieulogboek. De volgende gegevens moeten worden vastgelegd: een overzicht van geïnspecteerde voorzieningen; de datum waarop de inspecties zijn uitgevoerd; welke vervolgacties bij geconstateerde onregelmatigheden zijn of nog worden ondernomen. 8. Op plaatsen waar op- en overslag plaatsvindt van zwavelzuur moet een werkinstructie zichtbaar aanwezig zijn. In de werkinstructie moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van bodemverontreiniging. De handelwijze in geval van onverhoopt toch optreden van morsen of overvulling moet ook in de werkinstructie beschreven zijn. Vergunninghouder moet erop toezien dat wordt gewerkt overeenkomstig deze werkinstructie. 9. Wanneer een incident heeft plaatsgevonden moet worden nagegaan waardoor het is veroorzaakt en welke maatregelen genomen kunnen worden om het incident in de toekomst te voorkomen. Deze maatregelen moeten vervolgens worden doorgevoerd. Schansdijk 4 te De Heen 4/8 activiteit milieu, Wabo

5 C. HOUDEN VAN DIEREN 1. In de inrichting mogen in het totaal gelijktijdig niet meer dieren gehouden worden dan de aantallen dieren zoals vermeld in de bij de vergunning behorende bescheiden die als zodanig zijn gewaarmerkt. Het maximaal aanwezige aantal dieren is als volgt: Stal Diersoort en stalsysteem Aantal dieren 2 fokstieren en overige rundvee ouder dan 2 jaar (A 7) 21 3a vleesvarkens (D ) 560 3b vleesvarkens (D ) vleesvarkens (D ) vleesvarkens (D ) Bewijzen dat de in het vorige voorschrift bedoelde aantallen niet worden overschreden, zoals landbouwtellingen of boekhoudkundige gegevens, moeten te allen tijde op verzoek van een namens het gemeentebestuur van Steenbergen controlerend persoon worden getoond. 3. De stallen 3b (voor het houden van maximaal 400 vleesvarkens) en stal 5 (voor het houden van maximaal vleesvarkens) moet zijn uitgevoerd, worden onderhouden, gebruikt en op de goede werking gecontroleerd conform de eisen zoals gesteld aan het stalsysteem chemisch luchtwassysteem 95% ammoniakemissiereductie (BWL V3). Deze eisen zijn vastgelegd in de stalbeschrijving van dit stalsysteem, die is terug te vinden op D. CHEMISCH LUCHTWASSYSTEEM 95 % (BWL V3) D.1. Algemeen 1. De stallen 3b en 5 moeten zijn aangesloten op een chemisch luchtwassysteem 95 %, dat is aangelegd en gedimensioneerd en wordt toegepast volgens het toelatingscertificaat en de eisen zoals gesteld aan het stalsysteem in de stalbeschrijving van systeemnummer BWL V3. Deze eisen zijn vastgelegd in de stalbeschrijving van april 2009 van dit stalsysteem, die is terug te vinden op 2. De capaciteit van het luchtwassysteem moet minimaal gelijk zijn aan de totale maximale ventilatiebehoefte. 3. Alle ventilatielucht die afkomstig is uit de in voorschrift D.1.1 genoemde stallen moet door de wassers worden geleid. Hiertoe moet voldoende onderdruk (minimaal 5 Pa lager dan luchtdruk buiten de stal) in de stallen heersen en moet geen lucht de wassers onbehandeld kunnen verlaten. 4. De luchtwassers moeten een ammoniakverwijderingsrendement hebben van tenminste 95 %. 5. De luchtwasser moet voor stal 5 een minimale capaciteit hebben van m 3 per uur en een uitstroomoppervlak van 4,77 m De luchtwasser moet voor stal 3b een minimale capaciteit hebben van m 3 per uur en een uitstroomoppervlak van 2,88 m Per m 2 netto aanstroomoppervlak van het filterpakket in de wasser wordt maximaal m 3 lucht per uur aangevoerd. Voor de berekening van het aanstroomoppervlakte moet worden uitgegaan van dat deel van het filterpakket/de filterwand dat netto Schansdijk 4 te De Heen 5/8 activiteit milieu, Wabo

6 beschikbaar is voor de doorstroming met lucht. Het gaat om de ruimte die netto beschikbaar is. Delen van het filterpakket die zich bevinden achter een bevestigingsprofiel of een andere afsluiting of die in het waswater van de opvangbak staan, blijven buiten beschouwing bij het bepalen van het netto aanstroomoppervlakte. Het netto aanstroomoppervlakte van de luchtwasser van stal 3b bedraagt minimaal 6,55 m 2 en het netto aanstroomoppervlakte van de luchtwasser van stal 5 bedraagt minimaal 20,44 m Voor stal 5 mag de maximale ventilatie ten hoogste m3/uur bedragen. De waarde van de ventilatie moet eenduidig en verifieerbaar uit de klimaatcomputer zijn af te lezen. De waarde van het maximaal bereikte ventilatiedebiet moet dagelijks worden geregistreerd en worden bewaard in het milieulogboek. 9. Na het installeren of opleveren van de luchtwassers moet een kopie van het opleveringscertificaat worden overgelegd aan de burgemeester en wethouders van Steenbergen. In dit certificaat moeten de belangrijkste gegevens en dimensioneringsgrondslagen van het luchtwassysteem zijn opgenomen. 10. Het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal bedraagt tenminste 1 cm 2 per m 3 maximale ventilatiebehoefte. 11. Op de waswatercirculatiepomp moet een doelmatige en verzegelde urenteller zijn geïnstalleerd. 12. In de leiding van de circulatiepomp naar de sproeiers moet een aftappunt voor waswater aanwezig zijn. Vanuit dit aftappunt moet de monstername plaatsvinden. 13. In de spuileiding van de chemische luchtwasser moet een verzegelde en door het KIWA goedgekeurde waterpulsmeter worden geïnstalleerd. 14. De waarden van de urenteller en waterpulsmeter moeten continue worden geregistreerd en niet vrij toegankelijk worden opgeslagen. 15. Ten minste eenmaal per drie maanden moet de druppelvanger worden gereinigd. 16. Eenmaal per jaar (zie systeembeschrijving) moeten filters van de luchtwassers worden gereinigd of vervangen. 17. Als het filterpakket sterk vervuild is, moet reiniging dan wel verwisseling hiervan direct gebeuren. 18. De datum en het tijdstip van het stopleggen voor het onderhoud en het opstarten van de chemische luchtwasser moeten in het milieulogboek worden bijgehouden. 19. Als door wat voor oorzaak dan ook gedurende meer dan 24 uren ongezuiverde stallucht in de buitenlucht terecht komt, dan wel is gekomen, moeten burgemeester en wethouders van Steenbergen hiervan onmiddellijk in kennis worden gesteld. 20. Het wasmedium van het luchtwassysteem moet zijn voorzien van een laagdebietalarmering die direct in werking treedt als het debiet van het wasmedium te laag is voor een optimaal wassende werking. 21. Bij de chemische luchtwasser moet een (plattegrond)tekening aanwezig zijn waarop de uitvoering en situering van de koppeling tussen de zuuropslag en de wassers staat aangegeven en de uitvoering en situering van de koppeling tussen de wassers en de spuiwateropslag inzichtelijk worden gemaakt. Schansdijk 4 te De Heen 6/8 activiteit milieu, Wabo

7 D.2. Controle luchtwassysteem 1. Uiterlijk zes maanden na het installeren en in gebruik nemen van het betreffende chemische luchtwassyteem moet de vergunninghouder onderzoek (laten) doen naar het ammoniakverwijderingsrendement van het betreffende chemische luchtwassysteem. De metingen moeten overdag plaatsvinden onder representatieve bedrijfscondities. 2. De rendementsmeting moet bestaan uit een natchemische bepaling van het ammoniakgehalte van zowel de ingaande lucht voor de chemische luchtwasser als de uitgaande lucht die de chemische luchtwasser verlaat. 3. De rendementsmeting moet volgens NEN 2826/VDI 3496 en de NeR worden uitgevoerd. 4. Een rapportage van de rendementsmeting met vermelding van de bedrijfscondities (ventilatiedebiet en aantallen aanwezige dieren) moet binnen één maand na de meting aan het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen worden overgelegd. 5. Om de rendementen op de langere termijn aan te tonen moet deze rendementsmeting worden herhaald in de zomerperiode van het vierde jaar waarin de installatie in gebruik is. Vervolgens moet deze meting elke 5 jaar worden uitgevoerd. Op deze metingen zijn de voorgaande drie voorschriften ook van toepassing. 6. Minimaal eenmaal per jaar moet een chemische wasser door de leverancier of een door het bevoegd gezag goed gekeurde deskundige worden gecontroleerd op de goede werking en worden onderhouden. 7. Het waswater moet elk half jaar op de volgende parameters worden geanalyseerd: ph; ammonium; nitriet en nitraat; sulfaat. De resultaten van de tweejaarlijkse controle moeten worden geregistreerd in het logboek. 8. Monstername en analyse van het spuiwater en de rapportage daarvan moeten worden uitgevoerd door een STERLAB of STERIN gecertificeerde instelling. Monstername en conservering moeten volgens NEN 6800 en NPR 6601 worden uitgevoerd. Een afschrift van de analyseresultaten moet binnen één maand na de monstername aan het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen worden overgelegd. 9. Als (uit de wekelijkse controle, een waarneming van de veehouder of een waarneming van een vertegenwoordiger van de gemeente) blijkt dat een chemische wasser niet goed functioneert, of dreigt niet goed te gaan functioneren, moet de vergunninghouder er direct voor zorgdragen dat maatregelen worden getroffen om de goede werking van de luchtwasser te waarborgen. 10. Een chemische wasser moet wekelijks worden gecontroleerd op: ph van het waswater; waswaterdebiet en de verdeling over het pakket; spuiwaterdebiet; ventilatie; zuurdoseerinstallatie; zuurverbruik. Vervuiling filter in ateropvangbak. Schansdijk 4 te De Heen 7/8 activiteit milieu, Wabo

8 11. De ph van het waswater in de chemische luchtwasser mag voor verversing maximaal 3 en na verversing maximaal 2 zijn. 12. Het gehalte aan ammoniumsulfaat in het waswater moet maximaal 2,1 mol per liter bedragen. 13. Waswater moet worden aangezuurd met zwavelzuur. 14. De opgegeven spuifrequentie moet bij de ingebruikname van de luchtwasser bekend zijn en moet bij de installatie worden bewaard. 15. Voor alle luchtwassystemen gezamelijk moet een logboek aanwezig zijn. Hierin moeten worden vermeld: de resultaten van de wekelijkse en halfjaarlijkse controle; de uitgevoerde onderhouds- of aanpassingswerkzaamheden; een afschrift van het opleveringscertificaat; een afschrift van de analyseresultaten van het waswater; een afschrift van de rendementsmeting; de aankoopbewijzen van het zuur; afgiftebewijzen (met vermelding van datum, hoeveelheid en ontvanger) van het spuiwater. 16. De logboeken moeten binnen de inrichting aanwezig zijn en moeten op verzoek aan een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen worden getoond. De in het logboek opgenomen gegevens moeten 3 jaren binnen de inrichting worden bewaard. E. OPSLAG VAN ZWAVELZUUR 1. De opslag van zwavelzuur moet voldoen aan het gestelde in de navolgende artikelen van de richtlijn PGS 15: a t/m 3.1.5; b , , , t/m ; c en 3.3.3; d ; e ; f , en ; g , en ; h t/m ; i en ; j ; k en; l Schansdijk 4 te De Heen 8/8 activiteit milieu, Wabo