XIIIb-3 Pastoor Gerardus van HAAFF

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "XIIIb-3 Pastoor Gerardus van HAAFF"

Transcriptie

1 XIIIb-3 Pastoor Gerardus van HAAFF Na Jacobus en Michiel is hij de derde zoon van XIIIb) geboren en RK gedoopt te Megen op vrijdag 26 september Zoon dus van Petrus (Emericus) van Haaff en Catharina Bresser. Doopheffers: Henricus van Scheerenbergh en Anna Michels, priester, ovl. (90 jaar oud) te Megen op vrijdag 6 febr Luis in de pels. Op 1 juli 1769 overlijdt te Schaijk Petrus van Haaff; vader van de pas dertienjarige Gerardus. Hij laat een vrouw en vier minderjarige kinderen achter. (Twee oudere broers 15 en 17 jaar en een jonger zusje van 10 jaar oud). (Nakijken of er iets is geregeld over de voogdij van deze kinderen!) Dit hoofdstuk gaat verder alleen over Gerardus, de (latere) pastoor van Megen. Het leven van Gerardus is dusdanig turbulent, vol conflicten vooral met het plaatselijk bestuur van de stad Megen, dat er zoals u zult zien gemakkelijk een royaal hoofdstuk te vullen is met zijn kleurrijke leven. De pastoor is een punctueel econoom die veel bezig is met het bestieren van de parochiale kas, maar ook zijn privévermogen groeit met der tijd. Tijdens het lezen van alle hieronder weergegeven feiten zult u kennismaken met de vasthoudendheid van Gerardus. Hij schuwt het conflict niet en is voor de duivel niet bang, hetgeen hem als pastoor goed uitkomt. Dit brengt hem als uiterste op een punt waarop hij bijna in Keulen ter dood gebracht wordt. Toch weet hij met magistrale verbaliteit zijn nek uit de strop te redden en hij keert na verbannen te zijn geweest uit zijn graafschap- weer terug in Megen. Een groot deel van zijn latere leven is hij zwak en ziekelijk, maar hij voert strijd tot voor het gerecht omdat hij de doktersrekening exorbitant hoog vindt. Zijn grote opponent is en blijft de Schout van Megen; Roerich, de zetbaas van de Graaf van Schall. Geschillen om wereldlijke en/of kerkelijke macht, excommunicatie, pesterijen, gesar over en weer en de pastoor vraagt van alles uitgereid kopiën. Hij bouwt aan een enorm dossier waarover hij in zijn testament dan ook expliciet beschikt. Dit dossier is een enorme geschiedkundige bron. Overal waar de pastoor ging liet hij een spoor van brieven en protocollen na. Hij bemoeide zich met alles en schreef brieven aan de Koning omdat het stadsbestuur uit pesterij zijn inkomen uit allerlei tienden bevroor. Maar Gerardus zou geen echte van Haaff zijn als hij het erbij zou laten zitten. Hij gaat de strijdt aan en komt steeds weer als winnaar uit de strijd. Een lastpost dat wel, een luis in de pels, maar met een onwrikbaar gevoel voor rechtvaardigheid en gerechtigheid. Ik heb al veel ballast uit dit hoofdstuk gelaten en u moet een doorzetter zijn om zich door zijn leven te lezen. Maar daarna zult u hem nooit meer vergeten die pastoor Gerardus. In het jaar 1774 wordt hij op 18 apr. ingeschreven aan de universiteit van Keulen. Een jaar later op Op 11 febr. slaagt hij voor zijn Baccalaureus bij zijn leraar Johannes

2 Pützfeld. Vijf jaar later op 18 febr 1779 lezen we het volgende: Acte van de Heer Joannes Henricus van Haaff, om titulus ordinationis te krijgen voor Gerardus van Haaff. Wij Mr. L.F de Raet Drossard en Schout, H.J. van Anrae en Johan van Dijck, schepenen van de hooge Vrijheerlijkheid Boxmeer, doen kond en tuigen dat voor ons gekomen is den Heer Joannes Henricus van Haaff Pastor tot Schayk welke verklaarde te cederen en te transporteren aan (zijn neef) Gerardus van Haaff geboortig van Megen en thans studerende tot Keulen, - uit een weikamp tot Middelaar gelegen jaarlijx een som van vijff en twintig daalder voor een wekelijksche misse tot Gennep, - twee en twintig en een halven daalder voor een wekelijkse misse tot Ottersum uit een weikamp en eenen mergen bouland tot Boxmeer gelegen, - agt en twintig daalder uit een Capitaal van een duisend een honderd en vijf en twintig Cleefse daalder ten lasten van Wolter Willem Michels, - negen en twintig daalder ses stuvers uit de kapitalen tot Oeffeld voor twee wekelijksche missen in de kerk tot Oeffeld, - en laastelijk nog uit de kapitalen tot Oeffeld twee en veertig daalder, waaruit bijgesteld sijn een duisend en vijftig guldens Hollans tegen drie per cent uitmaakende 31 en een halve gulden hollans, maaken voors. twee en veertig daalder alle welke een jaarlijxe som van honderd en ses en veertig daalder een en twintig stuiver Cleefs, alles tot een titulis ordinationis voor gemelde Gerardus van Haaff, sullende deze overgifte soo lange stand grijpen, totdat gemelde Gerardus van Haaff met een ander geestelijk benefici versien is. Verklaarende gemelde Heer Pastor Joannes Henricus van Haaff, dat na aftrek der schattingen en lasten voorschr. landerijen en Capitalien vrij meer opbrengen als voorstaande bij dese aan Gerardus van Haaff gecedeerde jaarlijxe honderd en ses en veertig daalder een en twintig stuiver Cleefs, omdat gemelte goederen niet leenroerig maar allodiale goederen sijn: in teken van waarheid hebben wij gerigtspersonen dese beneffens den Heer transportant getekend, Boxmeer den 18e february 1700 negen en seventig. Na zijn studie in Keulen ontvangt Gerardus op 20 aug de demissoriales voor de eerste tonsuur (scheren van de kruin). Wij H. de Groot Notaris tot Herpen resideerende en die ondergeschr. schepenen des Dorps Schaijk, doen cond en certificeeren bij deeze dat voor onsen persoon is gecompareerd den Wel Eerwaarde Heer Joannes Henricus van Haaff, pastor in Schaijk welken comparant behoorlijk aan ons te kennen gaf hoe dat zijnen neeff Gerardus van Haaff, wettige zoon van Petrus van Haaff en Catharina Bressers echtel. in sijne studie en genomene resolutien tot den Geestelijken staat zo verre ware geavanceert om de ordinis te ontfangen. Edogh om redene dat voors. theologant met geene beneficie of officie geprovideerd is of om daartoe te kunnen geraken, zoo is't dat voornoemde Eerw. Heer comparant de hierna te noemene goederen als daar toe volgens bijliggende getuijgschriften 't zij van

3 weegens testamentaire dispositie heeft geassigneerd voor eenen weijtitul bestaande in de volgende parcelen van ongerede goederen: 1. Eenen weijkamp van vier Cleefse morgens gelegen in de Vrije Heerlijkheid van Boxmeer aan de Groeskens jaarlijks opbrengende na aftreck van alle lasten een zumme van fl Eenen weijkamp van een en enen halven morgen Hollants gelegen in de Heerlijkheid Middelaar gefundeerd van Emericus Krist, gewesene pastor van Gennip, jaarlijks opbrengende na aftreck van alle lasten fl Een officie in de parochiale kerk van Ueffeld gefundeerd door Arnoldus Cornelius Krifs, gewesenen pastor in Ueffeld voorn. jaarlijks renderende deductis deducendis fl Uijt de capitalen van 2700 guldens staande op de gemeente van Ueffeld een capitaal van 1050 guldens Hollants tegens drie pro cento, monteerd jaarlijks fl Een capitaal van 250 guldens Hollants staande tot lasten van Henricus van Dueren en Hermanus van den Hoogen aan ons ondergeschr. in originalis vertoond, teegen vier pro cento, monteerd fl Tot hier toe zijn het goederen en inkomsten der fundaties van de famille, hierbij voegd den Eerw. Heer comparant een capitaal van: 6. Een obligatie van 250 guldens Hollants en een dito van 50 guldens staande tot lasten van Ruth Ploegmakers, tegens vier pro cento, monteerd jaarlijks fl Een obligatie van 250 guldens Hollants staande tot lasten van Leonardus Cokken en Joanna Voet echtel. tegens vier pro cento mede aan ons in originalis geexhibeerd, bedraagd jaarlijks fl Een obligatie van 250 guldens tot lasten van Paulus L. van Hees aan ons in originalis vertoond, jaarl. fl Dus bedragen de gemelte goederen in contante penningen de zumma van fl jaarlijks gelijk blijkt uyt de bijgevoegde authentieke documente en aan deze titul is annex de pligt van voor deze vier wekelijkse missen te lezen. Als welke voorgemelte ongerede goederen en gemelte obligaties aan voorgemelte Eerw. Heer Comparant als vollen eijgenaar van de selve voor enen weijtitul is afstaande en dat met alle baten en voordelen, regten en geregtigheden, in den eijgendom of de jaarlijkse revenuen iets te reserveren, en dit alles tot tijd en wijlen d' Heer Gerardus van Haaff van een beneficie sal voorzien wezen. Des in oirconde hebben wij deze na gedane voorlesinge ondertekend en bekragtigd. Schaijck den 20 aug Vervallen? Het lijkt voor de hand te liggen dat hiermee de inkomsten die zijn Heeroom Joannes Henricus van Haaff hem eerder toebedeelde (18 febr. 1779) in het kader van zijn titulus ordinationes, komen te vervallen. Of is het toch een aanvulling op dat benefici? 1779 Op 30 aug. ontvangt hij zijn mindere wijen en op 13 nov. ontvangt hij zijn diaconaatswijding. Op 18 dec wordt hij tot priester gewijd op grond van een geestelijk patrimonium opgericht door zijn Heeroom de pastoor van Schaijk. Vervolgens is hij vanaf 1780 zes jaar assistent bij zijn Heeroom Joannes Henricus van Haaff te Schaijk Op 25 juni 1780 huwt zijn broer Jacobus die mr. goudsmid is, te Oss met Anna Maria Schaseberge en een jaar later huwt zijn tweede broer Michiel op 5 mei 1781 te Amsterdam. Michiel is mr. timmerman/schuijtemaker. Hij huwt met Elisabeth Sanders en wordt op 8 januari 1782 ingeschreven als poorter van Amsterdam.

4 Drie zonen vliegen uit. De drie zonen van Petrus zwermen dus allemaal uit en ontvluchten de kleinschaligheid van Megen. Jacobus gaat in 1766 in de leer om goudsmid te worden en Michiel vertrekt in 1782 naar Amsterdam. Michiel is de avonturier die later in dienst treedt van de VOC en verre reizen maakt. Gerardus vertrekt in 1774 dus naar Keulen om daar zijn opleiding tot priester te ontvangen Gerard wordt in 1782 magister van het Gymnasium te Ravenstein en op 17 aug. wordt te Amsterdam Maria Catharina van Haaff geboren, dochter van Michiel van Haaff en Elisabeth Sanders. Zij is een volle nicht van pastoor Gerardus Op 17 nov. overlijdt te 's Hertogenbosch op nog jonge leeftijd zijn broer Jacobus van Haaff; mr. zilversmid. Hij wordt de 21e aldaar begraven (3 juli) Acte van collatie over de vacante pastorije der stad Megen, gegeven door zijne Hooggravelijke Excellentie den Heer van Grave, Carl von Schall, regeerende Grave van Megen voor en ten behoeve van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff. Dit stuk is in het geheel opgesteld in het latijn en bevat behalve allerlei formele zaken nog een deel dat vertaald zou moeten worden om duidelijkheid te krijgen over de inhoud. Het stuk eindigt: De voorstaande copie van acte van collatie accordeert van woord tot woord met het origineel door zijn Hooggravelijke Excellentie eigenhandig ondertekend en met hoog desselvs zegel bekragtigd, die aan mij ondergeschreven bekend zijn. Megen den 3de julij 1791, Hendr. Roerich Landschrijver. Op 8 juli wordt hij officieel geïnstitueerd als pastoor van Megen. Hiermee volgt hij pastoor Biedijx op. Op dat moment is hij maitre de rhetorique van het Ravensteinse Gymnasium. Op den 25e juli is de nieuwe pastor Gerardus van Haaff feestelijk ingehuldigd. Ravesteins Gymnasium. Hoewel we ons bij de Latijnse school een soort middelbare school moeten voorstellen, moeten we ons wel realiseren dat Latijnse scholen in het algemeen zeven- of achtjarige opleidingen waren. De opleiding begon als de kinderen acht jaar oud waren. Sommige kinderen die er heen gestuurd werden hadden daarvoor nog niet leren lezen en schrijven, dus in de eerste klas ging daar de meeste aandacht naar uit. Elke leraar had meestal voor een volledig leerjaar de verantwoordelijkheid. Met name in de hoogste klassen werden bijna alle vakken gegeven. Dat betekende dat de betreffende leraar een soort universeel genie moest zijn. In de lagere klassen vormden na het lezen en schrijven zelf, de Latijnse taal de hoofdschotel van de leerstof. Daarna volgde het lezen en vertalen en ten slotte het schrijven van brieven in het Latijn. Men leerde vaardigheden die bij het vervaardigen van gedichten van pas kwam. Ook

5 werd de welsprekendheid geoefend door het houden van voordrachten, met als hoogtepunt het houden van een twistgesprek (disputatio). Gerardus van Haaff zal hieraan als maitre de rhetorique een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Om de leerlingen extra aan te sporen tot ijver werden jaarlijks zogenaamde prijsboeken uitgereikt aan de twee beste leerlingen van elke klas: de primus en de secundus. Ook het spelen van toneelstukken was een beproefd middel om de vaardigheden in praktijk te brengen. Jaarlijks voerden de studenten op de Markt van Ravenstein een openluchtspel op. Het ging dan vooral om klassieke toneelstukken maar soms schreven de docenten ook eigen stukken. Een aantal daarvan zijn bewaard gebleven. Naast de klassieke vakken was het godsdienstonderwijs altijd erg belangrijk en ook het aanleren van het Gregoriaanse gezang hoorde hier bij. In de hogere klassen werd er ook natuurkunde, medicijnleer, rechtswetenschappen, geschiedenis en aardrijkskunde gegeven, maar de hoeveelheid en de kwaliteit van deze vakken moet men in het algemeen niet al te hoog schatten. Het was een streng leven op de Latijnse scholen. De leerlingen moesten dagelijks zeer vroeg opstaan (soms al om vier uur). Dagelijks misbezoek was verplicht en elke student droeg een uniform. Het was verboden om te zwemmen, te schaatsen, met sneeuwballen te gooien, te kaarten, te dobbelen, op stelten te lopen en om duiven of konijnen te houden. Behalve in de kerk mocht er geen muziek gemaakt worden. De scholen deelden op een gegeven moment strafpunten uit aan jongens die tegen wat dan ook gezondigd hadden. Bij meer dan vijf strafpunten per week moest je de hele week daarna binnen zitten en strafwerk maken. Gezinnen (waar de leerlingen logeerden) dienden slechts om kinderen te voeden en slaapgelegenheid te bieden, het grootste deel van de dag werd het leven gedicteerd door de regels van de school Vest van huis en hof op de hoek van de Kruisstraat te Megen voor de Eerwaarde Heer pastoor Gerardus van Haaff. Wij Johannes van Mensel, president en Bernard Georg Faabe, schepen der stad Megen, doen cond en tuigen dat voor ons is gecompareerd de Heer Johan Jozeph de Neij dewelke bekende bij publique voorwaarden verkogt te hebben en dienvolgens te vesten en te transporteren ten behoeve van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, pastor der stad Megen, het huis en hof gehorende tot de nalatenschap van Q.M. Sweers, staande en gelegen binnen de stad Megen op den hoek van de Kruisstraat (sectie A 739. De nrs. 752 en 753 zijn ook van de pastoor en nr. 751 is de tuin tot aan de Wal) zulks dat de heg naast den hof van T. Tielens van den hof van de pastorij of heel op het verkogte erf staat en daarbij gehoord, regt doorschietende tot vooraan de gemeene straat, met het andere eind tot aan het huis en gevel van Hermanus den Groen en het klein hofje aan dat huis gehorende en wijders tot aan het erf van Leendert Battussen en de pastorij volgens de heg af, dat koper den eigendom daarvan aanstonds het gebruik niet eerder als op maij des aanstaande jaars 1794 zal aanvaarden. Blijvende het tot die tijd toe verhuurd aan voornoemde Heer J.J. de Neij gelijk bij de verkoopvoorwaarden is bedongen ingevolge huurcedulle daarvan sijnde. Transportant heeft van het voorz. huis en hof afstand gedaan, zonder daaraan eenige verder regt of eigendom te behouden ten behoeve van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, bekomende door denselve van de

6 koopspenningen ter somma van agtien honderd en vijftien gulden en het getransporteerde te vrijwaren en guaranderen na lands regten. Megen den 8 april Obligatie van fl. 1000,- Hollands voor de Heer J.C.A. Goltsius Doctor in de medicijnen en zijn vrouw A.C. van Mensel tot laste van de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff. Wij Johannes van Mensel, president en Hendrik Sengers, schepen der stad Megen, doen cond en tuigen dat voor ons is gecompareerd de Eerw. Heer Gerardus van Haaff. pastor der stad Megen, dewelke bekende wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de Heer J.C.A. Goltsius medicinae Doctor en desselvs huisvrouw A.C. van Mensel, wonende tot Lith, eene capitale som van een duisend gulden Hollands, die de comparant bekende reeds ontvangen en genoten te hebben in goed gangbaar geld en gelovende het voors. capitaal jaarlijx te verrenten met vier gulden van ijder honderd, waarvan de eerste pagt zal verschijnen op dato deser over een jaar en zo vervolgens van jaar tot jaar tot de aflossing toe, die alle jaar van wedersijde zal mogen geeischt en alsdan moeten gedaan worden onder de opzegging van drie maanden voor den verschijndag. Voor de versekering en voldoening van het voors. capitaal van f 1000,- en daarop te verlopende interessen, verbind de comparant speciaal zijn huis en hof aangekogt uit de nalatenschap van wijlen Quirina Magdalene Sweers, tot welkers aankoop het voors. capitaal gebruikt is, staande en gelegen binnen deze stad Megen op den hoek van den Kruisstraat, d'ene zijde Theodorus Tielens, d'andere zijde en het eene eind de gemeene straat, het andere eind Hermanus de Groen, Leendert Baltussen en de pastorij en wijders generaal zijn persoon, gerede en ongerede hebbende en verkrijgende goederen. Aldus gedaan in oircond der waarheid, Megen den 8 april (9 apr.) Acte van quijting van eene gulden jaerlijx voor Gijsbertus van Enderen ten opzigte van zijn huijs en hof. Compareerde voor ons ondergeschrevene schepenen der stad Megen, Gijsbertus van Enderen inwoonder alhier, welke mij f 25,- ter handen gesteld heeft om daermee af te lossen een gulden, staende in zijn huijs en hof en jaerlijkx te betaelen aan den Heere pastoor van Megen voor twee lesende missen gefundeerd door Joes Petrus en Alegonda van Hees. Deze fundatie is gemaakt in den jaere Waarom ik ondergeschr. verklaere bij desen dat het gemelde huijs en hof van Gijsbertus van Enderen voortaen van dezen last ontlast en bevrijt is. Johannes Loeffen. De Megense geschiedschrijver Loeffen heeft geruime tijd een soort dagboek bijgehouden van alle vermeldenswaardige zaken die zich in Megen afspelen. Zo schrijft hij op 16 e sept. 1794: Megen wordt voor het eerst bezocht door een patrouille Franse Jagers, zo n 25 man sterk die een dag later, vergezeld door 40 man voetvolk (een piquette te voet) weer terugkomen, hebbende de Jagers beyde dagen exatien van geld en anderzinds gedaan, zijnde wij daerbij quijt geraekt f 48,-- aen baer geld, een fles

7 genever, een dito met witte wijn en een half pond tabak a 10 stuivers, en zulks op den eersten dag, hebbende op den 2den dag met geweld bij de nonnen in t Slot gebroken, vlugtende de Nonnen alle daer uijt door de gragt. De 28 e werd Megen overspoeld door zo n 400 man (vier compagnien Tirailleurs) welke in tenten en op stro buiten de Gevangenpoort hebben gelegen. Op 3 okt. De Magistraat alhier met nog een Fransch officier gegaen opnemen by ider borger haer bezit van fouragie, paerden en beesten. Direct gevolg van deze inventarisatie was dat het stadsbestuur een requisitie kreeg om 60 koeien of beesten te leveren aan de Fransen en een dag later werden 50 beesten geleverd. Zo melk-draegendevette- als andere beesten tegen 13 Sols fransch per pond. De 16 e okt. werd het dorp bezocht door Fransen die uit Macharen kwamen om hier brood en bier te halen. Hebbende aen de buijtenhuijsen op verscheide plaatsen geroofd en gepriesd. Op 18 oktober s nagts om een uur hier eene meenigte franschen zo huzaaren als infanteristen met haer artellerie komen doortrekken hebben wij dien nagt 9 man en s morgens wel 50 wegens een regenbuy hier in huys gehad zijnde wy daerby quijt geraekt omtrent 2 pond boter, 8 kannen bier, 4 kannen room en ¼ pond tabak a 12 stuivers en enige korte pijpen enz. en zijn dienzelven dag hier wel 6000 man doorgetrokken komende van Bergem over Haren hierdoor om te Lithoyen over de brug te trekken waar zij de volgende dag van 6 uur s morgens af met handgeweer als met grof geschut sterk hebben geschoten op engelsen en emigranten, krijgende alsdan de franschen de overhand (21 en 22 dec.) werd door vele inwoners van Megen een getuigschrift ten gunste van (schout/drost en rentmeester) Roerich ondertekend. Uitzondering hierop was de verzetsgroep waartoe pastoor Gerardus behoorde. Hiermee had de bevolking zich ten tweeden male op ondubbelzinnige wijze tegen pastoor van Haaff en voor het gemeentebestuur en de drossard Roerich uitgesproken De 30ste jan. was op de huisdeuren van verschillende bewoners van Megen met krijt een bedreiging geschreven. De leuze van vrijheid, gelijkheid en broederschap laaide hoog op. Bij de Heer Drossaard stond op z'n deur: Arruijd tespoot of ik naeij U dood. Bij de Heer Pastoor (van Haaff) stond weer met krijt: Gij moet van kant en Louis van Niel in uw plaats geplant. Strenge winter De winter van was zeer streng. De strijdende troepen konden nu door ijsvorming zonder enig probleem allerlei natuurlijke hindernissen nemen. In december 1794 waren de grote rivieren bevroren en konden dus gemakkelijk worden overgestoken. In januari 1795 staken de Franse en Bataafse troepen bij Zaltbommel de Waal over. Bijgaande prent laat het

8 oprukkende Franse leger onder leiding van generaal Pichegru zien bij deze oversteek. In februari 1795 zorgt het water weer voor grote problemen. Loeffen, de geschiedschrijver, vermeldt in zijn journaal dat de 13 e februari op 5 verschillende plaatsen de Maasdijk is doorgebroken bij hevige oostenwind en vorst waardoor groote schaede zo aan de dijken als anderzints op zulk hoog waeter wierd veroorzaekt. Op 20 februari nog dezelve oosten wind en vorst, zijnde daerbij vergezeld van sneeuw. Oproer in de stad. Er werden allerlei clubs opgericht ter verkrijging van bestuurlijke zelfstandigheid. De leden van deze clubs; clubisten bleven zich de volgende jaren voortdurend roeren. Zij weigerden te tekenen en Roerich daarmee carte blanche te geven. Er werden steeds weer volksrepresentanten naar s'-hertogenbosch en Grave gezonden. De agitatie tegen Roerich hield niet op en men keerde zich vooral ook tegen pastoor van Haaff, die zich volop met de plaatselijke politiek bemoeide. Het is denk ik goed om even te schetsen waarom de clubisten zich tegen de Drossaard Roerich en zijn volgelingen keren. De graafschap Megen was de afgelopen 25 jaar in handen geweest van een Duitse graaf von Schall welke altijd zijne residentie heeft gehad en nog heeft in Duytsland en welke dierhalven het bestier en welzijn van zijne onderdaenen, bijzonder ten opzigte van de handhaeving der Justitie, geensints naar behoren heeft behartigd. Deze graaf had de (Duitse!) Drossaard Roerich benoemd en aangesteld tot Heer en Meester van Megen. Roerich was niet alleen Drossaard, maar ook Landsrechter, Schout en Rentmeester. Hij was de absolute alleenheerser en werd door zijn tegenstanders gehaat en tegengewerkt. De tekst die op 30 januari 95 op zijn deur werd gekalkt: Erruijd tespoot of ik naeij U dood spreekt voor zich. Alleen kan de pastoor die wel pro Frans is- zich kennelijk niet verenigen met het ondemocratische stadsbestuur, ook al worden er verkiezingen gehouden om nieuwe (fransgezinde) bestuursleden te kiezen. Nu was de Franse invloed ook niet direct gericht op het ontwikkelen van een democratisch bestuur. De Nederlandse economie werd zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan het Franse belang. Pastoor van Haaff laat zich dan ook niets gezeggen en tekent op alle fronten verweer aan tegen de gang van zaken. Hij beschouwd zichzelf als onschendbaar ten opzichte van de wereldlijke macht en wenst alleen verantwoording af te leggen aan zijn kerkelijke superieuren. Dit leidt er o.a. toe dat pastoor van Haaff samen met Jan Sengers de verkiezingen van leden van de nieuwe Municipaliteit verstoord. Dit is het begin van een langdurige, zich voortslepende vete tussen de pastoor en de Municipaliteit (stadsbestuur). De clubisten waren inmiddels begonnen om bijeenkomsten en vergaderingen te organiseren, vaak tot diep in de nacht werden plannen gesmeed. Bijzonder om den Drost en Regenten van kant te helpen. Buiten eenige schadschriften die op eenige deuren gevonden zijn, werd besloten om een vrijheidsboom te planten, en zulks wel op Asschen-woensdag. Dit kwam het stadsbestuur ter ore en om kwade gevolgen te vermijden hebben zij op woensdag 11 februari om twee uur s middags zelf een vrijheidsboom gepland. De dennenboom was door enkele inwoners van Macharen hier naartoe gebracht tot op de Kruisstraat. Hier werd dese verciert met een slinger van palm door de nonnen gemaakt, door Drossaard en Magistraat, Schutterij en verdere borgers uit Megen, onder het geluyd van alle klokken, het roeren der trommel en ander musiek, afgehaelt door de meiskes de stad rondgedragen en werd bij de Kaak, met medeweten van de Magistraat omver geworpen tot grote toejuijging van velen en bijzonder van de Clubisten, wordende deselve na voorgaend handgeklap, draying der hoeden, rondeel, enz. verbrijzeld. Dan werd de boom door medehulp van iegelijk opgericht en geplant en daarna verciert met een rode kap en driekleurige vlag van boven blauw, dan wit en onder rood, daarna

9 8 witte vaantjes door de Magistraat aangedragen met daarop Viva la Religion, Viva la Vertu, la Loi, la Justice, la Republique, la Patrie en tot slot la Citoyen. Nadat de boom was geplant begon men onder het veelvuldig geroep van Viva la Republique te dansen en feest te vieren. Maar als snel trad een der clubisten naar voren, klom op een stoel en begon de menigte toe te spreken dat iedereen nu vrij en gelijk was en dat er evenals de Franse Natie geen tyrannen of koningen geduld zouden worden. De koning der schutterij zou voortaan geen koning meer heten, maar Generaal!!.nu is de vraag aen u Drossard of gij het volk van Megen als vrij volk verklaerd en de Graaf van Schall afstaet ofte niet? Hierop antwoordde Roerich U bent immers vrij hetgeen de furie bij verschillende clubisten zoals H. van Gemert (sr.), Petrus van Coolwijk, Jan Kockx en de dames Joanna en Catharina van Niel ontketende. Zij begonnen de Drossard zeer hevig te insulteren, zeggende dat hij een schelm en een verdrukker, een despoot en tyran was en genoeg had geregeerd, hem soo bedreigende dat andere borgers zich voor hem moesten stellen. Dit noopte de Franse Commissaris Mongerod, die met zijn vrouw te gast was bij de Drossaard om eveneens een stoel te beklimmen zeggende dat zulke bewegingen waardoor de gemeene rust en veiligheid gevioleerd wierden, vooral op deze dag, geheel niet betaemden en de clubisten dienvolgens voor gene waere Republikeinen te houden waeren. Ondertussen dansden de cubisten weer rond de boom, waarop P. Tijssen met enkele flessen genever kwam en schonck dese rond aent volk, drinkende op de gesondheit van degene die niet (voor de Drossard) hadden getekend. Dit noopte het stadsbestuur om ook maar eens wat drank uit te delen en ze kwamen met drie tonnen bier waarvan de clubisten weer niet wilden drinken. Zij hadden hun eigen wijn en genevervoorraad en vormden weer een afzonderlijk gezelschap. Ook de 12 februari kon bij H. van der Heijden nog steeds gratis gedronken worden. Een huzaar die de Drossaard steeds trouw was gebleven en met zijn paard steeds had rondgereden, probeerde men om te kopen. De 14 e zijn afgevaardigden van het stadsbestuur met een document van de Magistraat alhier naar s Hertogenbosch gereden om daar over deze oproer te rapporteren. Dit mondt uit in een publicatie van 2 maart van het Centrale Administratie met het bevel deze deugdelijk te afficheren. Hieruit blijkt dat er uit Grave enige gewapende manschappen in Megen zullen worden gelegerd teneinde de rust en veiligheid van haar inwoners te kunnen garanderen en zeker te stellen. Maar de strijd gaat op papier door. Regelmatig worden allerlei afgevaardigden van zowel de Municipaliteit als van de Clubisten naar s Hertogenbosch gestuurd. De Administratie Centraal is er vreselijk druk mee, en alles wordt drievoudig en breedsprakig uitgemeten. Op 1 april worden een groot aantal Clubisten door de Rigterbode uitgenodigd te verschijnen voor het gerecht en verklaringen af te leggen. Er worden de tijd daarop volgend vele verklaringen opgesteld en getuigen gehoord. Zo zou C. Brassard zich op verschillende manieren over de Drost hebben uitgelaten: dat de Drost van Megen den kogel zoude krijgen of hij of dat de Drost van Megen of hij de kop af moesten (12 apr.) Th. Taabe verclaert te hebben verstaen dat de Pastor (van Haaff) aldaer aen huijs op zekeren dag onder andere gezegd had, dat de Fransen de Revolutie bewerkt hadden en dat deze ons de gelegenheid en vrijdom gegeven hadden om dezelve insgelijks te bewerken en waarom zoude men dan hiervan niet mogen profiteren dan de Pastor weggaende zeggende dat het in Vrankrijk nooit meer zo goed meer zoude gaan als bij t leven van de Koning en dat wij het hier te Megen ook noijt beter zouden krijgen als wij t hadden onder de Graven; hebbende alvorens ook nog gezeijd dat hij een plan voor had, waar van hij nog wel zoude kennis geven, want dat hij met opregte republikeinse sentimenten bezield was.

10 Megen dient teugpaarden te leveren. Het journaal van Loeffen geeft uitstekend weer welke spanningen er binnen deze kleine stadsgemeenschap waren. Enerzijds het pro Franse deel, dat na het vertrek van stadhouder Willem V naar Engeland, aanhangers van de Bataafse republiek waren met de (locale) Drossard Roerich aan het roer, vrij van de willekeur van vorsten maar nog steeds de lieveling van de Graaf van Schall. Met aan de andere kant de Clubisten die tegen deze nieuwe gevestige orde streden en af wilden van het totale feodale systeem. Zij kozen voor een democratie, voor een vertegenwoordiging in stad en land die voor en door henzelf was gekozen. Strijdende partijen die elkaar bij ieder wissewasje op de huid zaten Zo moesten de inwoners van Megen voor de Franse bevrijders enige paarden leveren om de schepen te teugen. Een yder die een paerd had diende dat te leveren, maar omdat de weduwe A. van Coolwijk en C. Brassard dit weigerden werd hun een schriftelijke insinuatie toegezonden en voorgelezen, waarop Brassard zeijde geen getuijg daertoe te hebben; P. van Coolwijk gaf tot antwoord dat hij het had gehoord en gezien en ik lach er eens mede om. Maar zijn moeder de weduwe Coolwijk werd te verstaen gegeven dat in cas van verdere weigering zij genoodzaakt zouden zijn middelen ter hand te nemen zoals dezelve zoude te raede worden. Een dag later vertrok de stadsbode naar Grave met een schriftelijk verzoek om eene gewapende macht te zenden om voorszeide inwoonderen te constrigneren ten voorsz. einde. Ook dit wordt weer zo n zaak die door de Municipaliteit uitgebreid wordt uitgemeten en opgeblazen. De 17 e april komen twee Franse officieren met enkele manschappen de twee onwillige voerlieden arresteren en hen naar Grave transporteren hen met gelaede geweir als delinquenten vooruijt drijvende. Men schroomt niet om elkaar te verraden. Zo zien we dat Jan Sengers aan de Commandant te Grave verklaart: dat hij in t veld zijnde heeft gezien dat de knegt van de weduwe A. van Coolwijk haer paerd was komen te verbergen in de Bosschen. Enige inwoners van Haren verklaarden later ook dat zij de knecht van de weduwe met kar en paard hout hadden zien rijden. Uiteindelijk ondertekenen de onwilligen onder toezicht van de Commissaris de Guerre Le Doux dat ze zullen gehoorzamen aen de requisitien die door de Municipaliteit hem gedaen zullen worden ten dienste van de Fransche Republique. Ze mogen dan weer naar huis! Op zondag de 19 e april 1795 pakt pastoor van Haaff tijdens zijn preek flink uit. Joannes Loeffen geeft in zijn journaal een samenvatting van dit sermoen waarin de pastoor aangeeft.dat hij op t laetst van de gepasseerde week door een seker onverwacht voorval zodanig verschrikt en ontsteld en met angst en benouwdheid is ingenomen geweest, dat hij den volgende dag daardoor gene misse heeft kunnen lezen. Dat bijzonder om twee reeden hem deze ontsteltenis was aangekomen, ten eersten omdat een priester Gods (bedoeld is hier P. van den Coolwijk, gesuspendeerd priester) zo schandelijk in t openbaar door een gewapende magt van de wereldsche overheid van hier gevoerd en in arrest gesteld wierd: ten tweede omdat deze zo verergerende vervoering door zo veel inwoners niet alleen met genoegen, maar teffens met lachen, schimpen en spotten is aengesien en toegejuijgt geworden.. dat de inwoonders zo voorbarig en zo ligtvaerdig over het smadelijke wegvoeren van dien priester hadden gelagt en gedanst, daer t nog niet opentlijk bleek of hij pligtig was of niet te meer daer juijst het tegendeel is bewaerheid geworden terwijl dezelve kort daerop door de Municipalitijt vrij gesproken en door de Regering onschuldig verklaerd is geworden. Er staat geschreven: oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld worde (22 apr.) Nadat het besluit van den vertegenwoordiger des franschen volkx D.V. Ramel van den 11 germinal alhier te Megen behoorlijk was gepubliceerd en geaffigeerd, en vervolgens na alhier gedane publicatie van 21 april dezes jaers o.s. hebben comissarissen door de municipalitijt benoemd, neffens twee door hun verkosen en tot zig

11 geassumeerde leeden der municipalitijt, ingevolge voorsz. publicatie daegs daeraen volgende; den 22 derzelver maand, des voormiddags van agt tot elf uuren op de raadkamer alhier gevaceerd om over te nemen de stemmen welke tot verkiesing der municipalitijt door de zamentelijke burgers van Megen hetzij bij lijsten of briefkens of mondeling ter aentekening ter voorsz. tijd en plaetze zouden worden overgegeven. Het was terzelver tijd, dat omtrent half elf uuren Gerardus van Haaff, Pastor tot Megen en den burger Jan Sengers beijde teffens voor ons op de raadkamer zig vertoonden.den pastor eenen stoel vattende en dien aen de tafel zettende zeijde tegen de voorsz. J. Sengers: Gaat daar zitten, teffens vraegende aen commissarissen: Waarvoor erkend gijlieden dezen man? Commissarissen hebben daerop geantwoord, hem te erkennen als burger en ook teffens gevraagd, waarvoor hij zigzelve erkende? Waerop den pastor het woord opvattende tegen hem zeijde:vader Sengers, verstaat gij dat wel, gij bent immers nog schepen?. J. Sengers antwoorde hierop: Ja, dat ben ik, daer heb ik mijnen eed voor gedaen, ik ben nog oud-schepen en president-schepen en dat zal ik leven en sterven, want wie heeft mij afgezet?. Waarop commissarissen tot hem zeijden dat men wel wist dat hijzelve bedankt hadde en ook reeds verscheide jaeren lang niet meer aen de Bank als schepen was gecompareerd. Den pastor dan wijders het woord opvattende, na zig op den stoel gezet te hebben, zeijde tot den commissarissen: Burgers zijt voorzigtig en verhaest U niet, ik heb reeds aen den burger Taabe een papier laeten ter hand stellen om aen de municipalitijt over te geven, dog het is mij geweijgerd, maar dat is tot daertoe. Ik heb het door mijne meijd wederom gekregen en nu door den Rigterbode laeten bezorgen aen de Drossard. Commissarissen vraegden den Pastor, wat hij tog voor had met zulk een gedrag. Dat zij; commissarissen daer waren om de stemmen over te nemen van de burgers ter benoeming van de municipalitijt, dat hij pastor als hij wilde gelijk andere burgers ook zijne stem met een briefken konde overgeven. De pastor antwoorde hierop, dat hij daervoor geen briefken wilde inleveren, maer dat hij daer kwam als Agent Nationaal voor deze ondergetekende, houdende in zijn hand een beschreven papier, dat hij zeijde dat getekend was daerteffens bijvoegende: In 't getal zijn er vijftien, maer daer zijn er nog meer en ik kome in naam van al't volk van Megen". Dan, in plaatze van op de vraag van commissarissen, door wie hij als Agent Nationaal was aangesteld te antwoorden, begon hij pastor met een zijner papieren, die hij bevooren uit zijnen zak getrokken had, voor te leesen, zonder dat egter iemand van de commissarissen den inhoud van dien of den zin of meijninge daervan heeft kunnen vatten of begrijpen, des niet te min insteerde hij pastor ten sterksten, om de lectura van zijne papieren aen te horen en daervan alsdan copien aen commissarissen aenbiedende. Hij verzogt dan ook copie van de publicatie en van 't document waerop commissarissen werkende en van 't hooft der lijsten der commissie, die hij verzogt te lesen, dog nae ze gelesen te hebben zeijde: Daervan hoeft het juist niet. Commissarissen declareerden hem hierop dat zij thans hier op de raadkamer niet waeren om't voorleesen van diergelijke papieren aen te horen, hunne commissie was de stemmen welke den burgers kwamen overbrengen, over te nemen, dat den tijd hiertoe bepaald was, dat er reeds verscheijde burgers beneden stonden te wagten om hunne briefkens over te geven, terwijl zelfs den Rigterbode reeds boven was gekomen om kennis geven, dat verscheijde burgers daer waeren om hunnen briefkens over te geven en reeds begonden te murmureren dat men hun zo lange liet wagten, dan ook dat den tijd tot het inbrengen of overgeven der stemmen, bij publicatie bepaald, zeer na ten eijnde ging. Commissarissen dus verdrietig wordende dat zij door den pastor zo lange opgehouden wierden, verzogten dat hij pastor met voorn. J. Sengers, wanneer zij geene stemmen overgeven wilden, zig mogten absenteren ten eijnde commissarissen in de uijtvoering hunner commissie zoude kunnen voortvaeren en terwijl de pastor zig alnog hieraen weinig scheen te storen, stonden commissarissen als in gereedheid hunnen papieren op

12 te vatten en henen te gaen, dog brachten teffens den pastor onder het oog, dat vermits hij pastor en Jan Sengers niet schenen van mening te zijn aen het verzoek van commissarissen te voldoen, maer zoals het natuurlijkerwijse scheene hun commissarissen, was het mogelijk liever hinderlijk te willen zijn in de verrigting van hunne commissie, zij commissarissen dan zouden moeten verkiesen de raadkamer te verlaeten, laetende egter alsdan alles ter verantwoording van hem pastor, terwijl commissarissen zouden verpligt zijn van een als ander kennis te geven ter plaetze daer het behoord. Den pastor na dit aengehoord te hebben, zeijde nu tegen voorn. Jan Sengers: Kom vader, laet ons nu henen gaen en zijn daerop beijde van den raadkamer vertrokken, waerna commissarissen met verrigting hunner commissie zijn voortgevaren en dezelve alnog binnen den gepaelden tijd ten uijtvoer gebragt hebben. Gedaen bij ons ondergeschreven commissarissen die deze eijgenhandig hebben onderteekend. P.A. Riedijckx, Corn. Baijens, C. van Altvorst, Gijsbertus van Enderen en B. George Taabe. De zittende leden van het stadsbestuur werden allemaal herkozen met meer dan 100 stemmen per persoon, hetgeen s avonds via het luiden der klokken werd afgekondigd. Van het optreden van pastoor van Haaff werd een proces verbaal opgemaakt en op grond hiervan besliste het nieuw gekozen stadsbestuur op 2 mei dat het hem verboden moest worden om zijn pastorele functie nog uit te oefenen. Ook tijdens de mis steekt de pastoor zijn ongenoegen niet onder stoelen of banken. Vergadering gehouden bij de Municipalitijt der stad Megen, zamentlijke leeden derzelve present Megen den 2e Maij Zijn ter dezer vergadering gecompareerd de Burgers Petrus Riedijkx, Cornelis Baijens en Caspar van Altvorst, die als benoemde commissarissen, beneffens twee door hun uijt de toenmalige Municipalitijt vercosen en tot zig geassumeerde leden Gijsbertus van Enderen en Bernard Georg Taabe gestaan hebben over de verkiesing der leden der Municipalitijt tot Megen, welke verkiesing ingevolge het arrete van den representant des franschen volkx Ramel van den 11 germinal na voorafgegane behoorlijke publicatie bij stem der gemeentenaeren alhier op den 22 april 1795 volbragt is, te kennen gevende, terwijl hunne commissie ten dien opzigte niet alleen was geeindigd, maar ook zedert de verkiesing der Municipalitijt op de dorpen Macharen, Haren en Teeffelen onder het grondgebied des lands Megen ressorterende, ingevolge het voorn. arrete op gelijken voet had plaats gehad, zij dierhalven aan deze vergadering wilden overleveren de stukken en documenten specteerende tot hunne voors. volbragte commissie namentlijk: 1. de acte waarbij zij tot commissarissen zijn benoemd geweest en teffens twee leden van de toenmalige Municipalitijt tot zig hebben geassumeerd van de 21e april, 2. publicatie waarbij uijt naam van commissarissen en leden der Municipalitijt zijn opgeroepen alle burgers en inwoners der stad Megen, om hunne stemmen tot verkiesing der Municipalitijt ter plaetse en tijde daerbij uijtgedrukt, voor commissarissen over te brengen van denzelven dato, 3. het protocol van optekening gehouden bij commissarissen, behelsende de namen van alle burgers welke hunne stemmen tot verkiesing der Municipalitijt hebben overgebracht of overgeleverd van den 22e april, 4. het protocol van de opneming der stemmen zoals dezelve na nogmaels gedaene publicatie door commissarissen opentlijk geschied is van den 22e april, 5. de publicatie waerbij de gedaene verkiesing der leden der Municipalitijt volgens de bevonden meerderheijd der stemmen opentlijk afgekondigd en ter kennisse van de geheele gemeente is gebragt geworden, mede van den 22e april 1795, welke stukken zij commissarissen dienvolgens alhier overleveren, daerbij teffens aenbiedende om over te geven de lijsten of briefkens behelsende de stemmen die voor de commissie zijn overgegeven, teneinde leeden der Municipalitijt daerover zodanig zouden disponeren, als zouden oordelen te behooren.

13 Commissarissen maeken teffens voor deze vergadering aen zamentlijke leden der Municipalitijt bekend, dat terwijl zij ingevolge publicatie op de raadkamer den 22e april 's morgens van agt tot elf uren hebben gevaceerd om de stemmen welke door de burgers overgebragt wierden, over te nemen en daermede tot omtrend half elf uuren in goede ordre waeren gevorderd, alstoen ook voor hun op de Raadkamer verschenen is den burger Gerardus van Haaff, pastor tot Megen en met hem den burger Jan Sengers welke voornoemde G. van Haaff alstoen een zoodanig gedrag heeft gehouden, dat het aen commissarissen toescheen, tot niets anders te tendeeren, als om commissarissen in't uijtvoeren hunner commissie op te houden, desordre en confusie te veroorsaeken en was het mogelijk geweest het vervolg hunner commissie te stuijten: dat zij commissarissen dierhalven noodig en dienstig hebben geoordeeld een proces verbaal te formeeren, welk proces verbaal commissarissen bij deze teffens in handen der Municipalitijt overgegeven. Vervolgens hebben leeden der Municipalitijt na prelecture van het proces verbaal door voorn. commissarissen alhier overgegeven, den inhoud daervan in overweging genomen, dat daerbij komt te blijken, dat het gedrag door den burger Gerardus van Haaff, pastor tot Megen, is geweest strijdig tegen alle ordre tenderende zoals commissarissen terecht hadden begrepen om hun in de uijtvoering hunner commissie hinderlijk te zijn en wijders dat voorn. pastor zoals bij beëedigde getuijgenissen aen deze vergadering heden almede is gebleken, zig niet heeft ontzien om op zondag den 19e april laatstleden op den preeckstoell in de parochiekerk alhier eenen burger - die wederom geweigerd had een paerd te leveren ten dienste van de fransche Republiek en onder gelijde van een fransche militair van hier na Grave was gevoerd, den geestelijken burger Petrus van de Coolwijk, opentlijk voor te stellen daer nogtans de bewijzen van deszelfs weijgering voor handen waeren. Zo is't dat leden der Municipalitijt van Megen nadat deze zaak naar behoren in omvraege was gebragt met eenpaerige stemmen goedgevonden en besloten hebben den burger Gerardus van Haaff van stonde af aen te verbieden om het uitoefenen van zijne pastoraele fonctien en is teffens goedgevonden den voorn. G. van Haaff voor de leden der Municipalitijt alhier te laeten ontbieden en hem van een als ander kennis te geven met aanbieding van copie. Aldus gedaen in de volle vergadering, Megen den 2e Maij De pastoor ontboden. Pastoor van Haaff wordt dus door het stadsbestuur verboden om verder zijn pastorele werk uit te voeren en hij wordt ontboden op de raadkamer om dit besluit van de Municipaliteit aan te horen. Hij komt hiertegen echter scherp in verweer. Hij geeft hiertoe een aantal argumenten en gronden. Het volgende conflict tussen het stadsbestuur en een hunner onderdanen is geboren. Pastoor van Haaff is een erudiet en belezen mens, welke als volwaardig opponent de strijd met de Municipaliteit aangaat en ze op alle fronten met argumenten bestrijdt. Van elke actie van elk overleg verzoekt hij steeds weer kopiëen te mogen ontvangen en hij bouwt zodoende een enorm dossier op ( 2 mei) Den burger G.van Haaff, pastor van Megen verklaard bij deze aen alle leden van de Municipalitijt alhier vergaderd zijnde ten overstaen van twee getuijgen alhier toe speciaal gerequireerd namentlijk den burger priester Petrus Josephus van de Coolwijk en den burger Joannes Kockx, de volgende pointen: 1. Dat hij, burger Gerardus van Haaff, pastor van Megen op generleij wijze het compareren van zijn persoon voor de Municipalitijt van Megen wil gehouden hebben voor een acte van rechte, alzo dat hij geensints voor de schepenen en burgemeesters van Megen verschenen is als recht en magt hebbende om hem bij forma van rechte te ontbieden, veel minder nog te veroordelen, maar enkel alleen als voor zijne medeburgers, parochianen en goede vrinden.

14 2. verklaert hij ingevolge het eerste punt gestelde, dat hij van de gemelde leden van de Municipalitijt vraegt en verzoekt van de voorgelesen acte en bijzijnde stukken copie te mogen ontvangen: en dit niet in qualitijt als rechters ten dezen competeerende, maer enkel als burgers en goede vrinden. 3. verklaert den burger G. van Haaff dat de gemelde burgers, zijn goede vrinden en parochianen vasthouden aan hun zogenaamde resolutie om mij alle pastorele bedieningen dadelijk te verbieden in qualitijt als pastor van Megen, het recht hem toestaat om alle pastorele functien te kunnen blijven doen door behoorlijke middelen van recht -zo zulks onverhoopt mogt nodig zijn- bij den competenten regter zal handhaven. 4. dat vervolgens de pastor van Megen zijn pastorele fonctien zal voortzetten tot tijd en wijlen den competenten regter daerover vonnis zal gesproken hebben. 5. dat vervolgens wijders alle de daden waardoor iemand van de leden der Municipalitijt in't bijzonder de leden van de municipalitijt tezamen genomen, dadelijk via facti de bediening van mijne pastorele fonctien zoude willen storen zonder alvorens eene vonnis van den competenten regter daerover verkregen te hebben, alle zulke daden te houden als regelregt strijdig met alle kerkelijke wetten, maer ook tegen het recht van ijder vrijen burger; waarin hij zig verheugt dat alle menschen en burgers door de gunst en bescherming der fransche Republicq zo gelukkig hersteld worden, 6. tot slot verklaert de gemelde burger G. van Haaff, dat hij niet in qualitijt als pastor van Megen, maar in qualitijt als burger agent ten dezen door den burger Caspar Brassard (med. deze Caspar is mog. oom van pastoor Gerardus) en zijn medeleden op den 21ste april 1795 op eene wettige wijse verkosen zijnde; wegens zijn optreden, woorden en daden, gedaen den 22ste april ten overstaan van de twee schepenen en drie commissarissen, zig zal verantwoorden bij de leden der opperadministratie in 's Hertogenbosch of anderzints bij zulke regters der fransche Republiek, alwaer zulkx of moet of mag gebeuren. Ten laatsten moet hij in't vrindelijke verklaren, dat hij als prediker bereid is wegens zijn gehouden mis in't vrindelijke en in der minne aen alle de leden der Municipalitijt, ja zelfs aen de gehele gemeente van Megen een behoorlijke uitleg te geven, door welke uitleg zij zullen gewaer worden en ontdekken, dat de eer en fatsoen van een ongelukkigen priester tegen het gejouw en geschreeuw van enige onbezonnen lieden gemainteneerd is, maar dat de eer en reputatie van de magistraat van Megen daerdoor geensints is geschonden geworden. Megen den 2e Maij Was getekend: G. van Haaff pastoor van Megen. De Municipaliteit hoort vervolgens getuigen betreffende tijdens de mis gedane uitspraken van de pastoor op zondag 19 april. Diezelfde dag worden Evert van Altvorst, Allard van Atteveld, Adriaan Haklaers en Theodorus Taab als getuigen door de Municipalitijt verhoord. De volgende vragen krijgen ze te beantwoorden: 1. of getuijgen op zondag den 19e april 1795 in de parochiekerk alhier bijgewoond en aangehoord hebben de mis op dien dag aldaer gehouden door den pastor van Megen; Gerardus van Haaff Alle getuigen antwoorden met ja, alleen getuige Haklaers zegt voor een gedeelte.

15 2. of voorn. pastor in die mis iets heeft voorgedraegen betreffende den burger Peter van Coolwijk die zoals bekend is vrijdags te vooren onder het geleijde van een fransche militair van hier naar Grave was gebragt en den volgende dag van daer na Megen was geretourneerd. En zo ja, wat hij pastor dienaengaende op den preekstoel heeft voorgedraegen. Getuige van Altvorst verkaart het volgende: hij zegt dat de pastor na de ingang met zijn mis gemaekt te hebben op den preekstoel heeft voorgedraegen, dat hij in't laatst van de vorige week zeer was aengedaen en verschrikt geworden door een onverwagt voorval dat zig had voorgedaen met een man die een ijder wel kende, namentlijk dat een geestelijk persoon een priester Gods aen wien men alle respect schuldig was, met gewapender hand Megen was uijtgebragt onder een toeloop van jonk en oud die daerover hadden gejuijgd en gespot; dat hij pastor door dien voorval zodanig was ontsteld en verschrikt geworden, dat hij vreesde zelve daervan ziek te zullen worden, dog dat hij tot zijn geluk aen een doorgang was gekomen; dat voorn. pastor vervolgens nog alwijders uijtweidende gezijd heeft dat die persoon, welke men aldus Megen had uijtgebragt terwijl hij priester was en bleef op dusdanige wijze niet had moeten behandeld worden, te minder terwijl zulkx op een tijd geschiede daer het nog niet gebleken was of hij schuld had dan niet, gelijk het nu juijst gebleken was dat hij geene schuld had, daerbij voegende spreekende tot zijne toehoorders: die het weten wil dat hij niet pligtig is, kan gaan bij de municipalitijt of regenten van Megen, daer kunt gij t zien." De tweede getuige confirmeerd zig met de verklaering door den eersten getuijge gegeven, met uitzondering van te gaen zien bij den municipalitijt van Megen, terwijl getuijgen zulkx niet kan bevestigen, aldus gehoord te hebben; dog zegd wel duijdelijk gehoord en verstaen te hebben, dat voorn. pastor de voorn. P. van de Coolwijk als onschuldig verklaard heeft. De derde en vierde getuige confirmeren zich aan de verklaring van de tweede getuige. Na gedaene voorlesing hebben de eerste, tweede en vierde getuijgen hunne verklaering gelijk boven staet, ijder voor zig, na van den mijn-eed onderrigt te zijn met eede bekragtigd. Den 3e getuijgen heeft na gedaene voorlesing bij zijne verklaering gelijk boven staet en heeft mede na voorgegaene onderrigting van den mijn-eed, dezelve met de eede bekragtigd. Aldus gedaen ten bijwesen van Drossard en leeden der municipalitijt van Megen op de raadkamer de 2e Maij Conflict tussen de Drossard en Pastoor van Haaff loopt hoog op. Buiten de misdragingen op de dag van de verkiezingen ten stadhuize, wordt nu ook de preek van de pastoor met een scherp mes gefileerd en getuigen uit het dorp worden opgeroepen en verhoord over het handelen van de pastoor. Zo beklaagde de pastoor zich bij bakker Snijders omdat zijn 7-jarig kind gezongen zou hebben over de clubisten en hem had uitgejouwd. Hij voelde zich zeer beledigd. Op 2 mei besloot de Municipaliteit op advies van de fiscaal De Meuse zelfs den pastor zijne pastorele functiën te interdiceeren. Hij krijgt dus een verbod om zijn pastorele functies uit te oefenen. Op 6 mei is de Landdeken, tevens pastoor van Reek, samen met de pastoors van Huisseling en Deursen naar Megen gekomen om de zaak te onderzoeken en een schikking te treffen. Helaas was de pastoor van Haaff de dag ervoor vergezeld door P. van Coolwijk- (ik vermoed zijn kapelaan) naar s Hertogenbosch vertrokken teneinde deze zaak voor de Opper Administratie te brengen. Zij hadden J. Horenbeke (wsch. ook een priester) gevraagd tussentijds waar te nemen. In een gesprek met de Drossard en Regenten verklaarde de deken geen uitspraak te kunnen doen en dus geen plaatsvervanger kon aanstellen alvorens hij pastoor van Haaff zelf ook gehoord had. Wel werd uitgesproken dat de pastoor zich voortaan onpartijdig en

16 als een oprechte herder betaamd zou moeten gedragen. En dat het onchristelijk en te streng zou zijn om iemand die beloofde zijn leven te beteren op deze wijze te straffen. De dagen erop stelt het stadsbestuur alles in het werk om de Opper Administratie in s Hertogenbosch er van te overtuigen dat hier geen verdere onlusten plaats hadden en dat het inbrengen van sommige individuele personen, ofschoon valsch en bijzijden de waerheid en alleen ten doel had UL in denkbeeld en veronderstelling te brengen alsof hier een complete desorganisatie plaets had en dat hun verweer niet in onderzoek genomen diende te worden. Er worden brieven geformuleerd en stadsbestuurders uitgezonden om de zaak in s Hertogenbosch te bepleiten. De 9 e mei is pastoor van Haaff en van P. van Coolwijk weer teruggekeerd uit Den Bosch. Dezelfde dag waarop het stadsbestuur door de Opper Administratie in niet mis te verstane woorden wordt gesommeerd om de pastoor direct weer in de bediening van zijn functie voor Kerk en Godsdienst te handhaven. De 10 e mei heeft de Heer Horenbeke de hoogmis en de preek gedaan, terwijl de pastoor en P. van Coolwijk daeronder zongen, bij gebrek aan andere zangers. Later op de dag vertrekt de pastoor wederom met zijn Franse lijfwacht naar Den Bosch. De 11 e mei weer een verweerschrift van de Municipaliteit aan het Centraal Gezag waarin zij aangaven hun besluit niet terug te kunnen en willen draaien. Tevens werd in de ochtend per expresse een kopie gestuurd naar de Deken te Reek des s middags via speciale courier aangevuld met het verzoek morgen in Reek te mogen verschijnen teneinde hun zaak te bepleiten voor de Deken. Tevens werd de Deken verzocht de courier een briefje voor de pastoor mee terug tegeven met het verzoek om hem ook in Reek te doen verschijnen. De deken antwoord dat hij zich voorlopig niet met de zaak bemoeid omdat de pastoor momenteel met de wereldlijke authoriteiten in gesprek is maar dat het geen pas geeft om als burgerlijke overheid de pastoor uit zijn functie te zetten. Aan het eind van de 11 e mei keert pastoor van Haaff terug uit Den Bosch met bij zich een brief voor het stadsbestuur van de Opper-Administratie. Geassisteerd door twee getuigen overhandigt hij deze missive hoogstpersoonlijk aan Drossard Roerich daarbij verzoekende om een bewijs van ontvangst. Ingesloten was een resolutie van de Opperste Administratie inhoudende, dat zij, na het Adres van den pastor en met het onbevredigende antwoord van de Megense Municipaliteit den pastor in t uijtoefenen van Kerk en Godsdienst dienden te handhaven en te dien eijnde deze resolutie te publiceren en afficheren zeggende de pastor bij het overgeven der Missive: Gijlieden hebt de ordres van den vorigen niet gelieven na te komen, ik twijfel niet of gijlieden zult hieraen nu wel gehoorzamen. Knarssetandend en ongetwijfeld met zeer veel tegenzin werd deze resolutie de volgende dag bij klokkenslag gepubliceerd en aangeplakt. Het eerder genomen besluit om de pastoor uit zijn functie te ontheffen werd ingetrokken en was daarmee van de baan. Deze slag was glansrijk door de pastoor gewonnen. Maar voor hoe lang? Op 24 mei heeft de pastoor weer de mis opgedragen o.a. zeggende: Ik zal vandaag Ulieden aandacht niet hoeven te recommanderen, want ik twijfel niet of gijlieden zult wel nieuwsgierig zijn te horen wat ik zal voordragen. Op dinsdag de 26 e mei krijgen schout en schepenen het druk. Lees hieronder maar eens wat er allemaal de revue passeert. De scribenten en secretarissen moeten overuren hebben gedraaid. Want elke vergadering diende niet alleen genotuleerd te worden, maar afhankelijk van het aantal participanten moesten de notulen ook nog een aantal keren gekopieerd. De pastoor doet elke keer weer het verzoek tot kopie voor zijn dossier en dat kunnen en mogen ze hem niet weigeren. Onderzoek door de Drossard om de leden der Municipalitijt te verhoren de personen Christiaan Snijders en Maria van Weerd, huisvrouw van Christiaan Snijders d.d. 26 mei 1795.

17 1. of op dingsdag den 19e dezer maend Maij ten huijze van getuijgen alhier gekomen en geweest is den burger Gerardus van Haaff, Pastor van Megen en zo ja, op wat tijd van de dag en met wien voorn. G. van Haaff toenmaels was geassisteerd. Getuige: Ja, des namiddags tusschen een en twee uren, geassisteerd met drie Fransche militairen, waarvan een reeds zedert een paar weken bij hem G. van Haaff als salvegard in de pastorij logeerde en de andere twee fremd waeren. 2. wat voor reden voorn. G. van Haaff, bij getuijgen in huijs komende, van deze zijne komst alstoen gegeven heeft en wat zig daerop verders tusschen voorn. G. van Haaff en hun getuijgen heeft toegedraegen. Getuijge zegt dat terwijl hij -bakker van ambagt zijnde en dien dag van 's morgens vroeg aff gewerkt hebbende- dien middag na het eten een weinig was gaan liggen om te slapen, als voorn. G. van Haaff bij hem in huijs kwam- op het roepen van zijn vrouw wakker geworden zijnde en alstoen gezien heeft dat voorn. G. van Haaff met voorn. drie fransche militairen voor zijn bed stonden. Dat voorn. G. van Haaff tegen hem getuijgen, alstoen zijde: Snijders nu koom ik U voor de laatsten keer waarschouwen, uw kinderen hebben al wederom gezongen van de klub, daerbij voegende als gij dat niet en stuijt of belet, zoo zal ik U laten transporteren naar de Commandant van de stad Grave. Dat des getuijgen huijsvrouw hem hierop heeft geantwoord dat, gelijk het ook wesentlijk zoo waar was, hare kinderen naar de breijschool waren en dat behalven twee klijne kinderen die nog niet spreken konden er maar één thuijs was van zeven jaaren oud. Dat voorn. G. van Haaff daerop antwoorde, dat dat kind oud genoeg was om van de knuppelbende te zingen en dat hij G. van Haaff zulkx niet dulden wilde. Dat getuijgen zig aldus in zijn eijgen huijs door voorn. G. van Haaff met zulke bedreiging overvallen ziende over het zingen van een kind van seven jaeren, daerop om deswegen zijn beklag te doen, zig vervoegd heeft bij de Drossard alhier. Dat voorn. G. van Haaff aldaer declarerende, dat [hij] zeer beledigd was door het zingen van voorsz. kind en over de belediging hem daerdoor aengedaen, den voorn. Drossard hem daerop heeft te kennen gegeven, dat het hem G. van Haaff vooral priester zijnde niet paste bij de burgers in huijs te vallen, maer dat als hij reden van klaegen had, hij zig alsdan aen de Municipalitijt alhier kon wenden. Dat getuijge teffens gezien en gehoord heeft dat voorn. G. van Haaff daerop antwoordende, dat gezegde van den Drossard en ook het gezag der Munucipalitijt ten dien opzigte nauwelijks wilde erkennen en weinig telde. Dat getuijgen vervolgens 't huijs komende, van zijne meid, als zoowel van zijn voorsz. kind zelve vernomen heeft en onderrigt is geworden, dat voorn. G. van haaff bij hem getuijge in huijs gekomen zijnde na de deel is gelopen en het voorsz. kind aldaer bij de haaijren gevat en in huijs gesleept en daerenboven teffens zodaenig in zijn oor geknepen had, dat het kind daarover verschrikt in de broek heeft gepist. De vrouw van Snijders zegt dat voorn. G. van Haaff bij hun in huijs komende ten eersten vroeg: waar is Snijders, die moet ik hebben en daerop naar agteren is gelopen en aldaer het kind van haar getuijge, zijnde een jongtje van zeven jaeren oud met de haaijren gevat en aldus na voren gebragt heeft. Dat getuijge intuschen haaren man die op zijn bed lag te slapen, wakker gemaekt hebbende, den voorn. G. van Haaff met voorn. drie militairen zonder enige aenvraeg ten eersten in de keuken is gekomen en zig voor het bed geplaetst heeft, zeggende in groote woede tegen deze getuijge, dat hij hun nu voor de laetste keer kwam waarschouwen over het zingen van zijne kinderen over de Klub, daerbijvoegende, dat als zij dat niet lieten of Snieders zulkx niet belette, hij G. van Haaff hem alsdan naer den Commandant van Grave zoude laeten transporteren. Dat den voorsz. G. van Haaff met fellen ijever en bedreiging zeide, dat hij door dat zingen beledigd was, dat hij niet wilde hebben dat van de Klub gezongen wierd, dat hij de magt had zulkx te verbieden en te beletten en diergelijke. Dat getuijge over dit voorval, terwijl haren man lag te slaapen en hare kasten openstonden, niet weetende wat er gaende was of wat er zoude gebeuren daerover zeer

18 is ontsteld en verschrikt geworden, en dierhalven vermeind geregte reden te hebben over dusdaanige handelwijs van voorn. G. van Haaff te mogen klagen. Aldus gedaan ten overstaan van de Drossard en Schepenen van de Municipalitijt van Megen, binnen Megen de 26e mei Vergadering gehouden door de Municipalitijt de 26e mei Zijn ter dezer vergadering gecompareerd de burgers M. de Meuse, advocaat en Gijsbertus van Enderen, schepen en lid van de Municipalitijt van Megen, voornemens en bereid te zijn aen deze vergadering rapport en verslag te doen van 't geen zij verricht hebben... Wij haasten ons om bij deze verslag te doen van de last en commissie welke gijlieden aen ons uijt kragten van volmagt heb opgedraegen, vertrouwende daeraen voldaen te hebben; terwijl wij na ontfangst dier commissie 's maandags 's morgens ten drie uren ons op reis naar 's Hertogenbosch hebben begeven en aldaer ten 9 uren gearriveerd zijn, wanneer wij ons direct adresseerden bij den Agent Nationaal Hopman. Wij stelden de zaak met betrekking tot den pastor van Haaff voor en waerom de Municipalitijt genoodzaekt geweest was den pastor van Haaff in alle deszelfs functien te ontslaan, als ook met relatie tot zijnen turbulenten geest en uijt dien hoofde zijn gedrag, hebbende reeds lang bevorens en eer hij als een bevorderaar der Megensche onlusten heeft durven parresseeren en waervoor hij thans opentlijk uijtkomt de Roomschgezinden aen te zetten die hun willende meestermaeken van de gereformeerde kerk. Dat voorzeijde Roomschgezinden als in eenen volkomen opstand met geweld eijgener authoritijt hun meester maekende van de reformeerde kerken en pastoreele goederen, hetgeen ten gevolgen heeft dat het nodig geoordeeld is ter bewaering van de goede rust en ordre de militaire macht derwaerts te zenden. Op alle deze voorstellen declareerde den Agent Nationaal, dat hij van oordeel was, zoals hij daerop zelfs zoude insteren, dat de zaak met betrekking tot den pastor van Megen nader in overweginge diende genomen te worden, met verzoek dat ik mij ten eersten en nog voor de vergadering bij den president vervoegen zoude en aen hem bijgaende briefje ter hand stellen, terwijl hij zelfs vreesde dat de ordres voor de Municipalitijt tot Megen op een nader verzoek van den pastor van Haaff die des avonds te vooren in de vergadering geweest was, zouden verzonden zijn, wordende bij dezelve de leden der Municipalitijt tot Megen gelast haere gedaene suspensie in te trekken en buijten effect te stellen. Wij voldeden aen dat verzoek en wij raekten bij aankomst met den president in een hevige woorden-twist toen wij vernamen dat dienzelfde morgen den pastor naer Megen was geexpedieerd en zoals hij president staende wilde houden, als in rechten gegrond de Municipalitijt tot Megen als verklaerd is geworden ten einde de existerende verschillen in der minne bij te leggen, zonder dat bij't verzoek mentie gemaekt word waerin de verschillen zouden bestaen. Vervolgens wenden wij ons tot de vergadering, wij bragten aldaer ter tafel alle onze stukken en bewijsen tot het gedrag van den pastor en welke redenen de Municipalitijt tot Megen hadden bewogen en genoodzaakt den pastor in alle zijne pastoraele functien te suspendeeren. Den president Vogelvangers las onze memorie en gaf vervolgens de onmogelijkheid te kennen om alle de bijgaende stukken te lezen en uijtspraek te doen, als zijnde met belangrijker bezigheden bezet declareerende dat het aen hem alleraengenaemst zijn zoude, indien er een middel konde uijtgedagt worde om de verschillen tusschen de gemeente van Megen en den pastor van Haaff in der minne bij te leggen. En dat de municipalitijt het gedrag door gezeijde pastor geliefde over't hoofd te zien en waerom zij dan ook den pastor provisioneel te herstellen. Men zoude het voor een agt dagen probeeren onder verzekering dat daerdoor geen de minste prejudicie aen ons zaek zoude worden toegebragt.

19 Dog op alle welke voorstellen wij de onmogelijkheid veronderstelden om aen een dusdanig verzoek te kunnen voldoen dewijl men verzekert was dat den pastor zijn gehouden en getoond gedrag en bovendien zijn caracter van dien aart en natuur was, dat hij met geen mogelijkheid tot geen nut, dienst en vertrouwen tot rigting voor de Megensche gemeente konde verstrekken. Wij vertrokken vervolgens van daer en 's avonds vervoegden wij ons wederom bij de vergadering en wij insteerden nog nader op dispositie en resolutie op onze ingediende stukken dog te vergeefs. Inkomsten van de pastoor worden bevroren. We kunnen vaststellen dat het gemeentebestuur tegen de wil van de president Vogelvangers van de Opper-administratie in s Hertogenbosch op geen enkele wijze bereid is maar enige consessie te doen. De president in Den Bosch verklaart wel wat anders aan z n hoofd te hebben dan het gekissebis in Megen. Roerich en c.s. weigeren echter om de zaak in der minne te schikken en een wapenstilstand van 8 dagen in te gelasten. Onverrichter zake en boordevol opgekropte woede keren ze terug naar Megen waar ze de vergadering van het gemeentebestuur beleggen. Daar wordt het hieronder staande antwoord geformuleerd waarbij kond wordt gedaan van het onbegrip. Alle verantwoordelijkheid wordt afgeschoven naar de Opper-Administratie. Als volgende wapenfeit wordt voorgesteld om de (gemeentelijke) inkomsten van de pastoor te gaan bevriezen. Wij insteerden daerbij ook mondelings in 't geven van onse verzogte schriftelijk antwoord, waerom wij dan ook tegens genoemde Agent Nationaal declareerden, dat wij ons ten hoogsten niet alleen verwonderden over eene dusdanige handelwijse als kunnende van dat alles ons geen het minste beseff of begrip formen. In vertrouwen, dat wij aen de commissie voor zo verre in ons vermogen geweest is, voldaen te hebben, zo kunnen wij niet nalaeten nog bij deze onze gevoelens uijt te drukken over enen stap die door UL gedaen en genomen is, waervan wij de oorzaek niet kunnen nagaen of welke redenen UL heeft gepermoveerd om tegens ULieden eijgen genomen besluijt den Pastor van Haaff in deszelfs fonctie als pastor provisioneel te herstellen. Wij willen omtrend de gegrondheid van onze verwondering geen verdere redenen bijbrengen, dan alleenlijk zeggen, dat wij dat alles stellen ter verantwoording van UL. en van de zulken die tot het nemen van dusdanig besluijt hebben kunnen goedvinden te concurreren; wij laeten het daerbij berusten en stellen wijders aen UL. voor om ten eersten daerop bedagt te zijn om alle de inkomsten van de pastorij van Megen met behoorlijk sequestie te saiseeren en daervan bij publicatie kennis te geven, laetende inmiddels zijne provisionele herstellinge in statu quo na gedaen verzoek om deze ons rapport in de notulen van heden te insereren, wensen wij Ulieden Heil en Broederschap. De Meuse en van Enderen worden voor hunne moeijte en betoonde activitijt in't verrigten hunner voorsz. commissie bedankt in naam en van wegens deze vergaderde municipalitijt. Wijders is ter dezer vergadering verschenen Christiaan Snijders inwoner dezer stad Megen (de bakker wiens zoontje door de pastoor onder handen was genomen), versoekende om door deze vergadering geinformeerd te mogen worden of het de mening en het besluijt van de leden dezer Municipalitijt zijn zoude, niet alleen tegen de intentie van hem comparant, maer zelfs ook tegens den zin en het verlangen van bijna de gehele gemeente van Megen, den burger Gerardus van Haaff als pastor van Megen provisioneel het exerceren van zijne pastorele functien te laeten blijven continueren. Dat hij comparant in zo n geval zig verpligt vond alhier te verklaeren, daertegens te moeten protesteeren, terwijl hij als vader thans van zes kinderen in zijn gemoed overtuijgt was, dat voorn. Gerardus van Haaff door zijn gedrag, niet alleen niet konde verstrekken tot eenige stigting in den godsdienst, maer ook van hem nooijt meer te

20 wagten was, waerover hij comparant des te meer was aengedaen, terwijl hem zoals aen andere zijne medeborgers op zulke wijze de gelegenheid ontbreken zijne kinderen door goed onderwijs in de christelijke deugden teffens tot deugzame en nuttige leden der burgerlijke maatschappij op te voeden. Wijders zijn alnog ter dezer vergadering heden gecompareerd verscheide andere burgers der stad Megen, dewelke ter gelegendheid om dat ingevolge voorafgegaene publicatie heden voor de Municipalitijt alhier een ijder heeft moeten inbrengen het getal der personen van zijn huijsgezin boven en onder de zestien jaeren oud, ten einde om daeruijt ter voldoening aen de publicatie van de Opperadministratie tot 's Hertogenbosch van den 15e Maij 1795 te kunnen opmaeken. (In totaal waren dit 969 personen). Inwoners dezer gemeente hebben teffens verzogt van deze Municipalitijt te mogen weten hoe't gelegen was met de zaak ten opzigte van den burger Gerardus van Haaff thans nog, alhoewel provisioneel fongeerende als Pastor van Megen, eenparig te kennen gevende geensints vergenoegt te zijn, dat voorn. G. van Haaff in zijne pastorele fonctien zoude blijven continueren. Dat zij zo als meest en verre het grootste gedeelte van alle hunne medeburgers niet alleen afkeuren het gedrag door voorn. G. van Haaff, voorhenen en wel voornamentlijk nu enige tijd gedurende gehouden geen gehoor gevende aen welmenende vermaningen, maer in tegendeel zig bemoeiende met de zaken der gemeente, maer ook tevens in plaetse van tot het behoud der goede ordre en rust. Dat zij burgers dienvolgens zig verpligt vonden te verklaren, geen vertrouwen op voorn. G. van Haaff als Pastor te kunnen stellen wat aengaet het onderwijs voor hunne families en kinderen, en wanneer hij Gerard van Haaff tegen hun vermoeden langer Pastor blijven zoude, zij burgers het besluijt zouden moeten nemen, zoals reeds zeer vele burgers meterdaad getoond hebben en nog dagelijks tonen, de parochiekerk alhier te verlaeten en hunnen godsdienst in andere kerken te gaen waernemen. Dat zij burgers dierhalven terwijl zij niet alleen oordeelen, maer werkelijk ondervinden en door daden overtuijgt zijn dat voorn. G. van Haaff als pastor van geen nut meer aen deze gemeente kan zijn, wenschen en verlangen en teffens insteren, dat in plaetze van voorn. G. van Haaff de pastorij alhier en pastorele functien door een andere brave priester voor 't welzijn zo van den godsdienst en christelijk onderwijs als teffens voor het behoud van goede ordre en rust moge worden waergenomen. Hetwelke een en ander vervolgens in discussie gebragt zijnde, zo is daerop genomen de volgende resolutie: Dingsdag den 26e Maij Gezien de beëedigde informatie bij deze vergadering ingewonnen over het gedrag door den burger Gerardus van Haaff, Pastor van Megen op den 19e dezer maand, gehouden ten huijze van den burger Christiaan Snijders; meester bakker alhier, mede gehoord de mondelinge klagten door denzelven burger C. Snijders bij herhaling alhier ingediend, daerenboven ook gehoord de meninge en verzoeken van een aantal medeburgers, alhier voorgedraegen ter gelegenheid van 't komen aengeven van 't getal der personen van ijders huijsgezin, waertoe bij publicatiedag op heden was bepaald, alle eenparig verzoekende om met opzicht van voornoemde G. van Haaff geinformeerd te mogen worden of en in hoeverre men voornemens zijn zoude den gezeiden G. van Haaff tegens het genoegen en in weerwil van hun in de functien als Pastor te laeten continueren hetgeen zo een als ander in de notulen van heden is weergegeven. Mede in overweging genomen het aenhoudend ongenoegen ten laste van voorn. G. van Haaff door een aantal medeburgers heden naeder aen deze vergadering voorgedraegen, decreteren leden van de Municipalitijt teffens dat van stonde af aen alle de vaste goederen en inkomsten der pastorij van Megen zullen worden gesequestreerd en in arrest genomen, stellende als sequesters daerover aen de borgemeesters dezer stad Megen, onder verpligting van daervan te doen rekening, bewijs en reliqua daer en zoals

21 behoord. En zal deeze alhier ter gewoone plaetze gepubliceerd en geaffigeerd worden en voorts hiervan bij extract aen voorn. G. van Haaff kennis gegeven, om te verstrekken tot deszelfs narigt. Aldus gedaen in de volle vergadering. Megen den 26e Maij Inkomsten uit tienden. We zien dus dat het stadsbestuur het nu over een andere boeg gooit om van de lastige pastoor af te komen. Ze laten nu de burgerij (opnieuw slechts bij monde van bakker Snijders) in verweer komen en men dreigt elders te gaan kerken omdat zij geen vertrouwen meer in de pastoor hebben. De boze bakker Snijders die door de pastoor uit z n middagdutje werd gehaald wordt gretig door de Municipalitijt gebruikt. En omdat ze de pastoor dus kennelijk niet uit zijn functie kunnen zetten, leggen ze vervolgens beslag op de vaste goederen en inkomsten van de pastorij. Het verhaal is echter nog lang niet ten einde. Roerich c.s. doen echt alles om het de pastoor geheel onmogelijk te maken in Megen te kunnen functioneren. En de dwarse pastoor lust hem en zijn aanhangers rouw en blijft voor zijn rechten knokken. Kennelijk krijgt de pastoor voor een deel zijn inkomsten uit gemeentelijke tienden, want die worden worden bevroren. Tot beheerders van in beslag genomen goederen en inkomsten worden beide burgemeesters aangesteld. Op 1 juni reageert de Opper Administratie uit Den Bosch op dit besluit van het stadsbestuur en zij verzoeken de Municipaliteit schriftelijk binnen 3 dagen kenbaar te maken wat de reden, motieven en gronden zijn geweest om tot deze beslagname over te gaan. Het antwoord is ontoereikend en zorgt ervoor dat de Opper Administratie opnieuw het stadsbestuur gelast het genomen besluit tot beslaglegging van goederen en inkomsten van de pastorij te niet te doen en in de toekomst zich van dergelijke besluiten te onthouden. Drossaard Roerich bespreekt met Durand (Adjoinet bij de Franse staat) de zaak. Deze stelt voor toch vooral de rust te bewaren en het conflict niet op de spits te drijven. Volkstelling Ook hier wordt dus opnieuw de mogelijkheid benut om tegen de pastoor te ageren. De vergadering wordt in eerste instantie gehouden om iedereen de gelegenheid te geven het aantal personen boven de 16 jaar aan te geven, zoals dat door de Opper Administratie in Den Bosch verlangd werd. Een soort volkstelling dus, en vervolgens zien we dat het hele geschrift gaat over de rol van de pastoor. Bakker Snijders mag weer eens zijn uitgebreide verhaal en moraal te berde brengen en verkondigen wat hij allemaal wel niet van de pastoor vindt. Vele anderen (die alleen maar komen vertellen met hoevelen ze thuis zijn) en niet met name genoemd worden vervlochten in een uiterst tendentieuze weergave van deze bijeenkomst. Roerich moet in z n vuistje gelachen hebben. Als Drossard heeft hij heel goed door dat hij geen gelegenheid voorbij moet laten gaan om de pastoor in discrediet te brengen en hiervan dan ook verslag te doen om dit in Den Bosch te kunnen laten zien. Van pogingen om de zaak nu eens even te laten rusten en niet steeds weer olie op het vuur te gooien wil hij kennelijk niet weten. Het mag duidelijk zijn dat zowel de pastoor als de Drossard een verbeten strijd voeren en elkaar geen millimeter ruimte geven. Vergadering gehouden door de Municipalitijt der stad Megen. De leden der Municipalitijt vergaderd zijnde, heeft den burger Roerich; Drossard alhier het volgende rapport gedaan van de commissie waermede hij door de Municipalitijt gelast is geweest bij den burger Durand; Adjoinet bij den Etat Major Generaal, thans tot Ravenstein. Den 30e nov. heb ik mij vervoegd naar Ravenstein bij den burger Durand; Adjoinet van den Etat Major Generaal, gelaste met de zaken van Megen, betreffende de troubels die zedert enigen tijd aldaer hebben plaets gehad.

22 Ik heb met hem geconfereerd, volgens Uw verzoek over den inhoud der missive, betreffende speciaal den burger G. van Haaff, Pastor dezer gemeente. Agtervolgens Uwe intentie heb ik hem verslag gedaan van de reden welke U bewogen hadden, de vaste goederen of revenuen van zijne pastorele goederen in sequestratie te nemen, hem vertonende het altoos onrustig, turbulent & wederspannig gedrag van dezen burger, zijne gedurige werkzaamheid in't berokkenen & voortzetten van onenigheden ten nadeele der goede ordre, rust & veiligheid, zig zelve aen't hoofd stellende van eenige weijnige oproerige inwoners, zig niet had ontzien om op den predikstoel deze als onschuldig & mishandeld voor te stellen en vervolgens andere geruste inwoners in hunne woning als hatelijk afschilderende en zelve in hunne woning overvallende, waeruijt dan een aenhoudend ongenoegen van het grootste gedeelte der burgerij tegen hem, voorn. G. van Haaff datelijk was ontstaan, en was voorgedragen geworden, alles volgens wettige bewijsen daervan gebleken, welke aantoonden, dat hij werkelijk den berokkenaer dezige troubles was en dienvolg ook de oorzaak van alle kunde & schadelijke gevolgen van dien. Nadat ik dit alles aen den burger Durand omstandelijk had voorgedragen, zo heeft dezelve mij daerop te verstaen gegeven dat hij, in plaetze van een wijdlopig onderzoek van alle deze en meer andere omstandigheden, vermits zijn voornaamste doelwit was, de goede ordre, rust en eendragt in onze gemeente te herstellen, veel meer wenschte en het hem aengenamer zoude zijn, dat zulkx door conciliatoire wegen mogte geschieden. Om zulkx te bewerken heeft hij mij gesolliciteerd om aen UL. onder het oog te brengen waeraen door het voorsz. sequester de voorn. burger pastor zig bloot gesteld zag, als hebben gene andere middelen van bestaen als de revenuen van zijne pastorij, die hij als pensioen van zijn offici genoot, ten eijnde om UL. over te halen ten zijnen opzigte tot eene billijke goedertierendheijd. Dat hij burger Durand in zijne qualitijt dierhalven was aenradende, de conciliatoire weg in te slaan en mitsdien Ulieder resolutie van 26 maij dezes jaers, waarbij het sequester der revenuen van voornoemden pastor is belegd geworden, in te trekken, terwijl wanneer dit bewijs van zugt voor rust & vrede van zijde der Municipalitijt gegeven zou zijn, de voorn. burger pastor alsdan nog van zig zoude kunnen verkrijgen de goede ordre en rust in't minste te storen, de weg open stonde hem ter behoorlijke plaetze te denuncieeren, om aldaer vervolgd en gevonnist te worden volgens de wet; vertrouwende hij burger Durand, dat door dezen weg van zagtzinnigheid de rust zal hersteld worden. Zachtmoedig en goedertieren. De Municipaliteit neemt het advies van Durant over en hebben het nu over zachtmoedigheid en goedertierenheid. Ze trekken hun besluit in om de rechtmatige inkomsten van de pastoor van Haaff te bevriezen omdat ze van verschillende zijden, zowel door Durand als door de Opperste Administratie flink onder druk worden gezet om de zaak toch in der minne te schikken. Voor de tweede keer moet schout Roerich bakzijl halen (2 dec.) Deliberatie & Resolutie van de Municipalitijt der stad Megen. Gehoord het rapport van den burger Drossard tot Megen over de conferentie door hem als gecommitteerde van wegens de Municipalitijt gehouden met den burger Durand; en in haere deliberatie rijpelijk overwogen zijnde. De Municipalitijt niets zo zeer verlangende, als te zien dat de goede harmonie tusschen de inwoners van deze gemeente moge stand grijpen, dat alle middelen, voorgesteld en verstrekkende om de rust & vrede der inwoners te herstellen; daerenboven om bewijs te geven, dat zij verre van haat en wraakzugt integendeel veel meer genegen is tot den weg van zachtzinnigheid voor zoverre doenlijk, heeft goedgevonden te adopteren den voorslag van conciliatie van den burger Durand, wiens zo geregt als vredelievend caracter hem heeft doen deelnemen in de herstelling der rust binnen deze gemeente.

23 De Municipalitijt dienvolgens gelet op hetgene aangaat den burger G. van Haaff, Pastor alhier, willende ten zijnen opzigte den weg van goedertierendheid hetgene haar is voorgedragen door den burger Durand, besluijt te rapporteren of in te trekken hare resolutie van de 26e maij dezes jaers, waerbij het sequester op de revenuen der goederen van voorn. burger pastor is belegd geworden, hem wederom stellende in de possessie der zelver, ordonnerende dat het tegenwoordig besluijt in't register zal ingeschreven en daervan copie in't fransch overgezet aen voorn. burger Durand zal toegezonden worden. Aldus gedaan in de volle vergadering, Megen den 2 december Op 15 dec verklaart de Eerwaarde heer Petrus Josephus van de Coolwijk dat hij door de eerwaarde heer G. van Haaff, pastoor van Megen, naar 's-hertogenbosch is gestuurd. Het betreft de resolutie der opperadministatie. President Vogelvanger heeft deze aan hem voorgelezen en overhandigd. Pastoor weigert communie te geven. Maar nauwelijks 4 maanden later dient het volgende conflict zich aan als de pastoor van Haaff de magistraat van Genderen, lid van de Municipaliteit de communie weigert. Door het bestuur wordt aangedrongen op onderzoek door de Drossaard. Vergadering gehouden bij leden van de Municipalitijt der stad Megen. Ter instantie van den burger Gijsbertus van Enderen, schepen der stad Megen zijn vergaderd de leden der Municipalitijt, dewelke heeft voorgedragen, dat hij heden zondag den 20 maart 1796, zijnde palmzondag, met intentie om te voldoen aan de pligt welke hem zijne religie oplegt gedurende dezen paaschtijd, zig deezen morgen heeft begeven in de parochiekerk alhier om daar de communie te ontvangen. Dat hij zig geplaatst hebbende aan de communiebank neffens meer andere personen, alstoen de voorsz. pastor G. van Haaff na reeds aan andere personen de hostie uijtgedeeld te hebben, hem G. van Enderen is voorbijgegaan en datelijk aan andere personen die neffens hem zaten de hostie gegeven heeft, zonder dezelve hem G. van Enderen te geven. Dat hij, vermoedende dat zulkx mogte geschied zijn door distractie of vergetendheid aan dezelve communiebank is blijven zitten voor de tweede reise, alwaar toen ook andere personen zig nevens hem geplaatst hadden. Dat voorn. pastor alstoen voor de tweede reise hem wederom is voorbijgegaan en hem dus nogmaals de communie geweigerd heeft gelijk de eerste keer. Dat hij burger G. van Enderen na deze tweede weigering van de communiebank stil weg en naar zijne plaats in de kerk zig vervoegd hebbende, kort daarop de pastor staande voor 't altaar eene aanspraak heeft gehouden tot diegenen welke aldaar present waren over de voorsz. weigering van de communie en de reden welke hem daartoe bewogen hadde. En van Enderen zijnde al te zeer geabsorbeerd & gepenetreerd door de weigering van voorn. pastor, niet alles verstaan had, wat de voorn. pastor zeide, alvorens de pastor zijne aanspraak had geeindigd, de kerk was uijtgegaan. Dat hierna de voorn. pastor nadat het ciborie waarin de geconsacreerde hostien zijn op den altaar gebragt, hetzelve daar bloot latende staan, heeft zich tot het volk gewend en aan 't zelve eene aanspraak gedaan zeggende in substantie zoals hierna volgt: "Terwijl er een van mijne parochianen zig dezen morgen hier in de parochiekerk en publicq aan de communiebank vervoegd heeft om de paaschcommunie te ontvangen, zo ben ik hem twee keren stil voorbij gegaan waarop ook die parochiaan zig stil wederom na zijne plaats heeft vervoegd, maar daarbij voegende, terwijl dit nu publicq geschied is, zo ben ik ook voornemens daarvan publiek aan de gemeente mijne reden te geven zeggende dan in substantie, dat die parochiaan één was van diegeene welke dusdanige daden of zonden gepleegd hadden waarvan hun niemand als den paus zelvs konde

24 absolveren, als hebbende hem pastor in zijne functien gesuspendeerd en zijne geestelijke goederen aangeslagen en meer andere daden. Dat zij die zulke daden gedaan hadden in den ban waren leggende als toen zijne hand op het voors. ciborium en zeggende dat het geene hij daar geseijd had, zoo waar was als God daar tegenwoordig was. Dat hij pastor dierhalve in conseientie verpligt was aan dusdanige personen de communie te weijgeren en zulks alhier voor de gemeijnte bekend te maken. Dat voorn. pastor die aanspraak vervolgde en zeijde, dat er nog meer waaren aan dezelve daden pligtig, die hij dan ook noemde, zeggende dat het waren de zeven schepenen, twee borgemeesters en den drossaard en dat hij, den pastor dienvolgens ook aan alle die tien personen besloten had de paas-communie te weijgeren". Hendrik van Gemert, inwoner en bakker alhier conformeert zig met de voorstaande verklaring terwijl hij alstoen de kerk is uijtgegaan en het vervolg van de voors. aanspraak niet aangehoord heeft. De Municipalitijt in hare vergadering considererende dat den burger G. van Haaff pastor dezer stad zedert den tijd wanneer de Municipalitijt door den weg van conciliatie en op den voorslag van den burger Durand; Adjoinet van de Etat Major Generaal hem heeft hersteld en gereintegreerd in alle zijne rechten niet heeft opgehouden zig te gedragen op eene manier aanstotelijk en hem geensints voegende in zijne sermonen gehouden in de parochiekerk, aanrandende het gedrag, reputatie en gezag van den Magistraat, alhoewel in den beginne indirectelijk en zonder dezelve met namen te noemen, dog echter op eene genoegzaam verstaanbare wijze, dat hij zelfs heden het laatste zegel op zijn gedrag komt drukken door 't weijgeren van de paaschcommunie aan een der leden van de magistraat, ons medelid, dat hij dezelve gelijkerwijze en ook zal weijgeren aan alle zeven schepenen, aan de twee borgemeesters en aan de Drossard, dat wij om deze manier van doen en behandelen van hetgene de religie aangaat, zijne intentie niet anders beschouwen als verstrekkende om bij de inwoners het vertrouwen op hunne Magistraat & Municipaliteit te vernietigen en om dusdoende de leden van den magistraat voor't oog van hunne medeburgeren openbaarlijk te brandmerken considererende weijders, zig te bepalen tot die van de kerk en niet van zig te bemoeijen directelijk nog indirectelijk met wereldsche zaken en dat buijten deze kerkelijke functien alle pastoors & andere kerkelijke personen niet anders kunnen aangezien worden als burgers, dat gevolgelijk den voorn. burger pastor G. van Haaff is te buijten gegaan. Considererende eindelijk dat het nodig is, daarvan aan hogerhand kennis te geven, besluijt, dat zij den burger Drossard gelast om over het gedrag van den voorn. pastor heden & voorgaande dagene gehouden, alle verdere informatien in te winnen die hij zal dienstig oordelen, daarvan communicatie aan de Municipalitijt te geven die daarvan berigt zal doen aan't fransch Gouvernement en zodane maatregelen zal ter hand nemen als zij zal nodig oordelen. Aldus gedaan in den vergadering Megen de 20 maart Verzoek (eis) aan pastoor van Haaff om binnen 4 dagen de Municipaliteit te kennen in zijn argumenten op de in de bijgaande kopiebrief gestelde punten. Mocht hij dit weigeren, dan (22 mrt.) Uijt ordre van de municipaliteit & van de Kapitein Commandant tot Ravenstein, ten dezen gelaste zal den burger Pastor G. van Haaff gehouden zijn aan de Municipalitijt der stad Megen onder adresse van den burger Drossard, in te leveren twee exemplaren van de motiven van defensie over den inhoud van de voorstaande acte inhoudende vier folien van no. 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en 8 voor aanstaande saturdag den 26e maart 1796 's morgens tien uren uijterlijk, met intimatie dat bij nalatigheid van inlevering der stukken zonder verder uijtstel zal voortgevaren worden zoals zal behoren.

25 Municipaliteit stelt op aangeven van Jan van Gemert en Hendricus Uwens een onderzoek in naar de weigering van pastoor van Haaff om beide genoemde burgers de communie te weigeren (24 mrt.) Vergadering gehouden bij de leden van de Municipaliteit der stad Megen. Ter instantie van de burgers Jan van Gemert en Hendricus Uwens allebeijde schepenen der stad Megen, hebben de hierna volgende declaratien gedaan door de voorn. J. van Gemert en H. Uwens, dewelke hebben voorgedragen dat zij heden den vier en twintigste maart, zijnde witten donderdag zig desen morgen hebben vervoegd in de parochiekerk deser stad om aldaar te ontvangen de paaschcommunie die door handen van den pastor G. van Haaff stond uijtgereijkt te worden, dat alstoen de voorn. Jan van Gemert benevens meer andere persoonen zig aan de communiebank geplaatst hebbende, de voorn. pastor G. van Haaff na aan de andere die zig presenteerden de hostie gegeven te hebben, hem is voorbij gegaan, zonder dezelve hem te geven en aldus gecontinueerd heeft dezelve aan andere uijt te deijlen, dat hij J. van Gemert voor het tweedemaal aan de voorsz. communiebank zijnde blijven zitten, alstoen de voorn. pastor wederom begonnen hebbende de communie uijt te deijlen, hem nogmaals voor de tweede reijze is voorbijgegaan zonder hem de hostie te geven. Dat hij daarop zig van daar weg en vervoegd heeft op zijne ordinaire plaats in de kerk, dat vervolgens de voorn. H. Uwens zig ook heeft geplaatst aan dezelve communiebank alwaar zig ook andere persoonen bevonden, dat den pastor G. van Haaff de communie uijtdelende gelijk van tevoren aan diegenen die geplaatst daar waren, gekomen zijnde bij hem H. Uwens hem is voorbij gegaan zonder hem de hostie te geven, continuerende dezelve te geven aan anderen. Dat genoemde H. Uwens daarop voor de tweede keer aan de communiebank is blijven zitten wagtende dat den pastor zoude wederom komen, dewelke van nieuws bij hem gekomen zijnde hem nogmaals is voorbij gegaan voor den tweeden keer zonder hem de communie te geven. Dat als toen hij H. Uwens zig van daar heeft op zijn ordinaire plaats vervoegd. Dat na uijtdeijling der communie geijndigt was, de voorn. pastor G. van Haaff het ciborium op den altaar heeft geplaatst en toen gaande in een bank, die men de bank onder het orgel noemd, alwaar de voorn. burger J. van Gemert zig geplaatst had en hem aanspreekende met een zagte stem, hem gevraagd heeft: Zal ik een vermaning doen of zal ik zwijgen? hij op deze woorden heeft geantwoord, doet Uwe dingen, dat hierna hij pastor G. van Haaff is gegaan naar den altaar en zig omgewend hebbende naar het volk, trekkende een papier uijt zijn sack dat hij in zijn hand hield zonder het voor te lezen; gesproken heeft de volgende woorden: Mijne lieve parochianen, mijne lieve parochianen, mijne lieve parochianen, ik bid U houd u tog stil, zonder dat ijmand enige de minste storende beweeging maakte, alzo er wederom twee van mijne parochianen zig hebben komen presenteren tot de communie, zoo ben ik ze twee keren voorbij gegaan zonder

26 hun de communie te geven, daarbij voegende dat het niet nodig was daarvan de motiven te zeggen, terwijl die genoegzaam bekend waren uijt hetgeen er zondag den 20 mart gepasseerd was, deze woorden nog eens herhaalde. Dat alstoen een ander burger met zijne huijsvrouw in de kerk gekomen zijnde om zig te plaatsen in hunne bank, de voorn. pastor nog eens zijde, makende gesten en bewegingen met zijne beijde handen, mijne lieve parochianen zijt dog stil. Dat hiernaast de voorn. J. van Gemert en H. Uwens zoals ook de burgers J.J. de Heij en Petrus Brediex en Hendricus Tieman die alle drie door voorn. van Gemert en Uwens tot getuijgen waren geroepen van al hetgeen hierboven is aangehaald en genoteerd, uijt de kerk zijn gegaan. Declareerende de voorn. drie getuijgen dat al hetgeen zo even is aangehaald geworden, aldus voor hunne ogen gepasseerd is. In oorconde der waarheijd van dien hebben dezelven ter dezer plaatze het originaal dezer beneffens de voorn. J. van Gemert en H. Uwens, die deser insgelijks onderteijkend hebben, eijgenhandig onderteijkend ten overstaan van de Municipalitijt. Megen den 24 maart 1796 voormiddags (24 maart) De Municipalitijt na verstaan gegeven te hebben aan de voors. burgers Jan van Gemert en Hend. Uwens zoo als ook aan alle hierboven en wijders genoemde getuijgen om zig te absenteeren, na nogmaals gedane lecture van de twee voorstaande actens; de municipalitijt naar in consideratie genomen te hebben het gedrag en de intentien van voorn. pastor, houd zig aan de motiven en grondstellingen uijtgedrukt in haar besluijt van zondag den 20 mart deses jaars en besluijt wijders dat den burger Drossard terstond copie van de bovenstaande actens en van dit tegenwoordig besluijt zal toezenden aan den Capiteijn Commandant tot Ravenstein ten eijnde om daarvan kennisse te nemen, aan haar reserveerende te statueeren zooals zal behooren na expiratie van den termijn van aanstaande zaturdag die sijt haar order den twee en twintigste mart aan voorn. Pastor van Haaff geinsinueerd is geworden (25 mrt.) De leden der Municipaliteit vergadert zijnde, heeft den burger Drossard aan dezelve gecommuniceerd requeste houdende aan Drossard & Municipaliteitsleden der stad Megen, welk requeste hem Drossard door den rigterbode van Megen uijt naam van den Pastor G. van Haaff heden tegen den avond was ter hand gesteld zijnde door de voorn. G. van Haaff, Pastor van Megen ondertekend, inhoudende verzoek om prolongatie van den termijn gesteld bij 't decreet der Municipaliteit van den 22 maart, tenzelven dage aan voorz. Pastor geinsinueerd zoals bij hetzelve requeste breder is uijtgedrukt. De Municipaliteit, na lecture van 't request van den burger Pastoor G. van Haaff alvorens over den inhoud van dat adresse eene resolutie te nemen, besluijt, dat den burger Drossard vooraf van dat adresse copie in't fransch overgezet zal toezenden aan den Kapitein Commandant tot Ravenstein, ten einde om aan de Municipaliteit alvorens daarover te laten toekomen zijn advies of orders houdende ondertusschen de zaak in statu quo. Uitstel Drie dagen na eis tot verweer van de Municipaliteit doet pastoor van Haaff een verzoek tot uitstel en hij verschijnt met twee getuigen voor de Municipaliteit. Hij wordt geconfronteerd met 13 verklaringen afgegeven door verschillende burgers en het stadsbestuur heeft maar liefst 51 vragen geformuleerd waarop men graag een antwoord ziet van de pastoor (2 apr.) Is gecompareerd den burger G. van Haaff, Pastor tot Megen ingevolge de acte van summatie begrepen in de acte van de vergadering der Municipaliteit van gisteren den eersten april 's morgens, waarvan hem copie door de rigterbode van Megen is toegezonden, zo als den burger Pastor hier present zegd delve ontvangen te hebben

27 en dienvolgens alhier te compareren, geassisteerd met de burger Petrus van de Coolwijk & Jan Kockx die hij Pastor zegd als getuijgen met zig hier op de Raadkamer te brengen. De Municipaliteit heeft ten einde om getuijgen te zijn, van 't gene in deze sessie zal verhandeld worden van hare zijde tot getuijgen bij deze geroepen de burgers Jan Bungeniers & Theodorus Taabe, dewelke dienvolgens ook hier present zijn ende is aan wederzijdige getuijgen te kennen gegeven, dat zij als aanschouwers & toehoorders van hetgene voorgaat aanwezig zijn.. Waarna gedaan zijnde lecture van 't besluijt van gisteren den eersten april, behelsende de voorsz. summatie, heeft den burger Pastor daarop overgegeven zijn antwoord in geschrifte door hemzelve ondertekend, en is daarvan teffens lectura gedaan. Ende is vervolgens aan den burger Pastor van wegens de Municipaliteit te kennen gegeven en is hem verzocht zig te bepalen tot de vragen die hem zullen gesteld worden en om daarop cathegorisch & duijdelijk te antwoorden. No. I Verklaring gegeven ten overstaan van Drossard en schepenen Gijsb. van Enderen en Henricus. Uwens door de burgers Evert van Altvorst & Arnoldus van Thiel, inwoners dezer stad over de gehouden mis door den Pastor G. van Haaff in de parochiekerk op den 1 januari 1796 gehouden. Den burger Pastor gehoord de lecture den neffensgemelde verkaring en gevraagd zijnde wat hij daarop te zeggen had, heeft geantwoord, dat alle inwoners of parochianen van Megen voor hem gelijk zijn en den burger Drossard & alle leden der Municipaliteit als parochianen kunnen en moeten worden beschouwd, dezelve gelijk al het andere publicq in de kerk in de tegenwoordigheid van veel volk geleerd en onderwezen heeft. En vervolgt dat hij in qualiteit als pastor van zijne parochianen geen ander antwoord kan geven, als zig te refereren tot de publieke sermonen en onderwijzingen, mits hetzelve nauwkeurig en zoals ze geschied zijn in haar geheel verband zonder te vervalschen of te verdraijen en ook zonder te verzwakken off 't ontzenuwen, opgegeven en zuijver zullen verklaard worden. Declarerende dierhalven bij zijn schriftelijk overgegeven antwoord te persisteren. No. II Verklaring gegeven ten overstaan van Drossard en schepenen door Petrus Ensink & Coenrard van Woesik inwoners van deze stad over 't sermoon gehouden door den voorsz. Pastor den 13e maart De verklaring aan den burger Pastor voorgelesen en hij gevraagd zijnde wat hij daarop te zeggen had, heeft geantwoord, dat die declaratie vooreerst zeer mank en onvolmaakt is, als hebbende den schoonsten en voornaamsten zin dien zij moeten onthouden en aantekenen, vergeten of ten minsten uijtgelaten. Wijders dat hij Pastor zig refereerd op het antwoord gegeven onder No.I. No. III. Verklaring gegeven in de vergadering der Municipaliteit door den burger Gijsbert van Enderen, schepen dezer stad over de weigering van de voorn. pastor van hem de paaschcommunie te geven op palmzondag den 20e maart Lecture hiervan gedaan is van wegens de Municipaliteit aan den burger Pastor de vraag, of den inhoud dezer verklaring met de waarheid overeenkomt. Waarop den burger Pastor antwoord zig te refereren aan zijn gegeven antwoord sub no. I. No. IV Verklaring gegeven door Arnold van Thiel & Hendrik van Gemert bakker ten overstaan als voor, over dezelve weigering van communie en over de aanspraak daarop gehouden door voorn. Pastor voor den altaar den 20e maart voorsz. Lecture gedaan zijnde en den burger Pastor gevraagd of en wat hij tegen dezelve verklaring te zeggen had, heeft geantwoord dat hij persisterende bij de exceptio judicis suspecti, en zig reserveerd over die gegeven verklaring. No. V Verklaringen gegeven door AntoniusTaabe, Theodoor Taabe, Coenrard van Woesik & Arn. van Thiel, inwoners van deze stad over den catechismus gehouden door voorn. Pastor in de Parochiekerk op den 20e maart 's namiddags. Den burger Pastor antwoord dat hij zig reserveerd alle zulke reflectien daarover te maken als hij zal nodig oordelen te behoren.

28 No. VI Verklaring gegeven door de burgers Jan van Gemert en Hendrik Uwens schepenen ten overstaan van de volle Municipaliteit over de weigering van voorn. Pastor om aan hun beide de paaschcommunie te geven op wittendonderdag den 24e maart 1796, geattesteerd door de burgers J.J. de Heij, P. Biedijkx & H. Tieman. Den burger Pastor antwoord als onder sub. nr. I. No. VII Getuijgenisse en verklaring gegeven voor de Municipaliteit door de burgers M. van Veen, Fr. van Woesik & Arnold van Thiel over de voorsz. weigering en daarop gedane aansprake door den voorn. Pastor op de 24e maart. Den burger Pastor heeft geantwoord dat hij volkomen bereidwillig is, zijn gehouden gedrag op palmzondag en wittendonderdag voor de hoge Overigheid der Heilige Kerk te verantwoorden alsmede hetzelve te justificeren voor de ogen van 't Fransche Gouvernement, in zoverre dit bij de eene of bij de andere mogte nodig wezen. No. VIII Verklaring gegeven ten overstaan van Drossard & schepenen door Arnolda van Hout dienstmeid van den burger & schepen B.G. Taabe over hetgeene de voorn. pastor tot haar heeft gesproken aan haar gevende de paaschcommunie op paaschzondag den 27e maart met de getuijgenisse gegeven door Dirk van Thiel & Dirk Braem over dezelve verklaring. Den burger Pastor antwoord dat hij nooijt of nimmer gezegd te hebben deze woorden: "Ik twijffele of..". No. IX Verkaring gegeven ten overstaan als voor door Th. Taabe over de woorden tot hem gesproken door den voorn. Pastor hem gevende de paaschcommunie op den voorsz. 27e maart. De burger Pastor antwoord conform sub.i. No. X Verklaring gegeven ten overstaan als voor door Ad. van Atteveld over de woorden tot hem gesproken door voorn. Pastor, hem gevende de Paaschcommunie den 28e maart De burger Pastor antwoord conform sub. I. No. XI Verklaring gegeven door Jac. van Udem en A. van Thiel inwoonderen dezer stad, ten overstaan als voor over de aanspraak gehouden door voorn. Pastor na de zingende misse op Paaschmaandag-morgen de 28 maart Den burger Pastor antwoord conform sub. I. No. XII Verklaring gegeven ten overstaan als voor door Evert van Altvorst, C. van Altvorst, Joes Bungeners en Joes Marijne over de mis gehouden door voorn. Pastor op Paaschmaandag den 28 maart 1796 's namiddags. Den burger Pastor antwoord conform sub. I. No. XIII Daarna is hem Pastor door den burger Drossard een fragment getoond van een brief in't latijn en hem afgevraagd of hij het handschrift kent. Den burger Pastor antwoord: Zodra ik de copie authentieq van 't voorgelesen fragmentum zal verkregen hebben, gelijk ik dezelve copie authentieq bij deze ben verzoekende, alsdan zal ik mij zelven daarbij verklaren en duijdelijk expliceeren. Verder blijft zijn antwoord conform sub. I. Na gedane lecture en nadat voorgemelde stukken aan gemelden Pastor van Haaff zijn overgegeven, om dezelve aandachtig te lezen, zijn hem gedaan de volgende vragen: 1. Of de boven aangehaalde stukken in zig houden de waarheijd en wat hij op deze twaalf articulen te zeggen heeft. Den burger pastor refereert zig tot zijne gegeven antwoorden. 2. Hebt gij ontvangen de copie int Hollands van de acte van de vergadering van de Municipalitijt van 20 maart 1796 met daarbij aan het eijnd gevoegde order dat uwe Pastor gehouden was voor zaterdag den 26e mart 1796 des morgens 10 uuren uwe motiven van defensie aan de Municipalitijt in te leveren? Antwoord: Er existeerd een recu van, met een bijgevoegde reflexie door mij aangetekend & ondertekend. 3. Waarom hebt gij aan die order niet voldaan? Antwoord: die op de recu aangetekende reflextie en andere in forma rechtens bestaande wettige reden, zullen den ondergetekende dienen om zig te verantwoorden daar en zoals het behoort.

29 4. Hebt gij bekomen de copie van den brief van den Capitein Commandant tot Ravenstein van dato 7 germinal door den burger Drossard aan U toegezonden den 26e maart. Antwoord: De Municipalitijt van Megen kan zig hierover door de rigterbode Boselie het nodig relaas doen geven. 5. Waarom hebt gij alstoen uwe motiven van defensie niet geproduceerd en ingeleverd? Antwoordt conform het antwoord op vraag Is het fragment van de brief in't latijn, beginnende met de woorden: absolvendo a peccatis. van uw hand of door uw geschreven en aan wien hebt gij die brief geschreven? Antwoord: refereert aan het eerdere antwoord. 7. Tot welk eijnde of met wat inzigt hebt gij dien brief geschreven? Antwoord als bij Hebt gij in uwe sermoon gehouden in de parochiekerk op den 1 jan. 1796, in substantie niet gezeijd hetgeen begrepen is in de verklaring hier aangehaald sub nr. I? Antwoord: dat de ondergetekende nu en altoos in deze zig daarover zal expliceeren daar en zoals het behoord. 9. Wie hebt gij daarmede gemeijnt onder de namen van zondaars en zondaressen? Antwoord: te zullen antwoorden daar en zo als't behoord. 10. Wat waren dat voor publieq gepleegde zonden waarvan gij in het voorsz. sermoon van 1 jan. hebt willen spreken of gesproken hebt? Antwoord: Als voren. 11. Wat was Uw intentie, aldus predikende en veel sprekende, zonder direktelijk te doen kennen of te designeren de personen waarvan gij wilde spreken? Antwoord: Als voren. 12. Wat hebt gij in dat voorsz. sermoon willen zeggen met de woorden: houd uw dan aan het zeker en laat het onzeker varen, ik raad het u ten besten? Antwoord: Als voren. 13. Hebt gij op zondag den 13e mart 1796 in de parochiekerk alhier gepreekt? Antwoord: persisteerd bij d'exeptio judicis suspecti. 14. Bekend gij dat hetgeen verhaald word in de verklaring hier voor aangehaald, sub. nr. II in substantie behelst hetgeen gij gezegd hebt in u sermoon op den 13e maart 1796 (men geeft hem de verklaring te lezen). Antwoord als bij sub. nr. II. 15. Waarom hebt gij daarna nog opnieuw in uw sermoon gezegd dat er afgrijselijke daden en zonden van zulke natuur gepleegd waren, waarvan konde niemand absolutie geven als alleen de Paus, of die van hem daartoe speciaal geautoriseerd waren? Antwoord te zullen antwoorden daar en zoals behoord. 16. Wat zijn dant dan voor daden en zonden? Antwoord: Als voren. 17. Wat voor personen zijn het die gij pastor sustineerd dat die of zulke daden en zouden gepleegd hebben? Antwoord: De Pastor sprekende tot zijnen parochianen, antwoort zig te refereren tot zijne publique sermonen en aanspraken in de kerk gedaan en wel speciaal tot de aanspraak van palmzondag en wittendonderdag. Wijders dat hij als gedaagde alhier enkel alleen uijt toegevendheijd is gecompareerd. 18. Op wat voor fundament of regt is het dat gij aldus in het openbaar het gedrag van die geene aanrand die haar devoir gedaan hebben. De Magistraats-personen? Pastor zegt te zullen antwoorden daar en zoals 't behoort. 19. Met wat voor intentie hebt gij in uw mis deze woorden gezeijd, dat gij het wilde zeggen tot herhaalde reijse en duijdelijk opdat eenijder het wel zou mogen verstaan, dat zij het wel in hunne memorie mogten inprenten en zelfs het opschrijven of notitie daarvan maken? Pastor antwoord aan zijne parochianen: hierin de heijligste intentie gehad te hebben, gelijk hij bereijd is aan zijn parochianen in het vrindelijke en in der minne bij bekwame

30 gelegendheijd het te willen uitleggen; volharde als gedaagde bij de exeptio judicis suspecti. 20. Of op palmzondag den 20e mart 1796 den burger Gijsbert van Enderen des morgens zig heeft gepresenteerd in de parochiekerk en geplaatst aan de communiebank om de communie te ontvangen? Antwoord: vraag een zaak die publieq is en aan de hele wereld bekend is, aan het publieq. 21. Hebt gij hem; G. van Enderen de communie alstoen gegeven? Antwoord: verwijst naar het antwoord hiervoren. 22. Waarom hebt gij hem; G. van Enderen alstoen de Paascommunie geweijgerd en met wat voor intentie heb gij ze hem geweijgerd? De Pastor antwoord aan zijne parochianen q.q. dat hij in zijn gedrag geen ander intentie gehad heeft als de zaligheijd van zijn aanvertroude schapen te behartigen. Neen, er is geen andere intentie dan de heijlsaamste middels ter zaligheijd aan te wijzen en de parochianen te leren en te onderwijsen, dat zij die nu zo langen tijd door losse en onzekere gronden en indien men mag gissen uijt het publicq door een onverantwoordelijk practijk van zulke mannen, welker naam eershalve verzwijgen moet, misleijd, bedrogen en in eene doemwaardige gerustheijd gesteld zijn eijndelijk door de stem van hun Herder die de publieque leraar en biegtvader en bedienaar der H. Sacrementen is van de hele parochie, opgewekt zijnde mogte gebragt worden op den weg naar de waarheijd en eeuwige zaligheijd. Dit is de intentie en het eenig verlangen. Wijders refererende zig aan de exeptio judicis suspecti. 23. Hebt gij Pastor na alstoen de communie aan andere personen uijtgedeijld te hebben, aanstonds daarop blijvende voor den altaar staan en uw tot het volk wendende, een aanspraak tot het volk gedaan? Pastor zegt te zullen antwoorden daar en zo het behoord. 24. Wat was dat voor een aanspraak en wat behelsde die aanspraak? Antwoord : Als voren. 25. Op wat regt of fundament en met welke intentie hebt gij die aanspraak gedaan? (men geeft hem de daarover gegeven verklaring te lezen). Antwoord: Als voren. 26. Bekend gij dat de substantie van die aanspraak begrepen of uijtgedrukt is in de verklaring daarover gegeven den 20e mart 1796? Antwoord: Als voren. 27. Hebt gij alstoen in die aanspraak uw niet uijtgedrukt en gezegt dat gij uw in uwe conscientie verpligt vond de paasch-communie te weijgeren aan zulke personen en publicq voor het volk te verklaren, dat behalven den voorn. parochiaan G. van Enderen er nog anderen waren, pligtig aan dezelve misdaden en dat deze waren de zeven schepenen, de beijde borgemeesters en dien Drossard en dat gij Pastor dierhalve besloten had aan alle deze tien personen de paasch-communie te weijgeren. Antwoord q.q.: Pastor aan zijn parochianen, dat hij bij deze publicq heeft verklaard dat hij volgens de wet van het Heijlig Evangelie volgens de algemene leeren der Heijlige. Vaderen, volgens de algemene stemming van alle Theologanten; zulke Theologanten die enige naam of roem in de Heijl. Kerk verdienen, en volgens de uijtdrukkelike regels en voorschriften van het Roomsch Mechels en Luijks verdere rituelen en pastorele der Heijlige kerk, absolut in conscientie verpligt is de H. Communie te weijgeren aan de zeven schepenen, twee borgemeesters en Drossard van Megen tot tijd en wijlen dat het behoorlijk en wettig zal blijken, dat zij wettelijk geabsolveerd en door de overigheijd der H. Kerk behoorlijk zullen reconcilieert of verzoend wezen. Dit is het antwoord van de Pastor q.q. refererende zig wijders tot de exceptio judicis suspecti. 28. Met wat voorregt hebt gij onderstaan aldus eene geconstitueerde autoritijt te attaqueren? Antwoord: Als voren. 29. Welke is uwe intentie geweest dus doende en te werk gaande? Antwoord als voren. 30. Hebt gij op Palmzondag den 20e maart catechismus gehouden en wat hebt gij alstoen gezegd en voorgedragen? Antwoord: Pastor zegt te zullen antwoorden daar en zoo het behoord.

31 31. Was er toenmaals niet ook een franschman onder den categismus in de kerk present? Antwoord als voren. 32. Wat heeft gij verstaan of willen zeggen met de woorden dat diegenen die de kerk niet hoort zal gehouden worden voor een heijden en een publikaan? Antwoord: deze woorden zijn Heijlig Evangelie. 33. Wat hebt gij willen zeggen en van wie vermeijnde gij te spreken, zeggende dat Christus gezeijd had, het brood der Engelen moet niet aan de honden en de paarlen niet aan de varkens gegeven worden. Antwoord: Dit is den generale regel van het H. Evangelie waarop gebouw en gegrondvest is de algemeene lering der H. Vaderen en Godsgeleerden, alsmede de regels en voorschriften der kerkelijke rituale en Pastorale, aangaande de uijtdeling van de H. Communie. Dus moet dit als de grondregel in het generaal gezeijd en voorgesteld, beschoud en aangezien worden, dit is de declaratie die de Pastor q.q. aan zijn parochianen heeft goedgevonden hier over te geven; refererende zig verder aan de exceptio judicis suspecti. 34. Waarom hebt gij op wittendonderdag den 24e maart de paaschcommunie geweijgerd aan de burgers Jan van Gemert en Hendricus Uwens en wat voor intentie hebt gij daarmee gehad? Antwoord: Als bij nr Wat hebt gij aan den burger J. van Gemert gevraagd, als gij hem hebt gesproken in de bank onder den orgel nadat gij hem de communie had geweijgerd? Pastor zegt te zullen antwoorden daar en zo het behoord. 36. Hebt gij ook nadat gij aan de twee genoemde schepenen v. Gemert en Uwens de communie geweijgerd had, toen ook ene aanspraak aan het volk gedaan? Antwoord als voren. 37. Welke was Uw intentie die aanspraak aldus doende en vooral tot herhaalde reijse zeggende: Houd uw tog stil, terwijl er niemand in de kerk eenig het minste geraas of getier maakte? Antwoord als voren. 38. Waarom hebt gij in uwe aanspraak tot het volk gezegd dat gij in uwe zake op generleij manier wilde onderworpen zijn aan enige wereldlijke of politicque autoritijt of gezag? Antwoord: In de uijtdeeling der H. Sacrementen is de Pastor alleen in zijn parochiale kerk, bemagtigd en zelvs bij uijtsluijting van alle andere zo wel wereldsche als religieuze priesters: dit is in het generaal waar en bijzonder en speciaal ten opzigte van de uijtdeling van de paaschcommunie. Dus kan de pastor door geen magt, met welke waardigheijd dezelve ook mogte bekleed zijn, fijtelijk gestoord of dadelijk gepraamt en genoodzaakt worden, om de H. Communie en vooral de paaschcommunie tegen zijn wil en dank aan eijmanden hoegenaamt uijt te delen, tenzij bij ordonnantie van de hoge overigheden der H. Kerk, die in dit geval niemand anders is als den bisschop, of zijne vicaris generalis of ijmand anders daartoe speciaal en extrordinair bevolmagtigd... wijders dat in zo ver door het gehouden gedrag van den pastor van Megen de vrijheid van godsdienst hetzij de publicque en algemeene vrijheid, hetzij de personele en de individuele vrijheid daardoor zoude kunnen geschonden zijn of ook een goede order en rust verstoord wezen; of anderzints enige wet der fransche republicq ten dezen in onze overwonnen land stand hebbende mogte gevioleerd zijn: dat de onderget. volkomen bereijdwillig is zig hierover te verantwoorden bij het fransche Gouvernement. Refererende zig wijders aan de meergemelde exceptio judicis suspecti. 39. Waarom hebt gij op paaschzondag den 27e maart 's morgens aan de dogter Ardina van Hout, dienstmeijd van den burger B.G. Taabe de paaschcommunie gevende, haar aldus aangesproken: wat er tusschen u en mij is, daarvan wil ik het oordeel aan God en uwe conscientie overlaten? Pastor zegt te zullen antwoorden daar en zo het behoord. 40. Waarom hebt gij op paaschdag den 27e maart aan den burger Theodorus Taabe, geplaats aan de communiebank toegesproken tot hem zeggende: Ik verbied U in den naam van God geen eed meer te doen over sermonen die in de kerk zijn gehouden, en

32 waarom hebt gij hem het affrond aangedaan, de communie uijtdeijlende, hem in het begin voorbij te gaan en de communie te weijgeren. Pastor zegt te antwoorden in de naam van de God en de H.Kerk daar en zoo het behoord. 41. Waarom hebt gij op paaschmaandag den 28 maart tot den burger Allart van Attevelt, op den ogenblijk dat gij hem de communie gaf gezegd, "nooijd geen eed meer over preken of sermonen!? Antwoord als voren. 42. Hebt gij op paaschmaandag den 28 maart in de parochiekerk gepredikt en wat hebt gij alstoen gezegd? Antwoord als voren. 43. Waarom en met welke intentie hebt gij in uwe sermoon gezegt dat gij niet zoud komen voor de Municipalitijt als wanneer gij het zoud goedvinden? Antwoord: de nodige reflectien te zullen maken over de verdraaijde acten & condschappen, wijders de reden van voor de Municipalitijt te compareren, is reeds bij mijne ten protocolle overgeleverde acte op heden den 2e april genoegzaam bekend. 44. Wat hebt gij willen zeggen met de woorden: dat diegene die niet tragteden de absolutie te bekomen op die wijze en door dien weg zoals gij had aangewezen, verdoemd en vervloekt waren? Antwoord: De pastor van Megen kan zig niet herinneren ooijt grof of brutaal gesproken te hebben; vooral als zijne gezegdens enkel alleen appliciabel waren in casu individuo. Wijders refereerd hij zig bij de meermaals gegevene exceptien. 45. Hebt gij niet op den voorsz. 28 maart des namiddags in de Parochiekerk gepredikt en wat hebt gij alstoen gezegd? Antwoord: Hetgene de pastor gepredikt heeft, is publicq en aan alle het volk der gelovigen bekend: alsmede geschikt en ingerigt om de dwalende schapen te brengen op den weg der eeuwige zaligheid. Verklarende wijders te persisteren bij d'exceptie judicis suspecti. 46. Wat hebt gij willen zeggen met de woorden, dat men de middelen die gij reeds had aangewend en mogelijk nog meer zoud uijtoeffenen tegen de publique zondaars, niet moest aanmerken alsoff gij de kerkelijke straffen wilde uijtoeffenen? Antwoord: De parochianen kunnen hiervan eene elucidatie vinden in de dictatuur sub. nr. 27. En persisteert wijders bij d'exceptien. 47. Wat hebt gij willen zeggen met de woorden, geeft de eer wederom aan den persoon die gij publicq gestolen hebt en restitueerd de geestelijke goederen ten vollen die gij genomen hebt? Antwoord: Het woord gestolen daaraan kan de pastor zig geenzints herinneren, wat de kerkelijke goederen aangaat, voor zoverre als ze pure kerkelijk zijn en niet met het personeel recht van den pastor verknogt; dat de ondergetekende declareerd dat de dispositie hiervan geensints afhankelijk is van den wil van den tijdelijken pastor, maar dat de kerkelijke goederen ingevolge de wet van 't concilie van Trente volkomen moeten gerestitueerd worden: En dat de kerkelijke bezitter volkomen in zijn H. Kerkelijk recht ingevolge dezelve conciliaire wet moet hersteld zijn of worden. Dit zij genoeg. Wijders refereerd de pastor zig tot d'exceptien. 48. Wat voor personen hebt gij aldus sprekende daarmede gemeijnd? Antwoord: te zullen antwoorden daar en zo het behoord. 49. Wat of welke zijn in't generaal de motiven geweest om u dusdanig te gedragen? Antwoord: Enige motiven zijn reeds geallegueerd sub.nr. 27 de hoofdsom van alle motieven is te bewerken de zaligheid mijner aanvertrouwde schapen, refererende zig wijders aan de exceptio judicis suspecti. 50. Eijndelijk welke is uwe intentie en welke zijn uw inzigten geweest met de zeven schepenen, de beijde borgemeesters en den Drossard als geexcommuniceerden daar te stellen of te excommuniceren. Antwoord: Wat het factum aangaat te zullen antwoorden daar & zoals 't behoord. Edog wat de intentie betreft, blijkt uijt het voorgaande alszowel uijt nr Hebt uwe na alle het voorgaande nu nog iets verders en wat tot uwe justificatie te zeggen en in te brengen? Zo ja zulkx te declareren.

33 Den pastor antwoord, dat alle gegevene antwoorden hoegenaamd moeten aangezien worden als antwoorden gegeven van enen welgemeenden Pastoor aan zijne parochianen... Dan in zoverre deze acte zou kunnen of mogen aangezien worden als acte gedaan in forma eudiciale, zig in alles te refereren tot de gedane exceptio judicis suspecti. En in zoverre de personele geestelijke immuniteit en de wet der H. Kerk hem zulkx verbied voor de Municipaliteit te compareren; wel uijtdrukkelijk te declareren dat de Pastor van zijnen kant ten dezen niet consenteerd: als in zoverre hem de nood daartoe dwingd, vertrouwende dat de overheden der H.Kerk over dit gehouden gedrag niet zullen verstoord wezen, in aanmerking nemende de algemeene zetregel der godgeleerdheid: de nood heeft geen wet. Wijders declareert de Pastor als gedaagde bij deze instantelijk te verzoeken dat hem zullen worden uijtgegeven copien authentieq van 't alhier verhandelde en alle daarbij horende stukken & documenten: ten einde dat de gedaagde in staat gesteld worde zig binnen een bekwamen tijd behoorlijk te kunnen verantwoorden aan 't fransche Gouvernement, of bij zulke hetzij wereldsche hetzij geestelijke rechters, alwaar zulkx of dienstig of nodig zal geoordeeld worden. Eijndelijk heeft de Pastor van Megen om aan zijn ongelukkige en van den weg der zaligheid afgedwaalde schapen & parochianen een behoorlijke tijd te vergunnen; goedgevonden bij deze plegtig te declareren, dat hem ingevolge de macht door 't groot concilie van Lateranen aan alle pastoors bij wettige reden vergund & verleend de paaschtijd van nu af tot pinxteren toe te prolongeren ten einde gedurende die tijd de nodige middels ter zaligheid te beramen; of anderzints de opgeresene questien te tracteren & termineren. Waarna deze sessie voor heden opgenomen en het vervolg der zaken tot nader ordre of advertentie is uijtgesteld. Aldus gedaan binnen Megen op de raadkamer in de vergadering den 2e april Zonder ophouden wordt er obsessief elke dag opnieuw vergaderd door het stadsbestuur over deze kwestie. Zo ook de 6e april 1796 's morgens vroeg, reeds om agt uur zit men - -getuige onderstaand protocol- al weer bij elkaar. De Municipalitijt der stad Megen ingevolge haar besluijt van dato vierde dezer, en nader besluijt om reden van absentie van den burger pastor G.van Haaff, genomen gisteren den vijfde dezer, heden morgen om agt uuren vergaderd zijnde, in verwachting dat de voorn. Pastor G. van Haaff, nadat hem extract van het voors. besluijt van vierde dezer, als ook om reden zijner absentie, ingevolge het nadere besluijt van gisteren, na zijne terugkomst summatie gisterenavond, door den Rigterbode was toegezonden, waarbij hij was gesummeerd en geciteerd om te compareeren voor de Municipalitijt ter raadkamer alhier heden den 6e april 1796 des morgens om agt uren, dat hij aan de summatie zoude komen voldoen. Zo zijn voor de Municipalitijt ter raadkamer alhier heden morgen verschenen de burgers Jan Kochx en Adolf de Rooij brengende en alhier aan de Municipalitijt overgevende 't antwoord in geschrifte van voorn. Pastor G. van Haaff door hem ondertekend, welke antwoord zij hebben bij de acten alhier gedeponeerd en waarvan tevens ten hunnen bijwezen lecture gedaan is. Waarop de Municipalitijt na aan de voorn. twee burgers J. Kochx en Adolf de Rooij te kennen gegeven hebben zig te absenteren, de Municipalitijt na gehoudene deliberatie considererende, dat den Pastor G. van Haaff voortvaard zig te ecarteren buijten de vragen die hem gedaan zijn, declareerd, dat zij zijne non comparitie aanziet voor ene weijgering, en besluijt dat zij hem summeerd voor eene tweede reijse om zig te vervoegen aanstonds in de raadkamer ten eijnde als hem zal voorgehouden worden en om te antwoorden op de vragen die hem zullen gedaan worden. En zal het tegenwoordig besluijt hem aanstonds door den Rigterbode worden geinsinueerd. Gedaan in de vergadering der Municipalitijt, Megen den 6 april 1796 's morgens na negen uren.

34 Den Rigterbode, na gedaan te hebben de insinuatie van't voorstaande besluijt bij copie authentieq aan den pastor G. van Haaff ten bijwezen van de voorn. burgers Jan Kochx en Adolf de Rooij, zijn Rigterbode en de twee evengenoemde burgers geretourneerd en hebben aan de Municipalitijt overgegeven een tweede antwoord in geschrifte van voorn. Pastor G. van Haaff van dato heden tusschen 9 en 10 uren door hem pastor ondertekend, van welke tweede antwoord datelijk lecture is gedaan ten bijwezen der genoemde. twee burgers, die zig vervolgens, nadat hun zulkx was te kennen gegeven, hebben geabsenteerd. De Municipalitijt persisterende bij hare voorgaande resolutien en beschouwende alsnog de non comparitie van voorn. G. van Haaff op de aan hem gedane tweede summatie, als eene weijgering, besluijt dat zij den voorn. pastor G. van Haaff, summeerd voor de derden keer, om zig te vervoegen aanstonds na en op de raadkamer, ten einde zoals hem reeds beduijd is geworden en om te antwoorden op de vragen die hem zullen gedaan worden, terwijl de antwoorden door hem gegeven op de vragen den 2e april, niet voldoende zijn en de Municipalitijt wil, dat hij zig expliceere met meerdere nauwkeurigheid en antwoorde ad rem zonder zig te ecarteren van den staat der questie dien zij hem zal voorleggen. Ordonnerende dat het tegenwoordig besluijt hem pastor G. van Haaff op staande voet door de Rigterbode zal geinsinueerd worden.gedaan in den vergadering den sesden april 1796 voormiddags na elf uuren. Weigering. Het is voor beide partijen een drukke dag die 6 e april Pastoor van Haaff komt dus niet (meer) opdagen om alle vragen van het gemeentebestuur te beantwoorden. De rechterbode wordt op pad gestuurd en hij komt terug met een geschreven beantwoording op alle (64) gestelde vragen. De pastoor wordt nog tweemaal gesommeerd om te verschijnen voor de raadkamer maar zelfs na de derde keer door de rechterbode bezocht te zijn komt de pastoor niet en wordt zijn niet verschijnen als een weigering om te compareren beschouwd. De Municipalitijt in plaatse van een half uur die den pastor G. van Haaff door den Rigterbode hem doende de derde summatie heeft laten verzoeken, meer dan drie quartier uur gewagt hebbende en de voorn. pastor nog niet gecompareerd zijnde, heeft de Municipalitijt tot twee reijse een husaar van ordonnance tot hem gezonden om hem te vragen of hij wilde komen dan niet, waarop de voorn. pastor geantwoord hebbende aan voorn. husaar, dat hij als zijnde een geestelijk persoon niet gemaakt was om voor de Municipalitijt te compareren. De Municipalitijt considererende alle middelen gebruijkt door voorn. pastor als zovele weijgeringen om aan haar ordres te voldoen, considererende, dat voorn. pastor agtervolgens zijne antwoorden persisteerd, en dat hij door zijne weijgeringen op de drie citatien die hem gedaan zijn op heden, beletzels zoekt toe te brengen aan de Municipalitijt in haare verrigtingen en de zaak te trekken op de lange baan. De Municipalitijt declareerd dat het haar niet mogelijk is de zaak langer uijt te stellen en dienvolgens besluijt dezelven; Dat zij aangezien de non comparitien van voorn. pastor op de drie summatien hem door de Rigterbode geinsinueerd, dezelve beschoud als eene absolute weijgering en declareerd, dat zij bij non comparitie in de zaak verder gaat en dat zij zal verders voortvaren. Besluijt daarenboven dat zij gelast den burger Drossard om te doen citeren op de sessie van dezen avond alle de getuijgen en declaranten, ten eijnden om hare dispositien, verklaringen of getuijgenissen over de substantie der sermonen van voorn. pastor over zijn gedrag en over zijne weijgering van de paaschcommunie te geven, onder ede te bekragtigen. En dat zij vervolgens deze sessie opneemt om hervat te worden deze namiddag om drie uren. Gedaan in vergadering, Megen den sesden april 1796 na de middag om half twee uren.

35 Anderhalf uur later!! 1796 Vergadering gehouden bij de Municipalitijt der stad Megen den 6e april 1796 des namiddags om drie uren. De leden der Municipalitijt vergaderd zijnde, heeft den burger Drossard aan dezelve gecommuniceerd een geschrift hetwelk nadat de vergadering om half twee uren was opgenomen doen de burgers Jan Kochx en Adolf de Rooij uijt naam van den pastor G. van Haaff hem Drossard ten zijnen huijsen heden namiddag is ter hand gesteld. Waarop de Municipalitijt na daarvan gedane lecture heeft besloten dat hetzelve geschrift zal worden gedeponeerd bij de andere actens zonder te derogeren aan haar voorgaand besluijt. Vervolgens zijn agtervolgens de gedaane citatie uijt ordre van Drossard en leden der Municipalitijt voor deze vergadering gecompareerd de hierna genoemde persoonen. 1mo. Everd van Altvorst en Arnoldus van Thiel dewelke nadat hun van woord tot woord heden alhier nogmaals was voorgelesen de verklaring door hun gegeven over het sermoon door den pastor van Megen G. van Haaff in de parochiekerk alhier gehouden op den eerste januarij 1796, zoo als dezelve verklaring aangehaald is in de acte van de vergadering deser Municipalitijt van dato tweede april 1796 bij dezelve nogmaals hebben gepersisteerd en dezelve met ede bevestigd. 2do. Peter Ensink en Coenraad van Woesick dewelke nogmaals gedane voorlesing van de verklaring door hun gegeven over den substantieelen inhoud van het sermoon gehouden door den pastor van Megen G. van Haaff in de parochiekerk alhier op zondag den 13 mart 1796, zoals dezelve verklaring is aangevoerd in de acten van deze Municipalitijtsvergadering van dato 2e april 1796, dezelve met eede hebben bevestigd. 3tio. Gijsbertus van Enderen, dewelke na gedane voorlesing van de verklaring door hem gedaan over de weijgering van den pastor van Megen G. van Haaff van aan hem op palmzondag den 20 mart 1796 de paaschcommunie te geven, zoals dezelve declaratie in de acten van de vergadering der Municipalitijt van dato 2e april 1796 is aangehaald sub nr.iii, dezelve met eede heeft bevestigd. 4to. Arnoldus van Thiel en Hend. van Gemert; bakker, dewelke na gedane lecture van de verklaring door hun gegeven over de weijgering van den pastor van Megen G. van Haaff van de paaschcommunie aan den burger Gijsbertus van Enderen op palmzondag den 20 mart 1796 zoals dezelve verklaring is aangehaald in de acte van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2e april, dezelve met eede hebben bevestigd. 5to. Antonius Taabe, Theodorus Taabe, Coenraad van Woesik en Arnoldus van Thiel, dewelke na gedaane lecture van de verklaring door hun gegeven over den catechismus door den pastor van Megen G. van Haaff in de parochiekerk gehouden op palmzondag den 20 maart 1796, zooals dezelve verklaring is aangehaald in de acte van de vergadering der Municipalitijt van dato 2e april 1796, daarbij hebbende gepersisteerd behoudelijk, dat de drie eerstgenoemde verklaren zig niet te herinneren verstaan te hebben (omdat zij op den zolder agter in de kerk zaten) de woorden in de voors. verklaring voorkomende: Slagers van geestelijke personen. voors. behoudelijk dat de eerstgenoemde zig niet herinnerd verstaan te hebben de woorden mede aldaar voorkomende: dat publique misdaden publicq moesten gestraft worden, voor het overige den inhoud der voors. verklaring in substantie confirmeerde en hebben dus dezelve verklaring met eede bevestigd. 6to. Jan van Gemert en Hendr. Uwens alsmede de burgers J.J. de Heij, Peterus Riediex en Hend. Tieman dewelke na gedane lecture van de declaratie en verklaring door hun gegeven over de weijgering der paaschcommunie door den pastor van Megen G. van Haaff aan de twee eerstgenoemde op Witten Donderdag den 24 maart 1796, als mede over de aanspraak door denzelven pastor toenmaals gedaan, zoals dezelve verklaring in de acte van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2e april is aangehaald, daarbij hebben gepersisteerd en dezelve met eede bevestigd.

36 7mo. Martinus van Veen, Franciscus van Woesick en Arnoldus van Thiel dewelke na gedane lecture van de verklaring door hun gegeven over de weijgering der paaschcommunie van den pastor van Megen G. van Haaff aan de burgers en schepenen Jan van Gemert en Hendrikus Uwens op Witten Donderdag den 24 maart 1796, alsmede over de aanspraak door voorn. pastor alstoen in de kerk gehouden, zo als dezelve verklaring bij de acte der vergadering dezer Municipalitijt van dato 2e april is aangehaald, daarbij hebben gepersisteerd en dezelve met eede bevestigd. 8o. Ardina van Hout dienstmeid van den burger B.G. Taabe, alsmede Dirk van Thiel en Dirk Braem dewelke na lecture van de verklaring door hun gegeven over 't geen de pastor van Megen op Paaschdag den 27 maart de communie in de parochkerk uijtdeelende, tot den eerstgen. comparante haar de communie gevende, gesproken heeft zoals dezelve verklaring bij den acten van de vergadering dezer Municipalitijt van den 2 april is aangehaald, dezelve met eede hebben bevestigd. 9no. Theodoor Taabe, dewelke na gedane lecture van de verklaringe door hem gegeven over de woorden tot hem gesproken door den pastor van Megen G. van Haaff, hem gevende de Paaschcommunie op Paaschzondag den 27 maart 1796, zoals de verklaring in de acten van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2 april 1796 is aangehaald dezelve met eede heeft bevestigd. 10o. Allard van Atteveld dewelke na lecture van de verklaring door hem gegeven over de woorden tot hem gesproken door den Pastor van Megen, hem gevende de Paaschcommunie op Paaschmaandag den 28 maart 1796, zoals dezelve verklaring in de acten van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2 april is aangehaald dezelve met eede heeft bevestigd. 11mo. Jacobus van Udem, Dirk van Thiel, Jacobus Witsiers en Arnold van Thiel ( de in dezelve verklaring genoemde G. de Groen niet bij huijs en absent zijnde) dewelke na lecture van de verklaring door hun gegeven over de aanspraak gehouden door den pastor van Megen G. van Haaff op Paaschmaandag den 28 maart 1796 na de zingende misse in de parochiekerk zoals dezelve verklaring in de acten van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2 april is aangehaald, daarbij hebben gepersisteerd en dezelve met eede bevestigd. 12o. Evert van Altvorst, Caspar van Altvorst, Joannes Bungeners en Joannes Marijne, dewelke na lectura van de verklaring door hun gegeven over het sermoon door den pastor van Megen; G. van Haaff gehouden op Paaschmaandag den 28 maart 1796 's namiddags in de parochiekerk, zoals dezelve verklaring in de acten van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2 april is aangehaald, daarbij hebben gepersisteerd en dezelve met eede bevestigd. Alle de getuijgen en declaranten of deposanten welkers verklaringen en getuijgenissen zijn aangehaald in de acten van de vergadering dezer Municipalitijt van dato 2 april 1796 (uijtgenomen een met name Gerrit de Groen, die niet bij huijs en absent was. Zie hieronder) en wiens beëdiging men om diens wille tot de nadere sessie heeft uijtgesteld ingevolge gedane citatien gecompareerd zijnde, hebben dezelve na gedane lecture hunne verklaringen en getuijgenissen invoegen als boven uijtgedrukt ter dezer vergadering met eede bevestigd en eijgenhandig ondertekend en hebben Drossard en Leden der Municipalitijt deze neffens hun ondertekend. Gedaan in de vergadering, Megen den sesden april De Municipalitijt considererende dat deze zaak spoedig moet getermineerd worden, besluijt dat zij gelast den burger Drossard neffens de burgers Bern. Georg Taabe en Rogier van Gemert, leden dezer Municipalitijt, om agtervolgens alle de stukken en acten tot deze zaak gehorende welke hun worden in handen gesteld, daarover een rapport te formeren en hetzelve ter naaste vergadering over te geven. Gedaan in de vergadering, Megen den 6 april 1796 's avonds.

37 1796 (9 april) Compareerde voor Drossard en Leden der Municipalitijt ondergenoemd Gerrit de Groen dewelke na gedane lecture van de verklaring door hem neffens meer andere getuijgen gegeven over de aanspraak gehouden door den pastor van Megen G. van Haaff op Paaschmaandag den 28 maart 1796 na de zingende mis in de parochiekerk zoals dezelve verklaring in de acten der vergadering van de Municipalitijt van dato 2e april 1796 is aangehaald sub nr. XI, daarbij heeft gepersisteerd en met eede bevestigd. Rapport over den burger Gerard van Haaff, pastor tot Megen gedaan door de leden hiertoe speciaal gelast bij besluijt d.d. 6 april In opdracht van de Municipaliteit van 6 april wordt door de Drossaard Roerich, schepen Taabe en burgemeester van Gemert een rapport opgesteld over pastoor Gerardus van Haaff. Bereid u voor op een zeer objectief en alle standpunten belichtend proces verbaal. Onderstaand relaas geeft wel een opsomming van feiten en gebeurtenissen geplaatst in een chronologische volgorde. De mening en het oordeel van deze magistraten liegt er niet om en uit alles blijkt dat ze hun buik vol hebben van deze in hun ogen meer dan recalcitrante pastoor. Het is zaak om zeer scherp te blijven bij lezing van de onderstaande onderzoeksfeiten. De beschrijving is uitvoerig en doordrenkt van subjectieve woordkeuze. Zaken worden herhaald en het is eerder een vonnis dan wel een objectief onderzoek naar de feiten, ofschoon die wel genoemd worden. Waar mogelijk zijn niet relevante, bombastische tekstelementen ingekort dan wel weggelaten om de leesbaarheid wat te bevorderen. Het blijft een uitvoerig en soms langdradig epistel. Den pastor van Megen G. van Haaff, over wiens zaken gij ons gelast hebt bij het besluijt der Municipalitijt van dato 6 april 1796, ons rapport te formeren en aan den Municipalitijt over te geven, moet ten dezen niet anders beschouwd worden als een burger, die door zijne redevoeringen getragt heeft, als verdagt te maken den Magistraat van Megen en aan het volk in te boesemen dat de leden van den Magistraat zijn vertrouwen niet verdiende. Den pastor G. van Haaff heeft in en door zijne sermonen het gezag der Magistraten willen vernietigen en het heeft hem gemanqueerd aan de agting of respect voor een geconstitueerd corpus. Zijne intentien kunnen niet anders gezien worden als zeer misdadig, terwijl hij de wapenen van de religie gebruijkt en misbruijkt heeft om de gemoederen van zwakke zielen te verontrusten. Hij heeft gehandeld in het openbaar en voor het oog van een ieder, dienvolgens was dus zijne intentie dadelijk gerigt tegen den Magistraat en haar gezag. Het is ten eerste tegen deze schandaleuse en schadelijke redevoeringen, dat de Magistraat gestrengheijd moet oeffenen. Ten tweede tegen den aanval welke hij pastor heeft gewaagd tegen het gezag des Magistraats door zijne publike prediken en zijne daden, ten derde tegen de intentie die den pastor aldus doende heeft gehad om te doen verdwijnen al het vertrouwen dat men in de Municipalitijt gesteld had, ten vierde tegen de gevaren waaraan hij dit ons klein landje exponeerde, wanneer minverligte inwoners zo fanatique of buijtensporig denkende, als hij geweest waren ten vijfde tegen de beroertens uijt hoofden van Religie (die zeer dikwils met bloed vergieten verzeld en altoos van droevige gevolgen zijn) die het gevolg hadden kunnen zijn van zijne redevoeringen en van zijn gedrag, wanneer het volk niet meerder vertrouwen op hunne Magistraat, als op hunne pastor gesteld had gehad. Het is te vergeefs, dat den Pastor van Megen in alle zijne geschriften heeft gepretenteerd de reserve van zijne Exceptio judicis suspecti. En zijne antwoorden waren die gegrond op deze exceptie? De Municipalitijt jugeerd alhier niet tusschen den Pastor en enkele personen die leden der Municipalitijt, maar de Municipalitijt jugeerd en gaat met gestrengheijd te werk tegen een persoon die gepleegd heeft schandaleuze daden. Die

38 een aanval heeft ondernomen tegen het wettig gezag en publique tranquillitijt, tegen een persoon die misbruijk maakt van alle zo civile als geestelijke wetten om het volk in een doolhof te brengen en te fanatiseren, tegen een persoon die de agting en respect weijgerd aan eenen agtervolgens het fransch Gouvernement geconstitueerde en door het volk benoemde authoritijt; bijgevolge tegen een persoon die misdaan heeft tegen het Gouvernement en tegen het volk dat zijne Magistraten heeft verkosen en die dus misdadig is. Het is dus niet als partij dat gij hier of ten dezen jugeerd! Eene authoritijt of gezag die men heeft aangerand, tegen welke men wederspannig en voor het oog van welke men schaamteloos geweest is met insolentien te werk gaande, kan niet gezeijd worden partije te zijn tegen een Pastor die aan dat alles pligtig is. Integendeel, deze authoritijt is zijne regter en is verpligt zulk een gevaarlijk persoon te straffen; zij is verpligt dat wanneer zij zulke misbruijken ongemerkt liet henen gaan, of tolereerde, dan zoude zij zelve pligtig worden en misdoen en te kort doen aan hare pligten ten opzigten der authoritijten die haar hebben geconstitueerd, dewelke willen dat zij justitie administreerd en ten opzigten van het volk dat hun benoemd en hun aanbevolen heeft de bewaring van hunne goederen, van hunne personen, van hunne eijgendommen en van hunne veijligheijd en gemeijne rust. Ten anderen, de Municipalitijt dewelke heeft overgenomen de klagten, verklaringen en de getuijgenissen van de burgers Gijsbert van Enderen, Jan van Gemert en Hend. Uwens, alle drie schepenen dezer stad, moet zijn den regter tusschen hun en den pastor, terwijl de daden van den pastor ten opzigte van hun personeel zijn. Het is openbaar bekend, dat den pastor hun weijgerende de Paaschcommunie, hun in het openbaar als geëxcommuniceerden behandeld en dat hij dit gedaan heeft, terwijl zij leden van den Magistraat waren. Hij heeft dus gemanqueerd aan de agting of respect verschuldigd aan de authoritijt en gaande willen maken en gemaakt de gemoederen van anderen, hetzij geestdrijvenden, dolsinnigen of bijgelovigen tegen deze drie besondere personen. Den pastor is dus aan misdaad pligtig tegen het gezag, tegen hetwelk hij aanslagen heeft in't werk gesteld en tegen de gemeijne rust en vreden, tegen de personen van deze drie besondere inwoners. Betragten wij nu eens de uijtwerkselen die uijt dit schandaal hadden kunnen vortspruijten. Wat zoude een door zulk een aan wanbedrijven pligtigen pastor in dwaze denkbeelden gebragt volk hebben kunnen ondernemen wanneer gelukkigerwijze de inwoners van Megen meer vertrouwen stellende op hunne Magistraat als op hunne Pastor, zig niet gerust en stil gehouden hadden te midden onder de redevoeringen des voorn. G. van Haaff? Door zijne handelwijze heeft den pastor getoond de intentie te hebben de reputatie en het vertrouwen van deze drie inwoners te vernielen, om zo te spreken dezelve overgegeven aan de publique beschaming. En zijn verlangen bij deze daad was te zien, dat het volk van deze leden der Magistraat hunne magt en hunne bedieningen zoude terugnemen. Het komt dus aan de Municipalitijt allezins toe, dezen aan wanbedrijven schuldigen persoon te straffen. Alhoewel de publique uijtwerksels eener excommunicatie ten opzigte van deze drie Magistraatsleden niet plaats gehad hebben (dat is te zeggen, de gevolgen en straffen welke een excommunicatie in vorige tijden in sommige landen na zig sleepten en welke den pastor in zijne antwoord op nr. 22 pretendeert, dat alnog hier te lande plaats moesten hebben) zoo moet men egter de geheijme en verborgene uijtwerkzels nagaan die daaruijt kunnen resulteren. Den pastor zeer wel wetende, dat de aanhangers van zijn hatelijk systeem en van zijn schandaleus gedrag niet van een groot getal zijn, heeft zeer wel begrepen en zijn gedrag en handelingen bewijsen zulks, dat wanneer hij niet in staat was, het gehelen volk, beter

39 geintentioneerd als hij in dwaling te brengen, hij ten minsten het binnenste der gemoederen zoude kunnen raken van enigen, zommigen door vreze die hij hun misschien zoude kunnen inboesemen in den biegtstoel, bij anderen door trouwlose en gevaarlijke raadgevingen en eijndelijk bij enige anderen door de vrese van ook zelve geëxcommuniceerd te kunnen worden. Ziet daar de geheijme uijtwerkzelen van het gedrag des Pastoors. Menschen van een zwak begrip, misleijd door den pastor, zoude wel in het openbaar niets uijten tegen den Magistraat uijt vrese voor de wetten, maar in hun binnenste of in hun gemoed kunnen zij geen vertrouwen, gene onderwerping meer hebben ten opzigte van den Magistraat en zulks wordt veroorzaakt door het misbruijk dat den pastor maakt van hetgeen de religie aangaat en door zijne openbare wederstreving tegen het gezag der Municipalitijt. Het is agtervolgens het werkelijk gedrag des pastors dat de Municipalitijt moet beoordeelen zijn gedrag, zijne daden en zijne intentien ten opzgte van de drie individuelle personen. De Municipalitijt is dus geen partije meer tegen den pastor, terwijl zij is ene authoritijt jugerende tusschen hun en hem. Ziet daar, blootgelegd de gevolgen der beoordeeling over deze zaak; nu moeten wij ook onderzoeken de motiven welke den pastor heeft voorgebragt tot zijne defensie of justificatie. Den pastor opgeroepen en geciteerd door het besluijt van den 22 mart om zijne motiven van defensie in te leveren op den 26e der zelven maand, heeft daaraan niet voldaan onder praetext van gebrek aan genoegzamen tijd heeft hij versogt om prolongatie die hem niet verleend is, agtervolgens den brief van den Capitein Piel van dato Ravensteijn 7e germinal (26 maart) hij was dus gehouden zijne middelen van defensie over te leveren. Men heeft hem copie in't Hollands laten toekomen van de bezwaren over hetgeen gepasseerd was op Palmzondag de 20 mart en daarbij was gevoegd het besluijt waarbij den burger Drossard gelast was alle verdere informatien in te winnen over het gedrag van den pastor toenmaals en voorgaande dagen gehouden. Bijgevolge konde den pastor ligt afmeten en niet meer twijffelen waarover men zijne middelen van defensie of justificatie kwam te vragen. Hij is bij besluijt van den 1e april gesummeerd geworden om op den 2e dito voor de Municipalitijt op de raadkamer te compareren. Hij is aldaar gekomen met zig brengende twee getuijgen, hij heeft tot den Municipalitijt gesproken met een trotse en gebiedende toon, die nog met de heusheijd nog met de welvoegelijkheijd voor een gerigt overeen komt. Men geeft hem lecture en communiceerd hem den acten van XIII stukken of documenten over daden, redevoeringen, aanspraken en handelwijzen die hij gedaan en verrigt had. Wat heeft hij geantwoord? Hij begint met aan U over te geven een geschrift behelsende zijne antwoord op de hem gedane citatie. Wat behelst dezelve? Hij noemt en declareerd die summatie als wederregtelijk en informeel, hij zegt dat hij is gecompareerd alhoewel daartoe niet gehouden alleenlijk ad evitandam contumatriam, dat is opdat hij niet moge veroordeeld worden uijt hoofde van non-comparitie. Hij erkend dus, dat het voor hem noodzakelijk was te gehoorsamen, terwijl hij vreesde veroordeeld te worden bij contumacie. Hij beschouwd de vragen die de Municipalitijt zig verpligt vind hem te doen, als vragen bij een onderling gesprek gedaan, om kort te gaan, dat geschrift behelst niets als eene hoogmoedige verwaandheijd van voorn. G. van Haaff, die zig het denkbeeld vormd en meijnt dat regters die zijne parochianen zijn over hem geen regt kunnen spreken. Hij beschoud dezelve als incompetent en geeft niets als negative antwoorden gelovende dat het daarmee genoeg is. De stukken en documenten zijn hem daar voorgelegd en gelezen; wat heeft hij geantwoord?

40 Op den eersten artikel antwoord dezelve dat hij als pastor alle zijne parochianen, inwoners van Megen in het openbaar heeft geleerd en onderwezen. Zijne redevoeringen en zijne handelingen tonen genoegzaam zijne intentien aan die hij had. Dezelve lerende en onderwijzende. Ten eerste een pastor-redevoering in de kerk doende mag en derf niet declameren tegen een of anderen bekende personen, dezelve door woorden als met den vinger aantonen, doen kennen en tentoon stellen nog veel meer misdoende wanneer hij zulks doet tegen eene wettige authoritijt die hare pligt gedaan heeft met hem te straffen. Hij eijndigt met te zeggen dat hij niet antwoord, maar dat hij zal antwoorden daar en zoals 't behoord. Ten tweede hij ontkend gevoegelijk het gezag der Municipalitijt en hij ontkend de ordre begrepen in den brief van de Capitijn Piel van dato Ravensteijn 12e germinal (31 maart) waarvan hem copie was toegezonden. Hij wil voorwenden dat de verklaringen en getuijgenissen over de inhoud van zijne redevoeringen en sermonen mank verdraaid en onvolmaakt zouden zijn; hij ontkend daarvan niet de substantie waarop het nogtans aankomt. Dan het is niet over de letterlijke woorden dat men hem moet vonnissen, maar over de zin dien hij aan zijne spreekwijzen heeft gegeven en over de aanspraken die hij gehouden heeft. Hij eijndigt nogmaals met recusering der Authoritijt of gezag door zijne exceptio judicis suspecti; maar de verklaringen en getuijgenissen eijgenhandig ondertekend en daar en boven met eede bevestigd, moeten voldoende zijn. In het beloop van de 64 vragen die hem gedaan zijn, weijgert hij te antwoorden en refereerd zig tot zijn exceptie. Wij hebben aangetoond de ongegrondheijd van zijn voorstel en dat de Municipalitijt ten dezen genoegzaam geauthoriseerd is. In zijne antwoord op nr. 17 beschouwt hij de Municipalitijt niet als eene authoritijt, maar hij zegt ronduijt tot haar te spreken als tot zijne parochianen; ene onbeschoftheijd betoond aan het gerigt hetwelk het regt had dezelve te bestraffen! In zijne antwoord op nr. 22 heeft hij alsnog de stoutigheijd tot de Municipalitijt te zeggen dat zijne parochianen door losse en onzekere gronden bedrogen, misleijd en in enen doemwaardigen gerustheijd gesteld zijn. Door wien wil hij zeggen, dat zijne parochianen aldus bedrogen, misleijd, etc. zijn? Het is door U, het is van u dat hij spreekt en voor uw in uwe tegenwoordigheijd; wat voor een naam en wat voor bijnamen geeft hij U? Hij zegt dat het is door een onverantwoordelijk practijck van zulke mannen welkers naam hij eershalven verzwijgen moet. Wat zijn deze voormannen? Het zijn zij zelve die voor een korten tijd lang het excerceren van zijn functien hebt geinterdiceerd, die zijne pastorele goederen profisioneel hebt gesequestreerd, terwijl hij zig aan grove wanbedrijven had pligtig gemaakt. Gij bent het, die een onder interdict leggende priester onder de wagt van een militair van hier na Grave hebt doen brengen, terwijl die reeds tot de vierde reijse toe geweijgerd had te gehoorsaamen aan de ordres der Municipalitijt in de uijtvoering van de aan haar gedaane requisitien ten diensten der fransche Republicq. In zijne antwoord op nr. 27 zegt hij nog eens dat hij antwoord als pastor q.q. tot zijne parochianen, dat hij in zijne conscientie zig verpligt heeft gevonden te doen datgeene dat hij gedaan heeft en zijne vermetelheijd gaat zo verre, dat hij den Magistraat wil opleggen hem als het schijnd, pardon te komen vragen daarover. Dat zij op de revenuen van zijne goederen een sequester belegd, dat zij hem gestraft hebben. Wat voor een gedrag voor de ogen der inwoners, die vertrouwen moeten hebben in hun Magistraat! Is dat niet hun prediken en hun aanwijsen tot wederspannigheijd en ongehoorzaamheijd, is dit niet de desorganisatie des lands inroepen? Gij moogt, gij moet dus niet langer uijtstellen. Men vraagt hem sub. nr.33, wat hij verstaat te zeggen met deze woorden die hij in zijne redevoering op den dag wanneer hij aan een van de Magistraat de Paaschcommunie geweijgerd had, gesproken heeft: "Dat Christus zelver gezegd had, het brood der Engelen moeste niet aan de honden en de paerlen niet aan de varkens voorgeworpen worden? Wat heeft hij daarop geantwoord? Dit is een generale regel van het Heijlig

41 Evangelie. Moest hij in zulke omstandigheden zig van dezen spreuk bedienen? Welke was zijne intentie daarbij? Of om den Magistraat veragtelijk daar te stellen, of... wij laten het aan diegenen die dezen trek dier redevoering lesen sullen over, zig een denkbeeld van deze expressien te vormen. In zijne antwoord op nr. 38 beroept hij zig op de wetten over de liberte du culte of vrijheijd omtrent den godsdienst, op de personele of individueele vrijheijd, terwijl hij zelve alle wetten dienaangaande gevioleerd heeft. Hij declareerd zig te willen justificeren bij het fransch Gouvernement en hij weijgert te antwoorden op de vragen der Municipalitijt, die is de door het fransch Gouvernement geconstitueerde authoritijt. Hij voegt zig niet na hetgeen men hem vraagt en hij heeft nogtans communicatie bekomen van den brief van den Capitain Piel van de 12 germinal (31 maart.). Eijndelijk in zijne antwoord sub.nr. 51 declareerd hij, dat alle zijne gegeven antwoorden moeten beschouwd worden als antwoorden gegeven door een welmenende pastor aan zijn parochianen. Hij voegd alhier de spotterij bij de trotsheijd. Hij vermeent zig u te catechiseeren, het zou schijnen dat zijne intentie nog is, daar hij voor u verschijnt, de conscientien en de gemoederen der Magistraatsleden te intimideren. Hij declareert dat hij om aan zijne ongelukkige en van den weg der zaligheijd afgedwaalde schapen en parochianen een behoorlijke tijd te verlenen, goed gevonden heeft, hij Pastor! Die als een aan wanbedrijven schuldigen een verhoor ondergaat, heeft goedgevonden plegtig te declareren, dat hij ingevolge de magt, verleend door het Grootconcilie van Lateraan, den paaschtijd prolongeerd van nu af tot pinxteren, deze aan wanbedrijf schuldigen pastor! Wederspannig tegen ene wettige authoritijt, beledigt aldus nog den Magistraat en schijnt haar te willen zeggen, als Gij mij niet zult willen vonnissen en terugkomen mij pardon vragen, zoo geve ik U nog een middel aan de hand om Uwe fouten wederom goed te maken. Welk een voorbeeld en welke gevolgen voor het algemeijn! En de Magistraat of Municipalitijt zoude niet competent zijn hem te vonnissen! Zeker ja, hiervoor is meerdere overtuijging daar als nodig is. De Municipalitijt, na overwogen te hebben de antwoorden van den pastor op dit interrogatoir, vermeijnende dat dezelve niet ten eenemaal voldoende genoeg waren, sommeert hem van nieuws bij haar besluijt van de vierde april, om voor de Municipalitijt te verschijnen den vijfde dito. Hij was abcent. Men gebruijkt de toegevenheijd zijne terugkomst af te wagten en hij word opnieuw gesummeerd om te compareeren den 6e april. Wat doet hij? Hij send eene protestatie in geschrift tegens de gemelde summatie met bijgevoegde verklaring, dat hij vast houdt aan zijne reeds ingebragt exceptie. Men doet hem een tweede sommatie, hij antwoord alwederom in geschrift en altoos dat hij ontkend de competentie van het Geregt en weijgerd te gehoorsamen. Men doet hem een derde sommatie. Hij laat door den rigterbode mondeling antwoorden dat den rigterbode binnen een half uur zal komen zijne antwoord halen. De Municipalitijt laat hem zeggen dat den rigterbode gehoord en blijven moet bij de Municipalitijt en niet is den knegt van den pastor. Na verloop van drie quartier uurs zend de Municipalitijt tot twee keer een Husaar van ordonnance om hem te vragen of hij zal komen en voldoen aan de derde summatie? Hij laat tot antwoord zeggen, dat hij als een geestelijk persoon niet gemaakt is om voor de Municipalitijt te verschijnen. De Municipalitijt declareerd nu, dat zij terwijl hij niet is gekomen op derde summatie, nu met de zaak verder zal gaan en neemt de vergadering op. Nauwelijks is de vergadering of zitting opgenomen, zoo komen twee bodes van den pastor een geschrift brengen niets anders behelsende als sottisen en impertinentien en waarin hij protesteert tegen alle actens en ondernemingen van de Municipalitijt en waarin hij zeer duijdelijk te verstaan geeft, dat zij geen regt heeft iets te doen en dat het land als zonder authoritijt of gezag zijnde moet beschouwd worden. Wat willen deze uijtdrukkingen zeggen: Deliberante principe nihil agitur, of anders deliberante populo penes quem hodiedum potestas sive majestas imperii est, nil agitur; (Terwijl de vorst delibereert wordt niets gedaan of anders terwijl het volk delibereert, in

42 de boeken van hetwelk tegenwoordig de magt en de Majesteijt der Heerschappije berust, wordt er niets gedaan). Het zijn dan de pastor van Megen en ses of zeven individele personen met hem, die de vorst zijn welke delibereert of die het volk verbeelden dat delibereert. Het is alhier in deze stad geene andere vergadering bekend dan die der Municipalitijt; men zoude dus daaruijt kunnen besluijten, dat hij pastor en die vijf of zes of zeven individuele personen verbeelden of uijtmaken den vorst of het volk dewelke delibereren en dewelke enige rebellie of oproer, opstoking of anarchie of regeringloosheijd bedoelen. Het is agtervolgens al dit geresumeerde, dat wij ons gevoelen gegrond hebben. Kopiën van alle geproduceerde stukken. Maar er is nog een artikel waarover wij Uw moeten onderhouden. Het is het voorwendsel waarvan den pastor zig bedient uijtstroijende, dat men hem de copien weijgert van alle de stukken welke de Municipalitijt in handen heeft. Om het denkbeeld weg te nemen, hetwelk hij ten dezen opzigten zoude kunnen verwekken, zo moeten wij uw voordragen dat aangezien den pastor in verscheijde zijner antwoorden persisteerd copie te vragen van alle stukken (om ons te bedienen van zijne eijgene expressien) autentique copien van het proces verbaal als mede van alle andere voorgaande en toenmaals verhandelde en opgevolgde acte, stukken, documenten en decreten, ten eijnde om daarop zijne antwoorden te praepareren... en wijders zig daarvan te bedienen daar en zo als het zal behoren. Zo is het nodig aan te tonen, dat de Municipalitijt niet verpligt is hem daarvan copien uijt te geven.ten eijnde weg te ruijmen het protest waarvan den pastor G. van Haaff gebruijk maakt, zeggende dat hij in geenderleij manieren kan antwoorden om dieswille dat men hem niet heeft uijtgeleverd de copien die hij vraagt. Wanneer aan den pastor geordonneert is door het besluijt van den 22 mart 1796 om zijne middelen van defensie in te leveren zaterdag den 26e mart voor tien uren 's morgens, zo is hem copie uijtgegeven van de acten der vergadering der Municipalitijt van 20 maart, behelsende de bezwaaren van den burger G. v. Enderen en getuijgenissen der mede gecompareerde burgers etc. Die gezeijde copie behelsde ook den last, door den Municipalitijt aan den burger Drossard gegeven, om alle verdere informatien in te winnen over het gedrag van gezeijden pastor toenmaals 20 maart en voorgaande dagen gehouden, die hij wenselijk zoude oordelen. Dus dan was den pastor door deze copie reeds onderringt van de bezwaren die tegen hem reeds waren gedaan en van het vervolg daarvan, dat tegen hem over zijn voorgaand gedrag zoude geinformeerd worden. Den pastor dienvolgens, die zedert zo langen tijd gepredikt had in het openbaar tegen het gezag der Magistraat, konde ons geen onwetendheijd voorwenden waarover men van hem zijne middelen van defensie voor den 26e mart kwam te vragen. Den pastor G. van Haaff heeft deze middelen van defensie niet geproduceerd; integendeel de 25 mart tegen den avond zend hij pastor aan de Municipalitijt een schriftelijk verzoek om prolongatie onder protest van gebrek aan genoegzamen tijd. De Municipalitijt heeft dit verzoek gezonden aan den Capitain Piel tot Ravensteijn, die den 26e mart (7e germinal) antwoord dat hij niet kan voldoen aan het verzoek van mijn Heer de Pastor. Den pastor heeft het dus fout dat hij op die tijd zijne middelen van defensie niet heeft ingeleverd; hij had daartoe den tijd gehad totdat hij was verschenen bij het interrogatoir van den 2e april Men moet alhier bemerken, dat een groot gedeelte der bezwaren tegen den pastor gebeurd zijn sedert het tijdstip van den 20e maart, wanneer het hem reeds geordonneerd was zijne middelen van defensie te produceren. Den pastor heeft dus wel geweten, dat, terwijl zijn gedrag dagelijks reprochabel was, men zulks niet onopgemerkt zoude aanzien. Hij moeste dus daarvan zelve notitie houden.

43 Het komt de Municipalitijt niet toe hem copien uijt te geven van de bezwaren over datgene dat hij, pastor gedaan heeft en dat hem alzo goed als aan de Municipalitijt bekend is, terwijl hij weijgerd te antwoorden op het interrogatoir dat men hem voorlegt om te ondergaan en dat men aan een beschuldigde moet doen ondergaan voor en aleer enige communicatie van stukken kan plaats hebben. Het is zeker, dat het niet is als om chicanen te maken, wanneer de pastor zig beroept op zijn verzoek om copien van de stukken etc. dewelke men niet verpligt is hem te geven, maar laat ons voortvaren! De Municipalitijt ziende dat den pastor niet antwoort, nog op den summatie van den 22e maart, nog op den brief van den Capitain Piel van 26 maart schrijft aan den Capitain Piel om hem te preveniëren, dat zij voornemens is den pastor voor haar te doen compareren. Den Capitain Piel, door zijn brief van 9e germinal (28 maart) verzoekt de Municipalitijt te wagten totdat hij antwoord bekomen hebbe van den Commandant van 's Hertogenbosch (ondertusschen had den pastor zijne motiven van defensie alsnog kunnen produceren). De Municipalitijt ontvangt de 12 germinal (31 maart) een brief van den Capitain Piel, die haar meld dat zij geauthoriseerd is om mijn Heer den Pastor te doen compareren en al haar gezag aan te wenden om aan deze schandaleuze handelwijse spoedig een eijnd te maken. Den 1e april de Municipalitijt considererende dat zij niet wil voortvaren of overgaan tot het vonnissen van de gemelde Pastor op de stukken die haar zijn gecommuniceerd en die zij in handen heeft, zonder alvorens den pastor te horen; alhoewel hij zijne motiven van defensie nog niet had willen inleveren, besluijt dat hij zal gehouden zijn zig te vervoegen op zaterdag den 2e april des morgens om tien uren voor de Municipalitijt. Dat het hem vrij zal staan een assisterende voorspraak met zig te brengen en dat ten eijnden om hem pastor de middelen aan de hand te geven om zig alsnog te expliceeren, hem door den burger Drossard zal gedaan worden een reeks van vragen behelsende de bezwaren die tegen hem pastor waren ingebragt en dat hem zal geordonneerd worden daarop categorisch te antwoorden, zonder te buijten te gaan of af te wijken van de vragen die hem zoude gedaan worden. De Municipalitijt wilde door dezen weg alsnog suppleren aan zijne weijgering de motiven van zijne defensie te produceren. Wat doet hij! Hij compareerd en brengt een geschrift waarin hij begint met te verklaren dat de summatie wederregtelijk en informeel is en dat hij alhoewel ongehouden, alleenlijk komt om de contumatie te eviteren; daarna reenseerd hij aanstonds zijne regters door de exceptie van incompetentie en judicis suspecti. Hij antwoord op geen van alle de vragen die hem gedaan zijn en op de stukken die hem vertoond, voorgelegd en gelezen zijn anders als door onbeduijdelijke (insolente) gezegdens en door ene gedurige weijgering van te antwoorden op hetgeen men hem vraagt. En het is dezen pastor, die zig verbeeld niet gehouden te zijn voor de Municipalitijt te verschijnen, nog haar te gehoorzamen in de vragen die zij hem doet. Die gedurende zeven a agt uren van het interrogatoir verscheijde inpertinentien voor den Magistraat in zijne antwoorden begaat. Het is deze pastor, die zig vermeend copien te vragen van zijne regters die hij ontkend! en waarom vraagt hij deze copien? Om zig daarvan te bedienen daar en zo het zal horen. Zo zouden dan de regters die een beklaagden willen ondervragen, die deze beklaagde weijgerd te erkennen en hun te antwoorden; deze regters zouden na het begrip des G. van Haaff, gehouden zijn hem copien te geven van de vragen die zij hem hebben willen doen om zig te onderrigten ten zijnen opzigten en waarop het hem pastor behaagd heeft van niet te willen antwoorden. De Municipalitijt zoude dan gehouden zijn te gehoorzaamen aan den pastor die niet heeft willen gehoorzamen aan de Municipalitijt. Het is dan nu zeker, dat terwijl den pastor geweijgerd heeft zijne middelen van defensie te produceren, geweijgerd te erkennen de regters voor welken hij tegenwoordig was en

44 geweijgerd heeft te antwoorden op de vragen die hem gedaan zijn. Dat de Municipalitijt niet gehouden is hem de copien te doen geworden die hij eijscht. Na dit gehouden interrogatoir consulteerd de Municipalitijt onderling. Zij declareerd bij haar besluijt op den 4e april, dat den Pastor G. van Haaff niet voldaan heeft aan hare intentien door de antwoorden die hij gegeven heeft den 2e april bij zijn eerste interrogatoir; dat hij niets zoekt als den tijd uijt te rekken; maar dat zij willende hem alsnog het middel aan de hand geven, op de vragen met nauwkeurigheijd te voldoen, besluijt dezelve dat zij hem summeerd om op den sesde april des morgens om agt uren zig bij de Municipalitijt te vervoegen om aldaar te compareren en te ondergaan een tweede interrogatoir. Hij vervoegd zig aldaar niet, maar zend een geschrift waarin hij copien vraagd (zoals boven gezegd is). Hij declareerd daarbij teffens dat hij persisteerd bij zijne exceptio judicis suspecti. Men zend hem een tweede en derde summatie, hij compareerd nog niet en stuurt andere antwoorden bij geschrift (waarin hij menigmaal en vooral in de laatste zig impertinent of buijtensporig vertoond). En het is dezen pastor die weijgerd aan de Municipalitijt, welke tegen hem informeerd, te gehoorzamen. Die hebben wil dat de Municipalitijt hem zal gehoorzamen! Neen, het is zeker dat gij hem geene copien schuldig bent, dan eerst en met het vonnis zal het zijn, dat gij hem copien zuld geven van alles. Dit is het gevoelen van uwe medeleden en de ontlossingen welke zij geven, opdat men zig niet moge laten om de tuijn leijden door het voorwendsel van den Pastor G. van Haaff. Den brief van den Capitain Piel van den 19 germinal (7 april) posterieur aan al hetgeen nu gezegd is, is eene confirmatie van alles hetwelk wij U hebben voorgedragen: alle den demarches die den pastor heeft kunnen doen om de incompetentie van de regters aan te tonen, zijn vrugteloos. Laatstelijk de leden gechargeerd met dit rapport, geconsidereerd hebbende dat de Municipalitijt tot hier toe aan de drie leden Gijsbert van Enderen, Jan van Gemert en Hendr. Uwens heeft geinterdiceerd deel te nemen in de deliberatien en enig besluijt der Municipalitijt te ondertekenen betrekkelijk tot deze zaak waarin zij zijn ingewikkeld tegen den pastor. Zo hebben wij daarvoor gehouden, dat zij ook evenzo niet moeten toegelaten worden tot deze uwe laatste deliberatie en resolutie, alleenlijk wat aangaat deze zaak, terwijl zij niets hebben verloren van het vertrouwen van uwe zijde, nog van dat van het publijk in weerwil van het schandaal en affront dat den pastor G. van Haaff hun heeft aangewreven. Wij hebben dan dus geconsidereerd en bevonden dat den pastor G. van Haaff werkelijk aan misdaad schuldig en dat het nodig is ene exemplaire justitie te oeffenen, submitterende dienvolgens dit rapport aan uwe overwegingen, ten eijnde om na ene rijpe deliberatie te nemen eene dusdanige resolutie als gij na uwe wijsheijd zult oordelen regt te zijn en te behoren. Megen den 9e april H. Roerich; Drossard, B. George Taabe; schepen en Rogier van Gemert; borgemeester. De commissie van onderzoek stellen de Municipaliteit van de stad in kennis van hun bevindingen neergelegd in bovengaand rapport. Ook al scand U licht door de tekst, want eenvoudig is het niet om de draad van dit tendentieuze stuk vast te houden, maar hun oordeel liegt er niet om.uren en dagen worden er besteed aan hun beraadslagingen. Vergadering gehouden bij de Municipalitijt der stad Megen den 11e apr 's namiddags.

45 De Municipalitijt der stad Megen in vergadering en de leden present zijnde, zijn mede verschenen den burger Drossard en de burgers B.G. Taabe en Rogier van Gemert. leden der Municipalitijt, dewelke agtervolgens de commissie hun opgedragen bij besluijt van dato 6 dezer, zeijden gereed te zijn hun rapport aan de Municipalitijt te doen en hebben dienvolgens hetzelve rapport in pleno voorgelesen en aan de Municipalitijt overgegeven. De Municipalitijt, opnieuw kennis genomen hebbende van alle stukken, bezwaren, depositien, verklaringen en getuijgenissen ingebragt tegen den pastor G. van Haaff, mitsgaders zijne antwoorden op het interrogatoir hetwelk hij heeft ondergaan den tweede april, de citatien welke hem gedaan zijn om opnieuw te compareeren, zijnen comparitie, zijne antwoorden bij geschrifte en na een tweede lecture van het gemelde rapport na den inhoud van dien rijpelijk overwogen te hebben, besluijt dat hetzelve voldaan heeft aan hare intentie en dat hetzelve zal ingeschreven worden aan het hoofd der resolutie die zij gaat nemen om te tonen de regtveerdigheijd van haar gedrag. 1 e De Municipalitijt verligt over het gedrag, over de handelingen en intentien van den burger G. van Haaff, pastor tot Megen, Considererende dat den burger G. van Haaff pastor tot Megen in zijne redevoeringen en sermonen gehouden den 1e januari 1796 aangehaald in het cahier der stukken en den 13 maart heeft gepredikt tegen den Magistraat deser stad, dat hij door deze sermonen heeft getragt den volke aan te tonen wat de Municipalitijt misdaan had met hem te straffen, hem de uitoefening van zijne functies te verbieden en een beslag leggende op zijne goederen, dat zij de kerk onteerd en een priester Gods geschandaliseerd en te na gekomen was den Stoel van Rome. Dat zijne intentien niet dan ten kwaden heeft kunnen zijn en dat daaruijt gevaarlijke gevolgen voor de publieke veijligheijd hadden kunnen ontstaan; dat hij dus doende heeft geprovoceerd ene verbittering tegen het gezag van den Magistraat. Verklaart dat hij pligtig is aan het Gouvernement dat hem heeft aangesteld en aan het volk dat hem heeft benoemd en aan de authoritijt van de Magistraten. 2 e Dat het fragment van den brief aangehaald in den geseijde cahier Nr.XIII, hetwelk door hem niet is ontkend geworden, maar waarover hij alleen gezegd heeft zig duidelijk te zullen expiceren na daarvan copie authentijcq bekomen te hebben, het constant is en dat hij in dat fragment den Vicaris Generaal van Luijck consulteerde om te weten of hij de Magistraten als geëxcommuniceerd kan behandelen die tegen hem en tegen een geestelijk persoon misdaan hebben; dat hij door dit fragment reeds den toeleg praemediteerde dien hij naderhand heeft geëxecuteerd en dat dit is een confirmatie van zijne intentien en een bewijs dat zijne intentie niet is geweest dan tegen het gezag der Magistraten, aangezien dezen act een aanslag is op de authoritijt der Municipalitijt verstrekkende om in dit land troubles van religie te verwekken en rust en vreden te verstoren. De Municipalitijt verklaart dat den pastor G. van Haaff pligtig is aan het Gouvernement en tegen de authoritijt der Magistraten en tegen het volk dat de Magistraten benoemd heeft en dat hij niets zoekt als het verstoren van de algemeijne orde. 3 e Door den act van 20 mart 1796, behelsende de bezwaren van den burger Gijsbert van Enderen; schepen dezer stad en daarbij gevoegde getuijgenissen, is het volkomen bewesen dat den pastor de Paaschcommunie geweijgerd heeft aan dezen Magistraat, terwijl hij de actens der Municipalitijt ondertekend heeft omdat hij een van degenen was die hem gestraft hebben. Dat hij door dezen schandaleuzen act de authoritijt der Magistraten gecompromitteerd, zelfs direct aangevallen en haar een gevoelige slag toegebragt heeft. Dat hij daarenboven in het openbaar een burger heeft beledigd welke hij aan de publijken haat en veragting blootstelde, wanneer de inwoneren niet waren verheven

46 geweest boven de lage handelwijse van desen pastor en eijndelijk gelet op de uijtwerkselen die uijt zulk eene handelwijse hadden kunnen resulteren. De Municipalitijt verklaarde dat den pastor G. van Haaff pligtig is tegen het Gouvernement, tegen de authoritijt der Magistraten en tegen het volk dat zijne Magistraten benoemd heeft, mits veragtmakende de authoritijt en provocerende de publijke wraak over een man die als geëxcommuniceerd ten toon was gesteld en wegens hetgeen daaruijt direct of indirect konde resulteren bij zielen door dwaze verbeelding ingenomen. Dat hij daarenboven hem in zijne eer en reputatie benadeeld heeft. 4 e Dat door de redevoering door hem gedaan na de voors. weijgering der communie aangehaald in den cahier, de voorn. pastor zig niet heeft vergenoegd te de authoritijt der Magistraten heeft beledigd en de reputatie van een burger door deze daad, maar dat hij daarenboven getracht heeft op een boosaardige wijse dezelve daad door dese redevoering ter kennis te brengen van diegenen die daarvan misschien niet ooggetuijgen geweest waren en dat hij dus doende gewild heeft dat een ieder zijne ogen op desen burger zoude rigten, ten eijnde om hem des te beter aan de publijke veragting over te leveren. De Municipalitijt verklaart, dat den Pastor de Magistraten heeft blootgesteld aan smaadheijd, dat hij wijders pligtig is tegen een burger wegens een allergrootste hoon en een allerimfamantste belediging. 5 e Dat hij door zijn cathegismus gehouden de 20e maart, invectiven en injurien gevoegd heeft bij zijne voorgaande daden, dat hij op een allerlaagste wijse heeft vernedert een der leden van de Magistraat aan wien hij de Paaschcommunie geweijgerd had, hem vergelijkende met de Honden, dat zijne zo dikwijls ten toon gespreijde bedoelingen werkelijk crimineel en schadelijk zijn, dat door dese redevoering een opstand geprovoceerd en de algemeijne wraak tegen den Magistraten opgehitst word. 6 e Dat hij, zoals blijkt bij de bezwaren van de burger Jan van Gemert en Hendricus Uwens, schepenen deser stad, mitsgaders de verklaringen van getuijgen van dato 24 maart, alsnog gepleegt heeft een allerschandalendste daad, refuseerende aan deze twee leden van den Magistraat de Paaschcommunie om derzelve reden gelijk aan den burger Gijsb. van Enderen, waardoor het duidelijk is, dat de oogmerken en de gepraemediteerde daden van den pastor crimineel zijn en hem dubbel crimineel maken, dat hij niet ophoudt te verkleijnen en meer en meer het publijk vertrouwen tragt te vernietigen en eene insurrectie te provoceeren om de Magistraten van hunnen functien te doen ontzetten, overwegende wat de gevolgen daarvan hadden kunnen zijn. 7 e Dat hij door zijne redevoering gehouden na de uijtdeeling der communie aangehaald en bewesen onder nr. VII heeft geprovoceerd de veroordeeling van het publijk tegen dese twee burgers, dat zijne intentien nog meer misdadig worden door dese herhaalde daden. 8 e Dat zijne daden gepleegd tegen Ardina van Hout, aangehaald, tegen den burger Theodorus Taabe en tegen den burger Allart van Attevelt, de voorn. pastor het bewustzijn van deze individuele personen heeft willen besmetten om hun te leijden, om te veragten het gezag der Magistraten en twijffelingen in hun te verwekken over het gedrag, de handelinge en regtvaardigheijd der Municipalitijt. 9 e Eijndelijk dat hij door zijne redevoeringen en sermonen gehouden den 28 maart, alle zijne voorgaande daden heeft bevestigd, zijne bedoelingen nogmaals blootgelegd en nogmaals heeft geprovoceerd en opgeroepen de publijke wraak tegen het gezag der Magistraten. Aan het volk inboesemende dat wanneer de Magistraten zig niet zuijverden van de misdaden en zware zonden, die hij zeijde dat zij begaan hadden, zij verdoemt en

47 vervloekt waren; dat deze gevaarlijke excessen waaruijt de allergrootste ongevallen hadden kunnen resulteren zelvs voor de veiligheijd der Magistraten en voor de gemeijne rust, crimineel zijn. Considererende dat agtervolgens de civile (en zelvs ook kerkelijke) wetten de pligten van een pastor en andere kerkelijke personen mede brengen, zig te bepalen tot die van de kerk en niet van zig te bemoejen directelijk of indirectelijk met wereldsche zaken het civile, politique en het Gouvernement betreffende, dat buijten deze pastorele en kerkelijke functien, alle pastoors en kerkelijke personen niet anders kunnen aangezien worden als burgers onderworpen aan dezelve wetten en aan dezelve straffen. Dat den burger G. van Haaff, pastor deser stad Megen door zijne daden en door zijne redevoeringen in het openbaar gepleegd en gehouden in de parochiekerk alhier, geprovoceerd heeft tot muijterije en oproer tegen het gezag der Magistraten, dat uijt zijn gedrag, uijt zijne redevoeringen en sermonen hadden kunnen resulteren een menigte van gevaarlijke uijtwerksels. Dat voorn. G. van Haaff daarboven in de tegenwoordigheijd der Magistraten heeft ontbroken aan agting of respect op verschillende manieren en door buijtensporige taalgebruik; Dat hij ook pligtig is tegen de drie burgers Gijsbert van Enderen, Jan van Gemert en Hendrick Uwens, hebbende door zijne daden over hun geprovoceerd den haat en het publijke wantrouwen en aldus aangerand hunne eer en reputatie. Eijndelijk dat hij pligtig is in allen opzigten ingevolge het betoog daarvan zo even gedaan; Considererende dat het dringend en noodzakelijk is het land van zulk een gevaarlijk persoon te bevrijden. Vonnis. De Municipaliteit velt vonnis over pastoor van Haaff en sommeert hem naar de raadkamer te komen en zijn vonnis aan te horen. Hij wordt ontheven uit zijn functie als pastoor en wordt verbannen uit het Land van Megen. Mocht hij onverhoeds besluiten terug te keren dan zal hij met behulp van gewapende macht wederom het gebied uitgezet worden. De Municipalitijt verklaart, dat de voorn. burger G. van Haaff, pastor der stad Megen, niet voldoet aan de intentien en verwagting van diegenen die hem hebben benoemd tot de pastorije van Megen, dat hij om zijn bewezen kwaad gedrag onbekwaam is deze plaats te bedienen. 1. En besluijt dienvolgens dat de voornoemde Gerardus van Haaff, pastor van Megen, is vervallen van zijne plaats als pastor van Megen, dat hem word bevolen, binnen den tijd van vier en twintig uren te verlaten het territoir dezes Lands Megen, met verbod van daar wederom in te komen op straffe van door gewapende magt wederom buijten het territoir gebragt en alsdan wijders behandeld te zullen worden gelijk zal worden bevonden te behoren; 2. Besluijt dat copien van alle stukken, verklaringen, getuijgenissen, interrogatoir, brieven en van alles hetgeen tot deze procedure behoord aan het tegenwoordig vonnis zullen worden toegevoegd, teffens copie in't Hollands van alles en overzetting of extract in de fransche taal, des gelijks van alles terstond zullen gezonden worden aan den burger Custer de Commandant van de plaats tot 's Hertogenbosch om hetzelve te onderwerpen aan de ratificatie van het fransche Gouvernement. 3. Besluijt dat het tegenwoordig vonnis met het rapport zal worden gepubliceerd en geaffigeerd overal daar zulks nodig ter gewoone plaatse en dat copien in't Hollands van alle stukken met het tegenwoordig vonnis zullen worden ter hand gesteld aan den burger Gerardus van Haaff, om te verstrekken tot zijne narigt en zal in cas van weijgering aan dit vonnis te gehoorzamen, de gewapende magt gerequireerd worden bij diegene daar zulks behoord om het tegenwoordig vonnis ter executie te doen stellen.

48 4. Besluijt dat alle kosten dezer procedure, van informatien en vervolg der zaken zullen moeten voldaan worden door voorn. G. van Haaff en zal ten dien eijnde door den burger Drossard belet worden gedaan de penningen die aan hem mogten verschuld zijn, zullende de gerede kosten staan ter moderatie bij een besluijt der Municipalitijt. 5. Besluijt dat den burger Drossard met en beneffens de kerkmeesters op het ogenblik der insinuatie van dit vonnis zig zullen vervoegen ten huijzen en bij den burger G. van Haaff om aldaar wederom over te nemen alle papieren, documenten en effecten tot de pastorije en de kerk behorende, waarvan zij inventaris zullen maken. 6. Besluijt eijndelijk dat terstond na publicatie en insinuatie van het tegenwoordig vonnis, den burger Drossard bij den pater Guardiaan van het convent der Minderbroeders alhier het verzoek zal doen om een religieus tot deservitor van de pastorij van Megen, tot nader ordre en dat den Drossard hiervan terstond zal kennis geven aan den burger Gerardus Thiebosch, pastor tot Reek als Deken van dit district, ten eijnde de keuze door den Pater Guardiaan gedaan, te willen bevestigen. Aldus gedaan in de vergadering der Municipalitijt Megen den 11 april 1796 's namiddags. Joannes van [Muis]; president, Hend. Sengers; schepen, B. Georg Taabe; schepen, Lud. Loeffen; schepen, A. van den Bogert; borgemeester, Rogier van Gemert; borgemeester en H. Roerick; Drossard en landschrijver". Verbannen. Pastoor van Haaff wordt dus gesommeerd zich te vervoegen op de raadkamer teneinde zijn vonnis aan te horen. Hem worden een drietal cahiers overhandigd waarin het gehele relaas in het Nederlands is verwoord. Eindeloos lang heeft de pastoor steeds weer gevraagd om kopieën van elke aktie, elke ondervraging, elke beschuldiging, elke bewering. Op voorhand heeft het stadsbestuur dit nu al gedaan. Onder begeleiding van een gewapend escorte worden allerlei zaken op de pastorie verzegeld en de pastoor mag niemand meer ontvangen, met uitzondering van Petrus van Coolwijk; zijn raadsman. De rek is eruit! Hij dient te vertrekken! Nu wil het verhaal dat pastoor Gerard van Haaff voor twee jaar gevangen wordt gezet in Cleve. Dat zou dus moeten zijn van april 1796 tot ongeveer die datum in Dit is vreemd, want als we de doop-, trouw- en begraafboeken bekijken van Megen, dan zien we dat de pastoor gedurende deze periode (en ook ervoor en erna) persoonlijk alle inschrijvingen in het kerkboek ondertekent. Nu kan het zo zijn, dat de koster keurig op briefjes bijhield (wat wel gebeurde) wie er geboren werd, trouwde en overleed en dat de pastoor ze later in het net in het grote boek schreef. In dat geval kan er niets gezegd worden over de aan- of afwezigheid van de pastoor. Op 21 april 1796 hebben ze hem verbannen en H. Rougrave, vicarius generalis van Luik, heeft toen op 2 mei een der Franciscanen, die zich in deze hele affaire neutraal hielden, tot deservitor benoemd. Maar in augustus 1797 duikt Gerardus echter in Utrecht op waar hij de vereffening van een schuld regelt. Hij gaat daar een lening (obligatie) van 1000,- aan met zijn huis aan de Kruisstraat in Megen als onderpand. Met deze fl. 1000,- lost hij de schuld af die hij heeft bij de heer Golsius te Lith. De zaken worden in Megen geregeld door Caspar Bresser, waarschijnlijk een oom, de broer van zijn moeder. Maar het verhaal gaat verder want de pastoor gaat niet bij de pakken neer zitten. Het ligt in zijn karakter opgesloten om op een overwogen en scherpe wijze aan zijn verweer te gaan werken. In de eerstvolgende vergadering van den Municipalitijt van 21 april 1796 komt het volgende aan de orde: De leden der municipalitijt vergadert zijnde heeft den burger Drossard aan dezelve gecommuniceerd den brief van den burger Custur; Commandant van de plaats tot 's Hertogenbosch, heden morgen vroeg door den burger Neireij retournerende van 's

49 Hertogenbosch alhier overgelevert, van welke missive teffens bij vertaling in't Hollands gedaan is. Waarop gedelibereerd zijnde is goed gevonden, dat copie van de voors. missive bij overzetting in het Hollands zal worden gevoegd bij het vonnis tegen den burger Gerard van Haaff, en dat nu zonder verder uijtstel het voors. vonnis ter executie zal gelegd worden en zulks heden namiddag om twee uur in de raadkamer alhier zal den burger Ger. van Haaff ontboden en hem geordonneerd worden zig te doen verschijnen voor de municipalitijt om de publicatie van zijn vonnis aan te horen. Dat intusschen aanstonds copie van de voorsz. missive van den commandant Custur zal worden toegezonden aan den Capitain Piel, Commandant tot Ravenstijn en dezelve verzogt en gerequireerd worden om van het detachement militaire aldaar liggende vier of vijf man naar Megen te willen zenden tot assistentie om desnoods alhier te dienen tot behoud der goede ordre en rust wanneer onverhoopt enige storing mogte voorvallen. Gedaan in de vergadering Megen den 21e april 1796 des morgens. Agtervolgens het besluijt in de vergadering der municipalitijt heden morgen genomen, hebben Drossard en Leden van de Municipalitijt heden des namiddags tegen twee uren zig vervoegd na en op de raadkamer alhier, terwijl teffens den Rigterbode beneffens twee leden van de Municipalitijt; Ludovicus Loeffen en Rogier van Gemert zijn gecommiteerd geworden om zig te vervoegen bij den burger Ger. van Haaff, Pastor van Megen, om hem aan te zeggen dat op ordre van de Municipalitijt hem geordonneerd wierde om aanstonds zonder uijtstel te compareren bij de Municipalitijt op de raadkamer alhier, met intimatie dat bij onverhoopte weijgering men genoodzaakt was van militaire assistentie gebruijk te maken, waarop dan ook de voorn. burger Ger. van Haaff alhoewel in den beginne daartegen uijtvlugten of dilai scheen te willen maken en werkelijk weijgerde dadelijk te willen voldoen, egter op nadere intimatie door den Drossard zelve ten bijwezen der voorz. twee leden van de Municipalitijt, alsmede ten bijwesen van twee militairen aan hem gedaan, zig alstoen na en op de raadkamer bij de Municipalitijt vervoegd heeft. De samentlijke Leden der Municipalitijt dan op de raadkamer vergadert, en den burger G. van Haaff daar mede verschenen zijnde: Zo heeft den burger Drossard ingevolge besluijt der Municipalitijt hierboven aangehaald, ten bijwesen van samentlijke Leden der Municipalitijt alsmede ten bijwesen van de beijde kerkmeesters en koster deser stad Megen, vooraf aan voorn. burger Ger. van Haaff in originali vertoond en teffens zo in het fransch, als bij vertaling in het Hollands in het openbaar voorgelesen den brief of de orders van en burger Custer, Commandant van de plaats tot 's Hertogenbosch en Commandant militair tot Megen, geadresseerd aan Drossard en Magistraat der stad Megen van 's Hertogenbosch 20 april 1796 met bijvoeging dat ingevolge die missive en ordres daarbij vervat, hem Ger. van Haaff tans zoude worden voorgelesen en gepubliceerd het vonnis door de Municipalitijt der stad Megen tegen hem Gerard van Haaff gewesen; Waarna dan ten bijwesen als boven den burger Drossard op de raadkamer ten aanhoren van den voorn. Ger. van Haaff heeft afgelesen het voorschreve vonnis bij den Municipalitijt opgemaakt en vastgesteld den 11e deser maand april, zijnde bij de Municipalitijt goedgevonden, dat hiernaast het vonnis in z'n geheel, naar voorgegane klokkeslag, op de gemeijne plaats voor de raadkamer, opdat een eijder daarvan behoorlijke kennis zoude hebben en om aan de gemeente genoegen te geven, door den Rigterbode zoude worden gepubliceerd en teffens copie daarvan in z'n geheel geaffigeerd. Drossard en Leden van de Municipalitijt zig dienvolgens van de raadkamer daarbuijten op de gemeijne plaats vervoegd hebbende, terwijl den voorn. burger Ger. van Haaff zig teffens ook op die plaats gevoegd heeft en men hem een stoel had laten geven om zig daarop te plaatsen, de gemeente van hetgeen gedaan stond te worden alvorens in te voegen zoals gewoonlijk bij klokkenslag gewaarschouwd zijnde, zoo heeft de Rigterbode aldaar in het openbaar ten bijwesen van Drossard en Municipalitijt en ten aanhoren van

50 voorn. Ger. van Haaff en ten aanhoren van alle en een ieder die aldaar waren present gekomen, het voors. vonnis in zijn geheel met het rapport over die zaken bij vertaling in't Hollands afgelesen te hebben, gepubliceerd en teffens hetzelve vonnis bij copie aan de raadkamer geaffigeerd. De publicatie van vonnis aldus verrigt zijnde, heeft den burger Drossard ingevolge het derde artikel van de besluijten daarbij vervat, teffens en ter zelve plaatse aan den burger Ger. van Haaff overgegeven en ter hand gesteld de copien in't Hollands van alle stukken en actens tot de procedure gehorende, bestaande in drie cahiers waarvan de eerste cahier bevat de stukken behelsende de bezwaren, getuijgenissen, verklaringen ingebragt tegen den burger Ger. van Haaff, dan het besluijt der Municipalitijt behelsende dat hij zal gehouden zijn, zijne middelen van Defensie in te leveren op den 26e maart 1796, alsmede de brieven uijtmakende de correspondentie tusschen de Municipalitijt, de burger Piel Capt. Comm. tot Ravensteijn en den voorn. Ger. van Haaff. Het tweede cahier behelsende de besluijten van de Municipalitijt, citatien en summatien aan den burger Ger. van Haaff om te compareren, de interogatoriën voor den burger Ger. van Haaff en zijne antwoorden van den 2e april 1796, de nieuwe besluijten van de Municipalitijt behelsende summatien om te compareren voor een tweede verhoor, zijne antwoorden bij geschrift, de drie summatien die hem gedaan zijn, zijne antwoorden nogmaals bij geschrift en eijndelijk het besluijt van de Municipalitijt, waarbij geordonneerd is, dat terwijl hij niet is gecompareerd, zij in de zaak verders gaat en dienvolgens zal voortvaren en dat over deze zaak aan haar rapport zal worden gedaan door drie leden en eijndelijk den derden cahier behelsende het rapport gedaan over den burger Ger. van Haaff van 9 april 1796 met het vonnis definitief van de Municipalitijt tegen hem gewesen van dato 11 april 1796, waarbij gevoegd copie in't fransch van den voors. brief van den Commandant Custer van 20 april 1796; de voors. cahier tesamen uijtmakende 154 pagina's in folio beschreven. Waarna wijders ingevolge artikel 5 der besluijten van het voors. vonnis den burger Drossard beneffens twee leden van de Municipalitijt en beijde kerkmeesters en koster zig direct hebben vervoegd aan de pastorije alhier, den burger Ger. van Haaff aldaar mede present zijnde om van hem over te nemen alle papieren documenten en effecten tot de pastorije en kerk behorende. Edog, terwijl om dit alles alnog in ordre te verrigten den tijd tans te kort en het voor heden te laat was, zoo heeft men moeten besluijten na gedane aanweijsing door den burger Ger. van Haaff af te sonderen van al hetgeen aan de pastorije en de kerk scheen toe te behoren, ene versegeling te doen, de volgende stukken, te weten in de kamer bij den ingang regts het cabinet en laden, dan de kamer bij de ingang links, wijders op de opkamer een hoog bureau met een kastje daartegenover in de muur en een klein kistje dat volgens zeggen van den burger Ger. van Haaff aan de pastorij behoorde en laatstelijk op de zolderkamer een coffer met rouwvel overdekt, zo nogtans dat alles hetgeen de voors. Ger. van Haaff declareerde zijn eijgen goed te zijn of nodig te hebben, dat onverzegelt mogte blijven, buijten de verzegeling is gelaten. Waarna wijders den burger Drossard aan den voorn. burger Ger. van Haaff heeft gedeclareerd, dat deze verzegeling den volgende dag wederom zoude worden opgeheven en ontzegeld, met bijvoeging dat wanneer die ontzegeling zoude gedaan zijn, alsdan eerst zoude beginnen te lopen de vierentwintig uren tot zijn vertrek in het vonnis uijtgedrukt; dat egter inmiddels en tot dien tijd toe, een militair bij hem en in de pastorij zoude blijven als bewaarsman der voors. zegels en om een wakend oog te houden dat er ten zijne huijsen niets mogte gebeuren hetgeen in enig opzigt van nadelige gevolgen zoude kunnen zijn, dat het ook hem G. van Haaff tot dien tijd toe verboden was enige personen tot zijn huijshouden niet behorende bij zig te laten komen, dan alleen iemand denwelke hij tot zijn raadsman of voorspraak na zijn goedvinden zouden willen en kunnen verkiesen waartoe dan ook de voors. Ger. van Haaff vervolgens den burger Petrus van den Coolwijk verkosen en deze vrijen acces bij hem en in de pastorije gehad heeft.

51 Zijnde al hetgeene hierboven is aangehaald, in behoorlijke ordre en zonder enige storing en offensie verrigt en uijtgevoerd is geworden. Des oorconde is hierover het voorstaande proces verbaal geformeerd en deze door de onderget. Drossard en Leden der Municipalitijt onderteijkend. Het vonnis, uitgesproken over pastoor van Haaff schijnt daadwerkelijk ten uitvoer gelegd te zijn. We zien dat er beslag gelegd wordt op de (kerkelijke) bezittingen en dat er al vrij snel na zijn vertrek een plaatsvervangend pastoor wordt aangewezen. Op 2 mei 1796 benoemd H. Rougrave, vicaris generalis van Luik een der Franciscanen die zich neutraal hielden tot pastoor van Megen. Juffrouw van Haaff Kroniekschrijver Loeffen bericht het volgende: De 10e juni (1796) s avonds om 6 uur, vergezeld van een Hollandse officier in Franse dienst is alhier in een Chaise met twee paarden van s Hertogenbosch bij de pastoor aangekomen Juffrouw van Haaff (Mejuffrouw Maria Schasebargh) weduwe van wijlen Jacobus van Haaff de broer van de pastoor) zwagerin van de pastoor. (Bij de beschrijving van het leven van Jacobus kwam dit ook al aan de orde. Hier is de context echter een stuk duidelijker.) En zijn beide nauwelijks een kwartier later bij de Heer Drossard gekomen beginnende aenstonds de zaak van de Pastor op te haelen, waerop de Heer Drossard hun het gedrag van den pastoor wijd en breed heeft voorgehouden. Dan teffens gaven zij een brief over van La Cour, advocaat en secretaris griffier van de Opper Administratie, inhoudende een suppliek voor den pastor, om zig met denzelven te verenigen, luijdende onder anderen dat hem werd verzocht al hetzijne toe te brengen om een schikking tot stand te brengen met de pastoor, want deze was van zijn kant daertoe bereid. Wel merkende dat de pastoor wat te driftig voor eene partij ingenomen was. Zo wanneer men aan het voorgevallene voortaan niet meer wilde denken, hij zich dan voortaen ook in gene geschillen zou mèleren en La Cour twijffelde niet dat de Drossard vanuit het oogmerk van vrede en eendracht hieraan zou willen meewerken. Dat het van hem was afhangende dat hij alzo doende van een vijand een vriend zoude maken en dat daardoor zijn tegenpartij den doodslag toegebracht zou worden. Nog dezelfde nacht vertrekt er een bode naar Grave met een brief aan de Meuse en de brief van La Cour met de vraag of de Drossard met zijn protest moet doorgaan of er mee moet stoppen. s Morgens om 9.00 uur is de bode al weer terug met de mededeling van de Meuse dat hij eventwel met zijn protest zou voortvaeren en zich direct naer s Bosch zoude begeven. Een uurtje later is Juffrouw van Haaff, vergezeld van de haar chaperonnerende kapitein weer naar Den Bosch vertrokken nadat zij eerst nog de Heer Drossard bezocht om alsnog een poging tot verzoening te doen zeggende dat de pastor nu volkomen daertoe gedisponeerd was, waarop de Heer Drossard vroeg hoe de pastor het dan daarmede voor had. Waarop zij zeijde dat zo men eerst het arrest op zijne goederen wilde intrekken, de pastor dan wel zou declareren, zig voortaan altoos te zullen gedragen zo als t behoort. Waerop de Heer Drossard met verwondering seijde: zoude men zo veel aan de gemeente toegebrachte kosten, zo veel beledigingen in eer en reputatie enz. zo ligtvaardig kunnen afdoen, dan was men gelukkig in deze wereld. Neen, dat begrijpt gij wel beter dat sulkx niet kan zijn, enz. Dan zeijde de juffrouw nog verders dat zo men tot een accoort wilde overgaan, den pastoor genoegzaam zoude bewijzen dat hij nooit met de zogenaemde Club zig bemoeid of daervoor gewerkt had, waarop de Heer Drossard zeijde: Neen, nu heb ik genoeg, laat ons er nu verder maar over zwijgen, enz. waerop zij dan eindelijk ziende dat zij tog niet eens konden worden zeijden, dan zal men het aen t geval moeten overgeven. En wij ook, zeijde de Heer Drossard, waarop zij op deze manier uit elkaar gingen.

52 De Heer Drossaard heeft hun een brief tot antwoord meegegeven aen La Court inhoudende met weinig woorden dat hij hem bedankt voor zijn welmeenende aenbieding, dat hij hem verzekerde met dezelve sentimenten van rust en vrede gelijk hij bezield te zijn en zoude trachten altoos te blijven enz. Nog dezelfde dag word de Meuse in Den Bosch verwittigt van de standvastige houding van de Drossard Den Landdeken met de pastor van Huisseling is hier op 1 juli geweest, gaende eerst naar den Baron en na bij de Clarissen gespijst te hebben, bij de Heer Horenbeek en daarnae bij de Heer Drossard alwaer zij nopens den pastor proponeerden onder anderen of t niet goed zoude zijn dat de pastor voor eenigen tijd zig van zelve te verwijderen waerop de Heer Drossard zeijde dat hij hiervan aen de Municipaliteit niets konde berigten en dat hij aen de zaek niets verder konde of geliefde te doen men dan genoodzaeckt zoude zijn die zaek op enen anderen voet te traceren, waerop den Deken zeijde dat het scheen alsof de Municipaliteit een soort van haat tegen den pastor opgenomen had, want dat men hem ook van zaeken betigt hadde die buiten de waerheijt lagen, waerop de Heer Drossard heviger wordend zeide onder anderen dat hij eene schriftelijke antwoord pretenere op de twee aen hem gedane adressen enz. en aldus zijn de partijen gescheiden. Met knuppels en snaphaenen. Op 8 augustus leest pastoor van Haaff een in een Clubvergadering (!) een (waarschijnlijk) door hem gemaakt opstel voor over Regenten! De vraag blijft of deze bijeenkomst in Megen was? Want de pastoor is immer verbannen? Hij kan het kennelijk niet laten. Zijn vrienden J. Kockx en Caspar Brassard vertrekken met onderhavig opstel richting Den Bosch waar ze het in de Societijt als voor de Municipaliteit voorlezen. In het opstel komt aan de orde dat te Megen de oude despotieke regering nog blijft voortduren omdat alle oude regenten door bewerking door de Drossard zijn aangebleven. Dat men zelfs de tienden die van ouds inkomsten uit pacht voor de pastorij genereerden nu door de gemeente werden verpacht wat de pastoor ertoe had verleid om het gehele stadsbestuur met pasen de absolutie te weigeren. Waerom zij verdiend hebben uytgerooijd te worden enz. dog zijn hier overal kael en met neusen afgekomen. Eind augustus komen een 15-tal boeren uit Macharen met knuppels en dikke stokken in Megen om de Clubisten eens een lesje te leren. s Nachts werden bij verschillende huizen de ruiten ingeslagen, zoals bij J. Kockx; 9 ruiten, bij de wed. van Niel 5 ruiten waarop Jan van Niel boven uit een schuifraam met een snaphaen begon te schieten en de knecht van H. van Gemert jr. in z n been raakte, bij P. Thijssen gingen 5 ruiten aan diggelen en bij Caspar Brassard moesten er 8 ruiten aan geloven. Vervolgens trokken ze naar A. Sengers, W. van de Coolwijk en Mattijs Schuts dien zij een weynig sloegen ofschoon de laatste zonder slaag met schoone woorden is ontkomen en eenmaal thuis vanaf de zolder met zijn snaphaen stond te tieren en te vloeken. Uiteraard doen de gedupeerden hun beklag bij de Drossard en dreigen 50 man huzaren te laten komen. M. Schuts stond s avonds voor zijn deur met een snaphaen (en twee achter de deur) dreijgende daermee die van Macharen te zullen neder schieten. Twee september zijn die van Macharen weer teruggekomen, nu ook met geladen geweren en ze hebben om 4 uur s nachts de waldhoorn geblazen en hun geweren gelost. Weer een dag later is de bij de pastoor logerende officier van de Huzaren uitgereden en hij is tegen de avond teruggekomen met een commando Huzaren met de blanke sabel in de vuyst. Meebrengende orders van de Commandant van s Hertogenbosch om de rust in Megen te herstellen. De eerder genoemde officier meldde zich bij de Drossard en gaf te kennen dat zijn commando hier zou blijven tot de zaak uit de wereld was en dat hij zich nog pro noch contra met de zaak zou bezighouden en dat de Drossard maar naar Den Bosch moest

53 gaan om daar van de zaek omstandig kennis te geven, dat de Commandant alsdan na recht en rede zoude beoordelen en vervolgens een besluit zou nemen. Drossard Roerich begeeft zich naar Den Bosch en bespreekt de zaak met de fiscaal de Meuse. Hier mengt ook onze pastoor zich weer in het krijgsgewoel. Een gelegenheid bij uitstek om de zwakheid van het stadsbestuur en zijn leider aan de orde te stellen. Roerich is immers niet in staat orde te houden! Hij schrijft een opstel aan de Commandant van s Hertogenbosch, ondertekend door P. van de Coolwijk, J. Kokcx en ook mede namens Caspar Brassard en laat dit s nachts door twee huzaren als ordonnace naar hun Commandant brengen. Het stuk luidde als volgt: wij ondergeschrevenen en nog enige waere patriotten van Megen staan t eenemael als verslagen over de ordres die hier zijn aengekomen, waerbij het Detachement huzaren wordt gerappelleerd, is t dat dezelve van hier moeten vertrekken, dan zijn wij waere patriotten wederom aen alle vervolgingen, verdrukkingen en injurien blood gesteld, men is zijn eigendom noch leven zeker zo men zich op straat vertoont dan loopt men gevaar om geattqueerd, verwond en gemassacreerd te worden. De bidden en versoecken wij u om al wat heijlig is, dezelve tot de algemeene veiligheid nog enige tijd hier te laeten op onze kosten. Maar ondanks het pleidooi van de pastoor en c.s. vertrekt -met uitzondering van twee mannen- het Detachement de volgende dag weer. De ene huzaar wordt als lijfwacht bij de pastoor gestationneerd, de ander bij de weduwe van Niel. P. van de Coolwijk is met de officier mee uitgereden. Het blijft vreemd om te zien dat de pastoor ondanks zijn verbanning uit het Graafschap toch gewoon in Megen actief is en meeschaakt op het schaakbord van de krachtmetingen. In de avond is de Drossard weer thuisgekomen tezamen met de fiscaal de Meuse en J. Bungeners (de rechterhand van de Drossard). Na het verhaal aangehoord te hebben (G. van Enderen deed verslag) vroeg Roerich aan de Meuse wat hij ervan vond en deze antwoordde: mij dunkt dat die pastoor een gek is. Natuurlijk u had vast niet anders verwacht- moet ook Roerich weer een stuk op het schaakbord verzetten. Namens het stadsbestuur komt hij in het verweer tegen het door de pastoor geschreven stuk van enige dagen geleden tenderende om de Commandant (Custer) te doen geloven dat zij alhier aen de grootste gevaren waren bloodgesteld en daerom vervuld zijnde met de ijsselijkste en grofste valschheden enz. met verzoek om de twee huzaeren zijnde alleenlijk private sauvegardes terug te roepen en vijf greneadiers hun plaats te verlenen. Het antwoord uit Den Bosch moet de Drossard koud op z n dak gevallen zijn. Ofschoon Roerich zijn brief aan de Commandant hoogst persoonlijk door een van zijn vrienden in Den Bosch had laten overhandigen, zei deze daarop het volgende: Hij had gaerne copie gegeven, dog dat hij het stuk te gering geagt had om hetzelve zoo lang te bewaren en dierhalven onder zijn scheurpapieren had van de hand geworpen. Dat hij dezelve beschouwde als een rapsodie, niet waerdig aen een wettig geconstitueerde Authoriteit gelijk eene Municipaliteit gecommuniceerd te worden. Dus (vervolgde Roerichs vriend) zoude ik die zaek maer met stilzwijgen en misagting voorbijgaen. De twee huzaren waren zeker niet bedoeld als lijfwachten maar voor de rust in de hele stad. Een dag later vertokken ze trouwens om zich bij hun garnizoen te voegen. Wat zal de pastoor in z n vuistje hebben gelachen en wat zal Roerich woest zijn geweest. De roddel en achterklap blijft de rest van het jaar nog doorgaan met enerzijds de strijd tussen de Clubisten en de pastoor, maar ook met de Drossard, anderzijds tussen van Haaff en Roerich die niet aflaten om elkaar het leven zuur en onmogelijk te maken. Volgens mij kon de Drossard het bloed van de pastoor wel drinken. Al deze extra verhalen zijn door Johannes Loeffen opgeschreven en daardoor wordt de roerige geschiedenis van dit stadje gedurende de laatste jaren van de 18 e eeuw gedetailleed en met smeuiige verhalen belicht.

54 1797 (5 aug.) Obligatie van f 1000,- Hollands voor de wed. Joanna van Kessel tot laste van G. van Haaff R. Priester. Wij Gijsbert van Enderen president en Bern. G. Taabe schepen der stad Megen doen cond en tuijgen, dat voor ons is gecompareerd den burger Caspar Brassard inwoner alhier, zaakgelastigde van den Heer G. van Haaff R. Priester, wonende tot Utrecht, exhiberende aan ons zekere acte van voorn. G. van Haaff, behelsende schuldbekentenisse van een duijzend gulden Holl. ten behoeven van de wed. Joanna van Kessel, woonagtig te Utrecht, luijdende van woord tot woord als volgt: "Ik ondergeschrevene G. van Haaff R.P. bekenne van de weduwe Joanna van Kessel, woonagtig te Utrecht de somme van duijzend guldens Hollandsch ontvangen te hebben: ten einde om dezelve te emploieren tot aflossinge van 1000 gulden staande aan en ten behoeven van den Heere Golsius woonachtig tot Lith, welke duijzend guldens staan en gevest zijn in een huijs staande en gelegen in de stad Megen, op den hoek van de Kruisstraat, den ondergeschrevene in eigendom toebehorende, als zijnde aangekogt van de erfgenamen van de geestelijke dogter Quirina Zweers zaliger. Waarom ik ondergeschrevene bekenne bij deze wel eerlijk en deugdelijk schuldig te zijn aan bovengemelde weduwe Joanna van Kessel, een duijzend guldens Hollandsch herkomende deze schulde van baar toegetelde penningen, belovende deze capitale som van 1000 gld. in mijn bovengenoemde huijs te doen vesten en daarvan legaale acte te laten maken en protocolleren te Megen, alsmede de capitale som te zullen verpensioeneren, jaarlijks met vier guldens op ieder honderd en dus viertig guldens jaars, en hierin te zullen continueren tot de volle en reële aflossinge toe, welke zal kunnen geschieden eerstmaal den 8 april 1800 en dan verder alle twee jaren, mits malkanderen behoorlijk waarschouwende drie maanden voor den verschijndag, waarvan den eersten wezen zal den 8 april In oirconde van dien heb ik deze eigenhandig getekend binnen Utrecht den 5e augustus Was getekend: G. van Haaff R. Priester. Hieronder stond: Den Landschrijver van Megen zal naar de inhoud dezer eene obligatie in behoorlijke forme gelieven te schrijven en deze op't protocol van Megen doen protocolleren, actum Utrecht den 9e aug Getekend: G. van Haaff zonder de aanvulling Pastor Megensis. Verzoekende comparant wijders de voorn. staande schuldbekentenisse, waarvan het geëxhibeerde origineel ter secretarij is blijven berustende, alhier ten protocolle van beswaar te registreren en hem daarvan uijt te reijken acte in behoorlijke forme, die is deze. Aldus gedaan in oircond der waarheid hebben wij schepenen bovengen. deze ten protocolle van beswaar der stad Megen eigenhandig ondertekend. Megen den 12e augustus Op 15 aug overlijdt te Schaijk Joannes Henricus van Haaff, pastoor van Schaijk en Heeroom van Gerardus die voor hem een wijdings-titel oprichtte en bij wie Gerardus een aantal jaren kapellaan was.

55 Weer in functie. Pastoor van Haaff mag met ingang van 1 jan weer als pastoor van Megen optreden!! Hoe kan dit? Wat ligt hieraan ten grondslag? We zien dat de pastoor tussentijds toch de kerkboeken blijft bijhouden en ondertekenen. (Onderzoek in Utrecht naar zijn verblijf daar heeft tot nog toe weinig opgeleverd). Twee jaar later zien we dat de zaak weer opgerakeld wordt en nu gebracht wordt voor de kantonrechter. De zaak is uit handen van de Municipaliteit genomen (of gegeven). Commissaris van het Uitvoerend Bewind Wable, verzoekt de Kantonrechter van het kanton Ravenstein om pastoor van Haaff voor te geleiden en om 7 getuigen te horen en deze laten dagvaarden. Tevens wordt de pastoor in het logement waar hij verblijft bewaakt door twee gendarmes van de Brigade van Ravenstein. Hij verzoekt de kantonrechter deze te laten verwijderen (28 apr.) Voor de Kantonrechter van het Canton Ravenstein. Nr.166. Wij Maximilien Blumhofer, hoofd van de jurij van het arrondissement Cleve, departement van de Ruhr, gehoord hebbende Gerard van Haaff, pastoor van Megen, Canton Ravenstein, oud 44 jaar, geboren en wonende te Megen, verdacht van het feit dat hij een redevoering heeft gehouden, die de burgers een verkeerde weg wijst en die diende om zijn eigen fanatieke standpunten te propageren. Aan de burger Kantonrechter van het Canton Ravenstein. Burger, Ik doe U de volgende stukken toekomen, te weten: a. de brief die de commissaris van het Uitvoerend bewind, president van de Adm. Municipal van het Canton Ravenstein heeft gericht aan de burger Marquis, commissaris van het Gouvernement in de vier nieuwe Departementen, b. een bewijsstuk bij de genoemde brief bevattende de punten van aanklacht tegen genoemde van Hoof, pastoor van de stad Megen, door de president van de Adm. Municipale van het Canton Ravenstein, c. de brief die de voors. commissaris aan mij heeft gericht, betreffende deze zaak, nodig ik U uit zonder uitstel vast te stellen van welke misdaad genoemde van Hoof wordt beschuldigd, dat wil zeggen: de zeven getuigen te horen t.a.v. de officiële aanklacht van commissaris Wable. Uit het bijgaande stuk blijkt dat er gehandeld moet worden overeenkomstig art. 111, 112 en 114 van het wetboek van Strafrecht. U vaardigt direkt een rechterlijk bevel uit om de verdachte van Hoof voor het Hoofd van de Jury te doen voorgeleiden en U dient er voor te zorgen hem te laten escorteren door de gendarmes die hem van afdeling tot afdeling tot hier voor mij begeleiden. Salut et Fraternité: Maximilian Blumhofen. Vertaald. (30 mei 1799) Ik, commissaris van het Uitvoerend Bewind tegenwoordig op de zitting van vandaag, een deel van de gemeenteambtenaren en een voldoende aantal toeschouwers, zijn getuige geweest dat bij de opening van de zitting, de president een besluit heeft voorgelezen van de Centrale Administratie van 9 mei, aangaande de moord op de gevolmachtigde ministers van de franse republiek. Hierbij heeft hij (de pastoor)zich veroorlooft om bij de vertaling ervan zich spottend over de inhoud uit te laten. Dat wil zeggen, te lachen op een onbetamelijke manier, hetgeen doet vermoeden, hoe weinig interesse hij aan de dag legt voor deze zaak en hoe beledigend zijn houding is. Dit bewijst, dat hij de post waarvan hij de eer heeft die te mogen bekleden veel te weinig waardig is. Getekend, de commissaris van het Uitvoerend Bewind; Wable, Cranenbourg, Peters; agent, Hamel; secr., van der Meulen; agent, van Kilsdonck, Mulder, van Cooth, Roefs, van Lamoen en Vermeulen.

56 Huisarrest. Uit de volgende stukken blijkt dat het Commissaris Wable menens is en hij laat er geen gras over groeien. Inmiddels is duidelijk dat pastoor van Haaff onder huisarrest is geplaatst. Op 1 juni dienen de getuigen zich bij het gerecht te melden om gehoord te worden. Tevens worden door zijn lijfwachten een aantal uitspraken op schrift gesteld die de pastoor heeft gedaan tijdens zijn arrest. Ook de pastoor wordt voorgeleid en hij beantwoord de verschillende punten van de aanklacht. Op 31 mei 1799 s morgens vroeg circa 5 uren hebben 2 gendarmes van Megen G. van Haaff naar Ravenstein gehaald, waarna hij de volgende dag naar Cleef werd overgeplaatst waar hij de 8 e juni nog steeds in hechtenis zat. Vertaald. (31 mei). Burger, Ik heb het deel van de commissaris van het Uitvoerend Bewind alsnog ontvangen en ik zend ze u hier bijgaand. Ze dient gevoegd te worden bij het rapport dat ik U gisteren heb geschreven. Verlies geen tijd burger, toon kracht en verzeker U van de aanwezigheid van de fanatieke pastoor. Voor wat betreft de procedure begint U met het kleine, het onbeduidende vast te stellen en de getuigen te horen. Ik wijs U op mijn brief van gisteren en ik nodig U uit de voorschriften te volgen en indien mogelijk ook bovengenoemd individu mee te nemen en mij tezelfder tijd de stukken te zenden. Wij Kantonrechter, officier van de recherche van het Canton Ravenstein, Departement van de Ruhr, bevelen aan alle Nationale deurwaarders of gendarmes de volgende burgers te dagvaarden: Crunenburg, Vermeulen, van Cooth, van Humoen allen wonende te Ravenstein, van Meulen wonende te Reek, Kilzdonck schepen van de gemeente Zeeland, Müller, Roefs, de Groot, allen ambtenaar van de gemeente Schaijk, en Jean Keters, ambtenaar, aangewezen getuigen in een proces verbaal opgesteld op 30 mei, volgens de lijst morgen; 1 juni om zeven uur 's morgens precies, in persoon voor ons te verschijnen om hun verklaringen voor ons te doen met betrekking tot genoemd procesverbaal en hem hier de opeenvolgende feiten en omstandigheden te melden. Bevelen tevens aan genoemde deurwaarder of gendarme ook de burger Bodenstaff te dagvaarden en volgens de lijst op hetzelfde uur te doen verschijnen om er eveneens zijn verklaring te geven op de regeling van de commissaris van het Uitv. Bewind van de 30e van deze maand ten opzichte van de pastoor van Megen, de burger van Haaff. Gedaan te Ravenstein, 31 mei in het 7e jaar van de franse republiek. Getekend: Aubart. Vertaald. (1 juni). Aan de Kantonrechter van het Canton Ravenstein, Burger! Ik verzeker U op mijn erewoord dat ik het logement waar ik momenteel ben niet zal verlaten in afwachting van Uw orders. Wees echter zo goed, de wacht te verwijderen tot aan ons vertrek. Ik ken Uw orders. Salut et respect; G. van Haaff. Vertaald. (1 juni) Wij ondergetekende gendarmes van de Brigade van Ravenstein, verklaren dat de burger Gerard van Haaff, terwijl wij hem bewaakten, in onze aanwezigheid heeft uitgesproken dat hij wilde sterven voor het Katholieke Geloof. Tevens verklaren zij onder andere dat hen was opgedragen hem voor de Kantonrechter te geleiden. Hij heeft ons gezegd, dat als hij dat zou hebben gewild hij had kunnen vertrekken toen hij op Bataafs grondgebied was. Het is alleen aan hem te danken dat hij toch meegekomen is. Dit hebben wij heden opgetekend, met de belofte het indien nodig te bevestigen. Ravenstein de 13e praireal van het zevende jaar van de franse Republiek. Roger en Thise. Heden 13 Prairial van het zevende jaar van de Franse Republiek is ten overstaan van ons Kantonrechter en officier van de recherche van het Canton Ravestein, Departement van de Ruhr, verschenen de burgers van Lamoen, Cranenbourg, Hamel, Vermeulen, Mosk, van Douwel, Kuijper en van Cooth, wonende in de gemeente Ravenstein a [hoff?]

57 en te verklaren de feiten en omstandigheden zoals zij die kennen met betrekking tot het vergrijp waarvan sprake is in de aanklacht geformuleerd door de burger Wable commissaris van het uitvoerend Bewind van genoemd Kanton, gedateerd 31 mei. Uit het proces verbaal is eveneens vastgesteld, dat de getuigen hun verklaring hebben gegeven zoals het behoort. J.B. van Lamoen oud 37 jaar, heeft verklaard, dat de 25e mei burger G. van Haaff thuis bij burger Mosk, in zijn aanwezigheid, een betoog heeft gehouden aangaande het systeem van de franse regering, waarbij hij opmerkte: Ik acht de Fransen hoog, evenals hun wetten, ik waardeer zelfs hun politiek, maar ik vervloek dat ze het Katholieke geloof hebben aangevallen. Het enige dat naar de hemel lijdt zeg ik u, dat heb ik te Megen gepredikt en ik heb het in Parijs in het openbaar verkondigd. De fransen waren de overwinnaars, ik heb op hen gezworen, maar een andere overwinnaar zal ze vervangen. Ik zweer op de overwinning van het Katholieke geloof dat als overwinnaar uit de strijd zal komen. In een proces-verbaal van 26 mei zijn deze woorden van de pastoor van Haaff al eerder vastgelegd en ondertekend door Lamoen, Cranenbourg, Hamel, Vermeulen, Mosk, van Douwel en Kuijpers. Nogmaals 1 juni, Vrijheid, gelijkheid. Heden de 13e prairial van het zevende jaar van de Franse Republiek; een en ondeelbaar, om 11 uur 's morgens. Wij, ondergetekende kantonrechter en officier van de recherche van het genoemde Canton Ravenstein, de verklaringen van de getuigen a charge van van Haaff, pastoor van de gemeente Megen, gelezen hebbende zoals deze zijn vervat in het proces-verbaal dat vandaag hiervan is opgemaakt. De genoemde burger van Haaff heeft ons de volgende antwoorden gegeven: 1. Op de voorlezing van de verschillende verklaringen gedaan door de getuigen over de genoemde burger van Haaff, evenals de verklaringen van 26 mei, heeft hij geantwoord, dat hij absoluut op geen enkele wijze van plan was om de franse regering te vernederen of te onteren tijdens zijn betoog van de 25e mei thuis bij burger Mosk; herbergier van deze stad, en dat zijn belangrijkste doel was om respect uit te dragen voor de wet. 2. Dat hij zich niet kan herinneren in zijn redevoering gezegd te hebben de fransen te verfoeien. 3. Dat zijn uitspraken betrekking hadden op het geloof en zijn gezegd uit betrokkenheid en om het belangrijkste argument van verscheidene bewoners van dit Kanton te weerleggen. 4. De uitdrukking dat de fransen overwinnaar waren, zie de analyse van de schriftelijke verklaring van 26 mei, vergezeld waren van diverse redenen en argumenten om slechts de bewoners van dit Kanton te overtuigen. 5. Dat het voorafgaande stuk dusdanig provocerend was en zeer ernstig van aard, dat de leden door de afschuw gegrepen en zeer geschokt waren. 6. Dat de pastoor als voorzitter (president) slechts een beetje heeft geglimlacht na het antwoord van burger Gremmen; schepen van Haren, die zei er niets van te begrijpen. Ah, natuurlijk, u begrijpt nooit iets wanneer er over geld wordt gesproken. Het gaat hier om giften en donaties, waarvan ik vaderlandslievend zelf heb voorgesteld, dit op te nemen in het proces verbaal en in een bewoording zoals ik daarin geloof. De president nodigt de agenten, de schepenen en de administrateurs uit om hun giften aan te bieden teneinde oorlog te voeren tegen de moordenaars van de franse legatie. 7. Dat de burger van Driel, schepen van Ravenstein, Ot Nafs, agent van Domen en Gerard Maas inwoner van Domen en Jan Duijs inwoner van Deursen die tegenwoordig waren op het gemeentehuis, waar zij naar wordt verondersteld, een eerlijke getuigenis aflegden. Omdat de genoemde burger van Haaff, hierop niets meer te zeggen had, hebben wij het huidige proces verbaal gesloten. Getekend: Aubart.

58 Ontvangen, een op 1 juni 1799 gedateerd, het bevel om G. van Haaff, pastoor van Megen in voorlopige hechtenis te houden. Ravenstein 1 juni om zes uur 's avonds. Uit deze verklaring komt bijna geheel naar voren wat genoemde burger van Haaff een betoog heeft gehouden op een openbare plaats, waar de betekenis van twee zinnen; opgenomen in het attest, de burgers in opperste verwarring hebben gebracht t.a.v. hun werkelijke plichten. Hij heeft ze op een of andere manier aangemoedigd om zich te voeden met de hoop om te leven onder een ander regime, een andere regering. Vervolgens heeft hij getoond hoe weinig hij eigenlijk van deze natie houdt, want de genoemde getuigen hebben verklaard dat hij nauwelijks geraakt was door de moord begaan op de franse minister. Zelfs bij het tekenen van het condoleance-register bleef de pastoor volstrekt ongeëmotioneerd. Daarom hebben wij besloten genoemde burger Gerard van Haaff voor te geleiden aan het huis van bewaring van het arrondissement Kleef. Vervolgens hebben wij overeenkomstig art. 70 van het wetboek van strafrecht, een arrestatiebevel verstrekt betreffende de persoon van burger Gerard van Haaff, pastoor van de gemeente Megen om te worden uitgevoerd conform bedoeld artikel. Hiervan hebben wij dit proces verbaal opgesteld. Ravenstein, dag, maand en jaar als boven. Signé (was getekend), Aubart. (1 juni 1799) Aan burger N.N. Kantonrechter te Ravenstein. Burger, Ondergetekende heeft de eer U voor te stellen, indien u het daarmee eens kan zijn, verschillende burgers op te roepen en aan te halen die afgelopen 30 mei aanwezig zijn geweest op een bijeenkomst die die betreffende dag plaats had. Om de waarheid te verklaren over wat er die dag heeft plaatsgevonden en om u beter te informeren voordat de verklaringen of de ontkenningen die tegen mij zijn afgelegd, aan u worden overgedragen. Ik geef aan onder andere de volgende personen een verklaring te laten afleggen: burger van Driel, schepen van Ravenstein, Ott Nass agent van Demen, Gerard Maas en Duijs, die opgeroepen zijn geweest, om door hun bijdrage een omslag te bewerkstelligen. Salut et fraternité, G. van Haaff. (3 juni 1799) Vrijheid - gelijkheid. Vandaag de 3e juni is voor ons, Kantonrechter en officier van justitie verschenen de burgers Henri van Kilsdonck schepen van de gemeente Zeeland, Jean Dominique de Groot agent van de gemeente Schaijck, Jean Peters, agent van de gemeente Zeeland, André van der Meulen, agent van de gemeente Reek, alle vier getuigen opgeroepen krachtens onze dagvaarding van 31 mei, voor mij de feiten te verklaren en de omstandigheden die zij kennen, wat betreft de overtreding waarvan sprake is in de aanklacht ingediend door burger Wable, commissaris van het uitvoerend bewind d.d. 31 mei, en dat in proces verbaal hierbij is gevoegd overeenkomstig hun verklaring en getuigenis die de de 30ste mei als volgt is afgelegd en door deze burgers is getekend: Burger van Kilsdonck oud 48 jaar, heeft tijdens de bijeenkomst van de 30e mei verklaard dat hij burger van Haaff; president van genoemde Administration heeft zien lachen terwijl hij een toespraak hield gericht aan de centrale administratie van het departement van de Ruhr. Op genoemde 9 mei zag hij de pastoor wel lachen, maar hij weet niet of de moord op de franse minister hiervoor de reden was. Hij wil dat hier nog eens nadrukkelijk stellen. Deze verklaring wordt door van Kilsdonck, de Groot, Peters en v.d. Meulen ondertekend aangezien zij allen hebben gezien dat de pastoor van Haaff lachte, nadat hij het officiële schrijven van de Centrale Administratie had aangehoord. Onbevoegd. Dit bizarre verhaal en de vervolging van pastoor van Haaff blijft de gemoederen maar in beweging houden. Na de vele verhoren en eindeloze verslagen en verslagleggingen

59 komt het Tribunal Criminel van het Departement tot de conclusie dat de kantonrechter geheel niet bevoegd was om een arrestatiebevel uit te vaardigen. Dit bevel dient dan ook te worden ingetrokken en op grond van een ander artikel in het wetboek (art. 220) dient opnieuw een arrestatiebevel te worden uitgegeven en de pastoor dient opnieuw te worden verhoord. (18 juni 1799) Overwegende, a) dat in een tijd waarin de legers van de republiek een nederlaag hebben ondergaan, in een openbare gelegenheid, waar de drank gemakkelijk de geest verhit, heeft genoemde Gerard van Haaff voor een aantal fanatieke toehoorders een opruiende voordracht gehouden, met de bedoeling om de trouw van de burgers aan de Franse natie te doen schudden op hun grondvesten en door zijn handelen heeft hij de vijand van Frankrijk gesteund. b) dat deze misdaad van een gehalte is zoals wordt genoemd in art. 140 van het wetboek van strafrecht. En dat hij direkt vervolgd dient te worden door de directeur van de jury in zijn hoedanigheid als officier van justitie. Beschrijving Artikel 140. Als we gaan kijken wat er in artikel 140 is bepaald en geregeld, dan kunnen we het volgende lezen: 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 3. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd. 4. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie. c) dat de kantonrechter van het kanton Ravenstein in het geheel niet competent was om een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen genoemde Gerard van Haaff en door deze incompetentie lijdt deze aktie tot niets. d) dat de betreffende misdaad zoals genoemd in artikel 4 van de eerste sectie van het tweede deel van het strafrecht, een lijfstraf vereist. e) dat volgens art. 516 van het wetboek van strafrecht, iedere zaak waarin de directeur van de jury direct de functie van officier van justitie uitoefend, moet worden overgedragen aan de speciale rechters. Overeenkomstig art. 217 van voornoemd wetboek, moet het betreffende arrestatiebevel worden ingetrokken en een nieuw worden uitgegeven aan genoemde Gerard van Haaff, vragen en bevelen gelijkertijd en conform art. 220 van voornoemd wetboek, dat de genoemde verdachte opnieuw moet worden gehoord voor een speciale beschuldigende jury. Vragen bovendien dat een copie van de huidige dagvaarding binnen drie dagen zal worden gestuurd aan de openbare aanklager van het Tribunal Criminel van dit Departement en aan de kantonrechter van het canton van Ravenstein. Cleve 18 juni Als crimineel opgesloten in Wildenbach. De 26 e juni meldt de Drossard van Ravenstein dat G. van Haaff de volgende dag van Cleef naar Keulen getransporteerd zou worden om aldaar terecht gesteld te worden.

60 Zeven personen zijn gehoord die tegen hem hebben getuigd, waarna het idee heeft postgevat dat hij een oproermaker is die de samenleving niet meer waardig is. Caspar Brassard en zijn dochter evenals Mattijs Schuts zochten hem twee dagen eerder nog in zijn kerker op. De kroniekschrijver Loeffen heeft een broer die in Keulen woont en werkt en hij verzoekt hem eens te onderzoeken hoe het met de pastoor gaat. Tijdens een gesprek tussen Taabe en Dr. Verghagen zou deze onder andere gezegd hebben dat hij dogt dat G. van Haaff nu zijn kop wel zoude kwijtraken, dog dat hij zulkx verdiend had en dat hij, indien hij hem met 2 woorden daervan konde bevrijden, zulkx niet zoude doen, want dat hij geene mensch was, daerbij voegende dat hij G. van Haaff alsook Heer Roerich twee grote intriganten waren, dat deze laatste al te zeer voor de Graaf van Megen was geweest en dat de burgers aen hem verslaafd zijn. Op 2 augustus ontvangt Johannes Loeffen een brief van zijn broer Jacobus uit Keulen waarin hij o.a. meldt dat van Haaff nadat hij in t correctioneel verhoord was, thans als crimineel in Wildenbach zat. Dat Brassard s dochter ook daer was en dagelijks bijna met hem conferentien hield. Dat hij zich ten huize van Mosch in Ravenstein over de politique te veel uytgelaten hebbende hetgeen het belangrijkste deel van de beschuldiging is- en voorgeeft een weinig te veel gedronken te hebben dat hij over enige dagen in t verhoor moet komen voor t crimineel gericht, zulkx dat ingeval contrarie bevonden wordt, hij volgens de fransche wetten als een oproermaker tot de guillotine staat veroordeeld te worden, item dat hij dogt over drie weken thuys te komen. Agt getuygen van Ravestein welke reeds voor enige weken tot Cleeff over G. van Haaff condschappen hebben gedaan, gedagvaard om den 6 e dezer voormiddags zich in Keulen voor t crimineel gericht te laten vinden, als ook Dr. Verhagen alhier welke vorige nacht daertoe vertrokken is. Uiteindelijk wordt Gerard van Haaff op grond van het meest recente onderzoek op 6 aug. in staat van beschuldiging gesteld. Maar overeenkomstig artikel 424 van het wetboek van Strafrecht werd de pastoor echter direct op vrije voeten gesteld. Artikel 424 Ik weet niet of art. 424 is veranderd sinds 1799 maar het volgende staat hierin vermeld: 1 Hij die op of aan de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats tegen personen of goederen enige baldadigheid pleegt waardoor gevaar of nadeel kan worden teweeggebracht, wordt, als schuldig aan straatschenderij, gestraft met geldboete van de eerste categorie. 2 Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste 3 dagen of geldboete van de eerste categorie worden opgelegd.

61 (6 aug. 1799) Uittreksel van de minute van de griffie van het Tribunal Criminel van het Departement van de Ruhr, zitting hebbende te Keulen. Wij Frederic George Papé, president van de criminele rechtbank van het departement van de Ruhr: Gezien de unanieme verklaring van een speciale gerechtsjury, vandaag gedateerd welke aangeeft dat hij zonder ophouden heeft getracht ten huize van burger Mosk te Ravenstein, de burgers op te zetten tegen de franse natie. En dat hij ze heeft doen twijfelen over de juistheid van de besluiten der burgers jegens de Fransche Staat. Wij verklaren ambtshalve dat Gerard van Haaff, oud vier en veertig jaar, pastoor van de gemeenschap en parochie van Megen, wonende te Megen; Canton Ravenstein, groot vijf voet en drie duim, haar en wenkbrauwen grijs, gewoon voorhoofd, neus puntig, mond gewoon, kin rond, gezicht bleek, een grijze pruik dragende, beschuldigd wordt praatjes opgehangen te hebben met de bedoeling om de loyaliteit der burgers voor de franse natie aan het wankelen te brengen. Hij is hiervoor in staat van beschuldiging gesteld. Wij bevelen hierbij echter, dat hij op vrije voeten gesteld dient te worden overeenkomstig artikel 424 van het wetboek van strafrecht, De beschuldigde heeft verklaard niet onschuldig te zijn. Hierna heeft de president zonder zijn regters te consulteren, noch te luisteren naar de Commissaire du Pouvoir Executif, uitgesproken dat hij van de beschuldiging is vrijgesproken en bevolen en dat hij op vrije voeten dient te worden gesteld. Gedaan en uitgesproken ter openbare zitting van het Tribunal Criminel van het Departement van de Ruhr in het paleis van Justitie te Keulen op 6 augustus van het 7e jaar van de Franse Republiek (1799), een en ondeelbaar. Getekend, Papé, President. J.J. Krommen Griffier. Volledig vrijgesproken. De 9 e aug. zijn de 8 getuigen uit Keulen weer thuis gekomen. Het waren secretaris Hamel, Mosch, Kranenburg, Vermeulen, van Driel, Jan Duys, agent van Deurse en agent Denneburg, Timmermans en Dr. Verhagen. Mosch neemt voor Johannes Loeffen een brief mee van zijn broer Jacobus waarin het volgende wordt vermeld: dat G. van Haaff met en neffens de bovengemelde 8 getuygen en zijn aanklager Wable den 6 e dezer zamentlijk voor t crimineel gericht in t verhoor zijn geweest; dat van Haaff zich zo advocatisch heeft weten te verhouden dat de 4 eerste getuygen niet alleen als aristocratische en tyrannische regering, maar zelfs als valsche getuygen wierden aengezien die door hunne gezamentlijke coalitie den beschermer der patriotten (zo van Haaff zich graag noemde) zo langen tijd vervolgd had. Jan Duys, Timmermans en van Driel verklaarden van Haaff voor eerste patriot en voorstaander der Republique, hierop volgde Dr. Verhagen welke ook getuigenis gaf op de moralitijt van van Haaff alsmede ook de Commissaris Wable, namentlijk gevraagd zijnde of de laatste hem dogt een ware patriot te zijn dan niet had geantwoord. Wat van Haaff betreft wierd hij gelijk de vorige zeer geloofd als zijnde altijd vervolgd door d oude Municipalitijt, maar Wable aangaande, deze meende hij geen patriot te zijn omdat hij bevrind was met de oude regering; item dat van Haaff de getuygen overbluft heeft omdat hij beter dan de anderen zijn woord kon doen, zodanig dat van Haaff als onschuldig gansch vrijgesproken wierd, welke 66 dagen zo ellendig heeft moeten lijden. Hierop beval de president den hoofdaanklager (officier van justitie), de commisaire als valse aanklager naar Maintz over te schrijven en verder het overige over 14 dagen mondeling af te doen. Loeffen hoorde dat de gemelde eerste getuigen noch Wable zich nauwelijks het woord kregen ofschoon daarom dikwijls werd verzocht, mocht van Haaff genoegzaam alles zeggen wat hem goed dunkte, zeggende onder anderen dat het huis van Mosch het voornaamste huis was van aristocraten en cabalen dat bekend was. Onze kroniekschrijver Loeffen moet in nauw contact hebben gestaan met Roerich en zijn beeld van de pastoor is ofschoon hij als kroniekschrijver objectief probeert te zijnaardig gekleurd.

62 Roerich verzoekt hem dan ook om aan zijn broer Jacobus te vragen om hem nauwkeurig te informeren wie de leden van de jury waren van het criminaal in Keulen. Hij is al weer bezig met de volgende zet op het schaakbord voor te bereiden, wetende dat pastoor van Haaff al weer een slag gewonnen heeft en weer terug zal komen in Megen. De pastoor die kennelijk voldoende tijd heeft gehad om zich in de kerker op zijn volgende stappen voor te bereiden- gaat zonder vertraging direct vanuit Keulen in de tegenaanval en eist op 19 augustus, twee weken later, van zijn aanklagers een schadevergoeding voor aangedaan onrecht, nadeel en schade. Hij verlangt vergoeding van alle kosten die hij heeft moeten maken gedurende de aanklacht tegen hem. Hij heeft zijn administratie prima bijgehouden en hij komt uit op een bedrag van 8634 francs. (19 aug. 1799) Burger vrederechter! In hoedanigheid van gevolmachtigde van burger Gerard van Haaff, pastoor van Megen, nodig ik U uit te willen dagvaarden de burgers: J.H. van Lamoen; chirurgijn, Alard van Cranenburg; griffier de Quatre agent, Mosk; herbergier, Herbert Vermeulen; zonder beroep, Pierre Louis Hamel, secretaris van de Municipalitijt van het Canton van Ravestein en Wable; commissaire du Directoire Executif pres l'administration Municipale van genoemd Canton, allen wonende te Ravestein, voor het Tribunal de Conciliation (van verzoening) van 26 augustus om tien uur 's morgens te verschijnen, om te verzoenen met mij als intermediair en in kwaliteit van Procureur Generaal en speciaal van burger Gerard van Haaff. Zoals U gezien hebt in de Procuration Notariale door mij ter kennis gebracht (delivree), op het verzoek in zake van de niet verzoening. Ik heb het voornemen in mijn voorn. kwaliteit die zaak voor het burgergerecht van het Departement van de Ruhr te brengen, zitting hebbende te Keulen; welke eis er op neer komt dat de voorrs. verdedigers de burgers J.H. van Lamoen, Alard van Cranenburg, de Quatre, Mosk, Vermeulen, Hamel en Wable veroordeeld zullen worden om aan mij in qualiteit van de eiser te betalen een som van 8634 francs, voor onrecht, nadeel en schade door zijn gevangenneming, onkosten en gerechtskosten en de veroorzaakte reizen van voors. burger Gerard van Haaff door de aanklacht door hun gedaan, gevonden en valse getuigenissen tijdens de openbare zitting van het Tribunal Criminel van het departement van de Ruhr te Keulen de 6 augustus van dit jaar. Ik verzoek U burger vrederechter me zo snel mogelijk te willen laten weten of de vereisde dagvaarding van genoemde burgers op de voors. dag de 23ste van deze maand zal kunnen plaatsvinden. Uw antwoord afwachtende bij burger van Driel, herbergier in deze gemeente. Salut et Respect, Jean Baptiste van Erp q.q. Prompt worden er twee niet gedateerde en in Cleve opgenomen verklaringen van Lamoen en Mosk op schrift gesteld. Den burger van Lamoen declareerd, dat hij noit rigter over voornoemde van Haaff is geweest, nog deselve geattuseerd off gedenuntieert heefft, maar enkel getuijgenisse der waerheijt heefft gegeven waertoe hij geregtelijk is worden gerequireert en daer ik in 't minste hem tot geene procedure heb getenteert off iets schuldig bin, bin ik ook niet voornemens in 't minst vergelijk met genoemde van Haaff aengaende sijne onregtmatige praetentie. Den burger Cranenborg versoeckt eerstens copie der qualificatie gepasseert door den burger van Haaff, op den burger van Erp welke van partijen q.q. is worden geaccordeert. Denselve eijscht copie gedetailjeert van den onbillige en onregtvaardige eijsch van 8634 Fr. door G. van Haaff gedaan. Mosk segt geen aenklager te sijn, en enkel geroepen te sijn om getuijgnis der waerhijt te geven en segt de waerhijt gesproken te hebben en niets dan de waerhijt, so wel hier te Cleve als te Ceulen, waervoor denselve segt sijn eed gedaen te hebben.

63 Advocaat van Erp wil vaart achter de zaak zetten, want kennelijk hoort hij niets op zijn verzoek om de schadeclaim van pastoor van Haaff op de rol te plaatsen. Van dezelfde dag is de volgende notitie bewaard gebleven. (19 aug. 1799) Burger vrederechter! Ik stel U voor burger, de dagvaarding van de zes verweerders vast te stellen op morgen de 20 augustus of op z'n laatst de 21ste, want U geeft de indruk alle haast te willen zetten achter de zaak van Gerard van Haaff. Ik maak U er op attent, dat de wet een termijn van drie dagen toestaat of U kunt naar de wet gepaste maatregelen nemen. In afwachting van uw antwoord, verblijf ik met respect. Jean Baptiste van Erp q.q. (29 aug.) Burger Vrederechter, Ik nodig U uit mij het plezier te willen doen het transport van de acte van niet verzoening in de zaak van burger van Haaff, voor morgenochtend negen uur te regelen, ten einde mijn belofte te kunnen vervullen die ik in kwaliteit als gevolmachtigde heb gedaan aan genoemde burger van Haaff. In de hoop dat U hieraan zal willen voldoen. Ik verzeker u, u hiervoor zeer erkentelijk te zijn. Salut & Respect! Jean Baptiste van Erp. q.q. De 31 e augustus -zijnde kermisavond- is broeder Jacobus Loeffen s avonds uit Keulen over Ewijk thuis gekomen. Hij heeft het in de Franse taal gestelde proces verbaal en het besluit van het Tribunaal Criminel te Keulen bij zich dat pastoor van Haaff in Keulen heeft laten drukken. Deze is dan nog steeds in Keulen. Op 5 september is pastoor Gerard van Haaff weer in Megen teruggekomen en op zondag de 7 e heeft hij al weer de zingende mis gedaan. De 14e mrt is na de val van het graafschap Megen een commissie uit den Haag gekomen om de zaken bestuurlijk te reorganiseren. Hier gekomen onder 't geluij der klokken en bij J. Kerkhoff uijtgespannen. Eerst gingen zij voor 't Raadhuijs tusschen een kring van ruijters en bij zich van Haaff; pastor, Verhagen; agent Brands; adjunct, Elemans; koster alsmede de guardiaan en confessarius. Dan wierd afgelezen dat op 5 januari. j.l. deze Landen voor 3 miljoen gulden waren afgestaan aan Holland. Dat zij vervolgens ter organisatie derzelve gekomen waren, waarop zij de Regenten (w.o. Roerich) en Verhagen ontsloegen van hun eed en verpligtingen welke zij aan hunne vorige Landsheeren verschuldigd waren. Hierop riep men vivat, hoezee, enz. Dan gingen zij na elkander behoorlijk gecomplimenteerd te hebben naar t huys van J. Kerkhoff. Rond uur werden de volgende regenten aangesteld: tot schepenen Gijsbert van Enderen, L. Loeffen. Hendrik Sengers, B.G. Taabe, Hendrik van Gemert jr. (loco zijn vader), Albertus van Attevelt (loco Hendrik Uwens) en Jan Bayens als jongste schepen en teffens als loco secretaris. Roerich bleef Rentmeester, ontvanger generaal van inkomsten van zowel Domeinen als van de Gemeente. Zijn eerdere functies van Drossard, Fiscaal en Landschrijver was hij echter kwijt en bleven even vacant. Bataafse Republiek. De graafschappen Megen en Ravenstein waren nu onderdeel van de Bataafsche Republiek. In 1801 gaat het kerkelijk graafschap Megen behoren tot het bisdom Luik. Mochten we nu denken dat de pastoor door al het juridische getouwtrek zijn buik wel vol zou hebben van alle processen, dan hebben we het mis. Immers, zijn hoofd lag bijna op het hakblok, maar de strijdlust en veerkracht van de pastoor is niet kapot te krijgen. Vol in de aanval! Zodra de Bataafse Republiek is uitgeroepen wordt Drossaard Roerich en de magistraten van Megen door pastoor van Haaff ter verantwoording geroepen en aangeklaagd voor hun willekeurige daden.

64 Onderstaande feiten geven meteen een mooi resumé van bijna tien jaar strijd tussen de pastoor en de Drossaard. Nu echter komt Roerich en zijn medebestuurders van Megen in het beklaagdenbankje terecht. De pastoor haalt alles uit de kast om zoveel mogelijk superlatieven te bedenken voor het gedrag van de drossaard. Hoewel de pastoor zegt het in korte en bondige bewoordingen weer te willen geven, wijdt hij toch weer behoorlijk uit en schuwt hij de breedvoerigheid niet. Hij houdt elk afzonderlijk verantwoordelijk voor hun daden en legt een claim neer voor alle kosten die hij heeft moeten maken en alle gedorven inkomsten Memorie van pastoor van Haaff over de willekeurige daden die door de voormalige drossaard H. Roerich, schepen en burgemeester van Megen zijn gepleegd en uitgeoefend in het jaar Aan het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek. Met 12 bijlagen.(die nu echter bij de stukken ontbreken!) Burgers Directeurs, ik ben voornemens om de denunciatie, die ik U.L. op den 15e maart gedaan heb tegen onzen voormaligen Drossaard Hr. Roerich en de magistraten van Megen, met echte, zekere & ontegensprekelijke stukken te bewijzen & te bevestigen. Edog dewijl hunne daden zo menigvuldig zijn, dat men er hele folianten van zou kunnen schrijven, zal ik de merkwaardigste gevallen met geloofwaardige stukken bewijsen en deselve met korte, eenvoudige, edog bondige aanmerkingen verklaren. Uijt de copien is bewezen de overheerschende drift van de Drost en Magistraat van Megen nopens den priester P. van Coolwijk wegens het leveren van een paard ten dienste van de franse Republiek. Blijkens de willekeurige daden gepleegd en uijtgeoeffend door dezelve, door het verbod der pastorele bedieningen zijnde zulks een willekeurige, oproerige en attentatoire act. Noteert verder dat de verklaring van Evert van Altvorst gegeven over zijn sermoon wegens het geweldadig wegvoeren van den priester P. van Coolwijk naar Grave; zijnde zeer verward, brabbelachtig, beuselagtig, en in den grond valsch en leugenagtig. Noteert ook dat het proces verbaal van de zogenaamde keus der Municipalitijt wezentlijk in den grond valsch is. Eindelijk dat de resolutie der opper-administratie van 's Bosch des niettegenstaande mijne pastoreele regten op nieuws aangerand, en de vaste goederen & inkomsten in arrest genomen & gesequestreerd zijnde het verbaal in de acte der Municipalitijt over mijn gehouden gedrag in 't huijs van C. Sneijders geheel en gansch verdraaijt en vervalst als hebbende alleenlijk zijne kinderen verboden het zingen der scandaleuze, eerrovende en rustverstorende liederen: weg met de knuppelbenders, weg met de knuppelbenders. Noteert eindelijk dat P. van de Coolwijk een brief van de opperadministratie van 's Bosch mede gebrogt hebbende, behelzende ordres om de voorsz. sequestr. zonder uijtstel in te trekken; dog dat zulkx niet geschied of nagekomen was; integendeel, de magistraten van Megen hebben met hunnen instigateur Hr. Roerich hunne dwingelandij van dag tot dag vermeerderd. Dagelijks lieten ze mij en de patriotten doort losbandig gemeen volk beschimpen, bespotten en insulteren, plagen en de geweldadigste buijtensporigheden plegen, om ware het mogelijk geweest alle knuppelbenders; dat is alle patriotten van Megen te ruïneeren, vernielen en uijt te roeijen. Dit zijn feijten en daden die openbaar, notoir, publiek en in onzen helen omtrek bekend en berugt zijn onder de naam van Megense Wolvenjagt en die de patriotten met ontegensprekelijke proeven konnen bewijzen. Die zelfde mannen die ons land bijna 30 jaren lang willekeurig geregeerd hadden, die zelve regenten die in de 3-4 laatste jaren hunner regeringe de beste republicainen het allermeest geplaagd & gevexeerd hadden; die zelve magistraten, die zo vele tumultueuze publicatien, zo vele eerrovende affiches gemaakt hadden; die mij de pastorele functien geinterdiceerd hebben; de pastorele goederen & revenuen gesequestreerd en met geweld ontnomen hebben; die mij het dierbaarste van alle goed,

65 namentlijk mijn eer, naam en faam hebben geroofd & gestolen; die mij uijt de steden & landen van Megen gebannen en uijt de voormalige Provincie Gelderland verdreven en verjaagd hebben; die zelve federalisten en aristocraten. die om't schromelijk misbruijk van macht door 't Franse. Gouvernement waren afgezet, zijn thans wederom in publieke bedieningen hersteld. Zo Gij. daaraan mogt twijffelen, leest dan de namen in de stukken die bij deze memorie gevoegd zijn en ziet den lijst na die de Commissaris Visscher zal toegezonden hebben. Gijlieden zult overal bijna dezelve namen, dezelve coalitie vinden. Het is waar, de president v. Mensel is overleden, maar die tegenwoordig zijne plaats bekleed, is nog veel erger. Gijsbert van Enderen is zeker de doldriftigste van alle leden der Municipalitijt. De nieuwe schepen Hendrik van Gemert; den bakker is van dezelve alloi als zijn vader gewesen schepen Jan van Gemert. Baijens de vader is een van de treffelijke commissarissen welke op den 22e april 1795 den keus der nieuwe municipalitijt zo schoon wisten te dirigeren, dat alle de oude aristocraten en federalisten Regenten in hun bedieningen bevestigd werden en dat de dwingelandij veel groter wierd als ooijt van tevoren geweest. Jan Baaijens de zoon, die men zegt schepen te zijn is volgens het doopregister der Parochiekerk van Megen geboren den 26 juni 1777 dus verre beneden den ouderdom van 30 jaren, die tot de rechterlijke bedieninge vereischt word volgens de Staatsregeling. De nieuwe Borgemeester Smits is de schoonzoon van de voorm. Borgemeester A. v.d. Bogert, die mij mee heeft helpen bannen. En de Borgemeester Evert van Altvorst is degene die in de jaren 1795 & 1796 de voornaamste rol gespeeld heeft tegen mij, met het denuncieeren, verdraaien & vervalschen van mijne sermonen en predicatien. Tot slot de nieuwe Rentmeester of Ontfanger Hr. Roerich die onder de voormalige gravelijke regeringe het Land van Megen meer dan 25 a 27 jaren, niet als enen aan wetten gesubordineerden Drossard, maar als een Kleine souverain naar zijn welbehagen Megen bestierd heeft, is thans het hoofd van alle de intriganten, den autheur en leijdsman van de gehele aristocratische coalitie, de ziel en de dreijfveer van alle de federalisten van Megen. Kund GijL. zo eenen Hr. Roerich, dien fameusen federalist, die door zijn tekenblad van den 20 october 1794 alle schepenen, borgemeesters, kerk- en armenbestuurderen alle amptenaars en bedienden, en 't allergrootste getal der ingezetenen van de stad en dorpen van 't Graafschap Megen aan zig heeft verenigd en verbonden ter handhaving van zijne macht en gezag en ter onderdrukking van den opkomende geest van patriottismus.

66 Dien befaamde Drossaard, die in de jaren 1795 & 1796 zo vele willekeurige daden, ja zelfs criminele misdrijven in zijnen post als Drossard heeft bedreven en die de patriotten van Megen met alle kragt en macht heeft proberen uijt te roeijen; kunt GijL. zeg ik, zo enen Hr. Roerich, zo een vreemden besoldigden Duijtscher nog met een ambt begunstigen en denzelven in zijn post, hetzij als Landschrijver hetzij als rentmeester bevestigen? Wij geloven van neen! Wijders vertrouwen we, dat het uitvoerend bewind ons land met den eersten op nieuws zal laten reorganiseeren en de publique ampten en bedieningen zal doen bekleden, zoveel mogelijk, met eerlijke lieden, erkende patriotten, ware republikeinen en belanglose borgers. Ten minsten is dit mijn enigste wensch & verlangen en dit is het eenigste oog- en doelwit van alle mijne schriften, verzoeken en voorstellen. Heil en eerbied, getekend: G. van Haaff. De pastor van Megen aan de Heeren Commissarissen der huwelijksche Zaken in de stad Megen. Heren Commissarissen, Antonius Henricus van Lieshout heeft zig op dit ogenblik ten mijnen huize aan de pastorij vervoegd, verzoekende om volgens de aloude gebruiken van onze Roomsche Kerk op de pastorele registers ingeschreven te mogen worden. Dan hierin niet kunnende voldoen, zonder alvorens een formeel authentieke acte van inschrijving ontvangen te hebben. Zo verlange ik een extractum authenticum van den ondertouw, op zegelpapier geschreven en met de hand van de secretaris geauthoriseerd, overeenkomstig het 26e art. van het echtregt. Blijve met achting, Megen den 28e april 1801 omtrent zes uuren 's avonds. G. van Haaff. Toch was er nog lang geen vrede tussen de stadsbestuurders en de pastoor. Op 2 juni 1803 nodigde hij ze uit op een glas wijn ter viering van het vredefeest, dat krachtens bevel van het Staatsbewind alom moest geschieden. Geen van de bestuurders gaf echter gehoor aan deze uitnodiging, maar tot publieke vijandschap kwam het gelukkig niet meer en bleef het voortaan vrij rustig in Megen Op 21 aug. huwt te Amsterdam de volle nicht van Gerardus; Maria Catharina van Haaff met Gerardus Dankbaar (19 mrt.) Verscheen voor ons president en schepenen der stad Megen, de Eerwaarde Heer G. van Haaff Rooms pastoor van deze stad, welke verklaarde af te staan en over te geven aan zijn neef en nicht de Heer Gerardus Dankbaar en Mejuffrouw Maria Catharina van Haaff, echtelieden wonende binnen de stad Amsterdam uit de nalatenschap van wijlen den Eerwaarde Heer Jan Hendrik van Haaff, in leven Rooms pastoor van Schaik, en aldaar op den 15e augustus 1796 overleden al hetgeen zijn Eerw. uijt den boedel zoude nog kunnen zijn competerende met betrekking tot een

67 openstaande rekening tussen hem Heer comparant en den overleden pastoor J.H. van Haaff. Tot slot verklaarde hij, na vernietiging van het gemaakte testament, uijt de nalatenschap der meergenoemde oom de Heer pastoor J.H. van Haaff zal zijn competerende, zonder zich aan de minste reserven te houden en aan zijnen neef en nicht Gerardus Dankbaar en Maria Catharina van Haaff of hunne rechtverkrijgenden om daarmee te doen en te handelen naar hun believen en welgevallen. Megen den 19e maart Obligatie van f 50,- voor de Heer G. van Haaff tot laste van Jan van Eldick, inwoner van deze stad welke is gecompareerd en verklaarde wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de Heer Gerardus van Haaff, Pastor tot Megen een somme van vijftig gulden, die verklaarde dit bedrag ontfangen en genoten te hebben, jaarlijks te verrenten met twee gulden en tien stuyvers. Voor verzekering en voldoening van dit kapitaal en de daarop te verlopen rente dient twee hond uiterwaard gelegen onder Megen op den Collard, en verder zijn persoon en hebbende of verkrijgende goederen. Aldus gedaan 20 oct Obligatie voor de Heer pastoor G. van Haaff ten laste van Bertijn van Wel weduwe van Adriaan van Outvorst, wonende binnen de stad Megen, welke bekende schuldig te zijn aan den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff pastor te Megen een som van een honderd gulden tegen een rente van vijf procent, waaraan zij verbinden hun huis en hof staande en gelegen binnen deze stad Megen tussen de pastorie aan de ene en de Molenstraat ter andere zijde... Caspar Brassart (aangetrouwde oom van pastoor Gerardus) ondertekent mede als president der stad Megen. Aldus gepasseerd 19 maart 1805 Obligatie d.d. 1 apr voor de Heer pastoor G. van Haaff ten laste van Johannes Machiel Bekkers en Hendrina Stelt, echtelieden wonende binnen de stad Megen, welke bekenden wel en deugdelijk schuldig te zijn een som van zes hondert guldens courant. Met deze lening die vijf gulden per honderd per jaar opbrengt kopen zij een huis en hof staande en gelegen binnen deze stad op de hoek van de Kruijsstraat met aan de ene zijde het huis van de erven van Theodorus Tielens, zodanig dat de heg naast de hof van Tielens van de hof van de Pastorij af, heel op het verkochte erf staat en daarbij behoort, recht doorschietende tot voor aan de straat, de andere zijde en het ene eind op de straat uitkomend met het andere eind tot aan het huis en de gevel van Herm de Groen en het kleine hofje bij dat huis behorend en verder tot aan het erf van Francis Sengers en de Pastorij langs de heg op, zodanig dat die heg op de erfgrens staat, met al hetgeen in hetzelve huis aard en nagelvast is en daar bij behoord. Welk onroerend goed tevens als onderpand dient voor genoemde lening. Als borgen treden op Herman de Kock, wonende tot Afferden en Gijsbert Arnoldus tot Druten.

68 Obligatie voor de Heer pastor G. van Haaff tot laste van Arnoldus Witsiers. Voor ons verschenen Arnoldus Witsiers, inwoner dezer stad Megen, welke verklaarde schuldig te zijn aan de Eerw. Heer Gerardus van Haaff, Pastor te Megen de som van een honderd gulden, belovende het voors. kapitaal jaarlijks te verrenten met vijf gulden. Voor de verzekering en voldoening van het voors. kapitaal verbindt de comparant 3 ½ hond lands gelegen in den Inschiet onder de stad Megen tusschen Michail Witsiers ter eenre en de Kraaiendijk ter andere zijde. Aldus gedaan d.d. 30 apr Een lofdicht. In 1806 werd door G. van Haaff, pastoor te Megen een gedicht geschreven, ter ere van Koning Lodewijk Napoleon de broer van keizer Napoleon. Wie de balans opmaakt van de Nederlandse revolutie die omstreeks 1780 begon, kan alleen maar vaststellen dat er niet al te veel van de oorspronkelijke doelstellingen overgebleven was. Net zoals in Megen was ook in Nederland de democratie ver te zoeken. Er was weer een dictatoriaal eenhoofdig bewind gekomen en er was minder ruimte voor de gewone burger dan tijdens de regententijd. Het is ook logisch dat de oude regenten niet zomaar al hun verworven rechten en emolumenten prijs gaven. Met geringe ombuigingen bleven ze als bestuurlijke bovenlaag toch de zaak bestieren. Kijk maar hoe Roerich in Megen tot na 1800 de scepter blijft zwaaien en letterlijk uit een deel van zijn ambten gezet moet worden. Het verbaast mij dan ook dat pastoor Gerardus nogal uitbundig kiest voor Lodewijk Napolen. Hij laat zelfs een door hem op de Koning gemaakt gedicht drukken en stuurt dit vergezeld van het volgende bericht aan de Rechtbank der stad Megen. Achtbare Heeren, Involge de publicatie van de 29sten july l.l. en de opgevolgde resolutie van den 1sten dezer heb ik de eer U.E.achtbare te communiceren vier exemplaren van een latijnsch gedichtje ten mijne kosten gedrukt, uitgegeven en gemaakt op den naam- en geboortedag Zijner Majesteit Louis Napoleon, Koning van Holland, bij gelegenheid van Uw bericht of lijst hierover in te zenden aan 't Departementaal Bestuur van Brabant, zal UEA. een dezer exemplaren aan 't welgemelde bestuur gelieven te communiceren. Inmiddels verblijve met eerbied, Achtbare Heeren, U.E. Dienstw. Dienaar, Megen de 19 den september 1806 G. van Haaff, Pastoor van en tot Megen. Na een herinnering aan de H. Lodewijk, koning van Frankrijk, huldigt de dichter de koning van Holland als leider van oorlog en vrede, die scepter en rijk aan zijn voorbeeldig leven dankt. Geestdriftig roept hij hem en zijn gemalin toe: Leeft gelukkig, verheugt U, voert met St. Lodewijk ter overwinning, leidt uw Rijk naar de hemelse tronen. Of het Departementaal bestuur veel aandacht aan het gedicht heeft geschonken, valt te betwijfelen. Men had toen wel wat anders te doen.

69 1806 Wij Hendrik president en Caspar Brassart Schepenen der stad Megen doen kond en getuigen dat voor ons is verschenen de Eerwaarde Heer G. van Haaff, pastor van deze stad als gevolmagtigde van Arnoldus Witsiers inwoner alhier, welke bekende de dato 14 jannuari 1806 verkocht te hebben en dienvolgens te transporteren aan Machiel Witsiers, mede te Megen woonachtig, 3 ½ hond land gelegen onder de stad Megen in den Inschiet. Transportant heeft van de voors. 3 ½ hond land afstand gedaan zonder daar aan enig verder recht of eijgendom te behouden. Bekent door dezelve van de koopspenningen groot f 610,- voldaan te zijn, belovende alle verdere kommer als voorschreven is te zullen afdoen. Aldus gedaan in oircond der waarheid de 9 e mei Pastoor Gerardus heeft een perceel hooiland in de uiterwaarden gekocht, groot zes en tachtig roeden negentig ellen, kadastraal bekend onder sectie A nr. 85 en 86. Van deze koop heeft geen overschrijving plaats gehad in de registers der hypotheken. Dit perceel wordt in 1837 weer verkocht. Op 19 aug. maakt pastoor G. van Haaff de volgende notitie in het begrafenisboek van Megen: Heden, 10 augustus 1806, is overleden Joannes van Outvorst, Bustuarius (wsch. degene die de graven op het kerkhof verzorgd), voorzien van de sacramenten der stervenden en op de 12 e dezer begraven op ons parochieel kerkhof, hetgeen ik verklaar G. van Haaff, Pastoor van Megen. In plaats van Joannes van Outvorst, de laatste Bustuarius van de kerk en van ons kerkhof, heb ik uit hoofde van mijn functie als pastoor besloten aan te stellen als Bustuarius Joannes Scheffers, met dien verstande, dat hij zich nauwkeurig voegt naar de verordeningen in zake de opvolging in kerkelijke functies en de overeenkomstige burgelijke wetten en regelen strikt onderhoudt. G. van Haaff, Pastor Megensis. Vest van eene morgen en 3 hond in de Boven Achterduijnen voor de Heer Pastor Gerardus van Haaff. De families Riedijckx en van Niel, allen genoemd met naam en toenaam (w.o. W.T. van Niel, pastoor in Teffelen), wederzijdse erfgenamen van de Heer A.G. Riedijckx in leven Landschrijver van het Land van Megen, verklaren bij publieke verkoopsvoorwaarden de dato 11 aug. 1806, verkocht te hebben en dienvolgens te vesten en te transporteren aan en ten behoeve van den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor der stad Megen, een morgen en drie hond uiterwaard, gelegen onder de stad Megen in de Boven Achter Duijnen. Bezwaard met jaarlijks drie stuijvers aan de rentmeesterij van Megen, dan met jaarlijks negen gulden aan de pastorij van Megen voor 12 lezende missen en met nog drie gulden jaarlijks voor een jaargetij, waarvan aan de pastor 2 gld. en aan de kerk en koster ieder 10 stuijvers betaald dient te worden. Transportanten hebben voor hun en in hunne respective qualiteiten van de voors. morgen drie hond land afstand gedaan zonder daaraan enig verder rechtseigendom te behouden. En bekennende door deselve van de koopspenningen groot achthondert en tien guldens (f 810,-) in mindering ener door wijlen den Heer Landschrijver Riedijkx aan de pastorie van Megen gefundeerd kapitaal van een duijzent guldens voldaan te zijn. Aldus gepasseerd 22 okt Pastoor van Haaff koopt bij publieke verkoop twee percelen grond. 1. Een perceel weiland groot een bunder drie en zeventig roeden gelegen te Macharen in de groote Eusseling kadastraal bekend onder sectie C nr. 360 en 2. Een perceel weiland groot een en tachtig roeden tien ellen gelegen onder Macharen in de groote Eusseling kadastraal bekend onder sectie C nr Beide transporten zijn gepasseerd voor de schepenen van Macharen den 10e december Deze landerijen worden in 1837 weer door hem verkocht.

70 1807 (13 jan.) Procuratie (volmacht) van Maria Brandts wed. van Rijk Princen voor de Heer Pastor G. van Haaff. Compareerde voor ons ondergeschreve schepenen en landschrijver der stad Megen, Maria Brandts, weduwe van wijlen Rijk Princen wonende binnen deze stad, geassisteerd door schepen Caspar Brassart (broer van Catharina) welke verklaarde over te dragen aan de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff R.K. Pastor binnen deze stad Megen, alle vaste goederen die aan haar toebehoren, zo in deze stad Megen als elders gelegen zijnd, dezelfde goederen publiek of onderhands te verpachten of andersinds te beheren. Verder alles te doen om haar comparante of aan haar kinderen behoorlijk rekening en bewijs te doen van zijn gehouden administratie. Aldus gedaan hebben wij ondertekend. Megen den 13e januarij Procuratie van Hermanus van Teeffelen voor de Heer pastoor G. van Haaff. Verscheen voor ons Schepenen en Landschrijver der stad Megen, Hermanus van Teeffelen inwoner alhier, welke verklaarde te constitueeren den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff pastoor der parochiale kerk binnen de stad Megen. Speciaal om te verkopen het ouderlijk huijs en erve staande en gelegen binnen de stad Megen in de Putstraat tussen Allart van Atteveld aan de ene en de wed. Mom ter andere zijde, de kooppenningen te ontfangen, ten einde daaruit te verhalen de door zijn Eerwaarde som van twee honderd gulden, met de daarop verlopen rente door comparants vader Peter van Teeffelen op den 16e december 1761 ten behoeven der pastorij van Megen schuldig bekend. Voorts om uit de voors. penningen voor zover deze zullen strekken aan de parochie een som van een honderd gulden en het voorn. huis en erf aan den koper te transporteren onder belofte van vrijwaring. Aldus gedaan te Megen de 11e febr Wij Bernard Georg Taabe president en Petrus Brands, schepen der stad Megen verklaren dat voor ons is gecompareerd den weleerwaarde Heer Gerardus van Haaff in kwaliteit als Pastor der stad Megen, welke verklaarde met medeweten van de geestelijke overheid uit de hand verkocht te hebben en te transporteren op Peter Ensick inwoner alhier een hond weijland gelegen in den Sandsen Campse Bogaard behorende aan de pastorij van Megen voor f 118,-. Gepasseerd te Megen 2 nov Idem een vest van een half hond bouwland voor Michiel Last gelegen onder Megen en behorende aan de Pastorie van Megen voor een jaarlijkse rente van vier gulden ten behoeve van de pastorij deser stad voor de eerste maal op kerstmis 1808 en vervolgens van jaar tot jaar, losbaar met eene kapitaal van f 100,-. Megen den 2 e november 1807.

71 1809 de 22e juli, Wij Hendrik Sengers en Petrus Versterren schepenen der stad Megen, doen kond dat wij aan de pastorie alhier zijn uitgenodigd, alwaar voor ons is gecompareerd de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor van Megen welke verklaarde een fundatie van Hendrik Brandts en Theodora Prinsen, echtelieden, voor welke de tijdelijke pastor van Megen jaarlijks vier missen moet celebreren tot lavenisse der zielen van de Fundator en Fondatrice en te transporteren ten behoeve van de pastorij een obligatie groot f 50,- tot laste van Jan van Eldeck inwoner van Megen en aldaar gepasseerd en geregistreerd de 20 e oktober (wijnmaand) 1809 met twee guldens 10 stuivers jaarlijks te verrenten. Wij Hendrik Sengers en Petrus Versterren schepenen der stad Megen, doen kond dat voor ons verschenen is de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor van Megen welke verklaarde bij dezen over te dragen op zijne twee nichten Elisabeth Valkenhof dochter van wijlen Petrus Valkenhof en Anna Maria van Haaff, gewezene echtelieden wonende in 's Hertogenbosch, en aan Maria Catharina Cönen, dochter van voornoemde Anna Maria van Haaff in tweede huwelijk met Michiel Cönen verwekt, woonachtig te Amsterdam, ieder de helft in een kapitaal groot zes honderd gulden. Aldus gepasseert binnen Megen den 22e van hooimaand (juli) de 22 e juli Wij Hendrik Sengers en Petrus Versterren schepenen der stad Megen, doen kond dat voor ons gecompareerd is de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor van Megen welke verklaarde in compensatie van verscheidene huishoudelijke verschotten aan zijn Dienstmaagd Wilhelmina Theunissen te transporteren een obligatie groot f 100,- te zijnen behoefte uitstaande en tot laste van Bertijn van Wel, weduwe van Adriaan van Outvorst wonende te Megen. Deze obligatiebrief zal aan voorn. Wilhelmina Teunisse worden overgegeven Wij Hendrik Sengers en Petrus Versterren, schepenen der stad Megen doen kond dat voor ons is gecompareerd Willem van Erdt inwoner alhier, welke bekende wel en deugdelijk schuldig te zijn aan den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor der stad Megen, een kapitaal van een hondert en vijftig gulden die de comparant bekende uit handen van zijn Eerwaarde ontvangen te hebben. Voornoemd kapitaal doet jaarlijks zes gulden aan rente, de eerste keer te verschijnen over een jaar en verbindt de comparant speciaal huijs en erve gelegen onder de stad Megen tusschen Wed. van Lieshout aan de ene en Thomas Claren aan de andere zijde... Wij Hendrik Sengers en Petrus Versterren schepenen der stad Megen, doen kond dat voor ons gecompareerd is de Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff, pastor van Megen welke verklaarde als compensatie van een door de erfgenamen van wijlen Jan Sepers van Langel afgeloste som van f 25,-, zo als zijn eerwaarde uit het pastoreel register aan ons vertoond heeft, te transporteren ten behoeve van de pastorij een obligatie van f 25,-

72 te zijnen behoeve en ten laste van Jan Cornelis Fransen inwoner van Haren volgens obligatiebrief van 8 mei (bloeimaand) 1804 met een rente van 1 gulden en vijf stuivers s jaars. Aldus gepasseerd te Megen. 22 juli Luis in de pels Een schrijven van het Gemeentebestuur uit 1809 aan Z.M. de Koning n.a.v. diens bezoek aan Megen. De bestuurders beklagen zich hierin over hun pastoor. Over de disharmonie tussen pastoor en gelovigen en dat zijn aanwezigheid schadelijk is voor het godsdienstig leven ter plaatse. De brief is niet voltooid. Kennelijk blijft het wringen tussen de bestuurders en pastoor Gerardus. Hij blijft een luis in de municipale pels. Ook met zijn arts is hij het oneens over de hoogte van de rekening van de dokter. De pastoor weigert te betalen, hetgeen de arts Verhagen noopt om uitspraak via de Civiele rechtbank te vragen. Pastoor van Haaff wordt veroordeeld tot het betalen van de kosten van de procedure en de rekening. Slepende kwestie rond 1810 Het eerste half jaar van 1810 speelt het proces over de doktersrekening van 82 gld 16 st. aan Adrianus J. Verhagen Medicinae Doctor wegens medische zorg in het jaar Uit een bijgeleverde gespecificeerde rekening blijkt dat pastoor Gerardus in het jaar 1809 drie weken behoorlijk ziek moet zijn geweest. Over de rekening die hiervoor gepresenteerd wordt ontstaat echter verschil van mening die tot voor het gerecht wordt uitgevochten. Het extract uit het schuldboek van dr. Verhagen geeft aardige detail-informatie over de periode van 3 t/m 24 juli julij een visite te Bergen f julij twee visiten f dito een vomitier (=braakmiddel f julij twee visiten f dito een purgans f julij een dito f dito twee visiten f julij dito f dito voor vacatie bij het braken f dito een consult met doctor Loefen f dito een conferentie f julij twee conferentien f dito een mixtur confortans f julij twee conferentien f dito een mixtur confortans f dito een purgans f julij twee visiten f dito een consult met doctor Loefen en f Boeracker dito een conferentie f dito een mixture f dito een bouteille tot gedrank f julij dito mixture en gedrank f dito een conf. met doctor Loefen f dito met doctor Loefen en Boeraker f julij een visite f dito twee conferentien f dito een mixture confortans f

73 dito wijl gebroken f dito twee Spaansche vliegeplijs- f ters aan de benen gelegt dito een consult met doctor Loefen, f Boeracker en Ligteveld dito voor vacatie dien nagt f julij en mixture confortans f dito twee conferenties f dito de vorige mixture herhaalt f julij dito twee conf. met doctor Loeffen f dito met dr.loeffen en Boeracker f dito een zuerdeeg omslag bereid en f omgelegd 15 julij twee conferentien f julij dito f dito een visite f julii een conf. met dr. Loeffen en Boeracker f dito eene mixture confortans f julij eene conferentie f julij dito f dito een mixture confortans f julij een visite f dito een conferentie f julij twee conferentien f dito een mixture confortans f julij een conferentie f julij dito f julij eene mixture confortans f f Zegel der rekening f f nov. Op korting ontvangen een beestje f Rest debet f Megen den 17e van sprokkelmaand (= febr.) Verblijf in Bergen. Een interessant gegeven is misschien wel de eerste visite die door doctor Verhagen op 3 juli wordt afgelegd. Pastoor Gerardus is dan te Bergen. Naar ik aanneem is dit Bergen in Limburg en waarschijnlijk reist hij met dr. Verhagen mee terug naar Megen, want de resterende tijd van zijn ziekte die zo n drie weken duurt- lijkt hij gewoon thuis te zijn. Verder geeft de rekening helaas weinig houvast betreffende de ziekte of het ongeval van onze pastoor. Ook over het verblijf van de pastoor in Bergen is niets bekend. Eisch en aanspraak gedaan door Adrianus J. Verhagen, gepatenteerd Medicinae Doctor, jegens de Wel Eerw. Heer Gerardus van Haaff alhier woonachtig, gedaagde, dat de gedaagde aan den eischer deugdelijk schuldig is eene som van twee en tachtig guldens zestien stuivers, wegens gedane visites, vacatien, gehoudene consultatien en geleverde medicamenten, alles in den jare Dat de eiser den gedaagden meermalen in der minne en eindelijk op den eersten van de louwmaand (=januari) 1810 gerechtelijk tot betaling heeft gemaand blijkens relaas van den Gerechtsbode.

74 De 19e van de Sprokkelmaand (febr.) 1810 verschijnt pastoor van Haaff ter zitting van de rechtbank waar hij edoch in gebreke is gebleven zich behoorlijk partij te stellen. De rechtbank stelt de eiser Verhagen in het gelijk en veroordeelt gedaagde tot het betalen van de rekening en het vergoeden van de kosten van deze rechtzaak Verzoek van pastoor G. van Haaff (eigenhandig geschreven). Alsoo Adrianus J. Verhagen medicinae doctor, eerst aanlegger en eiser wegens de voldoening van een onregelmatige en exorbitante rekening lopende in den tijd van 20 a 21 dagen tot de somma van honderd vier en twintig guldens en zestien stuivers. Nu tegen den appellant desniettemin Roomse meug is, zich tot de Rechtbank heeft gericht ten einde om het gemelde vonnis voor executabel te doen verklaren ten einde langs deze weg tot de vercoping van gerede en ongerede roerende en onroerende goederen van de appellant te kunnen beschikken conform het protocol van Megen van 27 van de Lentemaand dezes jaars Vertrouwende dat dit Gerecht door mijn brief is geinformeerd zo verlangt ondergetekende dat deze missive ten minsten bij den eerstkomende gerechtsdag in behandeling genomen mag worden, en tevens verzoekende om mij van deze missive ten spoedigste een kopie te laten uitleveren, ten einde om hiervan het nodige gebruik te kunnen maken en dus de wilkeurige executie actens van den fameusen executant den Doctor Verhagen te kunnen brengen onder 't oog van Zijne K. en K. Majesteit Onzen Nieuwe Souverein Napoleon den Grote. Eigenzinnig. De president en schepenen der civiele rechtbank van Megen, die zich waarschijnlijk nog herinneren aan de vastberaden eigenzinnigheid van de pastoor laten zich juridisch adviseren door J.L. Poelmans over de (on)rechtmatigheden in deze tweespalt. Vanuit Batenburg, net aan de noordzijde van de Maas, geeft hij op 2 juni 1810 advies. Hij antwoordt alsvolgt: Mijne Heeren! Ter beantwoording van Uedeler van heden den 1e dezer heb ik de eer met de hierbij retournerende stukken het volgende. 1. Een extract van het gerechsprotocol van de 19e van de lentemaand (= maart) 1810 bevattende het vonnis, 2. Verzoek van doctor A.J. Verhagen om uitvoering van het vonnis van 30e van de grasmaand (april) 1810 te verkrijgen, 3. Een relaas van gerechtsbode wegens de in arrest genomen roerende goederen en van de publieke verkoop hiervan op 28 tot 31 maij, 4. Een brief van den Hr. Procureur van Ghert zonder dagtekeninge, 5. Een brief getekend door de Heer pastor van Haaff verlangende, dat zijn relaas op de eerstkomende gerechtsdag in de notulen mag worden opgenomen en dat aan hem een kopie daarvan zal worden verstrekt. 6. Instructie voor de gerechtsbode. Evenmin kan ik uit de stucken gewaar worden, dat de inbeslagname der goederen gedaan is ten overstaan van twee leden van de regtbank, tenzij Johannes van den Heuvel als gezworene daartoe geauthoriseerd was, of andersins bij Uedelen gewoon is te doen zoals art. 850 van het wetboek dicteert. Ik zou alzo van gevoelen zijn, dat de in beslag genomen goederen zouden behoren te worden geinventariseert ten overstaan van twee schepenen door de gerechtsbode en van den Heuvel aan te wijzen ingevolge de eerder genoemde art De rechterbode moet zich verder gedragen naar het vastgelegde protocol. Als reactie op de missive van den Hr. Pastor van Haaff, zou ik als advies geven een resolutie aan hem te doen toekomen als volgt:

75 Schepenen van de Rechtbank van Megen hebben een brief ontvangen en gelezen bij wijze van verzoek, getekend door G. van Haaff, pastor van en in Megen d.d. 1 juni 1810 door de gerechtsbode bij den president ingediend, daarbij vooraf te kennen gevende zijn verlangen, dat deze brief bij den eerstkomende gerichtsdag, in behandeling genomen mag worden. Verder verzoekt hij om hem Hr. Pastor van Haaff ten spoedigste een kopie hiervan te verstrekken. Aldus onder correctie van een beter gevoelen geadviseert Uedele dienaar J.L.Poelmans, Batenburg den 2e junij Compareerde voor ons ondergeschreven schepenen der stad Megen, den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff Pastoor der Roomse Parochie alhier welke verklaarde te transporteren op de Heeren Mr. Henricus Oomen, advocaat, Francois Anne de la Riviere, procureur, beide wonende de Breda, speciaal om in naam en van wegens den Heer Constituant te compareren op donderdag den 21 e junij 1810 voor Heeren commissarissen uit het Departementaal Gerechtshoff van Braband zoals gemelde comparitie door voors. gerechtshoff ten zelfe dage is bepaald, in zake hoger beroep bij het Keijzerlijk Hoff van Brussel op en tegens den Medicinae Doctor Adrianus J. Verhagen wonende te Megen, in verband met een zeker informeel vonnis de dato 19 e van de lentemaand dezes jaars, ten nadele van hem constituant te Megen verstrekt en reeds ten dele geexecuteerd, zowel in eisen als in verweer volgens speciale instructies welke door den constituant reeds zijn gegeven of in t vervolg zullen gegeven worden. Verder alles te doen als naar gelegenheid en vereiste der zaak zal gevorderd worden en de comparant zelfs present zijnde zoude kunnen of mogen doen. Aldus gepasseerd ten overstaan van de ondergeschrevene binnen Megen de veertiende van zomermaand 1800 en tien. Gedwongen verkoop. Omdat de pastoor zijn rekening en de proceskosten nog steeds niet wil betalen, wordt er door de rechtbank beslag gelegd op een deel van zijn goederen die publiekelijk werden verkocht aan de meestbiedende. De eerste verkoopronde levert te weinig op om de gehele rekening te kunnen voldoen en de pastoor wordt verzocht andermaal goederen aan te wijzen die verkocht kunnen worden. Ditmaal wordt er een stuk land, genaamd de Eusseling onder Macharen in verkoop gebracht. De opbrengst hiervan is kennelijk voldoende om de kosten en de rekening aan de arts te kunnen voldoen. Verderop zullen we kunnen zien dat het niet betalen van de rekeningen van de pastoor ook te maken had met het feit dat hij verstoten was van enige bron van inkomsten. (19 juni 1810) Voorwaarden volgens welke Hendrik Tieman, rechterbode te Megen, uit krachte van executie gedirigeerd namens de Heer A.J. Verhagen, Med.Doctor alhier, ten laste van den Eerwaarde Heer Gerardus van Haaff R.P. en pastor der parochiale kerk te Megen, veroordeelde, ter presentie en ten overstaan van schepenen uit de regtbank van Megen, ten huijze van de veroordeelde zal verkopen de navolgende meubilaire goederen en inboedel ten einde daaraan te verhalen den inhoud van het vonnis met de kosten, als mede de kosten van executie ten uiteinde toe. Op conditien en voorwaarden zullen worden geveilt en verkogt de navolgende goederen aan- en voor zoodanige somme als agter elke post zal aangetekend worden. De Megense pastoor van Haaff koopt de volgende goederen van zichzelf terug: Een kwint kaggel met kopere bak en pijpen f een terremeter (thermometer?) f een blikke theestooff met ketel f negen stoelen f een uittrek tafel f een spiegel f

76 een kabinet nevens het horlogie staand f een dito kabinet f een nieuwe zwart lakense rock en vest f een zijde kleed of japon f een tafel met tafelkleed f vier stoelen f olieverfschilderij Z.M. Koning van Holland f een ledikant zonder behangsel f een bed, peluw en kussen en 2 dekens f een tafel met marmorblad f een nagt stilletie f zes stoelen f een prent van de Z.M. de Koning van Holland f een vloermat f een bed, peluw en twee kussens en 1 deken f een staande horlogie door Heer v. Ghent f een koopere doofpot door van de Ven f een vloermat door Hartog Levi f landkaart van 6 vellen door van Ghent. f Somma der verkochte goederen f Omdat de opgebrachte penningen van de geinventariseerde goederen niet toereikende zijn om de eis van den Heer Doctor Verhagen met de kosten en executiekosten te voldoen, verzoekt de rechterbode Hendrik Tieman de Heer Pastor G. van Haaff aanwijzing van verdere goederen om te veilen. Den Pastor G. van Haaff in deze hernieuwd op de kragtdadigste wijze in presentie en ten overstaan van schepen komissarissen en meer andere leden uit de rechtbank protesterende, zegt en antwoord, dat de beloofde aanwijzinge van verdere deels meubilaire goederen door hem appellant en heden ook opposant, enkel en alleen is geschied onder condities en voorwaarden van zulks te zullen doen in cas van hogere orders van zijne Majesteit de Keijser of bij eene formele sententie van het departementale Gerechtshof van Braband of van het Keijzerlijk hoff van Brussel. Des niet te min om een einde te maken aan alle die willekeurige actens van den executant Adrianus J. Verhagen en de verdere onaangenaamheden en aanstotelijkheden zo veel mogelijk te voorkomen en af te wenden, zo is het dat den pastor G. van Haaff zonder enigsints van zijne gedane protest en oppositie actens te willen afzien, bij deze is aanbiedende de landerijen in een grotere Kamp genaamt de Eusseling onder Macharen gelegen, aan hem competerende ten fine dat dezelve bij provisie als in arrest kunnen worden genomen en vervolgens in arrest blijven totdat de dezelve door hogere Magt daarvan zullen zijn ontheven, versoekende van dit gegeven antwoord als mede van de verkoping bij executie aan den schepen kommissaris Brandts. Aldus verkogt en gepasseert ten overstaan van ondergeschrevene binnen Megen den negentiende van de zomermaand 1800 en tien. Geen salaris. In het voorjaar van 1811 stuurt de pastoor een uitgebreide brief naar de Prefect des Bouches du Rhin om duidelijk te maken dat hij zijn rekeningen best wel wil betalen maar dat hij van alle inkomsten verstoten blijft omdat hij zijn tractement niet uitbetaald krijgt. De jaren 1809 en 1810 heeft hij geen salaris ontvangen. In juni van hetzelfde jaar wordt zijn verzoek ingewilligd.

77 1811 (30 apr.) A son excellence Monsieur le prefet des Bouches de Rhin. Monsieur Prefet. Par la lettre ci jointe vous pourrez connaitre que je suis pressé par le procureur Vriesekolk au nom du procureur van Gheest de lui payer la somme de 220 florins. Je ne m'expliquerai ni sur la fonds d'affaire, par rapport d'un compte exorbitant du medicin Verhagen, ni sur la sentence informelle portee par plusieurs de mes anciens ennemis, ni [sur] la riqueur d'une execution scandaleuse qui a eu lieu l'annee passeé, non obstant que ma partie adverse etoit legalement citeé par de comparoitre par devant la Cour de Breda. Je me taiserai aussi sur la bannissement de l'an 1796 et tant autres vexations que j'ai éprouvées par la Malveillance de la Municapalite de Megen, quoiqu'il soit bien important d'en porter l'histoire a la connoissance de son excellencé enfin quélle puisse mieux reflechir sur la bonne au mauvaise foi de ces gens la qui ont eu la hardiesse de m'accuser et calomnier tout de fois. Mais a present je ne [...] que de repeter la même môt que j'ai plusieurs fois dit a monsieur van Gheest: "je veux bien payer la somme restante de 220, et je la payerai aussitot que j'aurai recu mon traitement de l'an C'est sur la bonne esperance que je recevrai la dit traitement sur laquelle je suis convenu de lui payer la somme de 440, dont la moitie fut comptee sur la vente de mes meubles. Il ne sera pas difficile de faire plusieurs exceptions contre le billet qui fut signe de ma main, mais ce n'est pas mon intention. Je le veux payer, c'est a dire, aussitot qu'il sera possible ou c'est une regle de loi naturelle et politique: ad impossibile nemo tenetur. Aucun homme n'est ponit obligé a une chose qui est impossible. Croyez moi, monsieur prefet, je me trouve reelement dans le cas d'impossibilite de payer mes dettes en voici quelques raisons particulieres bien importantes, une maladie extraordinaire de l'an 1809 (ainsi la suite d'une poursui) m'a couté plus que douze cent francs la procedure qui en est resulte a aussi causé un dommage plus grand par la reductions des effets nationaux j'ai perdu le interets sur la somme de 6000 florins. Au [...] mes dettes qui etoient a mes effets nationaux doivent etre payeés et les autre dettes ont ete incessament augmentees. Le traitemens des ans 1809 et 1810 sont en arriere d'anbleurs la cure de Megen n'a pagysands revenus que centci des il est d'une wisent, que je me dois trouver dans le cas de l'embarras, surtout parceque la vente de mes meubles par une execution scandaleuse m'a fait perdre tout la confiance pecuniaire. Mais quoiqu'il en soit, comme j'ai dit, je dis encore une fois, je veux bien payer a monsieur van Gheest aussitot qu'il est possible. C'est pourquoi je vous prie monsieur prefet de me vouloir bien informer si vou puissiez donner une ordonnance de me faire payer les traitement de l'an 1809 ou Ce sera le moyen le plus sûr, pour me delivrer de la suite d'une nouvelle procedure vexatoire. En attendant votre gracieuse reponse, j'ai l'honneur d'être avec le plus profond respect, votre tres humble et tres obeissant seviteur G. van Haaff, curé de et a Megen (7 juni) Schrijven van de prefectuur, afd. Financiën, aan pastoor G. van Haaff, als antwoord op zijn verzoek om het tractement over de jaren 1809 en 1810 te verkrijgen de 7 e jan. Brief van pastoor Gerard van Haaff a son Excellence le ministre des cultes handelende over het afbranden van de parochiekerk in 1581 en het daarna houden van de mis in een kleine kapel waar slechts mensen in kunnen. Dit wordt door de pastoor onvoldoende geacht. Hij vraagt de minister gebruik te mogen maken van de conventskerk van Megen om daar de de grote gezongen mis te kunnen opdragen.

78 Tienden der Domeinen. Kennelijk dient ook de stadskas bij te dragen aan het tractement van de pastoor. De jaarlijkse bijdrage uit de zogenaamde Tienden der Domeinen zijn al drie jaar achterwege gebleven en de pastoor doet de magistraten enkele ideëen aan de hand om toch te komen tot de uitbetaling van zijn tractement. Ook hier zien we weer dat de Municipaliteit van Haaff nog steeds niet welgevallig is en hem dwars blijft zitten waar dit kan. Als het maar even kan werken ze elkaar tegen en bestoken elkaar met pesterijen (9 febr.) Aan de Heeren Burgemeesters en de Municipale Raad der gemeente van Megen. Mijne Heeren, Na drie jaar lang op mijn tractement uit de thienden der Domeinen gewacht te hebben, vind ik mij genoodzaakt ulieden schriftelijk te informeren, dat het tractement der pastorije van Megen ongenoegzaam is geworden. Waarom ik ulieden solliciteere, dat gijlieden ingevolge de instructien die bij 't budget uwer gemeente zijn gevoegt, gelieft te raadplegen over de middelen hoe en op wat wijze te voorzien in't verlies van mijn jaarlijksch tractement, hetgeen alle jaren uit de thiendens dezer parochie moest worden betaald. Over de drie laatstgepasseerde jaren namentlijk 1809, 1810 en 1811 zal uwe vergadering bij provisie nog kunnen supersederen dewijl ik nog opnieuws mijn best zal doen om mijne betaling over deze jaren van 't gouvernement te erlangen dog dewijl men thans gefondeerde redenen heeft om te geloven dat ik in dit lopende jaar 1812 niets meer uit de thienden der Domeinen zal te verwagten hebben, zult gijlieden in uwe vergadering onverwijld behoren te delibereren, ten einde enen zekere som gelts met enige nieuwe baten en voordelen ten minste voor het jaar 1812 en in't vervolg van tijd ten faveure der pastorije uwer gemeente vast te stellen en 't zelve per modum subsidei te suppediteren. Hierover uwe resolutie verwagtende, heb de eer mij te noemen met alle Hoogachting, UE. dienstwillige dienaar G. van Haaff, pastor van Megen.

79 PS. Onder de nieuwe baten en voordelen die ten faveure der pastorije van Megen zouden kunnen geassigneert worden, zoude dunkt mij de jaarlijksche omgang van boter en korn kunnen dienen. NB. Wanneer er enige mannen na de suppressie zich alhier tot ene particuliere congregatie zouden willen vormen, zou de geprojecteerde collecte quasi onder den naam der pastorije kunnen blijven tot onderhoud dier geestelijken. Dit pro gouvernement den vijfden schoof welken het gouvernement aan de eigenaars der landerijen heeft geschonken. Zouden de ingesetenen dezer parochie welvoegelijk wederom aan den tijdelijken pastoor van Megen geven of schenken ene gracieuse verligting in de lasten der gemeente, dit zou een kerkelijk voordeel voor de pastorije bedragen en voor de gemeentenaars zou 't hunne quotisatie niet veel verhogen. Herbouw van de kerk. Dat onze pastoor van Haaff een vasthoudend personage is, is in de loop der tijd wel gebleken. Ook nu weer bijt hij zich vast in de herbouw van de in de 16 e eeuw afgebrande parochiekerk van Megen. De kleine kapel waar hij nu de heilige mis opdraagt bied slechts plaats aan parochianen (!!) Tevens vindt er veel correspondentie plaats over de betaling van het tractement van de pastoor uit de tienden der Domeinen. Pastoor Gerard maakt uitgebreid duidelijk waar hij recht op heeft en wat er wel en niet uitbetaald is. Bovendien schetst hij een aantal creatieve mogelijkheden om inkomsten voor de pastorie te genereren zonder dat dit een grote extra belasting is voor de inwoners of de Municipaliteit van Megen A monsieur Lupin Lieutenant Commandant de la Gendarmerie imperiale du Depart. des Bouches du Rhin, chevalier d'empire. Monsieur, Je suppose que vous avez bien vu que la petite chapelle je doit exercer le culte publique, ne peut contenir la moitié de mes parroissiens. Dans l'an 1581 notre ancienne église parroissiale, ainsi que le chateau des comtes de Megen a été brulée et toute la ville a été ruinée par l'effêt de la guerre. Ainsi la temple des pêres recollets dont le convent sera bientôt supprimé a servi deux siècles a l'usage de toute la paroisse de Megen. Je vous prie Monsieur, de vouloir bien suggerer a Monsieur le sousprefet, que je desire d'entrer le plutôt dans le dit temple pour y exercer les fonctions a mon etat et ceci pour la comodile (gemak) de tous mes parroissiens. Surquoi attendant votre reponse, je me recommande a votre amitié et j'ai l'honneur de vous saluer cardialement. Votre... G. van Haaff curé de et à Megen. Op 28 febr. zendt het gemeentebestuur een uitvoerig verzoekschrift aan de prefect in Den Bosch, ondertekend door alle leden van de Municipaliteit: 3 e eindelijk, of liever voor alles, dat passende maar doeltreffende maatregelen worden genomen met betrekking tot onzen tenwoordige pastoor G. van Haaff te weten, daar deze Heer zonder in bijzonderheden te treden, hier in Megen absoluut zonder enig nut is, wijl hij, door zijn onbehoorlijke en onwelvoegelijke gedragingen gedurende meer dan 15 jaar, alle ontzag en eerbied heeft verloren, waarmee de gelovigen naar een goeden herder moeten opzien, hem bijgevolg eervol ontslag worde verleend. (14 mrt. 1812) Monsieur le prefet, Le 10 de ce mois j'ai verbalement exposé a Monsieur le Secretaire General specialement delegué à cet effêt que je desire ardemment d'entrer avec trois ou quatre assistens dans le beau temple des religieux Recollets ici à Megen dont le convent vient d'être supprimé par un decret de Sa Majestée L'empereur. Croyez moi Monsier le Prefet, je ne pense nullement de former ici une nouvelle congregation monastique. Non, monsieur, les 3 ou 4 lesquels je voudrai choisir sont tous citoyens natifs de Megen. Je me desire le susdit temple que pour mieux faire fleurir la

80 vertu chétienne, pour y exercer les fonctions pastorales et le culte publique tant pour la [splendem] de la religion pour la commodite de mes [Parvissiens]. Monsieur de secretaire general a bien approuvé le fondement de mes vo.ux, dont voici plussieurs raisons particulieres. 1e. Notre ancienne eglise de Megen, ainsi que le chateau de nos Comtes avec toutes les maisons de cette parroise a été brulée et toute la ville a été totalement ruinée par les guerres et revolutions des Pays-Bas, sous le Gouvernement du Phillips II, Roi d'espagne. 2e. Depuis la revolution de l'an 1629 qui a eu lieu a Bois le Duc et dans toute le mairie, les Religieux Ricollèts ont bati ici a Megen un nouveau temple ce qu'ils ont fait par l'authorité de nos Comtes, par l'assistance de nos magistrats de cette paroisse et des environs. Ce temple fut employé tant pour l'usage de trois paroisses de Maasbommel, Altvorst et Appeltern, que pour la service de la commune de Megen, dont les habitans n'ont jamais eu les moyens de rebatir leur ancienne eglise paroissiele. 3e. La petite chapelle, dans laquelle les curés de Megen etoient obligés d'exercer leurs fonctions pastorales ne peut contenir que 200 ou 300 hommes. [Or] la population de la commune de Megen, qui après la paix de Westphalie fut successivement augmentée, monte aujourdhui au nombre de mille Ames. Par consequent la petite chapelle dans laquelle je fai les fonctions pastorales, n'est nullement suffisante pour y mettre et conduire tous mes paroissiens plusieurs inconveniens. Surquoi suppliant [..] de votre excellence Monsieur le préfet. Votre tres humble et tres obeissant serviteur G. van Haaff, curé a Megen". (1 apr. 1812) Ravenstein. Le receveur de l'enregistrement et des Domaines. Monsieur la maire de Megen, En vertu d'un decret imperial rendu au palais de St. cloud le 3 janvier dernier les chapitres et toutes les corporations de religieux et religieuses et ordres monastiques de quelques congregations qu'ils soient dotes ou mandians, existant dans le departement des Bouches du Rhin, sont et demeurent supprimes et tous les biens de quelques [espece] qu'ils soient apartenante a la main morte savoir evecques, beneficiers, chanoines, chapitres exceptés les curés ayant charges d'ames fout partie eclament du Domaines de L'etat. Je vous [...te] en couse [guence] de monsieur, de me fournis exactement et dans le [...] plus court delai un detait en designation de tous les biens, rentes et creances qui pourraient appartenir et être situés dans le rapport de vôtre mairie en indiquant les noms des chapitres, nom des benefices et le nom et le prénom du Beneficier qui en Jouit. Je compte sur vôtre exactitude a cet égard et en cas qu'il ne se trouve aucun bien dans votre mairie appartenant a des chapitres ou Benefices, veuiller en donner un certificat negatif en m'accusant la receptoir de la presente. J'ai l'honneur de vous saluer: van Ermel. Voor ons Louis Loeffen en Hedrik Sengers, schepenen der stad Megen, Canton Ravenstein, Arrondissement Nijmegen, enz. Compareerde de Eerw. Heer Gerard van Haaff, pastoor van de parochiekerk van Megen, wonende alhier, welke verklaarde te cederen en transporteren aan de parochiale kerk te Megen, een obligatie groot in capitaal een hondert guldens Hollands Courant uijtstaande tot laste van Albert Jansen, bouwman, wonende te Haren, volgens obligatie door denzelve op de agste meij 1804 voor schepenen der gemeente Haren ten behoeve van de Heer comparant gepasseert en te prothocolle van Haren, geregistreerd met al het recht van hypotheek en verband als bij voorschreve obligatie vermeld hier neffens overgegeven. De comparant ziet af van alle regt van eijgendom op voors. obligatie, bekennende dat de somma van ee hondert gulden Hollands of twee hondert drie franse Francs geld aan

81 hem in gangbare Hollandse specie is uitbetaald waarvoor dezelve deugdelijk is geqitteerd. Aldus gepasseerd te Megen de 31 mei (oct.) Verkoping van tienden. Den 19 october 1812, zal te s'hertogenbosch in de audientiesaal der prefecture van 't Departement des Bouches du Rhin, ten verzoeke van den directeur van Registratie der Domeinen, ten overstaan van den Heere prefect wordt overgegaan tot het ontvangen der eerste biedingen voor de verkoping der tienden waarvan de finale verkoping zal plaats hebben den 2, 3 en 4 de november aanstaande en op de maan-, dins- en woensdagen van elke week des voormiddags ten 10 uren precies. Gemeente Megen: De tiende op de rogge, die genaamd kribbeblok, korpelblok en holleblok, herkomstig van de graaf van Schall, gewaardeerd op een jaarlijksch revenu van 696 francs 69 cent en op een kapitaal van francs 25 cent. De hoendernestblok, engblok, hamblok en de smalle tiende gewaardeerd op een jaarlijks revenu van 712 francs 86 cent en op een capitaal van franc 50 cent. Getekent: de directeur der Domeinen Boiteux, gezien en goedgekeurd bij den Heere Prefet Framin de Beaumont. De 13 e nov lezen we het volgende: Cornelis Hermanus Werner, notaris te Ravenstein, gevolmachtigde van Gideon Herbert Wiegand. Volgens een verklaring van Dirk Verwaaijen, herbergier en zijn vrouw Hendrina van Sonsbeek uit Kranenburg, heeft via een notariele akte van Nicolaas Arnoud Welten, notaris te Kranenburg, laten dagvaarden: Gerardus van Haaff, R.K. priester te Megen, ter betaling van f 1000,- volgens een obligatie, gepasseerd voor Caspar Brassard op 12 aug te Megen, ten voordele van de weduwe Johanna van Kessel, nu wonende te Leeuwen, kanton Druten. Gedaagde verklaart geen hypotheeknemer meer te zijn, maar Jan Michiel Bekkers en zijn vrouw Hendrine uit Hees, kanton Oss. Partijen worden doorverwezen. Hier kunnen we zien dat het rendement door verpachting van gemeenteljke domeinen aardig in de papieren kon lopen. De opbrengst der tienden van Megen over den jaare 1811 bedroeg f fl. 1985,44. Dat van derzelve tienden over den jaare 1812 bedroeg fl. 1172,28. Totaal over beide jaren fl. 3157, (22 febr.) Aan sijn Exellentie den Heer Commissaris generaal tot de Zaaken van Financien in de vereenigde Nederlanden. Hoog Edele gestrenge Heer, Ik ondergeschrevene G. van Haaff, Roomsch priester en Pastor der R.C. gemeente van Megen, Canton van Ravenstein, Arrond. Nijmegen, geve met verschuldigde eerbied te kennen, dat mij in qualiteit als Pastor der Parochie van Megen een derde competeert uit de koorn-, smalle- en tabakstienden gelegen onder den ban mijner parochie en dat twee derdens competeren aan den Souveraine van den lande. Dat des niet te min de gemelde thienden door de respectieve Heeren rentmeesters der Domanien des Lands Megen in zijn geheel plegen verpacht te worden gelijk dan ook geschied is in den jaare 1800 derthien. Dan blijkens den verklaring van den Heere rentmeesters van Ermel heeft het gehele totaal der gesamentlijke thienden van Megen, over 't jaar 1813 bedragen eene somma van vijfhondert twee en negentig franken (Fr 592,-) welke penningen door den voorn. Heer ontvanger naar alle waarschijnlijkheid, ten vollen reeds zijn ingecasseerd. Waarom ik mij tot Uwe Exellentie adresseer met vriendelijke sollicitatie van de nodige [.ordie.] dienaangaande te willen expediëeren en vervolgens den Heere ontvanger van Registratie en Domeinen des Cantons Ravenstein authoriseren om mij mijn quota, dat is 1/3 uit de penningen der gelibelleerde thienden van Megen over het gepasseerde jaar 1813 uit te betalen. Hetwelk supplicerende, Hoog Edele gestrenge Heer, uwer ootmoedige dienaar G. van Haaff, pastor Megensis.

82 1813 (16 mei) Brief van de burgemeester van Megen. Mijnheer pastoor, zou u zo vriendelijk willen zijn, om mij per omgaande de exacte gegevens te doen toekomen van uw inkomsten als pastoor uit de gemeentelijke tienden en mij tevens te willen aangeven welk inkomen u ontvangt van de Hollandse overheid zodat ik u adequaat kan antwoorden op uw verzoek en de Prefet daarvan in kennis te stellen. J'ai l'honneur de vous saluer respectivesement. Signé: J. Loeffen (10 mei) Aan zijne Exellentie der Commissaris Generaal over de Binnenlandsche Zaaken der Verenigde Nederlanden. Geeve met eerbied te kennen de ondergetekende Gerardus van Haaff, pastor de R.C. gemeente van Megen, arrondissement Nijmegen. Dat aan hem in zijne voors. qualiteit 's jaarlijkx een derde uit de korn-, smalle- en tabakstienden zijner parochie competeert ab immemoriali. Dat deze pastorele competentie hem pastor niet alleen onder de voormalige gravelijke Regering sedert het jaar 1791 tot en onder den tijd der Fransche Republiek, maar ook onder het Bataafsch Gouvernement sedert den jaare 1800 tot 1808 incluis, door de respectieve rentmeesters Roerich en Kleinefeld is uitbetaald geworden en zulkx uit kragte van algemeene ordonnantien en bizondere resolutien van 't Staats Bewind en van den Koning in Holland. Dat echter de competentie over het jaar 1809, door den verandering van den Staat is onbetaald gebleven, door de Hollandsche Departementen moesten worden betaald. Voorts dat des suppliants pastoreele competentie over 't jaar 1810 met een equivalent tractement is betaald geweest door den Payeur-general des Departement des Bouches du Rhin. Wijders dat de suppliant in plaatse der pastorele competentie uit de thiendens over de jaaren 1811 en 1812 te wagten had een equivalent tractement van 500 a 600 francs en zulkx volgens decisie van zijne exellentie den Heere Ministre van Eerendienst van Fransch Keijzerrijck die daar over stond gegeven te worden en van wiens favorabele decisie de ondergetekende in zijne qualiteit als Pastor van Megen zich Moralement kon verzekert houden. Vandaar de gehele Meijerije en ook de landen van Megen en Ravestein door de zegevierende Armeën der geallieerde mogendheden in november en december 1813 zijn overwonnen geworden, zo is des suppliants competentie tot dato dezer onbetaald gebleven en zulkx niet alleen over 't jaar 1809 maar ook over de drie laatste jaren te weeten 1811, 1812 en Nu, vermits Z. Hoogheid de Souveraine Vorst der Vereenigde Nederlanden zijne willen heeft gemanifesteerd, zodat Hoogst dezelve heeft besloten van de agterstallige regtvaardige pretentien en schulden staande de Fransche organisatie sedert het jaar 1810 gemaakt, te doen aanzuiveren en betaalen en daarbij aangemerkt dat de goederen van ons voormalig Graafschap en vooral die Domeinen welke onder den Ban der stad Megen zijn gelegen, zeer merkwaardig zijn en importante sommen bedragen en dewijl de pagtspenningen en de jaarlijksche inkomsten thans niet alleen over 't jaar 1813, maar ook van de voorgaande agterstallige pagten door den tegenwoordigen Rentmeester des Lands Megen en Ravenstein werkelijk worden ingesameld voor of omtrent den 16e maij dezes jaars Zo heeft de ondergetekende vermeend van in zijne qualiteit als pastor van Megen de pretensien wegens de pastorele competentie te moeten inleveren en zulkx niet langer te mogen uitstellen, ofschoon het lot van ons voormalig Graafschap Megen tot nog toe niet definitief is beslist. Waarom de ondergetekende ootmoedig is verzoekende, dat het uwe Exellentie moge behagen de pastorele competentie over de drie laatste jaaren 1811, 1812 en 1813 te Ravenstein door den Rentmeester der Domeinen of elders op eene andere wijze met een equivalent tractement te laten uitbetalen en in't vervolg van tijd of van de pastorele

83 competentie uit de thienden dezer parochie of andersints van twee hondert vijftig a drie honderd guldens Hollandsch te willen verzekeren. Waarover suppliceerende, G. van Haaff pastor Megensis. NB. Deze memorie of requeste is den 11e Maij 1814 afgezonden met drie eigenhandige en door den Burgemeester den Heere J. Loeffen gevenfieerde verklaringen van den Pastor van Megen aan den Heer Kempenaar solliciteur naar 's Gravenhage afgezonden De pastoor van Megen aan den Heere Commissaris van de Directie der Domeinen. (Klad in copie). Mijnheer, Ingevolge U.E. raad heb ik een requeste ontworpen en om geen tijd te verliezen, reeds op zegelpapier geschreven, dewijl het mij onmogelijk is binnen drie a vier dagen te Ravenstein te komen, aangezien ik nog twee predicatien moet prepareren. Een voor morgen en de ander voor aanstaande zondag. Eerst was ik voornemens om in de conclusie van mijn petitie wat meer te detailleren, vermits alvorens de betaling voor het jaar 1814 verschijnt, zal het hof van zijne K. Hoogheid waarschijnlijk ene generale cyrculaire hebben daargesteld. Daarom heb ik mijne petitie gestringeerd tot de jaren 1811, 1812 en Wijders laat ik het aan U.E. voorzichtigheid over hoe en op welke wijze mijne petitie zal moeten ingediend worden. Inmiddels hope ik een lettertje van U.E. te ontvangen en noeme mij met eerbied, tot antwoord: G. van Haaff (13 mei) Een schrijven van de deken en comm. generaal van het district Ravenstein en Megen aan pastoor G. van Haaff, vanwege enkele kwesties met betrekking tot de p.p. franciscanen om deze zaken weer op te lossen (16 mei) Schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken tot regeling van de toelagen aan de geestelijke gezagsdragers (24 mei) Verkoping van een enorme hoeveelheid boeken waar pastoor Gerardus van Haaff vele aanwinsten vindt voor z'n privé-bibliotheek. Thomas Aquina f Tournelius f Hyacinthe blom f Consiliorum omn. f Augustinus f Damascenus f Bijbel uit 1713 f Paolestus f Anton Genn.elem. f Brev. Rom. f Bachiene f Marchantius f Le Jeune f Vedelius, Jasserat f Smits en proverb. f Druxelius ses nasc f Id. consid. de att f Id. rect. intent., Id. pax christi, Drevelius f Turselini hist. f C. Pedago f G. Oeffen f

84 Boekerij. Dit is slechts een deel van alle religieuze, rechtsgeleerde, stichtelijke en latijnse werken die hij zich samen met een groot aantal (90) prenten op deze verkoping verwerft voor de totale som van f Op 4 juli 1814 schrijft pastoor G. van Haaff aan deken en comm. generaal van het district Ravenstein en Megen over het weiden van vee op het kerkhof. De pastoor probeert op allerlei manieren zijn gelijk te halen betreffende zijn recht op inkomsten uit de gemeentelijke tienden. In hetzelfde jaar 1814 schrijft hij een brief aan de koning i.v.m. zijn herhaald gedaan verzoek aangaande de uitbetaling van 1/3 tiende, gelegen in de parochie Megen over de jaren , alsmede een fundatie jaarlijks bedragende 34 st. en 8 penningen, waarmee de domeingoederen vanouds zijn bezwaard. Bij koninklijk besluit wordt een bedrag van fl. 2000,- vrijgemaakt om daaruit dit soort verzoeken te honoreren. Er dient echter wel aan duidelijke voorwaarden te worden voldaan voordat dit potje aangesproken mag worden. Zijn pogingen om van de Vicaris Generaal goedkeuring te verkrijgen om een aantal burgers (lees leden van de Municipaliteit) te mogen excommuniceren wordt op 6 april 1814 uiteraard afgewezen (7 oct.) De secretaris van Staat een besluit ontvangen hebbende van zijne Koninklijke Hoogheid waarbij boven en behalven de toelagen en competentien, welke thans reeds van s' lands wege voldaan worden aan Roomsch Catholijke geestelijken in't voormalig bisdom van Roermonde, ten behoeven der selve alsnog word toegestaan eene van twee duisend guldens voor dezen jare, betaalbaar uit het derde kapittel der tweede afdeling van de derde somme der begroting van staatsbehoeften, over dezen jare 1814, met bepaling 1 e Dat uit deze som zullen worden gedistribueerd de navolgende toelagen in het kerkelijke districte van Nijmegen: Ene toelage van f 65,-, wordende wijders door zijne Koninklijke Hoogheid bepaald, dat deze toelagen alleen zullen betaald worden aan de fungerende geestelijken 2 e Dat overeenkomstig de beginselen bij't besluit van den 23e december l.l. bepaald, bij't vacant worden van pastorijen en andere geestelijke bedieningen waaraan het genot van toelagen uit 's lands kas is verbonden dezelve toelagen voor den opvolgenden geestelijken niet zullen kunnen gecontinueerd worden tenzij vooraf door den daartoe bevoegden kerkenvoogd van den Secretaris van Staat voor de Binnenlandsche Zaken vrijheid tot wedervulling der vacerende plaats met voortdurend genot dier toelage is verkregen; Heeft goedgevonden 1. te gelasten dat overeenkomstig hetzelve, zal worden geordonnanceerd voor de daarbij gemelde personen, 2. aan elk der geestelijken, daarbij vermeld, kennis te geven van de dispositie ten zijnen behoeve door Zijne Koninklijke Hoogheid bij 't zelve vastgesteld. Zullende afschrift dezes ter hand gesteld worden aan en eindelijk extract voor zo veel elke hunner aangaat, aan ieder daarbij gebeneficeerde geestelijke tot informatie. 's Gravenhage den 7 october Getekend: de Secr. van Staat voorn. Roëll." 1814 (25 oct.) Op heden dingsdag den vijf en twintigste van de maand october agtien honderd veertien des avonds ten vijf uren, hebben wij Josephus Antonius Hengst, openbaar notaris residerende te Herpen in bijwesen van Theodorus Visschers Borgemeester en Adrianus van den Hoogen secretarus van Herpen, getuigen hiertoe verzocht ten verzoeke van den verkoper Martinus van den Hoogen, ten cantoore bovengenoemd na voorgaande bekendmaking verklaard aan de provisionele kopers en aanwesende gegadigden dat wij overgingen tot de definitieve toewijsing van den benoemde en hierna volgende onroerende goederen.

85 De voorlesing van het voorstaand proces verbaal en de conditien gedaan zijnde, hebben wij die goederen tot de definitive verkoping voorgebragt zo als volgt: Ten eerste. Het huis en hof provisioneel toegewezen aan Francis Ermers voor drie honderd zeventig guldens en door den Heer Gerardus van Haaff, Pastor in Megen nog tien hogen gesteld zijnde en niemand meerder willende hoogen, is de finale en definitive toewijsing aan hem gedaan voor de som van drie honderd tagtig guldens. Ten tweede. Het stukje bouwland groot ongeveer vier vaats gesaai hier voren omschreven is provisioneel toegewesen aan Jan Dorus Lamers voor één en vijftig guldens. En alzo niemand meerder geliefde te hogen, is de definitive toewijseing aan gemelde Jan Dorus Lamers gedaan voor de som van een en vijftig guldens. Ten welkers gevolge wij hebben verklaard dat de verkoping was geeindigd voor de som van vier honderd en een en dertig guldens en hebben de kopers en derzelve borgen benevens den verkoper, de getuigen en de notaris na gedane voorlesing dese betekend welke in de bewaring van den gemelde notaris is gebleven. (Borgen voor van Haaff: A(dam) Hommelaars en M. van Beekel.) 1815 (14 mrt.) Ten overstaan van notaris van Cooth te Ravenstein wordt uit de nalatenschap van den Eerw. Heer Johannes Franciscus Smits R.C. Pastor te Naarden een grote partij mobilia geveild. Pastoor Gerardus van Haaff koopt hier voor f aan boeken (8 mei) Akte van niet vereniging. Gerardus van Haaff pastor te Megen, eiser, Marten van den Hoogen mr. schoenmaker te Herpen gedaagde. Partijen bereiken geen overeenstemming. In akte wordt niet vermeld waar dit geschil over gaat. Kapellaan Michels; neef in Goch Onderstaande, niet afgemaakte brief aan kapellaan (neef) Michels vereist nog enig onderzoek. Bedoelde kapellaan wordt ook in het testament van de pastoor genoemd. Deze kapellaan is echter bij de stadsarchivaris van Goch onbekend. Wellicht in Ootersum kijken? Er moet duidelijk een familierelatie zijn, maar welke is tot nu toe niet duidelijk. Hier worden door pastoor Gerardus inkomsten vrijgemaakt uit twee stukken land (onder Boxmeer!) voor de fondatie te Oosterum (18 mei) Aan den Heer Michels, cappellaan te Goch, Eerw. Heer en Neef, Aangesien verschillige fondsen, welke bij de Heeren Neven wierden ontvangen, en waaruit de fondatie te Ootersum kon voldaan worden, thans manqueeren; zo heb ik goedgevonden, Uw Eerw. te authoriseren om den weicamp leggende te Boxmeer, alsmede een stukje bouwland aan mijnen titel gehorende, mijnentwege te kunnen verpagten, te regeren, administreren en de pagtpenningen daarvan te ontvangen, ten einde daaruit de bewuste fondatie te voldoen. Er existeert thans geen huurcedule. Edog ter voorkoming van onaangenaamheden is 't beter, den weicamp en 't bouwland aan den tegenwoordige pagter te laten behouden. De som bedraagt 46 guldens te betalen door den pagter Oswald Olijslagers. Wijders wenschte ik, dat U eerwaarde ons de originele obligatie tot lasten van Marten van den Hoogen en Huibert van Zambeek wilde communiceeren. Dan zal ik proberen of ik de koopspenningen van 't huis en erve, dat ik van Marten Neef heb aangekogt kan inhouden op afkortinge van onze pretensie inval U Eerw. daar in mogt difficulteren, dan ben ik buiten staat, om die pretensie te sustineren en ik geloove... (brief niet afgemaakt). Nota: den 18e mei 1815 heb ik geschreven aan den Heer Advocaat Smits te Nijmegen en zijn edele (verzocht) te willen ageren tegen Marten van den Hoogen.

86 Daarbij gezonden de volgende stukken: 1e de expeditie der provisionele en definitive verkoping van huis en hof gelegen te Herpen in de Rogstraat. 2e de expeditie van de acte van non-conciliatie, Nota: den Heer Smits gerefuseerd hebbende zich met deze procedure te chargeren, heb ik daarop de voornoemde stukken gezonden aan den advocaat in [Huissen] van Burck die Marten van den Hoogen heeft geciteerd om te compareren op den 27e junij (16 dec.) Pastoor Gerardus hoogt op de verkoop van een stuk land groot twee hond, gelegen in den Inschiet, genaamt het Klootje. Hij doet dit echter voor en ten behoeve van Fredericus Cönen, kleermaker en Maria Cönen wonende te Schaijk. Samen met Hendricus van Altvorst, schoenmaker en allebei wonende te Megen, staat hij eveneens borg voor deze koop van zijn neef en nicht (3 mrt.) Evert van Altvorst, bouwman te Megen, tijdelijk burgemeester van Megen, eist van de weduwe van Nicolaas van den Brink uit Megen, fl wegens achterstallige gemeentelijke lasten. Gedaagde is zich van geen schuld bewust, gehoord de verdere staving door de heer Verhaaf, RK priester, verklaart de vrederechter niet bevoegd te zijn om in deze kwestie uitspraak te doen. Eiser betaalt de kosten (11 juni) Ordonnantie van A.E. Borret wegens de tractementen van de pastoor over het jaar 1816, groot fl (1 sept.) Aan den Heere J. Loeffen Burgemeester te Megen. Mijnheer Burgemeester, Eergisteren, zoals ik U Ed. door den meester Elemans had verwittigd, heb ik eenige duizende stenen bij provisie aangekogt om dezelve te doen dienen tot een of andere gebouw van onze parochiekerk. U Ed. zal hierover ten spoedigsten met den Municpalen Raad en kerkmeesteren gelieven te delibereren en resolveren. Ik hoop dat U Ed. met deze deliberatie en resolutie niet lang zal vertragen dan inval mijne intentie en het plan dat ik geconcipieerd had, niet mogt behagen, zal ik over mijne gekogte stenen op eene andere wijze moeten disponeren. In afwagting ener spoedige en beslissende resolutie, heb de eer te zijn met veel agting, Uw Ootm. dienaar G. van Haaff, Pastor van Megen. Recept voor bloedzweeren (In de tekst komt onderstaand recept voor). Twee kannen teer, daarop worden gegooten 3 kannen koud water, dit moet men den eersten dag dikwijls omroeren, daarna laat men't nog twee dagen staan, neem 't vlies dat daarop leid af en giet het in vlessen en gebruikt daarvan viermaal daags een theecop (17 oct.) Op heden den zeventienden october des jaars agttien honderd zestien, zijnde den dag van het uitgaan des hoogsels der verkoping van de onroerende goederen van Mejuffrouw weduwe Riedijckx, geboren van Ham en wonende te Boxmeer, heeft den Heer verkoper Bernardus van Mensel qq. gedeclareerd namens voornoemde juffrouw zijne principalinne af te zien van het voorbehoudende beraad en dat over zulks de finale verkoping der voornoemde goederen op heden zal plaats hebben en in percelen of in massa zal doorgaan. En vermits boven den aanbod op den massa van voornoemde percelen a vijftien honderd zes en veertig guldens door Jan Donkers, hoefsmit wonende alhier te Megen gedaan door Gerardus Stooij wonende te Maasbommel, bouwman gedaan zijn veertig hogen a tagtig guldens en wederom daarboven door den wel Eerwaarden Heer van Haaff, pastor te Megen, twee hogen a vier guldens, zo bedragen de aangebodene koopspenningen van de voornoemde drie percelen de somme van zestien honderd en dertig guldens f 1630,-.

87 Waarop gevraagd en in het openbaar voorgesteld zijnde of iemand boven voornoemde somme wilde bieden er door niemand een bod is gedaan en vervolgens is het huis en erf mitsgaders den hooi en teelland voornoemd in massa aan den voornoemden Heer Gerard van Haaft, pastor te Megen toegewesen voor voornoemde somme van sestienhonderd en dertig guldens, welke coop zijn Wel Eerwaarde geaccepteerd hebbende verclaarde voor zig als voor Gerardus van den Bogaart, koopman en Joannes Donkers, hoefsmit, beide wonende te Megen en alhier tegenwoordig en welke deze koop voor zo verre het hun hierna volgende aandeel betreft accepteren gedaan te hebben, en hebben over zulks dezelve onder hun driejen verbonden hunne personen en goederen en tot borgen ten genoegen van den Heer verkoper q.q. tot borgen gesteld, Adriaan Sengers herbergier en Hendrik van Altvorst schoenmaker, wonende alhier te Megen, ter voldoening der koopspenningen en nakoming dezer conditie, welke twee deelgenoten met voornoemden Heer pastor van Haaft verklaarde bevorens voornoemde verkoping en den toeslag van geseide percelen onder elkanderen daarover de navolgende conventie en conditie mondelings en mutueel gemaakt te hebben namelijk en te weten: 1 e Dat den Heer Pastor van Haaft voor het eerste perceel het huis en erf voorschreven als eigenaar van dien voor zijne rekening zal voldoen de somme van agt hondert en dertig guldens (f 830,-). Vervolgens verklaarde den voornoemde Heer Pastor van Haaft de twee percelen hooien teelland aan Gerardus van den Bogaard en Joannes Donkers in compagnie in vollen eigendom afgestaan en toegewesen te hebben mits. 2 e Dat Joannes Donkers en Gerardus van den Bogaard alsmede kopers en acceptanten hier bovengemeld, het tweede en derde perceel te weten den Hoi- en Teelland voornoemd voor hunne rekening ter voldoening van voornoemde koopspenningen of supplement van dien zullen betalen de somme van agt honderd guldens door den zelve geaccepteerd zonder meer als bovengemeld (f 800,-). Het totaal van bovenstaande koopspenningen bedraagd zestienhonderd en dertig guldens (f 1630,-). De kopers van het tweede en het derde perceel voornoemd nemen aan en verbinden zig ieder voor hun prive overmits de verdeling der voornoemde percelen tussen hun en den Heer pastor van Haaft gemaakt voor de expeditie ieder te zullen voldoen twaalf guldens. Al het voorenstaande in tegenwoordigheid van voornoemde getuigen, van den Heer verkoper q.q. alsmede van den kopers van voornoemde percelen en van hunne borgen voorschreven door dezelve gesteld, door mij notaris voorgelesen zijnde, zo hebben voornoemde kopers en borgen na voorschrift en inhoud dezer conditie zig solidair verbonden ter nakoming van dien, alle welke deze acte met mijn notaris onder welkers bewaring deze is gebleven op dag maand en jaar als boven, eigenhandig hebben betekend te Megen ten huize van Adriaan Zengers herbergier voornoemd. Koppelkoop. Uit bovenstaande acte blijkt dat de pastoor een soort koppelkoop tot stand brengt samen met Joannes Donker en Gerardus van den Bogaard. De laatste twee heren hebben kennelijk alleen belangstelling voor het hooi- en bouwland, terwijl de pastoor zich over huis en erf van Mejuffrouw weduwe Riedijckx ontfermd. Een slimme manier om gezamenlijk toch onroerend goed te kunnen kopen vanuit een verschillend perspectief (10 mei) Weledele Heer van Haaff! Mag ik U Eerw. verzoeken mij door een paar woorden eenvoudig te willen informeren, of aan de koster & schoolonderwijzer alhier Hermannus Elemans, enig speciaal consent of bewilliging is gegeven hetzij door U Eerw., of door iemand anders daartoe bevoegd, om zijne beesten, paard, verkens, enz. op den gemeenteskerkhof alhier te laten weiden, te tuyeren of los te lopen. Deze geen andere strekking ten uwen regarde hebbende, hebbe d'eer met respectsverzekering te zijn. Uw Eerw. Dw. Dienaar J. Loeffen, borgemeester.

88 1817 (21 mei) Antwoord van pastoor G. van Haaff aan de burgemeester van Megen i.v.m. de moeilijkheden tussen laatstgenoemde en koster Elemans. Mijnheer Burgemeester, De vraag, welke (U) mij heeft voorgesteld, zoud ik wel met één woord kunnen beantwoorden, dog hierdoor is de onderlinge questie tusschen U.E. en den koster H. Elemans niet beslist of afgedaan. Zijn Edele heeft mij gesegd, dat hij genegen is in der minne ene redelijke schikking te maken, maar hij pretendeert dat hij alle de baten en voordelen moet genieten welke aan de custerije annex zijn en hieronder word door hem ook gerekend het gras dat op den kerkhof groeijt. Ook zegt hij dat de kerkhoff geen gemeente eijgendom is, veel minder moet dienen voor een gemene bleekhof wat mij aangaat, ik vermene dat er zo in't een als in't ander enig misbruik is ingeslopen, hetgeen verdiende verbeterd te worden, dan de practijck van met den diender of boswagter der gemeente de beesten van den koster op den kerkhoff te schutten en de boeten daarvan in te vorderen. Dit zal ik de hogere overigheden overlaten te beoordelen. Mijns oordeels moest de boswagter die als diender van justitie schijnt te fungeren spaarzamer gebezigd worden. Ik kan mij nog wel herinneren dat U.E. door den diender of boswagter aan de pastorije militairen ter executie liet brengen hetgeen mij ten hoogste heeft mishaagd. Wanneer U.E. op dese omstandigheden beter had gereflecteerd, dan zou de koster Elemans denkelijk zo zeer niet verstoord zijn geweest. Wild U.E. door uw publiek gezag medewerken tot verbetering van een of ander misbruik, dan zal dit mij niet onaangenaam zijn! Ondertusschen men moet betamelijkheid in acht nemen. Ik wensche U.E. Heil en Zegen en noeme mij Mijnheer Burgemeester, U.E. dienaar G. van Haaff; pastor van Megen (19 augustus) Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groothertog van Luxemburg. In aanmerking nemende dat het over de kerkmeesters en der Roomsch katholieke gemeenten van belang is, om zich bevestigd te zien in den ongestoorde eigendom van alle zodanige renten en goederen, als in welker bezit zij kragtens de wet bevinden alsmede om in 't bezit te geraken van de zodanige goederen en renten, welke aan hun krachtens voormelde wet, hadden behoren terug gegeven te worden. Dat het insgelijks zoo voor 's Rijcks Domeinen, als voor de voornoemde kerkelijke gestichten belangrijk is, dat procedures welke deswegens reeds zijn aangevangen, zoveel doenlijk gestaakt en alle geschillen welke hierover bij vervolg zoude kunnen ontstaan, voorkomen worden. Overwegende voorts, dat de goede orde uit bestuur vordert, dat al het onzekere dat alsnog ten dien opzichte mocht aanwezig zijn, ophoude en eenmaal defininitievelijk worde bepaald welke der voormalige geestelijke goederen krachtens de voormelde wet, met de Domeinen moeten blijven verenigd en welke daarentegen aan de kerkmeesteren moet verblijven of teruggegeven worden, hebben besloten: Art 1. De kerkmeesteren der R. katholieke gemeenten zullen voor den eersten januarij 1818 aan den Directeur Generaal belast met de zaken van den Katholieken Eredienst opgaaf doen, gestaafd met zodanige bescheiden als zij tot bewijs van hun regt nodig zullen oordelen: A. Van alle zodanige goederen en renten, alswelke zij vermenen, dat krachtens de wet aan hun alsnog moeten teruggegeven worden. B. Van alle de goederen en renten, in welker bezit ze zich gesteld hebben, zonder dat dezelve door't vorig bestuur der Domeinen aan hun zijn teruggegeven. Art.2. De Directeur Generaal zal deze opgave en overgelegde bewijzen zenden aan de President van Raden en Rekenmeesteren der Domeinen, welke hem dezelve zal terugzenden met zodanige aanmerkingen, waarvoor naar zijn inzien vatbaar zijn. Art.3. De Directeur Generaal word bij deze gemagtigt een volledig en uitvoerig rapport in te zenden waarna wij de besitnemigen en welke ons zullen toeschijnen wettig te zijn, definitief en voor geen verdere voorspraak, vatbaar zullen verklaren en van gelijke den

89 nodigen last uitvaardigen om de kerken in besit te stellen van alle zodanige goederen en renten, alsnog onder het beheer der Domeinen zijnde, aan de kerken moeten teruggegeven worden, zijnde het onze intentie, om zodanige der voormelde reclames, als ons minder stellig bewesen mogten voorkomen aan de Regtbanken ter kennisneming te verwijzen om daarop te spreken het Domein en de belanghebbende kerken contradictoir uitspraak te worden gedaan. Art.4. Alle de procedures thans tusschen de Domeinen en de respectieve kerkmeesteren, het zij ter eerste instantie of in hoger beroep hangende worden bij dezen en tot nadere beslissing geschorscht. En zal het tegenwoordig besluit in het staatsblad worden geplaatst. Gedaan te Brussel, den 19e augustus des jaars Getekend: Willem. Het jaar 1817, den veertienden van de maand november, ten huize van den Heer Adriaan Sengers, herbergier te Megen, compareerde voor ons Mr. Leopold Frans Willem van Cooth openbaar notaris, residerende te Ravenstein, Antonius van Outvorst, mr. timmerman wonende te Megen, aan ons notaris en getuigen bekend, denwelken erkende bij deze aan den Weleerwaarden Heer Gerardus van Haaff pastor alhier te Megen, deugdelijk schuldig te zijn eene somme van honderd vijf en twintig Nederlandsche guldens a honderd cent het stuk, welke hij bekende uit handen van zijn Weleerwaarde ontvangen te hebben. Deels herkomende uit een fundatie van de wed. Rode, en anderendeels uit een fundatie van Mejuffrouw van Ek. wed. Kuijpers, belovende voornoemden kapitale summa jaarlijks te zullen verrenten met zes guldens en alzo met de betaling van interesse van dien, van jaar tot jaar prompt te zullen continueren en in handen van welgemelden Heer Pastor of zijne opvolgers, tot tijd en wijle het voornoemde kapitaal zal zijn afgelost en door hem comparant aan dezelve zal zijn gerestitueerd. Ter voldoening van opgemelde kapitale sum van fl. 125,00 en van de daarop te verschijnen staande interesten, verbind den comparant in het generaal zijn persoon, en zijne tegenwoordige en toekomstige roerende en onroerende goederen, en speciaal zijnen kruithof alhier te Megen, naast de erven van Johannes Donkers en Gerardus van den Bogaard gelegen om des noods en in cas van wanbetaling, voornoemde kapitaal met de interesten daarop te zullen kunnen verhalen. Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris te Herpen, was tegenwoordig den Eerw. Heer Gerardus van Haeff Roomsch Catholijk priester en Pastor te Megen, kanton Ravestein voornoemd, zo uit eigen hoofde als zich mede sterk makende voor zijnen broeder en zuster Michiel en Anna Maria van Haaff, denwelke verklaarde onder vrijwaring van alle commernissen bij deze tegenwoordige acte af te staan en over te dragen aan de Pastorij van Megen een obligatie groot een honderd en vijftig guldens staande ten name Galenus Hopman en ten lasten der stad 's Hertogenbosch, gesproten uit de negotiatie van eersten maart 1797, verschenen jaarlijks ultimo december en rentende vijf procent jaarlijks. Zijnde de transportanten van voormelde obligatie eigenaars geworden door erffenis van Mejuffrouw Maria Schasebach, weduwe Jacobus van Haaff, die dezelve is aangekomen van voormelde Galenus Hopman, blijkens transport daarvan op den 14e junij 1798 voor de notaris Bolsius te 's Hertogenbosch gepasseerd. Gedaan en gepasseert te Megen ten woonhuize van de transportant op heden den 29e januari (29 jan.) Aan Zijne Exellentie de Gouverneur van Noord Braband. Hier zijn sedert enige weken geruchten verspreijd alsof de Brigade der Marchaussee met aanstaande maij of vroeger van Megen naar Ravenstein zoude verplaatst worden. Ik kan niet geloven dat een dusdanig plan, hetgeen de Brigadier van Megen met den Burgemeester van Ravenstein had ontworpen zou tot stand komen. Edog dewijl dezelve geruchten van tijd tot tijd hernieuwd worden heb ik mij verplicht geacht mij dienaangaande aan U te adresseren, ten einde hierover te mogen

90 geïnformeert worden. Verblijve in verwagting van antwoord, en geve mij de eere mij te noemen met eerbied, Uw ootmoedige dienaar G. van Haaff, P. v. M. Testament van pastoor Gerardus van Haaff. In maart 1819 maakt pastoor Gerardus zijn testament op. Voor een genealoog zijn testamenten de krenten in de pap en het prachtige aan dit testament is dat naast de welstand van de pastoor ook alle familierelaties aan de orde komen. Dit nodigde uit tot verder onderzoek op verschillende fronten. (16 mrt. 1819) Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris te Megen, Kanton Ravenstein, indirect onder het District Nijmegen, provincie Gelderland gehorende, compareerde den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en Pastor te Megen, welke, in tegenwoordigheid van getuigen, zijn testament aan mij notaris heeft opgegeven, hebbende ik hetzelve geschreven, zo als mij door hem is voorgezegd. Voor eerst wil ik, dat mijn lighaam ter aarde zal worden besteld in 't choor der aloude parochiale kerk, thans den kerkhof zijnde en wel ter plaatse regelregt tegenover het kruzifix aldaar staande, en zulks zonder bijzondere pompeuze plegtigheden. Ten tweede begere en wil ik, dat alle authentieke kopijen van alle actens en documenten rakende de sententie van banissement door den toenmaligen Drossaard Hendrik Roerich en de Municipaliteit der stad Megen, ten mijnen lasten uitgesproken de dato elfden april 1796 en de eenentwintigsten derzelve maand, bevattende honderd vier en vijftig bladzijde in drie cohiers, zullen moeten worden verzegeld, ten einde dezelve ten allen tijde zoude kunnen bewaard, verzegeld verzonden of overhandigd worden aan den Prins Bisschop, om in deszelfs archieven te worden gedeponeerd en verders door de Hoge Geestelijke Overheid daarin gehandeld, als zij in wijsheid en regtvaardigheid zullen oordeelen te behoren. Ten derden wil ik, dat alle de voornaamste boeken in folio, in kwarto en in menare forma zullen moeten worden overgebragt in handen van de Prins Bisschop de Méan, administrator apostolicus van het District des Lands Megen en Ravenstein, Aartsbisschop van Mechelen (28 juli januari 1831). ten einde dezelve te doen dienen tot gebruik van het aardsbischoppelijk semenarie van Mechelen. Bisschop De Méan Aanvankelijk steunde De Méan (zie fig.) de politiek van koning Willem I, maar kantte zich later, na de stichting van het Collegium Philosophicum in Leuven, tegen de bemoeienissen van de vorst inzake het geloof. Deze priesteropleiding, opgericht in 1825, was een poging van de regering om de staatstoezicht op Rooms-Katholieke priesterstudenten te vergroten. Zullende de overige boeken of in mijn leven door mij zelve, of na mijnen dood door den Eerwaarden Heer van Blockland, Roomsch Catholijk priester woonachtig te Megen, worden uitgedeeld, hetzij aan scholen en collegien of aan welverdiende personen, alles tot godvruchtig gebruik. Ten vierden wil ik, dat negen hond uiterwaard, gelegen in den Megense Ham agter de Haagduinen, door mij aangekogt uit de nalatenschap van de Landschrijver Riedijcks, ter somme van achthonderd tien guldens, welke penningen proflueerde (=voortvloeiende,

91 ontspringende) uit een legaat aan de pastorij van Megen door denzelve Landschrijver gemaakt, en om zekere reden op den particulieren naam van mij getransporteerd en gevest, aan het corpus van de pastorij van Megen zullen worden geattribueerd en ten eeuwige dage geattribueerd blijven, waartoe de hulp en voorspraak van onzen hoogwaardigsten Administrator Apostolicus, ten deze geimploreerd word, ten welken einde de authentieke acten en instrumenten, in de archieven van de pastorij zullen blijven berusten. Inval echter dat zulks niet zoude kunnen geschieden, dan zal mijn neef Bernardus Valkenhof, medicine doctor wonende te Hilversum, dit legaat aanvaarden en voornoemde kapitale somme van achthonderd en tien guldens aan de pastorij van Megen moeten rembourseren (=vergoeden), Ten vijfden vermaak ik aan Theodorus Brants, meester kuijper, wonende te Herpen in de Rogstraat, een huis en hof staande en liggende te Herpen, zoals hetzelve tans door hem word bewoond en gebruikt, mits hiervoor een bedrag van honderd guldens te betalen in handen van mijne heerneve den Eerwaarden heer Michels, kapelaan te Goch en den Heer Schurkens, rentenier wonende te Gennep, ten einde deze somme van honderd guldens zou kunnen geemployeerd worden tot enige schadeloosstelling der familiefondatien, veroorzaakt door enen zekere Marten van der Hoogen, voormalige bezitter van voornoemd huis en erve, als zijnde daarin het grootste gedeelte van de door hem opgenomen familiepenningen verloren gegaan. Ten zesden vermaak ik aan Petrus Cönen, minderjarige zoon van Michiel Cönen en Anna Maria van Haaff, wonende te Schaijk, een morgen vijf en vierde hond land gelegen onder Macharen in de Grote Eusseling, met den last van een hypotheek ten behoeve van de pastorij van Megen, ter somme van een honderd vijf en zeventig guldens. Ten zevende maak ik aan Frederikus Cönen, meerderjarigen jongman, insgelijks te Schaijk woonachtig, vijf en een half hond land mede gelegen onder Macharen in de Grote Eusseling, met den last van een hypotheek ten behoeve van de pastorij van Megen, ter somme van een honderd negentig guldens. Ten achtste maak ik aan het Rectoraat van de kapel van Onze Lieve Vrouw van de Zeven Weën te Megen, een huis en hof staande en liggende te Megen in de Kerkstraat, tegenover de parochiekerk, thans door mij bewoond, aangekocht van Mejuffrouw Francisca van Ek, weduwe der Heer Adriaan Kuijper, onder conditie van jaarlijks aan den tijdelijke pastor van Megen te betalen den interest van vijfhonderd guldens ad vier percent, verlangende en begerende ik, dat de tijdelijke Heere Rectores door deze dotatie gebenificeerd zijnde, zullen gehouden wezen biegt te horen en in alle andere kerkelijke diensten de pastor te assisteren en secunderen, in de hoop dat zulks door de hoge Geestelijke Overigheid wel zal geapprobeerd worden; dan, ingeval den tijdelijken rector deze conditien niet mogt willen accepteren, word de legaat gerevoceerd en diensvolgens zal gemelde huis en hof geërfd worden door mijn zuster Anna Maria van Haaff, echtgenote van Michiel Cönen. Ten negende verklaar ik, dat een merkelijk gedeelte van de mobilaire goederen bij mij berustende en gebruikt wordende, zijn aangeërfd door de nalatenschap van wijlen Mejuffrouw Schazenberg, weduwe mijns broeder zaliger Jacobus van Haaff, in leven Mr. Goudsmid gewoond hebbende en overleden zijnde te 's Hertogenbosch, waarom ik hier moet reflecteren, dat deze mobilaire goederen nimmer tot mijn particulier eigendom overgegaan zijn, in dat opzigt van de belasting op 't regt van successie, wel moge bevrijd wezen. Ten tienden blijven dus de voornoemde mobilaire goederen die wij gezamentlijk uit de boedel van wed. J. van Haaff hebben aangeërfd, na mijne dood te verdelen in twee egale portien tusschen mijne zuster Anna Maria van Haaff en de respective familie van mijn broer zaliger Michiel van Haaff Mr. Timmerman, gewoond hebbende te Amsterdam en aan de Kaap de Goede Hoop overleden. Ten elfden vermaak ik aan mijne nicht Elisabeth Valkenhoff, huisvrouw van Adam Hommelaars, wonende te Ravenstein alle verdere mobilaire goederen die mij alleen prevatief in eigendom toebehoren, verzoekende en verlangende, dat zij Elisabeth

92 Valkenhoff, haar halven zusters Maria Catharina Cönen, Maria Anna Cönen en Anna Maria Cönen op de ene of andere wijze zal gelieven te beneficeren. Ten twaalfden maak ik aan mijn neef den Heer Bernardus Valkenhoff, medicine doctor te Hilversum, het huis met toebehoren, aangekogt van Juffrouw van Stam weduwe Biedijks wonende te Boxmeer, zijnde dit huis staande aan de Ravensteinsepoort en thans geoccupeerd door ene Brigade Marechaussée: zullende de Heer Valkenhoff gehouden en verpligt zijn hiervoor drie acceptatien ten mijnen lasten lopende te betalen, op den vervaltijd te voldoen: namentlijk twee, ieder van honderd guldens en de derde van honderdvijftig guldens, zoals dezelve op mijn manuaal der active en passive schulden zijn aangetekend op folio's 140, 143 en 146. Bernardus Valkenhoff. Deze dr. Bernardus Valkenhoff behoort tot de schoonfamilie van onze pastoor. Maria Schasebargh, de vrouw van goudsmid Jacobus van Haaff (haar moeder is een Valkenhoff) vraagt op 22 okt aan de regenten van de godshuijzen in Den Bosch een beurs aan van f voor Bernardus Hendrikus Valkenhoff die alhier de Latijnse school heeft geobtineerd (= verkrijgen). De jongeling is vaderloos. Betekend op 2 nov Waarschijnlijk gaat het hier om dezelfde persoon. Bij de B.S. van Hilversum is niets te vinden. In de bescheiden van het Utrechts Archief kom ik echter bij de Memories van Successie het volgende tegen: Op (komt goed overeen) is te Loosdrecht overleden Johannes Wilhelmus Henricus Bernardus Valkenhoff. Het lijkt zinvol om deze memorie van Successie eens onder de loep te nemen. Op trouwt te Loenen; Hendricus Bernardus Valkenhoff, 26 jaar geboren te Baarn (in 1810 dus) met Josephine Heilmann, geb. te Utrecht. Dit is waarschijnlijk een zoon van de door pastoor Gerardus van Haaff bedoelde Bernardus. Deze laatste is van eigenaar van de buitenplaats Brugzicht te Vreeland. Ook wel genoemd Beekzicht, Het derde Bloemhoff of Lommeroord. Het huis werd in 1722 gebouwd. Valkenhoff was gehuwd met Josephina van Heilmann van Stoutenburg. Vader van deze Hendricus Bernardus is Hendricus Bernardus Valkenhoff en moeder is Hermanna Antonetta Schneiders. Mogelijk hebben vader en zoon dezelfde voornamen. (Uit het testament van pastoor Gerardus blijkt tevens dat de eerw. heer (Hermannus?) Michels een Heer neve is en kapelaan te Goch (1819), en dat Bernardus Valkenhof medisch doctor te Hilversum ook een neef is van deze pastoor (ook 1819). Bernardus studeerde wellicht in Leiden. Eindelijk wil ik dat alle mijne lopende renten van wegens de pastorij van Megen alle mijne voordelige pretensien over achterstallige pastorele competensien uit de tiendens der Domeinen, welke gebracht zijn op de staat van liquidatie, als mede de regtvaardige pretensien tot een billijke schadevergoeding mijner pastorele competensien uit de koren-, smalle- en tabakstienden over de jaren 1798 en 1799 welker voor een groot gedeelte tot nog toe in de handen mijner parochianen zonder enigen grond van regt en billijkheid zijn verbleven, mitsgaders de agterstallige pagtspenningen der landerijen aan de pastorij van Megen behorende, nooit of nimmer door mijne familie zullen worden geërfd en dat de penningen daarvan en daaruit profluerende zullen moeten dienen tot onkosten der begravenis; tot betaling van mijne particuliere lopende schulden en het overschot alsdan tot godvruchtig gebruik wordende ten dien einde de hooge Geestelijke Overigheid des Districts Ravenstein en Megen zeer ootmoedig en vriendelijk verzocht om voor en na mijn overlijden de registers manuale, acten en documenten tot de pastorij van Megen specterende, gade te slaan en te bewaren in het Kantoor Cabinet, staande boven op mijne bibliotheek; hetgeen ik ten dien einde al vroegtijdig heb aangekocht, maar de pastorij van Megen geschonken, gelijk ik nog ben doende bij deze. En zullen geen andere dispositien in aanmerking kunnen komen dan die geene welke op ene authentieke wijze, 't zij bij notariele instrumenten hetzij bij onderhandsche actens in

93 zulken form geschreven of betuigd zoals volgens de canonieke en politieke wetten vereischt word. En opdat deze mijnen uiterste wil des te beter zonder gedruis of rumoer zoude kunnen volvoerd en volbragt worden, heb ik goedgevonden de hoge Geestelijke Overigheid bij brieven of andersints den voornamen inhoud dezes te communiceren willende en begerende, dat in alle punten die mijne bloedverwanten zijn rakende, eene stipte geheimhouding zal in agt genomen worden tot den bekwamen tijd toe. Hebbende den testateur, nadat ik notaris aan denzelven in tegenwoordigheid der getuigen, zijn testament hadde voorgelezen, verklaard, dat zijn wil daarin volkomen vervat was. Aldus gedaan en gepasseerd te Megen ten huize van den testateur op heden den 16e maart 1819 in tegenwoordigheid van de Heer Guillaume Timmermans, instetuteur wonende te Ravenstein, Hendrik Donkers schoenmaker, Jan Voet kleermaker en Jan van Zwam, particulier, alle wonende te Megen, als getuigen ten deze expresselijk verzogt, die deze onder mij notaris berustende blijvende minuut met den testateur en mij notaris hebben getekend. (16 juli 1819) Aan de Hoog Edele Gestrenge Heer den Heere Dedel, referendaris van de eerste klasse belast met het bestuur van de registratie en Domeinen in 's Gravenhage. Hoog Edele Gestrenge Heer, Bij de verpachting der thiendens in de gemeente van Megen, die geschied is op den 14e dezer, heb ik van den tegenwoordigen Rentmeester den Heere Ragaij verstaan, dat zijn Edele tot nog toe niet geauthoriseerd is om mij de pastorele competentien te voldoen. Ik had vertrouwd, dat op de door den voormaligen rentmeester overgeleverde staten de uitbetaling mijner competentie zoude geordonneerd worden. Nu, dewijl ik reeds met veel geduld gewagt en verlangd hebbe, wenschte ik dat U Hoog Edele Gestrenge, deze zaak daar henen wil dirigeren, dat de nodige authorisatie aan den actuelen Rentmeester den Heere Ragaij ten spoedigste mogt verleend worden, ten einde om mij het quota van een derde der thiendens van Megen over de jaren 1817 en 1818, mitsgaders een aloude fondatie van een gulden 13 1/2 cents insgelijks over de twee laatste jaren te kunnen uitbetalen, vermits dit alles tot nogtoe is onbetaald gebleven, zoals blijkt uit de verklaring van den voormaaligen Rentmeester van Ermel, waarvan eene door onze Burgemeester Sengers geferifieerde copije, hierbij gevoegd is. Mijne zaak aan Uw Hoog Edele activiteit aanbevelende, verblijve met Hoogachting, G. van Haaff, pastor te Megen. 's Gravenhage 27 september 1819, Weleerwaarde Heer Pastor! Het is mij dan eindelijk gelukt dispositie te erlangen op het door mij andermaal voor Uw Eerw. gepresenteerd request om voldoening der aan Ue Eerw. verschuldigde competentie. Ik heb d'eer Uw Eerw. hiernevens gezegde dispositie te doen toekomen. Uw Eerw. zal er uit zien op welke gronden het verzoek is van de hand gewezen. Ik zal niet beslissen in hoeverre deselve al of niet orthodox zijn. Intussen blijft Uw Eerw. mijns inziens niets anders over dan of nu de gronden der [declinatoire] dispositie bij een nader betoog te rekonstrueren en zo mogelijk dezelve de bodem in te slaan en aldus een gunstige decisie te provoceren ofwel naar aanleiding van dezelve motiven zich aan Z.M. te adresseren ten faveure van ene jaarlijksche toelage geëvenredigd aan de onderhavige competentie of zelfs om meer ingeval Uw Eerw. daartoe termen mogt vinden. In alle geval, daar deze zaak voor Uw Eerw. van belang is, zoude ik Uw Eerw. aanraden, alvorens zich tot het een of ander te bepalen, den Heer Advocaat Sassen te 's Hertogenbosch over Uw Eerw. belangen ten dese te raadplegen en Z.E. met de [reducties] van het betoog of wel rekwest aan de Koning te chargeren, terwijl Uw Eerw. alsdan verzekerd zijn kan dat de zaak zo behandeld zijn zal, dat er deswegen niets te verlangen overblijft. Een en ander aan Uw Eerw. goede handen overlatende, heb ik

94 inmiddels de eer mij met de meeste hoogachting te noemen. Weleerw. Heer Pastor Uw D.W. Dr. Berden. L'ami de la Religion et du Roi. Journal ecclesiasitique, politique et literaire. Tome 22, mercredi; 5 janvier De koning van Holland heeft bevolen dat de Rooms Katholieke pastoors, die tegenwoordig spelen Le Roi des Pays-Bas a ordonné que les curés catholiques Romains, qui jouissent maintenant des biens revendiquers par le Domaine continueroient à en jouir, et que jusqu'a ce que l'on ait statué sur les traitements des dits curés on ne donneroit aucune execution aux loison ordonnances anterieures, qui portent que les biens seront successivement reunis au Domaine. Op 15 jan overlijdt op 36 jarige leeftijd te Amsterdam de nicht van Gerardus; Maria Catharina van Haaff. Zij was naaister en gehuwd met Gerardus Dankbaar Zedenloosheid en ontuchtigheden. De burgemeester der gemeente van Megen, met de meeste verontwaardiging gehoord en vernomen hebbende, de zedenloosheid, ongeregeldheden en ontuchtigheden die bij gelegenheid der nachtgeselschappen, zo in herbergen als in paticuliere huizen en plaatsen die de ongebondenheid begunstigen, alhier hebbende plaatsgehad. Willende attenderen de klagten door goede en welmeenenderen daar over, bij hem ingebragt en zo veel mogelijk als beambte der politie zijne plicht betrachten met voort vervolg zulks tegen te gaan en te beletten. Overwegende dat de goede zeden en godsdienstigheid als de grondslag van alle duurzaame voorspoed niet genoegzaam bewaard en gemainteneerd kunnen worden; daar de zedeloosheid en ongodsdienstigheid integendeel de oorzaak is van vele onheilen en als het ware het een verzameling waar uit het meeste kwaad word geboren. Overwegende dat de treurenswaardige gebeurtenissen, die in drie verschillende gemeentens, slegts op eene kleine afstand van deze gemeente gelegen, onlangs plaats gehad, waardoor brave ouders en familien in diepe droefheid gedompeld zijn, aan de aanmoetingen der verschillende kunne worden toegeschreven. Gezien de verpligting aan hem, bij de instructien voor de orde en veiligheid om de herbergen, koffijhuizen en andere openbare plaatsen van bijeenkomst op bepaalde en geschikte uren te doen sluiten. De huizen welke verdacht zijn de ongebondenheid te begunstigen, zorgvuldig in't oog te houden en de huizen waar gespeeld word te sluiten. Gezien het besluit van de Ed. Agtbare Heren Gedeputeerden Staten, waardoor den tijd om voors. huizen te sluiten bepaald is op tien uren des avonds. En gehoord hebbende de consideratien en advies van de Raad dezer gemeente, heeft goedgevonden en nodig geoordeeld, voor't vervolg, de kermis niet uitgesonderd te arresteren en bekend te maken de navolgende bepalingen: 1. Aan alle herbergiers en tappers, van na tien uren s' avonds danspartijen te houden, als ook het spelen op musicale instrumenten, het zij onder voorwendsel van afgehuurde kamers en veel min te gedogen dat zich na die tijd vrouwspersonen het zij jonge meisjes of andere ten hunnent op te houden. 2. Om twaalf uren des nachts zullen de herbergen en andere plaatsen daar getapt word, moeten gesloten zijn, terwijl het in de kermisdagen zal geoorloofd zijn tot die uur, en verboden na die uur, dranken te tappen of te laten gebruiken. 3. Het is aan tappers, herbergiers en alle openbaare huizen ten strengsten verboden hinderlijk te zijn aan het recht hetgene de ouders, den pastoor, capellaan, prefect der latijnsche scholen en andere overheidspersonen, ten opzichte hunner kinderen en toevertrouwde competeerd, veel [min...] van dezelve te onthouden, terwijl hij burgemeester op de adsistentie van hun en van alle goede inwoners rekent, om ieder in

95 zijn vak, de ongebondenheid te helpen beteugelen en tot deze maatregelen bevorderlijk te zijn. 4. De suppoosten der politie worden aangemaand om zorgvuldig te vigileren, proces verbaal op te maken en bij hem burgemeester te rapporteren, ten einde de hoogste straf die daarop geappliceerd kan worden, van alle competente authoriteiten in te roepen; daar hij burgemeester daarvoor houden zal, dat zo veel overtreders zoveel haters zijn van zijn perzoon en goede orde, en benijders van zijne kwaliteit en derhalven hij hun van zijne volstrekte indignatie verzekert. En zal deze woorden gepubliceerd en geaffigeerd naar behoren. Was getekend de burgemeester voorn. J.F. Sengers. (13 okt. 1820) Schrijven van pastoor G. van Haaff aan de deken en comm. gen. van Ravenstein en Megen. Verslag over de geldelijke inkomsten uit de tienden over de jaren , alsmede nog enkele financiële notities over de voorafgaande jaren (12 juni) Een in het latijn gestelde brief van Franciscus Antonius Maria Constantijn graaf de Méan de Beaurieux (Archi-episcopus Mechliniensis) aan Gerardo van Haaff. Zie het testament van pastoor Gerardus die een groot deel van zijn geestelijke boekerij nalaat aan het aardsbischoppelijk semenarie van Mechelen ten einde dezelve te doen dienen tot gebruik en studie (25 juni) Aan Z. Majesteit den koning der Nederlanden, etc. Aan den voeten van den troon van Z. Majesteit, onzen geëerbiedigden Souverein, wenschte ik G. van Haaff; pastoor van Megen, mijne nederige bede te mogen voordragen. Ik heb aan Z. Hoogheid den Heere Prins de Mean, aartsbisschop van Mechelen verzocht, dat ik mijne bediening als pastoor van Megen in zijne handen mogt demitteren: vertrouwende, dat ik deze permissie wel zal erlangen, zo neme ik mijnen toevlugt tot de edelmoedige milddadigheid van Z. Majesteit onzen geliefden Koning ten einde een jaarlijksch pensioen of toelage met diepen eerbied te verzoeken. Ik heb reeds den ouderdom van vijf en zestig jaren en 9 maanden bereikt; ik ben ook 41 jaren en 7 maanden in publieke kerkelijke bediening geweest te Schaijk in't Land van Ravenstein bij mijnen Heeroom Zr. J.H. van Haaff. pastoor aldaar als assistent bijna 6 jaren en te Ravenstein in't Gymnasium als Magister heb ik omtrent 6 jaren en te Megen als pastoor dertig jaren vervult. Wijders door menigvuldige rampspoedige gevallen ten tijde der Fransche Revolutie als anderzints ben ik tot merkelijke decadentie geraakt, zodat ik geen middelen kan vinden tot een behoorlijke sustentatie, wanneer ik geen inkomsten uit de Pastorij van Megen meer zal kunnen genieten. Hierom dan wende ik mij tot de Grootdadigheid van zijne Majesteit, met een ootmoedige bede, dat het Hoogst dezelve goedgunstig moge behagen, mij een jaarlijksch tractement of pensioen per modem subsidii, edelmoedig te vergunnen. Waarover supplicerende, hebbe de eer mij te noemen met zeer diepen eerbied en de hoge gunst met ootmoedigheid te verzoeken, mij ter zelver tijd aanbiedende, om mij in het vervolg op ene of andere plaats naar de aard van mijn beroep te laten employeren tot heil van den staat, gelijk een getrouw onderdaan betaamt en tot nut van den godsdienst, zoals een Roomsch Catholijk Priester behoort te doen. Getekend: Gerardus van Haaff R.C. Priester en thans nog de fungerende pastoor der parochiale kerk van Megen (14 sept.) Brief van A.E. Borret, Comm. en Vicarius Generaal, Administrator Apostolicus van de Districten van Ravenstein en Megen. Aan allen die dit zullen lezen of horen lezen, zaligheid in de Heere. Daar thans alle geestelijke Overigheid in alle de omliggende Districten en Bisdommen zich zo zeer bevlijtigen om de zo gevaarlijke en zedenbedervende gezelschappen, vergaderingen of bijeenkomsten der hedendaagse jongheid, en wel voornamelijk de ongeschikte vrijagien,

96 genaamd digtbij vrijen alsmede die onbeschaamde, schandeleuze en van den duivel uitgevonden dansen, in't gemeen walsen genaamd, ten stipsten te beletten en te verbieden en ware het mogelijk met den wortel uit te roeien, zo kan het ook niet anders dan ene van onzer grootste verpligtingen zijn, dit heilzaam voorbeeld trachten naar te volgen en ons insgelijks tegen alle zielbedervende misbruiken met alle kragt te stellen; ja, het zoude ons tot schande strekken indien wij het alleen waren, die in dit zo belangrijk stuk zouden zwijgen, en ons onverschillig houden, en alle de zoo veel nodige middels niet zouden aanwenden, om dit zedenbederf uit onze districten te roeijen; dus om dit zo heilzaam doel te bereiken, zullen alle Heren pastoors en Rectors der kapellen in beide de districten twee achtereenvolgende zondagen of Heiligdagen op den Predikstoel of aan't altaar den inhoud dezes afkondigen en de aan hen toevertrouwde gelovigen waarschuwen, dat wij aan alle zo Regulieren als Wereldschen priesters en biechtvaders verbieden de Absolutie te geven aan alle te zamen vergaderde jongmans en jonge dochters in de herbergen of andere ligtveerdige bijeenkomsten op zondagen of Heiligendagen, of die zich op andermalige waarschuwing. zo haast als de kaars of licht wordt aangestoken, niet zullen gescheiden en de bijeenkomsten zullen verlaten hebben. Wijders dat zij de H. Absolutie zullen weigeren aan alle de genen die zogenaamde vrijagien of onder 't hoedje vrijen hebben gepleegd, alsmede aan den speelman, aan alle de gene die die schandaleuze dansen walsen genaamd en soortgelijke gedaan hebben, als mede aan de speelman die zulke onbetaamde dansen speelt en eindelijk aan de Hospezen, Weerden of Weerdinnen, die de hiergenaamde dansen of vrijagien wetens in hunne huizen of woningen gedulden en niet zorgen dat de jongheid op voorschreven tijd hun huis verlaat. Alles tot meerdere Eer en Glorie van God en zaligheid der Gelovigen. Gegeven te Reek en getekend A.E. Borret Comm. Generalis (2 juli) Schrijven van pastoor G. van Haaff met het verzoek om voor zich en zijn opvolgers een pensioen te verkrijgen in ruil voor de derde tienden. Tevens een overzicht over zijn financiële constellatie sedert Schrijven van pastoor van Haaff i.v.m. het namens hem op te stellen verzoek om ontslag uit zijn pastorale bediening, alsmede een aanvrage tot een jaarlijks pensioen ad vitam. De solliciteur, die voor mij een rekwest zoude willen vormen, ter fine om een jaarlijksch pensioen bij zijne Koninklijke Majesteit te verzoeken gelieve onder andere motiven te allegueren, dat de suppliant alvorens de Pastorij van Megen in handen der hooge geestelijke Overigheid te dimitteren heeft gedacht te moeten verzoeken de voorlopige permissie ter Hove om te kunnen resigneren, teneinde het jus patronatus, dat zijne Koninklijke Majesteit opzigtens de presentatie tot die Pastorij mogt competeren, niet te benadelen. Wijders dat de suppliant van zijne pastorele bedieningen verlangt ontslagen te worden, deels omdat hij aan vele zware, langdurige, ook kwijnende ziektens gelaboreerd hebbende en tot den dag van heden altoos aan enige pijnelijke lichamelijke accidenten is laborerende en reeds de ouderdom van zeven en zestig jaren bereikt heeft, deels omdat hij door menigvuldige moeijlijk- en verdrietelijkheden sins de dagen der Fransche Revolutie van tijd tot tijd in de parochie van Megen geleden en uitgestaan, ten enenmaal verzwakt en als uitgemergeld is. Eindelijk dat hij door de menigvuldige rampen en tegenspoed, in den loop van zeven en twintig achtereenvolgende jaren tot decadentie gebragt en daardoor buiten staat is gesteld om uit zijne eigendommelijke goederen genoegzame middelen tot een behoorlijk levensonderhoud te kunnen vinden, om welke redenen etc., ect. De suppliant verzoekt met diepe ootmoed dat het zijner Koninklijke Majesteit behagen moge hem door een goedgunstig besluit met een bepaald jaarlijksch pensioen gelieven te begunstigen en vervolgens de door hem te doene resignatie der Pastorij van Megen te agreëren.

97 1824 (18 okt.) Aan den Weleerw. Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Priester en pastor te Megen en aldaar wonende, bevattende een verklaring van de Weled. Heer H.M. van Ermel gewezen rentmeester der Domeinen van Ravenstein en Megen, wonende te Tiel ontvangen één gulden drie cents met de verhogings, door de Heer rentmeester voorn. verleend aan den. Heer pastor, aan welke na registratie van dien voors. verklaringe heb gerestitueerd, inhoudende dat het aan hem declarant bekend is, dat van ouds en ab immorali aan de R.C. pastorij van Megen, een derde gedeelte van de opbrengst der Dominiale Thienden, aldaar is competerende, welke jaarlijkse competentie echter door hem declarant in zijne opgemelde kwaliteit over de jaren 1811, 1812 en 1813 tijdens het Fransch Bestuur aan de rekwirant niet is uitbetaald; was getekend H.M. van Ermel. Waarvan de Heer pastor voorn. daar en waar als zijne Rade zal gedragen, het nodig gebruijk zal kunnen maken (24 juni) In het jaar een duizend achthonderd en zes en twintig, den vier en twintigsten der maand junij, ten huize van de weduwe van Gerrit van Attevelt te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris ten verzoeke van den Eerwaarden Heere Gerardus van Haaff Pastor wonende te Megen, overgaan tot de publieke verkoping van de na te meldene percelen Hooigras. Ten eerste. Het eerste lot hooigras op een perceel genaamd het Kerkeland onder Megen, gekocht bij Antoon Spierings, bouwman te Schaijk voor twee en vijftig gulden. Borgen: Nicolaas van de Loup en Arien van den Hoogen, bouwlieden aldaar. Ten tweede. Het tweede lot bij Jan de Kneij, bouwman te Schaijk voor zes en vijftig gulden. Borgen: Nicolaas van de Loup en Martinus Janssen, bouwlieden aldaar. Ten derde. Het derde lot, bij Hendrik Willem Geurts bouwman te Schaijk voor zes en vijftig gulden. Borgen: Doris Willem Geurts en Jan de Kneij, bouwlieden aldaar. Ten vierde. Het vierde lot van het vorig perceel, bij Johannes Manders, bouwman te Schaijk voor zes en vijftig gulden. Borgen: Jan Kusters en Arien van den Hoogen, bouwlieden te Schaijk. Ten vijfde. Twee en veertig roeden hooigras onder Megen, bij Thomas Wegenberg bouwman te Megen voor negen en twintig gulden. Borgen: Antoon de Keijzer en Marcelis Voet, bouwlieden aldaar. Ten zesde. Twintig roeden dito aldaar, bij Coenraad Schonenburg, bouwman te Megen voor een en twintig gulden. Borgen: Jan Worselings en Marcelis Voet, bouwlieden aldaar. Ten zevende. Zeventig roeden dito genaamd de Papestart aldaar bij Doris Willem Geurts, bouwman te Schaijk voor drie en vijftig gulden. Borgen: Nicolaas van de Loup en Hendrik Willem Geurts, bouwlieden aldaar. Ten achtste. Vijftig roeden dito op de Stelten genaamd, bij Wilhelmus Bueters, bouwman te Berchem voor negen en twintig gulden. Borgen: Isodorus Megens en Antoon Leenderd Megens, bouwlieden aldaar. Ten negende. Zeventig roeden dito genaamd Lute Kumpke bij Johannes van Dueren bouwman te Berchem voor zeven en veertig gulden. Borgen: Arien van den Hoogen en Jan Kusters bouwlieden te Schaijk. Ten tiende. Een bunder acht en twintig roeden genaamd achter de Hoogduinen, bij Marten van Baekel bouwman te Schaijk voor negen en zestig gulden. Ten elfde. Vijftig roeden dito, neffens Outvorste Kamp, bij Cornelis Verheggen bouwman te Schaijk voor acht en twintig gulden. Borgen: Marte van Baekel en Cornelis Bressers bouwlieden aldaar. Onze pastoor besluit het dus over een andere boeg te gooien om de nodige inkomsten te genereren waarvan hij kan leven. Hij gaat over tot de verkoop van allemaal kleine stukjes grond die hij in de loop der tijd heeft gekocht. Het totaal van deze verkoping bedraagt vier honderd zes en negentig gulden.

98 1827 (9 jan.) Verkoop van een huis en erf te Herpen door Gerardus van Haaf. Waarde van het onroerend goed bedroeg f 301,80. Dit transport werd opgeborgen in het register der formaliteitsnummers. Op heden den tienden april des jaars een duizend acht honderd en zeven en twintig, 's namiddags om drie uren ten huize van den weduwe van Attevelt te Megen en ten verzoeke van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff Roomsch Catholijk priester en Pastor wonende te Megen. zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris residerende te Ravenstein,... enz. overgaan tot de publieke verpachting van de na te meldene vaste goederen. Ten eerste. Een huisje met akkerland langs den Doorneheg. De pachter hiervan zal gehouden zijn de te onderhouden en schouwbaar te leveren togtsloten hiertoe behorende en twee vakken Maasdijk sub nr. 231 en 236 onder de schouw van Megen. Pachter Jan van Schaijk, arbeider woonachtig te Megen voor jaarlijks zes en dertig gulden. Borgen: Aart van der Heijden en Willem Megens bouwlieden te Megen woonachtig. Ten tweede. Den tweede en derde akker bouwland volgende op de eerste. Pachter den zelve voor jaarlijks twintig gulden. Borgen als voornoemd. Ten derde. De vierde, vijfde en zesde akker daaraan volgende. Pachter Gerrit van der Heijden, brouwer te Megen voor jaarlijks zeven en twintig gulden. Geen borgen gerequireerd. Ten vierde. De zevende, achtste en negende akker daaraanvolgende, pachter Aart van der Heijden, bouwman te Megen voor jaarlijks dertig gulden. Borgen Jan van Schaijk en Willem Megens voornoemd. Ten vijfde. De tiende en elfde akker, pachter Willem Boers, dienstknegt te Megen voor jaarlijks twintig gulden. Geen borgen gerequireerd. Alles gelegen onder Megen, belend oost Hendrik Sengers, west Johannes van den Bogaard, zuid de Gemene straat en noord de landerijen van de Kapel, den Heer van Blockland cum suis. Op heden den vijftienden der maand junij des jaars 1827, 's morgens om negen uren ten huize van de weduwe Gerrit van Attevelt in de Goude Leeuw te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris residerende te Ravenstein ten verzoeke van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en Pastor, wonende te Megen, overgaan tot de publieke verkoping der vruchte van de natemeldene hooilanden op welke konditien wordt gepresenteerd: Ten eerste. Zeventig roeden op de Start, gelegen benevens de volgende percelen te Megen in den Ham, koper van Grunsven, bouwman wonende te Berchem voor jaarlijks vijftig gulden. Geen borgen. Ten tweede. Zeventig roeden in Lutke Kempke, koper Nicolaas van Lent, arbeider te Haren voor jaarlijks vier en veertig gulden. Borgen: Marcelis Grunsven en Johannes Hendrik van Schadewijk, bouwlieden te Haren. Ten derde. Een bunder acht en twintig roeden achter de Hoogduinen, koper Jan Cornelis Welles, rademaker wonende te Schaijk voor jaarlijks zes en zestig guldens. Geen borgen.

99 Ten vierde. Vijftig roeden op de Stelte, koper Peter Kling, bouwman wonende te Schaijk voor jaarlijks zes en twintig guldens. Borgen: Willem van de Kamp en Jan Cobus Bressers, bouwlieden aldaar. Ten vijfde. Vijftig roeden neffen Outvorst Kamp, koper Johannes Peter van der Heijden, bouwman te Schaijk voor jaarlijks twee en twintig gulden. Borgen: Christ Kersten en Peter Princen, bouwlieden aldaar. Totaal per jaar twee honderd en acht guldens, dus voor twee jaar vierhonderd en zestien guldens. Alles tezamen aan verkochte percelen, jaarlijkse verpachtingen van land en opbrengsten, levert het de pastoor 837 gulden op, waarvan hij meteen weer het nodige uitgeeft aan de koop van grond. Verder doet hij bij de (gedwongen) verkoop van roerende goederen van zijn eeuwige opponent Roerich de nodige zaken. (1 sept. 1827) Koop door de pastoor van een tiend genaamd het Hamblok te Megen. Waarde van dit onroerend goed f 20,48. Een schrijven van B. van Mensel aan de pastoor over de terugzending van obligaties i.v.m. het lezen van de H.H. Missen hem door pastoor Biedijckx indertijd gegeven. Tevens schrijft deze Bernardus van Mensel, priester en rector aan de kapel van Megen op dezelfde datum aan pastoor G. van Haaff:.Ik heb begrepen dat het kwaad dat mij uit mijn huis tegemoet komt een oorsprong heeft, omdat men teveel roddelt, maar ik zweer bij God dat geen van mijn huisgenoten ooit iets ongepast in mij hebben gezien. Ik weet wel dat de verdenking zich richt tegen Joanna van Altvorst omdat ik haar van top tot teen van kleren voorzie, maar zij heeft meer dan 800,- (gulden) geerfd van haar oom (broer van haar moeder) uit Gaasdonck en ik heb er haar en haar ouders daarvan onderhouden.(23 september) (22 october 1827) Koopt Gerardus 2/3 bunder en 70 roeden land onder Megen. Waarde van dit onroerend goed bedraagt f 500, (16-22 maart) Pastoor G. van Haaff koopt bij de verkoop van de gereede goederen van (zijn aardsrivaal) rentmeester H. Roerich de volgende zaken: Een bak met bloemen f een grijs lakense rok f boeken f een tafellaken CC f een tafellaken aa f twee arcietten f twee klederstokken f een touw f een klein kaije f zes wijnroomers f een porcelijn kommetie f vier landkaarten f drie plaate f een grote kast (2 drs) f boeken f een taaffelkleed f een tafel met marmorblad f twee handdoeken f zes bierglaasen met gouden rand f zes wijnglaasen met gouden rand f

100 idem f een porceleine kom f een theeservies f een theeblad f zes porceleine borden f zes dito f zes porceleine kopjes f vijf boeken f vijf landkaarten f een atlas f twee leijbomen in de bloemhof f een nooteboom f twee appelboome f twee prenten f een speeltafeltie f een lange tafel f Zo zien we dat een aantal goederen die de pastoor in 1810 is kwijtgeraakt tijdens de gedwongen verkoop van zijn eigen spullen, bij deze verkoping weer worden aangevuld. Herroeping testament. Uit onderstaande acte blijkt dat pastoor Gerard zijn vorige testament herroept en verandert. Waaruit deze verandering bestaat is helaas niet bekend, want het enige dat bewaard is gebleven is deze herroepingsvermelding zonder dat het werkelijke (gewijzigde) testament is bijgesloten. Mogelijk dat enige zoekactie hier nog resultaat oplevert en het herziene testament toch nog tevoorschijn komt (10 september) Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris residerende te Ravenstein, in tegenwoordigheid der na te noemen getuigen kompareerde den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en pastor, wonende te Megen, dewelke verklaarde bij deze te herroepen zijn testament op den zestienden maart achttienhondert negentien voor mij notaris en getuigen te Megen gepasseerd als verklarende hij comparant, van wil veranderd te zijn. Waarvan acte. Gepasseerd binnen Ravenstein ten woonhuize van Willem van Mullekom, logementhouder op heden den tiende september achttienhondert acht en twintig, in tegenwoordigheid van Willem van Mullekom, logementhouder en Antoon Cales, kleermaker beide woonachtig te Ravenstein, getuigen ten deze verzocht die met den Heer comparant en mij notaris de minute deses, welke ik in mijne bewaring blijft, hebben ondertekend na voorlezing. Hooiopbrengsten. Vanaf start de pastoor met het verpachten en verkopen van de hooiopbrengst van de verschillende landerijen die hij in de loop der tijd heeft verworven. Hij heeft inmiddels aardig wat land weten te verwerven. Hiermee genereert hij inkomsten. Of dit te maken heeft met de permanente strijd om zijn tractement geregeld te krijgen is niet helemaal duidelijk, maar het zou goed kunnen. Hij moet toch in z n levensonderhoud kunnen voorzien. Het leuke is dat alle grondstukken een toponiem hebben, waardoor steeds duidelijk wordt om welk stuk land het gaat. Uiteindelijk zijn deze hooi-, bouw- en weilanden waarschijnlijk ook kadastraal wel te duiden. De pachtcontracten lijken steeds voor de duur van 4 jaar te worden afgesloten. In het jaar een duizend acht honderd negen en twintig, den negentienden der maand juni, des morgens om tien uren ten huize van de weduwe van Atteveld te Megen, zal

101 Geradus van der Heijden, openbaar notaris..enz. ten verzoeke van den Eerw. Heer Gerardus van Haaf, Roomsch Catholijk priester en pastor wonende te Megen, overgaan tot den publieken verkoop van een partij hooigras en weimaat gelegen onder Megen, waarvan de percelen hierna zullen worden omschreven en zulks op de navolgende konditien: Ten eerste. Zeventig roeden voor en nagras op de Start, kooper Arie van der Heijden, bouwman te Schaijk voor vier en vijftig guldens per jaar. Borgen Matijs Verheggen en Jan Kusters idem aldaar. Ten tweede. Zeventig roeden dito op Leutke Kempke, Arie de Jong, bouwman te Berchem voor drie en veertig guldens per jaar. Ten derde. Een bunder, acht en twintig roeden achter de Hoogduinen. Kooper Peter Jansen, bouwman te Haren voor zestig gulden per jaar. Borgen Willem Tielemans en Jan Cornelis Franssen, idem te Haren. Ten vierde. Vijftig roeden voor en nagras op de Stelten, Dirk Spierings, bouwman te Megen, voor vijf en twintig guldens per jaar. Borgen Marcelis Voet, bouwman te Megen en Jan Cornelis Franssen, bouwman te Haren. Ten vijfde. Vijftig roeden idem neffen Outvorst Kamp, Arie de Jong, bouwman te Berchem voor zes en twintig gulden per jaar. Montant dezer verkoping per jaar twee honderd en acht gulden. Aldus publiek verkocht ter plaatse, dag, uur, maand en jaar voorschreven en in tegenwoordigheid van getuigen ondertekend (25 aug. 1) Verkoop door Gerardus van Haaf van 9 akkers bouwland te Megen. Waarde f 700,-. Op heden den 26e der maand augustus des jaars een duizend acht honderd dertig 's morgens om tien uren ten huize van Jacobus Sengers te Megen en ten verzoeke van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff Roomsch Catholijk priester en pastor wonende te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris...enz. overgaan tot de publieke verpachting van de na te melden vaste goederen op welke konditien wordt gepresenteerd: Ten eerste. Voor zes achtereenvolgende jaren vier akkers bouwland onder Megen genaamd Kapelleland aan te vaarden stoppeltijd dezes jaars eindigende op gelijke tijd van het jaar De pachter is belast met het onderhoud van een part Maasdijk te Megen, met numero 216, pachter Aart Ouwens, bouwman wonende te Megen voor jaarlijks veertig guldens. Borg Willem van de Kamp, bouwman mede te Megen woonachtig. Ten tweede. Voor twee jaren, een huisje met een akkerland, staande en liggende te Megen bij de Kapelstraat te aanvaarden het gedeelte van den akker, tot hofland gebruikt wordende, half maart aanstaande, het overige van dien akker op stoppeltijd van het lopende jaar en het huisje primo mei aanstaande. De pachter is belast met het onderhoud van den dijk sub numero 236, van de aanvaarding tot de expiratie van de huur van het huisje. Pachter Jan van Schaijk, arbeider wonende te Megen voor jaarlijks dertig guldens. Borgen Aart van der Heijde, bouwman en Piet Kling, arbeider beide woonachtig te Megen. Aldus publiek verpacht op datum en plaats voorschreven en door getuigen en partijen ondertekend Op heden den elfden der maand maart des jaar 1831, des voormiddags om tien uren ten huize van de weduwe Gerrit van Atteveld te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris ten verzoeke van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaf Roomsch Catholijk priester en pastor wonende te Megen, overgaan tot de publieke verpachting van de na te melden landerijen en zulks op de volgende konditien: (Hierna volgen een 14-tal voorwaarden en kondities waaraan voldaan moet worden) op welke konditien en die nog nader bij de omschrijving der percelen mogten worden bepaald, wordt gepresenteerd:

102 Ten eerste. Acht en twintig roeden bouwland te Megen genaamt het Kerkenheufke voor vier jaren aan te vaarden op heden en eindigende half maart 1835, pachter Hendrikus van Haren metselaar te Megen woonachtig voor jaarlijks vijftien gulden. Borgen Nicolaas van Deelen, smid en Aart Auwens bouwman, beide mede te Megen woonachtig. Ten tweede. Een akker dito als voor voor vier jaren, aanvaarding en afsprake als vorig, pachter Hendrikus van Lieshout, slagter te Megen voor jaarlijks negen guldens vijf en zeventig cents. Borgen Hendrikus Donkers, schoenmaker aldaar. Ten derde. Een akker als voor voor vier jaren, pachter den Eerwaarden Heer Antonius Baron van Blocklant, Roomsch Catholijk priester en kapellaan te Megen voor jaarlijks negen gulden vijf en zeventig cents. Ten vierde. Een akker als voor voor vier jaren, pachter Hendrikus van Lieshout voornoemd voor jaarlijks elf gulden vijftig cents. Borg als voornoemd. Ten vijfde. Vijftig roeden uiterwaard op de Stelte te Megen om te bouwen, zijnde tiendvrij voor de pachter, voor twee jaren te aanvaarden op heden en eindigende stoppeltijd 1832, pachter Willem van de Kamp, bouwman wonende te Megen voor jaarlijks 24 guldens. Ten zesde. Twee en veertig en een halve roede uiterwaard gelegen als voor in de Neerham, om te bouwen, zijnde tiendvrij voor de pachter, voor twee jaren, aanvaarding en expiratie als vorig, pachter Aart Auwens, bouwman wonende te Megen voor jaarlijks vijf en twintg guldens vijftig cents. Borg Willem van der Kamp, bouwman wonende te Megen voorschreven. Ten zevende. Twee bunders twee en twintig roeden in de grote Enseling te Macharen voor drie jaren, aan te vaarden dadelijk en eindigende ontbloot van de vruchten in den jaare De pachter hiervan moet dit land gedurende de huurtijd twee seisoene weide en het ene, nadat deswegens met de mede gelandens overeen kan worden gekomen bouwen, en ingeval gene bouwerij plaats had, zal deswegens billijke schadeloosstelling worden toegestaan. Pachter Nicolaas van Grunsven, bouwman te Macharen voor jaarlijks een en veertig guldens. Borg Willem van Steenvelt, bouwman te Berchem. Aldus publiek verpacht op tijd en plaats voorschreven in tegenwoordigheid van getuigen. De koop door pastoor Gerardus van een niet nader aangeduid huis en hof in Megen. Het huis is belast met f 120, - aan de kerk van Megen. De verkoop vindt plaats voor f 480,- Mogelijk dat er via de belending achter gekomen kan worden om welk pand het gaat. Het is ook niet helemaal duidelijk of dit huis nu aan de pastoor dan wel aan de kerk wordt verkocht. (2 november 1831) Wij ondergetekende Casper Leonardus Vulders als gekwalificeerde van zijn zusters Adriana en Gertruda Vulders, van beroep landbouwer en wonende te Oirschot, bekennen bij deze verkogt te hebben aan de Eerw. Heer Gerardus van Haaf, pastor en wonende te Megen, Kanton Ravenstein een huis en hof groot ca. acht roeden, staande en gelegen te Megen belend aan de ene zijde de Heer Smit, chirurgijn en vroedmeester, de andere zijde Jacobus Zengers, koopman te Megen. Onder deze voorwaarde dat aankoper van heden af aan over voorschreve goederen kon disponeren na goedvinden, mits de lasten van gebouwde en ongebouwde eigendommen te voldoen. Deze goederen zijn bezwaard met honderd en twintig guldens of jaarlijks uit te betalen een somme van? gulden aan de parochiekerk te Megen. Bekennende verkoper q.q. bij ondertekening dezes van den koopspenningen ter somma van vier honderd tachtig guldens bij deze voldaan te zijn en daarvoor te kwiteren. Gedaan te Megen de tweede november 1831 en door ons koper en verkoper eigenhandig in duplo betekend.

103 Huis aan de Kapelstraat Koop van huis en erf met hooiland gelegen aan de Kapelstraat te Megen. Dit onroerend goed wordt viuer jaar later, op 16 maart 1835 door pastoor Gerardus geschonken aan zijn nicht Elisabeth Valkenhoff (25 februari 1833) Pastoor Gerardus van Haaff koopt Een huisje en erf met aangelegen twee akkers bouwland, groot in het geheel circa dertig Nederlandsche roeden, staande en liggende te Megen in de Kapelstraat sub. sectie A nummer 351 en gedeeltelijk 352 van het kadaster, belend aan ene zijde en een eind de Heer Jan Francis Sengers, andere zijde de straat, andere eind Johannes van den Bogaard. Bezwaard met een vak Maasdijk onder de schouw van Megen, numero 136. Zakenman van Haaff De pastoor doet nog verschillende (gedeeltelijke) aankopen in onroerend goed. Hij is in deze jaren zeer actief met de koop, verkoop en verpachting. Een hypotheek ten laste van zijn dienstmeid en haar familie wordt afgelost door de pastoor. Onderpand hierbij is een stuk land genaamd De Rollen te Deursen. Koop van pastoor Gerardus van Haaf van 1/3 in een huis en erf te Megen. Waarde f 200,-. Vastgelegd in het register van formaliteitsnummers. Idem, koop door Gerardus van een huisje en erf met 30 roeden bouwland te Megen, en 1/3 in een huis aldaar. Waarde van beide objecten samen f 500,-. (19 april 1833) Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris... enz. kompareerde den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff priester en pastor der Roomsch Catholijke gemeente van Megen en aldaar woonachtig, dewelke in kwaliteit voorschreven verklaarde te consenteren in de doorhaling van de inschrijving der hypotheek welke hij ten behoeve van de evengenoemde pastorij genomen heeft ten kantore van bewaring der hypotheek te 's Hertogenbosch den 25e september 1832, deel 80, numero 102 ten lasten van Antonet van Hout (dienstmeid van de pastoor), Engelina van Hout, Cornelis Rudolphus van Hout, alle arbeiders wonende te Deursen, Hermina van Hout, dienstmaagd, wonende te Megen en Johanna Geertruida van Hout, dienstmaagd, wonende te Teeffelen, zoo veel deze inschrijving slaat op een perceel bouwland genaamt de Rollen gelegen te Deursen onder sectie B numero 217, groot een bunder vier en negentig roeden, twintig ellen, blijvende voorschreven inschrijving ten opzichte van de schuld en overige verbondene goederen in haar geheel. Waarvan akte. Gepasseerd te Ravenstein ten kantore van mij notaris heden den 18e mei 1833 in tegenwoordigheid van.enz. Op heden den dertiende der maand julij 1833 voormiddags om negen uren ten huize van Mejuffrouw Emerentia van Atteveld te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris, residerende te Ravenstein, in tegenwoordigheid van na te noemen getuigen, ten verzoeke van den eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en Pastor, wonende te Megen, overgegaan tot de openbare verpachting der na te melden landerijen op de navolgende conditien: 1. Deze verpachting zal geschieden per jaar op de wijze alhier gebruikelijk, voor twee achtereenvolgende jaren, aanvang nemende op heden en eindigende half october De te verpachtene percelen zullen moeten worden gebruikt zoo als hierna hierna zal worden gestipuleerd. 3. De betaling dezer verpachting zal moeten geschieden ten kantore van den notaris van der Heijden voormeld, jaarlijks voor of op den eerste februarij, eerstmaal in het jaar 1834 en zoo vervolgens tot het eindigen der pacht toe. 4. De gene welke in gebreken blijven om op de bepaalde tijden hunne verschulde dezes te voldoen, zullen verbeuren tien cents van iedere gulden van het geheel verschulde

104 wegens wanbetaling en bij verdere nalatigheid dan een jaar, zal de gehele verschulde telken jare met tien cents per gulden kunnen worden verhoogd en wijders zal voor iedere aanmaning zestig cents kunnen worden gerekend en alle verdere bijkomende kosten moeten dragen. 5. De pachters zullen jaarlijks bij het betalen der pachtpenningen moeten voldoen tien cents per gulden van de volle pachtprijs om daaruit te vinden het salaris en de verschotten van de notaris. 6. De pachters zullen dadelijk bij de verpachting, des gerekwireerd moeten stellen een of meerdere goede en welvermogende bekende borgen ten genoegen van den Heer verpachter, welke benevens de pachters vier en solidum verbonden zullen zijn voor de betalingen voorschreven en voorts voor de gehele nakoming dezer conditien. 7. De pachters zullen ingeval van hagelslag, overstroming, of andere ongelukken hoe ook genaamd, gene aanspraak op enige korting aan de pachtpenningen noch onraad of overstaan gelden kunnen maken, maar gehouden zijn, voorziene en onvoorziene toevallen voor hunne rekening te nemen en dus in alle geval op de bepaalde tijden de volle verschulden moeten voldoen. 8. Het houtgewas op of rondom de percelen staande, zal blijven ter beschikking van den Heer verpachter. 9. De pachters zullen belast zijn met het onderhouden van de weteringen en straten waarmede de percelen respectievelijk zouden mogen zijn bezwaard, zo dat alle schouwen of keuringen daarop vallende ook voor pachters rekening. 10. De percelen worden verpacht voor zodanige grootte als dezelve effectief zijn hebbende, zonder aan enige preciese maat verbonden te willen zijn. 11. Den Heer verpachter behoudt aan zich het regt, om zodanige percelen te kunnen ophouden als hij zal goedvinden. Op welke conditien wordt gepresenteerd: Ten eerste. Zeventig roeden uiterwaard op de Start te Megen om twee maal te hooijen, pachter Jan van Vugt bouwman te Berchem voor zeven en vijftig gulden. Ten tweede. Zeventig roeden dito Luke Kempke aldaar om twee maal te hooijen, Hendrik Willem van der Heijden, bouwman te Schaijk voor twee en vijftig gulden. Ten derde. Vijftig roeden dito neffen Outvorst Kamp aldaar om twee maal te hooijen pachter Doris van der Linden, bouwman te Schaijk voor zes en twintig gulden. Borgen Arie van den Heuvel en Johannes Ploegmakers, beide bouwlieden te Schaijk. Ten vierde. Vijftig roeden dito op de Stelte aldaar om eens te hooijen en den weimaat te weiden Willem van de Kamp, bouwman te Megen voor dertien gulden. Ten vijfde. Twee en veertig roeden dito in de Neerham aldaar om te gebruiken als vorig Nicolaas Verbeek, bouwman te Megen voor achtien gulden. Ten zesde. Acht en twintig roeden dito het Klootje aldaar om twee maal te hooijen Hendrikus Peters, bouwman te Herpen voor zestien gulden. Ten zevende. Zeventig roeden dito in Kokkekamp aldaar om tweemaal te hooijen Hendrik Willem van der Heijden bouwman te Schaijk voor vijf en vijftig gulden. Aldus publiek verpacht, enz. enz. en door allen ondertekend (21 oktober) Verzoek tot provisionele verkoping

105 door den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff Roomsch Catholijk priester en pastor, wonende te Megen, publiek en voor alle man: Een huisje en erf met aangelegen twee akkers bouwland, groot in het geheel circa dertig Nederlandsche roeden, staande en liggende te Megen in de Kapelstraat sub. sectie A nummer 351 en gedeeltelijk 352 van het kadaster, belend aan ene zijde en een eind de Heer Jan Francis Sengers, andere zijde de straat, andere eind Johannes van den Bogaard. Bezwaard met een vak Maasdijk onder de schouw van Megen, numero 136. Den Heer verkoper toestendig geworden bij onderhandsche acte van aankoop in dato den 25e februarij In gebruik te aanvaarden, het bouwland bij den finalen toeslag, het hofland tot aan het einde van half maart en het huisje primo mei En zijn voorschreven goederen als hoogstbiedende ingezet geworden bij Willem van de Camp, landbouwer, wonende te Megen op de somme van f 450,- stellende tot verhoging twintig hogen doende f 40,- gulden en heeft de provisionele koper alhier na voorlezing getekend. Zijnde voormelde goederen in gedeelten ingezet: Eerste gedeelte. Een akker bouwland langs het land van den Heer Jan Francis Sengers, groot circa veertien roeden, zijnde een gedeelte van nr. 352 sectie A; bij Janus van der Masen, metselaar, wonende te Megen voor de somme van 150 guldens stellende tot verhoging tien hogen, doende 20 gulden. En heeft de provisionele koper alhier na voorlezing getekend. Tweede gedeelte. Het huis met den akker bouwland waarop het huisje getimmerd of gebouwd is, groot circa zestien roeden, sub sectie A numero 351 en een gedeelte van 352, met bezwaar van den dijk voorvermeld bij Pieter Kune, bakkersknegt, wonende te Megen op de somme van f 310,- guldens, stellende tot verhoging tien hogen doende twintig guldens. En heeft dezelve na voorlezing verklaard niet te kunnen schrijven. Van al hetwelk proces verbaal is opgemaakt en gesloten op tijd en plaats voorschreve in tegenwoordigheid van de Heere Johannes Donkers, smid en Hendrikus Antonius Taabe, beide wonende te megen, getuigen hiertoe verzocht, die met den Heer verkoper en mij notaris deze minute hebben ondertekend na voorlezing Op heden den acht en twintigsten februarij des jaars achttien honderd vijf en dertig, 's morgens om elf uren, ten huize van de Heer Nicolaas van Schalen te Megen, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris ten verzoeke van den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en pastor wonende te Megen, overgaan tot de publieke verpachting der na te meldene landerijen op de volgende konditien. Op welke konditien wordt gepresenteerd: Ten eerste. Een perceel bouwland het Kerkenheufke onder Megen, groot circa twintig roeden,(ca. 280m2) pachter Hendrikus van Haren, metselaar te Megen voor jaarlijks f 15,00. Borgen Nicolaas van Deeden, smid en Adrianus van Schaijk, arbeider wonende mede te Megen. Ten tweede. De Kerkenakker, eerste perceel naast de stad te Megen, groot circa tien roeden,(ca. 140m2) pachter Adrianus van Maze, arbeider te Megen voor jaarlijks f 9,50. Borgen Jacobus van der Mazen, arbeider en Hendrikus Donkers, schoenmaker aldaar. Ten derde. De Kerkenakker, tweede perceel, pachter Hendrikus van de Gou, marchaussée te Megen voor jaarlijks f 10,50. Borg Hendrikus van Haren, metselaar aldaar. Ten vierde. De Kerkenakker, derde perceel, pachter Jacobus Witsier, landbouwer te Megen voor jaarlijks f 11,00. Borgen Hendrikus van Haren voornoemd en Reinier van Langevelt, arbeider mede wonende te Megen. Aldus publiek verpacht en door partijen, getuigen en mij notaris ondertekend.

106 Schenking aan Elisabeth Valkenhoff, weduwe van Adam Hommelaars, nicht van de pastoor, smederesse, van een huis en erf met twee akkers bouwland (sectie A nr. 351 en 352 ged. Liggende aan de Kapelstraat in Megen. (16 mrt. 1835). Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris residerende te Ravenstein kompareerde den Eerw. Heer Gerardus van Haaff Roomsch Catholijk priester en Pastor wonende te Megen. Dewelke verklaarde bij deze te schenken en mitsdien in vollen eigendom, vrij van hypotheken over te dragen aan zijne nicht Elisabeth Valkenhoff, weduwe van Adam Hommelaars, smederesse wonende te Ravenstein en aan hare twee tans nog minderjarige kinderen met namen Petrus Poulus en Johanna Geertruida Petronella in huwelijk verwekt bij opgemelde haren man. Een huis en erf met aangelegen twee akkers bouwland groot in't geheel circa dertig roeden staande en liggende te Megen in de Kapelstraat sub sectie A numero 351 en een gedeelte van 352 van het kadaster, belend aan eene zijde en aan zuid den Heer Jan Francis Sengers, andere zijde de straat, andere eind Johannes van den Bogaard, bezwaard met een vak Maasdijk onder den schouw van Megen nr. 136, geschat ter waarde van vierhonderd twintig gulden zijnde verhuurd voor een jaarlijksche somme van een en twintig guldens. Den Heer schenker is van voorschreve goederen eigenaar geworden bij onderhandsche akte van aankoop in dato den 25e februari 1833 geregistreerd. Deze schenking is geschied met begeerte van den Heer schenker dat de geschonkene goederen geheel onder administratie zullen verblijven van den medebegiftigde Petrus Poulus Hommelaars vanaf zijne meerderjarigheid totdat zijne voornoemde zuster hare mundige jaren zal hebben bereikt en voorts onder bepaling dat de begiftigde de goederen in genot zullen aanvaarden te beginne primo mei eerstkomende en dat de Lands en Polderlasten waarmeede dezelve goederen bezwaard zijn door hun zullen moeten worden voldaan begonnen primo januarij jongstleden. De bewijzen van eigendom van gemelde goederen zijn op heden door den Heer schenker aan de begiftigden ter hand gesteld, verklarende bovengenoemde Elisabeth Valkenhoff, weduwe Adam Hommelaars al hier tegenwoordig, dezelve te hebben ontvangen en de schenking voor haar en hare voorn. kinderen bij deze akte door haren Heeroom ten hunnen behoeve gedaan, dankbaar aan te nemen. Waarvan akte. Gedaan en verleden binnen Megen ten woonhuize van den Heer schenker, heden den zestiende maart enz. (19 april 1835) Afstand door een gift van Gerardus van een huis en land te Megen, kadastraal bekend onder sectie A nrs. 351 en 352. Waarde f 420,-. (11 juni 1835) Door nataris van der Heijden op verzoek van Gerardus van Haaff priester en Pastor en Jan Voets, winkelier beide wonende te Megen, in kwaliteit van kerkmeesters der gemeente Megen, overgegaan tot de verpachting van de volgende landerijen liggende onder Megen: Voor de saisoenen van 1835 tot en met 1838:

107 Het Kerkeland te Megen, groot drie bunders veertig roeden naast den bovenkant te beginnen. Ten eerste. Eerste perceel, pachter Martinus van Buren, bouwman te Megen voor jaarlijks f 53,00. Ten tweede. Tweede perceel, pachter Nicolaas Verbeek, bouwman te Megen voor jaarlijks f 53,00. Ten derde. Derde perceel, pachter Lambert van Iperen, bouwman te Berchem voor jaarlijks f 54,00. Ten vierde. Vierde perceel, pachter Lambert van Iperen voorgemeld voor jaarlijks f 53,00. Ten vijfde. Een en veertig roeden zestig ellen, gelegen en genaamd als vorig, pachter Martinus Cluwens, bouwman te Megen voor jaarlijks f 29,00. Ten zesde. Vier en twintig roeden vijf en dertig ellen, mede als vorig, pachter Frits Lauwerman, arbeider te Megen voor jaarlijks f 25,00. Borgen Jacobus de Sar en Jan van de Kamp, arbeiders te Megen". Idem geeft wederom een verpachting op verzoek van Gerardus van Haaff priester en Pastor wonende te Megen. Ten eerste. Zeventig roeden op de Start, pachter Jan van Vugt, bouwman te Berchem jaarlijks voor f 55,00. Ten tweede. Zeventig roeden Lute Kempke, pachter Antoon Jan van Krij bouwman te Schaijk jaarlijks voor f 50,00. Ten derde. Vijftig roeden neven Outvorst Kamp, pachter Gerardus van de Kamp, arbeider te Megen, jaarlijks voor f 26,00. Borgen: Martinus Cluwens en Jan van de Kamp, arbeiders wonende te Megen. Ten vierde. Vijftig roeden op de Stelte, pachter Doris Spierings arbeider te Megen jaarlijks voor f 24,00. Borgen: Francis Wilsiers en Willem Snoeke, arbeiders wonende te Megen. Ten vijfde. Twee en veertig en een halve roede in den Neerham, pachter Willem van de Kamp bouwman te Megen voor jaarlijks f 25,00. Ten zesde. Acht en twintig roeden het Klootje, pachter Willem Gerardus Breije, bouwman te Berchem, jaarlijks voor f 20,00. Ten zevende. Zeventig roeden in Kokkenkamp, pachter Hendrik Willem van der Heijde, bouwman te Schaijk jaarlijks voor f 52,00. Op 22 december 1835 overlijdt te Herpen Anna Maria van Haaff, zuster van Gerardus; arbeidster in de leeftijd van 76 jaar Op verzoek van Gerardus van Haaff wordt 11 april 1837 door notaris Gerardus van der Heijden de volgende landerijen publiekelijk verpacht: Voor zes jaren, aanvang nemende op heden en eindigende stoppeltijd 1842, onder bepaling van ten minste het eerste en vierde jaar behoorlijk te mesten. Ten eerste. Circa vijftig roeden bouwland te Megen, zijnde twee akkers neven Donkers, met onderhoud van de helft in een part dijk nr. 216, geschat op jaarlijks twintig centen, pachter Jan van de Kamp, arbeider te Megen voor jaarlijks f 28,00. Borgen: Nicolaas van Dieten, smid en Frederik Lauwermans arbeider, beide te Megen. Ten tweede. Circa vijftig roeden dito aldaar, zijnde twee akkers gelegen neven het voorgaande perceel, belast met het onderhoud van de helft van een part dijk nr. 216, geschat op jaarlijks twintig centen, pachter Francis Last, arbeider te Megen voor jaarlijks f 17,00. Borg: Jan van de Kamp, arbeider wonende te Megen". (12 apr. 1837) Verkoop van de helft in een huis te Megen. Kad. bekend onder sectie A. nr Waarde f 510,-. Vastgelegd in het register van formaliteitsnummers deel 200, art. 45.

108 Verkoop van een half aandeel in een huis te Megen. (Sectie A nr. 739) en de verkoop van hooigras van verschillende percelen. Zeer waarschijnlijk diende de koper zelf het gras te maaien en af te voeren. Toch leveren deze grasinkomsten de pastoor elk jaar weer een aardige cent op! (22 juni 1837) Notaris Gerardus van der Heijden, residerende te Ravenstein,...enz. gaat over tot de publieke verkoping van hooigras van de hieronder vermelde percelen gelegen onder Megen: 1. Zeventig roeden op de Start, koper Jacobus van der Mazen, arbeider te Megen voor f 59,00. Borgen: Cornelis More en Coen Schonenberg, bouwlieden te Megen. 2. Zeventig roeden Lute Kamp, koper Johannes Wagenmakers bouwman te Berchem, voor f 53,00. Borgen: Derk Mulders en Albert Couwenberg, bouwlieden te Berchem. 3. Vijftig roeden neven Outvorst Kamp, aan Martinus Auwens, arbeider te Megen voor f 25,00. Borgen: Derk Auwens en Jacobus de Sar, arbeiders te Megen. 4. Vijftig roeden op de Stelte, koper Willem van de Kamp bouwman te Megen voor f 25, Twee en veertig en een halve roede de Neerham, kooper Derk Auwens, arbeider te Megen voor f 28,00. Borgen: Martinus Auwens en Jacobus de Sar, arbeiders te Megen. 6. Acht en twintig roeden het Klootje, aan Albert Couwenberg, bouwman te Berchem voor f 18,00. Borg: Jan Matijs Wittenberg, bouwman te Berchem. 7. Zeventig roeden in Kockekamp, koper Hendrik Willem van der Heijde, bouwman te Schaijk voor f 50,00. Montant der verkooping twee honderd acht en vijftig gulden. (f 258,-)". Verkoop door pastoor van Haaff van landerijen gelegen op de Bovenachterduinen te Megen (sectie A nr. 85 en 86) en in de Eusseling (sectie C nr. 360 en 365). Totaalopbrengst f 1774,-. (3 nov. 1837) Notaris Gerardus van der Heijden verkoopt op verzoek van pastoor Gerardus van Haaff de volgende landerijen: Eerste koop. Een perceel uiterwaards hooiland, groot volgens kadastrale meting zes en tachtig roeden negentig ellen gelegen te Megen op Bovenachterduinen sectie A nr. 85 en 86. Bezwaard met eene jaarlijksche rent van twaalf gulden aan de pastorij van Megen, herkomende uit een fundatie van de Heer Rutgerus Riedijks, verschijnende jaarlijks den 24e junij, begroot in kapitaal voor de berekening der registratie op twee honderd en veertig gulden, geconstitueerd bij akte van publieke verkoop gehouden voor schepenen van Megen den elfden augustus Zijnde de Heer verkoper van voormeld perceel eigenaar geworden bij evengezegden publieke verkoop, waarvan gene overschrijving in de registers der hypotheken ervan heeft plaats gehad. In gebruik te aanvaarden bij den toeslag. Ingezet bij Matijs van Beek, rentenier wonende te Megen, voor de somme van f 850,- stellende tot verhoging twintig hogen doende f 40,-. Op 17 november heeft Phillippus Lejeune nog vijf hogen gesteld, doende f 10,- waarmee hij de nieuwe eigenaar wordt voor een bedrag van f 900,-. Tweede koop. Een perceel weiland groot een bunder drie en zeventig roeden gelegen te Macharen in de groote Eusseling, kadastraal sectie C nr Ingezet bij Dirk Strik, bakker wonende te Megen voor f 570,- stellende tot verhoging tien hogen doende twintig gulden. Op 17 november wordt de tweede en derde koop samen nog verhoogd met vijf hogen door Johannes Donkers, smid. Deze twee percelen waren

109 reeds eerder ingezet door Leonardus van Horssen, particulier te Ravenstein, op f 850,- met nog eens zeven hogen, doende f 14,-. De tweede en derde koop samen toegewezen aan Johannes Donkers voor de som van f 864,-. Derde koop. Een perceel weiland groot een en tachtig roeden tien ellen, liggende onder Macharen in de groote Eusseling kadastraal sectie C nr Den Heer verkoper aangekomen bij transport gepasseerd voor schepenen van Macharen de 10e december 1806, waarvan geene overschrijving in de registers der hypotheken heeft plaats gehad. In gebruik te aanvaarden bij den toeslag. Ingezet in combinatie met de tweede koop. Zie boven. Verklarende de kopers alhier present, dezen koop ten hunnen behoeve te accepteren, domicili kiezende als bij de konditien is bepaald en hebben denzelven alhier na voorlezing getekend. (25 november 1837) Verkoop van 3 percelen hooi- en weiland onder Megen. Kadastraal bekend onder sectie A nr. 85 en 86 en sectie C nr. 360 en 365. Waarde f 2126,-. Bibberig. Verkoop van de helft van een huis en erf gelegen in Megen aan de Gevangenpoort (sectie A nr. 739) aan (neef) Petrus Kuenen. Petrus woont te Rotterdam. Deze verkoop levert onze pastoor f 250,- op. Wsch. is het voor Kuenen een beleggings- en/of verhuurobject want het is twijfelachtig of hij er zelf gaat wonen. Tevens zien we dat de handtekening van de steeds ouder wordende pastoor niet meer is wat deze was. Zijn eens zo soepel en vloeiend verlopende signatuur is geworden tot een hakkerige, bibberige naamsaanduiding waaruit zichtbaar wordt dat de jaren gaan tellen voor de 82 jaar oude pastoor. (5 februari 1838) Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris te Ravenstein, in tegenwoordigheid van getuigen, kompareerde Den weleerwaarden Heer Gerardus van Haaff roomsch catholijk pastor wonende te Megen, dewelke verklaarde te hebben verkocht en mitsdien in vollen en vrijen eigendom over te dragen aan Petrus Cüne spekslagersknegt wonende te Rotterdam, alhier tegenwoordig en in koop ten zijnen behoeve accepterende; De onverdeelde helft in een huis en erf, groot in het geheel vier roede tachtig ellen, (ca. 600m2) staande en liggende te Megen aan de zogenaamde gevangepoort, kadastraal bekend subsectie A numero zevenhonderd negen en dertig (A739). Dit onroerend goed is de Heer verkoper aangekomen bij publieke verkoping gehouden voor de notaris Meester van Cooth, indertijd residerende te Ravenstein den 17 oktober 1816, behoorlijk geregistreerd, doch voor zo ver kennelijk niet in de registers der hypotheken overgeschreven. Voorschreve huising en erf zijn verkocht met al derzelver voor- en nadelige regten, lasten en dienstbaarheden, vrij- en onvrijheden en wat deze goederen van ouds ten voor- of nadele, zijn hebbende en lijdende zonder enige uijtzondering en speciaal met de Maasdijk numero 86, verklarende de koper deze goederen wel te kennen en zodanig aan te nemen als ze zich op heden bevinden, afstand doende van alle verdere omschrijving.

110 Deze koop en verkoop is geschied voor en om de somme van twee honderd vijftig guldens welke de Heer verkoper erkend ontvangen te hebben, daarvoor quiterende bij deze, en wijders voor eene jaarlijksche rente van tien guldens ten behoeve de pastorij of tijdelijke Eerwaarde Heeren Pastores van Megen, door den koper eerstmaal te betalen primo mei achttienhonderd negen en dertig; blijvende het verkochte voor de zekerheid dezer rente speciaal verbonden en geaffecteerd. De koper zal het gekochte in gebruik kunnen aanvaarden primo mei aanstaande en gehouden zijn de lasten ervan te voldoen en dragen, gerekend van het tijdstip der aanvaarding. Verkoop van hooigras door de pastoor en zijn kapellaan. Hieruit zou je kunnen opmaken dat de revenuen of in de kas van beide heren vloeit dan wel dat de inkomsten ten goede komen aan de parochie. Waarschijnlijk heeft de pastoor prive en parochiezaken wel serieus gescheiden, maar hier is dat niet altijd even duidelijk. Het jaar duizend acht hondert acht en dertig den drie en twintigsten der maand junij, voormiddags om negen uren, te Megen in den Gouden Leeuw, zal Gerardus van der Heijden, openbaar notaris te Ravenstein in tegenwoordigheid van getuigen ten verzoeke van den Eerwaarde Heren Gerardus van Haaff Roomsch Catholijk pastor en Antonius Ludovicus van Blocklant, Roomsch Catholijk priester en kapellaan, beide wonende te Megen enz.... overgaan tot de publieke verkoping der na te melden percelen hooigras voor den Heer pastor van Haaff, onder Megen: Nr. 1 Zeventig roeden op de Start, koper Cornelis More, bouwman te Megen voor vijftig gulden. Borgen Doris Spierings en Francis Witviers idem aldaar. Nr. 2 Zeventig roeden in Lutekempke koper Antoon Jan van Noy bouwman te Schaijk voor acht en veertig gulden. Borgen Hend. Willem van der Heijden en Antoon Francis van Noy idem aldaar. Nr. 3 Vijftig roeden neven Outvorstkamp koper Wilhelmus van der Kamp, bouwman te Haren voor vier en twintig gulden. Nr. 4 Vijftig roeden op de Stelten, koper Willem van de Kamp bouwman te Megen voor vier en twintig gulden. Nr. 5 Twee en veertig en een halve roede in de Neerkam, koper Antoon van de Loop, bouwman te Schaijk voor twee en twintig gulden. Borgen Hend. Willem van der Heijde idem aldaar. Nr. 6 Acht en twintig roeden het Klootje, koper Doris Spierings, bouwman te Megen voor zestien gulden. Nr. 7 Zeventig roeden in Kokkenkamp, koper Hend. Willem van der Heijden, bouwman te Schaijk voor een en vijftig gulden. Borg Antoon van de Camp idem aldaar. Voor den Heer kappelaan van Blocklant, onder Megen: Nr. 8 Zes en vijftig roeden beneden Achterduinen, koper Peter Looskens, bouwman te Herpen voor twee en veertig gulden. Nr. 9 Een bunder veertien roeden de Overcingel, koper Martinus Manders, bouwman te Schaijk voor acht en zeventig gulden. Borge Antoon Jansse en Marten Peters idem aldaar. Nr.10 Zeventig roeden op de Zandakkers, koper Antoon Jan van Noy genoemd, voor twee en vijftig gulden. Borg als voor.

Hoofdstuk 06. XIIIb Petrus Emericus van HAEFF, zoon van Wilhelmus (vervolg van hoofdstuk 5). XIIIb, p. 5-15 )

Hoofdstuk 06. XIIIb Petrus Emericus van HAEFF, zoon van Wilhelmus (vervolg van hoofdstuk 5). XIIIb, p. 5-15 ) 6-1 Hoofdstuk 06 XIIIb Petrus Emericus van HAEFF, zoon van Wilhelmus (vervolg van hoofdstuk 5). XIIIb, p. 5-15 ) Ca. 1708 werd te Goch gedoopt: Petrus Emericus [241]; de zoon van Wilhelmus van Haef en

Nadere informatie

In den naam Gods amen.

In den naam Gods amen. In den naam Gods amen. Albrecht, bij de gratie Gods, paltsgraaf op den Ryn, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en heer van Friesland, allen die deze brief nu of in de toekomst zullen lezen saluut en

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163)

Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163) NT00163_57 Nadere Toegang op inv. nr 57 uit het archief van het Gerechtsbestuur Doorn, 1649-1810 (163) H.J. Postema Oktober 2010 Inleiding Dit document bevat een complete transcriptie van een ingekomen

Nadere informatie

Den Twaalfden Augustus Achttienhonderd vijftien zijn voor ons President officier van den Burgerlijken Stant der Gemeente van Hendrik Ido Ambacht

Den Twaalfden Augustus Achttienhonderd vijftien zijn voor ons President officier van den Burgerlijken Stant der Gemeente van Hendrik Ido Ambacht Den Twaalfden Augustus Achttienhonderd vijftien zijn voor ons President officier van den Burgerlijken Stant der Gemeente van Hendrik Ido Ambacht gecompareerde Lam, bertus van Loon, molenaarsknecht, oud

Nadere informatie

Booker Zaandam juli 1802

Booker Zaandam juli 1802 Booker Zaandam 6127-98 7 juli 1802 Testament van egtelieden die verklaarde beneeden tweeduizend gulden gegoed te zijn en is hier in geen fidei commies Art. 51 Heden den zevende julij in den jaare achttienhondert

Nadere informatie

XIIb1 Pastoor Johannes Henricus van Haaff ( )

XIIb1 Pastoor Johannes Henricus van Haaff ( ) JH-1 XIIb1 Pastoor Johannes Henricus van Haaff (1697-1795) De eerste zoon van Wilhelmus (XIIb) en Gertrudis Abels heet Joannes Henricus, hij werd geboren en RK gedoopt te Goch in 1697. Hij werd priester

Nadere informatie

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. (ET. 44.) WET van den 2$sten Juli) i85o, ter uitvoering van art, j der Grondwet. WIJ WILLEJI III, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Dit hoofdstuk gaat over opstand in Amerika, Frankrijk en Nederland. Deze opstanden noemen we revoluties. Opstand in Amerika (1775). De

Nadere informatie

Y:\Stichting\Arbitrage Instituut stg statuten - 31 oktober 2013.doc Sandhya :16:37

Y:\Stichting\Arbitrage Instituut stg statuten - 31 oktober 2013.doc Sandhya :16:37 Heden, de eerste december negentienhonderd een en tachtig. zijn voor mij, Willy Henry Tjon, kandidaat-notaris, wonende in het district Suriname, als plaatsvervanger voor Baltus Rene Oostvriesland, notaris

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

De Bijbel wijst God als de schrijver ervan.

De Bijbel wijst God als de schrijver ervan. De profeet Zacharia en de vierde droom. Wie is de bron van elk profetisch Woord? 2 Petrus 1:21 21 Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods,

Nadere informatie

Kasboek van de Branderij Sirag van Banken Lassis, 1821

Kasboek van de Branderij Sirag van Banken Lassis, 1821 ARCHIEF LOOPUYT Kasboek van de Branderij Sirag van Banken Lassis, 1821 door C. van der Tuijn transcriptie inv. nr. 1113 Rekening,bewijs en reliqau die bij dezen diende,zijn,hermanus van Bolés van Baarland,Adrianus

Nadere informatie

juni Testament van Echtelieden die verklaarde beneeden ƒ 2000 gegoed te zijn en is hierin geen Fideicommis. Art 51

juni Testament van Echtelieden die verklaarde beneeden ƒ 2000 gegoed te zijn en is hierin geen Fideicommis. Art 51 6112-95 6 juni 1795 Testament van Echtelieden die verklaarde beneeden ƒ 2000 gegoed te zijn en is hierin geen Fideicommis Art 51 Op heden den zesden junij in den jaare zeventienhonderdvijf en negentig

Nadere informatie

1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde,

1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, 1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. 2 En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden

Nadere informatie

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen.

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. - 1 - Ananias & Saffira Het leven van de eerste christengemeente, zoals God zich daar openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. Maar het waren niet enkel genezingen die onder hen plaats

Nadere informatie

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1. De oudste nog bewaard gebleven statuten, toen nog wetten, van de vereniging dateren van 1869. Het Gezelschap was nog eigenaar van het Musæum Medioburgense, dat om die reden ook in deze wetten wordt vermeld.

Nadere informatie

Theodorus Hoefs ( )

Theodorus Hoefs ( ) Theodorus Hoefs (1855- eigen code : ouders : Hubertus Hoefs (1808-1878) Theodora Rutten (1811-1873) Theodorus Hoefs is geboren op 6 mei 1855 te Uden BSG Uden 1855-66 : In het jaar eenduizend acht honderd

Nadere informatie

Werkblad Bestuur. Vrede van Utrecht VO Werkblad verdieping 1: Bestuur: Waarom kon de Republiek geen vuist maken?

Werkblad Bestuur. Vrede van Utrecht VO Werkblad verdieping 1: Bestuur: Waarom kon de Republiek geen vuist maken? Werkblad Bestuur 1a. HET BESTUUR VAN DE REPUBLIEK Lees de bijbehorende tekst over het bestuur van de Republiek (zie laatste blad). Vul daarna onderstaand schema in aan de hand van de informatie in de tekst.

Nadere informatie

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 Transcriptie van document: RHCE Schepenbank Heeze Leende en Zesgehuchten, A-0210, nr.1653, fol. 42 t/m 44 gedateerd 11 mei 1714: Regel nummer tekst interpretatie

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting door S. 1030 woorden 18 mei 2017 0 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Geschiedenis samenvatting H2 1: Wetenschappelijke Revolutie 17 e eeuw Kenmerken: Observeren

Nadere informatie

Overlijdensaangifte Machiel Frederiks Wolters

Overlijdensaangifte Machiel Frederiks Wolters Overlijdensaangifte Machiel Frederiks Wolters Rechtbank van eerste Aanleg te Assen; Toegangsnummer 0103; inventarisnummer 2601, d.d. 07-10-1835. Machiel Frederiks Wolters, volgens opgave 60 jaar, scharenslijper,

Nadere informatie

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Brief Syt A 1859 050-051. 0056-0057, Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Zeer Geachte Heer! Naar t mij voorkomt heb ik mij betreffende het corr n van den tweeden druk niet duidelijk uitgedrukt, of

Nadere informatie

Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel. Zwol den 1 juny 1746.

Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel. Zwol den 1 juny 1746. 1002 Zwol den 1 juny 1746. Extract uit het register van resolutien van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel Is goet gevonden ingevolge van onse resolutie van den 21 april deeses jaars, het montant*

Nadere informatie

Par.1 De verkiezing van de deken

Par.1 De verkiezing van de deken REGLEMENT - OP DE VERKIEZING VAN DE DEKEN, - DE VICARIS SEDE VACANTE, - DE BISSCHOP IN HET BISDOM HAARLEM, - EN OP HET BEHEER VAN HET BISDOM HAARLEM IN BUITENGEWONE OMSTANDIGHEDEN Par.1 De verkiezing van

Nadere informatie

2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had:

2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: 1 Abraham nu was oud en wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. 2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (F. 521.) BESLUIT van den 16den Augustus 1918, houdende nadere voorschriften betreffende het tooezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen. WIJ WILHELMINA,

Nadere informatie

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- na te noemen getuigen:------------------------------------- JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER-

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- na te noemen getuigen:------------------------------------- JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER- 1 C7 Heden, elf maart---------------------- - ---------------------- negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- Mr. GERARDUS JOHANNES FRANCISCUS SCHOLTEN, notaris ter----- standplaats 's-gravenhage,

Nadere informatie

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen.

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. - 1 - Ananias & Saffira Het leven van de eerste christengemeente, zoals God zich daar openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. Maar het waren niet enkel genezingen die onder hen plaats

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 SAMENSTELLING. Artikel 1 1

HOOFDSTUK 1 SAMENSTELLING. Artikel 1 1 WET van 20 december 1988, houdende regels betreffende de samenstelling en de bevoegdheden van de Staatsraad (Wet Staatsraad) (S.B. 1988 no. 95), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij

Nadere informatie

Begraven in het oude Borkel.

Begraven in het oude Borkel. Begraven in het oude Borkel. Op de noordelijke hoek van de Kapelweg en het Kapellerpad ligt een terrein met een bijzondere historie. Hier hebben immers de middeleeuwse kapel, de pastorie en de schuurkerk

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 VERORDENING over het recht van onderzoek. (raadsbesluit van 28 november 2002) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 november 2002

Nadere informatie

De oordelen. 1. Het oordeel over de zonden. 2. Het oordeel over de werken. 3. Het oordeel over de volken. 4. Het oordeel over de doden.

De oordelen. 1. Het oordeel over de zonden. 2. Het oordeel over de werken. 3. Het oordeel over de volken. 4. Het oordeel over de doden. De oordelen. 1. Het oordeel over de zonden. 2. Het oordeel over de werken. 3. Het oordeel over de volken. 4. Het oordeel over de doden. Hierbij de volgende vragen: Wie voert het oordeel uit? Over welke

Nadere informatie

De Provinciewet en de Rekenkamer

De Provinciewet en de Rekenkamer De Provinciewet en de Rekenkamer HOOFDSTUK XIa. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER Artikel 183 1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur

Nadere informatie

Toespraak Staatssecretaris de Vries t.b.v. Nationale Herdenkink bij Nationaal Indië-monument , zaterdag 6 september 2008

Toespraak Staatssecretaris de Vries t.b.v. Nationale Herdenkink bij Nationaal Indië-monument , zaterdag 6 september 2008 Toespraak Staatssecretaris de Vries t.b.v. Nationale Herdenkink bij Nationaal Indië-monument 1945 1962, zaterdag 6 september 2008 Geachte veteranen, excellenties, dames en heren, Elke dag schreef ik een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

Thema: Voor jong en oud. 24 september uur. Medewerking: Kinderkoor Op pad Hardinxveld o.l.v. Annelies van der Pijl

Thema: Voor jong en oud. 24 september uur. Medewerking: Kinderkoor Op pad Hardinxveld o.l.v. Annelies van der Pijl 24 september 2017 18.00 uur Thema: Voor jong en oud Medewerking: Kinderkoor Op pad Hardinxveld o.l.v. Annelies van der Pijl Organist: Bastiaan van der Pijl Verbindende teksten: Johan Crezee Inleidend orgelspel

Nadere informatie

HET HUIS VAN AERT VAN NES.

HET HUIS VAN AERT VAN NES. HET HUIS VAN AERT VAN NES. In 1894 werd een der weinige huizen te Rotterdam afgebroken, die door hun bouwtrant nog herinneren aan vroegere tijden: het huis aan de Korte Hoogstraat, tot voor kort bewoond

Nadere informatie

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18 - 1 - Johannes 1:1/18 1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. De apostel Johannes begint zijn evangelie met dezelfde drie woorden die in Genesis 1 staan, namelijk:

Nadere informatie

Stofomschrijving Deze opdracht hoort bij 2.1-3.1 en 3.2 van De Republiek in tijd van Vorsten (Geschiedenis Werkplaats).

Stofomschrijving Deze opdracht hoort bij 2.1-3.1 en 3.2 van De Republiek in tijd van Vorsten (Geschiedenis Werkplaats). Het verhaal van 1588 Bodystorming Inleiding Het jaar 1588 is een belangrijk jaar in de geschiedenis van de Republiek. De gebeurtenissen die eraan vooraf gaan worden als feiten voorgelezen en tussen de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 218 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

- Lied voor de dienst, uit het Nieuwe Liedboek, 578: 1,4,5,6 O kostbaar kruis

- Lied voor de dienst, uit het Nieuwe Liedboek, 578: 1,4,5,6 O kostbaar kruis DE DIENST VAN GOEDE VRIJDAG 2018 IN DE HOEKSTEEN - Lied voor de dienst, uit het Nieuwe Liedboek, 578: 1,4,5,6 O kostbaar kruis - Woord van welkom - Zingen, uit het Nieuwe Liedboek, 22: 1,2 Mijn God, mijn

Nadere informatie

Orde van dienst voor de viering van de eredienst in de Morgensterkerk 11 november Anders-dan-Anders-dienst in de serie over de Tien Woorden:

Orde van dienst voor de viering van de eredienst in de Morgensterkerk 11 november Anders-dan-Anders-dienst in de serie over de Tien Woorden: Orde van dienst voor de viering van de eredienst in de Morgensterkerk 11 november 2012 Anders-dan-Anders-dienst in de serie over de Tien Woorden: Wie is je vader, wie is je moeder? Voor de dienst: Tussentijds

Nadere informatie

2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart.

2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart. 108 1 Een lied van David. God geeft mij moed 2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart. 3 Ik wil mijn harp laten klinken, ik wil de zon wakker maken met mijn lied. 4 Heer,

Nadere informatie

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09)

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Artikel 1. PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Titel I. De instellingen. Er bestaat een Disciplinaire Commissie

Nadere informatie

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Zegel wapenschild uit één van de protocolboeken van Notaris van Eijndhoven Nicolaes Adriaenszn van Eijndhoven is de verste rechtstreekse stamvader

Nadere informatie

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen.

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Staatsblad 302. 23 April 1936. WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Wij WILHELMINA, enz.... doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bepalingen

Nadere informatie

Nieuwe geboorte in het koninkrijk. les 1 FOLLOW

Nieuwe geboorte in het koninkrijk. les 1 FOLLOW Nieuwe geboorte in het koninkrijk les 1 DEEL 3 FOLLOW DE GEBOORTE Leven begint met een man en vrouw die elkaar liefhebben. Diep in het binnenste van de buik van de moeder ontstaat nieuw leven. Het duurt

Nadere informatie

Cor Hendriks: Inburgering in vroeger tijden (2)

Cor Hendriks: Inburgering in vroeger tijden (2) Cor Hendriks: Inburgering in vroeger tijden (2) ORDONNANTIE Op het verkrygen en bewaaren van het BURGERRECHT. By Burgermeesteren en Vroedschap der Stadt Utrecht gearresteert den 19. en 30. Meert 1761.

Nadere informatie

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben. DERDE AFDELING VAN ECHTSCHEIDING Artikel 260-142 De vordering tot echtscheiding wordt ingesteld bij de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de gedaagde op het ogenblik van de indiening van het in artikel

Nadere informatie

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Het Witte Kerkje Huis ter Heide 25 december 2015 Voorganger: ds. Els van der Wal Organist: Gert-Jan van den Bos Lector: Corrie Poelakker m.m.v. Ilonka van der Sluis,

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw Art lll, Handboek, Kerk vd Nazarener: Wij geloven in de Heilige Geest, de derde Persoon van de Drieeenige Godheid; dat Hij voortdurend aanwezig is en doeltreffend

Nadere informatie

Het van. levenseinde Jr. Bonaventura Randerode van der. en van eene dramatische overlevering,

Het van. levenseinde Jr. Bonaventura Randerode van der. en van eene dramatische overlevering, Het van In levenseinde Jr. Bonaventura Randerode van der. en van eene dramatische overlevering, ons orgaan van 19071) heeft wijlen de Heer W. M. C. Regt de geschiedenis van de ridderhofstad in Koudekerk

Nadere informatie

Eredienst 15 oktober uur Voorganger: broeder A. de Gelder

Eredienst 15 oktober uur Voorganger: broeder A. de Gelder Eredienst 15 oktober 10.00 uur Voorganger: broeder A. de Gelder Liturgie Votum/zegengroet Gezang 70: 1, 2, 3 Gebed Lucas 12: 13-21 Jakobus 4: 13-17 Psalm 103: 6 en 7 Preek Liedboek 473: 1, 2, 4, 5 en 10.

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven,

Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven, Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven, dat blijkt ons uit onderstaande acte van openbare verkoop. Welke treurige uitwerking deze handelwijze medebracht, bespeurt men spoedig

Nadere informatie

DE GRONDWET - ARTIKEL 34 - OUDERLIJK GEZAG MINDERJARIGE KONING

DE GRONDWET - ARTIKEL 34 - OUDERLIJK GEZAG MINDERJARIGE KONING DE GRONDWET - ARTIKEL 34 - OUDERLIJK GEZAG MINDERJARIGE KONING De wet regelt het ouderlijk gezag en de voogdij over de minderjarige Koning en het toezicht daarop. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten

Nadere informatie

REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR GESCHILLEN VAN HET CONFESSIONEEL MBO

REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR GESCHILLEN VAN HET CONFESSIONEEL MBO REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR GESCHILLEN VAN HET CONFESSIONEEL MBO Artikel 1 I. Het Confessioneel MBO kent een commissie voor geschillen, hierna te noemen: de commissie. 2. De commissie wordt in stand

Nadere informatie

Kom op, Maarten, je moet naar school! Moeder geeft haar jongen een duwtje. Even later loopt Maarten door de straten van Mansfeld. Dat is de stad waar

Kom op, Maarten, je moet naar school! Moeder geeft haar jongen een duwtje. Even later loopt Maarten door de straten van Mansfeld. Dat is de stad waar 6 Het is een jongen! Blij kijkt vader Hans Luther naar zijn zoon. De kleine jongen ligt tevreden bij zijn moeder in de armen. Het is 10 november. Buiten is het koud, maar binnen is het warm. Dat is goed

Nadere informatie

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Het Witte Kerkje Huis ter Heide 25 december 2016 Voorganger: ds. Els van der Wal Organist: Miep Bakker Lector: Corrie Poelakker-Voogd 1 De Paaskaars brandt VOORBEREIDING

Nadere informatie

Lodewijk XIII van Frankrijk: Fontainebleau, 27 september Saint-Germain-en-Laye, 14 mei 1643

Lodewijk XIII van Frankrijk: Fontainebleau, 27 september Saint-Germain-en-Laye, 14 mei 1643 Lodewijk XIII van Frankrijk: Fontainebleau, 27 september 1601 - Saint-Germain-en-Laye, 14 mei 1643 Lodewijk XIII, bijgenaamd de Rechtvaardige (le Juste), koning van Frankrijk van 1610 tot aan zijn dood,

Nadere informatie

XIIIb2 Avonturier Michael van Haaff ( )

XIIIb2 Avonturier Michael van Haaff ( ) XIIIb2-1 XIIIb2 Avonturier Michael van Haaff (1753-1819) Michael van Haaff is de derde zoon van Petrus Emericus (XIIIb). Hij wordt RK gedoopt te Megen op zondag 30 sept. 1753. Doopheffers waren: Franciscus

Nadere informatie

Café Kerkemeijer te Rekken

Café Kerkemeijer te Rekken -17- Café Kerkemeijer te Rekken Inleiding Café Kerkemeijer, aan de Rekkenseweg te Rekken, is in de gehele regio een bekende locatie en één om wat voor bijeenkomst dan ook te houden. Iedereen in Rekken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Thema: Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij

Thema: Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij Thema: Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij Thema: Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij Voorganger: Ds. J.W. Stam, Alkmaar Organist: Mevrouw T.

Nadere informatie

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap Welkom in de Hoeksteen Voorganger: ds. Tonny Nap Lezen : Galaten 5 Tekst : Galaten 5 : 1 en 13 Psalm 72 : 1, 4 en 7 Psalm 1 : 1 Lied 473 : 1, 2, 3, 4 en 5 Gezang 179a : 1 Lied 435 : 4 en 5 Votum en groet

Nadere informatie

Pinksteren Handelingen 2 : 1 t/m 47

Pinksteren Handelingen 2 : 1 t/m 47 Pinksteren Handelingen 2 : 1 t/m 47 Muziek: Willem Datema Toelichting De tekst van Handelingen 2 : 1 t/m 47, is genomen uit de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. De rolverdeling is als volgt:

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Tot voogden over de kinderen werden benoemd: a. Gijsbert Jansen, z1jn zwager; b. Rijck Willemsen haefmeester,

Tot voogden over de kinderen werden benoemd: a. Gijsbert Jansen, z1jn zwager; b. Rijck Willemsen haefmeester, \ î ;.fo: ( AKTE VAN MOMBERSCHAP = VOOGDIJ BENOEMING 24 juli 1693 pag.1 In verband met het overlijden van Elisabeth Jans vindt deze akte van benoeming van voogden plaats door Hendrick Willemsen Poort over

Nadere informatie

Pastoor Reneerkens. De volgende mensen zijn er ook bij:

Pastoor Reneerkens. De volgende mensen zijn er ook bij: 2 Papa Mama Peter Meter.... Pastoor Reneerkens De volgende mensen zijn er ook bij: 3 BEGROETING EN WELKOMSTWOORD Alles went, zeggen we wel eens, zelfs het wonder wat altijd weer opnieuw gebeurt, wordt

Nadere informatie

Klachtenregeling VeWeVe

Klachtenregeling VeWeVe Klachtenregeling VeWeVe Artikel 1. Definities Aangeklaagde: Auditbureau: Beroep: Bestuur: Cliënt: Klacht: Klachtencommissie: Klager: Kwaliteitsprotocol: Lid: Secretaris: de natuurlijke of rechtspersoon

Nadere informatie

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Gerechtsbestuur Darthuizen (56) NT00056_028 Nadere Toegang op inv. nr 28 uit het archief van het Gerechtsbestuur Darthuizen 1666-1811 (56) H.J. Postema 2011 Inleiding Het betreft een transcriptie van dit inventarisnummer. Namen zijn

Nadere informatie

==================================================================== HOOFDSTUK I. Paragraaf 1. Inrichting. Artikel 1

==================================================================== HOOFDSTUK I. Paragraaf 1. Inrichting. Artikel 1 Intitulé : Landsverordening Raad van Advies Citeertitel: Landsverordening Raad van Advies Vindplaats : AB 1992 no. GT 3 Wijzigingen: AB 1992 no. 108 HOOFDSTUK I Paragraaf 1 Inrichting Artikel 1 De Raad

Nadere informatie

Wat is de betekenis van urbi et orbi? Door wie is Jezus verraden? Wat vieren we op Pasen? Wanneer herdenken we het laatste avondmaal?

Wat is de betekenis van urbi et orbi? Door wie is Jezus verraden? Wat vieren we op Pasen? Wanneer herdenken we het laatste avondmaal? Wat is de betekenis van urbi et orbi? Door wie is Jezus verraden? Wat vieren we op Pasen? Wanneer herdenken we het laatste avondmaal? Wanneer herdenken we de kruisiging en dood van Jezus? Welke liturgische

Nadere informatie

Het reglement van 1836 1

Het reglement van 1836 1 Het reglement van 1836 1 Bepalingen op het innemen en ontslag van kinderen, in het Gereformeerd Burger-Weeshuis der Stad Utrecht. Artikel 1: De kinderen zullen moeten zijn geboren uit een wettig huwelijk,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

Inventaris van de archieven van de notarissen ter standplaats Zegwaart en Zoetermeer, 1651, (1923)

Inventaris van de archieven van de notarissen ter standplaats Zegwaart en Zoetermeer, 1651, (1923) 18 Inventaris van de archieven van de notarissen ter standplaats Zegwaart en Zoetermeer, 1651, 1677 1915 (1923) Zoetermeer, 1996 INLEIDING De dorpen Zoetermeer en Zegwaart beschikten tot in de 18e eeuw

Nadere informatie

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ Ferenc Göndör IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ Uitgeverij Eenvoudig Communiceren 3 Mijn vader Lang geleden kwam een jonge, joodse man naar het land Hongarije. Mohr Goldklang was zijn naam. Dat was mijn opa. Mohr

Nadere informatie

Youth2Youth Ministries Suriname

Youth2Youth Ministries Suriname 1. Welke verzekering hebben wij, dat er een oordeel zijn zal? Daarom dat Hij (God) een dag gesteld heeft, op welke Hij de aardbodem rechtvaardiglik zal oordelen. Hand.7:30, 31. 2. Was het oordeel in de

Nadere informatie

OUDE WOONPLEKKEN IN VORSTENBOSCH RIETDIJK 19 Arie van den Bogaart een landbouwer uit Schijndel is in 1832 de eigenaar van dit huis (sectie: E130). Hij bezit ook het huis er naast Rietdijk D (verdwenen

Nadere informatie

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer Hoofdstuk IVa. De Rekenkamer Paragraaf 1. De gemeentelijke rekenkamer Artikel 81a 1. De raad kan een rekenkamer instellen. 2. Indien de

Nadere informatie

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh? Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh? Soms weten bezoekers ons tijdens rondleidingen te vermelden dat Vincent van Gogh ooit een kamertje bewoonde in hotel Schafrath aan het Park in Nuenen.

Nadere informatie

Elektronisch gemeenteblad

Elektronisch gemeenteblad Elektronisch gemeenteblad 15 februari 2017 Verordening commissie bezwaarschriften 2010. Deze wijziging heeft betrekking op de door de bezwarencommissie gevolgde werkwijze inzake de toezending van het advies

Nadere informatie

STICHTING t GILDE DE BEVELANDEN

STICHTING t GILDE DE BEVELANDEN 2002.001167.01/GS 1 STICHTING t GILDE DE BEVELANDEN Heden, drie november tweeduizenddrie zijn voor mij, mr Geertjan Lucius Frans Sarneel, notaris gevestigd te Reimerswaal, verschenen: 1. de heer Petrus

Nadere informatie

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur. Psalmen Psalm 78 1 Een lied van Asaf. De lessen van het verleden Luister allemaal naar mijn woorden. Luister goed, want ik wil jullie iets leren. 2 Wijze woorden wil ik spreken, wijze woorden over het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

9Belangenbehartiging opdrachtgever. Te hoge vraagprijs. Ongepast optreden.

9Belangenbehartiging opdrachtgever. Te hoge vraagprijs. Ongepast optreden. 9Belangenbehartiging opdrachtgever. Te hoge vraagprijs. Ongepast optreden. Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben beklaagde een opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun woning gegeven. Toen er

Nadere informatie

Perikelen betreffende de gerechtskamer

Perikelen betreffende de gerechtskamer Perikelen betreffende de gerechtskamer Alvorens we ons ingevulde belastingformulier terugsturen naar de afzender wordt ons gevraagd er een kopie van te maken en deze te bewaren. Vaak doen wij dat ook met

Nadere informatie

Filips. Over Filips. Info. Bekenden van Filips. Filips. Tijdlijn Info Foto s Eten & Drinken. wsw. Filips 1540. Filips 1549.

Filips. Over Filips. Info. Bekenden van Filips. Filips. Tijdlijn Info Foto s Eten & Drinken. wsw. Filips 1540. Filips 1549. Over is de oudste zoon van de machtige keizer Karel V. Karel is geboren in Gent en is regelmatig in de Nederlanden. is geboren in Spanje en groeit daar op. Zijn vader ziet hij maar weinig, die is altijd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 18-12-2012 Zaaknummer 193036 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

Welke opdracht kreeg Mozes van God?

Welke opdracht kreeg Mozes van God? Opnieuw heeft God de tien geboden geschreven. Welke opdracht kreeg Mozes van God? Exodus 34:1 1 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Houw twee stenen tafelen voor u uit, zoals de eerste, dan zal Ik op die tafelen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Samen rond het kruis

Samen rond het kruis Samen rond het kruis Goede Vrijdagviering De Lichtkring 14 april 2017 Inleiding Zingen lied 547 2 Laten wij dan bidden in dit aardse dal, dat de lieve vrede ons bewaren zal, refrein 3 want de aarde vraagt

Nadere informatie

Dopen - in het Nieuwe Testament

Dopen - in het Nieuwe Testament In deze studie wordt stilgestaan bij enkele teksten uit het Nieuwe Testament in verband met dopen/onderdompelen op, of in de naam van Handelingen 2:38 - dopen op (Grieks: epi) de naam van Jezus Christus

Nadere informatie

Op veertien oktober negentienhonderd acht en tachtig verscheen voor mij, mr Cornelis Casper Jurphaas van Rietschoten, notaris ter standplaats

Op veertien oktober negentienhonderd acht en tachtig verscheen voor mij, mr Cornelis Casper Jurphaas van Rietschoten, notaris ter standplaats . ' blad l MDr/2.08.88.2585/6028T/dg VERENIGING Op veertien oktober negentienhonderd acht en tachtig verscheen voor mij, mr Cornelis Casper Jurphaas van Rietschoten, notaris ter standplaats Àmsterdam:----------------------------------------------------

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT. 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder:

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT. 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder: TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT Artikel 1. Begripsbepalingen 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder: - reglement: het Reglement Tuchtraad Financiële

Nadere informatie