Notitie. : Bevoegd gezag : ROAD, TAQA Datum : 12 augustus 2011 Kopie : Onze referentie : 9W /N0004/903123/Nijm

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Notitie. : Bevoegd gezag : ROAD, TAQA Datum : 12 augustus 2011 Kopie : Onze referentie : 9W /N0004/903123/Nijm"

Transcriptie

1 Notitie Aan : Bevoegd gezag Van : ROAD, TAQA Datum : 12 augustus 2011 Kopie : Onze referentie : 9W /N0004/903123/Nijm Betreft : Aanvullingen en errata Olo Platform 1. Inleiding Op heeft TAQA Offshore B.V. (TAQA) een revisievergunningaanvraag voor Platform P18-A ten behoeve van aardgasproductie en CO 2 -injectie ingediend bij het bevoegd gezag (Min. EL&I) onder aanvraagnummer Het ministerie van EL&I is het bevoegd gezag voor de beoordeling van de vergunningaanvraag. Het ministerie heeft gevraagd om een aantal aanvullingen en errata te benoemen en deze bij te voegen. Deze bespreking heeft op 19 juli 2010 plaatsgevonden. Deze notitie geeft zowel de aanvullingen als ook de errata. 2. Aanvullingen en Errata Aanvulling Lozingenbesluit bodembescherming Het Mijnbouwbesluit is van toepassing op het continentaal plat. Ingevolge artikel 99 van de Wet bodembescherming en artikel 49 van de Mijnbouwwet is het Lozingenbesluit bodembescherming van toepassing op lozingen van overige vloeistoffen in de bodem vanaf een mijnbouwwerk. Op het moment dat de CO 2 als vloeistof wordt geïnjecteerd, zou sprake zijn van de lozing van een overige vloeistof in de bodem. Om die reden dient op grond van artikel 196 van het Mijnbouwbesluit in samenhang met artikel 25a van het Lozingenbesluit bodembescherming de minister van EL&I bij (de verlening van) de omgevingsvergunning te bepalen dat de lozing van CO 2 in de bodem is toegestaan (waarbij de vier jaren termijn niet geldt). Hieraan ten grondslag ligt de volgende redenering voor het injecteren van CO2 in de bodem onder de Noordzee. Artikel 196 van het Mijnbouwbesluit bepaalt dat '(...) het Lozingenbesluit bodembescherming van toepassing is op lozingen van vloeistoffen in de bodem binnen een mijnbouwwerk, met uitzondering van (...) de artikelen 25, tweede lid, en 25a, eerste lid, van het Lozingenbesluit bodembescherming, voor zover het betreft de termijn van ten hoogste vier jaar waarvoor een ontheffing kan worden verleend'. De termijn van vier jaar komt hiermee te vervallen. In beginsel is dus voor een lozing van een overige vloeistof, waar het om gaat in de artikelen 25 en 25a van het Lozingenbesluit bodembescherming, vanaf een platform in de bodem van de Noordzee een ontheffing op basis van artikel 25/25a van het Lozingenbesluit bodembescherming vereist. Op basis van artikel 3, lid 4, van het Lozingenbesluit bodembescherming is de minister van EL&I in dat geval het bevoegd gezag. In artikel 1 van het Lozingenbesluit bodembescherming wordt een "lozing in de bodem" omschreven als 'het definitief in de bodem brengen of doen brengen van vloeistoffen'. Artikel 1 van het Lozingenbesluit bodembescherming omschrijft daarnaast "overige vloeistoffen" als 12 augustus W /N0004/903123/Nijm 1/4

2 'vloeistoffen niet zijnde huishoudelijk afvalwater of koelwater'. Afhankelijk van druk en temperatuur wordt het CO 2 vanaf het platform in de bodem gebracht als vloeistof, gas of superkritisch. Conclusie Op het moment dat het CO 2 als vloeistof wordt geïnjecteerd, zou sprake zijn van de lozing van een overige vloeistof in de bodem. Om die reden verzoeken wij om bij de omgevingsvergunning Platform te bepalen dat lozing van CO2 in de bodem in het licht van artikel 196 van het Mijnbouwbesluit in samenhang met het Lozingenbesluit bodembescherming is toegestaan of in het kader van die omgevingsvergunning eveneens een ontheffing ingevolge het Lozingenbesluit bodembescherming te verlenen voor de lozing van CO2 in de bodem, waarbij in beide gevallen de vier jaren termijn niet geldt. Aanvulling Bijlage 3 Pag 29/40: De volgende zinsnede is bedoeld als een mogelijke toekomstige ontwikkeling in het verlengde van hoofdstuk 11 op het OLO-formulier, deze ontwikkelingen maakt geen deel uit van de aanvraag: Mocht in de toekomst het gebruik van de aardgas gestookte microturbine technisch niet (meer) mogelijk zijn dan zal TAQA weer gebruik maken van de bestaande diesel aggregaten voor de opwekking van stroom (> 500 uur/jaar). Dit kan het geval zijn als er geen (of onvoldoende) aardgas wordt gewonnen op het productieplatform P18-A. Op verzoek van het Bevoegd gezag is ter informatie voor deze dieselaggregaten tevens een toets op Besluit emissie-eisen stookinstallaties B (Bees B) uitgevoerd (zie onderstaande tabel 1.1). Tabel 1.1: Vergelijking bestaande diesel aggregaten met emissie-eis Bees-B Emissie eis Bees-B Eenheid Gemeten emissies aggregaat Eenheid ) mgno x/nm ) mgno x/nm 3 1) Omgerekende emissie eis, gebaseerd op voorschrift 7.2 van het Bees-B van 1200 g/gj met 30% motorrendement en 3 vol % O 2. 2) Vol % O2 is niet vermeld bij meetrapport. Bij deze verbranding mag men volgens InfoMill uitgaan van 3%vol O 2. Uit de tabel is te lezen dat de gemeten NOx-emissie van 103 mg/nm 3 (uitgaande van 3 vol%o 2 ) veel lager ligt dan de emissie-eis uit Bees-B van 4100 mgno x /Nm 3. Aanvulling OLO-aanvraagformulier In het OLO-aanvraagformulier wordt bij het onderdeel Milieuverantwoord ondernemen, Hoofdstuk 15, gevraagd Hoeveel personen werken voor het bedrijf? Er is geantwoord 1. Hiermee wordt bedoeld dat er periodiek een medewerker aanwezig is voor onderhoud en inspectie. Normaal gesproken is het platform namelijk onbemand. 12 augustus W /N0004/903123/Nijm 2/4

3 In het OLO-aanvraagformulier wordt bij het onderdeel Milieuverantwoord ondernemen, hoofdstuk 24 gevraagd Is er een goedgekeurd winnings- of opslagplan met als antwoord Ja. Dit geldt echter alleen voor het winningsplan. Het opslagplan is op 30 juni 2011 ingediend en is nog in procedure. Daarmee is er ook nog geen kenmerk of datum van goedkeuring voor het opslagplan. Errata Verder zijn de volgende errata in het OLO-aanvraagformulier of Bijlage 3 te benoemen: Onderdeel Erratum wijziging Onderdeel Handelingen met Ja Nee gevolgen voor beschermde natuurgebieden in OLOformulier: Vindt het project in of nabij één of meerdere Natura 2000-gebieden plaats? Onderdeel Handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden in OLOformulier: Welk effect heeft het project op de instandhoudingsdoelstellingen in de aangegeven Natura 2000-gebieden? Een mogelijk negatief effect is niet uit te sluiten, maar dit effect is zeker niet significant Het antwoord moet geen zijn; immers, de Natura2000-gebieden liggen op ruime afstand van het platform. Hoofdstuk 4 OLO-formulier, onderdeel Milieuverantwoord ondernemen : Zijn de (wijzigingen van de) activiteiten in overeenstemming met het bestemmingsplan? Hoofdstuk 5 OLO-formulier, onderdeel Milieuverantwoord ondernemen : Wat is het dichtstbijzijnde gevoelige object? Hfdfst 10 OLO-formulier Is door uw brancheorganisatie een intentieverklaring (convenant) ondertekend? Hfdst. 19 OLO-formulier: Wat is het jaarlijks elektriciteitsverbruik in kwh van uw inrichting? Ja n.v.t. Nee Niet van toepassing (> 1 km buiten de kust geldt de Wet ruimtelijke ordening niet meer) de kustzone Ja, het nieuwe milieuconvenant NOGEPA wordt binnenkort ondertekend. 0 n.v.t. (geen elektriciteitsverbinding met het vaste land) 12 augustus W /N0004/903123/Nijm 3/4

4 Wat is het jaarlijks aardgasgebruik in m3 van uw inrichting? 0 ca m3 ( m3 voor de start up heater en voor de microturbine) ((57h*12mnd*4MW/80% eff*3600s/h)/44mj/m3) m3) Hoofdstuk 24, Onderdeel Milieuverantwoord ondernemen, Wat is de maximale capaciteit per dag in Nm3 van de winning van delfstoffen of aardwarmte? Bijlage 3 Pag 3/40: Zie bijlage 3. De maximale capaciteit van de winning van aardgas van het platform P18-A zal niet veranderen. De productiehoeveelheid zal naar verwachting afnemen omdat de gasvelden langzaam leegraken. De aanvraag maakt onderdeel uit van de rijkscoördinatieregeling. Zie bijlage 3. De maximale capaciteit van de winning van aardgas van het platform P18-A zal niet veranderen. De productiehoeveelheid zal naar verwachting afnemen omdat de gasvelden langzaam leegraken. De ontwerpgasproductie vanuit de zes op het productieplatform P18-A aangesloten gasproductieputten is 7,28 miljoen Nm 3 per dag. De aanvraag vergunningenprocedure valt onder de rijkscoördinatieregeling. 3. Conclusie Met deze aanvullingen wordt het bevoegd gezag nog beter in staat gesteld een gegrond besluit te kunnen nemen omtrent de revisievergunningaanvraag van TAQA. 12 augustus W /N0004/903123/Nijm 4/4

5 Laan van Nieuw Oost-Indië BJ Den Haag Postbus BA Den Haag Telefoon Fax Opdrachtgever: Haskoning Nederland B.V. Project: ROAD Auteur: J.S.P. Dijkshoorn, F.J.H. Kaman Telefoon: Telefax: QRA CO2 transport ROAD

6 Pagina: 2 van Onderboring vaargeul aangepast J.S.P. Dijkshoorn F. Kaman I&M commentaren verwerkt J.S.P. Dijkshoorn F. Kaman Definitief J.S.P. Dijkshoorn F. Kaman Final Review J.S.P. Dijkshoorn F. Kaman Voor commentaar J.S.P. Dijkshoorn F. Kaman Wijz. Datum Omschrijving Opsteller Gecontroleerd Copyright Tebodin Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.

7 Pagina: 3 van 53 Inhoudsopgave Pagina 1 Samenvatting 5 2 Inleiding tot het project 6 3 Wettelijk kader 7 4 Uitgangspunten Varianten Probit Achtergrond Toegepaste probitrelatie Rekenmethodiek Windstilte Lage druk scenario Secundaire lage snelheid scenario Vrijkomen CO 2 onderwater Modellering van het vrijkomen van dense phase CO Rekenmethodiek 15 5 Methode Het beschouwde insluitsysteem Modellering Generieke data Faalscenario s Onshore Offshore Faalkansen OGP methodiek Faalkansen overige leidingen methodiek Leidingsegmenten Uitstroomsnelheid Riser Faalkans Scenario s Externe invloeden Windturbines Bestaande windturbines Niet gerealiseerde maar planologisch mogelijke windturbines Parallele ligging van leidingen Vliegroutes Scheepvaart Modelparameters Ruwheidslengte Ontstekingsbronnen 32

8 Pagina: 4 van Populatiedata Mogelijk toekomstige brandweerkazerne 32 6 Resultaten Plaatsgebonden risico Plaatsgebonden risico OGP Methodiek Plaatsgebonden risico overige leidingen methodiek Groepsrisico Faalkansen OGP methodiek Faalkansen overige leidingen methodiek Bijdrage van de scenario s aan het risico Plaatsgebonden risico Groepsrisico Faalkansen OGP methodiek Faalkansen overige leidingen methodiek Invloed mogelijke toekomstige ontwikkelingen Maximale effectafstand Faalkansen OGP methodiek Faalkansen overige leidingen methodiek 46 7 Conclusies 49 Referenties 50 Bijlage 1: Diepteligging leiding over zee 52 Bijlage 2 : Buisleiding geprojecteerd op (toekomstige) bestemmingsplannen en voorbereidingsbesluit 53

9 Pagina: 5 van 53 1 Samenvatting In opdracht van Royal Haskoning is een risicoanalyse uitgevoerd voor het ROAD project. Dit project behelst het afvangen, transporteren en opslaan van CO 2. Dit rapport gaat in op de risicoanalyse rondom het CO 2 transport, vanaf het moment dat de CO 2 in de buisleiding ondergronds gaat tot en met de riser (aansluiting) op het platform. Voor de afvanginstallatie en voor het platform zijn separate risico analyses opgesteld. De Nederlandse wetgeving stelt nog geen eisen aan de externe veiligheid van een CO 2 transportleiding. Het is echter reeds aangekondigd dat de wetgeving in de toekomst zodanig aangepast gaat worden dat er wel eisen aan CO 2 transport worden gesteld. Daarom is het risico van de transportleiding over land berekend conform de Handleiding Risicoberekeningen Buisleidingen en worden de resultaten van de berekening getoetst aan de eisen zoals beschreven in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Daar waar nog geen zekerheid bestaat met betrekking tot toekomstige regelgeving of de rekenmethodiek voor kwantitatieve risicoanalyses is uitgegaan van conservatieve uitgangspunten en aannames om deze onzekerheden te mitigeren. Uit de berekeningen en analyses kan het volgende worden geconcludeerd: - De in deze risicoanalyse toegepaste faalkans voor de buisleiding is conservatief en zal daarom niet resulteren in een onderschatting van de risico s. - Het groepsrisico voor het hoge en lage druk scenario wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yangtzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriënterende waarde zoals gespecificeerd in het BevB. Dit is ook het geval wanneer mogelijke toekomstige ontwikkelingen worden meegenomen. - De gehanteerde probitrelatie zal niet leiden tot een onderschatting van de risico s van de transportleiding. Daarnaast adresseert de in deze risicoanalyse gebruikte rekenmethodiek de specifieke eigenschappen van CO 2. Deze rekenmethodiek zal daarom niet resulteren in een onderschatting van de risico s van de transportleiding.

10 Pagina: 6 van 53 2 Inleiding tot het project Dit rapport is geschreven in het kader van het MER en de vergunningaanvragen voor het ROADproject. Dit project behelst het afvangen, transporteren en opslaan van CO 2. Dit rapport gaat in op de risicoanalyse rondom het CO2-transport, zowel offshore als onshore, vanaf het moment dat de buisleiding ondergronds gaat. In separate rapporten zijn risicoanalyses voor de afvanginstallatie en voor het platform beschreven. De ondergrondse buisleiding is getoetst aan de huidige regelgeving en toekomstige regelgeving. Daar waar nog geen zekerheid bestaat met betrekking tot toekomstige regelgeving of de rekenmethodiek voor kwantitatieve risicoanalyses is uitgegaan van conservatieve uitgangspunten en aannames om deze onzekerheden te mitigeren. De risicoanalyse is uitgevoerd met SafetiNL conform de richtlijnen voor risicoanalyses. De bedrijfscondities van de buisleiding zijn gebaseerd op de ontwerp informatie zoals ontvangen vanuit het ROAD project. De opbouw van het rapport is als volgt: Hoofdstuk 2 : Beschrijving van het wettelijke kader Hoofdstuk 3 : Definitie van de uitgangspunten Hoofdstuk 4 : Beschrijving van de gebruikte rekenmethodiek Hoofdstuk 5 : Beschrijft de resultaten in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico Hoofdstuk 6 : De conclusies

11 Pagina: 7 van 53 3 Wettelijk kader Op 1 januari 2011 zijn het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb) [1] en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen (Revb) [2] in werking getreden. Hierin wordt de veiligheid van personen in de nabijheid van ondergrondse transportleidingen geregeld. In het Bevb wordt beschreven dat het besluit van toepassing is op het vervoer van stoffen door buisleidingen die behoren tot een in het Revb aangewezen categorie. Ook wordt beschreven dat het besluit niet van toepassing is op leidingen in de territoriale zee van Nederland. In het Revb worden alleen transportleidingen ten behoeve van het transport van aardgas of aardolieproducten aangewezen. Derhalve is het Bevb tot op heden niet van toepassing op de CO 2 transportleiding. In de toekomst zullen leidingen voor het transport van overige gevaarlijke stoffen (over land) wel worden opgenomen in het Revb waardoor de eisen uit het Bevb tevens op deze leidingen van toepassing zullen zijn. Daarom is ervoor gekozen om de berekende risico s van de transportleiding over land te toetsen aan de eisen uit het Bevb. Offshore buisleidingen zijn niet opgenomen in regelgeving met betrekking tot externe veiligheid. De veiligheid van deze buisleidingen wordt normaal alleen getoetst aan industrie-eigen veiligheidseisen in relatie tot de veiligheid van werknemers werkzaam offshore. De risico s van de ondergrondse buisleidingen onshore zijn berekend in overeenstemming met de concept rekenmethodiek overige leidingen[4] welke is gebaseerd op de casuïstiek van onshore buisleidingen welke in gebruik zijn voor het transport van niet aardolie en gas producten. Voor de offshore leidingdelen kunnen we gebruik maken van de door de Association of Oil and Gas Producers (OGP) bepaalde rekenmethodiek, welke gebruik maakt van de casuïstiek van offshore leidingen met als bron de PARLOC database. Daarnaast kunnen we procedureel aansluiten bij de eigenlijk voor onshore bedoelde rekenmethodiek voor overige buisleidingen. In deze risicoanalyse zijn beide opties naast elkaar gezet.

12 Pagina: 8 van 53 4 Uitgangspunten In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van de QRA beschreven. 4.1 Varianten Het plaatsgebonden risico wordt berekend voor het hoge druk en het lage druk scenario. Het hoge druk scenario geeft het risico tijdens operatie van de leiding weer. De druk in de leiding is dan 128 barg en de temperatuur van het CO 2 bedraagt 60 C. Na het (tijdelijk) uit bedrijf gaan van de leiding kan de druk dalen tot 74 barg en een temperatuur tot 4 C. Behalve deze twee varianten zijn na discussies met vertegenwoordigers van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu berekeningen uitgevoerd met verschillende faalkansen. Voor de eerste berekening is er uitgegaan van de faalkansen voor zeeleidingen zoals gedefinieerd in de in de richtlijnen van de International Association of Oil & Gas Producers (OGP) [6], welke zijn gebaseerd op casuistiek voor buisleidingen offshore. Voor de tweede berekening is er uitgegaan van de faalkansen zoals die in de conceptmethodiek overige leidingen worden beschreven welke is gebaseerd op casuistiek van onshore leidingen [4]. 4.2 Probit Achtergrond Om de gevolgen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen te berekenen wordt er gebruik gemaakt van een probitrelatie. De probitrelatie maakt het mogelijk om de letale effecten van een stof te berekenen door gebruik te maken van een drietal stofspecifieke constanten, de blootstellingsduur en concentratie waaraan iemand is blootgesteld. De generieke probitrelatie wordt weergegeven in Formule 1. Waarin: Pr = Probitgetal a, b en n = stofspecifieke constanten c = concentratie (mg/m3) t = tijd (min) Formule 1: Generieke probitfunctie De stofspecifieke constanten worden vastgesteld conform Deel 4 van de PGS1 [13]. Daarna wordt de probitrelatie getoetst door de wetenschappelijke toetsingscommissie probitrelaties. De probitrelaties die door de toetsingscommissie zijn geaccepteerd krijgen de status interim waarna het ministerie van Infrastructuur en Milieu de probitrelatie uiteindelijk vaststelt. De Toetsingscommissie heeft tot op heden nog geen interim probitrelatie vastgesteld daar er naar hun inzicht nog essentiële omissies zijn in de daarvoor benodigde kennis en informatie.

13 Pagina: 9 van 53 Daarom is ten behoeve van het eerdere CO 2 -opslag project te Barendrecht door Tebodin een probitrelatie vastgesteld. De probitrelatie is vastgesteld in lijn met bijlage 3 van de PGS1 op de op basis van literatuuronderzoek [18]. Deze probitrelatie is op verzoek van DCMR beoordeeld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieubeheer (RIVM), Centrum Externe Veiligheid. Zij hebben geconcludeerd dat de gedefinieerde probitrelatie niet leidt tot een onderschatting van de risico s [16] en uitgaat van conservatievere startwaarden dan de door RIVM voorgestelde concentratiegrenzen Toegepaste probitrelatie De toegepaste probitrelatie is gebaseerd op de literatuurstudie naar de relatie tussen blootstelling aan CO 2 en de letale gevolgen. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat de in deze studie gebruikte aannames niet mogen leiden tot een onderschatting van de risico s. De toegepaste probitrelatie wordt weergegeven in Formule 2. Formule 2: Probitrelatie voor CO 2 Een grafische weergave van deze probitrelatie is te vinden in Figuur 1. In deze figuur zijn tevens de door TNO [19] en de Engelse Health and Safety Executive [20] gedefinieerde probitrelaties weergegeven en blijkt dat de in deze risicoanalyse gebruikte probit relatie het meest conservatief is. De Health and Safety Executive is de onafhankelijke autoriteit op het gebied industriële veiligheid in het Verenigd Koninkrijk.

14 Pagina: 10 van 53 Figuur 1 : Probit relatie CO 2 (30 minuten) Dit verschil is bij een korte blootstellingsduur van 1 minuut, zoals weergegeven in Figuur 2, nog duidelijker. De gebruikte probit relatie zal dus nooit tot een onderschatting van de risico s leiden.

15 Pagina: 11 van 53 Figuur 2: Probit relatie CO 2 (1 minuut) 4.3 Rekenmethodiek Voor het berekenen van de externe risico s van de CO 2 afvanginstallatie is gebruik gemaakt van Safeti-NL. Dit model wordt gebruikt onder licentie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieubeheer en wordt ontwikkeld door DNV Software. De actuele versie is versie Windstilte CO 2 is als puur gas zwaarder dan lucht. Daarom wordt in discussies over externe veiligheid veel aandacht besteed aan de mogelijkheid dat bij een lekkage CO 2 zich als een zware wolk zou kunnen verspreiden. Hierbij wordt ten onrechte aangenomen dat de verdunning van ontsnapt CO 2 uit de installatie vooral wordt gerealiseerd door wind en dat een dergelijk scenario in het bijzonder zal optreden tijdens periodes van windstilte. In werkelijkheid wordt de verdunning van CO 2 dat ontsnapt uit een onder druk staand systeem gerealiseerd door de optredende gasstroom (jet) zelf (zie Figuur 3). Wind heeft slechts een minimale invloed op de verdunning bij de bron. Door de snel uitstromende gasstroom treedt zoveel turbulentie op dat deze turbulentie direct zorgdraagt voor verdunning van het CO 2 met de omgevingslucht naar veilige concentraties en naar concentraties waarbij het zich niet meer

16 Pagina: 12 van 53 gedraagt als een zwaar gas. De zichtbare witte pluim wordt daarbij veroorzaakt door condensatie van waterdamp. Testen door Denbury Oil and Gas met het afblazen van CO 2 in windstille condities onderschrijven dit. In absoluut windstille condities kwam de concentratie nooit boven letale concentraties (niet boven de 3%) direct naast de CO 2 bron [21]. Figuur 3 : CO 2 dispersie test Denbury resources Dispersie berekeningsprogramma s zijn niet in staat berekeningen uit te voeren onder windstille condities. Bij Safeti-NL is dat beperkt tot windsnelheden beneden de 1,5 m/s. De windcondities zijn bij de E.ON centrale 98,5% van de tijd boven deze waarde, gebaseerd op de KNMI weersgegevens van meetstation Hoek van Holland over de jaren 1962 tot en met Periodes van windstilte komen op deze locatie minder dan 0.8% van de tijd voor. Deze beperking in de berekeningsmethodiek is echter niet specifiek voor CO 2. Dit geldt in het algemeen voor dispersieberekeningen welke worden uitgevoerd in risicoanalyses. CO 2 in zwaar gas condities ondervindt juist bij windstille condities ook dispersie ten gevolge van de zwaartekracht. In het geval dat CO 2 vanuit een bijna drukloos systeem zou ontsnappen en zich daardoor als een zwaar gas zou gedragen, dan zal deze wolk uit blijven zakken en zich verspreiden als een steeds dunner wordende laag op vlakke ondergrond. CO 2 gedraagt zich daarbij zeer voorspelbaar. Risicovolle concentraties op 1 meter hoogte zullen dan uiteindelijk alleen te vinden zijn in depressies in het landschap.

17 Pagina: 13 van 53 Het CO 2 in de installatie staat altijd onder druk waardoor een ongehinderde uitstroming te allen tijde als jet dispersie plaats zal vinden. In deze risicoanalyse is daarom specifieke aandacht besteed aan: 1. Scenario s waarbij CO 2 bij lage druk vrij zou kunnen komen, en zich door dan door gebrek aan initiële vermenging zwaar zou kunnen gedragen. 2. Scenario s waarbij CO 2 onder hoge druk vrijkomt in een ruimte welke ten gevolge van de drukgolf niet zal bezwijken. Hierdoor zal de lucht in deze ruimte snel worden verdrongen en zal het CO 2 vervolgens vanuit een dergelijke ruimte met lage snelheid in de omgeving kunnen terechtkomen. 3. Scenario s waarbij CO 2 vrijkomt onder het zeeoppervlak en de uitstromingssnelheid van de CO 2 door het water wordt gereduceerd Lage druk scenario De systemen onder lage druk zijn als zodanig gemodelleerd. Leidingbreuk scenario s leidingen met een grote lengte en hoge druk worden daarom gemodelleerd in vijf segmenten, waardoor ook het lage drukscenario aan het einde van het afblazen van de leiding wordt meegenomen. In de afvanginstallatie is een dergelijke leiding niet aanwezig Secundaire lage snelheid scenario De buisleiding wordt zal niet door civiele constructies zoals leidingtunnels worden aangelegd. Het secundaire lage snelheid scenario is daarom niet van toepassing. De kunstwerken ten behoeve van het kruisen van leidingen en transportwegen bestaan uit specifiek ontworpen buisleidingconstructies welke niet zullen resulteren in een secundaire lage snelheid. 4.4 Vrijkomen CO 2 onderwater Indien het CO 2 vrijkomt onderwater, dan zal zich een zogenaamde bubble plume vormen (zie Figuur 4). Deze bubble plume zal de uitstromingssnelheid van het CO 2 reduceren en voorkomen dat er jetdispersie optreed. Op basis van de richtlijnen van de International Association of Oil and Gas Producers (OGP) [9] voor het uitvoeren van risicoanalyses en het onderzoek van Petroleumtilsynet [8] voor Norpipe is in deze risicoanalyse uitgegaan van een doorsnede aan de wateroppervlakte van de bubble plume van 30% van de leidingdiepte. De OGP richtlijn geeft 20% aan als bubble plume diameter voor gaslekken onderwater. Omdat bij CO 2 echter lage uitstromingssnelheiden in een groter effect resulteren, is besloten een conservatieve diameter van 30% te hanteren gebaseerd op een analyse van het onderzoek van Petroleumtilsynet. Met de berekende uitstromingshoeveelheid en deze diameter is vervolgens de verticale uitstromingssnelheid bepaald van het CO 2 aan het wateroppervlak. De dichtheid van CO 2 welke hiervoor is gebruikt is bepaald op basis van de zeewatertemperatuur. Er is aangenomen dat het CO 2 de temperatuur aanneemt van het zeewater. Daarnaast kan een klein gedeelte van het CO 2 (circa 0,5%) in het water oplossen. Dit mitigerende effect is niet relevant voor deze risicoanalyse.

18 Pagina: 14 van 53 Figuur 4 : Bubble plume 4.5 Modellering van het vrijkomen van dense phase CO 2 CO 2 zal als initieel als gas worden getransporteerd van de afvanginstallatie naar het offshore platform. Bij toenemende injectiedrukken komt het CO 2 uiteindelijk in het dense phase gebied, (bij drukken hoger dan 73,15 Bar(a) en een temperatuur hoger dan 31 C is het gas dense phase en zijn er geen faseveranderingen van vloeistof naar gas). Bij het vrijkomen van dense phase CO 2 door lekkage of volledig falen van de transportleiding zal een deel van het CO 2 in vaste vorm (droog ijs) vrijkomen. Droog ijs sublimeert bij atmosferische druk direct naar gas zonder eerst vloeistof te vormen, waarbij warmte vanuit de omgeving moet worden toegevoerd. In Figuur 5 is in het Mollier diagram van CO 2 aangegeven hoe het CO 2 bij isentropische omstandigheden expandeert.

19 Pagina: 15 van 53 Figuur 5: Isentropische expansie van CO 2 vanuit pijpleidingcondities Rekenmethodiek Er is discussie over de nauwkeurigheid van dispersiemodellen bij CO 2 in dense phase condities. De parameters van CO 2 zijn in de Safeti software aangepast om dense phase CO 2 condities te kunnen modelleren. Door BP zijn in 2008 in samenwerking met DNV testen [22] uitgevoerd op de testlocatie Spadeadam in het Verenigd Koninkrijk om het gedrag van dense phase CO 2 te onderzoeken en de dispersie modellen te valideren. Uit deze dispersietesten bleek onder andere dat: Het uitregenen van droog ijs op de grond niet optrad. Het ijs wat tijdens de uitstroming van CO 2 wordt gevormd sublimeert tot gasvormig CO 2 voordat een horizontale jet de grond raakt. Door de afkoeling welke in de jet optreedt, condenseert wel het water in omgevingslucht welke door de jet is vermengd. Dit zorgt voor de zichtbare karakteristieke witte jet. Het modelleren van dense phase CO 2 als een gas zonder rekening te houden met de vorming van droog ijs resulteerde in onderschatting van de concentraties dichtbij de bron en overschatting van de concentraties in het verre veld. De resultaten van deze testen zijn verwerkt in de laatste release van de PHAST software van DNV. Bij een verticale uitstroming (van de modellering van een ondergrondse leiding) wordt geen uitregenen van vast CO 2 op de grond berekend. De beschreven testresultaten onderschrijven deze berekende resultaten. Hieruit wordt de conclusie getrokken, dat bij een verticale

20 Pagina: 16 van 53 ongehinderde uitstroming van CO2 vanuit een ondergrondse leiding het risico op de grond beperkt blijft tot een klein gebied rond de bron.

21 Pagina: 17 van 53 5 Methode In dit hoofdstuk wordt beschreven welke data gebruikt is voor het berekenen van de risico s van de transportleiding. 5.1 Het beschouwde insluitsysteem De leiding bestaat uit één insluitsysteem van de afsluiter op de terreingrens van de capturelocatie tot de afsluiter na de riser van platform P18. De gehele leiding is opgenomen in de risicoberekening. De routing van de leiding over land wordt weergegeven in Figuur 6. Hierbij dient te worden opgemerkt dat bij de aanleg van Maasvlakte 2 de Yangtzehaven zal worden doorgetrokken. Het doortrekken van de Yangtzehaven is nog niet verwerkt in Figuur 6, maar is in de berekeningen wel opgenomen. De buisleiding zal met een horizontaal gestuurde boring onder de verlengde Yangtzehaven worden aangelegd. Deze boring zal een maximale diepte hebben van circa 42 meter en is weergegeven in figuur 8.

22 Pagina: 18 van 53 Figuur 6: leiding over land De routing van de leiding over zee wordt weergegeven in Figuur 7.

23 Pagina: 19 van 53 Figuur 7: Leiding over zeebodem

24 Pagina: 20 van Modellering Generieke data Voor de berekening is uitgegaan, dat de omstandigheden waaronder het CO 2 zich in de leiding bevindt niet wijzigen. De parameters van belang voor de risicoberekening worden voor beide varianten weergegeven in Tabel 1. Tabel 1: Invoerparameters Parameter Grootheid Invoer variant 1 Invoer variant 2 Stof -/- CO 2 CO 2 Diameter inch Druk barg Temperatuur C 60 4 Debiet Ton/jaar 1,1 * ,1 * 10 6 De leiding wordt ontworpen conform de NEN3650 [32] met toepassing van DNV recommended practice J202 [31]. De leiding zal daarnaast geïsoleerd worden uitgevoerd om afkoeling van de CO 2 tijdens transport te voorkomen. Deze isolatie zal worden uitgevoerd conform de pijp in pijp methode. De diepteligging van de leiding, wanddikte en staalsoort worden in het detailontwerp vastgelegd. De NEN 3650 bevat op dit moment geen specifieke eisen voor leidingen voor CO 2 transport. Momenteel wordt aan een revisie van de norm gewerkt. Deze revisie zal generieke eisen bevatten betreffende het ontwerp van buisleiding voor CO 2 transport. Deze eisen zullen naar het zich laat aanzien in lijn zijn met DNV recommended practice. Het onderhoud van de leiding zal in overeenstemming zijn met geldende richtlijnen voor het beheer van buisleidingen. 5.3 Faalscenario s Onshore De eerste kilometers van de leiding lopen over land. Hiervan ligt het grootste deel in een leidingstrook van de Gemeente Rotterdam. Ter hoogte van kruisingen van wegen, spoorlijnen en de toekomstige Yangtzehaven wordt de leiding aangelegd in een kunstwerk [3]. De kruisingen waar de leiding wordt gelegd in een kunstwerk worden nader beschreven in Tabel 2.

25 Pagina: 21 van 53 Tabel 2: Kunstwerken in de leiding over land Te kruisen objecten Inschatting te overbruggen afstand (m) Spoorweg 16 Australieweg, spoorweg, leidingstrook 17 Kabeltrace KPN <201 Leidingwerk en Europaweg 12 Yangtzehaven 800 Europaweg 10 De bestemmingsplannen Maasvlakte 1981 en Maasvlakte 2 staan de bouw van windturbines in de omgeving van de leiding toe. Derhalve wordt de faalkans voor de leiding gesommeerd met de faalkans van een windturbine zoals beschreven in paragraaf De faalscenario s welke in deze risicoanalyse zijn gebruikt zijn gebaseerd op de huidige conceptuele versie van de rekenmethodiek Overige Leidingen [4] voor het onshore deel van de buisleiding. Deze scenario s en de bijbehorende faalfrequenties zijn momenteel bepaald als gegeven in Tabel 3. Tabel 3 : Onshore faalfrequentie buisleidingen Scenario Faalfrequentie Faalfrequentie inclusief Percentage (km-1 jaar-1) windturbine (km-1 jaar-1) Breuk van de leiding 3.7 x ,13 * Lek met een effectieve diameter van 10% van 1.1 x ,75 * de nominale diameter, maximaal 20mm Totaal 1.47 x ,65 * In 2009 was meer dan 5600 kilometer buisleiding in gebruik voor CO 2 transport in de Verenigde Staten [26]. Deze buisleidingen variëren in diameter tussen 200 en 750 mm en worden gebruikt om CO 2 in dense phase condities te transporteren van natuurlijke reservoirs naar olievelden voor het verhogen van de olieproductie. Deze buisleidingen opereren in vergelijkbare proces omstandigheden als de buisleiding voor het ROAD project. Op basis van faalgegevens uit de Pipeline Safety database van het het National Response Centre over de jaren 1986 tot 2008 is de faalkans van CO 2 leidingen bepaald in de risicoanalyse voor de buisleiding voor het Hydrogen Energy California project [27]. Deze faalkans is bepaald op 1.69 x 10-4 per mijl per jaar (1.06 x 10-4 per km per jaar). Duncan geeft in zijn statement [28] voor het Subcommittee on Energy and Environment van het House of Representatives in de Verenigde Staten een faalkans van 1.77 x 10-4 per km per jaar gebaseerd voor de casuïstiek van onshore dense phase CO 2 leidingen in de Verenigde Staten.

26 Pagina: 22 van 53 Daarnaast zijn in deze risicoanalyse reducerende maatregelen zoals onder andere de ligging in de buisleidingstrook, diepteligging, wanddikte, bescherming door de isolatiemantel, bescherming door mantelbuizen etc. niet meegenomen in de bepaling van de faalfrequentie van de buisleiding. De in deze risicoanalyse gebruikte faalkans zoals deze momenteel is gedefinieerd in de concept rekenmethodiek overige leidingen is daarom conservatief voor deze buisleiding. De toekomstige Yangtzehaven wordt gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Deze boring ligt maximaal 45 meter onder NAP. Daarom is deze de kruising met de Yangtzehaven analoog aan de kruising met de Nieuwe Waterweg gemodelleerd (segment 5) Offshore Faalkansen OGP methodiek De faalscenario s en faalkansen van de leiding worden berekend conform de rapporten Consequence modelling [6] en Riser & pipeline release frequencies [5] van de International Association of Oil & Gas Producers (OGP). De faalkans van transportleidingen over zee, met een diameter kleiner dan 24 inch, zoals beschreven in het rapport Riser & pipeline release frequencies van het OGP is 5,1 * 10-5 per km per jaar. De volgende scenario s zijn in overeenstemming met deze rekenmethodiek meegenomen in de modellering. Tabel 4 : Faalscenario's offshore buisleiding Scenario Faalfrequentie (km-1 jaar-1) Percentage 20 mm hole 3,77E mm hole 8,16E full bore rupture 5,10E Total 5,10E Deze faalkans is gebaseerd op het onderzoek van een analyse door DNV van de gegevens in de PARLOC 2001 [7]. In dit onderzoek is gekeken naar de verschillende basisoorzaken welke resulteren in het falen van een leiding. De verdeling wordt weergegeven in Tabel 5. Tabel 5: Basisoorzaken voor het falen van een leiding over zee Basisoorzaak Incidenten Percentage Anchor & impact damage 22 23% Corrosion & Material defects 49 51% Other 25 26% Total 96 Voor de CO 2 transportleiding heeft MARIN in 2009 een onderzoek gedaan naar de kans dat de integriteit van de leiding wordt bedreigd door passerende scheepvaart. Conform de PARLOC studie [7] zal een incident met een anker in 25% van de gevallen leiden tot het ongewenst vrijkomen van CO2 (Loss of Containment, LOC). De overige incidenten leiden conform de PARLOC studie [7] in 13,5% van de gevallen tot een LOC.

27 Pagina: 23 van 53 De leiding is door MARIN onderverdeeld in vijf segmenten waar de scheepvaart een ongeveer gelijke invloed heeft. In Tabel 6 wordt de kans dat een incident leidt tot een LOC per leidingsegment weergegeven. Tabel 6: Kans op een LOC van de CO 2 transportleiding door passerende schepen (/km/jaar) Segment Lengte Gezonken Gezonken Container segment op pijp Deklading Anker valt Anker haakt op pijp met overboard (m) zonder valt op pijp op pijp achter pijp aanvaring op pijp aanvaring ,006E-07 3,456E-07 0,000E+00 8,100E-09 1,900E-07 6,800E ,623E-06 2,623E-06 2,806E-05 1,998E-07 1,430E-06 1,185E ,522E-06 1,116E-06 0,000E+00 4,995E-08 8,175E-07 2,283E ,229E-06 9,545E-07 0,000E+00 4,590E-08 7,650E-07 1,933E ,501E-05 4,509E-05 8,462E-05 1,67E-06 3,305E-05 7,274E-05 De faalkans zoals beschreven in het rapport Riser & pipeline release frequencies van het OGP wordt per leidingsegment aangepast door de kans zoals berekend door MARIN te verwerken in de faalkans zoals bepaald door PARLOC. In Tabel 7 wordt de faalkans per door MARIN gedefinieerd segment weergegeven. Tabel 7: Faalkansen per leidingsegment Segment Marin total (23%) PARLOC (77%) Faalkans per segment (/km/jaar) 1 2,024E-06 3,927E-05 4,129E ,779E-05 3,927E-05 8,706E ,788E-06 3,927E-05 4,606E ,927E-06 3,927E-05 4,520E ,927E-05 3,927E Faalkansen overige leidingen methodiek De faalscenario s en faalkansen zoals beschreven in de methodiek overige leidingen zijn in 2010 vastgesteld op basis van de faaldata van leidingen over land. Deze methodiek is dus van toepassing op ondergrondse (onshore) buisleidingen. Na overleg met het ministerie van I&M is besloten de risico s van de offshore leiding naast de reeds beschreven OGP rekenmethodiek tevens ook door te rekenen met deze onshore methodiek. De faalscenario s voor de offshore leiding komen derhalve overeen met de faalscenario s voor de leidingen over land zoals beschreven in Tabel 3. 2 Door de diepte van de leiding onder de vaargeul zal passerende scheepvaart geen basisoorzaak zijn van een lekkage of breuk van de leiding. Dit is door ROAD bevestigd.

28 Pagina: 24 van 53 De distributie van de faalkansen over de faalscenario s voor een transportleiding op zee worden weergegeven in Tabel 8. Tabel 8: Faalkans distributie over de scenario s Scenario % van faalkans Lek 75 Breuk 25 In Tabel 9 worden de faalkansen voor de drie scenario s per leidingsegment beschreven. Tabel 9: Faalkansen per scenario per leidingsegment Segmenten Scenario Initiële faalkans (/km/jaar) Faalkans (/km/jaar) 1 Lek 1,47E-04 1,10E-04 Breuk 3,70E-05 2 Lek 1,47E-04 1,10E-04 Breuk 3,70E-05 3 Lek 1,47E-04 1,10E-04 Breuk 3,70E-05 4 Lek 1,47E-04 1,10E-04 Breuk 3,70E-05 5 Lek 1,47E-04 1,10E-04 Breuk 3,70E Leidingsegmenten Voor de uitstroming van gassen onder water wordt aangenomen dat, ongeacht de uitstroomsnelheid, de diameter van de pluim aan de oppervlakte gelijk is aan 30% van de diepte van het water op de breuklocatie [6]. De diepte van de zee op de route van de leiding wordt weergegeven in bijlage 1. De leidingsegmenten zoals ingedeeld door MARIN zijn op basis van de diepteligging van de leiding waar noodzakelijk ingedeeld in subsegmenten. In Tabel 10 worden de segmenten welke zijn opgenomen in de QRA beschreven. Tabel 10: Gemodelleerde segmenten Segment Subsegment Maximale diepte (m) Faalkans (km/jaar) 1 A -22 1,47E-04 2 A -23 1,47E-04 3 A -22 1,47E-04 B -19 1,47E-04 C -15 1,47E-04 4 A -16 1,47E-04 5 A -27 1,47E-04

29 Pagina: 25 van Uitstroomsnelheid Het water boven de leiding zal de uitstroomsnelheid van het vrijkomende CO 2 sterk reduceren. Op basis van de initiële uitstroomsnelheid, de dichtheid (bij 10 C) en het oppervlak waar de CO 2 uit vrijkomt is de uitstroomsnelheid aangepast. De leidingsegmenten worden weergegeven in Figuur 8 en Figuur 9. Figuur 8: Leidingsegementen over land (drie) (indicatief)

30 Pagina: 26 van 53 Figuur 9: Leidingsegmenten over zee (zeven) Riser Het laatste deel van de transportleiding is de riser. Dit stuk leiding loopt van de zeebodem langs het platform omhoog tot de eerste afsluiter.

31 Pagina: 27 van Faalkans De faalkans voor een riser met een diameter kleiner dan 16 inch, zoals beschreven in het rapport Riser & pipeline release frequencies van het OGP, heeft een faalkans van 9,1 * 10-4 per jaar. Deze faalkans wordt ongewijzigd toegepast Scenario s De faalscenario s voor een riser worden weergegeven in Tabel 8. De distributie van de faalkans over de scenario s is afkomstig uit het rapport Riser & pipeline release frequencies van het OGP. Tabel 11: Distributie van de faalkans over de scenario s Scenario % van faalkans 20 mm lek 60% 80 mm lek 15% Leidingbreuk 25% Naast de distributie over de diverse scenario s wordt er voor risers tevens onderscheid gemaakt in de locaties waar het scenario op kan treden. Deze distributie wordt weergegeven in Tabel 12. Tabel 12: Distributie van de scenario s over de riser Scenario % van LOC Boven water 20% Splash zone 50% Onder water 30% De faalkans voor de verschillende scenario s en de verschillende locaties van LOC s wordt weergegeven in Tabel 13. Tabel 13: Faalkans per scenario per locatie Scenario % van faalkans % locatie LOC Initiële faalkans (/jaar) Faalkans (/jaar) 20mm hole above water 60% 20% 9,10E-04 1,09E-04 20mm hole splash 60% 50% 9,10E-04 2,73E-04 20mm hole subsea 60% 30% 9,10E-04 1,64E mm hole above water 15% 20% 9,10E-04 2,73E-05 80mm hole splash 15% 50% 9,10E-04 6,83E-05 80mm hole subsea 15% 30% 9,10E-04 4,10E-05 full bore above water 25% 20% 9,10E-04 4,55E-05 full bore splash 25% 50% 9,10E-04 1,14E-04 full bore subsea 25% 30% 9,10E-04 6,83E-05

32 Pagina: 28 van Externe invloeden De commissie voor de m.e.r. heeft aangegeven om de risico s in ogenschouw te nemen van andere leidingen in de leidingstraat. Daarnaast zijn domino effecten niet opgenomen in de standaard faalfrequenties van buisleidingen. Deze stelt dat falen ook een gevolg kan zijn van externe oorzaken. Daarom moet een Loss of Containment ten gevolge van een oorzaak van buiten meegenomen worden in de risicoanalyse. Deze mogelijke externe oorzaken zijn bij de CO 2 buisleiding: Het falen van een windturbine De nabijheid van andere leidingen met brandbare stoffen Een LOC ten gevolge van een neerstortend vliegtuig Scheepvaart incidenten Windturbines Voor het berekenen van de faalkans van een leiding moet rekening worden gehouden met het falen van de leiding door het falen van een windturbine in de nabijheid. Conform de publicatie Windturbines op veilige afstand betreft de dominoafstand voor een ondergrondse leiding maximaal 110 meter Bestaande windturbines Wanneer specifiek naar windturbines wordt gekeken, valt op dat de bestaande windturbines niet in de directe omgeving van de geplande CO2-transportleiding zijn gesitueerd. De windturbines zijn namelijk verder gelegen dan de maximale veiligheidsafstand van 110 meter die wordt gehanteerd in de publicatie Windturbines op veilige afstand van het RIVM. [26] Verwezen kan worden naar Figuur 10 waarin de reeds bestaande windturbines zijn ingetekend in de kaart van de vigerende bestemmingsplannen. De dichtstbijzijnde afstand van een bestaande windturbine tot de toekomstige CO 2 -buisleiding bedraagt 137,5 meter. De bestaande windturbines hebben dus geen risicoverhogend effect op de geplande CO2- transportleiding en hoeven dus niet meegenomen te worden in de QRA van de CO2- transportleiding waarmee de contour wordt bepaald Niet gerealiseerde maar planologisch mogelijke windturbines Als gekeken wordt naar de locaties waar het vigerende bestemmingsplan de bouw van windturbines rechtstreeks toestaat (feitelijk zijn ze niet aanwezig), komen twee locaties op de Maasvlakte in aanmerking, namelijk (1) de locatie direct ten noorden van het E.ON-terrein én (2) de locatie waar de Europaweg een bocht maakt. Bijlage 2 geeft deze locaties weer. Op locatie (1) laat het vigerend bestemmingsplan windturbines rechtstreeks toe van maximaal 70 meter, de rotorbladen niet meegerekend (bestemmingsplan Maasvlakte 1981, bestemming

33 Pagina: 29 van 53 Nutsbedrijf en Windenergie). Voor windturbines met een ashoogte van 70 meter geldt op grond van de publicatie Windturbines op veilige afstand een veiligheidsafstand van 90 meter tussen een windturbine en een buisleiding. Voor locatie (2) is op 8 juli 2010 een voorbereidingsbesluit bekendgemaakt dat ingaat op plaatsing van windturbines (referentie: ds+v Gemeente Rotterdam, nr. 109R1623, d.d. 8 juli 2010). Volledigheidshalve is deze mogelijkheid in deze studie alvast meegenomen. De geplande CO 2 -transportleiding gaat alleen door locatie (1) en ligt binnen de straal van 90 meter. De afstand tot locatie (2) is 305 meter, ruim buiten de veiligheidsafstand (zie Bijlage 2). Indien op die locaties windturbines worden gerealiseerd (wat dus planologisch is toegestaan), dan liggen die windturbines in de directe omgeving van de geplande CO 2 -transportleiding. Ze liggen in dat geval namelijk binnen de afstandsgrens zoals wordt gehanteerd in de publicatie Windturbines op veilige afstand. Die planologische mogelijke windturbines hebben dus een risicoverhogend effect op de geplande CO 2 -transportleiding. Figuur 10: Bestaande windturbines Om het risicoverhogende effect op de ondergrondse buisleiding door deze windturbines mee te nemen is de daaruit voortkomende faalkans bepaald op basis van het Handboek risicozonering windturbines [33]. Hierbij is voor deze risicoanalyse uitgegaan van de plaatsing van de windturbines direct naast de ondergrondse buisleiding en een relatief kleine onderlinge afstand van 90 meter. In deze bepaling is voor de kans op falen van de buisleiding door een blad de volledige faalkans meegenomen en is de factor gebruikt voor ondergrondse buisleidingen. De andere factoren zijn in overeenstemming met het handboek risicozonering windturbines bepaald op basis van de positie van de windmolen naast de leiding.

34 Pagina: 30 van 53 Tabel 14 : Faalkans ondergrondse buisleiding bij plaatsing windturbines Omschrijving Faalfrequentie Factor Faalfrequentie Faalfrequentie breuk geheel blad 8,40E-04 0,001 8,40E-07 1/jaar Omvallen van turbine door mastbreuk 1,30E-04 0,051 6,66E-06 1/jaar Naar beneden vallen gehele turbine en/of rotor 3,20E-04 0,5 1,60E-04 1/jaar Totaal 1,68E-04 1/jaar Windturbine onderlinge afstand 90 meter Faalfrequentie van falen windturbine 1,86E-06 1/m/jaar Faalfrequentie ondergrondse buisleiding volgens rekenmethodiek overige leidingen 1,40E-07 1/m/jaar Totale faalkans ondergrondse buisleiding 2,00E-06 1/m/jaar Ten gevolge van deze conservatieve inschatting met betrekking tot de plaatsing van planologisch mogelijke windturbines neemt de faalkans van de ondergrondse buisleiding met ruim een factor 14 toe. Deze toename is in de risicoanalyse meegenomen voor de ondergrondse delen van het buisleiding traject over het gehele landtracé Parallele ligging van leidingen De leiding zal worden aangelegd in overeenstemming met de eisen in de NEN 3650 en in overeenstemming met de eisen van de beheerder van de leidingstraat. Deze definiëren een minimale afstand tussen parallelle ondergrondse leidingen. Daarnaast definieert de NEN 3651:2003 voor kruisingen met waterstaatkundige werken de minimale afstanden tussen parallelle leidingen. Door deze minimale afstand is het falen van de naastliggende leiding door de initiële explosie bij het volledig bezwijken van een naastliggende leiding onwaarschijnlijk. In de leidingstraat zullen twee Gasunie gasleidingen komen te liggen (de aansluitleiding van de GATE LNG terminal en de afvoerleiding van TAQA). Het initiële volledig falen van een gasleiding zal door afstand van de leidingen geen gevolg hebben voor de CO 2 buisleiding. Bij een daaropvolgende ontsteking van het ontsnappende aardgas is er een mogelijkheid dat de CO 2 leiding na enige tijd zal bezwijken door afname van de sterkte van het staal ten gevolge van de hoge temperatuur. De parallelle ligging van deze leidingen heeft daarom gevolgen voor de faalkans van de CO 2 leiding. Het falen van Gasunie gastransportleidingen wordt primair veroorzaakt door derden (external interference). Daarom wordt bij de bepaling van de faalfrequentie van Gasunie gastransportleidingen van external interference uitgegaan. In het geval van parallelle leidingen zijn de faalfrequenties ten gevolge van schade door derden (graafwerkzaamheden) niet onafhankelijk. Hierbij wordt door Gasunie [29] onderscheid gemaakt in verticale en horizontale graafwerkzaamheden. De verhouding tussen beide typen faalscenario s is door Gasunie

35 Pagina: 31 van 53 vastgesteld op basis van casuïstiek van haar leidingenbestand. Hieruit blijkt dat 30% wordt veroorzaakt door verticale graafwerkzaamheden en 70% door horizontale graafwerkzaamheden. Daarnaast zal duidelijk zijn in het geval van schade door horizontale graafwerkzaamheden deze zullen stoppen zodra de eerste leiding is geraakt. Hierdoor kunnen we stellen dat in deze situatie de kans op een breuk van de CO 2 buisleiding in parallel ligging met de gastransportleidingen als volgt kan worden bepaald uitgaande van de faalfrequentie voor breuk voor een leiding in een leidingstraat volgens BEVI voor de gastransportleidingen (ff GT ) en een 100% kans op ontsteking (P ign ) de gaswolk: Faalfrequentie totaal = ff CO2 + ff GT1 * 0,3* P ign +ff GT2 * 0,3 P ign = Faalfrequentie totaal = 3.7 x x 10-6 x 0.3 x x 10-6 x 0.3 x 1= 4.12 x 10-5 Dit domino effect creëert in dit geval dus een 11% hogere faalfrequentie voor de ondergrondse CO 2 buisleiding in parallelligging met de gastransportleidingen in de leidingstrook. Dit domino effect zal alleen optreden bij het onshore deel van de leiding. Bij een parallelle ligging van de leidingen onder water zal de naastliggende leiding niet bezwijken Vliegroutes Eén van de aanvliegroutes van de luchthaven Rotterdam/ Den Haag ligt over de maasvlakte, Europoort en Botlek. Conform de risicoanalyse zoals opgesteld ten behoeve van de luchthaven is de kans dat een vliegtuig neerstort pas 1 * 10-6 per jaar in de directe omgeving van de landingsbaan. De kans dat het neerstorten van een vliegtuig zal leiden tot het vrijkomen van CO 2 is derhalve verwaarloosbaar Scheepvaart Door gebruik te maken van het MARIN onderzoek is de invloed van scheepvaart op de faalkans van het offshore deel van de leiding meegenomen in de risicoanalyse van de buisleiding. 5.5 Modelparameters Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van Safeti-NL versie Een beschrijving van het model is in deze rapportage opgenomen in paragraaf 5.2. In deze paragraaf worden de modelparameters, die van belang zijn voor de resultaten, beschreven. Voor het uitvoeren van de berekeningen zijn de weergegevens van Hoek van Holland toegepast. ng van de gebruikte weerklassen. Tabel 15 geeft een overzicht en een beschrijving van de gebruikte weerklassen. Tabel 15: beschrijving weerklassen Weerklasse Beschrijving B3 Instabiel weer, gematigd zonnig, lichte tot gemiddelde wind (3 m/s) D1,5 Licht instabiel weer, zonnig en winderig (1,5 m/s) D5 Neutraal weer, bewolkt en winderig (5 m/s) D9 Neutraal weer, bewolkt en winderig (9 m/s)

36 Pagina: 32 van 53 E5 Licht stabiel, licht winderig (3 m/s) F1,5 Zeer stabiel, zeer licht winderig (1,5 m/s) Ruwheidslengte De ruwheidslengte van het terrein heeft invloed op de dispersie. Voor de berekeningen is er gebruik gemaakt van een ruwheidslengte van 0,2 millimeter voor de scenario s over zee en van 100mm voor de leiding over land. De ruwheidslengte van 0,2 mm is representatief voor uitstroming over open water, de ruwheidslengte van 100 mm is representatief voor een omgeving met lage gewassen met een enkel groot obstakel Ontstekingsbronnen De transportleiding transporteert onbrandbaar CO 2. Derhalve zijn er geen ontstekingsbronnen gemodelleerd Populatiedata Voor de populatie in de omgeving van de inrichting is gebruik gemaakt van de populatiedata zoals opgesteld door de DCMR. Ten aanzien van woonbebouwing is ervan uitgegaan dat alle omwonenden s nachts in hun huizen zijn. Voor de populatie overdag is aangenomen dat 50 % van de omwonenden aanwezig is. Ten aanzien van de omliggende bedrijven is er vanuit gegaan dat de bezetting s nachts 50% is van de populatie overdag. Het dagdeel nacht omvat 56% van een etmaal, het dagdeel dag omvat 44% van een etmaal Mogelijk toekomstige brandweerkazerne Vanaf 17 december 2010 heeft het ontwerp-bestemmingsplan Brandweerkazerne 1 e Maasvlakte ter inzage gelegen. Deze brandweerkazerne is op dit moment nog niet planologisch mogelijk. Daarvoor dient de bestemmingsplanprocedure met succes doorlopen te worden. Het plangebied waar de brandweerkazerne in het ontwerp-bestemmingsplan is geprojecteerd, is gelegen op 48 meter van de geplande CO 2 -transportleiding. Het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan Brandweerkazerne 1 e Maasvlakte is eveneens op Bijlage 2 aangegeven. De brandweerkazerne kan worden aangemerkt als een beperkt kwetsbaar object. In de risicoanalyse is de beperkte toename van de populatie met tussen de 6 tot 8 personen meegenomen. Het invullen van die toekomstige situatie houdt dan in dat de brandweerkazerne als beperkt kwetsbaar object op 48 meter afstand van de geplande CO 2 -transportleiding wordt geprojecteerd en kan dus als conservatief worden beschouwd.

37 Pagina: 33 van 53 6 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de QRA voor beide varianten beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende varianten en naar de resultaten van de berekeningen gebaseerd op verschillende faalkansen. 6.1 Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op een dodelijk ongeval ten gevolge van een ongewoon voorval (ongevalscenario) indien een persoon (onbeschermd in de buitenlucht) zich bevindt op een bepaalde plaats waar hij voortdurend (24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) wordt blootgesteld aan de schadelijke gevolgen van een voorval. Het PR wordt weergegeven in de vorm van PR-contouren. Hierbij geven de contouren locaties met gelijke kansen op overlijden weer. Zo toont de PR-contour van 10-6 per jaar de locaties waar de kans op het overlijden van een persoon eens in de miljoen jaar bedraagt. Het PR is onafhankelijk van de bevolkingsverdeling in de omgeving van de inrichting Plaatsgebonden risico OGP Methodiek De plaatsgebonden risicocontouren voor de berekeningen gebaseerd op de methodieken van het OGP en de studie van MARIN worden weergegeven in Figuur 11 en Figuur 12. De maatgevende risicocontour van 10-6 per jaar is in het rood weergegeven in de figuren. Hieruit blijkt: - Voor de hoge druk variant is heeft de 10-6 per jaar contour een maximale breedte bij de beide diepe boringen (toekomstige Yangtzehaven en bij de kruising met de Maasvaargeul). Dit is een gevolg van de lagere uitstromingssnelheid. - De effecten welke ontstaan door de het falen van leidingen onder water strekken zich gedeeltelijk uit over land en zijn de oorzaak van de 10-6 contouren op land. Deze contouren zijn geen resultaat van de onshore delen van de buisleiding. - De lage druk variant leidt tot een ruimere 10-6 per jaar contour. - Deze contouren bevinden zich in een gebied waar momenteel geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voor komen.

38 Pagina: 34 van 53 Figuur 11: Plaatsgebonden risicocontouren (hoge druk variant)

39 Pagina: 35 van 53 Figuur 12: Plaatsgebonden risicocontouren (lage druk variant)

40 Pagina: 36 van Plaatsgebonden risico overige leidingen methodiek De plaatsgebonden risicocontouren voor de berekeningen gebaseerd op de concept rekenmethodiek overige leidingen worden weergegeven in Figuur 13 en Figuur 14. In vergelijking met de plaatsgebonden risico s bij de OGP methodiek zijn de contouren op land kleiner van omvang. - Voor de hoge druk variant is heeft de 10-6 per jaar contour een maximale breedte bij de beide diepe boringen (toekomstige Yangtzehaven en bij de kruising met de Maasvaargeul). Dit is een gevolg van de lagere uitstromingssnelheid. - De effecten welke ontstaan door de het falen van leidingen onder water strekken zich gedeeltelijk uit over land en zijn de oorzaak van de 10-6 contouren op land. Deze contouren zijn geen resultaat van de onshore delen van de buisleiding. - De lage druk variant leidt tot een ruimere 10-6 per jaar contour. - Deze contouren bevinden zich in een gebied waar momenteel geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voor komen. - Doordat de in de rekenmethodiek gebruikte faalkans groter is dan de faalkans zoals gebruikt in de OGP methodiek zijn de contouren in omvang toegenomen.

41 Pagina: 37 van 53 Figuur 13 : Plaatsgebonden risicocontouren (hoge druk variant)

42 Pagina: 38 van 53 Figuur 14: Plaatsgebonden risicocontouren (lage druk variant)

43 Pagina: 39 van Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang tegelijk dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval. Het GR wordt vastgelegd in een zogenaamde F(N)- curve en is, in tegenstelling tot het PR, afhankelijk van de bevolkingsverdeling in de omgeving van inrichting. In een F(N)-curve staat op de verticale as de kans weergegeven dat meer dan N slachtoffers ten gevolge van het beschouwde scenario komen te overlijden. Deze kans wordt uitgedrukt in de eenheid per jaar. Op de horizontale as staat het aantal slachtoffers weergegeven. De groepsrisicocurve van de hoge druk variant wordt weergegeven in Figuur 15 en van de lage druk variant in Figuur 16. Beide grafieken zijn gegenereerd voor de worst-case kilometer van de leiding. Deze kilometer is bepaald door het groepsrisico van de gehele leiding te bepalen en daarvan de scenario s te bepalen die de grootste bijdrage hebben. Daarna is het groepsrisico van deze scenario s separaat bepaald. De worst case kilometer is vastgesteld als de kilometer leiding die in de toekomst onder de Yangtzehaven loopt Faalkansen OGP methodiek Het groepsrisico voor de berekeningen gebaseerd op de methodieken van het OGP en de studie van MARIN worden weergegeven in Figuur 15 en Figuur 16. Figuur 15: Groepsrisicocurve (hoge druk scenario)

44 Pagina: 40 van 53 Figuur 16 : Groepsrisicocurve (lage druk scenario) Uit deze figuren blijkt dat het groepsrisico van de buisleiding onder de oriënterende waarde blijft zoals gedefinieerd in de BevB Faalkansen overige leidingen methodiek Het groepsrisico voor de berekeningen gebaseerd op de concept rekenmethodiek overige leidingen worden weergegeven in Figuur 17 en Figuur 18. Figuur 17: Groepsrisicocurve (hoge druk scenario)

45 Pagina: 41 van 53 Figuur 18 : Groepsrisicocurve (lage druk scenario) Uit de figuren blijkt een geringe toename van het groepsrisico. Deze wordt veroorzaakt door de grotere faalkans ten opzichte van de OGP methodiek. Ook hier blijkt dat het groepsrisico van de buisleiding onder de oriënterende waarde blijft zoals gedefinieerd in de BevB 6.3 Bijdrage van de scenario s aan het risico Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico van de CO 2 transportleiding over land is marginaal. Alleen ter hoogte van de boring door de Yangtzehaven neemt het risico toe. Daarnaast kunnen alleen een lekkage of een breuk van de leiding een bijdrage leveren aan het plaatsgebonden risico. Derhalve zijn de bijdrages van de individuele scenario s aan het plaatsgebonden risico niet nader bepaald Groepsrisico Faalkansen OGP methodiek De scenario s die de grootste bijdrage leveren aan het groepsrisico worden weergegeven intabel 16 en Tabel 17. Tabel 16: Bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, hoge druk variant Scenario Procentuele bijdrage 80 mm lek ter hoogte van de Yangtzehaven +/- 55 Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangtzehaven +/- 45 Tabel 17: Bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, lage druk variant Scenario Procentuele bijdrage

46 Pagina: 42 van mm lek ter hoogte van de Yangtzehaven +/- 55 Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangtzehaven +/ Faalkansen overige leidingen methodiek De scenario s die de grootste bijdrage leveren aan het groepsrisico worden weergegeven in Tabel 18 en Tabel 19. Tabel 18: Bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, hoge druk variant Scenario Procentuele bijdrage Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangtzehaven 100 Tabel 19: Bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, lage druk variant Scenario Procentuele bijdrage Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangtzehaven Invloed mogelijke toekomstige ontwikkelingen De invloed van de mogelijk toekomstige ontwikkelingen op het groepsrisico ten gevolge van de plaatsing van windmolens en de mogelijk toekomstige brandweercentrale zijn meegenomen in de bepaling van het groepsrisico. De invloed van deze ontwikkelingen is elk apart bepaald en daaruit is gebleken dat deze mogelijke ontwikkelingen niet leiden tot een significante verandering van het groepsrisico Maximale effectafstand De maximale effectafstand is gespecificeerd als de afstand tot de 1% letaliteitsgrens voor het worst-case scenario Faalkansen OGP methodiek De maximale effectafstand voor de buisleiding wordt beschreven in Tabel 20. Tabel 20: Maximale effectafstanden Scenario Weerstype Bronsterkte Duur Maximale effectafstand (m) (kg/s) (sec) Lage druk scenario 80mm lek uit de leiding F1, onder zee D Scenario Weerstype Bronsterkte Duur Maximale effectafstand (m) (kg/s) (sec) Hoge druk scenario 80mm lek uit de leiding F1,

47 Pagina: 43 van 53 onder zee D De maximale effectafstand voor het hoge druk scenario wordt visueel weergegeven in Figuur 21.

48 Pagina: 44 van 53 Figuur 19: Maximale effectafstand hoge druk scenario (plaatsgebonden risicocontour per jaar) De maximale effectafstand voor het lage druk scenario wordt visueel weergegeven in Figuur 22.

49 Pagina: 45 van 53 Figuur 20: Maximale effectafstand lage druk scenario (plaatsgebonden risicocontour per jaar)

50 Pagina: 46 van Faalkansen overige leidingen methodiek De maximale effectafstand voor de buisleiding wordt beschreven in Tabel 21. Tabel 21: Maximale effectafstanden Scenario Weerstype Bronsterkte Duur Maximale effectafstand (m) (kg/s) (sec) Lage druk scenario Breuk van de leiding F1, onder zee (04) D Scenario Weerstype Bronsterkte Duur Maximale effectafstand (m) (kg/s) (sec) Hoge druk scenario Breuk van de leiding F1, onder zee (04) D De maximale effectafstand voor het hoge druk scenario wordt visueel weergegeven in Figuur 21.

51 Pagina: 47 van 53 x Figuur 21: Maximale effectafstand hoge druk scenario (plaatsgebonden risicocontour per jaar)

52 Pagina: 48 van 53 De maximale effectafstand voor het lage druk scenario wordt visueel weergegeven in Figuur 22. Figuur 22: Maximale effectafstand lage druk scenario (plaatsgebonden risicocontour per jaar)

53 Pagina: 49 van 53 7 Conclusies De CO 2 transportleiding loopt vanaf de capturelocatie op het terrein van E.ON naar een platform in de Noordzee. Via het platform wordt het CO 2 opgeslagen in een (vrijwel) leeg aardgasveld. De Nederlandse wetgeving stelt nog geen specifieke eisen aan de externe veiligheid van een CO 2 transportleiding. Het is echter reeds aangekondigd dat dit in de toekomst wel zal gebeuren. Daarom is het risico van de transportleiding over land berekend conform de Handleiding Risicoberekeningen Buisleidingen en worden de resultaten van de berekening getoetst aan de eisen zoals beschreven in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. In deze risicoanalyse zijn reducerende maatregelen zoals onder andere de ligging in de buisleidingstrook, diepteligging, wanddikte, bescherming door de isolatiemantel, bescherming door mantelbuizen etc. niet meegenomen in de bepaling van de faalfrequentie van de buisleiding. De in deze risicoanalyse gehanteerde faalkans voor de buisleiding is conservatief en zal daarom niet resulteren in een onderschatting van de risico s. Het groepsrisico van alle alternatieven wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yangtzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriënterende waarde zoals gespecificeerd in het BevB. Toekomstige mogelijke ontwikkelingen zoals de plaatsing van windturbines en een mogelijke brandweerkazerne welke een effect zouden kunnen hebben op de resultaten van deze risicoanalyse zijn meegenomen in de modellering en hebben niet geleid tot een significante toename van het groepsrisico. De maximale effectafstand voor de buisleiding berekend, bedraagt ca meter. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de scenario s overschreden. De gehanteerde probitrelatie zal niet leiden tot een onderschatting van de risico s van de transportleiding. Daarnaast adresseert de in deze risicoanalyse gebruikte rekenmethodiek de specifieke eigenschappen van CO 2. Deze rekenmethodiek zal daarom niet resulteren in een onderschatting van de risico s van de transportleiding.

54 Pagina: 50 van 53 Referenties [1] Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, 24 juli 2010, Den Haag [2] Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen, nr. BJZ , Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 30 december 2010, Den Haag [3] ROAD Project: Aanleg en gebruik CO 2 transportleiding, conceptrapport, 9V , Royal Haskoning, 18 oktober 2010, zp [4] Handleiding Risicoberekeningen BevB, Module overige leidingen, conceptrappport, versie 0,13, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2 september 2010, Bilthoven [5] Riser & pipeline release frequencies, Report no , International Association of Oil & Gas Producers, March 2010, zp [6] Consequence modelling, Repor no , International Association of Oil & Gas Producers, March 2010, zp [7] PARLOC 2001, The update of loss of Containmet Data for Offshore Pipelines, Mott McDonald, UK HSE, UKOOA and IP, 2003, zp [8] Very Large Deep-Set Bubble Plumes From Broken Gas Pipelines, Petroleumtilsynet, report 6201, Torstein K. Fanneløp og Marco Bettelini, 18th November 2007 [9] Consequence modelling, International Association of Oil & Gas Producers, report 434 7, March 2010 [10] Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, 8 september 2004, nr. EV , [11] Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, ministerie van VROM, 2004, Den Haag [12] Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, ministerie van VROM, 2010, Den Haag [13] Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen deel 1, Deel 4, Schade door acute (inhalatoire) intoxicatie, Ministerie van VROM, 2003, Den Haag [14] Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, Deel 4, Methods for determining and processing probabilities, Ministerie van VROM, 2005, Den Haag [15] Werkplan Toetsgroep probitrelaties , 1 december 2010, Centrum voor Externe Veiligheid, RIVM [16] Brief RIVM aan DCMR, kenmerk 100/09 CEV Spo/mva-2440, 14 april 2009 [17] Impact assessment, Brussels, , Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the geological storage of carbon dioxide. [18] Fractional effective dose model for post-crash aircraft survivability, Louise C. Speitel, Federal Aviation Administration Technical Center, AAR-422, US Department of Transportation, Atlantic City International Airport, Atlantic City, NJ USA [19] M. Molag, I.M.E. Raben, Externe veiligheid onderzoek CO 2 buisleiding bij Zoetermeer, TNO, Apeldoorn, 2006, p. 46 [20] Comparison of risks from carbon dioxide and natural gas pipelines, Health and Safety Laboratory, report RR749, 2009 [21] CO 2 dispersion model presentation, Randy Robichaux, at IOGCC meeting, Denbury resources, 2009; [22] Modelling of discharge and atmospheric dispersion for carbon dioxide releases, Henk Witlox, Mike Harper, Adeyemi Oke, Journal of Loss Prevention in the Process Industries 22 (2009) [23] Safeti-NL, DNV Software,

55 Pagina: 51 van 53 [24] Rotterdam Instrument Approach Chart, Rotterdam, , Air Traffic Control, AD 2.EHRD-IAC-06 [25] CAROLA, versie met parameterbestand versie 1.2, [26] Duncan, Ian, Statement by Ian Duncan The Future of Coal under Climate Legislation Carbon Sequestration Risks, Opportunities, and Learning from the CO 2 -EOR Industry. March 10, (April 23, 2009). [27] Carbon Dioxide Pipeline Risk Analysis, HECA project Site, May 19 th 2009, URS [28] Statement by Ian Duncan The future of coal under climate legislation Carbon Sequestration risks, Opportunities and learning from the CO 2 EOR industry, March [29] Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingen TAQA Gasopslag Bergermeer, GCS.10.R.50733, mart 2010 Gasunie, Groningen [30] Windturbines op veilige afstand, Milieumagazine, D. Riedstra, Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieubeheer, 2005 [31] DNV-RP-J202, recommended practice, Det Norske Veritas, april 2010 [32] NEN :2003, Eisen voor buisleidingsystemen [33] Handboek risicozonering windturbines; 2e geactualiseerde versie januari 2005; H. Braam, G.J.van Mulekom, R.W. Smit; ECN i.s.m. KEMA. [34] Ontwerp bestemmingsplan Brandweerkazerne 1 e Maasvlakte Rotterdam; 16 November 2010; LBPSIGHT

56 Pagina: 52 van 53 Bijlage 1: Diepteligging leiding over zee Tekeningen: GH040 AL 01 5K GH040 AL 02 5K GH040 AL 03 5K GH040 AL 04 5K GH040 AL 05 5K GH040 NU 01 5K

57 Pagina: 53 van 53 Bijlage 2 : Buisleiding geprojecteerd op (toekomstige) bestemmingsplannen en voorbereidingsbesluit

58 Herziene errata MER ROAD (CCS Maasvlakte), 6 oktober SAMENVATTEND HOOFDRAPPORT Pagina v (Overzicht bijlagen) Als bijlage dient toegevoegd te worden: *H3. Aanpassing risicoanalyse naar aanleiding van gevorderd ontwerp CO 2 buisleiding Generiek erratum, vooral betreffende paragraaf 1.3, bladzijde 3, en paragraaf 1.5, bladzijde 6 Voor het inpassingsplan geldt een project-m.e.r.-(beoordelings)plicht en geen plan-m.e.r.- (beoordelings)plicht. Dit houdt verband met het feit dat het inpassingsplan ( plan bedoeld in 3.1 Wro ) zowel in kolom 3 als kolom 4 van categorie D8.1 van het Besluit milieueffectrapportage staat vermeld. Zodoende geldt de project-m.e.r.-plicht voor het plan (dat vloeit voort uit artikel 2, derde lid van het Besluit milieueffectrapportage). Dit artikel stelt dat wanneer een plan zowel in kolom 3 als kolom 4 voorkomt (dat wil zeggen, het plan is zo concreet dat het eigenlijk al een project is, en bij het inpassingsplan voor de CO 2 -buisleiding is dat het geval), dat dan de project-m.e.r.-plicht geldt in plaats van de plan-m.e.r-plicht. Overigens heeft ROAD de plan-m.e.r.-aspecten op een vrijwillige basis uitgewerkt, zoals in paragraaf 1.5 te lezen is vooral in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 8. Paragraaf 8.3.7, bladzijde 92, alinea 1 De buisleiding zal een dekking van minimaal 1 meter hebben, moet zijn: De buisleiding zal een dekking van minimaal 0,80 meter hebben. Paragraaf 8.3.7, bladzijde 92, alinea 2 De afstand tot de plaatsgebonden risicocontour beperkt kwetsbare objecten gelegen, moet zijn: De plaatsgebonden risicocontouren voor de berekeningen gebaseerd op de concept rekenmethodiek overige leidingen (Tebodin, 2011c) worden weergegeven in figuur 8.8 en Deze notitie herziet de notitie Errata MER ROAD (CCS Maasvlakte)

59 Figuur 8.8 Plaatsgebonden risicocontouren (hoge druk variant) (bron: Tebodin, 2011c)

60 Figuur 8.9 Plaatsgebonden risicocontouren (lage druk variant) (bron: Tebodin, 2011c) Op basis van de plaatsgebonden risicocontouren uit de figuren kunnen de volgende conclusies worden getrokken: - Voor de hoge druk variant heeft de 10-6 contour een maximale breedte bij de beide diepe boringen (toekomstige Yangtzehaven en bij de kruising met de Maasvaargeul). Dit is een gevolg van de lagere uitstromingssnelheid onder water ten opzichte van op land. - De effecten welke ontstaan door het falen van de leidingen onder water strekken zich gedeeltelijk uit over land en zijn de oorzaak van de 10-6 contouren op land. Deze contouren zijn geen resultaat van de onshore delen van de buisleiding. - De lage druk variant leidt tot een ruimere 10-6 contour. - Deze contouren bevinden zich in een gebied waar momenteel geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voorkomen. - Uit een aanvullende studie van Tebodin (2011d; Bijlage H3) blijkt dat het in de berekeningen meenemen van mitigerende effecten (zoals de 100% controle van de laskwaliteit, ligging in een buisleidingenstrook, zeer droog CO 2, de verdiepte ligging van de buisleiding in combinatie met een buis-in-buisconstructie onder de Yangtzehaven en de Maasmonding) ertoe leidt dat er geen 10-6 PR-contouren meer zijn op zowel land als

61 zee. Alleen rondom het platform resteert dan nog een contour met een diameter van rond de 100 m (figuur 8.10 en 8.11). Figuur 8.10 Plaatsgebonden risicocontouren met mitigerende effecten meegenomen (hoge druk variant), met in rood de 10-6 en in geel de 10-7 contouren (bron: Tebodin, 2011d)

62 Figuur 8.11 Plaatsgebonden risicocontouren met mitigerende effecten meegenomen (lage druk variant), met in rood de 10-6 en in geel de 10-7 contouren (bron: Tebodin, 2011d)

63 Paragraaf 8.3.7, bladzijde 92, alinea 4 De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico de voorgenomen activiteit, moet zijn: Het groepsrisico wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yantzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde zoals gespecificeerd in het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Toekomstige mogelijke ontwikkelingen zoals de plaatsing van windturbines en een mogelijke brandweerkazerne, welke een effect zouden kunnen hebben op de resultaten van deze risicoanalyse, zijn meegenomen in de modellering en hebben niet geleid tot een significante toename van het groepsrisico. De maximale effectafstand die voor de CO 2 -transportleiding is berekend, bedraagt circa meter. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de scenario s overschreden. Paragraaf , bladzijde 121, kader Gedrag van vrijkomend CO 2 Deze CO 2 -bel zal de uitstromingssnelheid van het zeewater aanneemt, moet zijn: Het water boven de leiding zal de uitstromingssnelheid van het vrijkomende CO 2 sterk reduceren. De lagere uitstromingssnelheid ten opzichte van het vrijkomen van CO 2 op land resulteert in een verminderde verdunning, wat resulteert in een groter effect. Paragraaf , bladzijde 123, alinea 1 en 2 De PR-contour van de 10-6 per jaar beperkt kwetsbare objecten gelegen, moet zijn: Op basis van de plaatsgebonden risicocontouren (zie figuren 8.8 en 8.9, bron Tebodin, 2011c) kunnen de volgende conclusies worden getrokken: - Voor de hoge druk variant heeft de 10-6 per jaar contour een maximale breedte bij de beide diepe boringen (toekomstige Yangtzehaven en bij de kruising met de Maasvaargeul). Dit is een gevolg van de lagere uitstromingssnelheid onder water ten opzichte van op land. - De effecten welke ontstaan door het falen van de leidingen onder water strekken zich gedeeltelijk uit over land en zijn de oorzaak van de 10-6 contouren op land. Deze contouren zijn geen resultaat van de onshore delen van de buisleiding. - De lage druk variant leidt tot een ruimere 10-6 contour. - Deze contouren bevinden zich in een gebied waar momenteel geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voorkomen. De plaatsgebonden risicocontour overschrijdt niet de normen, maar komt wel buiten de locatie en buiten de bovenkant van de CO 2 -transportleiding te liggen en wordt daarom negatief beoordeeld (--). Er is overigens een aanvullende studie van Tebodin (2011d; Bijlage H3) waarin mitigerende effecten (zoals een diepe ligging onder de bodem en buis-in-buis ontwerp onder de Yangtzehaven en de Maasmonding) worden meegenomen in de berekeningen. De resultaten uit die studie laten zien dat de rekenmethodiek overige buisleidingen (die leidt tot de contouren in figuren 8.8 en 8.9) een conservatieve benadering is: bij het meenemen van deze mitigerende effecten resteert er alleen rond het platform een 10-6 per jaar contour. Bij

64 de effectbeoordeling gaan we verder wel uit van de bovenstaande conservatieve benadering. Paragraaf , bladzijde 123, alinea 8 Voor de berekening van het groepsrisico wordt niet overschreden, moet zijn: Het groepsrisico wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yantzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde zoals gespecificeerd in het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Toekomstige mogelijke ontwikkelingen zoals de plaatsing van windturbines en een mogelijke brandweerkazerne, welke een effect zouden kunnen hebben op de resultaten van deze risicoanalyse, zijn meegenomen in de modellering en hebben niet geleid tot een significante toename van het groepsrisico. De maximale effectafstand die voor de CO 2 -transportleiding is berekend, bedraagt circa meter. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de scenario s overschreden. Pagina 167 (Literatuur en bronnen) Tussen Tebodin (2011c) en WNP (2010a) moet toegevoegd worden: Tebodin (2011d): Aanpassing risicoanalyse naar aanleiding van gevorderd ontwerp CO buisleiding. Notitie FK/ma/T /BU Tebodin, Den Haag. DEELRAPPORT AFVANG Paragraaf 2.5.1, pagina 20, alinea 5 & 6 Als proceswater komt watersysteem worden geloosd. moet zijn: Proceswater (ph 8) met hierin opgeloste zouten komt vrij bij het ontzwavelen van de rookgassen vóórdat de rookgassen naar de CO 2 -absorptiekolom worden geleid. Het debiet van deze stroom bedraagt circa 0,45 m 3 /uur. Deze stroom wordt met het koelwater geloosd op oppervlaktewater. De stoffen, aanwezig in deze spuistroom zijn op zichzelf niet milieubelastend en komen in een lagere concentratie van nature voor in zeewater. Door toevoeging van de beperkte spuistroom (0,45 m 3 /uur) aan de zeer grote koelwaterstroom ( m 3 /uur) wordt het concentratieverschil opgeheven en kan de stroom zonder belasting op het watersysteem worden geloosd. Paragraaf 2.6.4, pagina 35, alinea 3 Bij het reduceren watersysteem worden geloosd. moet zijn: Bij het reduceren van SO 2 in de rookgassen wordt natronloogoplossing (in water) geïnjecteerd en gerecirculeerd in de wasser. De zwavelbestanddelen worden opgenomen in de vloeistof en worden met de overmaat aan water afgevoerd. Per uur komt er circa 0,45 m 3 van dit specifieke proceswater vrij, welke met het koelwater wordt geloosd op oppervlaktewater.. De zouten, aanwezig in deze spuistroom, zijn op zichzelf niet milieubelastend en komen in een lagere concentratie van nature voor in zeewater. Door toevoeging van de beperkte spuistroom (0,45 m 3 /uur) aan de zeer grote koelwaterstroom ( m 3 /uur) wordt het

65 concentratieverschil opgeheven en kan de stroom zonder belasting op het watersysteem worden geloosd.. DEELRAPPORT TRANSPORT Paragraaf 8.7.2, onder subkop GR toetsen aan oriëntatiewaarde De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico voor inrichtingen is: ( ) per jaar. moet zijn: De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico voor transportrisico is: De kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-4 per jaar; De kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-6 per jaar; De kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-8 per jaar. Paragraaf 8.7.2, bladzijde 121, kader Kader verwijderen Paragraaf 8.7.2, bladzijde 125, tabel 8.25 Tabel 8.25: faalkansen buisleiding op land Scenario Faalfrequentie Faalfrequentie inclusief windturbine Percentage (km-1 jaar -1) (km-1 jaar-1) Breuk van de leiding 3,7 x ,13 x Lek met een effectieve diameter van 1,1 x ,75 x % van de nominale diameter, maximaal 20 mm Totaal 1,47 x ,65 x Paragraaf 8.7.2, bladzijde 126, alinea 3 Indien de CO 2 vrijkomt onderwater deze paragraaf beschreven), moet zijn: Indien de CO 2 vrijkomt onder water zal het water boven de leiding de uitstromingssnelheid van het vrijkomen CO 2 sterk reduceren. Door het afremmende effect van het water, zal het CO 2 bij het ontsnappen niet snel verdunnen met de lucht, maar zal zich een wolk van CO 2 (bubble plume) kunnen vormen die de risicocontouren boven zee veroorzaakt (dit in tegenstelling tot hetgeen er op land gebeurt, zoals eerder in deze paragraaf beschreven). Er is overigens een aanvullende studie (Bijlage H3) waarin mitigerende effecten (zoals een diepe ligging onder de bodem en buis-in-buis ontwerp onder de Yangtzehaven en de Maasmonding) worden meegenomen in de berekeningen. De resultaten uit die studie laten zien dat de rekenmethodiek overige buisleidingen (die leidt tot de contouren in figuren 8.21 en 8.22) een conservatieve benadering is: bij het meenemen van de mitigerende effecten resteert er alleen rond het platform een 10-6 per jaar contour (zie figuur 8.27 en 8.28). In de effectbeoordelingen gaan we echter verder van de conservatieve benadering uit.

66 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 127, figuur 8.21 Figuur 8.21 Plaatsgebonden risicocontouren (hoge druk variant)

67 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 128, figuur 8.22 Figuur 8.22 Plaatsgebonden risicocontouren (lage druk variant). Paragraaf 8.7.2, bladzijde 128, alinea 2 De zin De groepsrisicocurve van het hoge druk in figuur 8.24, moet worden verwijderd. Paragraaf 8.7.2, bladzijde 129, figuur 8.23 en 8.24 In deze figuren is de lagere oriëntatiewaarde voor inrichtingen in plaats van de hier van toepassing zijnde oriëntatiewaarde voor transportrisico opgenomen. De oriëntatiewaarde voor transportrisico ligt overal boven de afgebeelde oriëntatiewaarde voor inrichtingen. De figuren zijn voor het overige correct.

68 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 130, tabel 8.27 Tabel 8.27: bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, hoge druk variant (bron: Bijlage T3) Scenario Procentuele bijdrage Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangzehaven 100 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 130, tabel 8.28 Tabel 8.28: bijdrage van individuele scenario s op het groepsrisico, lage druk variant (bron: Bijlage T3) Scenario Procentuele bijdrage Breuk van de leiding ter hoogte van de Yangzehaven 100 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 130, tabel 8.29 Tabel 8.29: maximale effectafstanden bij bronsterkte 2049 kg/s en duur seconde (bron: Bijage T3) Scenario 80 mm lek uit de leiding onder zee Weerstype Maximale effectafstand (m) Lage druk scenario Hoge druk scenario F1, D

69 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 131, figuur 8.25 Figuur 8.25 Maximale effectafstand hoge druk variant (plaatsgebonden risicocontour per jaar)

70 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 132, figuur 8.26 Figuur 8.26 Maximale effectafstand lage druk variant (plaatsgebonden risicocontour per jaar)

71 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 132, figuur 8.27 Figuur 8.27 Plaatsgebonden risicocontouren met mitigerende effecten meegenomen (hoge druk variant), met in rood de 10-6 en in geel de 10-7 contouren (bron: Bijlage H3)

72 Paragraaf 8.7.2, bladzijde 132, figuur 8.28 Figuur 8.28 Plaatsgebonden risicocontouren met mitigerende effecten meegenomen (lage druk variant), met in rood de 10-6 en in geel de 10-7 contouren (bron: Bijlage H3) Paragraaf 8.7.3, bladzijde 133, alinea 5 en 6 Het groepsrisico wordt veroorzaakt het hoge en lage druk scenario, moet zijn: Het groepsrisico wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yantzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde zoals gespecificeerd in het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen).

73 Toekomstige mogelijke ontwikkelingen zoals de plaatsing van windturbines en een mogelijke brandweerkazerne, welke een effect zouden kunnen hebben op de resultaten van deze risicoanalyse, zijn meegenomen in de modellering en hebben niet geleid tot een significante toename van het groepsrisico. De maximale effectafstand die voor de CO 2 -transportleiding is berekend, bedraagt circa meter. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de scenario s overschreden. Paragraaf , bladzijde 167, alinea 2 De PR-contour van 10-6 per jaar wordt daardoor niet bereikt, moet zijn: De plaatsgebonden risicocontour komt buiten de locatie en buiten de bovenkant van de CO 2 -transportleiding te liggen. Bij het plotseling vrijkomen van CO 2 boven land zal dit met een dergelijk grote snelheid gaan, dat onmiddellijk grootschalige vermenging met de lucht optreedt. Bij het plotseling vrijkomen van CO 2 op zee zal het water boven de leiding de uitstromingssnelheid van het vrijkomende CO 2 sterk reduceren. De lagere uitstromingssnelheid ten opzichte van het vrijkomen van CO 2 op land leidt tot een verminderde verdunning, wat resulteert in een groter effect. Paragraaf , bladzijde 167, alinea 3 Het groepsrisico wordt wordt niet overschreden, moet zijn: Het groepsrisico wordt veroorzaakt door het falen van de leiding in de Yantzehaven. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde zoals gespecificeerd in het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Toekomstige mogelijke ontwikkelingen zoals de plaatsing van windturbines en een mogelijke brandweerkazerne, welke een effect zouden kunnen hebben op de resultaten van deze risicoanalyse, zijn meegenomen in de modellering en hebben niet geleid tot een significante toename van het groepsrisico. De maximale effectafstand die voor de CO 2 -transportleiding is berekend, bedraagt circa meter. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de scenario s overschreden.

74 Notitie Aan Jeroen Bremmer Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Van F.J.H. Kaman Ordernummer T Volgnummer FK/ma/T /BU Telefoon Datum september Pagina 1 van 16 Onderwerp Aanpassing risicoanalyse naar aanleiding van gevorderd ontwerp CO₂ buisleiding 1 Probleemstelling In de risicoanalyse ten behoeve van de MER voor het transport van CO₂ door het ROAD project [10] heeft Tebodin gebruik gemaakt van twee bestaande rekenmethodieken met de daarbij behorende faalfrequentie van de buisleiding en faalscenario s. Eén methodiek is gebaseerd op de door het OGP verstrekte richtlijnen [8], de andere is gebaseerd op de concept rekenmethode voor overige leidingen [6]. Bij het gebruik van deze rekenmethodieken is geen rekening gehouden met mogelijke risicoreducerende factoren daar het ontwerp van de leiding nog niet was afgerond op het moment van het schrijven van de risicoanalyse. Deze risicoanalyse zal daarom een overschatting van de risico s van de buisleiding laten zien. Momenteel is het ontwerp van de buisleiding in een verder stadium en is het mogelijk om op basis van dit ontwerp tot een nauwkeurigere bepaling te komen van het door de buisleiding veroorzaakte plaatsgebonden risico en groepsrisico. In deze notitie wordt daarom de faalfrequentie nader bepaald op basis van het huidige leidingontwerp, de uiteindelijke operationele condities van de leiding en de voorziene veiligheidsvoorzieningen. De gecorrigeerde faalfrequenties zijn daarop gebruikt om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de buisleiding te bepalen. 1.1 Het falen van ondergrondse buisleidingen Buisleidingen kunnen falen door (EGIG) [21]: Externe invloeden (graafschade (onshore), ankers (offshore), etc.) Corrosie (intern, extern) Constructiefouten Grondbewegingen (zettingen) Fout uitgevoerde hot-taps Overige oorzaken en onbekend Onderzoek naar de faaloorzaken van overige leidingen door het RIVM heeft geresulteerd een voorstel voor de te beschouwen oorzaken en hun bijdrage in de faalfrequentie als weergegeven in Tabel 1.

75 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 2 van 16 Memo Oorzaak Bijdrage Lekkage Bijdrage Breuk 3rd party, graafwerkzaamheden 40,0% 50,0% Corrosie 10,0% 12,5% (Afwijkende) procescondities 5,0% 12,5% Mechanisch, inc. Aanleg 45,0% 25,0% Tabel 1: Verdeling van Faaloorzaken overige leidingen Externe invloeden Bij externe invloeden external interference hebben we het over schade ontstaan bij onshore ingegraven buisleiding door de tand van een graafmachine, een dragline, een sondeerstang, diepploegen en machines voor het inbrengen van ondergrondse drainages, etc. Bij offshore leidingen hebben we het over schade door ankers en over scheepsincidenten zoals het verliezen van lading en het zinken van schepen. Deze incidenten vormen voor buisleidingen gezien de casuïstiek de voornaamste faaloorzaak voor buisleidingen door de krachten welke door deze machines op de leiding kunnen worden uitgeoefend bij niet zorgvuldig handelen. Onshore buisleiding Verwijzend naar de uitvoeringstekeningen van de buisleiding [1]is het evident dat de kans op beschadiging van de onshore buisleiding door externe invloeden wordt beperkt door: De pijp in pijp constructie van de buisleiding De wanddikte van de buitenste pijp is reeds 20.4 mm. Uit casuïstiek blijkt een wanddikte van meer dan 10 mm volledige breuk van een leiding door externe invloeden te voorkomen. In dit geval heeft de buitenste pijp reeds een grotere dikte, volledige breuk van de leiding door externe invloeden is daarom uitgesloten. De buisleiding zelf heeft ook een wanddikte van 20.4 mm. De ligging in de buisleidingenstrook Casuïstiek heeft aangetoond dat de ligging een buisleidingstrook resulteert in een sterke reductie van het falen van een leiding door externe invloeden. De buisleidingstrook is een strook welke in het bestemmingsplan opgenomen is voor de ligging van leidingen. In deze strook. De leidingstrook wordt beheert in overeenstemming met de richtlijnen van het Rotterdams Havenbedrijf. Offshore buisleiding Verwijzend naar de uitvoeringstekeningen van de buisleiding [1]is het evident dat de kans op beschadiging van de offshore buisleiding door externe invloeden wordt beperkt door: De pijp in pijp constructie van de buisleiding De wanddikte van de buitenste mantel is reeds 20.4 mm. Externe invloeden zullen niet snel leiden tot beschadiging van de buisleiding zelf. Zeer diepe ligging onder het havenbekken en onder de zeebodem De buisleiding ligt hier meer dan 10 meter diep onder de bodem van de Jangtzehaven en de Nieuwe Waterweg. Door deze diepteligging is het uitgesloten dat incidenten met ankers of andere scheepsincidenten de leiding daar ter plekke kunnen beschadigen [24].

76 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 3 van 16 Memo Andere invloeden Corrosie Intern Interne corrosie van de leiding is uitgesloten doordat het water uit de CO₂ wordt verwijderd en het watergehalte van de CO₂ zodanig laag is dat het resterende water in oplossing blijft. In de afvang installatie wordt het CO₂ gedroogd tot een maximaal watergehalte van 75 ppm (zie specificatie gassamenstelling in bijlage A). Onderzoek heeft aangetoond dat bij dit watergehalte corrosie in dense phase bedrijfscondities niet zal optreden [1], [3], [19]. Het bewakingssysteem voorkomt dat CO₂ bij te hoge concentraties water wordt geïnjecteerd in de leiding. Voor dit systeem is een redundant vocht meetsysteem voorzien. Het afblazen van de leiding zal gecontroleerd worden uitgevoerd om te voorkomen dat water in de leiding condenseert tijdens het van druk laten van de leiding. Daarnaast zal in een een corrosie-inspectieregiem worden vastgelegd hoe de staat van de buisleiding wordt beheerd. Voorzieningen voor het piggen van de leiding zijn meegenomen in het ontwerp. Extern Ten behoeve van de isolatie van de buisleiding worden twee uitvoeringsmethoden toegepast: Pijp in pijp; De buisleiding bevindt zich in een tweede mantelbuis, tussen beide buizen wordt een vacuüm aangebracht. De hoogte van het vacuüm wordt gecontroleerd tijdens de bedrijfsvoering. Deze methode wordt toegepast bij de boringen onder de Jangtzehaven en de Nieuwe Waterweg. Isolatie met PUR-PE; De buisleiding wordt na voorzien te zijn van een initiële coating voorzien van een isolerend polyurethaanschuim welke word afgedekt door een PE laag. Er is in verband met de bewaking van de isolatiegraad lekdetectie aangebracht om binnentredend water en daarmee de staat van de PE laag te controleren. In het geval van de pijp-in-pijp constructie is externe corrosie van de buisleiding zelf uitgesloten door de gekozen uitvoering. Externe corrosie van de CO₂ buisleiding zelf is hier uitgesloten, daar de buis niet blootgesteld wordt aan een corrosief milieu. De onderdruk wordt continu bewaakt en het oplopen van de druk zal een indicatie zijn van lekkage van de mantel of buis. Externe corrosie wordt daarom voor de pijp-in-pijp strekkingen niet meegenomen in de bepaling van de faalfrequentie. In het geval van een PUR-PE uitvoering zal de leiding worden beschermd tegen corrosie doordat de buisleiding zich in een droge omgeving bevindt zolang de PE coating geen water doorlaat. Bij de bepaling van de faalfrequentie (zie 1.5) is externe corrosie voor de PUR-PE strekkingen volledig meegenomen daar lekdetectie van de externe coating nog niet is meegenomen in het ontwerp Constructiefouten Constructiefouten die zullen resulteren in het falen van de leiding zijn uitgesloten door een volledige controle van het ontwerp en de constructie. De leiding wordt ontworpen volgens NEN Alle leidingmaterialen zullen volledig gecertificeerd worden geleverd en op alle lassen in de buisleiding wordt tijdens constructie 100% NDO uitgevoerd. De buisleiding zal na constructie op 166% van de maximale operating druk van 141 barg hydrostatisch worden getest. In het ontwerp is daarnaast een additionele ontwerpveiligheid van 1 mm meegenomen als extra veiligheid.

77 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 4 van 16 Memo Grondbewegingen Het is niet realistisch te verwachten dat er in het traject van de buisleiding aardverschuivingen etc. zullen optreden in het buisleidingtraject. De buisleiding wordt onshore aangelegd op vlak reeds gestabiliseerd terrein en offshore in een stabiele gelijkmatig verlopende zeebodem. Te verwachten zettingen ten gevolge van het leggen van de buisleiding welke na constructie zullen optreden zijn meegenomen in het ontwerp zelf volgens NEN De leiding is daarnaast bij de boringen beschermd tegen externe krachten door de mantelbuis. Grondbewegingen kunnen daarom worden uitgesloten als faaloorzaak voor deze buisleiding Fout uitgevoerde hot-taps Er zullen geen hottaps worden uitgevoerd op de buisleiding, dit faalscenario kan daarom worden uitgesloten Overig en onbekend Binnen deze categorie vormt volgens de casuïstiek blikseminslag de belangrijkste oorzaak voor buisleiding incidenten. Deze oorzaak kan gezien de diepe ligging en de ligging onder water worden uitgesloten. Andere oorzaken zoals windmolens en domino-effecten ten gevolge van de ligging naast andere leidingen zijn meegenomen. 1.2 Reductiefactoren Horizontal Directional Drilling tracé Gezien de genoemde argumenten onder wordt het falen van deze buisleiding bij de boringen net als bij aardgasleidingen volledig bepaald door external interference van derden. Corrosie, constructiefouten, grondbewegingen en overige oorzaken zijn allen niet bepalend voor het falen van de buisleiding en zijn net als bij aardgasleidingen door ontwerp en bedrijfsvoering uitgesloten. Onshore en offshore tracé Gezien de genoemde argumenten onder wordt het falen van deze buisleiding in het onshore en offshore buisleidingtracé grotendeels bepaald door external interference van derden. Interne corrosie, constructiefouten, grondbewegingen en overige oorzaken zijn allen niet bepalend voor het falen van de buisleiding en zijn net als bij aardgasleidingen door ontwerp en bedrijfsvoering uitgesloten. Alleen externe corrosie is als faaloorzaak meegenomen. In overeenstemming met de aardgasmethodiek [16] kan de invloed van derden worden gereduceerd door constructieve en operationele maatregelen. De reductiefactoren zijn dus het resultaat van maatregelen in het ontwerp en/of de bedrijfsvoering welke leiden tot een afname van de faalfrequentie van de buisleiding. Het betreft hier maatregelen welke een aantoonbaar effect hebben op deze faalkans zoals diepteligging, additionele bescherming, beheersmaatregelen etc. 1.3 Basisfaalfrequentie Bij de bepaling van de faalfrequentie in de rekenmethodiek overige leidingen is als basis genomen de faalfrequentie voor K1K2K3. Deze faalfrequentie vormden de bovenwaarde voor en de faalfrequenties van

78 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 5 van 16 Memo aardgasleidingen worden gezien als een onderwaarde. Inmiddels is casuïstiek beschikbaar voor overige leidingen en deze heeft geresulteerd in de faalfrequentie zoals gebruikt in de rekenmethodiek. In de Verenigde Staten wordt CO₂ reeds jaren in buisleidingen getransporteerd ten behoeve van de oliewinning. Het Department of Transport (DOT) houdt de gegevens bij van de leiding en de buisleiding incidenten. De European Gas pipeline Incident Group (EGIG) houdt de gegevens bij van onshore gasleidingen in Europa. Tot deze leidingen behoren geen CO₂ leidingen. Omschrijving Bron Faalfrequentie Rekenmethodiek overige leidingen [6] 1,47E-04 OGP richtlijnen (Parloc) [7] 5,10E-05 K1K2K3 leidingen [6] 6,00E-04 US Department of Transport gegevens voor CO₂ leidingen tot [23] 2,30E-04 EGIG failure frequency (last five yrs) [21] 1,40E-04 Tabel 2: Overzicht faalfrequenties voor buisleidingen Uit Tabel 2: blijkt dat de faalfrequentie uit de rekenmethodiek in lijn te zijn met de casuïstiek betreffende CO₂ leidingen in de Verenigde Staten. Daarnaast is de faalfrequentie enigszins hoger dan de faalfrequentie van hoge druk gasleidingen. De faalfrequentie volgens OGP richtlijnen is een factor 2.88 lager. In deze analyse is besloten als basis uit te gaan van de faalfrequentie zoals momenteel bepaald in de rekenmethodiek overige leidingen. 1.4 Scenario s en scenario verdeling Naast de faalfrequentie zijn de faalscenario s bepalend voor de risicoanalyse. Bij een buisleiding worden standaard zoals gedefinieerd in de Handleiding Risicoberekeningen [6] de scenario s breuk en lek meegenomen bij een risicoanalyse. In een door casuïstiek onderbouwde verhouding worden deze toegepast. In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de bepaalde verdelingen uit de verschillende studies en richtlijnen. Omschrijving Bron Lek Breuk K1K2K3 leidingen [6] 75% 25% Rekenmethodiek overige leidingen [6 75% 25% OGP richtlijnen (lek mm; breuk) [6] 90% 10% US Department of Transport gegevens voor CO₂ leidingen [21] 85% 15% Tabel 3: Verdeling scenarios In deze analyse is besloten uit te gaan van de verhouding zoals bepaald in de Rekenmethodiek overige leidingen. Dit is een behoudend uitgangspunt daar het breukpercentage in de praktijk veel zal lager liggen, daar casuïstiek [21] heeft aangetoond dat bij buisleidingen met een wanddikte groter dan 10 mm volledig breuk niet optreedt bij falen door externe invloeden of corrosie. Zie hiervoor ook Figuur 1 en Figuur 2.

79 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 6 van 16 Memo Figuur 1: Invloed wanddikte en afmeting gat bij externe invloeden (bron EGIG) Figuur 2: Relatie corrosie en afmeting lekkage (bron EGIG) 1.5 Gecorrigeerde faalfrequenties Op basis van de eerder genoemde argumenten zijn de faalfrequenties van de leiding gecorrigeerd. In bijlage B wordt de bepaling van de faalkans voor de diverse leidingsegmenten gegeven. Deze zijn samengevat in Tabel 4

80 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 7 van 16 Memo Lokatie Leiding sectie Faalfrequentie Totaal Percentage Breuk Percentage Lek Onshore Onshore 1,88E-03 25,2% 74,8% Onshore 1 1,65E-05 25,0% 75,0% Offshore 2 1,65E-05 25,0% 75,0% Onshore 3 1,65E-05 25,0% 75,0% Offshore 4 1,65E-05 25,0% 75,0% Boring Jangtze & Nieuwe Waterweg 5 7,35E-07 25,0% 75,0% Tabel 5Tabel 4: Gecorrigeerde faalfrequenties CO₂ buisleiding Daar het externe risico van de CO₂ buisleiding vrijwel volledig bepaald wordt door het breukscenario is alleen deze verdeling zoals gedefinieerd in Tabel 1 bij de bepaling van de faalfrequenties gebruikt Voor de onshore leiding is een reductiefactor van 10 toegepast op de basisfaalfrequentie in verband met de ligging in de leidingenstrook van het havenbedrijf Rotterdam, de additionele bescherming van de buis en het aanbrengen van waarschuwingslint tijdens constructie. Dit komt overeen met de reductiefactor volgens het RIVM rapport als resultaat van een beheersovereenkomst waarbij grondroerende activiteiten worden uitgesloten [22]. Lokatie Leiding sectie Faalfrequentie Totaal Percentage Breuk Percentage Lek Onshore Onshore 1,88E-03 25,2% 74,8% Onshore 1 1,65E-05 25,0% 75,0% Offshore 2 1,65E-05 25,0% 75,0% Onshore 3 1,65E-05 25,0% 75,0% Offshore 4 1,65E-05 25,0% 75,0% Boring Jangtze & Nieuwe Waterweg 5 7,35E-07 25,0% 75,0% Tabel 5: Overzicht faalfrequenties Bij de boring van de Jangtzehaven en de Nieuwe Waterweg kan een reductiefactor van minimaal 100 worden toegepast op external interference door de zeer diepe ligging onder de zeebodem en de bescherming welke wordt geboden door de mantel. Deze factor is in overeenstemming met de reductiefactor voor een beheersovereenkomst waarbij grond uit gebruik wordt genomen met verregaande beperkingen. In dit geval is de diepteligging zodanig dat derden geen invloed kunnen uitoefenen op de leiding. Voor de overige offshore strekking kan een reductiefactor van 10 worden toegepast daar de leiding op 1 meter onder de zeebodem wordt gedredged bij het aanleggen van de buisleiding en de additionele bescherming van de mantelbuis tegen beschadiging door scheepsincidenten. Zeetech [23] en Marin [24] hebben beiden onderzoek gedaan naar de kans dat de buisleiding wordt geraakt door een vallend of slepend anker, een zinkend schip, overboord geslagen containers of lading. Uit deze rapporten blijkt een duidelijke reductie van de faalfrequentie ten gevolge van diepteligging van de leiding. Het rapport door Zeetech geeft een reductiefactor van groter dan 20 voor de buisleiding.

81 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 8 van 16 Memo Daar het externe risico van de CO₂ buisleiding vrijwel volledig bepaald wordt door het breukscenario is alleen deze verdeling zoals gedefinieerd bij de bepaling van de faalfrequenties gebruikt.

82 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 9 van 16 Memo 2 Resultaten Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn opnieuw bepaald voor de CO₂ transportleiding met de in deze notitie gecorrigeerde faalfrequenties van de buisleiding en verder in volledige overeenstemming met de in de QRA van de transportleiding gedefinieerde rekenmethodiek. Figuur 3: Plaatsgebonden risicocontouren (hoge druk variant)

83 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 10 van 16 Memo Door de correctie van de faalfrequentie is de risicocontour van 10-6 per jaar nu alleen aanwezig rond de riser bij het platform. Dit is de verticale stijgleiding vanaf de zeebodem tot op het platform. Rond de onshore en offshore buisleidingen zijn alleen risicocontouren van 10-7 per jaar aanwezig. Figuur 4: Plaatsgebonden risicocontouren (lage druk variant)

84 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 11 van 16 Memo Met de gecorrigeerde faalfrequenties zijn ook de groepsrisicocurves bepaald. Door de correctie is het groepsrisico afgenomen en voldoet de buisleiding ook nu ruim aan de richtwaarde voor het groepsrisico. Figuur 5: Groepsrisico curve (hoge druk scenario)

85 Ordernummer: Volgnummer: FK/ma/T /BU Datum: 22 september 2011 Pagina: 12 van 16 Memo Figuur 6: Groepsrisico curve (lage druk scenario)

QRA CO2 transport ROAD

QRA CO2 transport ROAD Laan van Nieuw Oost-Indië 25 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 Fax 070 348 05 14 denhaag@tebodin.nl www.tebodin.com www.tebodin.nl Opdrachtgever: Haskoning Nederland

Nadere informatie

Addendum toetstafel Barendrecht: CO2 concentraties kritische locaties; Maximale effectafstand

Addendum toetstafel Barendrecht: CO2 concentraties kritische locaties; Maximale effectafstand Laan van Nieuw Oost-Indië 25 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 Fax 070 348 06 45 denhaag@tebodin.nl www.tebodin.com Opdrachtgever: Shell CO2 Storage B.V. Project: CO

Nadere informatie

Uitstroming met lage snelheid Ondergrondse pijpleiding Barendrecht CO2 opslag

Uitstroming met lage snelheid Ondergrondse pijpleiding Barendrecht CO2 opslag Laan van Nieuw Oost-Indië 25 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 Fax 070 348 06 45 denhaag@tebodin.nl www.tebodin.com Opdrachtgever: Shell CO2 Storage BV Project: Ondergrondse

Nadere informatie

Externe veiligheid waterstofleiding gemeente Zwijndrecht

Externe veiligheid waterstofleiding gemeente Zwijndrecht Externe veiligheid waterstofleiding gemeente Zwijndrecht Project : 111935 Datum : 27 april 2011 Auteur : ir. G.A.M. Golbach ing. A.M. op den Dries Opdrachtgever: Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Postbus

Nadere informatie

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01 UMEO milieuadvies Wilhelminastraat 98 7462 CJ Rijssen Project: QRA Polyplus, Assen Opdrachtgever: Gemeente Assen Rapportnummer: 2012/Polyplus/01 Status: definitief Auteur: ing. H. Hiltjesdam Telefoon:

Nadere informatie

Addendum. memonummer datum 17 februari Christian van den Hoven Eneco

Addendum. memonummer datum 17 februari Christian van den Hoven Eneco Addendum memonummer 20150217 400568 datum 17 februari 2015 aan Joost de Gooier Nuon Christian van den Hoven Eneco van Tom van der Linde Antea Group Jeroen Eskens Rudi van Rooij kopie project Externe veiligheid

Nadere informatie

QRA Gastransportleiding Heerhugowaard W N.V. Nederlandse Gasunie

QRA Gastransportleiding Heerhugowaard W N.V. Nederlandse Gasunie Opdrachtgever: Project: QRA Gastransportleiding W-574-02 Gasunie Projectnummer: I.012153.01 Gasunie Projectnaam: GNIPA-1620 Aartswoud-Heerhugowaard Behoort bij besluit van Burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

QRA H 2 refuelling station Air Liquide

QRA H 2 refuelling station Air Liquide Parlevinkerstraat 29 1951 AR Velsen-Noord Postbus 43 1950 AA Velsen-Noord Telefoon 0251 26 24 64 Fax 0251 26 24 99 velsen@tebodin.com www.tebodin.com www.tebodin.nl Opdrachtgever: Air Liquide Project:

Nadere informatie

In voorliggende notitie wordt ingegaan op het aspect groepsrisico vanwege de K1-vloeistofleiding van de DPO (Defensie Pijpleidingen Organisatie).

In voorliggende notitie wordt ingegaan op het aspect groepsrisico vanwege de K1-vloeistofleiding van de DPO (Defensie Pijpleidingen Organisatie). Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-04 2 november 31 Betreft DPO buisleiding - DELA 1 Inleiding Dela heeft Grontmij opdracht verleend voor het voorbereiden van een bestemmingplan voor een uitvaartfaciliteit

Nadere informatie

Risicoanalyse Biovergister

Risicoanalyse Biovergister projectnr. 201182 - CA50 revisie 03 1 december 2009 Save Postbus 321 7400 AH Deventer Opdrachtgever HoST B.V. Postbus 920 7550 AX Hengelo OV datum vrijgave beschrijving revisie 03 goedkeuring vrijgave

Nadere informatie

QRA Gastransportleiding Verlegging W RLR KP5 Valkenburg Duyfrak Gasunie Transport Services B.V.

QRA Gastransportleiding Verlegging W RLR KP5 Valkenburg Duyfrak Gasunie Transport Services B.V. Opdrachtgever: Project: QRA Gastransportleidingen Gasunie Projectnummer: I.013262.01 Gasunie Projectnaam: Verl. W-535-01 RLR KP5 Valkenburg Duyfrak QRA Gastransportleiding Verlegging W-535-01 RLR KP5 Valkenburg

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-533-19 Kromslootpark te Almere

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-533-19 Kromslootpark te Almere DNV KEMA Energy & Sustainability Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-533-19 Kromslootpark te Almere Groningen, 12 december 2012 74101463-GCS 12.R.53340 Kwantitatieve Risicoanalyse

Nadere informatie

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden. Notitie / Memo Aan: Suzan Tack, Erik Zigterman Van: Peter Winkelman Datum: 24 juni 2016 Kopie: Ons kenmerk: I&BBE3280N003D02 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings

Nadere informatie

Notitie. Betreft : Berekening plaatsgebonden risico en groepsrisico hogedruk aardgasleiding t.b.v. bestemmingsplan Landgoed Heideburgh te Rucphen

Notitie. Betreft : Berekening plaatsgebonden risico en groepsrisico hogedruk aardgasleiding t.b.v. bestemmingsplan Landgoed Heideburgh te Rucphen Notitie Aan : BVR Projectontwikkeling B.V. en Langendijk B.V. Van : ir. S. Valk en ir. drs. D. Lobregt (Royal Haskoning) Datum : 29 november 2011 Kopie : L.J.A. Rombouts MSc, ing. E.M. Reurslag en J.J.H.

Nadere informatie

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten Memo memonummer 20170830 418851 datum 30 augustus 2017 aan Ton van Dortmont Els Joosten Nuon Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied van Tom van der Linde Antea Group project Windpark Nieuwe Hemweg projectnr.

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding N-568-10

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding N-568-10 DNV KEMA Energy & Sustainability Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding N-568-10 Groningen, 14 september 2012 74101761-GCS 12.R.53074 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding N-568-10

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse GR Berekening Gasunieleiding A Door: A.J. Lindenbergh RUD Zeeland 30 maart 2018 Versie 1.1

Kwantitatieve Risicoanalyse GR Berekening Gasunieleiding A Door: A.J. Lindenbergh RUD Zeeland 30 maart 2018 Versie 1.1 Kwantitatieve Risicoanalyse GR Berekening Gasunieleiding A 530-06 Door: A.J. Lindenbergh RUD Zeeland 30 maart 2018 Versie 1.1 Samenvatting Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingen Z-529-25 en Z-529-26

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingen Z-529-25 en Z-529-26 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingen Z-529-25 en Z-529-26 Groningen, 19 maart 2012 KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Het is verboden om dit document op enige

Nadere informatie

QRA. Dow Propyleen. Transportleiding. Traject Gemeente Woensdrecht

QRA. Dow Propyleen. Transportleiding. Traject Gemeente Woensdrecht QRA Dow Propyleen Transportleiding Traject Gemeente Woensdrecht Versie: februari 2016 Safeti-NL file naam: QRA_C3Leiding_CorrNiv2_MitigMaatr_Feb2016_R111_216_Results.PSU Naam en adres van de leidingexploitant.

Nadere informatie

Windpark Vianen externe veiligheid

Windpark Vianen externe veiligheid Windpark Vianen externe veiligheid Rapportnummer F 20562-1-RA-002 d.d. 3 juni 2014 Windpark Vianen externe veiligheid o p d r a c h t g e v e r E c o f y s N e t h e rlands B. V. r a p p o r t n u m m

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding Z-517-17

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding Z-517-17 DNV KEMA Energy & Sustainability Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding Z-517-17 Groningen, 12 april 2013 74102436- GCS 13.R.53691 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding Z-517-17

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345 KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING N-559-20 TE TONDEN, GEMEENTE I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleiding

QRA hogedruk aardgas buisleiding QRA hogedruk aardgas buisleiding Gemeente Rucphen t.b.v. bestemmingsplan Binnentuin Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: Louis Jansen Datum: 18-2-2016 CAROLA Rekenpakket 1.0.0.52 Parameterbestand 1.3

Nadere informatie

Externe Veiligheid. Bedrijventerrein Laarberg. Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleidingen. december 2013 concept

Externe Veiligheid. Bedrijventerrein Laarberg. Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleidingen. december 2013 concept Externe Veiligheid Bedrijventerrein Laarberg Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleidingen december 2013 concept Externe Veiligheid Bedrijventerrein Laarberg Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleidingen

Nadere informatie

Projectnummer: D Opgesteld door: J. van Kampen MSc. Ons kenmerk: :A. Kopieën aan:

Projectnummer: D Opgesteld door: J. van Kampen MSc. Ons kenmerk: :A. Kopieën aan: ft ARCADIS Infrastructuur - Water- Milieu - Gebouwen MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000 Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl Onderwerp: Kwalitatieve

Nadere informatie

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden. Notitie / Memo Aan: Suzan Tack Van: Peter Winkelman Datum: 9 mei 2016 Kopie: Ons kenmerk: I&BBE3280N003F02 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings Onderwerp:

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-521-18

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-521-18 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-521-18 Groningen, 16 augustus 2012 74101761-GCS 12.R.53034 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-521-18 Groningen, 14 augustus Auteur M.H.

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding 403190 & 403200

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding 403190 & 403200 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding 403190 & 403200 Groningen, 17 juli 2012 KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Het is verboden om dit document op enige manier

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen Auteur: N. den Haan Collegiale toets: L. Jansen Datum: 20-7-2011 QRA hogedruk aardgas buisleidingen Gemeente Woensdrecht t.b.v. bestemmingsplanwijziging Huijbergseweg 140 (theetuin) 2 Inhoudsopgave 1 Algemene

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse QRA gasleiding W-553; Bestemmingsplan 'Vijfakkers-Noord' Gemeente Zuidplas

Kwantitatieve Risicoanalyse QRA gasleiding W-553; Bestemmingsplan 'Vijfakkers-Noord' Gemeente Zuidplas Kwantitatieve Risicoanalyse QRA gasleiding W-553; Bestemmingsplan 'Vijfakkers-Noord' Gemeente Zuidplas i Bestemmingsplan Vijfakkers-Noord Gemeente Zuidplas QRA gasleiding W-553 KuiperCompagnons Ruimtelijke

Nadere informatie

Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen

Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen Auteur: J.M Timmerman Datum: 13 oktober 2011 Versie: 1.0 Inhoudsopgave 1. Aanleiding...3 2. Doelstelling...3 3.

Nadere informatie

Landelijk gebied Grootstukkerweg, gasleiding

Landelijk gebied Grootstukkerweg, gasleiding Landelijk gebied Grootstukkerweg, gasleiding NL.IMRO.0037.OV1312-vs01 28 april 2014 Tekeningen en risocoanalyse 1 Tekening N-523-50-KR-031-A13 2 Tekening N-523-50-KR-031-B13 3 Tekening N-523-52-KR-001-A13

Nadere informatie

Inventarisatie risico s externe veiligheid in Afrikahaven

Inventarisatie risico s externe veiligheid in Afrikahaven 20 december 2012 Inventarisatie risico s externe veiligheid in Afrikahaven Versie 1.4 Y.E. Moulijn-Oonk, S. Musch en Cruquiusweg 5 Postbus 922 1019 AT Amsterdam 1000 AX Amsterdam 020-254 38 25 y.moulijn@dmb.amsterdam.nl

Nadere informatie

QRA leidingen Air Liquide Alle leidingen

QRA leidingen Air Liquide Alle leidingen Opdrachtgever: Air Liquide Industrie B.V. Project: Bevb compliance Tebodin Tebodin Netherlands B.V. Parlevinkerstraat 29 1951 AR Velsen-Noord Postbus 43 1950 AA Velsen-Noord Contactpersoon: N. Bruinsma

Nadere informatie

Risicoanalyse biogasinstallatie rwzi Harderwijk

Risicoanalyse biogasinstallatie rwzi Harderwijk Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede Risicoanalyse biogasinstallatie rwzi Harderwijk Project : 163158 Datum : 23 november 2016 Auteur : ir. G.A.M. Golbach Opdrachtgever: IMD BV t.a.v. W.

Nadere informatie

BIJLAGE 7 RISICOANALYSE EXTERNE VEILIGHEID KEMA

BIJLAGE 7 RISICOANALYSE EXTERNE VEILIGHEID KEMA BIJLAGE 7 RISICOANALYSE EXTERNE VEILIGHEID KEMA 24 april 2012 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding Z-520-38 Groningen, 24 april 2012 74101109-GCS 12.R.52846 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan De Purmer. Door: Afdeling VTH, Team VBA, H.C.P.A. Deckers

Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan De Purmer. Door: Afdeling VTH, Team VBA, H.C.P.A. Deckers Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan De Purmer Door: Afdeling VTH, Team VBA, H.C.P.A. Deckers Inhoud 1 Inleiding... 4 2 Invoergegevens... 6 2.1 Interessegebied... 6 2.2 Relevante leidingen... 7

Nadere informatie

Notitie risicozonering windturbines

Notitie risicozonering windturbines Notitie risicozonering windturbines Nieuwegein, 12 augustus 2008 Kenmerk : V068281aaB1.mhr Project : Ontwikkeling Windpark Tolhuislanden Locatie : Zwolle Betreft : Risicozonering windturbines 1. Inleiding

Nadere informatie

VELIN: Transport via buisleidingen: onmisbaar!

VELIN: Transport via buisleidingen: onmisbaar! VELIN: Transport via buisleidingen: onmisbaar! Relevant 5 nov. 2012 1 VELIN: Transport via buisleidingen: onmisbaar! VELIN staat voor Vereniging van Leiding Eigenaren in Nederland Lange afstand hoge druk

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Evenemententerrein Reeuwijkse Hout

Kwantitatieve Risicoanalyse Evenemententerrein Reeuwijkse Hout Kwantitatieve Risicoanalyse Evenemententerrein Reeuwijkse Hout Door: Omgevingsdienst Midden-Holland, R. Wegerif 24 december 2015 Samenvatting In verband met het bestemmingsplan Reeuwijkse Hout 2016 en

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen QRA hogedruk aardgas buisleidingen Gemeente Heusden t.b.v. herziening bestemmingsplan Metal Valley Auteur: Niels den Haan Collegiale toets Datum:2-2-2017 CAROLA Rekenpakket 1.0.0.52 Parameterbestand 1.3

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W i.v.m. plaatsing nieuwe afsluiter locatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W i.v.m. plaatsing nieuwe afsluiter locatie DNV KEMA Energy & Sustainability Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-521-01 i.v.m. plaatsing nieuwe afsluiter locatie Groningen, 16 oktober 2013 74102436- GCS 13.R.53962 Kwantitatieve

Nadere informatie

Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie. van : R.P. Coster KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg

Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie. van : R.P. Coster KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg 66912927-GCS 10-51061 28 juni 2010 RPC Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie van : R.P. Coster KEMA kopie : Registratuur KEMA Registratuur Gasunie P.C.A. Kassenberg Gasunie Betreft : Risicoberekening gastransportleidingen

Nadere informatie

Risicoberekening Hogedrukaardgasleiding W en W t.b.v. BP Driegatenbrug, Leiderdorp

Risicoberekening Hogedrukaardgasleiding W en W t.b.v. BP Driegatenbrug, Leiderdorp Risicoberekening Hogedrukaardgasleiding W-515-03 en W-515-05 t.b.v. BP Driegatenbrug, Leiderdorp Beoordeling risico s ondergrondse hogedrukaardgasleidingen W-515-03 en W-515-05 In opdracht van: gemeente

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Zuivelhoeve toekomstige situatie. Door: Afdeling Beleid en Advies

Kwantitatieve Risicoanalyse Zuivelhoeve toekomstige situatie. Door: Afdeling Beleid en Advies Kwantitatieve Risicoanalyse Zuivelhoeve toekomstige situatie Door: Afdeling Beleid en Advies Samenvatting De Zuivelhoeve heeft het voornemen om haar activiteiten, die nu nog verspreidt over verschillende

Nadere informatie

Kwantitatieve risicoanalyse Tankstation Schmieman

Kwantitatieve risicoanalyse Tankstation Schmieman Laan van Nieuw Oost-Indië 25 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 Fax 070 348 06 45 denhaag@tebodin.nl www.tebodin.com Opdrachtgever: Tankstation Schmieman Project: QRA

Nadere informatie

Berichtnummer Afdeling Gedeponeerd d.d.

Berichtnummer Afdeling Gedeponeerd d.d. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport > Retouradres Postbus 1 3720 BA Bilthoven Gemeente Nieuwegein Afdeling Duurzame Ontwikkeling De heer L. van

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleiding Schuilenburg Amersfoort. Door: R. Polman

Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleiding Schuilenburg Amersfoort. Door: R. Polman Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleiding Schuilenburg Amersfoort Door: R. Polman Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Invoergegevens... 5 2.1 Interessegebied... 5 2.2 Relevante leidingen... 5 2.3 Populatie... 7 2.4

Nadere informatie

Gevoeligheidsanalyse hotel NH Schiphol Airport nabij gastransportleidingen A-803, A-553 en A-554 gemeente Haarlemmermeer

Gevoeligheidsanalyse hotel NH Schiphol Airport nabij gastransportleidingen A-803, A-553 en A-554 gemeente Haarlemmermeer Gevoeligheidsanalyse hotel NH Schiphol Airport nabij gastransportleidingen A-803, A-553 en A-554 gemeente Haarlemmermeer Groningen, 2 augustus 2011 74100564-GCS 11-R.52204 Gevoeligheidsanalyse Hotel NH

Nadere informatie

Ontwikkelingen rekenmethodieken. Margreet Spoelstra (RIVM)

Ontwikkelingen rekenmethodieken. Margreet Spoelstra (RIVM) Ontwikkelingen rekenmethodieken Margreet Spoelstra (RIVM) Inhoud 1. Handleiding Risicoberekeningen Bevb 2. Ontwikkelingen buisleidingen 3. Handleiding Risicoberekeningen Bevi 4. SAFETI-NL 7.3 Rekenmethodieken

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen Auteur: C. van Gils Collegiale toets: L. Jansen Datum: 24-07-2012 QRA hogedruk aardgas buisleidingen Ten behoeve van bestemmingsplan Fort - Zeekant Gemeente Bergen op zoom Inhoudsopgave 1 Algemene rapportgegevens

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING GASTRANSPORTLEIDING N-556-60 N-556-60 EN EN N-557-30 N-557-30 TE TE OLST, OLST, GEMEENTE GEMEENTE OLST-WIJHE OLST-WIJHE I.012535.01 - CDM16 Olst N-566-60

Nadere informatie

Kapelle. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland

Kapelle. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland Kapelle QRA hogedruk aardgas buisleidingen In opdracht van de provincie Zeeland Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: Kees Aarts Datum: 2012 Consequentieonderzoek Bevb, QRA Kapelle 2 Inhoudsopgave 1

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. 2 Uitgangspunten

Notitie. 1 Inleiding. 2 Uitgangspunten Notitie HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. INDUSTRY, ENERGY & MINING Aan : Remon Laurensen (Broekman Logistics Nijmegen B.V.) Van : Gijs Slotman (Royal HaskoningDHV) Datum : 30 maart 2015 Kopie : - Onze referentie

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Carola HO-Fort Hemeltje 18072011. Door: Peter van der Meiden Milieudienst Zuidoost-Utrecht 18 juli 2011

Kwantitatieve Risicoanalyse Carola HO-Fort Hemeltje 18072011. Door: Peter van der Meiden Milieudienst Zuidoost-Utrecht 18 juli 2011 Kwantitatieve Risicoanalyse Carola HO-Fort Hemeltje 18072011 Door: Peter van der Meiden Milieudienst Zuidoost-Utrecht 18 juli 2011 Samenvatting In het kader van het project de Nieuwe Hollandse Waterlinie

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-520-01. i.v.m. verlegging van de leiding

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-520-01. i.v.m. verlegging van de leiding Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-520-01 i.v.m. verlegging van de leiding Groningen, 22 november 2013 74102436 - GCS 13.R.54017 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-520-01

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen QRA hogedruk aardgas buisleidingen Gemeente Bergen op Zoom Bestemmingsplan stationsgebied Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: Kees Aarts Datum: 31-1-2012 CAROLA Rekenpakket 1.0.0.51 Parameterbestand

Nadere informatie

Tholen. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland

Tholen. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland Tholen QRA hogedruk aardgas buisleidingen In opdracht van de provincie Zeeland Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: Kees Aarts Datum: 2012 Consequentieonderzoek Bevb, QRA Tholen 2 Inhoudsopgave 1 ALGEMENE

Nadere informatie

In de aanvullende informatie op de Ruimtelijke Onderbouwing van 31 oktober 2016 wordt specifiek gekeken naar turbine 3, 4 en 5 uit Tabel 1.

In de aanvullende informatie op de Ruimtelijke Onderbouwing van 31 oktober 2016 wordt specifiek gekeken naar turbine 3, 4 en 5 uit Tabel 1. Notitie / Memo Aan: Suzan Tack, Erik Zigterman Van: Peter Winkelman Datum: 28 oktober 2016 Kopie: Ons kenmerk: I&BBE3280N003D02 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Industry &

Nadere informatie

PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0

PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0 74101391.006 12-7542 VERTROUWELIJK PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0 Arnhem, 10 januari 2013 Auteur(s) KEMA In opdracht van Eneco auteur : A. Taris beoordeeld : P. Franck 8 blz. 0 bijl. AT goedgekeurd

Nadere informatie

Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert

Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen projectnr. 196747 revisie 00 december 2010 Opdrachtgever Gemeente Zundert datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave December 2010 Menno de

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen QRA hogedruk aardgas buisleidingen Gemeente Bergen op Zoom t.b.v. bestemmingsplan Theodorushaven Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: Louis Jansen Datum: 12-11-2014 CAROLA Rekenpakket 1.0.0.52 Parameterbestand

Nadere informatie

Risicoberekening LPG tankstation Total Drentse Poort Nieuw Buinen

Risicoberekening LPG tankstation Total Drentse Poort Nieuw Buinen Risicoberekening LPG tankstation Total Drentse Poort Nieuw Buinen Opdrachtgever: Gemeente Borger-Odoorn Mevrouw M. Sieders Postbus 3 7875 ZG EXCLOO Opdrachtnemer: AM&V bv Hoofdstraat 86 9531 AJ Borger

Nadere informatie

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse. 090301.1778700 14-05-2013 concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse. 090301.1778700 14-05-2013 concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf Zoetermeer Innovatiefabriek Kwantitatieve risicoanalyse identificatie status projectnummer: datum: status: 090301.1778700 14-05-2013 concept opdrachtleider: ir. R.A. Sips auteur: ing. J. Lauf Adviesbureau

Nadere informatie

ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN. De heer G. van de Ligt. Definitief december 2015

ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN. De heer G. van de Ligt. Definitief december 2015 715075 18 december 2015 ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN De heer G. van de Ligt Definitief Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon

Nadere informatie

Consequentieonderzoek probitrelatie benzylchloride

Consequentieonderzoek probitrelatie benzylchloride Consequentieonderzoek probitrelatie benzylchloride Project : 091625-Benzylchloride Datum : 15 februari 2010 Auteur : ir. G.A.M. Golbach Opdrachtgever: RIVM / CEV Postbus 1 3720 BA Bilthoven Adviesgroep

Nadere informatie

Kwantitatieve risicoanalyse aardgastransportleidingen Bestemmingsplan Blockhovepark

Kwantitatieve risicoanalyse aardgastransportleidingen Bestemmingsplan Blockhovepark Kwantitatieve risicoanalyse aardgastransportleidingen Bestemmingsplan Blockhovepark Kwantitatieve risicoanalyse aardgastransportleidingen Bestemmingsplan Blockhovepark Inhoud Rapport 3 november 2011 Projectnummer

Nadere informatie

Beschouwing veiligheid rondom turbine locatie 5. Parkeerplaats, TNT-opslag bunker, Hoogspanningsinfrastructuur

Beschouwing veiligheid rondom turbine locatie 5. Parkeerplaats, TNT-opslag bunker, Hoogspanningsinfrastructuur Notitie / Memo Aan: Erik Zigterman; Suzan Tack Van: Peter Winkelman Datum: 27 juni 2016 Kopie: Ons kenmerk: I&BBE3280N004D02 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings

Nadere informatie

Het PR en de hoogte van het GR dient berekend te worden. In onderhavig onderzoek is hiervoor gebruik gemaakt van het rekenmodel Safeti-NL [2].

Het PR en de hoogte van het GR dient berekend te worden. In onderhavig onderzoek is hiervoor gebruik gemaakt van het rekenmodel Safeti-NL [2]. Notitie HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RUIMTE & MOBILITEIT Aan : mevrouw M. Willems - van Gils (Gemeente Gemert-Bakel) Van : mevrouw L. Sprangers (Royal HaskoningDHV) Datum : 11 maart 2013 Kopie : de heer

Nadere informatie

SAVE-W. Relevant en veiligheid windenergie. Kennistafel veiligheid windenergie. Jeroen Eskens

SAVE-W. Relevant en veiligheid windenergie. Kennistafel veiligheid windenergie. Jeroen Eskens Relevant en veiligheid windenergie Kennistafel veiligheid windenergie Jeroen Eskens Algemene Informatie Basisgegevens Projectnaam Type windturbine(s) Relevant en veiligheid windenergie Relevantje Locatie

Nadere informatie

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald Externe veiligheidsparagraaf Bestemmingsplan Skoatterwald Toetsingskader Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: - het gebruik,

Nadere informatie

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012 Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012 Inhoudsopgave 1 1 Aanleiding In en in de nabijheid van het bestemmingsplangebied

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Pannenkoekenhuis Veenendaal i.v.m. Gastransportleiding W

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Pannenkoekenhuis Veenendaal i.v.m. Gastransportleiding W Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Pannenkoekenhuis Veenendaal i.v.m. Gastransportleiding W-523-03 Groningen, 3 mei 2013 74102493 GCS 13.R.53726 Kwantitatieve Riscioanalyse Pannenkoekenhuis Veenendaal

Nadere informatie

Het opstellen van een QRA rapportage (Risicoanalyse LNG tankstation Waddinxveen, Top Consultants

Het opstellen van een QRA rapportage (Risicoanalyse LNG tankstation Waddinxveen, Top Consultants Onderbouwing voor het afwijken van het in PGS9 opstelde doelvoorschrift met betrekking tot interne veiligheidsafstanden tussen LIN en LNG opslagtank, LNG station aan de Transportweg 32 te Waddinxveen In

Nadere informatie

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen Auteur: Niels den Haan Collegiale toets: CVG Datum: 29-2-2011 QRA hogedruk aardgas buisleidingen Ten behoeve van bestemmingsplan buitengebied zuid Gemeente Bergen op zoom Inhoudsopgave 1 Algemene rapportgegevens

Nadere informatie

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W i.v.m. verlenging van de leiding

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W i.v.m. verlenging van de leiding DNV KEMA Energy & Sustainability Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-520-05 i.v.m. verlenging van de leiding Groningen, 27 november 2013 74102436 - GCS 13.R.53994 Kwantitatieve Risicoanalyse

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse De Veldkamp

Kwantitatieve Risicoanalyse De Veldkamp Kwantitatieve Risicoanalyse De Veldkamp 13 maart 2014 Gemeente Hengelo afdeling wijkzaken, beleid en advies B. Meijer Samenvatting Voor het bedrijventerrein De Veldkamp wordt een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Madewater en Westmade te Monster externe veiligheid. Concept

Madewater en Westmade te Monster externe veiligheid. Concept Madewater en Westmade te Monster externe veiligheid Rapportnummer O 15571-1-RA-001 d.d. 8 april 2015 Madewater en Westmade te Monster externe veiligheid opdrachtgever Gemeente Westland (Gemeentekantoor

Nadere informatie

Kwantitatieve risicoanalyse buisleiding N bestemmingsplan Waterwijk

Kwantitatieve risicoanalyse buisleiding N bestemmingsplan Waterwijk Rapport Kwantitatieve risicoanalyse buisleiding N-533-20 bestemmingsplan Waterwijk Auteur: Gert-Jan vd Bovenkamp Almere, september 2015. Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Invoergegevens... 4 2.1 Interessegebied

Nadere informatie

Notitie aan : G.G. Kavelaars Gasunie. van : T.T. Sanberg KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg

Notitie aan : G.G. Kavelaars Gasunie. van : T.T. Sanberg KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg 66912927-GCS 1-567 12-2-21 TTS Notitie aan : G.G. Kavelaars Gasunie van : T.T. Sanberg KEMA kopie : Registratuur KEMA Registratuur Gasunie P.C.A. Kassenberg Gasunie Betreft : Risicoberekening gastransportleidingen

Nadere informatie

Risicoanalyse Windturbines

Risicoanalyse Windturbines Risicoanalyse Windturbines Locatie Suurhoffbrug Raedthuys Windenergie Revisie Eindrapport rev 1 Auteur C.M. Pietersen Datum 4 januari 2011 Inhoud Inhoud 2 1. Samenvatting... 3 2. Inleiding... 6 3. Gegevens

Nadere informatie

QRA Tankbouw Rootselaar Nijkerk

QRA Tankbouw Rootselaar Nijkerk QRA Tankbouw Rootselaar Nijkerk QRA-berekening in het kader van landelijk steunpunt QRA DCMR Milieudienst Rijnmond 's-gravelandseweg 565 Postbus 843 3100 AV Schiedam Telefoon (010) 2468 000 Fax (010) 2468

Nadere informatie

Kwantitatieve Risico Analyse (QRA)

Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) Onderzoek naar de effecten van de DPO leiding op het plangebied gemeente Ede QRA Gemeente Ede januari 2010 concept Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) Onderzoek naar de

Nadere informatie

Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie. van : R.P. Coster KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg

Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie. van : R.P. Coster KEMA. kopie : Registratuur KEMA. P.C.A. Kassenberg 66912927-GCS 1-5117 15 juni 21 RPC Notitie aan : P.G. Meijers Gasunie van : R.P. Coster KEMA kopie : Registratuur KEMA Registratuur Gasunie P.C.A. Kassenberg Gasunie Betreft : Risicoberekening gastransportleidingen

Nadere informatie

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen Onderdeel: Externe Veiligheid Definitief Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 18 juli 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Leeswijzer... 5

Nadere informatie

Advies Externe Veiligheid Van Rogier van Kalken bij ruimtelijke plannen Datum 19 oktober 2007

Advies Externe Veiligheid Van Rogier van Kalken bij ruimtelijke plannen Datum 19 oktober 2007 Advies Externe Veiligheid Van Rogier van Kalken bij ruimtelijke plannen Datum 19 oktober 2007 Onderwerp EV Advies tel./e-mail 075-6553537 rkalken@milieudienst-waterland.nl Inleiding In dit advies wordt

Nadere informatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoogegeest Akersloot

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoogegeest Akersloot Kwantitatieve Risicoanalyse Hoogegeest Akersloot Samenvatting In dit rapport is zowel een plaatsgebonden risicoberekening als een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Dit is gedaan in het kader van de bouw

Nadere informatie

Kwantitatieve risicoanalyse fa. Brandsma te Hilversum

Kwantitatieve risicoanalyse fa. Brandsma te Hilversum externe veiligheid, risicoanalyses en risico[informatie + voorlichting] AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede Kwantitatieve risicoanalyse fa. Brandsma te Hilversum Datum : 13 februari 2012 Project :

Nadere informatie

Windturbines industrieterrein Kleefse Waard

Windturbines industrieterrein Kleefse Waard Adviseurs externe veiligheid en risicoanalisten Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede Windturbines industrieterrein Kleefse Waard Project : 163259 Datum : 29 december 2016 Auteurs : ing.

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE Besluit externe veiligheid buisleidingen

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE Besluit externe veiligheid buisleidingen KWANTITATIEVE RISICOANALYSE Besluit externe veiligheid buisleidingen Heizenschedijk 1 te Moergestel Gemeente Oisterwijk Opdrachtgever: Contactpersoon: BRO de heer J. Miellet Documentnummer: 20130525, C02

Nadere informatie

Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-501-01. i.v.m. aanpassing afsluiterschema W-501-01-KR-054 / W-501-01-KR-055 Waddinxveen

Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-501-01. i.v.m. aanpassing afsluiterschema W-501-01-KR-054 / W-501-01-KR-055 Waddinxveen Rapport Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W-501-01 i.v.m. aanpassing afsluiterschema W-501-01-KR-054 / W-501-01-KR-055 Waddinxveen Groningen, 5 juli 2013 74102436- GCS 13.R.53792 Kwantitatieve

Nadere informatie

Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen

Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen KWANTITATIEVE RISICOANALYSE Besluit externe veiligheid buisleidingen Gemeente Steenbergen Opdrachtgever: Contactpersoon: Gemeente Steenbergen Mevrouw M.

Nadere informatie

Rekenmethodiek voor LPG-tankstations LPG-tankstations als bedoeld in artikel 2.1 onder e van het Bevi

Rekenmethodiek voor LPG-tankstations LPG-tankstations als bedoeld in artikel 2.1 onder e van het Bevi Rekenmethodiek voor LPG-tankstations LPG-tankstations als bedoeld in artikel 2.1 onder e van het Bevi Label Rekenmethodiek versie 1.2 van 5 november 2014 Verspreiding Disclaimer Op aanvraag Dit document

Nadere informatie

P.C.A. Kassenberg. Betreft : Risicoberekening gastransportleiding N-523-77-KR-018 t/m 021

P.C.A. Kassenberg. Betreft : Risicoberekening gastransportleiding N-523-77-KR-018 t/m 021 66912927-GCS 09.M.50268 09-10-01 FMB Notitie aan : A.J. Glas Gasunie van : F.M. den Blanken KEMA kopie : Registratuur KEMA Registratuur Gasunie P.C.A. Kassenberg Gasunie Betreft : Risicoberekening gastransportleiding

Nadere informatie

Titel Oplegnotitie Risicoanalyse A16 Windenergie A16

Titel Oplegnotitie Risicoanalyse A16 Windenergie A16 Titel Oplegnotitie Risicoanalyse A16 Windenergie A16 Datum 14 augustus 2018 Auteur Hans Kerkvliet MSc. 1 Inleiding Ter onderbouwing van het provinciaal inpassingsplan (PIP) Windenergie A16 en de bijbehorende

Nadere informatie

Berekening van het risico Windturbines: De komst van de online rekentool :

Berekening van het risico Windturbines: De komst van de online rekentool : www.kennistafelveiligheidwindenergie.nl Berekening van het risico Windturbines: De komst van de online rekentool : Inhoud: Handboek risicozonering windturbines Een incident: wat zie je gebeuren? Eenheid

Nadere informatie

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES 1 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES Inleiding Om de risico s voor scheepvaart in windturbineparken (recreatievaart

Nadere informatie

Quantitatieve risico analyse. Nedmag VE 5/6

Quantitatieve risico analyse. Nedmag VE 5/6 Quantitatieve risico analyse Nedmag VE 5/6 Veendam VDM-05 & VDM-06 Auteurs: Goedgekeurd: Versie: 2.0 Datum: 22-03-2018 1 Referentie documenten 1. Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 3.3, 1 juli

Nadere informatie

Bijlage 5 - Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleidingen Papendrecht

Bijlage 5 - Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleidingen Papendrecht Bijlage 5 - Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleidingen Papendrecht Kwantitatieve Risicoanalyse P101897 aardgastransportleidingen Papendrecht Door: Omgevingsdienst Zuid Holland - Zuid, M. Jongerius Inhoud

Nadere informatie

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel projectnr. 201716 revisie 00 november 2009 Auteur ing. S. M. O. Krutzen Opdrachtgever Gemeente Capelle aan den IJssel Afdeling Stedelijke Ontwikkeling Postbus

Nadere informatie