instapkaarten taal verkennen
|
|
- Vincent van der Ven
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 instapkaarten
2 inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3 les 4 10 thema 3 les 7 11 thema 3 les 9 12 thema 4 les 2 13 thema 4 les 4 14 thema 4 les 7 15 thema 4 les 9 16 thema 5 les 2 17 thema 5 les 4 18 thema 5 les 7 19 thema 5 les 9 20 thema 6 les 2 21 thema 6 les 4 22 thema 6 les 7 23 thema 6 les 9 24 thema 7 les 2 25 thema 7 les 4 26 thema 7 les 7 27 thema 7 les 9 28 thema 8 les 2 29 thema 8 les 4 30 thema 8 les 7 31 thema 8 les
3 inhoud instapkaarten woordenschat Woordenschat thema 1 les 1 1 thema 1 les 6 2 thema 1 les 11 3 thema 2 les 1 4 thema 2 les 6 5 thema 2 les 11 6 thema 3 les 1 7 thema 3 les 6 8 thema 3 les 11 9 thema 4 les 1 10 thema 4 les 6 11 thema 4 les thema 5 les 1 13 thema 5 les 6 14 thema 5 les thema 6 les 1 16 thema 6 les 6 17 thema 6 les thema 7 les 1 19 thema 7 les 6 20 thema 7 les thema 8 les 1 22 thema 8 les 6 23 thema 8 les
4 woordenschat thema 1 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. de bekeuring in de prak de toegang in het vervolg wegens de verkeersregels het verbod het gebod plaatsen waar je van richting kunt veranderen de splitsing de kruising de rotonde 1
5 thema 1 les 2 Je leert woorden in alfabetische volgorde zetten. Je kijkt naar de eerste letter. Zijn de beginletters hetzelfde? Dan kijk je naar de tweede letter. tafel tegel toegang trap a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 1
6 thema 1 les 4 Je leert hoe je werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in een zin vindt. Het werkwoord zegt wat er wordt gedaan in de zin. Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. Een bijvoeglijk naamwoord zegt hoe het zelfstandig naamwoord eruitziet of wat je ervan vindt. De vrienden voetballen op een groot grasveld. 2
7 woordenschat thema 1 les 6 taal woordenschat verkennen Je oefent de themawoorden. belanden echter in aantocht zijn de versnelling vervolgens de weggebruiker het voertuig de bestelwagen de truck de koets stapvoets zo snel als iemand loopt pijlsnel heel snel 2
8 thema 1 les 7 Je leert hoe je zinnen langer maakt met een wat-deel, een waar-deel en een wanneer-deel. Je maakt een zin langer door antwoord te geven op de vragen wat, waar en wanneer. Vader koopt. Vader koopt een toeter. Vader koopt bij de fietsenmaker. Vader koopt morgen. Morgen koopt vader een toeter bij de fietsenmaker. 3
9 thema 1 les 9 Je leert dat er naast de Nederlandse taal ook streektalen zijn. Nederland is verdeeld in provincies en streken. In elke streek gebruiken de mensen het Nederlands een beetje anders. Zo heeft elke streek zijn eigen streektaal. Brabants: Da gaot dr goe in! Dat is lekker! 4
10 woordenschat thema 1 les 11 taal woordenschat verkennen Je oefent de themawoorden. de cel dat slaat nergens op een misdaad begaan de parkeerplaats de spelregel vergeefs de voorrang strafbaar je straf ontlopen de straf boontje komt om zijn loontje de dader doet iets ergs het slachtoffer maakt iets ergs mee 3
11 woordenschat thema 2 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. bepalen bitter dankzij draaien om het gerecht keuren de zintuigen de tastzin de reuk het zicht doodnormaal heel normaal buitengewoon niet gewoon 4
12 thema 2 les 2 Je leert hoe je woorden met een of meer dezelfde beginletters in alfabetische volgorde zet. Eerst kijk je naar de eerste letter. Als er woorden met dezelfde letter beginnen, kijk je naar de tweede letter. Als de tweede letter ook hetzelfde is, kijk je naar de derde letter. zoet zondag zorgen zout a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 5
13 thema 2 les 4 Je leert hoe je het meervoud van woorden maakt. Bij sommige woorden verandert in het meervoud de klank. enkelvoud meervoud een bad a twee baden aa een slot o twee sloten oo een schip i twee schepen ee een bezigheid ei twee bezigheden ee 6
14 woordenschat thema 2 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. het diploma het gebrek het gehoorapparaat opscheppen reageren sneu vertalen zich concentreren slechthorend horend doof Oost-Indisch doof zijn doof doventolk de gebarentaal 5
15 thema 2 les 7 Je leert hoe je van twee zinnen één zin maakt. Je voegt de zinnen samen met een voegwoord. En, maar, of en want zijn voegwoorden. Mijn moeder kan praten met doven en ze kan praten met slechthorenden. Ik kan gebarentaal, maar niet zo goed als mijn moeder. Mijn moeder praat met de mond of ze praat met gebaren. Mijn moeder is beroemd, want ze komt soms op tv. 7
16 thema 2 les 9 Je leert hoe je verkleinwoorden met -etje en -kje maakt. Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord met iets erachter: -je, -pje, -tje, -etje en -kje de tang het tangetje de bal het balletje (let op: dubbel ll) de woning het woninkje (let op: de g verdwijnt) Een verkleinwoord is altijd een het-woord: het tangetje, het balletje, het woninkje. 8
17 woordenschat thema 2 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. althans doodsbang het geintje griezelen gruwelijk onderscheiden zichtbaar scherp duidelijk wazig onduidelijk dingen waarmee je beter kunt zien: de bril de lenzen de loep de microscoop 6
18 woordenschat thema 3 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. acuut hoewel het geheime wapen klokslag het uitgieren organiseren schateren het valt vies tegen glimlachen wandeltocht benauwd angstig opgelucht niet meer angstig jjd d. 7DDO DFWLHI Ɓ LQVWDSNDDUWHQ ZRRUGHQVFKDW Ɓ JURHS Ɓ k 0DOPEHUJ źv +HUWRJHQERVFK 7
19 thema 3 les 2 Je leert wat een bevelzin is. Je leert hoe je een bevelzin kunt maken. Een bevelzin zegt wat je moet doen. Een bevelzin begint met een werkwoord en heeft geen wie-deel. Een bevelzin eindigt met een uitroepteken. vertelzin Ik wil dat je gaat zitten. vraagzin Ga je zitten? bevelzin Ga zitten! Ga zitten! 9
20 thema 3 les 4 Je leert wanneer je het uitroepteken gebruikt. Je gebruikt een uitroepteken om een uitroepzin nadruk te geven. Als je iets met nadruk zegt, laat je horen dat het belangrijk is. Uitroepzinnen met een uitroepteken: een uitroep Au! een bevelzin Kom hier! een vertelzin Ik weet zeker dat hij met nadruk het gedaan heeft! 10
21 woordenschat thema 3 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. afzetten de excursie in de fik staan inmiddels de stemming uitgelaten droevig bezorgd de attractie de wildwaterbaan de zweefmolen de achtbaan 8
22 thema 3 les 7 Je leert de trappen van vergelijking. Zo ziet een trap van vergelijking eruit. Het nieuws is leuk. Dit nieuws is leuker. Dit nieuws is het leukst. grootst groter groot 11
23 thema 3 les 9 Je leert bijzondere gevallen van de trappen van vergelijking. Er zijn een paar bijzondere trappen van vergelijking. Als het woord op een r eindigt, komt er een d bij. lekkerst lekkerder lekker Soms verandert het woord helemaal. beter goed best Als een woord eindigt op een s, komt er alleen een t bij. wijzer wijs wijst 12
24 woordenschat thema 3 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. diverse de hoogste tijd je kijkt je ogen uit de reisleider het standbeeld voldaan het paspoort de grens de douane de controle doorstappen kuieren slenteren 9
25 woordenschat thema 4 les 1 taal woordenschat verkennen Je oefent de themawoorden. de ellende de landverrader in de loop van de onderduiker de samenleving het verzet de zoveelste de toekomst het heden het verleden de oorlog ruzie tussen landen de vrede geen ruzie 10
26 thema 4 les 2 Je leert wat het hele werkwoord is. Je leert dat een werkwoord verschillende vormen heeft. Het hele werkwoord is nog niet gebruikt in een zin. Het werkwoord in de wij-vorm heeft dezelfde vorm als het hele werkwoord. hele werkwoord: kruipen wie-deel werkwoord vorm van het werkwoord ik kruip ik-vorm hij kruipt hij-vorm wij kruipen wij-vorm 13
27 thema 4 les 4 Je leert wat tegenwoordige tijd is en je leert wat verleden tijd is. Een zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) vertelt wat nu gebeurt. Een zin in de verleden tijd (v.t.) vertelt wat in het verleden gebeurde. Aan het werkwoord in de zin kun je zien in welke tijd de zin staat. t.t.: Vandaag spelen Jannie en ik verstoppertje. v.t.: Gisteren speelden Jannie en ik verstoppertje. 14
28 woordenschat thema 4 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. aan iemands lippen hangen allereerst de hersens in geuren en kleuren het schroot de verpleger zich afspelen vergeetachtig de herinnering het geheugen voorgoed voor altijd tijdelijk niet voor altijd 11
29 thema 4 les 7 Je leert wat de basisvorm is van verkleinwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden. Mijn zusje leest oude boeken. Afgeleide vorm zusje oude boeken leest Basisvorm zus (zonder -je, -tje, -pje of -etje) oud (zonder -e) boek (enkelvoud) lezen (het hele werkwoord) 15
30 thema 4 les 9 Je leert voorzetsels gebruiken in een zin. Voorzetsels geven aan waar of wanneer iets gebeurt: onder de kast, voor het huis, na het ontbijt, in de pauze. 16
31 woordenschat thema 4 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. het archief hartelijk lachen historisch het stenen tijdperk stilstaan bij iets de tentoonstelling de tijdmachine het voorwerp soorten verhalen het sprookje de fabel de legende de voorouders het nageslacht vader en moeder kinderen 12
32 woordenschat thema 5 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. amper buitenaards de enkele reis lanceren de planeet de verbeelding de astronaut de ruimtevaart het ruimteschip het heelal vastberaden weifelend niet twijfelend twijfelend 13
33 thema 5 les 2 Je leert wat het onderwerp van de zin is. Het onderwerp is het wie-deel van de zin. Het onderwerp in een zin vertelt wie of wat iets doet. Jan Erik heeft ruzie met papa en mama. Ze geloven hem niet. In de tuin staat een raket. 17
34 thema 5 les 4 Je leert hoe je kunt verwijzen naar mensen. Een verwijswoord wijst naar een woord dat al eerder is genoemd. Een verwijswoord zorgt ervoor dat je niet twee keer hetzelfde hoeft te zeggen. Jan Jacob zet zijn koptelefoon op. Hij luistert naar muziek. Hij Jan Jacob Mama is bezig. Ze heeft geen tijd. Ze Mama Het jongetje kijkt naar tv. Hij is gek op tekenfilms. Hij In de tuin speelt een kind. Het trapt tegen een bal. Het Het jongetje een kind 18
35 woordenschat thema 5 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. een luchtje scheppen gedeeltelijk op slag de smeerboel de telescoop het zonnestelsel het laboratorium de wetenschapper de proef het ruimtestation de satelliet de aarde 14
36 thema 5 les 7 Je leert wanneer je een komma schrijft. Je schrijft een komma: om de lezer te helpen een lange zin te begrijpen; als je iemand aanspreekt; tussen twee werkwoorden van twee zinsdelen. Ik keek het liefst naar buiten, naar de aarde. André, wat wilde je worden als kind? Als je ruzie hebt, kun je niet slapen. 19
37 thema 5 les 9 Je leert nog meer over het zelfstandig naamwoord. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor: mensen, dieren en dingen die je kunt aanraken; dingen die je niet kunt aanraken. wel aanraken raket gordijnen oven niet aanraken liefde ruzie lengte 20
38 woordenschat thema 5 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. het couplet De morgenstond heeft goud in de mond. luchtig rasecht het refrein de toestand Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. spontaan zonder nadenken iets doen bedachtzaam eerst nadenken, dan iets doen loodzwaar vederlicht gewichtloos 15
39 woordenschat thema 6 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. de bijlage inspireren het hoofd laten hangen de teleurstelling tenminste verwijderen je verwonderen? de lichaamstaal de gezichtsuitdrukking de lichaamshouding oeroud heel oud piepjong heel jong 16
40 thema 6 les 2 Je leert wat de ik-vorm van een werkwoord is. De ik-vorm van een werkwoord: je neemt het hele werkwoord en haalt er -en van af. hele werkwoord fietsen en liggen en ik-vorm fiets lig 21
41 thema 6 les 4 Je leert dat het onderwerp en het werkwoord bij elkaar horen. Als het onderwerp verandert van enkelvoud in meervoud of andersom, verandert één werkwoord ook. Ik speel graag op de computer. Wij spelen graag op de computer. 22
42 woordenschat thema 6 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. bescheiden daarentegen iemand straal voorbij lopen illustreren lief en leed delen sindsdien je tanden bloot lachen poëzie de limerick zelfverzekerd veel vertrouwen het sonnet onzeker weinig vertrouwen 17
43 thema 6 les 7 Je leert wat stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden zijn. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Bijvoorbeeld van hout, zilver, papier, katoen, steen, ijzer of van staal. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op -en. De gouden koets van de koningin. De ijzeren haak hangt aan de muur. Het stalen kozijn roest niet. 23
44 thema 6 les 9 Je leert het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. Letterlijk betekent dat je met woorden precies zegt wat je bedoelt. Figuurlijk betekent dat je met woorden iets anders bedoelt dan je letterlijk zegt. letterlijk Een zware tas is een tas die veel weegt. figuurlijk Een zware storm is een hevige storm. 24
45 woordenschat thema 6 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. denderen Uit je doppen kijken! hoog oplopen iets op papier zetten naarmate oftewel zelden beledigen furieus nijdig boos ruzie excuses aanbieden het scheldwoord 18
46 woordenschat thema 7 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. de burcht aan de ene kant / aan de andere kant overigens de smaak splijten de tijd van je leven hebben de wildernis de recensie het argument het oordeel interessant saai oersaai 19
47 thema 7 les 2 Je leert dat er nog meer eigennamen zijn dan eigennamen van mensen. Je leert dat je die eigennamen ook met een hoofdletter schrijft. Eigennamen zijn: namen van mensen (voornaam en achternaam), dieren of dingen. namen van landen, provincies, steden, dorpen, straten en rivieren. De eerste letter van een eigennaam is een hoofdletter. Hamza is geboren in Utrecht. 25
48 thema 7 les 4 Je leert wat een bijwoord is. Een bijwoord zegt iets over het werkwoord in de zin. Mattis roept hard naar zijn dochter. Het verhaal loopt goed af. 26
49 woordenschat thema 7 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. de collectie grote ogen opzetten het hoogtepunt in zeer goede staat het kunstvoorwerp tragisch vrijwel de kwaliteit hoe iets is de kwantiteit hoeveel er van iets is het informatiemateriaal de catalogus de folder 20
50 thema 7 les 7 Je leert hoe je de vormen van werkwoorden maakt in de tegenwoordige tijd.. Er zijn regels voor het schrijven van werkwoorden. onderwerp werkwoord t.t. vorm regel ik begin ik-vorm hele werkwoord en hij begint hij-vorm ik-vorm +t wij beginnen wij-vorm hele werkwoord 27
51 thema 7 les 9 Je leert de werkwoorden hebben en zijn in de tegenwoordige tijd. Hebben en zijn zijn onregelmatige werkwoorden. Onregelmatige werkwoorden houden zich niet aan de regels. onderwerp werkwoord t.t. vorm ik heb / ben ik-vorm jij hebt / bent jij-vorm hij heeft / is hij-vorm wij hebben / zijn wij-vorm 28
52 woordenschat thema 7 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. de architect bankroet een drukte van belang enigszins met uitzondering van de schulden de schutter de wacht houden de overeenkomst hetzelfde het verschil anders de beeldende kunst de schilderkunst de beeldhouwkunst 21
53 woordenschat thema 8 les 1 woordenschat Je oefent de themawoorden. bloed afnemen deskundig ergens aan toekomen legen verschonen wringen mensen die in een ziekenhuis werken de verpleegkundige de fysiotherapeut de chirurg mensen die met dieren werken de dierenarts de geitenfokker de imker 22
54 thema 8 les 2 Je leert mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen voor mensen en dieren. Er zijn mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen voor mensen en dieren. Je maakt een vrouwelijke persoonsnaam door aan de mannelijke naam een stukje toe te voegen of te vervangen. Mannelijke naam agent baron vriend leider Vrouwelijke naam +e agente +es barones +in vriendin -er +ster leidster 29
55 thema 8 les 4 Je leert woordsoorten herkennen in een zin. De afkortingen van de woordsoorten zijn: lidwoord = lw werkwoord = ww voorzetsel = vz zelfstandig naamwoord = zn bijvoeglijk naamwoord = bn De beer woont in het grote bos. lw: de, het ww: woont vz: in zn: beer, bos bn: grote 30
56 woordenschat thema 8 les 6 woordenschat Je oefent de themawoorden. behalen ergens in uitblinken de fopwinkel jong geleerd, oud gedaan het niespoeder ontploffen de winst de baan de opleiding het getuigschrift de vaardigheid wat je goed kunt de kennis wat je goed weet 23
57 thema 8 les 7 Je leert de werkwoorden kunnen, willen, mogen en zullen gebruiken. Sommige werkwoorden houden zich niet aan de regels. kunnen mogen willen zullen ik kan mag wil zal jij kunt mag wilt zult hij kan mag wil zal wij kunnen mogen willen zullen 31
58 thema 8 les 9 Je leert wat gesloten vragen en wat open vragen zijn. Gesloten vragen beginnen met een werkwoord. Je kunt ze met ja of nee beantwoorden. Open vragen beginnen met een vraagwoord. Je kunt er meestal een langer antwoord op geven. Gesloten vraag: Ga je mee naar buiten? Open vraag: Wat ga je doen? 32
59 woordenschat thema 8 les 11 woordenschat Je oefent de themawoorden. de aanleg dat is niet mijn ding de diskjockey schoenmaker, blijf bij je leest de sluiswachter de striptekenaar de professional voor je beroep de amateur voor je plezier het tekenmateriaal het waskrijt de houtskool de fineliner 24
instapkaarten woordenschat
instapkaarten inhoud instapkaarten Woordenschat thema 1 les 1 1 thema 1 les 6 2 thema 1 les 11 3 thema 2 les 1 4 thema 2 les 6 5 thema 2 les 11 6 thema 3 les 1 7 thema 3 les 6 8 thema 3 les 11 9 thema
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3
Nadere informatiezelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. de man de kat de fiets lidwoord Het lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord. de het een samenstelling Een
Nadere informatieWoordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.
Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk
Nadere informatieDe bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands
Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief Bij de verschillende onderdelen van Taal actief kunt u onderdelen uit De bovenkamer
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
6 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema
Nadere informatieDraaien om. Als je ergens om draait, dan gaat het daarover, dan is dat het belangrijkste.
Groep 5 thema 2 week 1 De 12 themawoorden De zintuigen. Zintuigen geven je informatie over de wereld om je heen. Je kunt ermee horen, zien, ruiken, proeven en voelen. De reuk. Eén van je zintuigen. Met
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
-b fl41..- 1 rair î ; : ; - / 0 t- t-, 9 S QURrz 71 1 t 5KM 1o r MALNBERG St 4) 4 instapkaarten ji - S 1,1 1 thema 5 1 les 2 S S S - -- t. Je leert hoe je van het hele werkwoord een voltooid deelwoord
Nadere informatieDe bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon
Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands colofon Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer. Vormgeving Marjo Starink Bazalt 2016 Voor meer
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3
Nadere informatieBenodigde voorkennis taal verkennen groep 5
Taal actief 4 taal verkennen groep 5-8 taal verkennen groep 5 In dit document een overzicht opgenomen van de benodigde voor de lessen Taal verkennen groep 5. Deze kenn maakt onderdeel uit van de leerlijn
Nadere informatie71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.
v;rw>r t 7 S SS QVRre F9 - -t. t- L 5KM i r MALtABERG instapkaarten taal verkennen S -4 taal verkennen komt er vaak een -e achter. Taa actief. instapkaarten taal verkennen. groep 8 Maimberg s-hertogenbosch
Nadere informatieVisuele Leerlijn Spelling
Visuele Leerlijn Spelling www.gynzy.com Versie: 15-08-2018 Begrippen Klanken & Letters Klank (begrip) Klinker of medeklinker (begrip) Korte of lange klank (begrip) Tweetekenklank (begrip) Lange-, korte-,
Nadere informatieBasis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal
Basis letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer 1 2 3 getal 123.000 punt. komma, uitroepteken! vraagteken? Woordvolgorde Jij drinkt appelsap. Hij eet een banaan.
Nadere informatieextra oefenen les 2 thema 5 1 Onderstreep het onderwerp van de zin. Je vindt het als je antwoord geeft op de vraag.
thema 5 les 2 1 Onderstreep het onderwerp van de zin. Je vindt het als je antwoord geeft op de vraag. Je leert wat het onderwerp van de zin is. Het onderwerp is het wie-deel van de zin. Het onderwerp in
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
7 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema
Nadere informatieLes 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30
Inhoud Deel 1 Grammaticale vormen Les 1 Letter, woord, zin, getal, cijfer 12 Les 2 Zinnen 14 Les 3 Persoonlijke voornaamwoorden (1) 16 Les 4 Hij / het / je / we / ze 18 Herhalingstoets 1 20 Les 5 Werkwoorden
Nadere informatieSamenvatting Nederlands NL Blok
Samenvatting Nederlands NL Blok 3+4+5+6 Samenvatting door een scholier 1867 woorden 23 september 2008 3,3 9 keer beoordeeld Vak Nederlands Blok 3 Weet je het nog? Bij zinsontleding je een zin in een vaste
Nadere informatiethema 1 les 2 extra oefenen
thema 1 les 2 extra oefenen 1 Op welke plaats hoort het woord in het alfabet? Trek een lijn van het plaatje naar de juiste letter. a b c d e f g h i j k l m Je leert woorden in alfabetische volgorde zetten.
Nadere informatieSpiekkaart. Persoonsvorm - p.v.
Persoonsvorm - p.v. DE PERSOONSVORM IS EEN WERKWOORD 1. 2. 3. Zet de zin in een andere tijd: Muis schrijft een brief. Muis schreef een brief. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Maak van de
Nadere informatie1 keer beoordeeld 4 maart 2018
7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp
Nadere informatieLes 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30
Inhoud Deel 1 Grammaticale vormen Les 1 Letter, woord, zin, getal, cijfer 12 Les 2 Zinnen 14 Les 3 Persoonlijke voornaamwoorden (1) 16 Les 4 Hij / het / je / we / ze 18 Herhalingstoets 1 20 Les 5 Werkwoorden
Nadere informatieLeerlijn Spreken & luisteren groep 5
Leerlijn Spreken & luisteren groep 5 Spreken (individueel / gesprekken voeren): Luisteren: Een monoloog houden in een kleine groep, duidelijk verwoorden wat ze bedoelen. Een gesprek (overleg) voeren in
Nadere informatieKernwoord Uitleg Voorbeeld
Aanhalingstekens Accenttekens Achtervoegsel Afbreekteken Gebruik je voor een citaat of als iets niet letterlijk is bedoeld. Gebruik je om iets nadruk te geven of om dubbelzinnigheid te voorkomen. Een nietzelfstandig
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2)
Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2) Samenvatting door een scholier 1020 woorden 25 september 2011 7,3 13 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands CURSUS SPELLEN Werkwoordspelling
Nadere informatieZinsontleden en woordbenoemen groep 7/8
Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk
Nadere informatieLesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten
groep 6 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene
Nadere informatieWoordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord
Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord
Nadere informatieWerkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.
Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent
Nadere informatieLiggen of leggen / kennen of kunnen
maart 2012 vanaf 9 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Liggen of leggen / kennen of kunnen Liggen of leggen / kennen of kunnen tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof 1 Weet je wat mijn kip
Nadere informatieinstapkaarten spelling
7 instapkaarten spelling inhoud instapkaarten spelling Spelling thema 1 les 1/13a cat. 10 a/b 1 thema 1 les 3/13b t.t. 2 thema 1 les 5/14a cat. 33 a/b 3 thema 1 les 7/14b t.t. 4 thema 1 les 9/15a cat.
Nadere informatiekettinkje Ik hoor ju. ik schrijf je. Categorie 43d Verkleinwoorden op nkje Thema 5 groep 6
Categorie 43d Verkleinwoorden op nkje Thema 5 groep 6 Ik hoor ju. ik schrijf je. kettinkje Categorie 43d Verkleinwoorden op nkje Thema 5 groep 6 buiginkje palinkje schuttinkje woninkje Categorie 43f Verkleinwoorden
Nadere informatieWat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.
Wat is PDD-nos? 4 PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Eigenlijk vind ik stoornis een heel naar woord. Want zo lijkt het net of er iets niet goed aan me
Nadere informatie2c nr. 1 zinnen met want en omdat
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieDPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling
Werkstuk schrijven DPS Communicatie Werkblad: werkwoordspelling On line, korte, doelgerichte cursussen. Aan de slag wanneer het u uitkomt. Via Skype contact met een ervaren docent. Makkelijker was het
Nadere informatie2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12
Inhoudsopgave 1 Русский алфавит Het Russische alfabet 10 2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12 3 Фонетика Fonetiek
Nadere informatieIn dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.
In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. Mochten er aanvullingen zijn, kunt u altijd een e-mail sturen naar info@obs-delandweert.nl. ONTLEDEN Taalkundig ontleden. benoem de
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
6 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema
Nadere informatieIN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit
IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING werkwoordspelling.com M.Kiewit Schematisch overzicht Stap 1: De persoonsvorm De persoonsvorm is het werkwoord dat op de eerste plaats komt te staan als
Nadere informatieDoelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar
Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Hieronder vindt u de leerplandoelen taalbeschouwing die we met onze evaluatie in kaart willen brengen. Ze staan in dezelfde volgorde
Nadere informatieGrammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.
9 789082 208306 van Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. Opzoekboekje voor leerlingen in klas 1 tot en met 3 in de onderbouw
Nadere informatieTaaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen
Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen 1.1 Eigen kennis 1.1.1 Kinderen kunnen hun eigen kennis activeren, m.a.w. ze kunnen aangeven wat ze over een bepaald onderwerp al weten en welke ervaringen ze er
Nadere informatieals iets niet letterlijk is bedoeld.
Kernwoordenlijst Kernwoord Uitleg Voorbeeld Aanhalingstekens Accenttekens Achtervoegsel Afbreekteken Gebruik je voor een citaat of als iets niet letterlijk is bedoeld. Gebruik je om iets nadruk te geven
Nadere informatieNiveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad
Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Waarom? Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De vaardigheden
Nadere informatieNEDERLANDS INSTRUCTIE. Doelen. Instructie van de les
24 2018 NEDERLANDS INSTRUCTIE Doelen Nederlands Uw leerlingen lezen een tekst over de straatkunst. Ze gaan aan de slag met grammatica. Burgerschap Uw leerlingen lezen een artikel over de ontmoeting tussen
Nadere informatieBeknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament
Beknopte grammatica voor de cursus Grieks van het Nieuwe Testament versie 1.0 Menno Haaijman scripture4all.org Tijdens de try-out voor de cursus bleek dat veel, zo niet alle, toehoorders de Nederlandse
Nadere informatieHandleiding basiswoordenschat.
basiswoordenschat. Inleiding. In de basismodule wordt een basis van ongeveer 80 woorden gelegd. Deze woorden worden aangeboden om de woordenschat, maar ook om de communicatieve vaardigheden van de cursist
Nadere informatieGrammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.
Grammatica Inhoud 1. De en het 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. Niet en geen 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12.
Nadere informatieVerandering. Huiswerk groep 6 Woordenschat / Taal verkennen. Thema 4
Huiswerk groep 6 Woordenschat / Taal verkennen Woordenschat: van alle woorden de betekenis weten. Taal verkennen: o.a. grammatica leren Thema 4 Verandering Gemaakt door: M. Schiebergen Info voor de ouders
Nadere informatieWanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden.
Hoe vertel je het de kinderen? Op een gegeven moment moet je de kinderen vertellen dat jullie gaan scheiden. Belangrijk is hoe en wat je hen vertelt. Houd rekening daarbij rekening met de leeftijd van
Nadere informatieLesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten
groep 5 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les
Nadere informatieWat is een zelfstandig naamwoord?
Wat is een zelfstandig naamwoord? 1. Inleiding Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: een persoon of dier: vrouw, oom, hond een eigennaam: Sara, Apple een ding: fiets,
Nadere informatieLesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.
groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad
Nadere informatieMannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus
ZELFSTANDIG NAAMWOORD Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus meervoud nominativus genitivus accusativus BIJVOEGLIJK
Nadere informatieCentrum Basiseducatie Brusselleer Oefenmap lezen en schrijven p. 1 Gezondheid Leugens die kwetsen Niveau 3. Leugens die kwetsen
Centrum Basiseducatie Brusselleer Oefenmap lezen en schrijven p. 1 Roddelen Leugens die kwetsen Onze tong is zeer bijzonder. We kunnen ermee aan een ijsje likken. We kunnen ze gebruiken in de liefde. En
Nadere informatietip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken
Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar
Nadere informatie2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieDe droom. De sneeuw dwarrelt in de ruimte.
De droom Hassan droomt dat het sneeuwt. De sneeuw dwarrelt in het donker. Hij valt niet naar beneden, want er is geen beneden. En er is geen boven. Hij valt niet van de hemel naar de aarde, want er is
Nadere informatieKopieerblad 1. Wil jij ook ooit een droomhut? Begin dan nu alvast te sparen, want een droomhut is erg duur!
Kopieerblad 1 Een boomhut bouwen is leuk werk. Daarom zijn er grote mensen die voor hun beroep hutten bouwen. Die mensen hebben een bedrijf. Daar kun je een boomhut bestellen. Ga je naar dat bedrijf toe?
Nadere informatieCentrum Basiseducatie Brusselleer Oefenmap lezen en schrijven p. 1 Samenleving De nieuwe vaders Niveau 3
Centrum Basiseducatie Brusselleer Oefenmap lezen en schrijven p. 1 De nieuwe vaders Vroeger vormden vader en moeder met de kinderen een gezin. Vandaag is dat soms anders. Meer en meer ouders scheiden.
Nadere informatieπ (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46
Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Redekundig ontleden
Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden Samenvatting door Bernard 1165 woorden 29 januari 2015 6,8 14 keer beoordeeld Vak Nederlands Redekundig ontleden Allereerst, wat is redekundig ontleden? Redekundig
Nadere informatieAnnie van Gansewinkel. Vast
Annie van Gansewinkel Vast 4 Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen De groeten Je krijgt de groeten van je vader. Jim haalt zijn schouders op. Hij blijft tegen de bal schoppen. De bal knalt tegen
Nadere informatieZ I N S O N T L E D I N G
- 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk
Nadere informatie6,3. Samenvatting door L woorden 12 november keer beoordeeld. Nederlands. 1. Werkwoordspelling. Persoonsvorm
Samenvatting door L. 1035 woorden 12 november 2014 6,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands 1. Werkwoordspelling Persoonsvorm Vinden van de pv: zin in andere tijd zetten à veranderende
Nadere informatieInhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv
Inhoud 1 Spelling 5 1 geschiedenis van de nederlandse spelling in vogelvlucht 11 2 spellingregels 13 Klinkers en medeklinkers 13 Spelling van werkwoorden 14 D De stam van een werkwoord 14 D Tegenwoordige
Nadere informatiePIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:
PIT HAVO-2 +HAVO/VWO-2 2016-2017 Vak: Nederlands Onderdeel: Spelling H1 en H2 Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1 en 2 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online De leerling kent de volgende
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieCVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3
CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De
Nadere informatieLesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken.
groep 8 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Verlengde instructie: Per kind een blad met
Nadere informatieLesbrief Game over / Date. Lesactiviteiten voor het ontwikkelen van Woordkennis Basisbegrip Interpretatie Reflectie Kritiek.
Lesbrief Game over / Date Lesactiviteiten voor het ontwikkelen van Woordkennis Basisbegrip Interpretatie Reflectie Kritiek Inhoud Woordkennis Vergelijkende trap 4 Kruiswoordpuzzel 5 Toekomende tijd 6 Basisbegrip
Nadere informatieπ (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46
Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
Nadere informatieHet is stil in de klas. Iedereen zit te zweten boven een taaltoets. Een belangrijke, heeft meester Frank gezegd. Tijn legt zijn vel papier op de rand
1 Het is stil in de klas. Iedereen zit te zweten boven een taaltoets. Een belangrijke, heeft meester Frank gezegd. Tijn legt zijn vel papier op de rand van zijn tafel. Hij vond het niet zo moeilijk en
Nadere informatieZinnen. Zinsontleding VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote taalboek - oefenboek - Paragraaf 18 Zinsontleding.
VOORBEELDPAGINA S Zinnen Zinsontleding Soorten zinnen Er zijn verschillende soorten zinnen. De meest gebruikte zijn: s MEDEDELENDE ZINNEN IN DE AANTONENDE WIJS )K GA VANDAAG NAAR HET STRAND s VRAGENDE
Nadere informatieMelkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Wat leert je kind? Taal en ouders: de basisschool Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Wat leert je kind?, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn
Nadere informatieOnder en boven. J1505_Onder_en_Boven_1E.indd :47
Onder en boven J1505_Onder_en_Boven_1E.indd 1 27-03-15 14:47 Colofon 1 e druk - april 2015 ISBN 9-789081-042604 NUR 306 poëzie Onder en boven is uitgegeven door Lipari B.V., Vleuten Meer informatie: info@lipari.nl
Nadere informatie2 hv. 1
2 hv www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp
Nadere informatieEr kan er maar één de baas zijn, een buik vol en een punthoofd
Er kan er maar één de baas zijn, een buik vol en een punthoofd Fien zit op haar kamer. Mama heeft haar gezegd dat ze daar maar even moet blijven. Ze heeft haar buik er vol van. Van Fien, van het geruzie
Nadere informatie1.2.3 Trappen van vergelijking 20
INHOUD DEEL I Woord voor woord 13 1.1 Zelfstandig naamwoord (substantief) 16 1.1.1 Definitie 16 1.1.2 Soorten 16 1.1.2.1 Soortnaam of eigennaam 16 1.1.2.2 Concrete of abstracte zelfstandige naamwoorden
Nadere informatie2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S
2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,
Nadere informatieDe spelling van de werkwoorden
De spelling van de werkwoorden Tegenwoordige tijd Opdracht 7, wb. p. 52 Om welke reden schrijf je beland in zin b zonder t en bevindt in zin f met t? In beide zinnen is het onderwerp je, maar in zin b
Nadere informatieMeer dan grammatica!
Gramm@foon Meer dan grammatica! 1e druk 2011 ISBN: 9789490807061 Copyright: KleurRijker B.V., info@kleurrijker.nl Auteurs: Karine Jekel, Vika Lukina, Nynke Oosterhuis Redactie: Karine Jekel, Nynke Oosterhuis,
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
7 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema
Nadere informatieAntwoorden Nederlands Ontleding
Antwoorden Nederlands Ontleding Antwoorden door een scholier 1587 woorden 27 april 2010 5,8 10 keer beoordeeld Vak Nederlands Taalkundig ontleden; Lidwoorden; Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig
Nadere informatieDe boekenbeer Module dans groep 1-2
De boekenbeer Module dans groep 1-2 Teksten: Stella van Lieshout Illustraties: Tjarko van der Pol In samenwerking met Centrum voor de Kunsten Beverwijk en ABC Cultuur Contact: DeboraVollebregt@centrumvoordekunstenbeverwijk.nl
Nadere informatieOntdek de stem van het kind
Ontdek de stem van het kind Introductie www.eiskjeclason.nl info@eiskjeclason.nl @Babypraat Communiceren met kinderen Attitude van volwassene: respect en bescheidenheid 1 1. inzicht in ontwikkeling van
Nadere informatieLoopt vader met moeder in het park?
Oefening 3 Maak van de gewone zin een vraagzin. Kleur de persoonsvorm lichtblauw. 1. Vader loopt met moeder in het park. Loopt vader met moeder in het park? 2. Morgen ga ik boodschappen doen. Soms begint
Nadere informatieDit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.
Werkwoordspelling op maat Werkwoordspelling op maat besteedt aandacht aan het hele algoritme van de spelling van regelmatige werkwoorden en ook aan de verleden tijd van onregelmatige werkwoorden. Doelgroepen
Nadere informatieWoordsoorten. Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden
Woordsoorten Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden In dit boekje ga je leren dat er verschillende woordsoorten zijn in de Nederlandse taal. Je gaat de verschillende
Nadere informatiePapa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.
Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.
Nadere informatieLESMATERIAAL ONDERBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 1-
LESMATERIAAL ONDERBOUW Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect Vo or 4 Groep 1- ACTIVITEIT 1: AANGENAAM KENNIS TE MAKEN In deze handleiding staat de activiteitenbeschrijving voor groep 1-4. Hier
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik
Nadere informatieTussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling
Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling 0 1;6 2 2;6 3 3,6 4 4;6 1. Praat in één-woordzinnen ( bal? betekent bijvoorbeeld: ik wil de bal hebben). 2. Kent de betekenis van ongeveer 70 3. Kan woorden
Nadere informatieDE REFERENTIENIVEAUS. en Taal actief 4
DE REFERENTIENIVEAUS en Taal actief Taal actief en de referentieniveaus Sinds augustus 010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht. Voor het basisonderwijs zijn daarmee de referentieniveaus
Nadere informatieOverzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I
Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I Grammatica I Rubriek Oefening Type Opgaven Uitleg Alle onderwerpen Totaaltoets Grammatica I (*) 42 1 Klanken/letters Deeltoets 1 (*) Naamwoorden Deeltoets 2
Nadere informatieWELKOM IN GROEP 5. Informatieboekje voor ouders SCHOOLJAAR OBS DE HAARSCHOOL
WELKOM IN GROEP 5 Informatieboekje voor ouders SCHOOLJAAR 2018-2019 OBS DE HAARSCHOOL OBS De Haarschool Waar samen leren en creëren een beleving is! 1 VOORWOORD Beste ouders van groep 5, In dit informatieboekje
Nadere informatieBabylichaamstaal. Van te vroeg geboren baby s
Babylichaamstaal Van te vroeg geboren baby s Inleiding Voor een pasgeboren baby is lichaamstaal de eerste en enige manier om te vertellen wat hij wel of niet prettig vindt. Omdat hij nog niet kan praten,
Nadere informatie