Diverse Reglementeringen Brussel, MH/AB/LC A D V I E S. over

Transcriptie

1 Diverse Reglementeringen Brussel, MH/AB/LC A D V I E S over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN LPG VOOR HET AANDRIJVEN VAN AUTO S, EEN ONTWERP VAN MINISTERIEEL BESLUIT BETREFFENDE DE ERKENNING VAN INSTALLATEURS EN MONTEURS VAN LPG-INSTALLATIES EN TWEE ONTWERPEN VAN MINISTERIELE BESLUITEN BETREFFENDE DE TECHNISCHE VEREISTEN WAARAAN DE LPG-INSTALLATIES MOETEN VOLDOEN ***

2 2 Op 7 december 2000 vroeg de Heer J. Gabriëls, Minister van Landbouw en Middenstand, het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over vier reglementeringsontwerpen : een ontwerp van koninklijk besluit over het gebruik van LPG voor het aandrijven van auto s, een ontwerp van ministerieel besluit betreffende de erkenning van de installateurs en monteurs van LPG-installaties, een ontwerp van ministerieel besluit betreffende de montage van een LPG-installatie in auto s en een ontwerp van ministerieel besluit betreffende de eisen gesteld aan de onderdelen van een LPG-installatie. Die adviesvraag is het gevolg van een dringende adviesvraag die de Minister zelf ontving van zijn collega Mevr. I. Durant, Minister van Mobliteit en Vervoer. Na raadpleging van de betrokken beroepsorganisaties en van het I.B. nr. 4 op 21 december 2000 brengt eenparig de Hoge Raad op 19 januari 2001 volgend advies uit. De Hoge Raad heeft kennis genomen van de ontwerpreglementeringen en stelt vast dat zij tot doel hebben het gebruik van en de controle op LPG-installaties in auto s te regelen en verder de erkenning van monteurs en installateurs die LPG-installaties plaatsen, evenals de technische vereisten waaraan de montage en de onderdelen van de installatie moeten voldoen. De Hoge Raad maakt volgende bemerkingen bij de ontwerpreglementeringen die hem worden voorgelegd. ALGEMENE BEMERKINGEN De Hoge Raad stelt vast dat die ontwerpen in grote lijnen overeenstemmen met de bekommernis van de sector en stelt met tevredenheid vast dat er een eind wordt gesteld aan de rechtsonzekerheid inzake het gebruik van LPG voor het aandrijven van auto s. Niettemin moet er speciaal over gewaakt worden geen hiaten in de reglementering te laten bestaan die aanleiding kunnen geven tot uiteenlopende interpretaties en aldus kunnen leiden tot een nieuwe rechtsonzekerheid die de sector schaadt. De Hoge Raad wenst dat de overheid veel aandacht zou besteden aan de uitwerking van de bepalingen over de lessen en examens die moeten voorzien worden in het kader van de erkenning van installateurs en monteurs. De Hoge Raad dringt erop aan dat snel een oplossing zou worden gevonden voor het probleem van de toegang tot ondergrondse parkings en garages voor auto s die zijn uitgerust met een LPG-installatie. Hij vraagt ook dat er werk wordt gemaakt van een praktische premieregeling ter promotie van het gebruik van LPG.

3 3 SPECIFIEKE BEMERKINGEN Koninklijk besluit betreffende het gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG) voor het aandrijven van auto s Artikel 1, derde streepje De definitie van LPG-installateur is niet voldoende duidelijk. Volgens de gebruikelijke terminologie beschikt een natuurlijke of rechtspersoon immers niet over een handelsregister maar wordt hij ingeschreven in het handelsregister. In overeenstemming met het koninklijk besluit van 24 januari 1974, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 juni 1979 (B.S. van 29 maart 1974 en van 3 juli 1979) is de juiste benaming van het gereglementeerd beroep waarvan sprake in de Nederlandse versie van de tekst bovendien niet garagist-hersteller maar wel garagehouder-hersteller. Artikel 3 1, tweede alinea De Franse en Nederlandse versies van de tekst stemmen niet overeen. Om de overeenstemming te herstellen moet men in de Nederlandse tekst volgende passage :...alsook de minimale technische kennis die hij moet bezitten... schrappen. Artikel 3 1, derde alinea Voor de Hoge is het evident dat de installateur ten allen tijde beroep moet kunnen doen op een zelfstandige en erkende LPG-monteur. Verder moet in de Nederlandse versie het woord installatie vervangen worden door montage, conform de Franse versie van die bepaling. Artikel 10 Er is nergens sprake van de verplichting om het voertuig elk jaar bij een autokeuringsstation aan te bieden. De Raad vraagt zich af of die verplichting toch niet zou moeten voorzien worden teneinde zeker te zijn dat de veiligheid van de installaties in voertuigen compleet gewaarborgd is. Ontwerp van ministerieel besluit betreffende de erkenning van de installateurs en de monteurs die LPG-installaties in auto s plaatsen Artikel 3, 1 en 2 Artikel 3, 1 voorziet een afwijking voor de natuurlijke of rechtspersonen die in het jaar dat voorafgaat aan het in werking treden van dit besluit ten minste twintig LPGinstallaties hebben gemonteerd. Zij mogen gedurende een periode van ten hoogste één jaar de montage uitvoeren van dergelijke installaties zonder exclusief beroep te moeten doen op de diensten van erkende monteurs (artikel 1, punt 2).

4 4 Er blijft evenwel een contradictie bestaan tussen 1 en 2 van dit artikel. Paragraaf 2 schijnt immers aan te geven dat men een machtiging moet bekomen van de Minister om verder LPG-installaties te mogen blijven monteren. Maar volgens de Raad is het essentieel dat de installateurs hun activiteiten zouden kunnen verderzetten vanaf de eerste dag dat het ministerieel besluit in werking treedt. Anderzijds meent de Hoge Raad dat het minimumaantal van twintig installaties dat vereist is om van de afwijking te kunnen genieten niet erg realistisch is gezien het huidig aantal voertuigen dat is uitgerust met een LPG-installatie en het aantal ondernemingen dat gespecialiseerd is in dat soort installaties. Hij acht het realistischer het bewijs te eisen van de montage van minstens 10 installaties tijdens het jaar dat de inwerkingtreding van het besluit voorafgaat. De Raad vraagt dan ook dat artikel 3 in die zin zou worden aangepast. Artikel 7 In de Nederlandse tekst van artikel 7 moet men artikel 2 vervangen door artikel 1. Artikel 8 Wat de erkenning van de monteurs betreft, bepaalt artikel 8 dat om als monteur LPG erkend te worden moeten de natuurlijke personen die LPG-installaties in auto s monteren, slagen voor het examen waarin zij aantonen de minimale kennis te bezitten, zoals bepaald in bijlage 1 van dit besluit. Die bijlage bepaalt het minimumniveau aan kennis dat moet aangetoond worden door het slagen in een examen. De Hoge Raad is van mening dat artikel 8 en bijlage I waarnaar het verwijst op juridisch vlak een probleem stellen. De bijlage voorziet immers als voorafgaande voorwaarde om aan het examen deel te nemen dat de betrokkene houder moet zijn van een getuigschrift van autotechnicus of auto-elektricien of een gelijkgesteld getuigschrift. Die voorwaarden zijn nochtans noch in het koninklijk besluit, noch in het ministerieel besluit opgenomen. Daarom vraagt de Raad dat die voorafgaande voorwaarde wordt ingeschreven in artikel 8 van het ministerieel besluit. Verder vraagt de Raad zich af welke de gelijkgestelde getuigschriften zijn die in aanmerking komen en hoe de betrokkene een beroepservaring van drie jaar als autotechnicus of elektricien dient aan te tonen. Voor meer duidelijkheid vraagt hij dat er, eventueel aan de hand van een lijst, bepaald zou worden welke getuigschriften in aanmerking komen. Wat het staven van de beroepservaring betreft, verdient het eveneens voorkeur op voorhand te bepalen welke documenten de betrokkene dient voor te leggen. Artikel 8 kan aangevuld worden met een paragraaf waarin aan de Administratie opdracht wordt gegeven al die aspecten te regelen. Bijlage I De Hoge Raad meent dat de opsomming in bijlage I van de verscheidene onderwerpen die behoren tot het vereiste kennisniveau niet als dusdanig bruikbaar is om de bekwaamheid van de monteur te omschrijven. Bij de uitvoering van de reglementering verdient het de voorkeur gebruik te maken van de formats van de bestaande beroepsprofielen (Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen SERV en Conseil Consultatif des Professions et des Qualifications CCPQ ). Het gaat om profielen die de werkinstrumenten, de vereiste vaardigheden, het algemeen kennispakket, de beroepskennis en de persoonlijkheidskenmerken bepalen. De inhoud van die rubrieken

5 5 laat toe om de vereisten inzake kennis en vaardigheden op een doelmatige en gerichte manier te omschrijven en te toetsen. De Raad wijst erop dat die profielen in elk geval zullen moeten worden opgesteld voor de monteurs van LPG-installaties. Ontwerp van ministerieel besluit betreffende de montage van een LPG-installatie in auto s, genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van...betreffende het gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG) voor het aandrijven van auto s Ontwerp van ministerieel besluit betreffende de eisen gesteld aan de onderdelen van een LPG-installatie, genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van... betreffende het gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG) voor het aandrijven van auto s De Raad heeft geen bemerkingen bij die ontwerpen. BESLUIT Mits rekening wordt gehouden met bovenstaande bemerkingen, brengt de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO een gunstig advies uit over de besproken ontwerpen van koninklijke en ministeriele besluiten.