Art. 69 lid 2 AWR een kwaliteitsdelict?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Art. 69 lid 2 AWR een kwaliteitsdelict?"

Transcriptie

1 Art. 69 lid 2 AWR een kwaliteitsdelict? Naam: E.J. van den Dolder ANR: Studierichting: Fiscaal Recht Afstudeerdatum: 27 juni 2013 Examencommissie: Prof. Mr. J.L.M. Gribnau Mr. M.B.A. van Hout

2 1 VOORWOORD INLEIDING DE PROBLEEMSTELLING OPZET VAN DE SCRIPTIE HET STRAFRECHT HISTORIE NEDERLANDS STRAFRECHT Hoe het begon Het Wetboek van Strafrecht WETBOEK VAN STRAFRECHT STRAFBAAR FEIT Opbouw strafbaar feit, ook wel strafbepaling genoemd Menselijke gedraging Geheel vallend in een delictsomschrijving Wederrechtelijk Schuld in de zin van verwijtbaarheid BESTANDDELEN Objectieve bestanddelen Subjectieve bestanddelen Geobjectiveerde bestanddelen Bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid OPZET ALS BESTANDDEEL VAN DE DELICTSOMSCHRIJVING Opzet als bedoeling Opzet als zekerheids-of noodzakelijkheidsbewustzijn Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn Opzet als mogelijkheidsbewustzijn (voorwaardelijke opzet) KWALITEITSDELICTEN RESUME DADERSCHAP PLEGER DOEN PLEGEN MEDEPLEGEN UITLOKKEN MEDEPLICHTIGHEID RESUMÉ AWR GESCHIEDENIS AWR ARTIKEL 69 AWR STRAFBARE FEITEN VAN ART. 69 AWR Opzettelijk Een bij de belastingwet voorziene aangifte Onjuist of onvolledig doen Indien het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven RESUMÉ INKEERREGELING ART. 69 LID 3 AWR De inkeerregeling Wijze van inkeer ART. 69, VIERDE LID AWR ART. 69 LID 2 AWR KWALITEITSDELICT Literatuur CONCLUSIE IS DAARMEE NU DE DISCUSSIE TEN EINDE? GEBRUIKTE AFKORTINGEN LITERATUURLIJST

3 BOEKEN EN ARTIKELEN...45 JURISPRUDENTIE...46 KAMERSTUKKEN

4 1 Voorwoord Op reis Mijn studie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg is als het ware een ontdekkingsreis geworden. Een reis waarin je jezelf op momenten tegenkomt maar belangrijker, een reis waarin ik kostbare ervaringen heb opgedaan. Al deze ervaringen worden nu afgesloten en komen bij elkaar in deze scriptie. Ik heb deze reis niet alleen gemaakt en heb hem mede kunnen volbrengen door een aantal gemotiveerde reisgenoten die ik nu eerst wil benoemen en bedanken. Dit zijn mijn gewaardeerde collega s en studiegenoten mr. Olaf de Laat, Thea van der Kruijssen LLM en Gerard de Grutter. Voor de afsluiting van mijn studie, het schrijven van deze scriptie, wil ik prof. mr. J.L.M. Gribnau bedanken voor zijn begeleiding en zijn positieve opbouwende kritiek. Tenslotte wil ik mijn partner mr. Anne-Rose van der Maas bedanken voor haar geduld, input en het herhaaldelijk lezen van mijn scriptie. Meerkerk, juni 2013 Ed van den Dolder 3

5 2 Inleiding Ik ben werkzaam als rechercheur bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). De onderzoeken die wij draaien, zo noemen wij het uitvoeren van een strafrechtelijk onderzoek, hebben regelmatig als strafbaar feit het opzettelijk doen van een onjuiste of onvolledige bij de belastingwet voorziene aangifte, strafbaar gesteld in artikel 69 lid 2 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Een voorbeeld hiervan is een adviseur die voor weinig geld aangiften inkomstenbelasting invulde voor hoofdzakelijk mensen met een uitkering. Deze mensen kregen zonder uitzondering enkele honderden euro s terug van de belastingdienst. De mond op mond reclame deed de rest. De adviseur had hierdoor in de periode maart/april honderden klanten waarvoor hij per aangifte slechts 10 tot 20 minuten tijd nodig had. Wat zijn klanten niet wisten was dat hij gefingeerde ziektekosten in hun aangifte opvoerde wat resulteerde in een bescheiden teruggaaf. Deze casus uit de praktijk lijkt op het oog simpel. Er worden immers opzettelijk onjuiste aangiften gedaan, dus vervolging op grond van art. 69 lid 2 AWR lijkt hier op zijn plaats. 2.1 De probleemstelling Zo eenvoudig als het voorbeeld in de vorige paragraaf lijkt, is het in de dagelijkse praktijk niet. Er is namelijk een discussie gaande over de vraag of art. 69 lid 2 AWR nu wel of niet een (impliciet) kwaliteitsdelict is. Een kwaliteitsdelict wil zeggen dat de pleger een specifieke kwaliteit moet bezitten om het delict te kunnen plegen. Een voorbeeld hiervan is art. 359 van het Wetboek van Strafrecht (Sr): verduistering door een ambtenaar. Om vervolgd te kunnen worden voor dit delict strafbaar gesteld in art. 359 Sr moet je ambtenaar zijn. Het zijn van ambtenaar is de kwaliteit die nodig is voor de delictsvervulling. Ieder ander die zich schuldig maakt aan verduistering kan worden vervolgd op grond art. 321 Sr waarin de normale verduistering strafbaar is gesteld. Artikel 69 lid 2 AWR begint lid 1 met: Degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doet. Er van uitgaand dat art. 69 lid 2 AWR een (impliciet) kwaliteitsdelict is, zou de dader aangifteplichtig moeten zijn. De aangifteplicht is hier de vereiste kwaliteit. 4

6 Hier ziet men de worsteling van de Officier van Justitie, op welke grond moet nu het strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld? Als artikel 69 lid 2 AWR een (impliciet) kwaliteitsdelict is dan moet hij zichzelf in elk geval de volgende vragen stellen: Is de dader aangifteplichtig? Is hij medeplichtig of medepleger? Is degene van wie de aangifte is ingevuld pleger, medeplichtig of medepleger? In de praktijk blijkt dan ook dat het fiscale strafrecht nog wel eens wordt verlaten en dat een Officier van Justitie, om discussie te voorkomen, vervolging instelt op grond van het commune strafrecht, bijvoorbeeld vervolging op grond van art. 326 Sr, oplichting. In dit geval oplichting van de Nederlandse staat. Mijn probleemstelling voor deze scriptie luidt: Kan een pleger worden vervolgd op grond van artikel 69 lid 2 AWR als hij opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte doet uit, of op naam van een ander, zonder dat sprake is van medeplegen of medeplichtigheid? Essentieel voor de oplossing van deze probleemstelling is de vraag of art. 69 lid 2 AWR een (impliciet) kwaliteitsdelict is. 2.2 Opzet van de scriptie In hoofdstuk 3 begin ik met een korte beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van ons huidige Wetboek van Strafrecht. Mijn probleemstelling bevindt zich op het scheidsvlak van het fiscale en commune strafrecht. De overtreding van art. 69 AWR is een fiscaal delict, uit het fiscale strafrecht. De bepalingen uit het commune strafrecht zijn, met enkele uitzonderingen, ook van toepassing op het fiscale strafrecht. Gezien deze verwevenheid maak ik in paragraaf 3.2 eerst een uitstap naar het commune strafrecht met de bedoeling de lezer, die niet is ingewijd in het strafrecht, bekend te maken met een aantal basisbegrippen. Tot slot zal ik in dit hoofdstuk een aantal basisbegrippen uitwerken die te maken hebben met het begrip strafbaar feit. In hoofdstuk 4 zoom ik in op het begrip daderschap en de verschillende verschijningsvormen hiervan. In de hoofdstukken 3 en 4 heb ik dan een basis neergelegd die voldoende moet zijn om een beeld te kunnen vormen van het begrip strafbaar feit en de verschillende vormen van daderschap en de relevantie daarvan in relatie tot mijn probleemstelling. 5

7 De AWR, de bijzondere wet waarin mijn probleemstelling zich afspeelt, bespreek ik in hoofdstuk 5. Ik geef eerst een kort overzicht van het ontstaan van de AWR en bespreek vervolgens verschillende elementen van het betreffende artikel van mijn probleemstelling. Vervolgens ga ik in op de vraag of artikel 69 lid 2 AWR een kwaliteitsdelict is aan de hand van de literatuur en de jurisprudentie. In hoofdstuk 6 geef ik mijn conclusie. 6

8 3 Het Strafrecht 3.1 Historie Nederlands strafrecht Hoe het begon Ons huidige Wetboek van Strafrecht gaat alweer een behoorlijk aantal jaren mee. Ik wil in dit hoofdstuk een terugblik werpen op het ontstaan van ons huidige strafrecht. De vraag is dan waar in onze geschiedenis begin je, is dat bij het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden ( )? Of maak je een grotere stap in de geschiedenis, het is ten slotte geen master thesis geschiedenis. Ik ontkom er niet aan om te beginnen in Dit jaartal is in de geschiedenis en de aanloop naar ons moderne strafrecht toch wel van grote betekenis. In 1795 verovert Frankrijk de Republiek. Met steun van de Franse troepen werd een nieuwe staatsvorm ingevoerd, de gecentraliseerde eenheidsstaat. In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Na de val van de Franse Keizer in 1813 werd op 21 november 1813 de onafhankelijkheid geproclameerd in de Noordelijke Nederlanden. Op 1 december 1813 aanvaardde Willem Frederik de hem aangeboden soevereiniteit als Soeverein Vorst Willem I. Op 1 augustus 1814 nam hij als gouverneur-generaal namens de geallieerden het bestuur over van de Zuidelijke Nederlanden. Op 16 maart 1815 nam hij de titel Koning der Nederlanden aan Het Wetboek van Strafrecht In 1811 werd na de inlijving van het Koninkrijk Holland de Code pénal ingevoerd, dit was het Franse Wetboek van Strafrecht. 1 Na de bevrijding in 1813 werd de Code pénal voorlopig gehandhaafd, zij het in aangepaste vorm. Zo werd bijvoorbeeld de dwangarbeid en de juryrechtspraak uit de Code pénal verwijderd. In de jaren die volgden had de totstandkoming van nationale wetgeving grote prioriteit. De verschillen van inzicht tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanders was echter dusdanig groot dat het ontwerp voor een Wetboek van Strafrecht van 1827 strandde. Na het uiteen gaan van België en 1 Zie A.G. Bosch, De ontwikkeling van het strafrecht in Nederland van 1795 tot heden 6 e druk, pag

9 Nederland in 1830/31 waren deze tegenstellingen uit de wereld. Eerst in 1838 was Nederland in het bezit van nationale wetboeken. Alleen het Wetboek van Strafrecht ontbrak nog. Een ontwerp voor een algemeen deel van een Wetboek van Strafrecht werd in 1839 ingediend bij de volksvertegenwoordiging. In eerste instantie werd dit ontwerp door de Staten-Generaal goedgekeurd. Echter toen in 1842 het bijzonder deel aan de orde kwam, bleek de mening van de Tweede Kamer ten aanzien van het gevangenisstelsel uit het algemeen deel niet meer te voldoen aan de wensen van de Tweede Kamer. 2 De regering zegde toe dit algemeen deel aan te passen. Dit had tot gevolg dat er allerlei nieuwe wetsontwerpen werden ingediend die niet aan de wensen van de volksvertegenwoordiging voldeden. De volksvertegenwoordiging verlangde van de regering een wetsontwerp van een geheel Wetboek van Strafrecht. In 1847 werd een ontwerp voor een compleet Wetboek van Strafrecht ingediend. Was daarmee ons huidige Wetboek van Strafrecht een feit? Nee, deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Het struikelblok was het ontbreken van een sanctie op het voeren van briefwisseling door Nederlandse geestelijken met een buitenlandse mogendheid, lees met het Vaticaan, zonder toestemming van de regering, dit werd het recht van placet genoemd. In 1848 maakte art. 170 van de Grondwet van 1848 een eind aan het recht van placet. In de jaren die volgden was er geen consensus ten aanzien van het strafrecht en werd er volstaan met het aanpassen van de Code pénal. Uiteindelijk in 1870 werd door een staatscommissie in vijf jaar een Wetboek van Strafrecht ontworpen. In 1881 bereikte dit Wetboek van Strafrecht het Staatsblad en werd in 1886 ingevoerd. 3.2 Wetboek van Strafrecht Het Wetboek van Strafrecht bestaat uit drie boeken. In het Eerste Boek staan de algemene bepalingen, in het Tweede Boek de misdrijven en in het Derde Boek de overtredingen. In eerste instantie was het de bedoeling van de ontwerpers om alle misdrijven en overtredingen in het Wetboek van Strafrecht op te nemen die tot dat moment in andere wetten waren opgenomen, met uitzondering van de militaire en fiscale misdrijven. 3 Uiteindelijk zijn de fiscale misdrijven buiten het Wetboek van Strafrecht gehouden. In de memorie van toelichting zijn de volgende argumenten opgenomen om de fiscale misdrijven buiten het commune strafrecht te laten; De bijzondere aard der fiscale wetten maakt het wenschelijk ook in deze geen verandering te brengen bij de invoering van het nieuwe wetboek. Wel brengt art. 98(oud) mede dat het eerste boek van het wetboek ook toepasselijk is op feiten in rijksbelastingwetten met straf bedreigd, tenzij die wetten anders bepalen, maar' verder moet men niet gaan. Belastingen en de maatregelen vereischt tot verzekering harer invordering zijn uit haar aard afwisselend, en de daartoe 2 Zie A.G. Bosch. De ontwikkeling van het strafrecht in Nederland van 1795 tot heden 6 e druk, pag

10 betrekkelijke strafbepalingen dus minder geschikt om deel uit te maken van eene blijvende algemeene codificatie. Dit is op zich zelf reeds voldoende om deze strafbepalingen te houden buiten het gemeene strafwetboek, 4 Met de bijzondere aard van de fiscale wetgeving wordt bedoeld dat de fiscale wetgeving afwisselend is. Afwisselend omdat fiscale wetgeving aan verandering onderhevig is en sterk afhankelijk is van de politieke koers die op dat moment gevaren wordt. In de Nederlandse strafwetgeving neemt het Wetboek van Strafrecht een centrale plaats in, doordat het algemene bepalingen bevat die ook van toepassing zijn op alle strafbare feiten die in bijzondere wetten en verordeningen zijn opgenomen. Dat deze algemene bepalingen van toepassing zijn op strafbare feiten die in andere wetten en verordeningen staan is geregeld in artikel 91 Sr De bepalingen van de titels I-VIII A van dit boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld, tenzij de wet anders bepaalt. Door de schakelbepaling in art. 91 Sr werken de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht dus door naar de AWR. Mijn probleemstelling speelt zich af op het scheidsvlak van het fiscale en commune strafrecht. Een aantal begrippen uit het commune strafrecht zijn ook van toepassing op het fiscale strafrecht. Ik zal daarom in de volgende paragrafen de volgende begrippen uit het commune strafrecht behandelen: 1. strafbaar feit, 2. bestanddelen, 3. opzet, 4. kwaliteitsdelicten. Er is een bewuste keuze gemaakt om de fiscale delicten buiten het algemene strafrecht te houden. De algemene bepalingen van het Wetboek van Strafrecht zijn wel van toepassing op het fiscale strafrecht door de schakelbepaling van art. 91 Sr. 3.3 Strafbaar feit Het Wetboek van Strafrecht geeft geen definitie van een strafbaar feit. In de literatuur wordt de volgende definitie van een strafbaar feit gehanteerd 5 : een gedraging die valt onder een delictsomschrijving, die in strijd is met het recht en die de dader valt te verwijten. Het woord feit en strafbaar feit worden in het Wetboek van Strafrecht door elkaar gebruikt 6. Strafbepalingen worden in het leven geroepen met het oog op de bescherming van bepaalde rechtsbelangen en de handhaving van normen 7. De strafbepalingen richten zich in het algemeen 3 Zie H.J. Smidt. Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht 2 e druk, pag Zie H.J. Smidt. Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht 2 e druk, pag. 43 en Zie D.H. de Jong en G. Knigge. Het materiele strafrecht 14 e druk, pag

11 genomen tot iedereen. Veelal beginnen de delictsomschrijvingen met Hij die.... Degene tot wie de norm van een strafbepaling zich richt heet de normadressaat Opbouw strafbaar feit, ook wel strafbepaling genoemd De definitie van het strafbaar feit bevat vier kenmerken: een menselijke gedraging; geheel vallend in een delictsomschrijving; wederrechtelijk; schuld in de zin van verwijtbaarheid. Aan deze vier voorwaarden moet zijn voldaan wil er sprake zijn van strafbaarheid. Ik ga deze voorwaarden nu meer in detail bespreken Menselijke gedraging Het gaat hier om een actief handelen en een nalaten. Bij het actief handelen gaat het in eerste instantie om een gewilde spierbeweging, dit om een onwillekeurige beweging zoals een reflex buiten te sluiten. Waarom in eerste instantie? Met alleen de gewilde spierbeweging is er sprake van een zeer restrictief daderschap. Alleen degene die zelf fysiek het delict had begaan zou dan als pleger kunnen worden aangemerkt. Zoals hierna in hoofdstuk 4 beschreven heeft de wetgever het daderschap ruimer opgevat. De delicten die een handeling strafbaar stellen worden commissiedelicten genoemd. Behalve een actief handelen is ook in sommige delictsomschrijvingen een nalaten strafbaar gesteld. Bijvoorbeeld art. 450 Sr : Hij die getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. De delicten die een nalaten strafbaar stellen worden omissiedelicten genoemd Geheel vallend in een delictsomschrijving 6 Een voorbeeld hiervan is artikel 37 Sr, lid 1 dat spreekt van een strafbaar feit terwijl artikel 39 Sr spreekt van een feit. 7 Zie D.H. de Jong en G. Knigge, Het materiele strafrecht 14 e druk, pag

12 De delictsomschrijving is het gedeelte van een strafbepaling waarin het gedrag wordt aangewezen wat strafbaar is gesteld, samen met de sanctienorm vormt dit de strafbepaling. Een gedraging is pas strafbaar als het valt binnen de delictsomschrijving. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak van de rechtbank s-hertogenbosch van 15 maart Het betreft een vrijspraak van valsheid in geschrift. De delictsomschrijving van valsheid in geschrift staat in art. 225 Sr. Lid 1 van dit artikel luidt: Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Valselijk opmaakt of vervalst is een bestanddeel van de delictsomschrijving. De bestanddelen werk ik uit in paragraaf 3.4. Om dit voorbeeld te begrijpen is het nu alleen van belang dat de zinsnede valselijk opmaakt of vervalst een onderdeel is van de delictsomschrijving. Rechtbank s-hertogenbosch heeft op 15 maart 2013 een verdachte van valsheid in geschrift vrijgesproken omdat de rechtbank er niet van overtuigd was dat de verdachte bij het opstellen van de valselijk opgemaakte brief wist dat de inhoud van de brief onjuist was. Omdat zij niet wist dat de inhoud onjuist was heeft zij de brief dus niet valselijk opgemaakt. Met andere woorden haar gedraging valt niet binnen de delictsomschrijving van art. 225 lid 1 SR waardoor zij niet strafbaar is Wederrechtelijk De eis van wederrechtelijkheid houdt in dat de gedraging in strijd moet zijn met het geldend recht en niet mag vallen onder een wettelijke rechtvaardigingsgrond van art Sr (overmacht, noodweer, noodweer exces, uitvoering wettelijk voorschrift en uitvoering (on)bevoegd ambtelijk bevel). Naast de hiervoor bedoelde wettelijke strafuitsluitingsgronden is er in de rechtspraak nog een rechtvaardigingsgrond aangenomen, het ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid. In het arrest Huizense veearts 9.heeft de HR een ongeschreven rechtvaardigingsgrond geïntroduceerd. In dit arrest had een veearts tijdens een epidemie van mond-en-klauwzeer opzettelijk gezonde koeien in contact bracht met zieke koeien die in een stal stonden. Dit was een strafbaar feit in de Veewet. Op de rechtszitting heeft de veearts uitgelegd, dat hij dit deed om de koeien een lichte graad van besmetting te laten oplopen, zodat zij antistoffen zouden ontwikkelen, om daarmee hetzelfde effect te verkrijgen als vaccinatie. Alhoewel hij formeel wederechtelijk had gehandeld, de gedraging viel namelijk geheel binnen de delictsomschrijving van het strafbare feit uit de Veewet, ontbrak volgens de HR de wederrechtelijkheid als element, omdat hij wel had gehandeld naar de eisen van zijn beroep. Door het ontbreken van de wederrechtelijkheid werd de veearts niet vervolgd. 8 Rechtbank s-hertogenbosch 15 maart 2013, LJN: BZ

13 Er kan dus sprake zijn van formele wederrechtelijkheid en materiële wederrechtelijkheid. Van formele wederrechtelijkheid is sprake wanneer een gedraging valt binnen een delictsomschrijving en dus strafbaar is. Van materiele wederrechtelijkheid is sprake als de gedraging niet alleen binnen een delictsomschrijving valt en dus strafbaar is, maar als daarnaast ook geen andere rechtvaardiging is te geven voor de gedraging. Dit onderscheid tussen formele en materiele wederrechtelijkheid is van belang omdat sommige, normaal gesproken verboden gedragingen, onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd kunnen zijn Schuld in de zin van verwijtbaarheid De vierde eis in het strafrecht is dat iemand slechts terzake van zijn gedrag kan worden gestraft als dat gedrag aan zijn schuld te wijten is. Schuld is een element van het strafbaar feit en wordt verondersteld aanwezig te zijn.het gedrag van de verdachte moet hem dus te verwijten zijn. Er is geen verwijtbaar gedrag als er sprake is van een schulduitsluitingsgrond van art Sr en art. 43 Sr (ontoerekeningsvatbaarheid, overmacht, uitvoering (on)bevoegd ambtelijk bevel). Ook hier is in de rechtspraak naast de wettelijke schulduitsluitingsgronden een ongeschreven schulduitsluitingsgrond tot stand gekomen namelijk AVAS (afwezigheid van alle schuld). AVAS is geïntroduceerd door de HR in zijn arrest Melk en water. 10. Een knecht van een melkleverancier leverde met water verdunde melk af. Deze gedraging leverde naar de letter van de wet een overtreding op. De knecht wist echter van niets en kon daarom niet weten dat hij aangelengde melk verkocht. Het element van verwijtbaarheid ontbrak dus bij hem en dientengevolge kon hij niet worden vervolgd omdat bij hem alle schuld afwezig was. Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid (schuld) worden de elementen van het strafbaar feit genoemd. Deze elementen vinden we niet terug in de delictsomschrijving en worden verondersteld aanwezig te zijn als de delictsomschrijving is vervuld. Omdat zij niet in de delictsomschrijving zijn opgenomen hoeven de elementen niet te worden bewezen. Een strafbaar feit is dus een menselijke gedraging die valt onder een delictsomschrijving. De gedraging is pas strafbaar als hij in zijn geheel onder een delictsomschrijving valt, wederrechtelijk en verwijtbaar is. Het gedrag moet wel aan schuld zijn te wijten. Indien er sprake is van een schulduitsluitingsgrond is er geen verwijtbaar gedrag (schuld) en is de gedraging niet strafbaar. 9 HR 20 februari 1933, NJ 1933/918 (Huizense veearts). 10 HR 14 februari 1916, NJ 1916,681 (melk en water). 12

14 3.4 Bestanddelen Hiervoor heb ik beschreven wat de elementen van een strafbaar feit zijn. Deze elementen, wederrechtelijkheid en schuld, worden verondersteld aanwezig te zijn. De verdediging zal dan ook moeten aanvoeren dat er sprake is van een schulduitsluitingsgrond. De delictsomschrijving zelf bestaat uit diverse bestanddelen. Deze bestanddelen moeten allemaal wettig en overtuigend bewezen zijn voordat de gedraging of het nalaten dat onder die delictsomschrijving valt strafbaar is. De bestanddelen kunnen worden onderverdeeld in: objectieve bestanddelen; subjectieve bestanddelen; geobjectiveerde bestanddelen; bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid. Hierna zal ik deze bestanddelen uitwerken Objectieve bestanddelen Een delictsomschrijving drukt altijd een gedraging uit. 11 De manier waarop de gedragingen door de wetgever in de diverse delictsomschrijvingen tot uitdrukking brengt zijn verschillend. Ik beperk mij tot de meest simpele vorm omdat dit de gedraging is van het artikel waarop mijn probleemstelling ziet, namelijk art. 69 lid 2 AWR. De meest simpele vorm is de gedraging in de vorm van een werkwoord die een handeling uitdrukt. Enkele voorbeelden hiervan zijn: art. 69 lid 2 AWR doen art. 150 Sr verplaatsen of vervoeren en in art.310 Sr wegnemen. Deze gedraging is objectief vast te stellen. In het strafrecht wordt het bestanddeel dat een gedraging uitdrukt dan ook objectief bestanddeel genoemd Subjectieve bestanddelen De hiervoor genoemde objectieve bestanddelen zeggen iets over de eerste voorwaarde voor strafbaarheid namelijk de gedraging. 12 Maar alleen een gedraging is onvoldoende voor strafbaarheid het moet ook verwijtbaar zijn. Eerder heb ik onder punt geschreven dat schuld een element is van het strafbaar feit en veronderstelt wordt aanwezig te zijn en derhalve niet bewezen hoeft te worden. 11 Zie P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht 5 e druk, pag. 583 ev. 12 Zie P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht 5 e druk, pag. 591 ev. 13

15 Verwijtbaarheid kan echter ook als bestanddeel in een delictomschrijving zijn opgenomen. Dit ziet dan op de verwijtbaarheid in de zin van opzet en schuld. Deze bestanddelen worden in het strafrecht subjectieve bestanddelen genoemd en zeggen iets over de beweegreden van de dader. Deze bestanddelen zien we alleen terug bij misdrijven. Misdrijven waarin het subjectieve bestanddeel opzet is opgenomen worden doleuze misdrijven genoemd naar het Latijnse woord dolus (opzet). Een voorbeeld hiervan is art. 287 Sr: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft. Misdrijven waarin het subjectieve bestanddeel schuld is opgenomen worden culpoze misdrijven genoemd naar het Latijnse woord Culpa (schuld). Een voorbeeld hiervan is art. 283 Sr: Hij aan wiens schuld te wijten is dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd wordt of beroofd blijft Geobjectiveerde bestanddelen De subjectieve bestanddelen opzet en schuld hebben betrekking op de objectieve bestanddelen. In het voorbeeld van diefstal moet de verdachte weten dat het goed dat hij wegneemt een ander toebehoort. Zijn opzet moet op dit wegnemen zijn gericht. Deze betrokkenheid van de schuldvormen op de objectieve bestanddelen wordt schuldverband genoemd 13. Objectieve bestanddelen die niet onder het schuldverband vallen worden geobjectiveerde bestanddelen genoemd. De verdachte hoeft dus geen opzet te hebben op het geobjectiveerde bestanddeel. Een voorbeeld hiervan is art. 69 lid 2 AWR indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. De opzet van de verdachte hoeft dus niet te zijn gericht op het ontduiken van belasting Bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid Sommige delictsomschrijvingen bevatten een bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid die los staat van de in de delictsomschrijving strafbaar gestelde gedraging, deze voorwaarde moet wel zijn vervuld voordat een dader voor dat delict kan worden gestraft. Een voorbeeld hiervan is art. 101 Sr: De Nederlander die in het vooruitzicht van een oorlog met een buitenlandse mogendheid vrijwillig bij deze mogendheid in krijgsdienst treedt, wordt, indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie. De bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid is hier het uitbreken van de oorlog. Het enkele overlopen is dus niet voldoende voor strafbaarheid. 13 Zie D.H. de Jong en G. Knigge, Het materiele strafrecht 14 e druk, pag

16 Bestanddelen zijn dus een onderdeel van een strafbaar feit. Bestanddelen moeten wettig en overtuigend bewezen worden voordat een gedraging dat onder een delictsomschrijving valt strafbaar is. 3.5 Opzet als bestanddeel van de delictsomschrijving De wetgever van 1881 heeft in het Wetboek geen definitie van opzet opgenomen. 14 Opzet komt in vier gradaties voor in het strafrecht waarvan de minst zware opzet vorm, de voorwaardelijke opzet, de ondergrens vormt met culpa (schuld). Met andere woorden het begrip voorwaardelijke opzet wordt gebruikt om het opzet af te grenzen van de culpa. 15 Ik werk de vier gradaties hierna uit om een beter inzicht te krijgen in het begrip opzet omdat opzet een bestanddeel is van art. 69 lid 2 AWR, het artikel waarop mijn probleemstelling is gebaseerd. De gradaties van het opzet zijn: - Opzet als bedoeling; - Opzet als zekerheids-of noodzakelijkheidsbewustzijn; - Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn; - Opzet als mogelijkheidsbewustzijn (voorwaardelijke opzet) Opzet als bedoeling Dit is de zwaarste vorm van opzet. De dader heeft bewust gewild dat door zijn gedraging een bepaald gevolg zou intreden, hij heeft doelbewust en doelgericht gehandeld. De dader wil iemand uit de weg ruimen en doet dat ook, het gevolg is precies wat de dader wilde. Met andere woorden de dader weet wat hij wilt en heeft het door hem beoogde gevolg tenminste als mogelijk voorzien Opzet als zekerheids-of noodzakelijkheidsbewustzijn Bij deze vorm van opzet heeft de dader met zijn gedraging een ander doel op het oog gehad, maar is een bijkomend gevolg onvermijdelijk. De dader is zich dan wel bewust dat het bijkomend gevolg zal intreden, maar ziet desondanks niet van zijn daad af. Een voorbeeld van deze vorm van opzet is een 14 Zie D.H. de Jong en G. Knigge, Het materiele strafrecht 14 e druk, pag Zie D.H. de Jong en G. Knigge, Het materiele strafrecht 14 e druk, pag

17 oude casus betreffende Thomas van Bremerhaven uit het Duitse strafrecht. Thomas wilde een van zijn zwaar verzekerde schepen op volle zee opblazen om zo de verzekeringspenningen te kunnen opstrijken. Hij liet een explosief aan boord van dat schip brengen dat op enig moment explodeerde, met als gevolg vele doden en gewonden. Het opzet van Thomas was gericht op het laten zinken van zijn schip, niet op het doden van zijn bemanningsleden. Maar hij was er wel van overtuigd dat dit bijkomende gevolg onvermijdelijk was. Dit levert dus opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn op, omdat hij het schip wilde opblazen, zelfs ten koste van het leven van zijn bemanningsleden Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn Dit is een iets zwakkere variant van het opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn. Bij deze vorm van opzet is het waarschijnlijk dat er een bijkomend gevolg kan optreden. De kans op dit gevolg is dus wel groot maar er is een kans dat deze niet zal intreden. Een voorbeeld hiervan is het arrest Hoornse taart 17. Iemand wilde zich wreken op een marktmeester die in Hoorn woonde. Hij stuurde de marktmeester een vergiftigde taart terwijl hij wist dat de vrouw van de marktmeester thuis was en besefte dat zij waarschijnlijk ook van de taart zou eten. Ondanks dit inzicht stuurde hij de taart en de vrouw stierf inderdaad door vergiftiging. De opzet van de dader was dus alleen gericht op de dood van de marktmeester. De dader besefte weliswaar dat de kans groot was dat de vrouw van de marktmeester van de taart zou eten en zou overlijden. Dit bijkomende gevolg was niet perse noodzakelijk maar wel waarschijnlijk. Omdat de dader niets deed om dat bijkomende gevolg te voorkomen was volgens de HR de opzet ook gericht op de dood van anderen dan de marktmeester Opzet als mogelijkheidsbewustzijn (voorwaardelijke opzet) Dit is de zwakste vorm van opzet. Voorwaardelijke opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt. Een voorbeeld van voorwaardelijke opzet is het Bumperkleven arrest, de bestuurders van een VW Golf en een Ford Fiesta rijden met hoge snelheid over een provinciale weg. 18 Nadat de bestuurder van de Golf de Fiesta heeft ingehaald, blijft de bestuurder van de Fiesta vlak achter de Golf rijden. De bestuurder van de Golf zegt tegen zijn passagier: Ik denk dat ik zo meteen op mijn rem moet gaan staan, doe je gordel maar om. 16 Zie D.H. de Jong en G. Knigge. Het materiele strafrecht 14 e druk, pag HR 19 juni 1911, W9203 (Hoornse taart). 18 HR 20 januari 2004, NJ 2004, 214 (Bumperkleven). 16

18 Vervolgens trapt hij vol op de rem waardoor de bestuurder van de Fiesta moet uitwijken, van de weg raakt en tegen een boom botst waarbij de bestuurder van de Fiesta overlijdt. In dit voorbeeld is de verklaring van de passagier cruciaal omdat hieruit blijkt dat de bestuurder van de Golf zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat de bestuurder van de Fiesta door zijn remmanoeuvre van de weg zou raken. Deze kans is overigens.gebaseerd op algemene ervaringsregels. Dit betekende volgens de HR dat de bestuurder van de Golf door zo te handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat slachtoffer zou verongelukken en dit gevolg ook op de koop toe heeft genomen. Art. 69 lid 2 AWR is een doleus misdrijf, immers een van de bestanddelen is opzettelijk. De ondergrens van het opzet is voorwaardelijke opzet. Om iemand op grond van art. 69 lid 2 AWR te kunnen vervolgen moet de dader dus minimaal voorwaardelijke opzet hebben op het onjuist of onvolledig indien van een bij de belastingwet voorziene aangifte. 3.6 Kwaliteitsdelicten Mijn probleemstelling gaat over de vraag of art. 69 AWR een kwaliteitsdelict is. In deze paragraaf leg ik uit wat een kwaliteitsdelict is. Indien de delictomschrijving zich in directe zin slechts richt tot rechtssubjecten met een bepaalde hoedanigheid spreekt men over kwaliteitsdelicten. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan zijn de ambtsmisdrijven 19. De norm in deze strafbepalingen richt zich uitsluitend tot ambtenaren. De dader die geen ambtenaar is, kan niet worden vervolgd voor de in deze artikelen opgenomen delicten. De kwaliteitsdelicten uit het commune strafrecht kenmerken zich door een heldere formulering van de normadressaat. Dit blijkt uit de eenduidige begrippen die worden gehanteerd voor de normadressaat in de delictsomschrijving. Ik zal hier een aantal voorbeelden van geven: Art. 228 Sr (Valse geneeskundige verklaring) normadressaat: De arts of verloskundige. Art. 290 Sr (Kinder doodslag) normadressaat: De moeder. Art. 343 Sr (Bedrieglijke bankbreuk bij vennootschappen) normadressaat: De bestuurder of commissaris van een rechtspersoon. Art. 406 Sr (Onnodig gebrek aan verzorging opvarenden) normadressaat: De schipper van een Nederlands vaartuig. Er lijkt binnen het commune strafrecht dan ook geen discussie te zijn over de vraag of een delict wel of geen kwaliteitsdelict is. 19 Artikel 355 t/m 379 Sr. 17

19 Ik heb ter controle van een aantal delicten de Tekst & Commentaar Strafrecht via Kluwer online research gelezen waarbij het opvalt dat deze delicten zondermeer als kwaliteitsdelicten worden benoemd, hierover kan en lijkt geen misverstand bestaan. 20 Van de hierboven vermelde voorbeelden zal ik de betreffende tekst uit Tekst & Commentaar Strafrecht van Kluwer online research weergeven. Art. 228 Sr (Valse geneeskundige verklaring) 6. Normadressaat/kwaliteitsdelicten Normadressaat van de strafbaarstellingen die zijn opgenomen in de eerste twee leden is de arts of verloskundige. Het gaat in deze strafbaarstellingen om een kwaliteitsdelict. De norm van het derde lid richt zich tot iedereen, ook tot rechtspersonen. Art. 290 Sr (Kinder doodslag) 6. Normadressaat/kwaliteitsdelict Het delict veronderstelt een bijzondere kwaliteit van de (hoofd)dader: het biologisch moederschap (zie ook aant. 9 onder c). Art. 343 Sr (Bedrieglijke bankbreuk bij vennootschappen) 6. Normadressaat De achterliggende gedragsnormen van art. 343 richten zich op de bestuurders en commissarissen van de gefailleerde rechtspersoon, zo blijkt uit de aanhef van art Het gaat hier dus om kwaliteitsdelicten. Onder het begrip bestuurder valt in ieder geval de civielrechtelijk op correcte wijze benoemde bestuurder. Maar ook bij gebreken in de wijze van aanstelling kan van een bestuurder sprake zijn, zo blijkt uit HR 3 december 1974, NJ 1975/229. Daarbij is van belang dat de verdachte feitelijk als bestuurder optrad. De bestuurder kan zelf ook weer een rechtspersoon zijn. Aangenomen wordt dat een commissariaat niet door een rechtspersoon kan worden vervuld. Zou dat wel het geval zijn dan kan zo'n rechtspersoon-commissaris wel strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. Art. 406 Sr (Onnodig gebrek aan verzorging opvarenden) 6. Normadressaat/kwaliteitsdelict De norm is gericht tot de schipper van een Nederlands schip, zodat het misdrijf een kwaliteitsdelict is. Het is niet aannemelijk dat rechtspersonen het misdrijf kunnen plegen. Zie over het begrip schipper aant. 9 onder e van de Inleidende opmerkingen. Het bijzondere van kwaliteitsdelicten is dus dat niet de gedraging van een ieder onder de delictsomschrijving valt maar dat de dader een specifieke kwaliteit moet bezitten, zoals bijvoorbeeld 20 Dit betreffen de volgende artikelen uit Sr: 101,197,198,199,228,290,342,343,345,347,381,386,387,389bis,395,400,406,407,409,410,412,413 en

20 in mijn hierboven genoemde voorbeelden. Zonder deze specifieke kwaliteit kan je dus niet strafrechtelijk vervolgd worden voor een kwaliteitsdelict. 3.7 Resume Ik heb in dit hoofdstuk de ontstaansgeschiedenis van het Wetboek van Strafrecht beschreven. Tijdens de invoering van dit wetboek is er voor gekozen om het fiscale strafrecht niet op te nemen in het Wetboek van Strafrecht. De begripsbepalingen opgenomen in het Wetboek van Strafrecht werken via de schakelbepaling van artikel 91 Sr wel door naar de AWR en zijn daardoor van belang voor het uitwerken van mijn probleemstelling. De kwaliteitsdelicten in het commune strafrecht zijn helder geformuleerd en in het commune strafrecht is er dan ook geen discussie over de vraag of een delict wel of niet een kwaliteitsdelict is, dit in tegenstelling tot de delictsomschrijving van artikel 69 lid 2 AWR, waarop ik nog uitgebreid zal terugkomen in hoofdstuk 5 en 6. 19

21 4 Daderschap De ontwerpers van ons Wetboek van Strafrecht hanteerden als uitgangspunt een fysieke gedraging als basis voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. Hierin werd iemand als dader aangemerkt als hij letterlijk en eigenhandig het strafbare feit had gepleegd. Dit uitgangspunt was te beperkt en werd opgelost door het opnemen van deelnemingsvormen in het Wetboek van Strafrecht. 21 Met de deelnemingsregeling wordt de werking van de strafwet uitgebreid. Personen die niet zelf de gehele delictsinhoud vervullen, worden strafbaar. Deelneming is niet op een zichzelf staande strafbare gedraging, maar is slechts strafbaar in combinatie met een afzonderlijke delictsomschrijving. Hierna zal ik het daderschap en de deelnemingsvormen toelichten. 4.1 Pleger De wetgever is uitgegaan van het geval dat een delict door één persoon wordt gepleegd. Dit is de pleger. De pleger is degene die door zijn gedraging alle bestanddelen van een strafbaar feit vervult. Hij wordt in het normale spraakgebruik ook wel dader genoemd en het vervullen van de delictomschrijving heet daderschap. De wetgever heeft het begrip dader ruimer opgevat: daders zijn volgens art. 47 Sr niet alleen plegers maar ook degenen die een feit medeplegen, doen plegen en uitlokken. 4.2 Doen plegen Een doen pleger pleegt het strafbare feit niet zelf. Hij laat een ander het strafbaar feit plegen. Degene die het feit doet plegen noemen we de intellectuele dader, degene die het strafbaar feit uitvoert noemen we de materiele dader. De intellectuele dader kan alleen als doen pleger worden aangemerkt als de materiele dader straffeloos is. Te denken valt aan een strafuitsluitingsgrond, de jeugdige leeftijd van de dader of de afwezigheid van een bepaalde kwaliteit bij de materiele dader. Zou de materiele dader niet straffeloos zijn dan zou er sprake kunnen zijn van medeplegen, zie hierna onder punt 4.3. Doen plegen heeft dus betrekking op die gevallen, waarin de uitgelokte zelf niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld; gevallen dus waarin de uitvoerder als instrument wordt gebruikt De deelnemingsvormen zijn in Titel V van het Wetboek van Strafrecht opgenomen. 22 Zie D.H. de Jong en G. Knigge, Het materiele strafrecht 14 e druk, pag

22 Het arrest van de HR van 18 oktober 1960 is een goed voorbeeld waarom het doen plegen in ons strafrecht is opgenomen. 23 In deze zaak leken enkele personen op straat een overval te plegen. Er vloeide bloed. Omstanders waarschuwden de politie en deden aldus aangifte. Die aangifte was niet overeenkomstig de werkelijkheid, want het bloed bleek duivenbloed te zijn en de overval bleek in scene te zijn gezet. Maar omdat de aangevers waren misleid, hadden zij niet het in art. 188Sr (valse aangifte of klacht) vereiste opzet. Dat opzet was wel bij de overvallers aanwezig en zij werden schuldig bevonden aan het doen plegen van valse aangifte. Uit dit arrest blijkt bovendien dat er geen directe relatie tussen de doen pleger en de uitvoerder noodzakelijk is. Iets ingewikkelder is als het gaat om een kwaliteitsdelict. Wat nu als het een kwaliteitsdelict betreft en de materiele dader deze kwaliteit niet heeft? Dit is aan de orde gekomen in het Terpen-arrest 24, een eigenaar liet zijn terp afgegraven door arbeiders terwijl in de plaatselijke APV het afgraven van een terp als eigenaar of gebruiker strafbaar was gesteld. Nu de materiele daders die kwaliteit (eigenaar/gebruiker van de terp) niet bezaten om dit strafbaar feit te plegen, werd de intellectuele dader als doen pleger aangemerkt. De gespiegelde situatie deed zich voor in het Reispas-arrest. 25 Een burgemeester had voor een ingezetene van zijn gemeente een reispas aangevraagd bij de Commissaris van de Koningin. De burgemeester had bij deze aanvraag onjuiste gegevens aangeleverd, hij had als leeftijd van de betrokkene (de zoon van de burgemeester) 21 opgegeven terwijl de betrokkene in werkelijkheid slechts 17 was. De Commissaris van de Koningin had -te goeder trouw- een valselijk opgemaakte reispas verstrekt. De Commissaris van de Koningin was bevoegd tot het opmaken van deze reispas en bezat dus de vereiste kwaliteit. Hier beschikte de materiele dader, de Commissaris van de Koningin, over de vereiste kwaliteit, maar was straffeloos, de intellectuele dader, de burgemeester, beschikte niet over de vereiste kwaliteit maar werd wel als doen pleger aangemerkt. 4.3 Medeplegen De strafbaarstelling van medeplegen is in het bijzonder van belang voor de situatie waarin samenwerkende personen niet elk afzonderlijk als pleger van een strafbaar feit kunnen worden gestraft omdat ze niet elk afzonderlijk alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervullen. Medeplegen kan op verschillende manieren plaatsvinden. Zo kunnen bijvoorbeeld meerdere personen gezamenlijk plannen hebben gemaakt en vervolgens nauw met elkaar hebben samengewerkt. Het is daarbij vaak min of meer toevallig wie precies wat doet. Dit is ook niet relevant omdat zij over en weer voor elkaars handelingen en de gevolgen daarvoor aansprakelijk zijn. Het is bij medeplegen mogelijk dat 23 HR 18 oktober 1960, NJ 1972,373 (Duivenbloed-arrest). 24 HR 19 december 1910, W HR 21 april 1913, NJ

23 iedere medepleger slechts enkele bestanddelen van een delictsomschrijving vervult, maar dat zij gezamenlijk wel de complete delictsomschrijving realiseren. Mijn probleemstelling eindigt met de zin: zonder dat sprake is van medeplegen. Wat is hier de relevantie van? De relevantie zit in het feit dat niet iedere medepleger de kwaliteit hoeft te bezitten die is vereist om het delict te plegen. Dit is bevestigd door de Hoge Raad in het Magazijnbediende arrest 26. In deze casus werd een magazijnbediende vervolgd voor verduistering tezamen met de bedrijfsleider. Terwijl alleen de bedrijfsleider de betreffende kwaliteit bezat namelijk dat hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking de desbetreffende goederen onder zich had. Voorwaarde voor het vervolgen van de medepleger die de betreffende kwaliteit niet bezit is dat hij bekend moet zijn met het feit dat de andere medepleger deze kwaliteit wel bezit. 4.4 Uitlokken Het doel van de uitlokker is om een andere persoon een strafbaar feit te laten plegen.ook hier spreken we van een intellectuele dader, de uitlokker en een materiele dader, degene die het strafbaar feit pleegt. De uitlokkingsmiddelen (giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen), zijn limitatief opgesomd. Bij uitlokking is de materiele dader zelfstandig strafbaar. 4.5 Medeplichtigheid Ook medeplichtigen zijn deelnemers aan een strafbaar feit. Een groot verschil met de hiervoor besproken vorm van daderschap, het medeplegen, is dat medeplichtigen een ondergeschikte rol spelen bij het begaan van het strafbaar feit en dat medeplichtigen alleen strafbaar zijn als zij deelnemen aan een misdrijf. Dit blijkt uit de aanhef van art 48 Sr Als medeplichtige van een misdrijf worden gestraft:. Behalve dat het is opgenomen in de aanhef van art. 48 Sr heeft de wetgever dit nogmaals expliciet opgenomen in art 52 Sr; Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar. In art. 48 Sr zijn twee vormen van medeplichtigheid te onderkennen, namelijk: 1 Gelijktijdige medeplichtigheid: opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf, lid 1. 2 Voorafgaande medeplichtigheid: opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf, lid HR 21 juni 1926, NJ 1926,

24 Gelijktijdige medeplichtigheid is de vorm van ondersteuning, behulpzaam zijn aan het begaan van een misdrijf terwijl dat misdrijf gepleegd wordt. Deze ondersteuning kan op allerlei manieren worden gegeven. Van belang hierbij is dat de gegeven ondersteuning ook daadwerkelijk is gebruikt bij het voltooien van het misdrijf. Voorafgaande medeplichtigheid is de tweede vorm. Door deze vorm van ondersteuning moet het begaan van het misdrijf zijn bevorderd of vergemakkelijkt. Voorafgaande medeplichtigheid is alleen strafbaar wanneer de in art. 48 lid 2 Sr genoemde middelen zijn gebruikt (gelegenheid, middelen of inlichtingen). Ook bij voorafgaande medeplichtigheid is het van belang dat de ondersteuning daadwerkelijk is gebruikt. 4.6 Resumé Hiervoor heb ik de verschillende daderschapsvormen besproken die in het strafrecht worden gehanteerd. Het is niet altijd eenvoudig om voorafgaand aan een strafrechtelijk onderzoek de juiste dader(s) aan het betreffende delict te koppelen. In mijn probleemstelling is het delict een opzettelijk onjuist gedane bij de belastingwet voorziene aangifte. In principe zijn alle daderschapsvormen mogelijk. In de praktijk gebeurt het dan ook dat gaandeweg het onderzoek pas duidelijk wordt, door het onderzoek naar de feiten en omstandigheden, welk type dader er gekoppeld kan worden aan het betreffende delict. Voor mijn probleemstelling sluit ik medeplegen uit omdat, zoals hiervoor beschreven, met deze vorm van daderschap niet iedere medepleger zelf de betreffende kwaliteit hoeft te bezitten waardoor een discussie over art. 69 lid 2 AWR niet gevoerd hoeft te worden - er van uitgaande dat de andere medepleger de belastingplichtige zelf is. 23

25 5 AWR 5.1 Geschiedenis AWR In de naoorlogse jaren bestond er grote behoefte aan een algemene herziening van de belastingwetgeving. 27 Het belastingrecht had zich in de laatste decennia daarvoor ontwikkeld van een eenvoudig samenstel van bepalingen tot een omvangrijk en ingewikkeld rechtsgeheel. Deze toename van complexiteit laat zich voor een groot deel verklaren door wijzigingen in het maatschappelijk leven en de daarmee samenhangende wijzigingen in het overheidsbeleid. Daarnaast was het belastingrecht in zekere mate nodeloos uitgebreid en ontoegankelijk geworden. Voor wat betreft de toegankelijkheid van de belastingwetten was er voor Nederland nog een factor van belang en wel deze: de belastingregelingen die tot stand waren gekomen tijdens de vijandelijke bezetting. Om de omvang van deze regelingen zoveel mogelijk te beperken werd volstaan, voor wat het formele recht, strafrechtelijke bepalingen en enkele andere voorschriften van materieel recht betrof, met het toepasselijk verklaren van een aantal artikelen van vroegere regelingen. De voorschriften die voor een bepaalde regeling golden waren daardoor eerst na raadpleging van twee en soms meer wetten en besluiten te vinden. Tegen deze achtergrond is door de toenmalige Minister van Financiën, Lieftinck een commissie, onder voorzitterschap van dr. W.H. van den Berg, ingesteld die de opdracht had te onderzoeken welke vereenvoudigingen in de belastingwetgeving en in de uitvoering daarvan konden worden aangebracht. In juli 1954 werd door deze commissie een rapport uitgebracht met daarbij negen concept wetsontwerpen waaronder de AWR. 28 Behalve een toelichting op de algemene herziening en vereenvoudiging van de belastingwetgeving vond de wetgever het ook nodig om in de memorie van toelichting haar waardering uit te spreken voor de commissie. Zij had haar taak dusdanig ruim opgevat dat, na doorvoering hiervan, vrijwel alle overgebleven bezettingsmaatregelen op fiscaal terrein door Nederlandse wetten of daarop steunende bepalingen waren vervangen. De AWR zou orde moeten brengen in de chaos van termen en formuleringen. Voor ogen stond één regeling die de in hoofdzaak overeenkomende, maar op tal van detailpunten afwijkende bepalingen die destijds in de belastingwetten voor kwamen, zou vervangen. Het idee van een algemene wet was niet nieuw. In 1921 werd in een preadvies voor de Broederschap van Kandidaat-notarissen reeds gepleit 27 Zie memorie van toelichting zitting /4080 no Algemene wet inzake rijksbelastingen, 2 Wet op de commissarissenbelasting, 3 Wet op de dividendbelasting, 4 Wet op de inkomstenbelasting, 5 Wet op de loonbelasting, 6 Wet op de personele belasting, 7 Wet op de vennootschapsbelasting, Wet op de vereveningsbelasting en 9 Wet op de vermogensbelasting. 24

26 voor een grotere uniformiteit in de algemene bepalingen van het belastingrecht door deze in één wet samen te brengen. 29 Op 2 juli 1959 is de AWR in werking getreden. 5.2 Artikel 69 AWR De huidige tekst van artikel 69 AWR luidt als volgt: 1. Degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doet, niet binnen de daarvoor gestelde termijn doet, dan wel een der feiten begaat, omschreven in artikel 68 eerste lid, onderdeel a, b, d, e, f of g, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting. 2. Degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doet, dan wel het feit begaat, omschreven in artikel 68 eerste lid, onderdeel c, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, met dien verstande dat voor zover de onjuistheid in of onvolledigheid van de aangifte betrekking heeft op belastbaar inkomen als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 de geldboete ten hoogste driemaal het bedrag van de te weinig geheven belasting bedraagt. 3. Het recht tot strafvervolging op de voet van dit artikel vervalt, indien de schuldige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een of meer van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde ambtenaren de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden. 4. Indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is strafvervolging op grond van genoemd artikel 225, tweede lid, uitgesloten. 5. Artikel 68, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. 29 Zie L.A. de Blieck, Algemene wet inzake rijksbelastingen fed fiscale studieserie nr. 5 AWR 9 e druk, pag.1. 25

Deelneming aan strafbare feiten. Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5

Deelneming aan strafbare feiten. Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5 Deelneming aan strafbare feiten Hoofdstuk 16 paragraaf 16.3 t/m 16.5 Waar gaan we het over hebben? Voorbereiding (Artikel 46 Sr) Poging (Artikel 45 Sr) Verschillende deelnemingsvormen aan een strafbaar

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

HRo - Inleiding belastingrecht -- Deel 2

HRo - Inleiding belastingrecht -- Deel 2 Inleiding belastingrecht les 2 programma Enkele begrippen uit het strafrecht Verdachte Strafbaar feit Wederrechtelijkheid als bestanddeel Opzet Schuld als bestanddeel Verdachte Artikel 27 Sv Als verdachte

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken Voorwoord Lijst van afkortingen Verkort aangehaalde werken v xiii xv 1 Inleiding 1 1.1 De Nederlandse strafwetgeving 1 1.2 Ongeschreven recht, verdragsrecht, supranationaal recht 3 1.3 Het Wetboek van

Nadere informatie

opleiding BOA Wetboek van Strafrecht

opleiding BOA Wetboek van Strafrecht Deze reader geeft een overzicht van de die zijn genoemd in de eindtermen, versie juni 2005. Eerste Boek. Algemene bepalingen Titel I. Omvang van de werking van de strafwet Artikel 1 1. Geen feit is strafbaar

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Het strafbare feit Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Wat gaan we behandelen Strafbaar feit Onder het begrip strafbaar feit word verstaan een menselijke gedraging die gedekt wordt door een wettelijke

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Onderwerp: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Ons kenmerk: 16BWB00083 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op artikel(en) 4.17 van

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt een (voorbeeld)samenvatting van het vak Inleiding Strafrecht. Dit stuk is gebaseerd op Hoofdstuk 2 van het boek Strafrecht met

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017 walificatiedossier: BOA OV Module 4 Meer strafrecht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en als onderdeel van de

Nadere informatie

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMINGSVORMEN Medeplegen doen plegen uitlokken Medeplichtigheid Zie artt. 47 52

Nadere informatie

2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit

2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit 2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit Een groep ratten vormt een vervelende plaag voor huiseigenaar Valentijn. De ratten vreten en knagen aan het hout en de fundering van het huis.

Nadere informatie

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Schoordijk Instituut Centrum voor wetgevingsvraagstukken M.M. van Toorenburg Medeplegen W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1 1 Doelstelling, afbakening en opzet van

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Formeel recht -- Deel 5

Formeel recht -- Deel 5 Formeel belastingrecht les 5 programma Verdachte Voorwaarden Enkele begrippen uit het strafrecht Belastingrecht en strafrecht Overtredingen en misdrijven Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst Artikel

Nadere informatie

Enkele begrippen uit het strafrecht. Belastingrecht en strafrecht. 2010 -- Formeel recht -- Deel 5. Verdachte. Formeel belastingrecht les 5 programma

Enkele begrippen uit het strafrecht. Belastingrecht en strafrecht. 2010 -- Formeel recht -- Deel 5. Verdachte. Formeel belastingrecht les 5 programma Formeel belastingrecht les 5 programma Enkele begrippen uit het strafrecht Belastingrecht en strafrecht Overtredingen en misdrijven Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst Verdachte Artikel 27 Sv Als

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

Zakboekenpolitie.com

Zakboekenpolitie.com Zakboekenpolitie.com Schuld, opzet, deelneming, poging, voorbereiding en vrijwillige nietvoltooiing Gebaseerd op het zakboek Strafrecht voor de Politie Kluwer Zie voor een meer omvangrijke bespreking incl.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 125 Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak

Nadere informatie

Auteurs SlimStuderen.nl is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!

Auteurs SlimStuderen.nl is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt! Voorwoord Dit is een voorbeeldverslag van de onderwijsgroepen Inleiding Strafrecht. Dit verslag is bedoeld om kennis te maken met de verslagen van SlimStuderen.nl en wordt gratis aan studenten ter beschikking

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet

Nadere informatie

Wetboek van Strafrecht in het algemeen. Hoofdstuk 15 Lesboek Basisbekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Wetboek van Strafrecht in het algemeen. Hoofdstuk 15 Lesboek Basisbekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar Wetboek van Strafrecht in het algemeen Hoofdstuk 15 Lesboek Basisbekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar Casus Een Belgische passagier aan boord van een Nederlands vrachtschip, haalt uit de koffer

Nadere informatie

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1 INHOUD 103 Fiscale fraude /1 103.0 Ten geleide / 1 103.1 Inleiding / 17 103.1.1 Wat is belastingfraude? / 17 103.1.2 Hoe treedt belastingfraude aan het licht? / 17 103.1.3 Wettelijk kader / 17 103.1.3.a

Nadere informatie

Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018'.

Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018'. CVDR Officiële uitgave van Haaren. Nr. CVDR617458_1 20 december 2018 Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk; Overwegende, dat het wenselijk is om de mogelijkheid te hebben om een bestuurlijke boete

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 464 Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

Nadere informatie

Wetboek van Strafrecht

Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafrecht Titel XIV. Misdrijven tegen de zeden Artikel 239 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft schennis van de eerbaarheid:

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 494 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot valsheid in muntspeciën en munten bankbiljetten (eurovalsemunterij) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens?

Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? 4 nr. 3 mei 2015 Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? Fiscaal medeplegen of medeplichtigheid: waar ligt de grens? Mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma en mr. M.F.T. Rijksen * Medeplegen

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen In de eindtermen (juni 2005) voor de opleiding BOA wordt verwezen naar een aantal artikelen van wetten. Deze wetten zijn: de Algemene wet op het Binnentreden (Awob) Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 484 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Artikel 1 2. Artikel 2

Artikel 1 2. Artikel 2 WET van 0 januari 986, houdende vaststelling van regelen met betrekking tot het tegengaan van smokkelen (Wet tegengaan smokkelen) (S.B. 986 no. 3), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijziging

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Lelystad 2017

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Lelystad 2017 Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Lelystad 2017 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 292 Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met

Nadere informatie

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN 79 Volksgezondheidswetgeving Landsverordening beperking vestiging medische

Nadere informatie

FACILITERENDE BEROEPSBEOEFENAREN ALS MEDEPLEGER(S)/MEDEDADER(S)

FACILITERENDE BEROEPSBEOEFENAREN ALS MEDEPLEGER(S)/MEDEDADER(S) FACILITERENDE BEROEPSBEOEFENAREN ALS MEDEPLEGER(S)/MEDEDADER(S) Mr. V.S.Th. Leenders Plaatsvervangend Hoofdofficier Functioneel Parket Amsterdam Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 INHOUD Functioneel

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld Workshop Landelijk Congres Huiselijk Geweld 16 november 2009 Inhoud Waar hebben we het over Juridisch Kader Achtergrond Afweging: geheim doorbreken? Stappenplan Casusposities

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 DECREET van 15 september 1981, houdende vaststelling van regelen inzake het verlenen van vergunningen voor het uitoefenen van enig bedrijf of beroep (Decreet Vergunningen Bedrijven en Beroepen) (S.B. 1981

Nadere informatie

Gemeente Tynaarlo - Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen 2017 gemeente Tynaarlo

Gemeente Tynaarlo - Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen 2017 gemeente Tynaarlo GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Tynaarlo Nr. 196800 10 november 2017 Gemeente Tynaarlo - Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen 2017 gemeente Tynaarlo Het college van

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

A 2012 N 18 (G.T.) PUBLICATIEBLAD

A 2012 N 18 (G.T.) PUBLICATIEBLAD A 2012 N 18 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 7 de maart 2012 no. 12/1758, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling. DE GOUVERNEUR

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Hof Amsterdam 19 januari 2011, nr. 23-001234-09 VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 december 2008 in de

Nadere informatie

A 2012 N 19 (G.T.) PUBLICATIEBLAD

A 2012 N 19 (G.T.) PUBLICATIEBLAD A 2012 N 19 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 7 de maart 2012, no. 12/1759, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw.

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 994 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren

Nadere informatie

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht; Regeling oplegging bestuurlijke boete BRP Waalwijk Het college van de gemeente Waalwijk; gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Nadere informatie

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Bij de aanpak van huwelijksdwang en gedwongen achterlating dient het belang van het slachtoffer centraal te staan. De in Nederland geldende wet-

Nadere informatie

Titel VII. Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht

Titel VII. Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht Wetboek van Strafrecht Domein IV Geldend van 01-01-2019 t/m heden Tweede Boek. Misdrijven Artikel 141 1. Zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf

Nadere informatie

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met ontoegankelijkmaking van gegevens op het internet, strafbaarstelling van het wederrechtelijk overnemen van gegevens

Nadere informatie

Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken

Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken J. VAN DROOGBROECK De accountant en de belastingconsulent verstrekken adviezen aan de onderneming die hem tewerkstelt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag

VMR Actualiteitendag VMR Actualiteitendag Handhaving - overtreder 20 maart 2014 mr. T.E.P.A. Lam advocaat Hekkelman Advocaten senior docent/onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen Begrip overtreder bij bestuurlijke handhaving

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 738 Wet van 18 december 1997 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 40 Wet van 20 januari 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht

Nadere informatie

Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk?

Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk? Versoberen van de inkeerregeling: het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel onder druk? Inleiding In zijn ambtstermijn als staatssecretaris van Financiën opende Jan Kees de Jager de jacht op belastingplichtigen

Nadere informatie

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens Strafbare belediging A.L.J.M. Janssens Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen Hoofdstuk 1 Inleidende opmerkingen 1 1.1 Het belang van de eer en de goede naam 1 1.2 Kennismaking met de beledigingsbepalingen

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht Klaas Rozemond (universitair hoofddocent strafrecht Vrije Universiteit Amsterdam, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam) De feiten Uit het pleidooi

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger?

Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger? Tilburg University, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Masterthesis Fiscale Economie Geldt met de komst van de Vierde tranche van de Awb de inkeerregeling ook voor de belastingadviseur als medepleger?

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Hoofdstukken van materieel strafrecht

Hoofdstukken van materieel strafrecht Hoofdstukken van materieel strafrecht G.A.M. Strijards Ultgcvcrl) LEMMA BV - Utrccht -1992 Opcn Unlvcrtttclt Heerlen Inhoudsopgave Lijst van afkortingen 13 I ni ei di ng 15 HOOFDSTUK I ÅansprakelijRheid/strafbaarheid/

Nadere informatie

pn,~ ~ Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

pn,~ ~ Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. ~J6L,v~cLC ~ ~ pn,~ ~ Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling

Nadere informatie

Medeplegen in de vierde tranche Awb

Medeplegen in de vierde tranche Awb Medeplegen in de vierde tranche Awb Een onderzoek in het licht van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke jurisprudentie. Door: Daphne Jacott Ter Afsluiting van: ANR: Master fiscaal recht S982206 Voorwoord

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 95 Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het

Nadere informatie

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Sinds 1 juli 2009 kan de Belastingdienst ook een bestuurlijke boete opleggen aan de accountant en belastingadviseur. Een belangrijke uitbreiding

Nadere informatie

Boetebeleid feitelijk leidinggevers

Boetebeleid feitelijk leidinggevers Boetebeleid feitelijk leidinggevers Opmerkingen vooraf Sinds 2013 hanteert de AFM interne richtlijnen ten aanzien van het beboeten van feitelijk leidinggevers aan overtredingen door rechtspersonen. In

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 FEBRUARI 2011 P.10.1335.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1335.N 1. D. L. M. D., beklaagde, 2. D. A., civielrechtelijk aansprakelijke partij, 3. T. D., civielrechtelijk aansprakelijke partij,

Nadere informatie

BIJLAGE A. Onderdeel 1. Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 3, sub a

BIJLAGE A. Onderdeel 1. Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 3, sub a BIJLAGE A Onderdeel 1 Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 3, sub a Veroordelingen Bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is betrokkene veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Tiel; Gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet

Nadere informatie