VMBO-GT/HAVO FRANS VOOR DE ONDERBOUW CAHIER D EXERCICES A

Transcriptie

1 1 VMBO-GT/HAVO FRANS VOOR DE ONDERBOUW CAHIER D EXERCICES A

2 LYSEL EBBINGE - PLANCHON HELEEN JANSEN INEZ ROUBOS CARA ELLA SCHULTE NORDHOLT LOES VISBEEK 1 VMBO-GT/HAVO FRANS VOOR DE ONDERBOUW CAHIER D EXERCICES A Met medewerking van: Laura Fontijne Nathalie van der Sanden - Piva Malmberg, s-hertogenbosch Tweede druk

3 COLOFON Bij veel oefeningen staan symbolen. Hier zie je wat ze betekenen. Bij deze oefening hoort een luisterfragment. Deze oefening doe je met z n tweeën. Deze oefening doe je in een groepje. Je zoekt informatie op internet. Je gaat kijken naar de dvd. Dit is een herhalingsoefening. Dit is een oefening die iets moeilijker is. Op de site vind je extra oefeningen. Deze les kun je op de site doen in plaats van in je boek. Deze les staat op de site. Bronvermelding Omslag: Kimmic Ontwerp en vormgeving: Malmberg Illustraties: Anco Dijkman ISBN Eerste druk, eerste oplage Malmberg, s-hertogenbosch Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 51, zoals gewijzigd bij het Besluit van 2 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 051, 210 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemle zingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurs wet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. 2

4 INHOUD CAHIER D EXERCICES A CAHIER D EXERCICES B 1 À BORDEAUX! 4 1 Bonjour! 5 2 Je m appelle Caro 7 Salut les jeunes! 10 4 Qui est-ce? 1 5 Tu as quel âge? 16 Tout compris? 19 A En classe 21 B On tourne! À LA MAISON 24 1 Chez nous 25 2 Regarde! 27 Planète chambre 0 4 Qu est-ce que? 5 C est chouette! 6 Tout compris? 9 A Petite Mini 41 B On tourne! 4 ÇA TE PLAÎT? 44 1 Au rayon Jeunes 45 2 Supercool! 47 À la une 50 4 On adore! 5 5 Le match de foot 56 Tout compris? 59 A Fans de 61 B On tourne! 6 RACONTE! 64 1 Sur la place 65 2 Ça ne va pas? 67 Internet et toi 70 4 Heureuse! 7 5 Le rêve d Aziz 76 Tout compris? 79 A Bleuette 81 B On tourne! 8 Werkbladen QUELLE JOURNÉE Avant les cours L interro 10 À l internat Sa journée Au téléphone! 112 Tout compris? 115 A Cartable.com 117 B On tourne! 119 AUX MAGASINS Les courses La liste de Caro 12 Ton petit marché Ça fait combien? Au supermarché 12 Tout compris? 15 A La fromagerie 17 B On tourne! 19 INFOS VOYAGE À la gare Le rendez-vous 14 Découvrir Il fait chaud! Où est Jérôme? 152 Tout compris? 155 A Bon voyage! 157 B On tourne! 159 WEEK-END À la plage Raconte, Caro! 16 Actus junior.com Notre week-end Il n a pas gagné! 172 Tout compris? 175 A En route 177 B On tourne! 179 FIN DE L ANNÉE Vous allez où? Je suis nul! 18 Tour de France! En vacances! Stage au Maroc 192 Tout compris? 195 A Page vacances 197 B On tourne! 199 Werkbladen 200

5 ÇA TE PLAÎT? LEÇON CHAPITRE STUDIEWIJZER 1 In dit hoofdstuk Waar houden Jérôme, Patrick, Michel en anderen van en wat doen ze het liefst in hun vrije tijd? Dat vertellen ze je in dit hoofdstuk. Au rayon Jeunes intro Wat moet je kunnen? herkennen hoe iemand zegt of hij iets leuk of niet leuk vindt Wat doe je op de site? woordtraining Wanneer moet het af zijn? Gemaakt? Nagekeken? Wat moet je kennen? Pages jaunes leçon 1 rangtelwoorden herkennen: oef 5 Gereed? 2 Supercool! écouter verstaan wat jongeren vertellen over hobby s, etc. letten op de intonatie de juiste uitspraak van een woord onderkennen woordtraining grammaticatraining Pages jaunes leçon 2 oef 15, 22 À la une lire tekstsoort herkennen onderwerp van een tekst raden met behulp van (onder)titels, inleiding, illustraties onbekende woorden afleiden uit context woordtraining Pages jaunes leçon getallen: oef 25 être: oef 4 oef 29 4 On adore! écrire & grammaire zinnen maken over wat je leuk, of niet leuk vindt vragen stellen en beantwoorden over voorkeuren zinnen ontkennend maken woordtraining grammaticatraining vervangende leçon 4 Pages jaunes leçon 4 ww -er: oef 40, 44 lidw. : oef 4, 45 ontkenning: oef 41, 42 5 Le match de foot parler & expressions gesprekje voeren over voorkeuren: hobby s en favoriete sporten woordtraining grammaticatraining Pages jaunes leçon 5 expressions: oef 48, 49, 54 ww -er: oef 5 ontkenning: oef 52 prononciation: oef 50, 51 Tout compris? test nieuwe woorden, grammatica en expressions gebruiken leçon 1-5: woorden, grammatica, expressions Assessment test alles wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd assessment Pages jaunes, chapitre A Fans de dossier France een tekst over wat iemand leuk vindt begrijpen uit Infos France informatie over de bekende autoraces vinden Franse autoraces B On tourne! regarder & écouter een animatiefilm en een beeldverhaal begrijpen C Actus sur le site actuele informatie begrijpen zoeken op internet webtaak actuele opdracht Door veel te lezen leer je sneller Frans. Wie wil dat nou niet? We hebben een paar boekjes voor je uitgezocht. Bij dit hoofdstuk is dat Poissons dans l'eau. Dit verhaal gaat over Riki, de vis. Het boekje is te bestellen via de site. Daar vind je ook vragen en opdrachten. 44

6 1 LEÇON AU RAYON JEUNES INTRO 1 Orientation Lees de vragen. Bekijk de tekening op blz. 40 en 41 van je livre de textes en beantwoord de vragen. 1 In wat voor een gebouw bevinden Patrick, Patricia en meneer Lemoine zich? 2 Waar kun je informatie over de verschillende afdelingen vinden? Écoutez et combinez cd 1 2 track 27 Lees de zinnen, kijk naar de tekeningen en luister naar de gesprekken. Welk nummer van gesprek hoort bij de zin? Beschrijving Gesprek 1 Léon en Michel vertellen welke kleding ze leuk vinden. 2 Meneer Lémoine stelt een vraag aan een verkoopster. Patricia winkelt niet graag bij les Galeries Lafayette. 4 Jérôme is enthousiast over de computerspelletjes. Écoutez et lisez cd 1 track 27 Luister naar de tekst en lees mee. Kruis in het schema aan van wie de volgende uitspraken zijn. 1 Ik houd niet van les Galeries Lafayette. 2 Het warenhuis is waardeloos. Waar is de jongerenafdeling? 4 Op de derde etage. 5 Houd je van videospelletjes? 6 Die rode pet is niet slecht. Patricia Patrick M. Lemoine Léon verkoopster verkoper Jérôme 4 Lisez et combinez Bekijk de voorwerpen hieronder. Lees de teksten en 4. Zet bij ieder voorwerp de naam van degene die dat het leukste vindt. 45

7 LEÇON 1 5 Regardez et remplissez A Vul in de zinnen het ontbrekende Franse woord in. 1 Au premier, c'est la mode pour les femmes. 2 Le est au quatrième étage. Pardon monsieur, où est le rayon pour les vidéo? C'est au troisième étage. 4 La boutique est au deuxième étage. 5 Michel aime le rayon au cinquième étage. B Noteer de Nederlandse betekenis van de onderstreepte woorden achter de zin. 6 Cherchez et écrivez Zoek in de tekst op hoe je onderstaande zinnen in het Frans zegt. 1 Ik houd niet van les Galeries Lafayette. 2 Houd jij van videospelletjes? Ik houd van de blauwe pet. 4 Het is een super tennisspeelster. Parlez et jouez cd 1 7 PRONONCIATION track 27 Luister nog een keer naar de gesprekken van deze les. Let extra goed op de uitspraak. Speel nu met een klasgenoot de gesprekken een voor een na. Wissel van rol. SPREEKTIP Neem jullie gesprek eens op en vergelijk jullie uitspraak met de gesproken tekst. Prononcez cd 1 8 track 28 Luister naar de woorden van deze les en spreek ze na. 46

8 LEÇON 2 2 SUPERCOOL! ÉCOUTER Orientation cd 1 9 track 29 en 0 A Kijk naar de tekening op blz. 42 van je livre de textes en geef antwoord. 1 Wie herken je? 2 Waar kijken ze naar? Aan wie denken ze? En hoe weet je dat? B Luister nu naar de twee fragmenten en geef antwoord. 1 Wie is Juliette Binoche? 2 Wat wil Aziz van Michel weten? 10 Écoutez et remplissez cd 1 track 29 en 0 A Luister naar het eerste fragment en kruis aan waar Michel en Aziz van houden. Michel begint het gesprek. Gebruik zo nodig de pauzetoets. films rap rock jeux Michel Aziz B Wie houdt van wie? Luister naar het tweede fragment en vul de namen bij het hart in. 11 Cherchez et remplissez Zoek in de tekst de volgende zinnen. Geef bij iedere zin aan of de spreker iets leuk (+), heel erg leuk (++), niet leuk (-) of heel erg vervelend (--) vindt. 1 Je déteste les films. 4 Moi, je préfère le rock. 2 Oh non, je n'aime pas le cinéma. 5 Le hard-rock, c'est cool! Le rap, c'est bête. 6 J'aime... j'aime Caroline. Lisez et répondez 12 VOCABULAIRE A Lees de tekst. Noteer in het Frans alle woorden die je herkent vanuit het Nederlands of Engels. B Onderstreep de twee onderwerpen waar de meeste van deze woorden mee te maken hebben. tv - film - sport - school - muziek 1 Regardez et répondez Bekijk de tekeningen die horen bij luistertekst 2 en geef antwoord. 1 Onderstreep waarvoor de tekeningen gemaakt zijn: voor een tekenwedstrijd / om reclame te maken 2 Waarom denk je dat? Welke twee producten zijn afgebeeld? 47

9 LEÇON 2 Écoutez et répondez cd 1 14 track 1 en 2 A Luister naar fragment 2a en onderstreep de kleuren die worden genoemd. Gebruik zo nodig de pauzetoets. grijs - blauw - wit - rood - geel - groen - oranje B Luister nu naar fragment 2b en onderstreep de namen worden die genoemd. Barthez - Henry - Lejeune - Karembeu - Zidane - Durand C Vul deze zin aan. Karembeu, Bartez, Henry en Zidane zijn de namen van. 15 Lisez et écoutez cd 1 track 29 en 0 Lees de tip. Luister nog eens naar tekst 1. Zet achter iedere zin het juiste leesteken (vraagteken of uitroepteken). fragment a fragment b 1 Ouah 5 Hé Michel 2 Quoi 6 Alors, c'est qui Supercool 7 Oui, oui 4 Pas toi 8 J'aime... j'aime Caroline LUISTERTIP Je kunt aan de toon van iemands stem horen of hij / zij een vraag stelt, of heel enthousiast, boos is enz. 16 Écoutez et soulignez cd 1 PRONONCIATION track 1 en 2 Luister nog eens naar de twee fragmenten van tekst 2. Als je de onderstreepte woorden uitspreekt, hoe klinkt dat dan ongeveer? Onderstreep wat er het dichtst bij ligt. 1 Et les couleurs! kouluur / koeleur 2 Bof, je n'aime pas le jaune. zjoon / zjaun Le bleu et l'orange... oui c'est beau. boo / bouw 4 Alors, qui est-ce? kwie / kie 5 Voilà, il est pour toi. voolaa / vwalaa 6 Maintenant avec toutes vos idoles! toet / toot 17 Cherchez et complétez GRAMMAIRE Zoek in de tekst de juiste vormen van het werkwoord aimer en vul deze in. 1 J' le hard-rock. 2 Tu les films? Non, je n' pas les films. 4 Tu une fille dans la classe? 5 J' Caroline. Écoutez et prononcez cd 1 18 VOCABULAIRE track Luister naar de woorden van les 2 en spreek ze na. 48

10 HERHALING Écoutez et cochez cd 1 19 track 1 A Luister naar fragment 2a. Kruis in het schema de kleuren aan die het meisje mooi vindt. wit rood blauw oranje geel groen Kleuren die het meisje mooi vindt: Kleuren die de mevrouw mooi vindt: Kleuren die de mevrouw niet mooi vindt: B Luister nog eens en kruis nu de kleuren aan waar de mevrouw van houdt. C Kruis nu de kleuren aan waar de mevrouw niet van houdt. Écoutez et cochez cd 1 20 track 2 Lees de vraag. Luister naar fragment 2b. Kruis het juiste antwoord aan. 1 Wat doen de jongen en het meisje? Ze bekijken een voetbalfilm. Ze ruilen foto's van voetballers. Ze praten over andere leerlingen. Écoutez et soulignez cd 1 21 track 2 Luister naar fragment 2b en geef antwoord. 1 Onderstreep van welke voetballers het meisje houdt. Barthez / Henry / Zidane / Karembeu 2 Onderstreep om welke voetballers de jongen niets geeft. Barthez / Henry / Zidane / Karembeu Op welke voetballer(s) zijn de jongen en het meisje allebei gek?. VERRIJKING 22 Écoutez et remplissez cd 1 track 1 en 2 Luister in fragment 2a en 2b naar de volgende zinnen. Geef bij iedere zin aan of de spreker iets mooi (+), heel erg mooi (++), niet mooi (-) of lelijk (--) vindt. 1 J'adore le bleu et le jaune! 5 Les couleurs Flévopale, c'est chouette! 2 Je préfère le rouge. 6 Je n'aime pas Barthez. Le vert? Oh non, c'est moche! 7 Hum, j'aime bien Henry. 4 Le bleu et l'orange, c'est beau! 8 Zidane!! Oh, j'adore Zidane! 2 À vous! Doe deze opdracht samen. Wissel van rol. Van welke kleuren houden jullie wel en van welke niet? Noem steeds twee kleuren. Gebruik uitdrukkingen als: J'aime, Je déteste, J'adore le... of andere, bijv. die uit opdracht 15 of

11 CHAPITRE LEÇON À LA UNE LIRE 24 Orientation Bekijk de illustraties op blz. 44 en 45 van je livre de textes. Lees de vragen en indien nodig de bijbehorende tekst. Geef antwoord. 1 Wie is het mannetje op de tekening bij tekst 1? 2 Waarvan houdt Ilona? Wat zijn de Galeries Lafayette? 4 Waar gaat tekst 4 over? 25 Regardez et cochez A Bekijk de teksten en kruis aan welke soort teksten er in voorkomen. nummer tekst nummer tekst 1 advertentie 5 folder - 2 verhaaltje - 6 krantenberichtjes gedicht 7 interview 4 weerbericht - 8 telefoongesprek - B Zet achter de tekstsoorten die je hebt aangekruist het nummer van de bijbehorende tekst. 26 Lisez et répondez Lees de vragen hieronder. Zoek de antwoorden op in tekst 1 en noteer deze. 1 Wie zijn in gesprek met meneer Aime-Tout?. 2 Wat willen ze steeds van hem weten?. Door welk Frans werkwoord weet je dat?. 27 Lisez et soulignez Lees tekst 1 en onderstreep de onderwerpen waarover gepraat wordt. wijn - kinderen - sport - muziek - computerspelletjes - dansen - film 28 Cherchez et notez A Zoek in tekst 1 op waar meneer Aime-Tout wel of niet van houdt. Zet ++ als dat erg veel is, + als hij er van houdt en - als hij er niet van houdt. sport muziek dans films interviews B Vul de zin aan. Zoek zo nodig eerst het woord tout op in je woordenlijst. De naam van meneer Aime-Tout past goed bij hem, want hij. Lisez et notez 29 VOCABULAIRE A Lees de tip. Zoek de volgende woorden uit tekst 2 op en noteer de Nederlandse betekenis. Gebruik zo nodig je (digitale) woordenboek. LEESTIP Kijk bij het lezen van teksten naar woorden die je herkent vanuit het Nederlands of een andere taal, bijv. het Engels. Dat helpt bij het begrijpen ervan. 50

12 LEÇON entrée gratuite zoo anniversaire bébé éléphant attention B Noteer in kolom met de letters N, E of W of je het woord wist vanuit het Nederlands (N), het Engels (E) of omdat je het hebt opgezocht (W). 0 Cherchez et répondez A Zoek in het eerste deel van tekst 2 de antwoorden op de vragen. 1 Over welke dag gaat het in de tekst? 2 Waar moet je zijn? Welk voordeel is er dan voor jongeren van -15 jaar? 4 Waarom is dat? B Lees het tweede deel van tekst 2 op blz. 44 van je livre de textes en vul de antwoorden in. 1 Ilona is een ; dat weet ik door het Franse woord: 2 Wat is daar zo bijzonder aan? 1 Cherchez et notez Zoek in tekst de antwoorden op de volgende vragen. 1 Voor wie is deze advertentie bestemd? 2 Welke afdelingen van les Galeries Lafayette worden genoemd? Wat voor soort producten worden aangeboden (zoek zo nodig op)? 4 Waarvoor is een deel van het geld van de verkoop deze week bestemd? 2 Regardez, lisez et répondez Lees tekst 4 en bekijk de illustratie. Geef antwoord. 1 Welke kleuren hebben de appels in het gedicht?. 2 Waar is de 'jij' van dit gedicht (woord zo nodig opzoeken)?. Prononcez cd 1 VOCABULAIRE track 4 Luister naar de woorden van deze les en spreek ze na. 51

13 HERHALING 4 Complétez Vul de juiste vorm van het werkwoord être in. 1 Je un fan de cinéma. 4 Tu dehors? 2 Mon frère aussi, il fan de Harry Potter. 5 Non, je dans ma chambre. Les tee-shirts 2,00. 6 C' super! Donnez les numéros de téléphone 5 PRONONCIATION Doe deze opdracht samen. De één stelt de vraag. De ander antwoordt. De cijfers per twee nemen. Wissel van rol. Geef elkaar nog andere nummers op! 1 Le zoo de Lyon, c'est quel numéro? C'est le Les Galeries Lafayette, c'est quel numéro? C'est le VERRIJKING 6 Lisez et choisissez A Lees tekst en kruis het juiste antwoord aan. Wat is er voor bijzonders bij de Galeries Lafayette? De hoofdfiguur van de Harry Potter films komt er op bezoek. Er wordt een feest gegeven voor jongeren. Het warenhuis viert feest met een speciale actie. B Lees de tekst in het wolkje en onderstreep het juiste antwoord. 1 Wat voor soort tekst is dit? 2 Wanneer kun je schrijven aan: Onderstreep het juiste antwoord. Als je: zelf een verhaal of gedicht hebt / opmerkingen over een artikel hebt. Zoek de betekenis van de volgende woorden op en noteer deze: la boîte aux letters = ; un poème = ; une petite histoire = ; un citoyen =. Cherchez et notez 7 VOCABULAIRE A Doe deze opdracht samen. Zoek bij iedere zin de zin die erop rijmt en noteer deze. Kies uit: C'est dehors! Vente de casquettes! Il est où? Non, merci! Pas de cadeaux! J'aime le cinéma. Astrid est mon nom. Avec Indira, son enfant. Pour les animaux... C'est où le sport? Je suis Mila, Voilà un grand éléphant. Une pomme aussi? Attention! Monsieur Aime-Tout. Aux Galeries Lafayette... B Draag om beurten een rijmpje voor. Let op een mooie uitspraak

14 4 LEÇON ON ADORE! ÉCRIRE & GRAMMAIRE 8 Orientation Bekijk de tekeningen op blz. 46 en 47 van je livre de textes, en beantwoord de vragen. 1 Wat is Caro aan het doen? 2 Met wie doet zij dat? Denk je dat Caro van videospelletjes houdt? En waaraan heb je dat gezien? 4 Waarover praten Michel en Jérôme denk je? 9 Lisez et cherchez A Zoek in de teksten naar uitdrukkingen waarmee je kunt zeggen of je iets leuk vindt of niet. Frans Nederlands B Schrijf de Nederlandse betekenis in de tweede kolom. Complétez 40 GRAMMAIRE Zet de juiste uitgang achter de stam van het werkwoord. GRAMMATICATIP Als het werkwoord begint met een klinker of een stomme h dan verandert je in j'. Bijv.: J'habite à Bordeaux. wonen in Bordeaux habiter à Bordeaux ik woon in Bordeaux j' habit jij woont in Bordeaux tu habit hij woont in Bordeaux il habit zij woont in Bordeaux elle habit wij wonen in Bordeaux nous habit jullie / u wonen in Bordeaux vous habit zij (mnl. mv) wonen in Bordeaux ils habit zij (vrl. mv) wonen in Bordeaux elles habit Soulignez 41 GRAMMAIRE Lees de grammaticaregel over ontkenningen op blz. 47 van je livre de textes. Onderstreep in de volgende zinnen de werkwoordsvormen met de ontkenningen. GRAMMATICATIP Als ne voor een werkwoord staat met een klinker, dan verandert ne in n'! - Il aime le coca - Elle n'aime pas le coca. 5

15 LEÇON 4 1 J'écoute l'album de Renaud. 2 Je n'aime pas l'album de Renaud. Nous jouons au foot. 4 Michel ne joue pas au foot. 5 Il habite à Bordeaux. 6 Nous n'habitons pas à Paris. 7 Vous n'aimez pas les ordinateurs? 8 Il n'est pas sportif! 9 J'aime l'actrice Juliette Binoche. 10 Michel n'aime pas les films avec Juliette Binoche. Complétez et parlez 42 GRAMMAIRE A Maak de zinnen ontkennend. Exemple: J'aime le sport. Je n'aime pas le sport. Bevestigende zinnen Ontkennende zinnen 1 Nous aimons Céline Dion. Nous aimons Céline Dion. 2 Aziz adore le foot. Aziz adore le foot. Ils jouent au basket. Ils jouent au basket. 4 Elles aiment les jeux vidéo. Elles aiment les jeux vidéo. 5 Michel aime la musique pop. Michel aime pas musique pop. B Doe deze oefening nu ook mondeling. De een leest de bevestigende zinnen hardop en de ander maakt de zinnen ontkennend zonder in het werkboek te kijken. Wissel van rol. 4 Complétez GRAMMAIRE A Bestudeer het grammaticablok over het meervoud. Vul het schema in op dezelfde manier als in het voorbeeld. Frans mnl. enkv. Frans mnl. mv Nederlands mv Frans vrl. enkv. Frans vrl. mv Nederlands mv le garçon les garçons de jongens la fille les filles de meisjes l'album la maison le frère l'école le film la chaise le lit la voiture le chat la photo l'étage la chambre le poster la table B Maak de volgende zin af. Wanneer je een Frans woord in het meervoud wilt zetten, verander je le, la, l' in en zet je achter het zelfstandig naamwoord een. 54

16 HERHALING Appliquez 44 GRAMMAIRE Vul de juiste werkwoordsvorm van het werkwoord aimer in. 1 Tu le sport? 2 Non, je n' pas le sport. Michel les jeux vidéo. 4 Aziz et Caro le foot. 5 Vous le foot aussi, monsieur et madame Arbaud? 6 Non, nous n' pas le foot mais nous le rugby. Cherchez et notez 45 VOCABULAIRE A Zoek samen met een klasgenoot de gegeven woorden op in een woordenboek. Noteer het juiste lidwoord voor het woord. Frans Nederlands Frans mv Frans Nederlands Frans mv radio chien musée gare note robe nom vendeuse rue jardin disque adresse B Schrijf de betekenis op en zet daarna het woord in het meervoud. VERRIJKING À toi 46 PRONONCIATION A Vraag aan een klasgenoot of hij / zij houdt van de dingen die zijn afgebeeld. Je klasgenoot antwoordt bevestigend. Wissel van rol. Doe de oefening nog een keer, maar gebruik een ontkennend antwoord. SPREEKTIP Tu in de vraag Je in het antwoord. Exemple: Tu aimes le foot? Oui, j'aime le foot. Tu aimes le foot? Non, je n'aime pas le foot. B Verzin zelf een paar vragen waarin je het werkwoord aimer gebruikt. 55

17 5 CHAPITRE LEÇON LE MATCH DE FOOT PARLER & EXPRESSIONS 47 Orientation cd 1 track 5 A Bekijk de tekeningen op blz. 48 en 49 van je livre de textes. Luister naar de tekst en kruis aan: vrai of faux. vrai faux 1 Iedereen zit voor de tv. 2 Er is voetballen op de tv. - Nederland speelt tegen Frankrijk. - 4 De Fransen spelen goed. 5 Het is 1-0 voor Frankrijk. 6 Jérôme en Caro zijn dol op voetbal. 7 De tv valt opeens uit. - 8 Jérôme maakt de tv. 9 De storing kwam door de muis. - B Luister nog een keer en controleer je antwoorden. Zet achter de zinnen die faux zijn, waarom dit zo is. Comment dit-on? 48 GRAMMAIRE Bestudeer de uitdrukkingen en de grammatica op blz. 49 van je livre de textes. Hoe zeg je in het Frans: 1 Ik speel niet. 2 Ik houd niet van computerspelletjes. Houd jij van voetbal? 4 Ja, dat is geweldig. 5 Nee, het is waardeloos. Ton opinion 49 VOCABULAIRE Wat is jouw mening over de dingen die hieronder staan afgebeeld? Geef telkens twee antwoorden, één positief en één negatief. Kies uit: Ik ben dol op Ik houd van Ik heb een hekel aan Het is geweldig / vreselijk / mooi / lelijk Het gaat wel Exemple: J'adore les lézards. C'est génial. / Je déteste les lézards. C'est horrible

18 LEÇON 5 Prononciation cd 1 50 PRONONCIATION track 6 Bestudeer de uitspraakregels. Luister naar de zinnen. Onderstreep de eindletters die je niet hoort. Exemple: Tu ne sais pas? 1 Tu aimes le foot? 2 C'est super. Vous aimez le rugby? 4 Je déteste Jérôme! 5 Voilà les Bleus! 6 Tu es Français? 51 Prononciation cd 1 PRONONCIATION track 7 Luister naar de zinnen. Onderstreep de woorden die met elkaar worden verbonden. 1 Il aime le hockey. 5 Nous aimons les chips. 2 Ils aiment le rap. 6 Elle aime Céline Dion. Nous jouons aux cartes. 7 Vous êtes Hollandais? 4 Vous aimez le rock? 8 Il joue au foot. Formez les phrases 52 VOCABULAIRE A Beantwoord de vraag. Wanneer gebruik je n'... pas in plaats van ne... pas? GRAMMATICATIP 'Niet' is in het Frans: ne / n'... pas. Ne / n' staat direct voor het werkwoord, pas staat er meteen achter: Je ne sais pas. B Maak de zinnen hieronder ontkennend. 1 Les Bleus jouent bien. 2 Elle écoute la musique. Nous regardons la télé. 4 Tu aimes le foot. 5 Je déteste les souris. 6 Il est jeune. 5 Remplissez Vul de juiste vorm in. Kies eerst het werkwoord dat op grond van de betekenis het beste past en zet het daarna in de juiste vorm. Gebruik elk werkwoord één keer. Kies uit: aimer détester adorer avoir habiter être 1 Ils à Bordeaux. 4 Nous Hollandais. 2 J beaucoup les animaux. 5 Vous le sport. Tu une grande chambre? 6 Elle les souris. 57

19 HERHALING 54 Interview Neem een klasgenoot het volgende interview af. Wissel na afloop van rol. Jij Je klasgenoot 1 Hoe heet je? 2 Ik heet... / Ik ben... SPREEKTIP Gebruik in een gesprek zo nodig de volgende handige uitdrukkingen: Je ne sais pas. (Om na te denken of als je het antwoord niet weet.) C'est vrai? (verbazing) Ah non, pas moi! Hoe oud ben je? 4 Ik ben... jaar. 5 Waar woon je? 6 Ik woon... 7 Heb je een broer /zus? 8 Ja, ik heb een broer / een zus. 9 Houd je van sport? 10 Ja, ik ben dol op sport. / Nee ik heb een hekel aan sport. 11 Echt waar? Houd je van muziek? 12 Ja, ik ben dol op popmuziek. VERRIJKING 55 Quel sport? Kies om de beurt één of twee sporten hieronder. Vertel een klasgenoot welke sport(en) jij beoefent en hoe je dat vindt. Vraag hem / haar aan welke sport hij / zij doet enz. Vertel ook aan welke sport je vrienden / vriendinnen doen, enz. Praat zo lang mogelijk door over alle sporten in het Frans. Als je het Franse woord voor een sport niet weet, kun je het opzoeken in je woordenboek! Exemples: Moi, je joue au volley. C'est super. Et toi? Moi, je joue au ping-pong. Ça va. Et Eric? Eric, il joue au tennis. Il aime ça. Et Simone et Patrick? SPREEKTIP Bij spreken hoeft niet alles altijd echt waar te zijn. Het gaat erom dat je zo lang mogelijk Frans spreekt

20 TEST TOUT COMPRIS? Deze test gaat over de woordjes, grammatica en expressions van dit hoofdstuk. Op de site kun je met het Assessment testen hoe goed je het hele hoofdstuk beheerst. Combinez 56 VOCABULAIRE Zoek de juiste getallen bij elkaar. 1 cinquante a vijftien 1 2 quarante-quatre b vierenveertig 2 trente-neuf c dertien 4 quinze d vijftig 4 5 vingt-huit e tweeëndertig 5 6 treize f twaalf 6 7 vingt-cinq g negenendertig 7 8 trente-deux h achtentwintig 8 9 douze i vijfentwintig 9 Traduisez 57 VOCABULAIRE Vertaal de onderstreepte woorden in het Nederlands. 1 Tu aimes les dessins. 2 Il joue le jeu. Nous adorons le film. 4 Elle est contente. 5 La soeur est sympa. 58 Remplissez GRAMMAIRE Vul van het gegeven werkwoord tussen haakjes de juiste vorm in. Geef daarna de Nederlandse betekenis van de ingevulde vorm. 1 (habiter) Tu à Bordeaux. 2 (aimer) Nous les ordinateurs. (adorer) J' les jeux vidéo. 4 (jouer) Vous au foot. 5 (regarder) Elles un film. 6 (habiter) Il à Bordeaux. 7 (aimer) J' le dessin. 8 (détester) Ils le basket. 59 Choisissez VOCABULAIRE Geef aan of onderstaande zinnen een positieve (+ /++) of een negatieve (-/ - -) mening uitdrukken. 1 J'aime le foot. 4 Tu détestes le foot. 2 Tu adores le basket. 5 Ils préfèrent le dessin. Elle n'aime pas la musique pop. 59

21 TEST Répondez 60 GRAMMAIRE Maak onderstaande zinnen ontkennend. Exemple: Tu aimes la musique pop. - Tu n'aimes pas la musique pop. 1 Tu détestes les jeux vidéo. 2 Elles jouent au foot. Vous regardez la télé. 4 Tu regardes l'album 61 Remplissez GRAMMAIRE Vul de juiste werkwoordsvorm in van het werkwoord être en vertaal vervolgens de zin in het Nederlands. 1 Je Hollandais. 2 Elle à la maison. Nous fan de foot. 4 Vous Monsieur Arbaud? 5 Ils en vacances. 6 Tu nul en maths. Remplissez 62 GRAMMAIRE Zet onderstaande woorden in het meervoud. Exemple: le garçon - les garçons 1 Le film 2 La fille L'ordinateur 4 Le disque 5 La maison 6 L'album 7 La peinture Comment dit-on... 6 VOCABULAIRE Wat zou je in het Frans zeggen? 1 Dat is waardeloos! 2 Dat is te gek! Dat is afschuwelijk! 4 Ik ben dol op voetbal. 5 Hij heeft een hekel aan de muziek. 60

22 LEÇON A FANS DE... DOSSIER FRANCE 64 Orientation A Bekijk de titel, ondertitels en foto's van de teksten op blz. 50 en 51 van je livre de textes en geef antwoord op de vragen. 1 Onderstreep wat juist is. De vier teksten gaan over wat een aantal mensen in de toekomst willen worden / erg leuk vinden / gaan doen / als avontuur hebben beleefd. 2 Welke Franse woorden hebben je tot dit antwoord gebracht: B Lees de titels van de vier teksten. Wat hoort bij wie? Trek een lijn tussen de namen van de personen en de tekeningen hieronder die daar bij horen. Nicolas Hugues Léonard Pauline l'équipe des filles 65 Lisez et cochez Lees tekst 1 en kruis aan van wie de uitspraken zijn. Uitspraak Nicolas Léonard 1 Ik volg een kookles op school. 2 Ik volg een kookles in Parijs. Ik houd niet van sport. 4 Ik werk in een restaurant. 5 Ik volg een kookprogramma op de tv. 6 De lessen zijn niet makkelijk. 7 Als er een feest is, kook ik iets. 66 Lisez, répondez et combinez A Lees tekst 2 en onderstreep het goede antwoord. Wat is de '24 Heures du Mans'? een fietswedstrijd / een autorace / een zwemcompetitie. B Combineer cijfers en uitleg van die cijfers. 1 1,6 a leeftijd Hugues b nummer van het departement waar Grenoble in ligt 2 24 c lengte van het circuit (km) 4 8 d aantal toeschouwers van de race e aantal uren dat de race duurt f jaar waarin de eerste race is gehouden 6 C Zoek in tekst zinnen die iets over de '24 Heures du Mans' zeggen. Schrijf die over. 61

23 LEÇON A 67 Lisez et répondez Kijk naar de foto bij tekst en lees de tekst. Beantwoord de vragen. 1 Welke sport wordt beoefend? 2 Uit welk land komt het meisjesteam? Spelen ze alleen in dat land? 4 Welk titel hebben ze bereikt? 5 Welke vraag wordt aan het begin van de tekst gesteld? 6 Is het antwoord daarop ja of nee volgens de tekst? 68 Cherchez Ken je de bal waarmee je onderstaande sporten speelt? Zet het nummer van de bal achter de naam van de sport. 1 le golf 4 le football 2 le rugby 5 le ping-pong le basket 6 le tennis 69 Répondez par vrai ou faux A Lees tekst 4 en kruis aan of de beweringen hieronder vrai of faux zijn. 1 Samantha is de naam van de vriendin van Pauline. 2 Het programma wordt erg gewaardeerd in Frankrijk en in Canada. De hoofdrollen worden door een jongen en een meisje gespeeld. vrai faux - 4 Doudi speelt Chantal. 5 Chantal is de vriendin van Samantha. - B Vul in de laatste kolom in wat het goede antwoord had moeten zijn bij de zinnen waar faux aangekruist is. 70 Infos France Lees Infos France en beantwoord de vragen. 1 Schrijf de naam op van de drie autoraces die in Infos France genoemd worden: 2 Zoek op internet of in je atlas welke plaats zuidelijker ligt: Le Mans of Monaco? Waarom is Paris-Dakar een moeilijke race, denk je? 62

24 CHAPITRE LEÇON B ON TOURNE! REGARDER & ÉCOUTER 71 Répondez, choisissez et remplissez A Je gaat kijken naar een fragment op de dvd. Er worden allerlei dames en heren aan je voorgesteld. Kijk een keer en beantwoord onderstaande vragen. 1 Hoe zeg je in het Frans 'Dag dames'? 2 Hoe zeg je in het Frans 'Dag heren'? B Kijk nog een keer naar het fragment en streep het woord door dat niet in de zin hoort. 1 Monsieur Nilfred est de Zürich / Paris. 2 Mademoiselle Irène Ström est de Florence / Copenhague. C Maak nu de volgende Franse zinnen af. 1 À Paris on parle. 2 À Rome on parle. À Munich on parle. 4 En Espagne on parle. 5 Elle habite à Florence, elle parle. 72 Répondez A Kijk naar het fragment. Op de fiets zitten twaalf mensen met zes verschillende nationaliteiten. Vul in uit welk land ze komen, doe dit in de volgorde van het fragment. Kies uit onderstaande landen. Je houdt twee landen over. Duitsland Nederland Spanje Portugal Italië Denemarken Zweden Engeland 1 Een man en een vrouw uit. 2 Een man en een vrouw uit. Een man en een vrouw uit. 4 Een man en een vrouw uit. 5 Een man en een vrouw uit. 6 Een man uit. B Beantwoord de vragen. 1 Waaraan zie je waar ze vandaan komen? 2 Hoe hoor je meestal het verschil tussen de man en de vrouw? Noem twee dingen. 7 La bande du foyer: regardez et cochez. Kijk naar het beeldverhaal en lees onderstaande zinnen. Kruis aan of de zinnen vrai of faux zijn. vrai faux 1 Caroline vergeet eerst haar moeder te begroeten. 2 Caroline's moeder ruimt graag Caroline's spullen op. Caroline heeft tien nieuwe mailtjes in haar mailbox. 4 De Franse voetbalbond vraagt hulpjes in het stadion. 5 Het baantje van Caroline valt erg tegen. 6