Notitie Bestemmingsplan Kern en Plassen

Transcriptie

1 Ingenieursbureau Notitie Bestemmingsplan Kern en Plassen Analyse externe veiligheid Actualisatie van rapport 10 oktober 2005 Opdrachtgever ds+v Projectcode Datum 15 april 2008 Versie 2 Projectleider: ing. P.J.G. Bruijkers Opsteller: Ir. B. Duursma / Ir.T. van Hille Paraaf Projectleider: Paraaf opsteller:

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Inventarisatie relevante risicobronnen 5 3. Ontwikkelingen 7 1 (1) Woonvlek Jasonweg 7 2 (2) Cossee-terrein 7 3 Parkeerdek binnenterrein Streksingel Freericksplaats 7 4 (3) Nieuwe horeca Wessenbruchlaan (schuin tegenover Cauchos) 7 5 (4) Woningbouw ter plekke van Van der Valk 7 6 (5) Botenloods / hellingbaan 7 7 (6) Lintbebouwing Straatweg 7 8 (7) Woonbebouwing Straatweg (8) Molenweide (code A) 8 10 (9) Lommerijk 8 4. Analyse van het risico van A20 en Goudse lijn Invoergegevens huidige transportgegevens Toekomstige transporten Ruimtelijke bezetting nu en straks Groepsrisico A Groepsrisico Goudse lijn Huidig transport Toekomstig transport Conclusies Literatuur Bijlage 1: Wat is risico? Bijlage 2: Nieuwe ontwikkelingen 21 Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

3 1. Inleiding Deze notitie is een actualisatie van het rapport Bestemmingsplan Kern en Plassen van 10 oktober De ontwikkelingen volgens hoofdstuk 3 zijn hierin kwalitatief beschouwd. Berekeningen zijn niet uitgevoerd zodat deze notitie niet gelezen kan worden zonder het oorspronkelijke rapport erbij. De afwijkingen van het oorspronkelijke rapport zijn cursief aangegeven. De rekenapparaten zijn in deze notitie niet opgenomen. De gemeente Rotterdam stelt het bestemmingsplan Kern en Plassen op. Om het bestemmingsplan te kunnen vaststellen is een beoordeling van het externe veiligheidsrisico noodzakelijk. Door ds+v is aan IGWR gevraagd hiervoor een onderzoek te doen. In het bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In de invloedzone van het vliegveld wordt één nieuwbouwplan met 8 nieuwe woningen gerealiseerd. Het doel van dit project is: het inventariseren van de risicobronnen in en rondom het plangebied Kern en Plassen; het kwalitatief dan wel zo nodig kwantitatief vaststellen van de omvang van het risico van de verschillende bronnen. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 en de spoorlijn Rotterdam-Gouda (Goudse lijn) zal worden berekend en getoetst aan wet- en regelgeving. Van de overige bronnen (bedrijven, LPG-tankstations, ondergrondse leidingen, andere transportroutes) zal gemotiveerd worden aangegeven waarom deze bronnen niet relevant zijn. Van het vliegveld Rotterdam Airport zullen de plaatsgebonden risicocontouren worden opgenomen in het rapport en zal kwalitatief worden aangegeven wat de toename van de nieuwe of gewijzigde bestemmingen op het groepsrisico is. In hoofdstuk 2 wordt de inventarisatie van de risicobronnen gedaan. In hoofdstuk 3 is een overzicht gegeven van de nieuwe ontwikkelingen die in ontwerpbestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Hoofdstuk 4 van dit rapport omvat de uitgangspunten, de berekeningen en de resultaten van het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico van Rotterdam Airport, A20 en Goudse spoor. In hoofdstuk 5 worden de conclusies vermeld. De gebruikte literatuur wordt vermeld in hoofdstuk 6. Bijlage 1 geeft een toelichting op het begrip risico. Bijlage 2 is een tekening met de ontwikkelingen opgenomen. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

4 Bijlage 3 bevat de rekenrapporten. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

5 2. Inventarisatie relevante risicobronnen Binnen het plangebied en de directe omgeving lopen geen leidingen met gevaarlijke stoffen (vloeistoffen of gassen onder hoge druk). Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen bedrijven die een extern veiligheidsrisico veroorzaken. Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich de autosnelweg A20 en de spoorlijn Rotterdam- Gouda, dit zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Deze bronnen worden in dit onderzoek behandeld. Het Plangebied bevindt zich binnen de invloedssfeer van het vliegverkeer van Airport Rotterdam. In figuur 1 zijn de plaatsgebonden risicocontouren weergegeven. Figuur 1: Plaatsgebonden risicocontouren Rotterdam Airport, autonome ontwikkeling Bron: MER Nieuwe Inrichting Rotterdam Airport [IGWR 1999] De maatgevende 10-6 contour valt buiten het plangebied. Een deel van het Plangebied bevindt zich binnen de invloedzone (10-7 plaatsgebonden risicocontour van Airport Rotterdam). Verdichtingen van ruimtelijke functies binnen de 10-7 contour die gepaard gaan met een hogere personenaanwezigheid verhogen het groepsrisico. Bij het bepalen van het groepsrisico speelt de verdeling van de bevolking rond de luchthaven een rol. Figuur 2 toont de groepsrisicocurve voor de situatie in 1999 en voor de autonome ontwikkeling. Ter vergelijking is in deze figuur de oriënterende waarde die geldt voor inrichtingen getekend. Het groepsrisico overschrijdt de oriënterende waarde. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

6 Figuur 2: Groepsrisico Rotterdam Airport Groepsrisico: Rotterdam Airport 1,00E-02 FN: kans op N of meer slachtoffers (per jaar) 1,00E-03 1,00E-04 1,00E-05 1,00E-06 1,00E-07 1,00E-08 1,00E-09 1,00E Aantal slachtoffers (N) Autonome ontwikkeling Oriënterende waarde bij inrichtingen Huidige situatie Bron: MER Nieuwe Inrichting Rotterdam Airport [IGWR 1999] In figuur 1 is te zien dat het groepsrisico bij autonome ontwikkeling lager ligt dan in de huidige situatie. De veranderingen in het risico vanwege het vliegverkeer hangen vooral samen met de veranderingen in de samenstelling van de luchtvloot (minder zware toestellen met als gevolg een kleinere kans op ongevallen met veel slachtoffers). In de autonome ontwikkeling anno 2005 moet rekening worden gehouden met het plangebied Zestienhoven, er bevinden zich dan ruim 3200 woningen binnen de contour van Rotterdam Airport [IGWR 2004]. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 2,15 betekent dit 7310 inwoners. Tussen de en contour woont nu al een veelvoud van dit aantal personen, vrijwel het gehele woongebied van Schiebroek en Overschie ligt tussen deze contouren. Als gevolg van het nieuwbouwplan Zestienhoven neemt het aantal personen tussen de en contour maar beperkt (214 personen) toe. Voor plannen die het groepsrisico verder doen toenemen, geldt een bestuurlijke verantwoordingsplicht. Hiervoor heeft de provincie Zuid-Holland het Champ besluit als procesinstrument ontwikkelt. Voor de bestemmingsplanprocedure Zestienhoven is een Champ notitie opgesteld en aan de bestemmingsplanstukken toegevoegd. Het bestemmingsplan Kern & Plassen kent één nieuwbouwlocatie met maximaal 8 nieuwe woningen tussen de en contour. Dit betekent een zeer geringe en niet significante toename van het groepsrisico. Overwogen kan worden het opstellen van een Champ document achterwege te laten vanwege deze zeer kleine toename van het groepsrisico in het bestaande woongebied van Schiebroek. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

7 3. Ontwikkelingen In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de ontwikkelingen die in het ontwerpbestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. In bijlage 2 is een kaart opgenomen waarop de ontwikkelingen zijn aangegeven. Achter de nummers zijis de nummering op de tekennig aangegeven. 1 (1) Woonvlek Jasonweg Huidige situatie: groenbestemming; Gepland: bestemming wonen (W I) voor maximaal 8 woningen, 10 m hoog, ontsluiting met brug over water naar Jasonweg. 2 (2) Cossee-terrein Huidige situatie: divers (woningen, winkel [Aldi], bedrijfsloodsen, circa 20 garageboxen, kerkgebouw). Is dooie boel; Sloop: alles; Gepland: gemengde bestemming met lappendeken aan bestemmingen (4 lagen van 17 à 18 m hoogte; totaal m 2 bvo): 1 Ondergrondse parkeerkelder, 2 Winkelcentrum met winkels op begane grond (!) goed voor m2 bvo (commercieel), 3 Maatschappelijke voorziening (3.000 m 2 bvo; met o.a. een bibliotheek), horeca (750 m 2 ) en kantoren (3.000 m 2 ), 4 75 Nieuwe woningen (ongeveer m 2 ); Projectontwikkelaar wil m2 voor 2 en 3. 3 Parkeerdek binnenterrein Streksingel Freericksplaats Huidige situatie: parkeerdek met 96 plaatsen Gepland: extra parkeerdek voor 44 parkeerplaatsen voor winkelgebied 4 (3) Nieuwe horeca Wessenbruchlaan (schuin tegenover Cauchos) Huidige situatie: bestemming verblijfsgebied Gepland: in aansluiting op restaurant Cauchos wordt aan de overkant van de straat een nieuwe horecagelegenheid mogelijk gemaakt: o Een theepaviljoen, maximaal 200 m 2, 1 laag (4,2 m hoog). 5 (4) Woningbouw ter plekke van Van der Valk Huidige situatie: Van de Valk restaurant Gepland: woningbouw, 16 m hoog (5 woonlagen) o (1.750 * 5 = )8.750 m 2 oftewel ongeveer (8.750 / 120 =) 80 woningen 6 (5) Botenloods / hellingbaan Betreft botenloods voor hulpdiensten (politie, ambulance, brandweer) maar ook voor gezamenlijke surveillances met de dienst Sport en Recreatie. 7 (6) Lintbebouwing Straatweg Huidige situatie: in vigerende BP mogen 15 m diep vanaf de Straatweg woningen worden gerealiseerd Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

8 Gepland: tot 30 meter diep woningen worden gerealiseerd zijn 1 hoofdgebouw per perceel. De verwachting is dat er nauwelijks wordt bijgebouwd (voor niet relevant) 8 (7) Woonbebouwing Straatweg 171 Huidige situatie: 1 woning in herbouwd monument Wordt bestemd voor woningbouw: tot 120 meter vanaf de Straatweg mogen 2 à 4 panden (14 m hoog [goot 7m hoog + kap 7m hoog]; 4 nieuwe woningen) worden gerealiseerd 9 (8) Molenweide (code A) Realisatie parkeerterrein achter Straatweg 143 tot en met 155 en een toegangsweg tussen Straatweg 151 en 153 voor recreëren op eilanden (vervangt het parkeren langs de Straatweg) 10 (9) Lommerijk Huidige situatie: enkel horeca Gepland: realisatie van m 2 gemengde bestemming, respectievelijk 14 / 16 / 14 meter hoog o Waarvan m 2 voor horeca en zalenverhuur o De rest (4.500 m 2 )wordt (4.500 / 120 = ) 45 woningen (gevoelige bestemming) Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

9 4. Analyse van het risico van A20 en Goudse lijn De risicoberekeningen zijn verricht met behulp van het rekenprogramma RBMII. De berekeningen zijn gedaan voor het groepsrisico ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 en het spoor (Goudse lijn) evenwijdig aan de A20. Gegevens over de aanwezigheidsdichtheid (bewoners, werknemers, bezoekers e.d.) rondom het studiegebied zijn opgenomen in bijlage Invoergegevens huidige transportgegevens Wegtransport Gebruikmakend van de meest recente telcijfers [PZH 2002], is geïnventariseerd welke gevaarlijke stoffen over de A20 vervoerd worden. De voor externe veiligheid relevante categorieën stoffen en hun intensiteit zijn in tabel 1 weergegeven. Tabel 1. Transport intensiteiten gevaarlijke stoffen over de A20. Stof categorie Aantal [/jr] LF LF LT1 569 LT2 325 GF De volgende uitgangspunten zijn voor de berekeningen gehanteerd: Ongevalsfrequentie is 8,3x10-8 (1/vtg.km, standaard voor RBM-II); verdeling van overige transport over dag / nacht: 70% / 30%; bezetting woningen over dag / nacht: 70% / 100%; bezetting kantoren, winkels en bedrijven, dag / nacht verhouding: 100% / 0%. Railtransport Voor de risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen over de rail (Goudse lijn) werd van de gerealiseerde transportintensiteiten van het jaar 2002 gebruik gemaakt (bron: Prorail). Deze transportintensiteit wordt in tabel 3 weergegeven. Tabel 2. Transport intensiteit gevaarlijke stoffen spoor Rotterdam - Gouda. Stof categorie Type gevaar Transport intensiteit 2002 [aantal wagons/jaar] A Brandbaar gas 900 B2 Ammoniak Giftig gas 200 B3 Chloor Zeer toxisch gas 1300 C3 Zeer brandbare vloeistof 4750 D3 Giftige vloeistof 200 D4 Zeer giftige vloeistof 250 Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

10 Overige gegevens voor de risicoberekening zijn: Chloor transport vindt alleen s nachts plaats in bloktreinen; verdeling van overige transport over dag / nacht: 33% / 67%; bezetting woningen over dag / nacht: 70% / 100%; bezetting kantoren, winkels en bedrijven, dag / nacht verhouding: 100% / 0%; baanvaksnelheid is hoger dan 40 km/uur; brandbaar gas wordt in bonte treinen (wagons met verschillende stofcategorieën) vervoerd; ongevalsfrequentie is 3,65x10-8 (1/vtg.km, wissels standaard, geen overgangen). 4.2 Toekomstige transporten Wegtransport Van het toekomstige wegtransport zijn geen prognose gegevens beschikbaar. Verwacht wordt dat het gebruik van autogas (categorie GF3) op het zelfde niveau plaatsvindt als in de huidige situatie. Hierdoor zal het groepsrisico gelijk blijven. Voor het plaatsgebonden risico is het transport van de categorie brandbare vloeistoffen (LF) maatgevend. Groei van deze transportstromen zal de grootte van de plaatsgebonden risicocontouren doen toenemen. De huidige [PZH-2002] maatgevende 10-6 plaatsgebonden risicocontour ligt op nul meter van dit deel van de A20. In het rapport Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg [RWS, 2007] zijn toekomstscenario s uitgewerkt voor de ontwikkelingen vervoer gevaarlijke stoffen over de weg tot 2040 opgenomen. In dit rapport wordt aangegeven dat het gemiddelde transport in het maximum scenario tot 2020 toeneemt met ca. 15% (LF1, LF2) met 45% (LT1, LT2), en met 7% (GF3) (tabel 4.7). Gelet op de dichtstbijzijnde afstand van circa 80 meter tussen de A20 en het plangebied Kern en Plassen wordt niet verwacht dat binnen de komende 10 jaar de autonome groei van het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot een knelpunt met de norm voor het plaatsgebonden risico. Railtransport Door ProRail is een prognose gemaakt van het toekomstige railtransport van gevaarlijke stoffen. Na de ingebruikname van de Betuwelijn (2007) zal het groepsrisico ter plaatse van de Ceintuurbaan veranderen als gevolg van andere manieren van railtransporten (bron: Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, ProRail, 5 december 2003). Deze transportintensiteit wordt in tabel 3 weergegeven. Van dit transport wordt aangenomen dat het brandbaar gas in bonte treinen (wagons bevatten in één trein verschillende stofcategoriën) vervoerd, dit is een conservatieve aanname omdat voor de toekomst ( ) sprake is van bloktreinen voor deze stof. Bij bloktreinen vervalt het ongevalscenario van de warme Bleve wat het groepsrisico verkleint. Inmiddels heeft ProRail de marktverkenning van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor opgesteld. Deze beleidsvrije prognose is echter nog in discussie, zodat hieraan nog geen gegevens worden ontleend. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

11 Tabel 3: Transport intensiteit gevaarlijke stoffen spoor Rotterdam - Gouda. Stof categorie Type gevaar Transport intensiteit [aantal wagons/jaar] A Brandbaar gas 700 B2 Ammoniak Giftig gas 0 B3 Chloor Giftig gas 200 C3 Zeer brandbare vloeistof 1100 D3 Giftige vloeistof 150 D3 Zeer giftige vloeistof 0 Overige gegevens voor de risicoberekening zijn: Chloor transport vindt alleen s nachts plaats in bloktreinen; verdeling van overige transport over dag / nacht: 33% / 67%; bezetting woningen over dag / nacht: 70% / 100%; bezetting kantoren, winkels en bedrijven, dag / nacht verhouding: 100% / 0%; baanvaksnelheid is hoger dan 40 km/uur; brandbaar gas wordt in bonte treinen (wagon met verschillende stofcategoriën) vervoerd; ongevalskans is 3,65*10-8 (1/vtg.km, wissels standaard, geen overgangen). 4.3 Ruimtelijke bezetting nu en straks. Aan de hand van kaartmateriaal en tijdens een bezoek aan de locatie werd inzicht verkregen in het ruimtelijke gebruik van de voor de risicoberekening maatgevende zone van het Plangebied langs de A20 en de Goudse lijn. In het bestemmingsplan Kern en Plassen wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Veranderingen van functies en verdichtingen van aanwezigheden vinden niet plaats binnen 200 meter van de rand van de A20 en het Goudse spoor. De dichtstbijzijnde wijzigingen bevinden zich op ca. 470 meter en verder van deze transportroutes. Voor de risicoberekeningen is daarom de bestaande ruimtelijke omgeving gelijk aan de toekomstige ruimtelijke omgeving. Het externe veiligheidsrisico blijft gelijk. Gebaseerd op deze informatie is het ruimtelijk model van de omgeving van de Ceintuurbaan naar westelijke richting aangevuld zodat het hele invloedsgebied van het bestemmingsplan deel uitmaakt van de risicoberekeningen. Met dit model zijn de berekeningen uitgevoerd. Voor groepsrisico geldt de oriënterende waarde. De oriënterende waarde houdt in dat berekende risico s getoetst worden aan deze normen. Het groepsrisico voor het transport van gevaarlijke stoffen wordt per kilometer route berekend. Het plangebied loopt over een lengte van circa 2,4 km langs de A20 en Goudse lijn. Voor deze berekening is de gevaarlijkste kilometer in het studiegebied genomen 4.4 Groepsrisico A20 Plaatsgebonden risico De afstanden tot de plaatsgebonden risicocontouren zijn berekend en weergegeven in tabel 4. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

12 Tabel 4: Wegvervoer gevaarlijke stoffen, plaatsgebonden risicocontouren Traject Plaatsgebonden risicocontour (afstanden tot de wegas in meters) 10-6 /jr 10-7 /jr 10-8 /jr A Groepsrisico De berekende groepsrisicocurve is weergegeven in figuur 3. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

13 Figuur 3: Groepsrisico A20 Uit bovenstaand figuur is gebleken dat het groepsrisico ten gevolge van het gevaarlijke stoffen vervoer over de A20 de oriënterende waarde niet overschrijdt. Onder de aanname dat de transportintensiteiten van gevaarlijke stoffen in dezelfde mate toenemen als het gemiddelde transport in Nederland (zie 4.2), zou de frequentie van het Groepsrisico ten gevolge daarvan in orde van grootte maximaal 45% kunnen stijgen. De oriënterende waarde wordt dan evenmin overschreden. 4.5 Groepsrisico Goudse lijn Huidig transport Plaatsgebonden risico Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

14 De afstanden tot de plaatsgebonden risicocontouren zijn berekend en weergegeven in tabel 5. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

15 Tabel 5: Railtransport gevaarlijke stoffen, plaatsgebonden risicocontouren huidig transport Traject Plaatsgebonden risicocontour (afstanden tot de wegas in meters) 10-6 /jr 10-7 /jr 10-8 /jr Goudse lijn Groepsrisico Figuur 4 toont het groepsrisico, alsmede de oriënterende waarde van het groepsrisico voor het spoor in de huidige situatie. Figuur 4: Groepsrisico Goudselijn, huidige transportsituatie Uit figuur 4 is te zien dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, het groepsrisico blijft globaal een factor 10 onder de norm. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

16 4.5.2 Toekomstig transport Plaatsgebonden risico De afstanden tot de plaatsgebonden risicocontouren zijn berekend en weergegeven in tabel 5. Tabel 6: Railtransport gevaarlijke stoffen, plaatsgebonden risicocontouren toekomstig transport Traject Plaatsgebonden risicocontour (afstanden tot de wegas in meters) 10-6 /jr 10-7 /jr 10-8 /jr Goudse lijn Groepsrisico Figuur 5 toont het groepsrisico, alsmede de oriënterende waarde van het groepsrisico voor het spoor in de huidige situatie. Figuur 5. Groepsrisico Goudselijn, toekomstige transportsituatie Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

17 Uit figuur 5 is te zien dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, het groepsrisico blijft globaal een factor 10 onder de norm. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

18 5. Conclusies Uit de inventarisatie blijkt dat Airport Rotterdam en het transport van gevaarlijke stoffen over de autosnelweg A20 en de Goudse lijn van invloed kunnen zijn op dit plan. In de huidige en autonome situatie wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico van Airport Rotterdam overschreden. Binnen het plangebied en de 10-7 contour van het vliegveld wordt één nieuwbouwplan met 8 nieuwe woningen gerealiseerd die het groepsrisico in zeer geringe mate doen toenemen. Deze toename is niet significant en om deze reden kan worden overwogen af te zien van het toepassen van het Champ instrument in de bestemmingsplanprocedure. Uit de berekeningen voor de A20 en de Goudse lijn is gebleken dat het bestemmingsplan Kern en Plassen voldoet aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

19 6. Literatuur [IGWR 2003] Externe Veiligheid, Groepsrisico berekening Ceintuurbaan, IGWR, 20 october [PZH 2002] Risico s wegtransport gevaarlijke stoffen provincie Zuid-Holland peiljaar 2002, AVIV, 5 december [RWS 2007] Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007, Rijkswaterstaat, 29 mei 2007 Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

20 7. Bijlage 1: Wat is risico? Het individuele risico wil zeggen: Dit is de kans dat er in een jaar op een bepaalde plaats een persoon ten gevolge van een verondersteld ongeval van de betreffende activiteit komt te overlijden. Er wordt hierbij aangenomen dat gedurende 24 uur per dag, het gehele jaar door op de genoemde plaats een persoon aanwezig is. Door op elke plaats rondom een installatie dit individuele risico te berekenen en de punten met hetzelfde risico op een kaart met elkaar te verbinden ontstaan zgn. risico-contouren. In het gebied buiten de contour is de kans op overlijden als gevolg van de activiteit kleiner dan de kans behorende bij de contour. Het individuele risico is ontwikkeld als planologisch instrument ter bepaling van het gebied rondom een industrieterrein dat vrij van woningen moet zijn. De norm in Nederland is dat het individuele risico ten gevolge van een installatie in woongebieden niet groter mag zijn dan 1*10-6 per jaar. Dat betekent dat u, indien u op een plaats met een dergelijke kans permanent aanwezig bent, niet vaker dan eens in de miljoen jaar zal overlijden als gevolg van de betreffende installatie. Dit wil niet zeggen dat er pas over een miljoen jaar iets gebeurt. Het gaat hier om een gemiddelde kans. Het kan morgen fout gaan, maar ook over duizend jaar. Er kan zelfs meerdere malen achtereen iets fout gaan, zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van dit risicogetal. Het groepsrisico is een moeilijker begrip: Dit is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De regio rondom een installatie wordt ingedeeld in vakjes van gelijke grootte. Voor elk vakje wordt bepaald hoeveel mensen er aanwezig zijn. In woongebieden komen veel mensen per vakje voor, in industriegebieden erg weinig. Nadat is bepaald welke ongevallen voor de betreffende installaties maatgevend zijn, wordt gebruikmakend van de bevolkingsgegevens uitgerekend hoe groot het aantal slachtoffers voor deze ongevallen is. Door deze gegevens te combineren met de kans dat deze ongevallen zich in een jaar voordoen, wordt berekend wat de kans is dat er een bepaald aantal slachtoffers valt. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waar voor verschillende aantallen slachtoffers de kansen (per jaar) worden gegeven. Het groepsrisico is vooral bedoeld om grote gevolgen van een calamiteit met een installatie te voorkomen. Voor het groepsrisico geldt in Nederland geen harde grens. Als oriënterende waarde geldt een risico van N aantal 10-2 /N 2 per jaar, oftewel 10-4 /jaar voor 10 slachtoffers, 10-6 /jaar voor 100 slachtoffers, etc. Het is de bedoeling dat het risico onder deze grens blijft en dat maatregelen worden genomen om bestaande overschrijdingen te verminderen. Indien er een goede motivatie is mag de grens echter worden overschreden. De genoemde norm geldt voor risico door weg- rail- of scheepstransport. Voor vaste instellingen is de norm een factor tien lager (strengere norm). Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21

21 8. Bijlage 2: Nieuwe ontwikkelingen Analyse externe veiligheid Definitief 15 april van 21