datum 16 maart 2016 project ACT revisievergunning vestiging Den Haag Revisievergunning Wet milieubeheer uw kenmerk -

Transcriptie

1 datum 16 maart 2016 project ACT revisievergunning vestiging Den Haag betreft Revisievergunning Wet milieubeheer uw kenmerk - versie 001 ons kenmerk M N005 contactpersoon ir. E.A. (Edward) Vermaas verwerkt door DWE/BRA/JLI /telefoon vm@dgmr.nl/ Aanvraag omgevingsvergunning milieu 1. Inleiding 1.1 Aanleiding voor de aanvraag Amsterdam Container Terminal (hierna ACT) vraagt een omgevingsvergunning onderdeel milieu aan voor de inrichting aan de Ruijgoordweg 100, 1047 HM Amsterdam, waarmee de vigerende vergunning Wet milieubeheer wordt gereviseerd. De huidige vergunning is gebaseerd op de marktsituatie en de verwachtingen van medio 2001 en kent beperkingen in de toegestane activiteiten, werkzaamheden en indeling van de inrichting. Voor een gezonde bedrijfsvoering in de markt van zeehaven gebonden op- en overslag moet ACT, zo heeft het verleden bewezen, snel kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen in de markt. Mede omdat die ontwikkelingen niet goed zijn te voorspellen, vereist deze dynamiek een vergunning met een grote mate van flexibiliteit. 1.2 Systematiek van de aanvraag De aanvraag is gemaakt vanuit de gedachte dat binnen de marktvisie van ACT de gewenste activiteiten en werkzaamheden mogelijk zijn. Vanuit de huidige marktvisie van ACT is een kader gesteld welke hoofdactiviteiten mogelijk moeten zijn om ACT commercieel rendabel te maken. Deze hoofdactiviteiten zijn concreet omschreven waarmee het Bevoegd Gezag in staat wordt gesteld de milieugevolgen van de voorgenomen activiteiten aan de landelijke milieunormering te toetsen. Binnen de marktvisie van ACT is ervoor gekozen om ook bepaalde activiteiten niet aan te vragen. Per milieuthema is op basis van de aangevraagde activiteiten, een worst case situatie bepaald. Deze Representatieve Bedrijfssituaties (RBS) zijn in de bij deze aanvraag behorende notitie Beschrijving van de maatgevende Representatieve Bedrijfssituaties per milieuthema in detail uitgewerkt en in de technische onderzoeken toegepast. ACT kan met de bij deze RBS per milieuthema behorende milieuruimte de aangevraagde activiteiten en werkzaamheden uitvoeren. De aanvraag omvat alleen het onderdeel milieu. Het onderdeel bouwen is niet aan de orde. 1.3 Gewenste vergunning en toekomstig gebruik van de vergunning ACT verzoekt het Bevoegd Gezag om een revisievergunning op hoofdlijnen, waarin voor de maatgevende milieuthema s alleen doelvoorschriften zijn opgenomen. Omdat het gaat om een vergunning op hoofdlijnen wordt het Bevoegd Gezag verzocht de aanvraag geen onderdeel van de te verlenen vergunning te laten zijn. ACT stelt een milieuzorgsysteem op, dat ISO gecertificeerd zal worden. Hierin is vastgelegd op welke wijze een nadere invulling aan de milieuvergunning wordt gegeven, zoals de relatie met onderaannemers, de wijze van toetsing aan de doelvoorschriften, de communicatie naar de omgeving en het Bevoegd Gezag. Tevens worden procedures beschreven ter borging en beheersing van de hiervoor in aanmerking komende uitgangspunten in de aanvraag. Het milieuzorgsysteem maakt geen deel uit van de aanvraag. Voor een aantal aspecten is in de aanvraag wel reeds de beheersprocedure beschreven.

2 Activiteiten en werkzaamheden die volledig passen binnen de beschrijving van de aanvraag (en daarmee passen binnen de vergunde milieuruimte), kan ACT zonder terugmelding naar het Bevoegd Gezag uitvoeren. Bij het aantrekken van niet in de aanvraag beschreven activiteiten maakt ACT conform de procedures in het milieuzorgsysteem vooraf een beoordeling of dit (al dan niet in combinatie met de overige activiteiten) binnen de vergunde milieuruimte past. Dit leidt tot de volgende mogelijkheden: Een nieuwe activiteit die niet is opgenomen in de aangevraagde activiteiten, maar geen grotere impact op het milieu veroorzaakt, wordt tijdig vooraf middels een milieuneutrale verandering aangevraagd. ACT verzorgt voor milieucomponent(en) waar niet op voorhand duidelijk is of sprake is van milieuneutraliteit een aanvullend onderzoek, alsmede een motivatie dat geen andere inrichting ontstaat en geen MER-procedure noodzakelijk is. De bij deze procedure behorende doorlooptijd (reguliere procedure) bedraagt 8 weken na indiening van de aanvraag. Na het publiceren van de positieve beschikking kan ACT deze activiteit gaan uitvoeren. De vergunning op hoofdlijnen dient de ruimte te bieden om nieuwe activiteiten (welke naar verwachting slechts beperkt zullen voorkomen) op deze wijze te kunnen uitvoeren. Een nieuwe activiteit die niet is opgenomen in de aangevraagde activiteiten en een grotere impact op enig milieuaspect veroorzaakt dan wel leidt tot een andere inrichting, wordt tijdig vooraf middels een veranderingsvergunning aangevraagd, omdat de vergunning op hoofdlijnen niet voorziet in deze specifieke activiteit. ACT verzorgt hiervoor een aanvraag. De bij deze procedure behorende doorlooptijd bedraagt 26 weken (uitgebreide procedure) na indiening van de aanvraag. Na het publiceren van de positieve beschikking kan ACT deze activiteit gaan uitvoeren. De vergunning op hoofdlijnen zal zodanig ruimte moeten bieden dat dit slechts zeer incidenteel zal voorkomen. 1.4 Vergunninghouder en gebruiker(s) van de inrichting De juridische entiteit ACT vraagt de omgevingsvergunning onderdeel milieu aan en zal de rol van de vergunninghouder en drijver van de inrichting vervullen. Met name het aspect 'zeggenschap over de inrichting ligt eenduidig bij ACT. Hiermee is ACT dus ook het enige aanspreekpunt voor het Bevoegd Gezag. ACT kan delen van de inrichting tijdelijk ter beschikking stellen aan een andere juridische entiteit. Dit wordt altijd vastgelegd in een (huur)contract, waarin de rechten en plichten van zowel ACT als de andere partij worden vastgelegd. Met name het aspect zeggenschap over de inrichting en de vanwege de milieuvergunning geldende randvoorwaarden worden in het contract benoemd. 2. Omschrijving van de inrichting De inrichting is gelegen op het industrieterrein Westpoort te Amsterdam, direct aan het Noordzeekanaal. Vanwege deze ligging zal een relevant deel van de activiteiten haven-gerelateerd zijn, maar er zijn ook niet-watergebonden activiteiten zoals opslag mogelijk. De te behandelen goederen of lading omvat alle mogelijke koopmansgoederen, met uitzondering van los gestorte bulk of niet verpakte vaste stoffen (bijvoorbeeld mineralen als zand of grind, aarde, ertsen, graan, veevoeder of schroot) en vloeistoffen (tankschepen). ACT kan worden aangemerkt als een multi-purpose terminal. De inrichting is gedurende het gehele jaar en het gehele etmaal en week (24/7) geopend. De bedrijfstijden van de diverse werkzaamheden zijn afhankelijk van het aanbod. De directe omgeving van de inrichting kan als industrieel worden aangemerkt. Figuur 1 toont globaal de tot de inrichting behorende gronden. Bij de aanvraag is een inrichtingstekening gevoegd, voorzien van de terreingrens en een toelichting op gebruik en functies binnen de inrichting. 2

3 figuur 1: locatie van de inrichting van ACT ( GoogleMaps) De inrichting beschikt over de volgende faciliteiten: vaartuigen die met een diepgang tot 15 meter kunnen afmeren; kades aan weerszijden van een insteekhaven (Alaskahaven) met een lengte van 2 x 400 meter en een breedte van 50 meter, waar vaartuigen kunnen worden afgemeerd. Het water van de insteekhaven behoort niet tot de inrichting; kade aan de Amerikahaven met een lengte van 600 meter, waaraan vaartuigen kunnen worden afgemeerd; spoorbundel met drie sporen met een opstellengte van circa 2 x 700 meter en 1 x 600 meter; voorterrein met toegangscontrole, ruime parkeerfaciliteiten en aansluiting op de openbare weg; verhard terrein met een totale oppervlakte van 54 ha; kantoorpand met een bruto vloer oppervlak van m 2 ; werkplaats met een bruto vloer oppervlak van 972 m 2 ; gate building met een bruto vloer oppervlak van 180 m 2 ; controleloods met een bruto vloer oppervlakte van 330 m 2 ; containerreparatie loods met een bruto vloer oppervlakte van 440 m 2 ; diverse transformatorstations. De insteekhaven ( het water ) maakt geen onderdeel uit van de inrichting. 3. Aangevraagde activiteiten 3.1 Hoofdactiviteiten ACT gaat zich concentreren op vier marktsegmenten en de daarbij behorende goederenstromen, waarbij de overslag van en naar water veelal centraal staat. Goederen kunnen met alle beschikbare vervoersmodaliteiten (vaartuigen, vrachtwagens en spoor) worden aan of afgevoerd. 3

4 De marktsegmenten waar ACT zich primair op concentreert, zijn: 1 op- en overslag van zeecontainers; 2 op- en overslag van stukgoederen; 3 roll on roll off lading (RoRo); 4 op- en overslag en eventuele assemblage van projectlading. Ad 1 Een zeecontainer is een gestandaardiseerde vervoerseenheid voor het transport van goederen. Door het gebruik van standaardafmetingen kan de container zowel via de weg, het water en per spoor worden vervoerd, zonder dat de goederen zelf hoeven te worden in- of uitgeladen. Containers zijn er in meerdere uitvoeringen, zoals boxcontainers, koelcontainers (reefers), tankcontainers of flats in verschillende lengten, de meest voorkomende lengten zijn 20, 40 en 45 voet. De zeeschepen met containers zijn te verdelen in shortsea (continentale) zeeschepen (coasters of feeders) met een grootte tot circa TEU ( DWT), deepsea zeeschepen in nichemarkten (bijvoorbeeld Caraïbisch gebied, Zuid-Amerika, Afrika, India) met een grootte tot circa TEU ( DWT). Na de ingebruikname van de nieuwe zeesluis bij IJmuiden zijn zeeschepen tot TEU ( DWT) mogelijk. Binnenvaartschepen kunnen tot 500 TEU (8.000 DWT) vervoeren. Landzijdig worden de containers aan- en afgevoerd met vrachtauto s en treinen. Containerschepen (zowel zeegaand als binnenvaart) kunnen met zowel elektrische havenkranen als diesel gedreven verplaatsbare havenkranen worden geladen en gelost. Beschikbare kranen zullen flexibel worden ingezet. Vrachtwagens en treinen worden met gespecialiseerd intern transport- en hefmaterieel beladen of ontladen. Beladen containers worden in geordende opstelvakken binnen de terminal verzameld (stacks) waarbij het transport tussen het stack en de kade en het uitwisselingspunt met vrachtwagens met behulp van gespecialiseerd intern transport- en hefmaterieel wordt gedaan. Binnen een stack worden containers tot meerdere lagen gestapeld. Reefers worden binnen de inrichting bij een reeferrack geplaatst en worden op elektriciteit aangesloten. Een deel van de containers bevat geen lading en wordt in een empty depot geplaatst. Binnen een stack met lege containers wordt tot meerdere lagen gestapeld, hiervoor wordt gespecialiseerd intern transport- en hefmaterieel gebruikt. Een deel van de containers bevat geklasseerde lading (gevaarlijke stoffen). Het milieuzorgsysteem borgt het op correcte wijze in een stack plaatsen van geklasseerde containers. Dit voldoet aan de uitgangspunten van de PGS-15 en garandeert de bereikbaarheid voor hulpdiensten van de gevaarlijke lading (plaatsing van de container aan de buitenrand van een stack) en de verplichte scheidingsregels voor gevaarlijke stoffen (segregatie). ACT biedt aan klanten de mogelijkheid om containers te ontgassen of te ventileren. Eerder ter bestrijding van ongedierte toegevoegde gassen of productgassen en dampen die uit de lading komen, worden dan verwijderd. Hiertoe wordt een container op een ventilatiekast met geforceerde ventilatie aangesloten, waarbij de aan de container onttrokken lucht via speciale filters wordt ontdaan van de schadelijke stoffen alvorens te worden uitgeblazen in de buitenlucht. 4

5 Ad 2 Stukgoederen of breakbulk zijn goederen waarvan de hoeveelheid niet naar maat of gewicht maar per stuk worden opgegeven. Het wordt individueel geladen en gelost en betreft vaak grotere tonnages, zoals goederen op pallets, metalen zoals aluminium blokken, balen of rollen papier, kunststof, balen houtpulp, plywood, zakgoed, hout, granietblokken, tot balen geperst RDF of ander stukgoed dan de genoemde voorbeelden. Een deel van het stukgoed valt onder stuifklasse 5 of is aan te merken als geklasseerde lading. Stukgoederen die per schip worden aangevoerd worden met behulp van een dieselgedreven kadekraan van het zeeschip of binnenvaartschip voor korte tijd op de kade geplaatst. Heftrucks plaatsen de stukgoederen direct op een transportmiddel (zoals een chassis of trailer) of op het opslagterrein. Het transportmiddel zal de inrichting veelal direct verlaten. Stukgoederen op het opslagterrein worden na enige tijd door een heftruck op een transportmiddel geplaatst en verlaten de inrichting. Het transportmiddel kan ook een spoorwagon zijn. Stukgoederen die per vrachtwagen of trein worden aangevoerd, worden door een heftruck ontladen. De stukgoederen worden tijdelijk op het opslagterrein geplaatst of direct op de kade geplaatst, waarna de havenkraan de stukgoederen op een schip plaatst. Een deel van de binnen komende stukgoederen wordt in een gebouw (nr. 24 op de inrichtingstekening) herverdeeld naar andere transporteenheden. Dit zijn goederen die in een trailer zitten en in één of meerdere containers worden geplaatst, dan wel elke andere mogelijkheid van uitwisseling tussen trailers of containers. Gebouw 24 beschikt aan twee zijden over elk twee laaddocks waar een trailer of container tegen geplaatst wordt. Het geladen transportmiddel wordt handmatig of met behulp van een pompwagen of kleine heftrucks leeggemaakt en de lading wordt via gebouw 24 direct in het gereedstaande lege vervoersmiddel geplaatst. In gebouw 24 vindt geen tijdelijke opslag en geen ompakken plaats, de goederen blijven in de originele verpakkingsvorm (zoals een pallet of baal). De te herverdelen lading kan uit geklasseerde lading bestaan. De hoeveelheid stukgoederen die direct bij gebouw 24 aanwezig kunnen zijn, is beperkt tot de inhoud van vier transporteenheden. In figuur 2 is schematisch weergegeven welke routing de te herverdelen goederen kunnen doorlopen. 5

6 figuur 2: werkproces in gebouw 24 ten aanzien van het herverdelen van lading Er kan binnen de inrichting ook sprake zijn van opslag van stukgoederen, waarbij niet noodzakelijkerwijs vervoer over het water betrokken is, zoals aanvoer per vrachtwagen, opslag gedurende enige tijd en afvoer per vrachtwagen. Deze aangeboden dienstverlening omvat geen gevaarlijke stoffen. Ad 3 RoRo-lading betreft alle soorten lading die rollend kan worden geladen of gelost van of naar schepen. Het betreft bijvoorbeeld: Nieuwe of gebruikte voertuigen (zowel import als export), zelf rijdend of getrokken. Het landzijdige transport gebeurt met vrachtwagens of treinen. Met goederen beladen trailers, welke door een vrachtwagen worden gebracht of opgehaald. Het van en aan boord plaatsen wordt met een terminaltrekker gedaan. Het begrip voertuig moet in de breedste zin van het woord gelezen worden, zoals auto s, bestelwagens, vrachtwagens, landbouwvoertuigen, caravans of graafmachines. Het betreft geen voor de sloop bedoelde voertuigen of wrakken. Er kan binnen de inrichting ook sprake zijn van opslag van (rail)voertuigen, waarbij niet noodzakelijkerwijs vervoer over het water betrokken is. Ad 4 Projectlading betreft grotere en samengestelde lading, die vanwege de fysieke omvang speciale behandeling behoeft en veel opslagruimte vraagt, zoals onderdelen van grotere constructies, buizen of reeds samengestelde constructies en kan bestaan uit meerdere materialen zoals kunststof, metaal, beton, hout. Bij de behandeling van projectlading zijn geen gevaarlijke stoffen betrokken. Deze lading wordt met behulp van één of meerdere mobiele of drijvende kranen op of van een schip of ponton getild. Zeer zware lading kan ook rollend worden gelost van een ponton of schip met behulp van gespecialiseerd materieel. Het overige transport wordt met vrachtwagens gedaan. 6

7 Er kan binnen de inrichting ook sprake zijn van tijdelijke opslag van projectlading, waarbij geen vervoer over het water betrokken is. 3.2 Nevenactiviteiten De hoofdactiviteiten leiden tot nevenactiviteiten, die eveneens door ACT worden aangevraagd: 1 containerreparatie en reiniging; 2 stuffen en strippen van containers, cross docking; 3 faciliteren van specifieke werkzaamheden aan voertuigen; 4 onderhoud en reparatie van het eigen materieel; 5 faciliteren van assemblagewerkzaamheden; 6 tankvoorziening voor het eigen materieel. Ad 1 Containers kunnen tijdens het gebruik worden beschadigd, en binnen de inrichting worden gerepareerd. Genoemd kan worden het verwijderen van een deuk, reparatie van scheuren, het vervangen of repareren van scharnieren en sloten, enz. Binnen de inrichting is een plek ingericht om deze werkzaamheden uit te voeren. Hier kunnen alle reguliere metaalbewerkingen worden verricht zoals lassen, slijpen, hameren, snijbranden, stralen, enz. Deze werkzaamheden worden in gebouw 11 (zie de inrichtingstekening) op een vloeistofdichte voorziening uitgevoerd. Naast reparatie kunnen containers aan de binnen- en/of buitenzijde worden gereinigd, zowel droog (vegen) als nat (waterspuit). Hiertoe is een wasplaats aanwezig met een vloeistofdichte voorziening (locatie 19 op de inrichtingstekening). Ad 2 Stuffen en strippen en cross docking van containers houdt in, dat de lading uit een container of trailer wordt gehaald en wordt herverdeeld in andere containers of trailers of als stukgoed wordt afgevoerd, dan wel aangevoerd als stukgoed en in containers of trailers geladen. De lading wordt handmatig, met een pompwagen of met een kleine heftruck verplaatst. Dit omvat ook geklasseerde lading (gevaarlijke stoffen). Bij deze herverdeling van goederen binnen de vervoersketen wordt de basisverpakking van de betrokken gevaarlijke stoffen, dat wil zeggen de verpakking waarop de gevaar aanduidingen en etikettering is aangebracht, niet aangetast. Tevens betreft het niet het overpompen van ladingen of het afvullen/ompakken naar andere verpakkingen. Hiermee voldoet ACT aan de voorwaarden in de toelichting op het Besluit risico s zware ongevallen (Brzo 2015) om als vervoersgebonden inrichting te worden beschouwd waarvoor het Brzo niet van toepassing is. Ad 3 Op verzoek van de klant kan bij voertuigen een extra service geleverd worden (pre delivery inspection), zoals wassen, poetsen, inbouw van apparatuur of accessoires, herstel van kleine schades, enz. Hiertoe wordt te zijner tijd een geschikte locatie ingericht om deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Ad 4 Het eigen materieel (bijvoorbeeld reachstackers, terminaltrekkers, heftrucks) wordt binnen de inrichting onderhouden en gerepareerd in gebouw 8 (zie de inrichtingstekening). Hiertoe is een werkplaats ingericht, waar dit wordt uitgevoerd. De werkplaats is voorzien van een vloeistofdichte voorziening. Ad 5 Projectlading kan in kleinere delen worden aangevoerd en (deels) worden geassembleerd binnen de inrichting alvorens via het water te worden afgevoerd. 7

8 Hiertoe kan het noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld een (klimaat)tent te plaatsen, bijvoorbeeld voor het monteren van elektrische verbindingen. Bij de assemblage kan gebruik worden gemaakt van heftrucks, mobiele kranen en montagegereedschappen. In voorkomende gevallen kan een specifieke bewerking of reparatie noodzakelijk zijn, waarbij zowel kleinschalige metaalbewerkingen (bijvoorbeeld lassen, slijpen, stralen) en/of conserveren (handmatig lakken, verf spuiten) kan worden gedaan. De hierbij mogelijke emissies naar de lucht worden voorkomen door toepassing van een klimaattent in combinatie met afzuiging/filtering. Het betreft altijd droge bewerkingen, in geval van mogelijke verontreiniging van de bodem wordt een vloeistofkerende voorziening toegepast. Ad 6 Het eigen materieel is diesel gedreven. Er is een tankplaats op een vloeistofdichte voorziening aanwezig waar diesel en AdBlue wordt afgeleverd en het materieel wordt afgetankt. 4. Specifieke ladingstromen 4.1 Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen die door de inrichting passeren vallen binnen de klassen 1.3, 1.4, 2, 3, 4, 5, 6, 8 of 9 van de IMDG/ADR (International Marine Dangerous Goods/Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route). De voor de kwantitatieve risico analyse (QRA) aan te houden hoeveelheden per klasse zijn een afspiegeling van hetgeen kan worden verwacht bij een multi purpose terminal, namelijk 10% wat overeenkomt met geklasseerde containers en ton geklasseerde stukgoederen. Voor gevaarlijke stoffen in klasse 1 worden de volgende maximaal binnen de inrichting aanwezige hoeveelheden aangevraagd: klasse 1.3: kg NEM; klasse 1.4: kg NEM. Deze goederen worden binnen de voor gevaarlijke stoffen gereserveerde locaties (zie het externe veiligheidsonderzoek) apart geplaatst, zodanig dat voor 1.3 goederen een afstand van 25 meter tot andere gevaarlijke stoffen wordt aangehouden en voor 1.4 goederen een afstand van 60 meter. Het Container Terminal Programma (CTP) en Warehouse Management Systeem (WMS) houdt rekening met deze specifieke randvoorwaarden tijdens de duur van de opslag binnen de inrichting. De behandeling van geklasseerde lading binnen de inrichting voldoet aan de PGS-15 (hoofdstuk 5, voorschriften voor de opslag van (tank)containers geladen met gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen en hoofdstuk 10, voorzieningen voor de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. 4.2 Afval Binnen de inrichting is sprake van de op- en overslag van afval. Het afval is slechts gedurende een korte periode in de vervoersketen tussen ontdoener en ontvanger/verwerker binnen de inrichting van ACT aanwezig. Binnen de inrichting vinden alleen handelingen met het afval plaats die direct samenhangen met het geschikt maken voor het verdere vervoersproces. Als voorbeeld kan genoemd worden het verkleinen (bijvoorbeeld door knippen) van kabels. Werkzaamheden zoals mengen, overstorten, demontage, ontmantelen of sorteren worden niet aangevraagd. Tevens wordt de op- en overslag van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van buiten de inrichting uitgesloten. 8

9 De volgende afvalstromen worden aangevraagd: Gedroogd huishoudelijk afval (refuse derived fuel, RDF) dat in speciale afgesloten containers of tot balen geperst en gesealed per schip wordt aangevoerd en in dezelfde verpakkingsvorm de inrichting per vrachtwagen of spoor verlaat. Oud papier dat in containers of als stukgoed wordt aangevoerd en in dezelfde verpakkingsvorm de inrichting per schip verlaat. Oud plastic dat in containers of als stukgoed wordt aangevoerd en in dezelfde verpakkingsvorm de inrichting verlaat. Oude metalen (bijvoorbeeld schroot) dat in containers wordt aangevoerd en in dezelfde verpakkingsvorm de inrichting verlaat. Oude kabels (zoals einde levensduur kabel van de zeebodem) dat in grote lengte per schip wordt aangevoerd en in containers wordt afgevoerd. Onderdeel van de aanvraag is het AV-AO/IC gebaseerd op de vermelde afvalsoorten, hierin zijn mogelijke afwijkingen en de dan te volgen correctieve acties nader beschreven. 5. Capaciteit van de inrichting (jaardoorzet) De capaciteit van de inrichting (aantal TEU per jaar, tonnen stukgoed per jaar, aantal voertuigen per jaar en tonnen projectlading per jaar) wordt beperkt door de fysieke capaciteit van aspecten als de beschikbare kadelengte en het aantal dagelijks te behandelen schepen met de aanwezige laad- en losmiddelen. Uitgangspunt is dat dagelijks meerdere schepen de inrichting kunnen bezoeken en worden behandeld, waarbij de benoemde vier hoofdactiviteiten in iedere combinatie kunnen optreden, met andere woorden binnen een zekere tijdspanne kunnen alle soorten beschreven goederen door de inrichting passeren. ACT vraagt per marktsegment de volgende bovengrenzen qua doorzet per jaar aan: Marktsegment 1: TEU zeecontainers, waarvan maximaal met geklasseerde lading. Marktsegment 2: ton stukgoederen, waarvan maximaal ton geklasseerde lading. Marktsegment 3 : vervoerseenheden met lading of voertuigen. Marktsegment 4: ton projectlading. 6. Relatie met het Besluit omgevingsrecht (Bor) Op basis van de volgende drie aspecten en definities in het Besluit omgevingsrecht bijlage 1 onderdeel B is ACT een type C inrichting (vergunningplichtig): Op basis van de te verwachten hoeveelheden gevaarlijke stoffen is ACT een lagedrempelinrichting conform het Besluit risico zware ongevallen 2015 (Brzo-2015), waarbij ACT voldoet aan de uitzondering voor een vervoersgebonden inrichting (de verpakking van de gevaarlijke stoffen blijft onaangeroerd (dat wil zeggen dat de verpakking waarop de gevaaraanduidingen en etikettering is aangebracht, niet wordt aangetast), de vervoersketen wordt niet onderbroken (oftewel de ontvanger is bekend) en de gevaarlijke stoffen verblijven maximaal 14 dagen binnen de inrichting). Hierdoor is wel het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing op ACT, doch niet het Brzo Het ontgassen van containers. Het parkeren van meer dan drie vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen, dan wel het parkeren hiervan langer dan 24 uur. 9

10 Op basis van de beschreven activiteiten is een vertaling gemaakt naar de van toepassing zijnde categorieën in het Besluit omgevingsrecht bijlage 1 onderdeel C. Er is aangegeven of binnen een categorie sprake is van activiteiten die leiden tot een vergunningplicht. Zeecontainers kunnen een veelheid aan producten bevatten. Binnen de Bor-systematiek zijn diverse categorieën benoemd waar sprake is van het opslaan of overslaan van specifieke (groepen van) producten. Omdat niet uitgesloten kan worden dat dergelijke producten in containers of als stukgoed verpakt aanwezig zijn, zijn deze Bor-categorieën hierna ook benoemd. Het gaat hier dus niet om producten die onverpakt (zoals bulk) worden overgeslagen. ACT vraagt de navolgende categorieën uit het Besluit omgevingsrecht bijlage 1 onderdeel C aan: Categorie 1.1 is een algemene categorie, welke vanwege de binnen de inrichting aanwezige vermogens van zowel elektromotoren als verbrandingsmotoren van toepassing is. Categorie 2.1.a betreft het op- en overslaan van gassen of vloeistoffen. Binnen het pakket van te behandelen gevaarlijke stoffen is sprake van deze stoffen. ACT vraagt tevens vergunning voor werkzaamheden in categorie 2.7.r (begassen of ontgassen van containers). Dit leidt tot vergunningsplicht. Categorie 3.1 betreft het op- en overslaan van ontplofbare stoffen in de klassen 1.3 en 1.4. Categorie 4.1 betreft het op- en overslaan van milieugevaarlijke stoffen (CMR-stoffen). Categorie 5.1 betreft het op- en overslaan van brandbare en ontvlambare stoffen. Categorie 6.1 betreft het op- en overslaan van harsen en vetten. Categorie 7.1 betreft het op- en overslaan van (an)organische meststoffen. Categorie 8.1.c betreft het op- en overslaan van bont, leer, enz. Categorie 9.1.a/b/e/f betreft het op- en overslaan van vlees(waren), vis, weekdieren, schaaldieren, diervoeders en landbouwproducten). Bederfelijke producten worden geconditioneerd vervoerd. Categorie 10.1 betreft het op- en overslaan van gewasbeschermingsmiddelen of biociden. Categorie 11.1.a/b/c/e/f/g/h/i betreft het op- en overslaan van steenachtige materialen en mineralen. Categorie 12.1 betreft het op- en overslaan van metalen. Categorie 13.1 betreft het op- en overslaan en onderhouden van voertuigen. ACT vraagt tevens vergunning voor werkzaamheden in categorie 13.4.f/g. Dit leidt tot vergunningsplicht. Categorie 15.1 betreft het op- en overslaan van houtachtige voorwerpen. Categorie 16.1.a/b betreft het op- en overslaan van textiel, papier en producten hiervan. Categorie 22 betreft het op- en overslaan van alle andere stuk- of bulkgoederen (waaronder zeecontainers) dan de stoffen, preparaten of producten, die in een andere categorie zijn genoemd, de hiermee samenhangende opslag betreft meer dan m 2. Categorie 28.1b betreft het overslaan van afvalstoffen. ir. E.A. (Edward) Vermaas DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. 10