Witwassen: De bewijsconstructie van het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Witwassen: De bewijsconstructie van het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie?"

Transcriptie

1 Tilburg Law School Witwassen: De bewijsconstructie van het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie? Scriptie master Rechtsgeleerdheid (accent Strafrecht) Charlotte Verhagen (ANR: ) Begeleider: mr. S.S. Buisman

2 Voorwoord Toen ik aanving met de master Rechtsgeleerdheid besloot ik me voornamelijk op het privaatrecht te concentreren. Het strafrecht heb ik altijd leuk gevonden, maar het accent privaatrecht zou mij de beste toekomstmogelijkheden bieden werd mij door ervaren juristen verteld. Toch wilde ik het strafrecht niet helemaal buiten spel zetten en volgde ik enkele strafrechtelijke vakken naast vele privaatrechtelijke vakken. Aan het begin van het schooljaar besloot ik nog een jaar verder te studeren, ondanks het feit dat ik toen al had kunnen afstuderen van de master Rechtsgeleerdheidaccent privaatrecht. Ik wilde nog vakken op het gebied van het ondernemingsrecht volgen. Toen besloot ik dat als ik toch nog een jaar zou doorgaan met studeren, ik het accent strafrecht binnen de master Rechtsgeleerdheid ook nog wilde voltooien naast het accent privaatrecht. Doordat ik eerder al enkele strafrechtelijke vakken strafrecht gevolgd had hoefde ik nog maar twee vakken strafrecht af te ronden en een scriptie op het gebied van strafrecht te schrijven. Zo gezegd zo gedaan en ik begon na te denken over welk onderwerp ik moest kiezen voor mijn strafrechtelijke scriptie. Al snel kwam ik bij het financieel-economisch strafrecht uit. Het financieeleconomisch strafrecht heeft altijd al mijn interesse gehad. Dit komt onder andere door het feit dat de scheiding tussen de bovenwereld en de onderwereld bij financieel-economische delicten niet altijd even duidelijk is. Ik worstelde om een concreet onderwerp voor mijn scriptie op het gebied van het financieel-economisch strafrecht te vinden. Ik schreef de scriptiecoördinator mr. Walters aan en zij heeft mij verwezen naar mr. Buisman, die gespecialiseerd is in het financieel-economisch strafrecht, en dan in het bijzonder in witwassen. Samen met mr. Buisman heb ik verschillende onderwerpen bekeken en doorgesproken. Uiteindelijk heb ik gekozen voor het onderwerp de bewijsconstructie van witwassen en de onschuldpresumptie. De vraag of de bewijsconstructie van het delictsbestanddeel afkomstig uit enig misdrijf afkomstig in strijd is met de onschuldpresumptie boeide mij bijzonder nadat ik me enigszins in dit onderwerp had verdiept. Dit onderwerp heeft zeker technische kanten, maar het technische aspect van de wet heb ik altijd interessant gevonden. De voor u liggende scriptie vormt het resultaat van dit alles. Voor de totstandkoming van deze scriptie wil ik graag mijn begeleidster mr. Buisman bedanken voor haar begeleiding. Daarnaast wil ik ook graag mijn familie bedanken voor hun steun tijdens mijn gehele studie en mijn afstuderen. Charlotte Verhagen 2

3 Lijst met afkortingen BW EHRM EVRM IVBPR Sr Sv Burgerlijk Wetboek Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafvordering 3

4 Inhoudsopgave Inleiding 6 Hoofdstuk 1 Het delict witwassen Witwassen Witwassen in de Nederlandse wet De delictsbestanddelen Conclusie 16 Hoofdstuk 2 Het bewijs Het bewijs voor het bestandsdeel 'uit enig misdrijf afkomstig' De bewijsconstructie bij geen direct bewijs Bewijsconstructie bij geen direct bewijs onvoldoende Verklaring verdachte goed afkomstig uit eigen misdrijf Conclusie 27 Hoofdstuk 3 De onschuldpresumptie Artikel 6 EVRM Nemo-teneturbeginsel De onschuldpresumptie in het Nederlandse strafprocesrecht Conclusie 35 Hoofdstuk 4 Omkering bewijslast en strijd met de onschuldpresumptie Omkering bewijslast bij het vervolgen van witwassen Omkering bewijslast delictsbestanddeel 'uit enig misdrijf afkomstig' Conclusie 43 Hoofdstuk 5 Alternatieve bewijsconstructies Nadere specificatie van het gronddelict Geen verklaring van de verdachte Verbeteren bestaande bewijsconstructie Conclusie 50 4

5 Hoofdstuk 6 Conclusie 52 Bronnenlijst 57 5

6 Inleiding De bestrijding van financieel-economische criminaliteit is de laatste jaren een politiek speerpunt in ons land geworden. Opeenvolgende kabinetten hebben in hun beleid prioriteit gegeven aan het bestrijden van financieel-economische criminaliteit, waar witwassen onder valt. 1 In de afgelopen jaren is er steeds meer handhavingscapaciteit vrijgemaakt voor het bestrijden van financieeleconomische criminaliteit en ook de wetgeving in ons land is op dit gebied in beweging. Zo trad er op 14 december 2001 een wetswijziging in werking waarbij artikel 420bis, artikel 420ter en artikel 420quater werden toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht. 2 Met deze artikelen heeft het delict witwassen zijn eigen bepalingen gekregen in de Nederlandse wet. Deze strafbepalingen hebben een sterke internationale en Europese achtergrond. Zo zijn er in de voorafgaande jaren een aantal VN-verdragen gesloten die Nederland verplichten om witwassen strafbaar te stellen. Ook zijn er verdragen op het gebied van witwassen via de Raad van Europa en zijn er meerdere richtlijnen van de Europese Unie met betrekking tot witwassen. Al deze internationale en Europese regelingen houden op een bepaalde wijze een verplichting tot het verbieden van witwassen dan wel strafbaarstelling van witwassen in. Achtereenvolgens is strafbaar gesteld opzetwitwassen (artikel 420bis), gewoontewitwassen (artikel 420ter) en schuldwitwassen (artikel 420quater). In de eerste jaren na het invoeren van de witwasbepalingen was er een discussie gaande in de rechtszaal over de vraag of het misdrijf waaruit het witgewassen voorwerp afkomstig is, diende te worden bewezen. In een uitspraak van de Hoge Raad in worden een aantal basisregels gegeven voor de eisen die de Hoge Raad stelt aan het bewijs voor de misdadige afkomst van het voorwerp. Er hoeft uit het bewijs geen nauwkeurig misdrijf vast te worden gesteld. Het Openbaar Ministerie hoeft niet te bewijzen door wie, wanneer en waar concreet het misdrijf is begaan. Voldoende is dat wordt bewezen dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als het gronddelict ten laste wordt gelegd, dan moet dit feit natuurlijk wel concreet bewezen worden. 4 In veel gevallen wordt er een voorwerp onder bijzondere omstandigheden aangetroffen, zonder dat men direct een link heeft met het misdrijf waaruit het voorwerp afkomstig is. In dit geval is er door 1 Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3 p Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, HR 28 september 2004, LJN AP Van Leeuwen 2011, p

7 de Hoge Raad een bewijsconstructie ontwikkeld die uit vier onderdelen bestaat. 5 Ten eerste moet het voorwerp onder bijzondere omstandigheden worden aangetroffen waardoor er een vermoeden van witwassen ontstaat. De typologieën van witwassen 6 spelen bij dit vermoeden een grote rol, evenals feiten van algemene bekendheid. Vervolgens moet de verdachte een concrete, verifieerbare en niet geheel onwaarschijnlijke verklaring geven voor de herkomst van het voorwerp om het witwasvermoeden in twijfel te trekken. De afwezigheid van deze verklaring kan worden aangemerkt als een bijkomende omstandigheid, waarmee de bewijsconstructie rond is, want dan kan er vervolgens tot de conclusie worden gekomen dat het niet anders kan dan dat het voorwerp uit een misdrijf afkomstig is. Bij deze bewijsconstructie ligt er dus een zekere bewijslast op de verdachte nu er een verklaring met betrekking tot de herkomst van het voorwerp wordt gevraagd en deze verklaring meeweegt bij het bewijs. In het geval dat een voorwerp onder verdachte omstandigheden wordt aangetroffen kan het zo zijn dat de verdachte laat doorschemeren dat het voorwerp uit eigen misdrijf afkomstig is. Door de kwalificatie-uitsluitingsgrond kan de verdachte, in geval dat hem de handelingen voorhanden dan wel verwerven ten laste zijn gelegd, niet veroordeeld worden voor witwassen als het voorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf. 7 De kwalificatie-uitsluitingsgrond gaat niet op het in geval de verdachte een handeling heeft verricht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. 8 Laat de verdachte doorschemeren dat het voorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf zonder dat hier enige aanknopingspunten voor zijn, dan zal de verdachte gevraagd worden een verklaring af te leggen omtrent dit misdrijf. Ook in dit geval ligt er bewijslast bij de verdachte, er wordt hem gevraagd zijn onschuld (of in dit geval ook schuld) aan te tonen. Bij beide bewijsconstructies wordt er een verklaring aan de verdachte gevraagd met betrekking tot de herkomst van het voorwerp. Deze verklaringen zouden in strijd kunnen zijn met een van de grondbeginselen van het strafrecht, namelijk de onschuldpresumptie. De onschuldpresumptie is een grondbeginsel van het strafrecht en houdt in dat eenieder voor onschuldig dient te worden gehouden tot het tegendeel bewezen is. De onschuldpresumptie wordt uitdrukkelijk vermeld in artikel 6 lid 2 EVRM: Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Artikel 6 EVRM is 5 Van Leeuwen 2011, p Typologieën zijn bepaalde objectieve kenmerken die op grond van ervaring duiden op het witwassen van opbrengsten uit een misdrijf. Lijst van typologieën is als bijlage opgenomen bij de Aanwijzing Witwassen. 7 Kooijmans 2014, p Annotatie Keijzer onder HR 27 mei 2014, NJ 2014,

8 geformuleerd als een recht van de verdachte, maar in feite bevat het artikel een norm voor de ambtenaren van opsporende en vervolgende instanties die zich bezig houden met het strafvorderlijk onderzoek naar de verdachte. 9 Zij moeten er juridisch gezien vanuit gaan dat de verdachte onschuldig is, omdat de rechter pas mag beslissen of de verdachte schuldig is of niet. Keijzer 10 onderscheidt drie aspecten bij de onschuldpresumptie: 1) bij redelijke twijfel mag geen veroordeling volgen, 2) de verdachte heeft het recht op een behandeling als onschuldige en 3) de verdachte hoeft zijn onschuld niet te bewijzen. In deze scriptie zal de nadruk vooral op het laatste aspect van de onschuldpresumptie komen te liggen, nu de verdachte wordt gevraagd om een concrete, verifieerbare en niet geheel onwaarschijnlijke verklaring te geven met betrekking tot de herkomst van het voorwerp. In deze scriptie zal ik onderzoeken of dat de huidige bewijsconstructie die in Nederland gehanteerd wordt bij het delict witwassen in strijd is met een grondbeginsel van het strafrecht, en dan meer specifiek of de bewijsconstructie van het bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd is met de onschuldpresumptie. Ook wil ik onderzoeken of er andere bewijsconstructies mogelijk zijn met betrekking tot het bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig indien het gronddelict onbekend is. De probleemstelling die ik zal gaan onderzoeken luidt: Is de bewijsconstructie van het bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie, en zijn er andere bewijsconstructies mogelijk ten aanzien van dit bestanddeel? Zoals ik eerder al heb aangegeven is bestrijding van financieel-economische criminaliteit de laatste jaren op internationaal, Europees en nationaal niveau een speerpunt. Maatschappelijk gezien is het bestrijden van witwassen belangrijk, omdat witwassen een bedreiging vormt voor de integriteit van de financiële sector en indirect ook voor de veiligheid van de burger. 11 Maar het bestrijden van witwassen mag niet ten koste gaan van mensenrechten zoals het recht op een eerlijk proces en de onschuldpresumptie. Het beschermen van mensenrechten is maatschappelijk gezien altijd van belang. Ook wetenschappelijk gezien is het relevant om te bekijken of de bewijsconstructie van witwassen niet in strijd is met de onschuldpresumptie. Naar deze vraag is nog niet veel onderzoek gedaan. In de literatuur is er dan ook nog niet veel gediscussieerd over dit onderwerp. Ik hoop met deze scriptie dan ook echt wat toe te voegen aan de rechtswetenschap en men aan te zetten tot nadenken over de vraag of de bewijsconstructie niet in strijd is met de onschuldpresumptie. 9 Mevis 2009, p Keijzer 1987, p. 242 e.v. 11 Kamerstukken II 2007/08, , nr. 5 (bestrijden witwassen en terrorismefinanciering). 8

9 Om een antwoord te vinden op mijn onderzoeksvraag zal ik in deze scriptie structureel te werk gaan en stapsgewijs alles uiteenzetten. In hoofdstuk 1 zal ik allereerst uiteenzetten wat het delict witwassen inhoudt en hoe het delict is opgenomen in de Nederlandse wet. In hoofdstuk 2 zal ik nader ingaan op het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig en de bewijsconstructie die voor dit delictsbestanddeel wordt gehanteerd. Vervolgens zal ik in hoofdstuk 3 uiteenzetten wat de onschuldpresumptie en het nemo-teneturbeginsel inhouden, zowel op Europees en nationaal niveau. In hoofdstuk 4 zal ik onderzoeken of dat de verklaring die van de verdachte gevraagd wordt met betrekking tot de herkomst van het voorwerp, zowel bij een onbekend als een eigen misdrijf, in strijd is met de onschuldpresumptie. In hoofdstuk 5 zullen mogelijke andere bewijsconstructies en mogelijke verbeteringen van de bestaande bewijsconstructie aan bod komen. In hoofdstuk 6 zal ik mijn conclusie weergeven. 9

10 Hoofdstuk 1. Het delict witwassen In dit onderzoek staat het delict witwassen centraal. Witwassen heeft betrekking op het maskeren van de illegale herkomst van een goed, door het goed een legale herkomst te geven. 12 Witwassen betreft vaak een keten van handelingen ( 1.1). Sinds 2001 heeft het delict witwassen zijn eigen bepalingen gekregen in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Dit om het delict effectiever te kunnen bestraffen en te voldoen aan internationale en Europese verplichtingen ( 1.2). Het is belangrijk om te weten in welke bestanddelen de witwasbepalingen uiteenvallen, zodat de bewijsconstructie van het delict, die later aan bod zal komen, goed te begrijpen is ( 1.3). 1.1 Witwassen Het delict witwassen betreft handelingen die bestemd zijn om de herkomst van gelden of voorwerpen die afkomstig zijn uit een misdrijf te verdoezelen, door de gelden of het voorwerp een wettige herkomst te geven. 13 Met dit verdoezelen heeft de dader het doel om het door criminele activiteiten verkregen vermogensbestanddeel uit handen van opsporingsdiensten te houden en de criminele activiteiten niet aan het licht te brengen. 14 Om verdachte geldtransacties op te sporen zijn diverse instellingen, waaronder banken, verplicht om bij ongebruikelijke geldtransacties melding te doen bij de Financial Intelligence Unit Nederland op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. 15 In dat geval kan de Financial Intelligence Unit Nederland de geldtransacties als ongebruikelijk of verdacht registreren. Bij voldoende verdenking kan een opsporingsonderzoek naar witwassen volgen. Om een verdenking met betrekking tot witwassen te vermijden, is het van belang dat het criminele vermogensbestanddeel een legale herkomst krijgt. 16 Om een goed begrip van witwassen te krijgen is het verhelderend om een procesmatige benadering te hanteren. Grofweg kan men het witwasproces opdelen in zes fases. 17 Als eerste is er de verdienfase. Eerst moet er met criminele activiteiten geld verdiend worden. Deze activiteiten kunnen variëren van mensensmokkel tot belastingfraude. Daarna volgt er de plaatsingsfase waarbij het criminele geld in financiële verkeer wordt gebracht. Dit gebeurt bijvoorbeeld doormiddel van girale 12 Verrest 2006, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3 p. 1; FUI Nederland, < 14 Verrest 2006, p FUI Nederland, < 16 Soudijn 2010, hfd Soudijn 2010, hfd. 3; Van Duyne 2003, p

11 transacties. De derde fase is de verdeelfase waarin het geld wordt opgesplitst in kleinere hoeveelheden en op verschillende bankrekeningen wordt geplaatst. Door het geld op te splitsen en te verspreiden is het niet meer zo eenvoudig te traceren. Vervolgens volgt de integratiefase, waarbij de kleinere hoeveelheden geld weer bij elkaar worden gebracht. De vijfde fase is de verhullingsfase. In deze fase wordt de herkomst van het criminele geld verborgen om het een legaal aanzien te geven. 18 Om het geld een legaal aanzien te geven wordt vaak gebruik gemaakt van financiële constructies of bijvoorbeeld van valse facturen. De zesde en laatste fase is de bestemmingsfase. Deze fase heeft betrekking op het besteden of investeren van de criminele opbrengsten. Criminelen besteden het geld vaak aan dure consumptiegoederen of investeren het bijvoorbeeld in onroerend goed. Witwassen bestaat dus uit meerdere elementen in een keten van handelingen. 19 Ter illustratie een voorbeeld. Wanneer een horecaondernemer voor ,00 inkoopt en voor ,00 verkoopt heeft hij ,00 winst. Echter, wanneer hij in zijn administratie opneemt dat hij voor heeft verkocht, kan hij ,00 extra aan contanten op zijn bankrekening storten. De ,00 krijgt op deze wijze een legale herkomst. Witwassen kan op vele manieren plaatsvinden waarbij geldstromen vaak via het buitenland lopen om ze zo moeilijker traceerbaar te maken. Of men richt een hele serie BV s op om bijvoorbeeld bedrijfspanden met fictieve winsten aan elkaar te verkopen. 1.2 Witwassen in de Nederlandse wet Het delict witwassen heeft in december 2001 zijn eigen strafbepalingen gekregen in de Nederlandse wet. Het delict heeft zijn eigen grondslag gekregen in de wet zodat witwassen effectiever aangepakt kan worden en omdat Nederland moet voldoen aan een aantal internationale en Europese verplichtingen omtrent witwassen. Zo zijn er een tweetal internationale verdragen, het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van de Verenigde Naties en het Verdrag inzake witwassen, die de strafbaarstelling van witwassen verplicht stellen voor Nederland en is er tevens een Europese richtlijn 20 die dit verplicht stelt. 21 Artikel 420bis, artikel 420ter en artikel 420quater werden doormiddel van een wetswijziging toegevoegd aan het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. 22 De artikelen zijn opgenomen in Titel XXXA, met het opschrift witwassen. Met het opstellen van de artikelen 420bis Sr en artikel 18 Soudijn 2010, hfd Soudijn 2010, hfd De eerste Europese Witwasrichtlijn (91/308/EEG). 21 Haverkate 2008, p Wet van 6 december 2001, Stb. 2001,

12 420quater Sr is aansluiting gezocht bij de omschrijvingen van witwassen die worden gehanteerd bij de verdragen en de richtlijn. Voordat deze witwasartikelen werden toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht, werd witwassen bestraft via de helingbepalingen, artikel 416 en artikel 417 Sr. 23 Een van de redenen om het delict witwassen eigen strafbepalingen te geven in de Nederlandse wet, is dat het delict witwassen niet als een species van het delict helen moet worden gezien, maar als een delict met een eigen aard. 24 Er is ook één problematische beperking wanneer witwassen wordt vervolgd met gebruikmaking van de helingbepalingen: de heler steler-regel. De heler steler-regel houdt volgens de Hoge Raad in dat degene die een goed heeft gestolen, zich niet tevens schuldig kan maken aan heling met datzelfde goed. 25 Degene die zelf voordeel uit misdrijf verkrijgt en dat voordeel vervolgens in een witwastraject brengt, kan door de heler steler-regel niet worden vervolgd door middel van de helingbepalingen in de Nederlandse wet. Bij de invoering van de witwasbepalingen is deze beperking duidelijk verworpen. 26 In artikel 420bis Sr is opzetwitwassen strafbaar gesteld. Bij opzetwitwassen moet de dader weten dat het goed uit enig misdrijf afkomstig is. In artikel 420ter Sr is gewoontewitwassen strafbaar gesteld. Gewoontewitwassen houdt in dat iemand zich herhaaldelijk schuldig maakt aan opzetwitwassen. In artikel 420quater Wetboek van Sr is schuldwitwassen strafbaar gesteld. Bij schuldwitwassen moet de dader redelijkerwijs vermoeden dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. 1.3 Delictsbestanddelen Met de witwasbepalingen is beoogd een delictsomschrijving te formuleren die elke fase in een witwasconstructie zelfstandig strafbaar maakt, en tegelijkertijd aansluit bij de internationale omschrijvingen van witwassen. 27 Op grond van de Europese witwasrichtlijn (91/308/EEG) moeten er een groot aantal gedragingen strafbaar worden gesteld in de lidstaten. 28 Deze gedragingen zijn in Nederland dan ook opgenomen in de delictsomschrijving van witwassen. Zo is in onderdeel a van artikel 420bis Sr en artikel 420quater Sr verbergen en verhullen strafbaar gesteld en in onderdeel b van deze artikelen verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten en gebruik maken van. Wordt onderdeel a ten laste gelegd dan moet bewezen worden dat de werkelijke aard, de herkomst, 23 Van Leeuwen 2011, p Haverkate 2008, p. 8; Aanwijzing Witwassen OM, 1.2; Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p HR 7 februari 1978, NJ 1978, Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p. 6 en Van Leeuwen 2011, p Buisman 2013, p

13 de vindplaats of de vervreemding of verplaatsing wordt verhuld of verborgen van een voorwerp waarvan men weet, of redelijkerwijs kon vermoeden, dat het afkomstig is uit enig misdrijf. Wordt onderdeel b ten laste gelegd dan moet er bewezen worden dat er een voorwerp verworven, voorhanden, overgedragen of omgezet is of dat er gebruik gemaakt is van een voorwerp, terwijl men weet, of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Handelingen In het eerste lid van artikel 420bis Sr en artikel 420quarter Sr zijn de gedragingen verhullen en verbergen strafbaar gesteld. Verhullen en verbergen zijn verzameltermen: hieronder vallen alle gedragingen die, objectief gezien, er op gericht zijn om de werkelijke, criminele aard van een voorwerp te verbergen of verhullen. 29 Verhullen en verbergen zijn handelingen die moeilijk anders dan opzettelijk verricht kunnen worden. Het gaat daarbij om het zogenaamde ingeblikt opzet. 30 Voor ingeblikt opzet is voorwaardelijk opzet voldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. 31 Voorwaardelijke opzet houdt in dat iemand bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een gevolg intreedt. Het wordt dan ook wel kansopzet of opzet met mogelijkheidsbewustzijn genoemd. 32 Het is de situatie waarbij de dader weet dat zijn daad een bepaald gevolg kan hebben, en dit mogelijke gevolg ook aanvaardt door de daad toch te plegen. 33 Het is niet vastgelegd om welke specifieke handelingen het gaat bij de termen verhullen en verbergen. Bij de vraag of een handeling strafbaar is, is het effect van het handelen bepalend. De termen impliceren dus een zekere doelgerichtheid: het handelen moet erop gericht zijn om het zicht op de aard van het voorwerp te verslechteren en de handeling moet ook geschikt zijn voor dit doel. 34 In het tweede lid van de witwasbepalingen zijn de gedragingen verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten en gebruik maken van strafbaar gesteld. Deze gedragingen veronderstellen dat de verdachte feitelijke zeggenschap heeft over het voorwerp. Echter, er is niet vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid van de verdachte bevindt. 35 Bij de termen verhullen en verbergen is het niet vereist dat er feitelijke zeggenschap met betrekking tot het voorwerp bestaat. 36 Het verwerven van een goed houdt in het verrichten van handelingen die tot gevolg hebben dat 29 Haverkate 2008, p Aanwijzing witwassen OM, Kamerstukken II 2000/01, 27159, nr. 5, p Stolwijk 2009, p Stolwijk 2009, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Haverkate 2008, p

14 iemand de feitelijke zeggenschap over een voorwerp verkrijgt. 37 Overdragen vormt nu juist het spiegelbeeld van verwerven en heeft daarmee betrekking op het overleveren van de zeggenschap over het voorwerp aan een ander persoon. 38 Het voorhanden hebben betreft het kunnen beschikken over een goed. 39 Dit beschikken hoeft niet te alle tijde onverwijld mogelijk te zijn, het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen. 40 Van omzetten is sprake wanneer er handelingen (ruilen, investeren) worden gepleegd waardoor de dader een ander voorwerp verkrijgt dat het voordeel uit het oorspronkelijke misdrijf belichaamd. 41 Wordt het betrokken voorwerp op de een of andere wijze aangewend ten behoeve van de dader of ten behoeve van derden, dan is er sprake van gebruik maken van een voorwerp. 42 Voorwerp Uit de eis dat de verdachte weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, vloeit voort dat opzetwitwassen en schuldwitwassen betrekking hebben op een voorwerp afkomstig uit een misdrijf. 43 Volgens het tweede lid van artikel 420bis en artikel 420quater Sr wordt onder voorwerpen verstaan alle zaken en vermogensrechten. De inhoud van het begrip voorwerp in deze artikelen is ontleend aan de inhoud van het begrip voorwerp in artikel 36e Sr zoals dat sinds de herziening van de ontnemingswetgeving van 1992 luidt. 44 Met de in de wet gehanteerde begrippen zaken en vermogensrechten beoogt men aan te sluiten bij artikel 3:1 BW. In artikel 3:1 BW staat: goederen zijn alle zaken en vermogensrechten. In artikel 3:2 BW worden zaken vervolgens omschreven als voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, en in artikel 3:6 BW worden vermogensrechten omschreven als rechten die, hetzij afzonderlijk het tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel. Ook voorwerpen die niets waard zijn kunnen onder omstandigheden worden witgewassen Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Haverkate 2008, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Haverkate 2008, p Haverkate 2008, p Haverkate 2008, p Haverkate 2008, p Kamerstukken II 1989/90, 21565, nr. 3, p HR 11 april 2006, LJN AV2349; in deze zaak had de verdachte valse Bahreinse dinars gekocht. Bahreinse dinars zijn geen geldig betaalmiddel meer. De verdachte wilde vervolgens deze Bahreinse dinars omwisselen in Nederland voor euro s. 14

15 Middellijk of onmiddellijk Het voorwerp moet onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Witwassen beslaat veelal diverse op elkaar volgende stappen, waarbij de uit een misdrijf afkomstige voorwerpen worden omgezet in andere voorwerpen. 46 Voorwerpen die direct afkomstig zijn uit een misdrijf, en dus nog niet zijn omgezet in een ander voorwerp, zijn onmiddellijk afkomstig uit een misdrijf. Is een voorwerp dat direct afkomstig is uit een misdrijf omgezet in een ander voorwerp, dan is dit voorwerp indirect, oftewel middellijk afkomstig uit een misdrijf. Door bepaalde handelingen met een voorwerp dat middellijk afkomstig is uit een misdrijf ook strafbaar te stellen, kunnen de handelingen aan het einde van een witwastraject ook effectief vervolgd worden. 47 Ter illustratie een voorbeeld. Een persoon smokkelt drugs en verdient hiermee geld. Het geld is een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Wordt het geld omgezet in een boot, dan is boot een voorwerp dat middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Uit enig misdrijf afkomstig Wanneer is er sprake van uit enig misdrijf afkomstig? De term enig laat in het midden wie het misdrijf gepleegd heeft. De wetgever wilde af van de heler-steler-regel bij de witwasbepalingen. 48 De Hoge Raad heeft bevestigd dat de heler-steler-regel niet van toepassing is bij de witwasbepalingen. 49 Zowel het witwassen van eigen crimineel voordeel als het witwassen van de opbrengst uit andermans misdrijf moet strafbaar zijn. Daarnaast geeft het bestanddeel aan dat het moet gaan om een misdrijf. Sinds 2008 vallen ook opbrengsten uit fiscale misdrijven onder het bereik van de witwasbepalingen. 50 Voorwerpen verkregen uit overtredingen vallen niet onder het bereik van de witwasbepalingen. Het misdrijf hoeft niet per se in Nederland gepleegd te zijn. 51 Het is ook niet vereist dat het misdrijf vervolgbaar is. 52 Als bijvoorbeeld de verdachte van de opbrengsten van een diefstal begaan door een 9-jarig kind een laptop koopt, dan kan de verdachte veroordeeld worden voor witwassen. De Hoge Raad heeft bepaald dat niet vast hoeft te komen staan door wie, wanneer en waar concreet het misdrijf is begaan. 53 Het misdrijf hoeft niet nauwkeurig te kunnen worden aangeduid. Afkomstig uit houdt in dat het voorwerp doormiddel van het plegen van een misdrijf verkregen moet zijn. Ter 46 Haverkate 2008, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p. 6 en HR 2 oktober 2007, LJN BA HR 7 oktober 2008, 03511/ Kamerstukken I 2000/01, 27159, nr. 288a, p Haverkate 2008, p HR 28 september 2004, LJN AP2124, HR 27 september 2005, NJ 2006,

16 illustratie een voorbeeld met betrekking tot een fiscaal misdrijf. Legaal verkregen winst die buiten het zicht van de Nederlandse belastingdienst in het buitenland wordt gestald, en waarover vervolgens niet de verschuldigde belasting wordt betaald, is geld dat afkomstig is uit enig misdrijf, namelijk uit belastingontduiking. Het voorwerp hoeft niet geheel uit enig misdrijf afkomstig te zijn, indien het voorwerp gedeeltelijk is gefinancierd uit de opbrengst van een misdrijf en gedeeltelijk uit andere, legale opbrengsten, dan is het nog steeds (gedeeltelijk) uit enig misdrijf afkomstig. 54 Schuldverband In lid 1 en lid 2 van artikel 420bis Sr is vereist dat dader weet dat het voorwerp uit een misdrijf afkomstig is. Weten vormt hier een uitdrukking van opzet. 55 Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende. 56 In artikel 420quater Sr is het weten over de afkomst van het voorwerp al afgezwakt tot het redelijkerwijs moeten vermoeden dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Redelijkerwijs moet vermoeden duidt hier op schuld of culpa, dit betekent verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid: als de dader redelijk had nagedacht had hij kunnen vermoeden dat het om een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf ging; de verdachte had niet zonder nader onderzoek met het voorwerp mogen handelen Conclusie Het delict witwassen betreft handelingen die de criminele afkomst van een voorwerp moeten verdoezelen, door voor te wenden dat het voorwerp een legale afkomst heeft. Criminele opbrengsten kunnen niet zomaar in het verkeer worden gebracht omdat zij dan getraceerd kunnen worden door opsporingsinstanties. Als gevolg van internationale en Europese verplichtingen en het effectiever willen bestraffen van witwassen heeft het delict witwassen in 2001 zijn eigen strafbepalingen gekregen in de Nederlandse wet. In artikel 420bis Sr is opzetwitwassen strafbaar gesteld, in artikel 420ter Sr gewoontewitwassen (ziet op recidive) en in artikel 420quater Sr is schuldwitwassen strafbaar gesteld. Voor de invoering van de witwasbepalingen in 2001 werd witwassen vervolgd doormiddel van de helingbepalingen, artikel 416 en artikel 417 Sr. Met de delictsomschrijvingen van de witwasbepalingen wordt getracht alle fasen van het witwassen strafbaar te stellen. Als gevolg hiervan zijn veel handelingen ten aanzien van het voorwerp, dat onmiddellijk of middellijk afkomstig moet zijn uit enig misdrijf, strafbaar gesteld. Door de term enig 54 Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p Aanwijzing witwassen OM, Kamerstukken II 1999/00, 27159, nr. 3, p

17 misdrijf is het witwassen van eigen criminele opbrengsten strafbaar, maar ook het witwassen van criminele opbrengsten die afkomstig zijn uit een misdrijf door een ander gepleegd. Het misdrijf hoeft niet per se in Nederland te zijn begaan. Ook hoeft het misdrijf niet vervolgbaar te zijn. Voorwerpen verkregen uit overtreding vallen niet onder het bereik van de witwasbepalingen. Is een voorwerp verkregen door het plegen van een misdrijf, dan wel verkregen door het omzetten van een voorwerp dat direct is verkregen door het plegen van een misdrijf, dan is er sprake van een voorwerp dat onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit een misdrijf. Om te spreken van afkomstig uit enig misdrijf hoeft een voorwerp niet geheel gefinancierd te worden met criminele opbrengsten, een gedeelte is voldoende. Bij de doleuze variant van witwassen, artikel 420bis Sr, moet de dader wetenschap hebben omtrent de afkomst van het voorwerp. Bij de culpoze variant is deze wetenschap over de afkomst van het voorwerp verminderd naar een redelijkerwijs moeten vermoeden. 17

18 Hoofdstuk 2. Het bewijs Het bewijs voor het bestandsdeel uit enig misdrijf afkomstig is niet altijd gemakkelijk te leveren, ondanks het feit dat het specifieke grondfeit niet bewezen hoeft te worden. Daarom worden er ook wel bewijsnoodwegen bewandeld om toch tot een bewezenverklaring te kunnen komen als er geen directe link met het gronddelict is. De Hoge Raad heeft in zijn rechtspraak een bewijsconstructie ontwikkeld voor zaken waarin het bewijs voor het bestanddeel moeilijk te leveren is. De verklaring van de verdachte omtrent de afkomst van het voorwerp speelt ook een rol bij deze bewijsconstructie ( 2.1). De Hoge Raad heeft deze bewijsconstructie steeds verder uitgekristalliseerd in zijn rechtspraak ( 2.2). Echter, sommige rechters zijn van mening dat de ontworpen bewijsconstructie niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ( 2.3). Het kan zijn dat de verdachte laat doorschemeren dat het voorwerp uit eigen misdrijf afkomstig is om onder een veroordeling voor witwassen uit te komen. De verdachte zal dan in een verklaring het eigen misdrijf concreet aan moeten duiden. De vraag is of dat deze verklaring die aan de verdachte wordt gevraagd in strijd is met de onschuldpresumptie ( 2.4). 2.1 Het bewijs van het bestanddeel 'uit enig misdrijf afkomstig' - geen directe link met het gronddelict Algemeen Met betrekking tot bewijsvergaring is het bestanddeel afkomstig uit enig misdrijf misschien wel het meest problematische bestanddeel van het delict witwassen. Vlak na de inwerkintreding van de witwasbepalingen heeft de Hoge Raad in een uitspraak in de basisbeginselen voor het bewijs van dit bestanddeel gegeven. De belangrijkste overweging van de Hoge Raad is het beginsel dat uit het bewijs geen nauwkeurig aangeduid misdrijf hoeft te kunnen worden afgeleid, en dus ook niet door wie, wanneer en waar het misdrijf is begaan. Het oordeel van de rechter dat hij aan de hand van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft dat het om een voorwerp afkomstig uit een misdrijf gaat is voldoende. Wordt het grondfeit wel in de tenlastelegging opgenomen, dan zal het wel concreet bewezen moeten worden. 59 Het Openbaar Ministerie zal dan ook steeds subsidiair enig misdrijf ten laste leggen, zodat een probleem met het bewijzen van het gronddelict niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het witwassen HR 28 september 2004, LJN AP Het grondfeit is dan een apart delict dat naast het witwassen de verdachte ten laste wordt gelegd. 60 Van Leeuwen 2011, p

19 Het bewijs voor het bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig blijkt in de praktijk vaak moeilijk te verkrijgen voor het Openbaar Ministerie. Wat een grote rol speelt is dat witwassen een delict op zichzelf is dat losstaat van het gronddelict. Het gronddelict is alleen van belang om te bewijzen dat het voorwerp waarmee wordt witgewassen niet legaal verkregen is. Het is niet altijd gemakkelijk om het voorwerp te linken aan een specifiek misdrijf; vaak wordt er een voorwerp onder bijzondere omstandigheden gevonden die het vermoeden doen rijzen dat het voorwerp afkomstig is uit een misdrijf. 61 Als een zaak bepaalde objectieve kenmerken heeft die op grond van ervaring duiden op witwassen van opbrengsten uit een misdrijf (ook wel typologieën genoemd), dan kan daaruit het vermoeden van witwassen ontstaan. 62 Ook feiten van algemene bekendheid spelen vaak een rol bij het ontstaan van het vermoeden van witwassen. 63 Uit welk concreet misdrijf het voorwerp afkomstig is, is vaak moeilijk om vast te stellen. Het kan juist ook omgekeerd zijn, er wordt een concreet delict opgespoord waarbij de buit in beeld komt, en het is dan al snel zo dat de verdachte de buit voorhanden of verworven heeft. Om de verdachte dan te kunnen veroordelen voor witwassen, moet er een handeling hebben plaatsgevonden van de verdachte die erop is gericht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. 64 Het enkele voorhanden hebben of het enkel verwerven van het voorwerp is in het geval van een eigen misdrijf niet voldoende voor een veroordeling voor het delict witwassen. Dit om een automatische verdubbeling van de strafbaarheid van de verdachte te voorkomen. 65 Dit kan ertoe leiden dat een verdachte met opzet laat doorschemeren dat een voorwerp afkomstig is uit eigen misdrijf, terwijl dit niet het geval is. Bewijsconstructie In het geval dat het bewijs voor het gronddelict moeilijk rond te krijgen is, wordt er ook wel een bewijsnoodweg bewandeld door het Openbaar Ministerie om toch tot een bewezenverklaring te kunnen komen. 66 In het geval dat er een voorwerp onder bijzondere omstandigheden wordt aangetroffen, accepteert de Hoge Raad dat onder omstandigheden 'het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. 67 Ter illustratie een voorbeeld uit de rechtspraak van de 61 Kooijmans 2014, p Haverkate 2008, p Kooijmans 2014, p Kooijmans 2014, p Kooijmans 2014, p Haverkate 2008, p Haverkate 2008, p

20 Hoge Raad. 68 De verdachte en haar reisgenoot waren op uitreis naar Spanje en hadden geen ruimbagage bij zich. Bij de security-check waren de verdachte en haar reisgenoot in twee verschillende rijen gaan staan. Bij de reisgenoot werd een grote hoeveelheid geld aangetroffen en bij verdachte werd een hoeveelheid van ,00 in beslag genomen. De verdachte had het geld vervoerd in de vorm van 500 biljetten van 50,00 die waren verstopt in een toilettas en een spijkerbroek. De verdachte deed vrijwillig afstand van het geld en legde vervolgens steeds wisselende en tegenstrijdige verklaringen af omtrent het doel van haar reis, de bestemming en de herkomst van het geld. Het Hof oordeelde dat op grond van deze omstandigheden het niet anders kon dan dat het geld verkregen was uit een misdrijf en dat de verdachte dat ook redelijkerwijs had moeten vermoeden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Hieruit kan worden afgeleid dat de bewijsconstructie ten aanzien van het bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig uit vier onderdelen bestaat. Ten eerste het feit dat er een grote hoeveelheid geld bij de verdachte werd aangetroffen, wat was verstopt in een toilettas en spijkerbroek en de coupures waaruit het bedrag bestond. Dit zijn feiten en omstandigheden die schreeuwen om een verklaring. 69 Ten tweede is het een feit van algemene bekendheid dat via Schiphol vaak grote bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden uitgevoerd. Vervolgens kan de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet geheel onwaarschijnlijke verklaring geven met betrekking tot de herkomst van het geld. De verdachte wisselt telkens van verklaring. Als vierde hoeft er dan vervolgens geen nader onderzoek meer te worden ingesteld naar de herkomst van het geld. Daarmee is de conclusie dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is gerechtvaardigd. Rechtspraak In andere uitspraken met betrekking tot witwassen ziet men duidelijk de hierboven uiteengezette bewijsconstructie terug. Ik zal kort een paar uitspraken bespreken die belangrijk zijn geweest voor het ontwikkelen van de bewijsconstructie en waar men heel duidelijk de vier onderdelen terug kan zien. Echter, er zijn vele uitspraken waarin men de bewijsconstructie terug kan zien HR 27 september 2005, NJ 2006, Kooijmans 2014, p Zie voor meer voorbeelden met betrekking tot de vier onderdelen van de bewijsconstructie voor het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig HR 28 september 2004, LJN: AP2124, HR 27 september 2005, NJ 2006, 473, HR 13 juli 2010, NJ 2010, 456 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:

21 Als eerste zal ik de Hawala-bankieren uitspraak van de Rechtbank Rotterdam bespreken. 71 De verdachte werd in deze zaak ten laste gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan (gewoonte) witwassen doormiddel van Hawala-bankieren. Hawala is een informeel banksysteem dat nu nog vooral voorkomt in het Midden-Oosten en Azië. Hawala is een systeem van vertrouwen. Er wordt geld contact op tafel gelegd in een steunpunt, en via contact (telefonisch, per mail, per fax), wordt op een ander steunpunt in de wereld dezelfde som geld eraf gehaald. Lidmaatschap of rekeningen zijn niet nodig. Tracering van het geld is dus haast niet mogelijk en Hawala-bankieren leent zich dan ook bij uitstek voor witwassen. Om tot een bewezenverklaring te komen voor het delictsbestanddeel 'uit enig misdrijf afkomstig' werden ook hier de vier onderdelen van de bewijsconstructie afgelopen. Ten eerste bleek dat er sprake was van geldtransacties in het kader van Hawala-bankieren die zeer verdacht waren en om een verklaring vroegen. Immers, een groot aantal onbekende personen heeft zeer grote geldbedragen en contanten en (deels) kleine coupures bij de verdachte gebracht en opgehaald. Geldbedragen werden ongeteld aangeleverd en verstrekt door geldkoeriers, vervoerd in tassen of verstopt in kleden, doeken, ordners en kussenslopen. Door de verdachte en andere personen werd over de telefoon in versluierde en gecodeerde taal over geldbedragen gesproken. Deze omstandigheden kunnen deels verklaard worden vanuit de werkwijze van Hawala-bankieren op zichzelf. Echter, het is gebleken dat de verdachte ook geldtransacties heeft verricht onder omstandigheden die niet aansluiten bij het systeem van Hawala-bankieren. Ten tweede is het een feit van algemene bekendheid dat door middel van Hawala-bankieren wereldwijd zeer grote geldstromen afkomstig uit illegale bronnen worden verplaatst. Ten derde kan de verdachte vervolgens geen concrete, verifieerbare en waarschijnlijke verklaring geven voor de herkomst van het geld. Ten vierde hoeft er dan geen ander onderzoek meer te worden ingesteld en is de conclusie dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf gerechtvaardigd. Ook in het In het Geldkoerier III arrest 72 ziet men de bewijsconstructie die gehanteerd wordt met betrekking tot het feit dat het geld niet anders dan uit een misdrijf afkomstig kan zijn terug. In deze zaak werd de verdachte veroordeeld voor het hem ten laste gelegde witwassen. De verdachte was aangehouden op Schiphol met 200 biljetten van 500,00. Dit bedrag zat deels los in de zak van de verdachte. Het Hof overwoog dat het een feit van algemene bekendheid is dat via Schiphol vaak grote bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden uitgevoerd. 71 Rb. Rotterdam 9 april 2008, LJN: BC HR 13 juli 2010, NJ 2010,

22 Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan onder omstandigheden worden afgeleid uit slechts één feit van algemene bekendheid. Zo kwam er in 2004 een zaak aan de orde bij de Hoge Raad waarbij de verdachte geld had verdiend met de verkoop van 25 blanco rijbewijzen. Als iemand anders dan de bevoegde autoriteiten in bezit is van 25 blanco rijbewijzen dan is het een feit van algemene bekendheid dat deze niet anders dan door een misdrijf verkregen kunnen zijn. 73 Een burger kan niet op een legale manier 25 blanco rijbewijzen verkrijgen. In het Geldkoerier III arrest verklaarde de verdachte vervolgens tegenover het Hof dat hij het geld van een onbekende in Leeds had gekregen en dat hij van dit geld een auto zou gaan kopen in Duitsland. Deze auto zou hij vervolgens naar Spanje rijden. Om deze verklaring te kunnen onderbouwen werd de voorlopige hechtenis van de verdachte enige tijd geschorst. Volgens het Hof had de verdachte echter geen verifieerbare gegevens kunnen achterhalen. Daarom hoefde er volgens het Hof geen nader onderzoek plaats te vinden. De Hoge Raad overwoog vervolgens in deze zaak dat het Hof kon oordelen dat het niet anders kon zijn dan dat het geld van een misdrijf afkomstig was, gezien de feiten en omstandigheden en het feit dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet geheel onwaarschijnlijke verklaring kon geven voor de afkomst van het geld. Gelet op de hoogte van het bedrag, de coupures waaruit het bestond en de wijze waarop het werd vervoerd, kon het niet anders dan dat het geld onder de gegeven omstandigheden van een misdrijf afkomstig was. Uit de besproken rechtspraak met betrekking tot de bewijsconstructie die wordt gehanteerd voor de conclusie dat het voorwerp niet anders dan uit enig misdrijf afkomstig kan zijn, kunnen feitelijke vaststellingen dus een grote rol spelen. In aanvulling daarop wordt het bewijs nogal eens rond gemaakt door feiten van algemene bekendheid. 74 Verder kan ten nadele van de verdachte meetellen dat deze geen of een onaannemelijke verklaring heeft gegeven over de afkomst van het betreffende voorwerp. 75 Wordt er geen verklaring of een ongeloofwaardige verklaring gegeven door de verdachte, dan zal de misdadige afkomst van het voorwerp veelal bewezen worden geacht HR 27 april 2004, NJ 2004, Kooijmans 2014, p Haverkate 2008, p Uitspraken waarin het ontbreken van een geloofwaardige verklaring een rol speelde zijn bijvoorbeeld Rb Haarlem 3 mei 2006, LJN AX9100, Hof Den Bosch 29 november 2006, LJN AZ4125, Rb Rotterdam 26 juli 2007, LJN BB0516, Rb Haarlem 5 maart 2008, LJN BC7433, Rb Rotterdam 2 juli 2008, LJN BD

23 2.2 Nadere eisen met betrekking tot de bewijslast bij geen direct bewijs In daaropvolgende rechtspraak heeft de Hoge Raad nog verdere eisen vastgesteld met betrekking tot de bewijsconstructie voor het delictbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig wanneer er geen bewijs is voor het specifieke gronddelict. 77 Deze uitspraken vormen een uitbreiding op de eerdere uitspraken van de Hoge Raad 78 omtrent het bewijs voor bestanddeel uit enig misdrijf afkomstig. Door deze uitspraken is het delictsbestanddeel uit enig misdrijf moeilijker te bewijzen voor het Openbaar Ministerie, de Hoge Raad heeft namelijk nadere beperkingen opgelegd met betrekking tot de bewijsconstructie. Zo moet het Openbaar Ministerie duidelijk feiten aanleveren die een vermoeden van witwassen opleveren. In het Cambio arrest sprak het Hof de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde witwassen. Er was in deze zaak geen direct bewijs voor de misdadige afkomst van het geld gevonden tijdens het onderzoek, maar de feiten en omstandigheden van de zaak leverden wel degelijk een vermoeden van witwassen op. Het Hof overwoog dat dat vermoeden ertoe leidt, dat van de verdachte een verklaring omtrent de afkomst van het voorwerp mag worden gevraagd. De verdachte gaf in deze zaak ook een verklaring met betrekking tot de herkomst van het geld. Daarmee heeft verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en, naar het oordeel van het Hof, niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst benoemd. 79 Het Hof overwoog daarbij ook dat de verklaring van de verdachte steun vindt in het dossier. Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte had, naar het oordeel van het Hof, het Openbaar Ministerie nader onderzoek moeten verrichten. Nu zij dit niet heeft gedaan is het onvoldoende vast komen te staan dat het geld geen legale herkomst heeft. De verdachte werd daarom vrijgesproken. In cassatie klaagt het middel over de motivering van de door het Hof gegeven vrijspraak, in het bijzonder wat betreft de vrijspraak van het in de tenlastelegging vermelde, aan de wet ontleende bestanddeel afkomstig uit enig misdrijf. De Hoge Raad overweegt hieromtrent dat het is toegestaan feiten en omstandigheden te gebruiken voor het bewijs, mits uit de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt op te maken met een bepaald misdrijf. Het Openbaar Ministerie is degene die het bewijs van die feiten en omstandigheden moet leveren. De Hoge Raad overweegt dat het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting heeft gegeven om van de verdachte een verklaring te 77 HR 13 juli 2010, NJ 2010, 456; HR 13 juli 2010, NJ 2010, HR 28 september 2004, LJN AP2124; HR 28 september 2004, NJ 2007, 278 (Geldkoerier I); HR 27 september 2005, NJ 2006, 473 (Geldkoerier II). 79 HR 13 juli 2010, NJ 2010, 456, rechtsoverweging

24 vragen omtrent de herkomst van het geld en stelt dat hiermee niet van de verdachte wordt gevergd aannemelijk te maken dat het geld niet uit een misdrijf is verkregen. 80 Uit deze uitspraak volgt dat het Openbaar Ministerie de feiten en omstandigheden die het witwasvermoeden opleveren moet aanleveren. Voor het vermoeden van witwassen is niet voldoende dat het onduidelijk blijft wat de herkomst van het voorwerp is. Vervolgens, als het Openbaar Ministerie deze feiten en omstandigheden aanlevert, kan aan de verdachte een verklaring met betrekking tot de herkomst van het voorwerp worden gevraagd. Als deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet geheel onwaarschijnlijk is, en ook nog steun vindt in het dossier, moet er een nader onderzoek worden ingesteld naar de herkomst van het voorwerp. Wordt dit niet gedaan, dan kan de verdachte worden vrijgesproken omdat het niet bewezen is dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de Hoge Raad de volgende bewijsconstructie voor ogen heeft als er geen direct bewijs voor handen is dat het voorwerp uit een misdrijf afkomstig is: 81 1) Het Openbaar Ministerie moet het bewijs leveren van feiten en omstandigheden die een vermoeden van witwassen opleveren, dit volgt voornamelijk uit het Cambio-arrest; 2) Is er een vermoeden van witwassen, dan zal de rechter zich tot de verdachte wenden. De verdachte zal een verklaring voor de herkomst van het voorwerp moeten geven die concreet, verifieerbaar en niet geheel onwaarschijnlijk is. De verdachte hoeft niet aannemelijk te maken dat het voorwerp niet uit enig misdrijf afkomstig is. Verdachte geeft aanknopingspunten voor een nader onderzoek en probeert zo de conclusie van het Openbaar Ministerie, dat het niet anders kan dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, te blokkeren. Kan de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet geheel onwaarschijnlijke verklaring geven voor de herkomst van het voorwerp, dan heeft dit tot gevolg dat de rechter tot een veroordeling voor witwassen kan komen; 3) In het geval dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de afkomst van het voorwerp geeft, dan kan door de rechter besloten worden dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de herkomst van het voorwerp. De rechter kan nader onderzoek doen, maar ook de verdachte en het Openbaar Ministerie kunnen verplicht worden nader onderzoek te doen. Wordt deze verplichting tot nader onderzoek niet uitgevoerd door de verdachte, dan kan tot een bewezenverklaring worden 80 HR 13 juli 2010, NJ 2010, 456, rechtsoverweging Van Leeuwen 2011, p

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt

Nadere informatie

NBSTRAF 2015/115 Witwassen. Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650

NBSTRAF 2015/115 Witwassen. Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650 pagina 1 van 5 NBSTRAF 2015/115 Witwassen Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650 Aflevering 2015 afl. 7 Rubriek Rechtspraak College Hoge Raad Datum 07 april

Nadere informatie

LJN: BM4440, Hoge Raad, 09/01423

LJN: BM4440, Hoge Raad, 09/01423 LJN: BM4440, Hoge Raad, 09/01423 Datum uitspraak: 26-10-2010 Datum publicatie: 26-10-2010 Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Reikwijdte van witwassen, art. 420bis Sr en schuldwitwassen,

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE BEWIJSPROBLEMATIEK INZAKE DE BESTRIJDING VAN WITWASSEN: DOORBREKING VAN DE SCHIJNBARE LEGALE HERKOMST EN DE PRESUMPTIE VAN ONSCHULD

STRAFRECHTELIJKE BEWIJSPROBLEMATIEK INZAKE DE BESTRIJDING VAN WITWASSEN: DOORBREKING VAN DE SCHIJNBARE LEGALE HERKOMST EN DE PRESUMPTIE VAN ONSCHULD STRAFRECHTELIJKE BEWIJSPROBLEMATIEK INZAKE DE BESTRIJDING VAN WITWASSEN: DOORBREKING VAN DE SCHIJNBARE LEGALE HERKOMST EN DE PRESUMPTIE VAN ONSCHULD D. KLAVERSTIJN APRIL 2012 1 INHOUDSOPGAVE INLEIDING

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 27-04-2011 Datum publicatie 27-04-2011 Zaaknummer 14.701108-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Verhullen van de herkomst bij witwassen

Verhullen van de herkomst bij witwassen Verhullen van de herkomst bij witwassen Een stand van zaken en handvatten voor de praktijk mr. W.H. Hulst & mr. S. Visser* 1. Inleiding Als witwassen is in het Wetboek van Strafrecht in art. 420bis lid

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Introductie tot de FIU-Nederland

Introductie tot de FIU-Nederland Introductie tot de FIU-Nederland H.M. Verbeek-Kusters EMPM Hoofd FIU - Nederland l 05-06-2012 Inhoud presentatie Witwassen Organisatie FIU-Nederland Van ongebruikelijk naar verdacht Wat is een ongebruikelijke

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Jurisprudentiële ontwikkelingen ten aanzien van witwassen

Jurisprudentiële ontwikkelingen ten aanzien van witwassen Jurisprudentiële ontwikkelingen ten aanzien van witwassen Mr. P.C. Verloop 1 1. Inleiding Jarenlang werd de strafbaarstelling van witwassen steeds verder uitgebreid. Iedere vorm van onverklaard bezit leek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 294 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

HR 2 oktober 2007; witwassen NJ 2008, 16, zaaknummer: 02902/06, LJN:BA7923

HR 2 oktober 2007; witwassen NJ 2008, 16, zaaknummer: 02902/06, LJN:BA7923 HR 2 oktober 2007; witwassen NJ 2008, 16, zaaknummer: 02902/06, LJN:BA7923 Noot van M.J. Borgers 1 De strafbaarstelling van witwassen in art. 420bis e.v. Sr omvat uiteenlopende gedragingen die (kunnen)

Nadere informatie

Opinie: Stage bij de Hoge Raad. Mw. mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren. Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst

Opinie: Stage bij de Hoge Raad. Mw. mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren. Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst 2012/7 12e jaargang nummer 7 oktober 2012 2 5 13 20 28 33 Opinie: Stage bij de Hoge Raad Mw. mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst Mr. M.J. Pelinck en dr. E. Poelmann

Nadere informatie

De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM.

De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM. De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM. Naam: Wies Hoeks Studentnummer: 5616484 Docent: mr. D.J. van Leeuwen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3466

ECLI:NL:RBOBR:2015:3466 ECLI:NL:RBOBR:2015:3466 Instantie Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 18-06-2015 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/820547-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3911

ECLI:NL:RBAMS:2017:3911 ECLI:NL:RBAMS:2017:3911 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 02-06-2017 Datum publicatie 06-06-2017 Zaaknummer 13/993007-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:1476

ECLI:NL:RBROT:2017:1476 ECLI:NL:RBROT:2017:1476 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 24-02-2017 Zaaknummer 10/203481-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

HR 8 januari 2013, nr. 10/04667, HR 8 januari 2013, nr. 11/03164 en HR 8 januari 2013, nr. 11/03166

HR 8 januari 2013, nr. 10/04667, HR 8 januari 2013, nr. 11/03164 en HR 8 januari 2013, nr. 11/03166 Annotatie NJ 2013, 266 HR 8 januari 2013, nr. 10/04667, HR 8 januari 2013, nr. 11/03164 en HR 8 januari 2013, nr. 11/03166 M.J. Borgers 1. Het Wetboek van Strafrecht kent met artikel 420bis-420quater een

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Banken en schuldwitwassen

Banken en schuldwitwassen Banken en schuldwitwassen Mr. A.J.M. de Swart en mr. P.C. Verloop 1. Inleiding Op 18 maart 2010 verscheen een artikel in The Wall Street Journal met als kop Wachovia Settles Money-Laundering Case. Dit

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 12-05-2010 Zaaknummer 24-002146-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

witwasindicatoren feiten van algemene bekendheid in het kader van witwassen

witwasindicatoren feiten van algemene bekendheid in het kader van witwassen Indicatoren voor witwassen kunnen onder worden verdeeld in drie subgroepen. Ten eerste zijn er de witwastypologieën. Een witwastypologie is een beschrijving van kenmerken die op basis van ervaring duiden

Nadere informatie

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Verklaring met betrekking tot de geheimhoudingsplicht Ondergetekende, Werkzaam bij gemeente Stichtse Vecht Verklaart hierbij : a. dat hij/zij op de hoogte

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag gegrond. Datum: 13 november 2017

Nadere informatie

Witwasdelicten, wie bewijst de schuld?

Witwasdelicten, wie bewijst de schuld? Witwasdelicten, wie bewijst de schuld? 9-8- 2015 Niels Dutij Masterscriptie Strafrecht Universiteit van Amsterdam Niels Dutij N.dutij92@gmail.com Begeleider: dhr. prof. dr. R.C.P. Haentjens Voor marjan.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 841 Voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2005:AT4094

ECLI:NL:HR:2005:AT4094 ECLI:NL:HR:2005:AT4094 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 27-09-2005 Zaaknummer 02850/04 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT4094

Nadere informatie

Witwassen: wat is dat?

Witwassen: wat is dat? Witwassen: wat is dat? Inhoud 1 Inleiding... 2 2 Witwassen: wat is dat?... 3 2.1 Inleiding... 3 2.2 Het drie fasen model... 3 2.2.1 Fase 1: Plaatsing... 3 2.2.2 Fase 2: Versluieringsfase... 4 2.2.3 Fase

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law.

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law. Fiche 2: Richtlijnvoorstel strafbaarstelling witwassen 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 171 Wet van 31 maart 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00507/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: J.A.G., geboren te Curaçao, wonende

Nadere informatie

Aanwijzing witwassen. Uit: Staatscourant 18 oktober 2005, nr. 202 / pag. 8 1

Aanwijzing witwassen. Uit: Staatscourant 18 oktober 2005, nr. 202 / pag. 8 1 JU Aanwijzing witwassen Categorie: informatieverstrekking, opsporing en vervolging Rechtskarakter: aanwijzing in de zin van art. 130 lid 4 Wet RO Afzender: College van procureursgeneraal Adressaat: Hoofden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983

ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983 ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 13-04-2010 Datum publicatie 13-04-2010 Zaaknummer 08.720098-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3217

ECLI:NL:RBAMS:2017:3217 ECLI:NL:RBAMS:2017:3217 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-03-2017 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 16-6064 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Rekestprocedure Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07 ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 17-02-2009 Datum publicatie 17-02-2009 Zaaknummer 01971/07 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 292 Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 13-05-2015 Datum publicatie 18-05-2015 Zaaknummer 22-005458-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35548 20 oktober 2015 Advies Raad van State inzake het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog

Nadere informatie

Bijlage 1 Banken en schuldwitwassen

Bijlage 1 Banken en schuldwitwassen Bijlage 1 Banken en schuldwitwassen Mr. A.J.M. de Swart en mr. P.C. Verloop 1. Inleiding Op 18 maart 2010 verscheen een artikel in The Wall Street Journal met als kop Wachovia Settles Money-Laundering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:264 ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Bijlage Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Versie 2016/2017 1 Inleiding recht Antwoorden Hoofdstuk 1 Antwoord 1: B Antwoord 2: B Antwoord 3: wetten (regelgeving), verdragen,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Witwasbestrijding, meldingsplicht en het OM

Witwasbestrijding, meldingsplicht en het OM Nationaal Anti-witwascongres 13 maart 2018 Witwasbestrijding, meldingsplicht en het OM Dop Kruimel Officier van Justitie, teamleider Fraudeteam Amsterdam Intro Het witwasproces en de bestrijding hiervan

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

ECLI:NL:OGEAA:2017:430 ECLI:NL:OGEAA:2017:430 Instantie Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 14-06-2017 Zaaknummer 88 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598 ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 03-06-2003 Datum publicatie 09-07-2003 Zaaknummer 06/080083-03 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

3. Alvorens de middelen te bespreken geef ik een korte schets van de zaak. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat

3. Alvorens de middelen te bespreken geef ik een korte schets van de zaak. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat ECLI:NL:PHR:2005:AT4094, Parket bij de Hoge Raad, 27-09-2005, 02850/04 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 27-09-2005 Datum 27-09-2005 Publicatie Formele relaties

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Prof.mr. F.G.H. Kristen

Prof.mr. F.G.H. Kristen Webinar Jurisprudentie Strafrecht 29 mei 2015 Prof.mr. F.G.H. Kristen Programma Even teruggaan naar een uitspraak van 7 april 2015 Nog even stilstaan bij witwassen Uitspraken van de Hoge Raad van 26 mei

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:10246

ECLI:NL:RBNHO:2013:10246 ECLI:NL:RBNHO:2013:10246 Instantie Datum uitspraak 10-09-2013 Datum publicatie 31-10-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/800666-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660 ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 04-09-2012 Datum publicatie 06-09-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16.655808-12 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

pn,~ ~ Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

pn,~ ~ Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. ~J6L,v~cLC ~ ~ pn,~ ~ Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging

Nadere informatie

Tilburg University. Witwassen Buisman, S.S. Published in: Delikt en Delinkwent. Document version: Publisher final version (usually the publisher pdf)

Tilburg University. Witwassen Buisman, S.S. Published in: Delikt en Delinkwent. Document version: Publisher final version (usually the publisher pdf) Tilburg University Witwassen Buisman, S.S. Published in: Delikt en Delinkwent Document version: Publisher final version (usually the publisher pdf) Publication date: 2013 Link to publication Citation for

Nadere informatie

Annotatie NJ 2014, 77

Annotatie NJ 2014, 77 Annotatie NJ 2014, 77 HR 19 november 2013, nr. 12/00899 E, HR 17 december 2013, nr. 11/03798, HR 17 december 2013, nr. 12/00625 en HR 17 december 2013, nr. 13/00265 M.J. Borgers 1. De hierboven afgedrukte

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Reactie op Van Leijen. Contant geld: wél een probleem, maar niet dát probleem.

Reactie op Van Leijen. Contant geld: wél een probleem, maar niet dát probleem. Mr. D.J. van Leeuwen 1 Reactie op Van Leijen. Contant geld: wél een probleem, maar niet dát probleem. In het januarinummer van dit blad verscheen een bijdrage van J.H.M. van Leijen. Van Leijen schrijft

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie