Reactie op Van Leijen. Contant geld: wél een probleem, maar niet dát probleem.
|
|
- Hidde van den Pol
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Mr. D.J. van Leeuwen 1 Reactie op Van Leijen. Contant geld: wél een probleem, maar niet dát probleem. In het januarinummer van dit blad verscheen een bijdrage van J.H.M. van Leijen. Van Leijen schrijft naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad over witwassen. Hij concludeert dat de Hoge Raad te strenge regels stelt aan een veroordeling voor het witwassen van geld. Ik meen dat Van Leijen het betreffende arrest niet juist interpreteert. Daarnaast heb ik enige aarzelingen bij het probleem dat hij signaleert omtrent de toepassing van de witwasbepalingen bij contant geld. In de eerste plaats stelt het Hof dat verwerven, voorhanden hebben en omzetten bewezen zijn. In de bewezenverklaring staat echter slechts voorhanden hebben genoemd. Of de andere twee door een verschrijving zijn weggevallen, is niet duidelijk. Terecht merkt A-G Machielse in zijn conclusie op dat een verbeterde lezing van de bewezenverklaring niet in de rede ligt omdat onduidelijk blijft wat precies is omgezet (overweging 3.6). Daarnaast valt op dat het Hof meent dat het arrest van 26 oktober 2010 van de Hoge Raad niet behoeft te worden toegepast in de onderhavige zaak. Het Hof komt daarbij met een bijzonder schimmige overweging: Het besproken arrest Voordat ik de standpunten van Van Leijen bespreek is het interessant het arrest dat hij bespreekt 2 nader te bekijken. Er doet zich in deze zaak namelijk een interessante situatie voor. We zien in deze zaak twee jurisprudentielijnen bijeenkomen. Enerzijds is er in zekere zin sprake van een onbekend gronddelict. Het Hof stelde immers wel vast dat verdachte illegaal in vuurwerk had gehandeld en dat het aannemelijk was dat hij zich had beziggehouden met (illegale) partijhandel, maar het Hof kon niet vaststellen dat het aangetroffen geld daar ook van afkomstig was. Er was dus een gronddelict en er was een geldbedrag, maar de verbinding tussen die twee was onduidelijk. Daarmee moest het Hof een bewijsredenering opbouwen via de standaard die de Hoge Raad in 2010 schetste. 3 Anderzijds deed zich de situatie voor dat slechts voorhanden hebben werd bewezen verklaard en dat het Hof tot overwegingen kwam die wezen in de richting van een eigen misdrijf als gronddelict. Daardoor kwam de uitsluiting van kwalificatie in zicht conform de bestendige jurisprudentie 4 Op zichzelf is dat een vreemde combinatie. Niet veel feitencomplexen verdragen de vaststelling: het gronddelict kunnen we niet vaststellen, maar we weten wel dat ú het gepleegd heeft. De motivering die door het Hof wordt gehanteerd is echter niet zo gelukkig geformuleerd. Het Hof stelt, in grote lijnen, vast dat verdachte een te laag legaal inkomen heeft om zijn bezit te verklaren, dat er meer inkomen moet zijn geweest en dat een aantal verklaringen voor inkomen niet aannemelijk zijn geworden. Daarop volgt de vaststelling dat de handel in illegaal vuurwerk zoals is bewezen verklaard lucratief is en dat het aannemelijk is dat verdachte ook inkomen uit (illegale) partijhandel had, gelet op de in beslag genomen goederen. Er vallen echter een aantal zaken op. 1 Dirk van Leeuwen is docent en onderzoeker aan de Leerstoelgroep strafrechtwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en medewerker van het Landelijk kenniscentrum fraude van het Gerechtshof Amsterdam. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven. 2 HR 19 november 2013, NJ 2014/74, m.nt. Borgers. 3 HR 13 juli 2010, NJ 2010, 456 en HR 13 juli 2010, NJ 2010/ HR 26 oktober 2010, NJ 2010, 655, m.nt. Keijzer en HR 8 januari 2013, NJ 2013/266. Vastgesteld moet worden dat verdachte in feit 4 niet wordt verweten dat sprake is geweest van "verbergen of verhullen van de criminele herkomst van" het geld en goederen die daar worden genoemd. Vervolgens is van belang dat wegens de eigen aard van de witwasbepalingen ( artikel 420 bis Wetboek van strafrecht lid 1 sub b waarom het hier gaat is daarvan niet uitgezonderd) de herkomst van een voorwerp uit eigen misdrijf niet aan een veroordeling voor witwassen in de weg staat. Kennelijk is het Hof ervan uitgegaan dat het genoemde arrest slechts op witwassen onder a van art 420bis en 420quater Sr valt. Dat is natuurlijk onjuist. De Hoge Raad heeft een kwalificatie-uitsluitingsgrond geformuleerd die gebruik maakt van de termen verbergen en verhullen, maar juist van toepassing is op de delictsbestanddelen verwerven en voorhanden hebben uit onderdeel b van art. 420bis en 420quater Sr. Met de tweede zin wilde het Hof klaarblijkelijk het heler-stelerverweer wegschrijven. Die omschrijving is echter te breed gekozen. Niet in alle gevallen waar van een eigen misdrijf sprake is, kan tot een veroordeling worden gekomen. Daarvoor was de uitzondering uit het Hypotheekfraude -arrest nu juist gekozen. Tegen het arrest van het Hof wordt door verdachte opgekomen met een tweetal middelen. De middelen zien precies op de twee jurisprudentielijnen. In het eerste middel wordt geklaagd over de kwalificatie. Het tweede middel klaagt over bewezenverklaring van de criminele herkomst van de goederen. De Hoge Raad maakt korte metten met het tweede middel; deze wordt afgedaan met een 81 RO-motivering. Dat is volstrekt begrijpelijk. Het Hof had immers vrij omstandig gemotiveerd waarom de feiten en omstandigheden leidden tot een witwasvermoeden en waarom de verklaringen van de verdachte dat vermoeden onvoldoende ontkrachtten. Het eerste middel slaagt. De Hoge Raad herhaalt zijn staande jurisprudentie omtrent de kwalificatieuitsluiting en stelt vast dat het Hof niet gemotiveerd heeft waarom aan de eis uit NJ 2013, 266 is voldaan. 5 E en vol - komen heldere beslissing. De Hoge Raad eist namelijk dat 5 HR 19 november 2013, NJ 2014/74, m.nt. Borgers, r.o T2_TPWS_1404_bw_V03.indd 71
2 REACTIE OP VAN LEIJEN. CONTANT GELD: WÉL EEN PROBLEEM, MAAR NIET DÁT PROBLEEM. wanneer niet meer dan verwerven en voorhanden hebben wordt bewezen verklaard en het gronddelict door verdachte zelf blijkt te zijn begaan, de feitenrechter dient te motiveren waarom de gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Het Hof had in casu geen enkele motivering ten aanzien van dit criterium opgenomen en zelfs gesteld dat de uitzondering niet van toepassing was omdat onderdeel b van de witwasbepaling was ten laste gelegd. Het ging hier derhalve om een in de kern eenvoudige zaak. De bewezenverklaring in combinatie met de feitelijke vaststellingen riep een motiveringsplicht in het leven en daaraan heeft het Hof niet voldaan. Dat het Hof slordig was met vaststellen of het grondfeit door verdachte zelf is begaan, doet daar niet aan af. Het contante geld was geen bijzondere situatie Daarmee komen we tot mijn eerste bezwaar tegen het standpunt van Van Leijen. Hij meent dat het vreemd is dat de Hoge Raad de uitzondering toepast op het contante geld. Daarbij wijst hij op het belang van contant geld in de dagelijkse praktijk van de opsporing en vervolging. Mijns inziens gaat die stelling voorbij aan wat er in deze zaak feitelijk aan de orde was, en met name als de motivering van het Hof scherp wordt bezien. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte inkomen moet hebben gegenereerd uit de illegale verkoop van vuurwerk en door middel van partijhandel. Vervolgens stelt het Hof vast dat de luxegoederen die in de tenlastelegging staan genoemd van dat inkomen zijn gekocht. Daarmee staat vast dat ten aanzien van die voorwerpen de kwalificatie-uitzondering niet meer van toepassing is. Er is immers meer mee gebeurd dan verwerven en voorhanden hebben. De overweging van het Hof met betrekking tot het omzetten kan dus eenvoudig worden gezien als weerlegging van de toepasbaarheid van de uitzondering. Voor het contante geld ging deze redenering niet op. Het Hof stelde omtrent de gedragingen van verdachte met betrekking tot dat geld niets vast. Uit de in de uitspraak omschreven vastgestelde feiten volgt niets meer dan dat de verdachte het geld in bezit had en dat hij een deel ervan bij zich droeg. That s it. Het Hof voldeed dus slechts voor wat betreft het contante geld niet aan zijn motiveringsplicht. Of kwalificatie mogelijk was geweest indien het Hof wel had gemotiveerd, laat de Hoge Raad terecht in het midden. De Hoge Raad zet de ingezette lijn dus gewoon door: dit is een situatie waarin van automatische verdubbeling van strafbaarheid sprake zou kunnen zijn en die situatie had het Hof moeten uitsluiten om tot een kwalificatie te kunnen komen. Overigens ben ik het wel eens met Van Leijen dat contant geld een problematische situatie oplevert. Dat is echter geen gevolg van de eisen die de Hoge Raad stelt, maar van het feit dat contant geld op zichzelf maar zeer beperkt als bewijs van een feit kan dienen. Een spel van twee nieten Van Leijen vervolgt zijn betoog door te stellen dat het geen spel van twee nieten kan worden. Die twee nieten bestaan uit de vaststelling dat het grondfeit onvoldoende feitelijk is onderbouwd om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het grondfeit zelf en tegelijk geen kwalificatie kan volgen omdat duidelijk is dat het een eigen grondfeit betreft. Van Leijen verheldert zijn standpunt door op de besproken zaak te wijzen: daarin had de officier van justitie onmogelijk het grondfeit kunnen bewijzen. Dus concludeert Van Leijen: Er was helemaal geen risico voor dubbele bestraffing. Dat vind ik een vreemd standpunt. In de eerste plaats lijkt de A-G te menen dat veroordeling voor dit soort feiten nu eenmaal mogelijk moet zijn en dat wanneer het grondfeit niet kan worden bewezen, dan maar witwassen moet worden toegepast. Was dat niet juist de reden voor de Hoge Raad om de uitzondering vast te stellen? Wanneer in abstracto sprake is van een overlap van de strafbaarheid voor het grondfeit en voor witwassen, dan is veroordeling voor witwassen slechts aangewezen indien ook werkelijk van witwashandelingen sprake is. En om van witwashandelingen te kunnen spreken moet er meer zijn gebeurd dat het enkel verwerven en voorhanden hebben. Dat is een eis in abstracto, en dat moet ook wel. Als toepasbaarheid van het criterium af zou hangen van de inhoud van het dossier dus in concreto de mogelijkheid om voor het grondfeit te vervolgen zou het een lege huls blijven en zou de rechtszekerheid in het gedrang komen. Dit hangt samen met de overige motivering van de Hoge Raad: het gronddelict moet centraal blijven staan in de vervolging. Indien in dit soort gevallen wordt aanvaard dat voor witwassen kan worden veroordeeld, ontbreekt vervolgens alle stimulans voor het openbaar ministerie om onderzoek te doen naar het grondfeit. Betekent dat nu dat wanneer het grondfeit onbewijsbaar is, maar wel duidelijk is dat het is gepleegd, er geen veroordeling meer mogelijk is? Natuurlijk wel. Het opsporingsonderzoek zal zich echter dan moeten richten op wat er met het voorwerp, in deze dus het contante geld, is gebeurd. Er wordt in tegenstelling tot wat Van Leijen stelt de overheid dus geen instrument uit handen geslagen. Wat er wel gebeurd: witwassen als shortcut wordt beperkt. De officier kan zich niet onttrekken aan de bewijslast voor een grondfeit door enkel witwassen ten laste te leggen. De kasopstelling en vermogensvergelijking in witwaszaken Van Leijen concludeert uit de afwijzing van het eerste middel dat de Hoge Raad toepassing van de kasopstelling en de vermogensvergelijking als onderbouwing van het bestanddeel van misdrijf afkomstig goedkeurt. Die conclusie lijkt mij bijzonder kort door de bocht. In de eerste plaats hanteerde het Hof in besproken zaak geen van beide. In de tweede plaats lijkt het mij dat conform wat M. Nuis 72 T2_TPWS_1404_bw_V03.indd 72
3 REACTIE OP VAN LEIJEN. CONTANT GELD: WÉL EEN PROBLEEM, MAAR NIET DÁT PROBLEEM. daarover eerder stelde in NJB 6 bijzonder voorzichtig moet worden omgegaan met beide methoden, maar met name de vermogensvergelijking, als het om dit bestanddeel gaat. Ik onderschrijf ook volkomen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in deze kwestie: Voorts is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de opgestelde vermogensvergelijking een negatief verschil kent (in die zin dat de verdachte meer heeft uitgegeven dan hij heeft ontvangen) de slotsom dat het niet anders kan zijn dan dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is, niet kan dragen, ook niet voor zover voor de herkomst van dat bedrag door de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring is gegeven. Het resultaat van de vermogensvergelijking -bezien ook, in het licht van de overige stukken van het dossier- brengt naar s hofs oordeel nog niet met zich dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring voor dit bedrag is. Daartoe is het aanwezige bewijs (in onderhavige strafzaak) ontoereikend en ligt de verwarring met een ontnemingsprocedure op de loer, waarin het (slechts) gaat om aannemelijkheid en bij het vaststellen van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen acht hoeft te worden geslagen op de bewijsminima. 7 Terecht stelt het Hof vast dat in een witwaszaak de vermogensvergelijking wordt ingezet om de criminele herkomst vast te stellen, terwijl in de ontnemingsprocedure de vraag slechts is: wat is de omvang van het criminele geld. Ik ben niet van mening dat de vermogensvergelijking helemaal niet als bewijs kan dienen, maar tegelijk kan het ook (vrijwel) nooit sluitend bewijs zijn. Ik wijs daarbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad omtrent het onbekende gronddelict. Slechts wanneer van een witwasvermoeden sprake is, kan bij gebreke aan een voldoende verklaring van de zijde van verdachte tot een bewezenverklaring worden gekomen. Een enkel negatieve uitkomst van een vermogensvergelijking kan onder omstandigheden een witwasvermoeden in het leven roepen. Daarbij is van doorslaggevend belang in hoeverre de vergelijking met feiten is onderbouwd. We kunnen dus vaststellen dat een vermogensvergelijking wel kan bijdragen aan het tot stand brengen van een witwasvermoeden, maar moet veelal staan naast andere feiten en o m s t a n d i g h e d en. Onttrekking aan het verkeer In het betoog van Van Leijen besteedt hij ook aandacht aan het probleem dat aan de orde kwam in een uitspraak van het Hof Amsterdam 8. Overigens speelde dezelfde kwestie in een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam 9. Dit probleem ziet op de bijzondere omstandigheid die zich in het besproken 6 M. Nuis, Witwassen en ontnemen, een voedingsbodem voor onbegrip?, NJB 2013, nr Hof Amsterdam 15 februari 2013, LJN BZ Hof Amsterdam 2 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013: Rb. Rotterdam 24 september 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:7286. arrest van de Hoge Raad voordeed: het samen komen van de twee jurisprudentielijnen. Enerzijds kan het gronddelict niet worden vastgesteld, maar anderzijds is de vaststelling wel mogelijk dat het feit door verdachte is begaan. Er doet zich dan een probleem voor het met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp. In de twee zaken die ik noemde de uitspraken van het Hof Amsterdam en de Rechtbank Rotterdam werd vastgesteld dat verbeurdverklaring niet mogelijk was omdat er geen veroordeling volgde en teruggave aan de verdachte niet in de rede lag omdat wel degelijk was vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig was. Beide gerechten kozen er daarom voor het geldbedrag te onttrekken aan het verkeer. Die uitspraken en de gerechten waren daarvan op de hoogte zijn in strijd met wat de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld. De Hoge Raad oordeelde in 2005 nog dat onttrekking aan het verkeer van een geldbedrag onmogelijk is. 10 De gerechten voelden zich genoodzaakt op de onttrekking terug te vallen omdat er geen andere oplossing lijkt te zijn. Verbeurdverklaren kan niet met het oog op art. 33 lid 1 Sr. Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 19 februari 2013 zijn de ontnemingsmogelijkheden bij een veroordeling voor alleen witwassen bemoeilijkt. 11 In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat een veroordeling voor het (medeplegen van) witwassen niet zonder meer voldoende grond geeft voor ontneming van het voorhanden geld. 12 Er moeten bijzondere redenen zijn die maken dat de verdachte daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het witgewassen geld. 13 Als ook onttrekking dan onmogelijk is, moet worden teruggevallen op de beslagbeslissingen van art 353 lid 2 Sv. In beginsel worden voorwerpen waarop beslag is gelegd teruggegeven aan degene onder wie het beslag is gelegd. Wanneer aannemelijk is dat een ander dan de beslagene rechthebbende is, wordt het voorwerp aan de rechthebbende teruggegeven. In een dergelijk geval past de rechter art. 353 lid 1 onder b Sv toe. Wanneer aannemelijk is dat de beslagene niet de rechthebbende is, 14 maar niet duidelijk is wie dat wel is, dan gelast de rechter de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende (art. 353 lid 2 onder c Sv). De twee toetsingsmaatstaven zijn in die zin gespiegeld. Voor toepassing van de b-beslissing moet er positief bewijs zijn van het recht van een derde terwijl bij de c- beslissing positief bewijs moet zijn voor het ontbreken van een recht bij beslagene. De vraag is dan wanneer iemand als rechthebbende valt aan te merken. In de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel inzake de bewaring en teruggave van in beslag genomen voorwerpen gaf de Minister van Justitie een toelichting op de term rechthebbende. Hij stelde omtrent het gebruik van de term r e c ht h eb b en d e : 10 HR 8 maart 2005, LJN AR HR 19 februari 2013, NJ 2013, 293, m.nt. Reijntjes. 12 Hierbij moet scherp onderscheid worden gemaakt tussen het gronddelict (het vereiste dat betrokkene moet zijn veroordeeld) en het feit ten aanzien waarvan wordt ontnomen (het feit waarop de voordeelsberekening wordt gebaseerd). In deze gaat het om de tweede. 13 HR 19 februari 2013, NJ 2013, 293, m.nt. Reijntjes, r.o HR 29 oktober 2002, NJ 2003, T2_TPWS_1404_bw_V03.indd 73
4 REACTIE OP VAN LEIJEN. CONTANT GELD: WÉL EEN PROBLEEM, MAAR NIET DÁT PROBLEEM. In het Burgerlijk Wetboek wordt onderscheiden tussen de rechthebbende op een zaak, zijnde de zakelijk gerechtigde, en de rechthebbende ten aanzien van een zaak, mede omvattende de persoonlijk gerechtigden. In het verband van dit voorstel gaat het om de rechthebbenden ten aanzien van een zaak. 15 (mijn curs., DvL ) Rechthebbende moet derhalve in civielrechtelijke zin worden begrepen. Geld is echter een bijzonder goed. Geld bestaat zowel in contante (munten en bankbiljetten) als girale vorm en vertegenwoordigt een zekere waarde. Giraal geld bestaat slechts als vordering op de bank. Contant geld heeft men in eigendom, de munten en biljetten zijn immers zaken ingevolge art. 3:2 BW. Echter, in het grootste deel van de gevallen wordt contant geld behandeld als soortzaak, dat wil zeggen: zaken die slechts naar haar generieke eigenschappen bepaald zijn, zoals granen, vloeistoffen, ijzer, effecten e.d. 16. Voor soortzaken geldt dat eigendom en bezit van zo n zaak slechts mogelijk is wanneer de zaak individualiseerbaar is. 17 In het geval van geld is dat ook niet zo vreemd. De verkoper van een fiets is niet geïnteresseerd in het verkrijgen van drie specifieke biljetten van 50,-. Hij wil een geldbedrag verkrijgen ter waarde van 150,-. Zulks blijkt ook uit de regeling in het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de betaling van geldsommen. De schuldenaar van een geldschuld kan zijn verbintenis in elke gangbare geldsoort (munten, bankbiljetten) voldoen ( 6:112 BW) en is in beginsel ook bevoegd tot girale betaling ( 6:114 lid 1 BW). 18 Een gevolg van het feit dat geld (meestal) een soortzaak betreft (in contante vorm dus), is dat er gemakkelijk vermenging optreedt. Het gaat dan om oneigenlijke vermenging. Oneigenlijk omdat de vermenging niet leidt tot de vorming van één zaak ingevolge art. 5:15 BW, maar de onmogelijkheid tot individualisatie tussen de andere zaken van dezelfde soort. 19 Indien geld afgescheiden blijft van ander geld, bijvoorbeeld doordat het apart in een zak wordt bewaard, dan is individualisatie nog wel mogelijk. Wordt het samen met andere munten en biljetten bewaard, dan is sprake van oneigenlijke vermenging en kunnen de specifieke munten en biljetten niet worden getraceerd. Zulks kan worden tegengegaan door bijvoorbeeld de nummers van de biljetten te noteren; bij munten is dit niet mogelijk omdat de euromunten niet zijn genummerd. 20 Girale gelden zijn geen roerende zaken en kunnen dus naar hun aard niet eigenlijk dan wel oneigenlijk vermengen: er ontstaat simpelweg een verandering in de omvang van de vordering jegens de bank. Bij oneigenlijke vermenging zijn de bewijsvermoedens ex 15 Kamerstukken II , , nr. 3, p. 3 (MvT). 16 Asser/Mijnssen, De Haan & Van Dam 3-I 2006/ Asser/Mijnssen, De Haan & Van Dam 3-I 2006/93, Conclusie van A-G Vellinga onder HR 8 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7683, Jac. Hijma & M.M. Olthof, Compendium van het Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 12, W.A.K. Rank, Geld, geldschuld en betaling, Deventer: Kluwer 1996, p en M.S. van Gaalen, Vruchtgebruik, Deventer: Kluwer 2001, p Jac. Hijma & M.M. Olthof, Compendium van het Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p F.H.J. Mijnssen, Geld in het vermogensrecht, Deventer: Kluwer 1984, p A-G Knigge in zijn conclusie bij HR 14 februari 2006, LJN AU9114, overweging 14. Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van belang. De houder van een goed wordt vermoed voor zichzelf te houden, zodat het vermoeden geldt dat hij bezitter is; een bezitter wordt vervolgens vermoed rechthebbende te zijn (art. 109 jo. 107 lid 1 jo. 119 lid 1 BW). Zo wordt bij oneigenlijke vermenging van bankbiljetten en munten de houder van die zaken vermoed de eigenaar te zijn. Daaraan doet niet af dat een derde aantoonbaar een contant bedrag aan de houder kan hebben afgedragen. Deze derde behoudt slechts een persoonlijke vordering tot betaling van een geldbedrag van dezelfde omvang, maar kan geen aanspraak meer maken op de zaak zelf. Hij is derhalve geen rechthebbende in de zin van art. 353 Sv omdat hij geen recht ten aanzien van een zaak heeft. Hieruit is het volgende stappenplan af te leiden. In de eerste plaats is de vraag: is de herkomst van het geldbedrag bekend? Indien het antwoord daarop ja luidt zal de rechter zich moeten afvragen of het geldbedrag nog individualiseerbaar is. Bij een positief antwoord kan de rechter teruggeven aan de rechthebbende, bij een negatief antwoord moet worden teruggeven aan verdachte. Wanneer de herkomst van het geld niet bekend is, zal de rechter moeten onderzoeken of voldoende aannemelijk is dat verdachte niet de rechthebbende is. Daarvoor kan, onder omstandigheden, de verklaring van verdachte daartoe voldoende zijn. In het soort zaken waarover we hier spreken zal dat zelden het geval zijn. We gaan immers uit van een situatie waarin de rechter aannemelijk acht dat het geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is (anders zou de kwalificatie-uitzondering niet van toepassing zijn). Het lijkt mij moeilijk voorstelbaar dat de rechter deze twee feiten (vaak) naast elkaar kan vaststellen: verdachte heeft het bedrag uit eigen misdrijf verkregen en aannemelijk is dat het bedrag aan een ander dan verdachte toebehoort. 21 Het is dus bijzonder moeilijk om vast te stellen dat verdachten in dit soort gevallen niet de rechthebbende zijn van contant geld. Mijns inziens biedt de wet op dit moment dus geen, althans zeer beperkte mogelijkheden tot het afpakken van contante geldbedragen waarvan volstrekt helder is dat ze van misdrijf afkomstig zijn terwijl de verdachte niet wordt veroordeeld. In het licht hiervan kan het zinvol zijn om toe te staan dat in dit soort gevallen contant geld wel kan worden onttrokken aan het verkeer. Daarvoor moet echter wel een redenering worden gevonden die het mogelijk maakt dat wordt vastgesteld dat dit soort voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang ( art. 36c laatste volzin Sr). Mogelijk zou de stelling kunnen worden ingenomen dat het voorhanden hebben van misdaadgeld op zichzelf strafbaar is wanneer het niet uit eigen misdrijf afkomstig is en het ongecontroleerde bezit, waarbij het geld gaat circuleren, dus in strijd met de wet, art. 420bis en 420quater Sr, is. Het is nu aan de Hoge Raad zich hierover u it t e s p r eken. 21 HR 29 oktober 2002, NJ 2003, 19 biedt, enigszins in het verlengde hiervan, een voorbeeld. 74 T2_TPWS_1404_bw_V03.indd 74
5 REACTIE OP VAN LEIJEN. CONTANT GELD: WÉL EEN PROBLEEM, MAAR NIET DÁT PROBLEEM. Conclusie Ik kom tot mijn conclusie. Het is niet vreemd dat de Hoge Raad in het door Van Leijen besproken arrest tot een vernietiging kwam. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken de motiveringsverplichting helder uiteen gezet en het Hof heeft zich daar niet aan gehouden. Daarnaast heb ik vastgesteld dat Van Leijen een te ruime stelling aan gaat door te zeggen dat het OM door de kwalificatie-uitzondering een instrument verliest. De uitzondering functioneerde in de besproken uitspraak zoals dat was bedoeld. Nader onderzoek had een ontslag van alle rechtsvervolging kunnen voorkomen. In de derde plaats heb ik mijn vraagtekens gezet bij het gebruik van de vermogensopstelling in witwaszaken: sluitend bewijs kan het niet zijn en ondersteuning in andere feiten en omstandigheden is vrijwel altijd noodzakelijk. In het laatste onderdeel van mijn bijdrage heb ik aandacht besteed aan de wijze waarop met in beslag genomen voorwerpen moet worden omgegaan indien het tot een ovar komt. Daarbij concludeerde ik dat er beperkte mogelijkheden zijn. Geld is immers een soortzaak zodat anderen dan degene die het geld onder zich heeft moeilijk als rechthebbende kunnen worden aangemerkt. Daarbij komt dat de weg van de verbeurdverklaring en de ontneming beperkt of a f g e slo t en z ijn. 75 T2_TPWS_1404_bw_V03.indd 75
Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2016:5688
ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht
Nadere informatieNBSTRAF 2015/115 Witwassen. Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650
pagina 1 van 5 NBSTRAF 2015/115 Witwassen Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650 Aflevering 2015 afl. 7 Rubriek Rechtspraak College Hoge Raad Datum 07 april
Nadere informatieRapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel
Rapport Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag gegrond. Datum: 13 november 2017
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2017:3217
ECLI:NL:RBAMS:2017:3217 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-03-2017 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 16-6064 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Rekestprocedure Inhoudsindicatie
Nadere informatieVerhullen van de herkomst bij witwassen
Verhullen van de herkomst bij witwassen Een stand van zaken en handvatten voor de praktijk mr. W.H. Hulst & mr. S. Visser* 1. Inleiding Als witwassen is in het Wetboek van Strafrecht in art. 420bis lid
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 12-05-2010 Zaaknummer 24-002146-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:1476
ECLI:NL:RBROT:2017:1476 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 24-02-2017 Zaaknummer 10/203481-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieRapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222
Rapport Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Maastricht geen uitvoering heeft gegeven aan de door het gerechtshof te 's-hertogenbosch
Nadere informatieHR 8 januari 2013, nr. 10/04667, HR 8 januari 2013, nr. 11/03164 en HR 8 januari 2013, nr. 11/03166
Annotatie NJ 2013, 266 HR 8 januari 2013, nr. 10/04667, HR 8 januari 2013, nr. 11/03164 en HR 8 januari 2013, nr. 11/03166 M.J. Borgers 1. Het Wetboek van Strafrecht kent met artikel 420bis-420quater een
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2010:BN0043
ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158
ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.
ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07
ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 17-02-2009 Datum publicatie 17-02-2009 Zaaknummer 01971/07 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010
Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2017:2714
ECLI:NL:RBAMS:2017:2714 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 25-04-2017 Datum publicatie 01-05-2017 Zaaknummer RK 16/7321 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Rekestprocedure
Nadere informatieECLI:NL:OGEAA:2016:411
ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833
ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011
ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 294 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot bestrijding van het verwerven en voorhanden
Nadere informatieECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572
ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieDispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?
Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt
Nadere informatieLJN: BM4440, Hoge Raad, 09/01423
LJN: BM4440, Hoge Raad, 09/01423 Datum uitspraak: 26-10-2010 Datum publicatie: 26-10-2010 Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Reikwijdte van witwassen, art. 420bis Sr en schuldwitwassen,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:205
ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
Nadere informatieEdèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,
Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:234
ECLI:NL:RBOVE:2017:234 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 23-01-2017 Zaaknummer 17/39 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer Klaagschrift.
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2011:BQ2488
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2488 Instantie Datum uitspraak 12-07-2011 Datum publicatie 12-07-2011 Zaaknummer 10/01636 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad
Nadere informatieProf.mr. F.G.H. Kristen
Webinar Jurisprudentie Strafrecht 29 mei 2015 Prof.mr. F.G.H. Kristen Programma Even teruggaan naar een uitspraak van 7 april 2015 Nog even stilstaan bij witwassen Uitspraken van de Hoge Raad van 26 mei
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993
ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2016:9239
ECLI:NL:RBAMS:2016:9239 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 23-01-2017 Zaaknummer 16/4106 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Rekestprocedure Inhoudsindicatie
Nadere informatieGERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatie3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
ECLI:NL:PHR:2016:606 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 07-06-2016 Datum publicatie 07-07-2016 Zaaknummer 15/03064 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1420, Gevolgd Rechtsgebieden
Nadere informatie3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
ECLI:NL:PHR:2014:215 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 28-01-2014 Datum publicatie 26-03-2014 Zaaknummer 12/05667 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:715, Gevolgd Rechtsgebieden
Nadere informatieJURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop
JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256
Nadere informatieOpinie: Stage bij de Hoge Raad. Mw. mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren. Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst
2012/7 12e jaargang nummer 7 oktober 2012 2 5 13 20 28 33 Opinie: Stage bij de Hoge Raad Mw. mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst Mr. M.J. Pelinck en dr. E. Poelmann
Nadere informatieStrafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11
ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere
Nadere informatieECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782
ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 27-04-2011 Datum publicatie 27-04-2011 Zaaknummer 14.701108-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273
ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:2291
ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2007:208
ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieRapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190
Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,
Nadere informatieECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieHR 5 september 2006, witwassen NJ 2006, 612, zaaknummer: 01233/05B, LJN:AU6712
HR 5 september 2006, witwassen NJ 2006, 612, zaaknummer: 01233/05B, LJN:AU6712 Noot van M.J. Borgers 1 Het strafrecht richt zich tot de levenden, niet tot de doden. Dit komt tot uitdrukking in onder andere
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:1173. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2013:1173 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 13-11-2013 Zaaknummer 11/05589 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169,
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2016:10161
ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.
ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam
Nadere informatie1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.
ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieVerkorte inhoudsopgave
Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieZoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant
Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant
Nadere informatieEen onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.
Rapport Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant en het parket
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2007:BB8355
ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieDe inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM.
De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM. Naam: Wies Hoeks Studentnummer: 5616484 Docent: mr. D.J. van Leeuwen
Nadere informatieNo.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012
... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieWitwassen: De bewijsconstructie van het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie?
Tilburg Law School Witwassen: De bewijsconstructie van het delictsbestanddeel uit enig misdrijf afkomstig in strijd met de onschuldpresumptie? Scriptie master Rechtsgeleerdheid (accent Strafrecht) Charlotte
Nadere informatieONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.
ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg
Nadere informatieCiteertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen =====================================================================
Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:4588
ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieUITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND?
UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 had het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel 2 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni 2014. Rapportnummer: 2014/044
Rapport Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni 2014 Rapportnummer: 2014/044 2 Klacht Meneer Jansen1 klaagt erover dat de hoofdofficier van justitie onvoldoende
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieLJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak
Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:
Nadere informatieRapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377
Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn
Nadere informatieECLI:NL:RBALM:2010:BM0983
ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 13-04-2010 Datum publicatie 13-04-2010 Zaaknummer 08.720098-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieCamera-toezicht op de werkplek
Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld
Nadere informatieBewijslastverdeling bij gestelde uitputting
Cassatiemiddel Schending van het recht inz. artikel 2.23 lid 3 BVIE (art. 13A lid 9 BMW oud), zoals deze bepaling geïnterpreteerd en toegepast dient te worden in het licht van art 7 lid 1 van de Eerste
Nadere informatieHR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J.
HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620 Noot van M.J. Borgers 1. De tenlastelegging in de hierboven afgedrukte zaak is toegesneden
Nadere informatieConclusie. RvdW 2011/616. Nr. 09/04750 A Mr. Aben Zitting 22 februari Conclusie inzake: [Betrokkene]
ECLI:NL:PHR:2011:BP6568 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 19-04-2011 Zaaknummer 09/04750 A Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP6568 Rechtsgebieden
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:465
ECLI:NL:RBROT:2017:465 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer 10/996537-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieDe Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2016:7721
ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35548 20 oktober 2015 Advies Raad van State inzake het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met het oog
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2014:309 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04225
ECLI:NL:PHR:2014:309 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 04-03-2014 Datum publicatie 23-04-2014 Zaaknummer 12/04225 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2014:1329
ECLI:NL:RBMNE:2014:1329 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 28-03-2014 Datum publicatie 10-04-2014 Zaaknummer 16-655450-12 (ontneming) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2016:2010
ECLI:NL:GHSHE:2016:2010 Instantie Datum uitspraak 23-05-2016 Datum publicatie 24-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 20-002203-14OWV Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:OGEAA:2017:430
ECLI:NL:OGEAA:2017:430 Instantie Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 14-06-2017 Zaaknummer 88 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Strafrecht
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-375 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 oktober 2016 Ingediend door : Consument
Nadere informatieArtikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Nadere informatieDe Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag
Nadere informatieEen onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag
Rapport Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie
Nadere informatieECLI:NL:HR:2012:BT8778
ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:
Nadere informatieontnemingsbeslissing
ontnemingsbeslissing GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00339/16 Uitspraak: : 8 mei 2019 Tegenspraak Beslissing van dit gerecht van 8 mei 2019 gegeven op de vordering van het openbaar
Nadere informatieRapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446
Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat
Nadere informatieZaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)
Nadere informatieUitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieDit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.
ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieRapport. Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klachten gegrond.
Rapport Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de klachten gegrond. Datum: 12 januari 2015 Rapportnummer: 2015/007 2 SAMENVATTING Verzoekster, een
Nadere informatie