H4SK-H5. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "H4SK-H5. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie."

Transcriptie

1 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 26 September 2015 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.

2 Inhoudsopgave paragraaf 5.1 Significantie Oefenen met significantie paragraaf 5.2 Massa van kleine deeltjes paragraaf 5.3 Chemische hoeveelheid Paragraag 5.4 Rekenen bij reacties Toepassingsvraag 1 Toepassingsvraag 2 Over dit lesmateriaal Pagina 1

3 paragraaf 5.1 Significantie Oefenen met significantie Oefening significante cijfers kn.nu/fwvml In deze toets kun je je kennis testen van significantie in eenvoudige berekeningen. Als je de toets hebt afgerond, kun je op de knop 'Bewijs van deelname/overzicht' drukken. Je krijgt eerst een overzicht van het aantal goede en foute vragen te zien. Als je verder scrolt, kom je bij een samenvatting. Hier staan de vragen, het antwoord dat jij hebt gegeven en het juiste antwoord op de vraag. Daarnaast krijg je nog een stukje achtergrond informatie bij de foute antwoorden en vaak ook bij de goede antwoorden. Succes. Geef het antwoord van de volgende vermenigvuldiging van meetwaarden in de juiste significantie: 12,3 x 0,2365 a. 2,909 b. 2,91 c. 3 d. 2,9 Tien knopen wegen 23,6 gram. Hoeveel weegt één knoop? a. 2,4 gram b. 2,0 gram c. 2 gram d. 2,36 gram Hoeveel significante cijfers bevat de meetwaarde 0,01700? a. 3 b. 6 c. 4 d. 2 e. 5 Pagina 2

4 Hoeveel liter is 550 gram aceton bij T = 293 K. L Hoeveel significante cijfers bevat de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: (1,23-1,1)/1,34 a. 1 b. 4 c. 2 d. 3 Hoeveel significante cijfers bevat de meetwaarde 1, ? a. 2 b. 3 c. 1 d. 5 Bij het bepalen van de dichtheid zijn de volgende meetgegevens vastgesteld en ook aangegeven in de juiste significantie: 50,0 milliliter vloeistof weegt 0,03988 kg. Welke uitkomst geeft de dichtheid van deze vloeistof, uitgedrukt in gram per milliliter, in het juiste aantal significante cijfers aan? a. 0,798 b. 0,79760 c. 0,7976 d. 0,80 Hoeveel significante cijfers bevat de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: (18,3-18,1) / 2,36 a. 2 b. 3 c. 4 d. 1 De dichtheid van goud is 19,3 kg.dm -3. Bereken de massa van 2 cm 3 goud. Pagina 3

5 a. 40 gram b. 0,0386 kg c. 0,04 kg d. 38,6 gram 1 knikker weegt 1,2 gram. Wat is de massa van 8 knikkers in de juiste siginificantie? a. 10,0 gram b. 9,6 gram c. 9,60 gram d. 10 gram Geef de uitkomst van de volgende deling van meetwaarden in de juiste significantie weer: 1,23 / 0, a. 522,1 b. 522 c. 522,0713 d. 520 Wat is de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: 98,2 + 15,6 = a. 113,8 b. 114 c. 113 Geef de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden in de juiste significantie:1, ,1 a. 1,3 b. 1 c. 1,33 d. 1,334 Aan een volume van 0,050 m 3 water wordt 40,0 cm 3 water toegevoegd. Hoe groot is het totaal volume water nu geworden in dm 3, als je dit met het juiste aantal significante cijfers aangeeft? Pagina 4

6 a. 50 b. 5,4 c. 400 d. 50,04 e. 4,5 f. 50,0400 Beoordeel de volgende drie berekeningen: I 2,0. 10?8 x = 1.10?3 II 2,0. 10?8 : 5, = 4.10?13 III 5, : 3, = 1, Welk(e) antwoord(en) is/zijn goed en in de juiste significantie weergegeven? a. Alleen I b. alleen II c. zowel II als III d. zowel I, II als III e. zowel I als III f. zowel I als II g. alleen III Pagina 5

7 paragraaf 5.2 Massa van kleine deeltjes Vraag 1. De massa van een atoom wordt bepaald door: a. het aantal protonen en het aantal elektronen b. het aantal protonen en het aantal neutronen. c. het totale aantal protonen, neutronen en elektronen. d. het aantal protonen. Vraag 2. De atoommassa van een element, uitgedrukt in atomaire massa-eenheden is gelijk aan: a. Het gemiddelde massagetal van de atomen van dat element. b. het massagetal van een atoom van dat element c. de som van de massa's van de atomen van dat element. d. de som van het aantal protonen en neutronen in de kern van een atoom van dat element Vraag 3. Gegeven: gallium bestaat voor 60,4 % uit atomen Ga-69 met een massa van 68,9 u en voor 39,6% uit Ga-71 met een massa van 70,9 u. Hoe kun je de gemiddelde atoommassa van gallium berekenen? a. A(Ga) = (60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (60,4 + 39,6) b. A(Ga) = (68,9 u + 70,9 u) : 2 c. A(Ga) = (60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (68,9 + 70,9) d. A(Ga) = (0,604 x 68,9 u + 0,396 x 70,9 u) : 2 Vraag 4. Uit Havo examen e tijdvak In de bovenste meters van de maanbodem is het gehalte helium-3 gemiddeld 0,01 massa-ppm. Voor het winnen van helium-3 wil men een speciaal ontworpen bulldozer inzetten die de bovenste laag van de maanbodem afgraaft, zeeft en verwerkt. De gezeefde bodemdeeltjes worden vermalen en sterk verhit. De gassen die daarbij vrijkomen, waaronder helium-3, worden onder druk opgeslagen. De energie voor deze processen zal worden gehaald uit zonne-energie. Bereken hoeveel ton maanbodem die 0,01 massa-ppm helium-3 bevat, nodig is om 100 ton helium-3 te winnen. Neem aan dat alle helium-3 wordt gewonnen. Pagina 6

8 Vraag 5. 1 L iter wijn bevat 12,0 vol-% alcohol. Gegeven: de dichtheid van de wijn is 1,090 g/ml (T=293 K). Bereken het massapercentage alcohol in de wijn. antwoord: massa-% Vraag 6. Uit havo-examen e tijdvak In plaats van strooien met vast zout kan een wegdek ook besproeid worden met pekel. Pekel is een mengsel van zout en water. Vaak wordt hiervoor een mengsel met 22 massaprocent NaCl gebruikt. Bereken hoeveel kg natriumchloride gebruikt wordt voor een wegdek van 8,0 m breed en 15 km lang wanneer dit met NaCl-pekel wordt besproeid. Neem aan dat: - bij besproeien een dosering van 20 ml NaCl-pekel per m 2 wordt gebruikt; - de NaCl-pekel 22 massaprocent NaCl bevat; - de dichtheid van de pekel 1,16 g ml 1 is. Pagina 7

9 paragraaf 5.3 Chemische hoeveelheid Vraag 7. Bereken de massa van 1,45 mol HNO3 in gram. gram Vraag 8. Bereken hoeveel mol 135 mg ijzer(ii)chloride is. vraag 9. 2,95 gram zinksulfaat wordt opgelost in water. Het volume van de oplossing wordt met water aangevuld tot 500 ml. Bereken de molariteit van deze oplossing. Vraag 10. Havo examen e tijdvak. Waterstofperoxide (H2O2) komt in de natuur in kleine concentraties voor. Zo bevat de lucht die wij uitademen bijvoorbeeld 0,30 tot 1,0 mg waterstofperoxide per m 3. Bereken, in mol L 1, de waterstofperoxide-concentratie in lucht die 0,30 mg waterstofperoxide per m 3 bevat. concentratieberekeningen kn.nu/5ynjs Pagina 8

10 Bij deze oefeningen vul je het antwoord in. Druk daarna op de knop "CONTROLEER'. Als het antwoord goed is, verschijnt de boodschap 'GOED'. Als het antwoord fout is, verschijnt er een opmerking. Je kunt het antwoord nu verbeteren. Druk vervolgesn weer op de knop 'CONTROLEER'. Als het antwoord goed is, kun je naar de volgende vraag. Bij de beantwoording van de vragen heb je een BINAS-tabellenboek nodig. Veel succes. Bekerglas A bevat 100 ml 0,10 M kaliumsulfide-oplossing. Bekerglas B bevat 150 ml 0,20 M kaliumsulfide-oplossing. Men voegt de beide oplossingen samen. Hoe groot is de [K + ] na mengen? a. 0,16 b. 3, c. 1,36 d. 0,32 Je hebt 100 ml 0,224 M oplossing van Na 3 PO 4 Deze oplossing verdun je water tot 250 ml. Bereken de nieuwe [Na + ]. a. 0,269 b. 0,0299 c. 0,0896 d. 2,69 Je lost 0,45 mol suiker in water op tot 500 ml. Bereken de molariteit van de suiker in deze oplossing. a. 0,23 b. 2, c. 0,90 d Je lost 1,84 gram zilvernitraat in water op tot 250 ml. Bereken de molariteit van de zilvernitraatoplossing. a. 7,36 b. 4, c. 2, d. 4, Pagina 9

11 Je lost 64 mmol oxaalzuur op tot 125 ml water. Bereken de molarireit van de oxaalzuur in deze oplossing. a. 5, b. 8, c. 0,51 d. 8,0 Je lost 15,66 mg magnesiumchloride in water op tot 100,0 ml. Bereken de molariteit van de magnesiumchlorideoplossing. a. 1, b. 1,645 c. 1,566 d. 1, Pagina 10

12 Paragraag 5.4 Rekenen bij reacties Vraag 11. Hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 125 g pentaan? vraag 12. In de chemische industrie produceert men op grote schaal ammoniakgas door reactie van stikstofgas met waterstofgas volgens de reactievergelijking: N2(g) + 3 H2(g)? 2 NH3(g) Hoeveel mol stikstofgas en waterstofgas zal er nodig zijn voor de productie van 1000 mol ammoniakgas? a. 250 mol stikstofgas en 750 mol waterstofgas b. 500 mol stikstofgas en 1500 mol waterstofgas c mol stikstofgas en 3000 mol waterstofgas d. 500 mol stikstofgas en 500 mol waterstofgas Vraag 13. Gegeven: - de dichtheid van vloeibaar heptaan is 0,68 kg.l 1 - de molecuulmassa van heptaan is 100,20 u De reactievergelijking voor de volledige verbranding van heptaan is: C7H O2? 7CO2 + 8H2O Hoeveel kilogram zuurstof is nodig voor de volledige verbranding van 1,00 liter vloeibaar heptaan? a. 0,75 kg b. 2,4 kg c. 0,18 kg d. 7,5 kg Vraag 14. Gegeven: koper en zwavel reageert met elkaar in de massaverhouding 3,51 : 1,00, waardoor digeniet ontstaat. Digeniet is een koperzwavelverbinding die in de natuur als een mineraal voorkomt in bepaalde gesteenten. Hoeveel gram zuiver digeniet kan er ontstaan als men 4,00 gram koper en 1,25 gram zwavel zo volledig mogelijk tot reactie brengt? a. 3,51 + 1,14 = 4,65 b. 3,51 + 1,25 = 4,76 c. 4,00 + 1,14 = 5,14 d. 4,00 + 1,25 = 5,25 Pagina 11

13 Vraag 15. Malik wil 3,6 L aluminiumnitraatoplssing maken waarin perr liter 0,467 mol aluminiumnitraat is opgelost. Bereken hoeveel gram aluminiumnitraat hij hiervoor moet afwegen. gram Vraag 16. Maraïcha heeft een koper(ii)sulfaatoplossing van 0,075 M. Aan 25,0 ml van deze oplossing voegt zij 0,090 M natronloog oe. Bereken hoeveel ml natronloog zij moet toevoegen om alle koper(ii)-ionen te laten reageren/. ml Pagina 12

14 Toepassingsvraag 1 havo-examen 1 e tijdvak Verdelgingsmiddel Op de website van een chemisch bedrijf staat de volgende informatie over het insectenverdelgingsmiddel Celphos. Tekstfragment 1 CELPHOS 1 Celphos is een ontsmettingsmiddel dat bestaat uit aluminiumfosfide, 2 ammoniumzouten en speciale bindmiddelen zoals paraffinewas. 3 Door reactie van aluminiumfosfide met waterdamp uit de lucht vallen, afhankelijk 4 van temperatuur en vochtigheid, Celphostabletten binnen 0,5 tot 4 uur uiteen. 5 Hierbij ontstaan fosfinegas en aluminiumhydroxide. Fosfinegas (PH3) is een 6 uitstekend insectenverdelgingsmiddel. Het is vluchtig, verspreidt zich snel in alle 7 richtingen en dringt gemakkelijk door verpakkingsmiddelen zoals papier en karton. De werkzame stof in Celphos is het aluminiumfosfide (AlP). Deze stof bestaat uit Al 3+ ionen en P 3 ionen. Opgave 1. 2p Geef het aantal protonen en het aantal elektronen in een P 3 ion. aantal protonen: aantal elektronen: Opgave 2. 3p Geef de vergelijking van de reactie die optreedt als Celphostabletten aan vochtige lucht worden blootgesteld. Opgave 3. Uit tekstfragment 1 (de regels 3 en 4) valt op te maken dat de tijd van het uiteenvallen van Celphostabletten onder andere afhankelijk is van de temperatuur. 2p Duurt, bij gelijke vochtigheid, het uiteenvallen van de Celphostabletten bij 25 C langer of korter dan bij 10 C? Geef een verklaring voor je antwoord. Pagina 13

15 Opgave 4. Tabel 1. CELPHOS Fysische en chemische eigenschappen Samenstelling: aluminiumfosfide overige stoffen 56 massaprocent 44 massaprocent Vorm grote tabletten (3,0 g) of kleine tabletten (0,6 g) In contact met water(damp) Kleur Geur komt 1/3 van de massa van Celphos aan fosfinegas vrij grijs ruikt als knoflook In tabel 1 staat dat de massa van het fosfinegas (PH3) dat ontstaat, eenderde deel bedraagt van de massa van de gebruikte hoeveelheid Celphos. 3p Laat dit met behulp van een berekening zien, uitgaande van een Celphostablet van 3,0 gram. Gebruik bij je berekening onder andere nog een gegeven uit tabel 1 en neem bij de berekening aan dat één mol fosfinegas ontstaat per mol aluminiumfosfide. Opgave 5. Tijdens het ontsmetten van een graanschuur met behulp van Celphostabletten werd in een aanliggende woning de concentratie van fosfinegas gemeten. Deze was 3, mol dm 3. De MAC-waarde van fosfine is 0,4 mg.m 3. 3p Ga met behulp van een berekening na of de MAC-waarde is overschreden. Opgave 6. In de zomer van 1998 spoelden op het strand tussen Egmond aan Zee en Den Helder zakjes aan. Op de zakjes stond onder andere de formule AlP vermeld. Pagina 14

16 Het strand werd afgezet in verband met gevaar voor de gezondheid door vorming van fosfinegas. Bij nader onderzoek bleek dit gevaar toch niet aanwezig te zijn. In een krant schreef een journalist dat het gevaar op fosfinevorming niet aanwezig was "omdat de aluminiumfosfide al was uitgewerkt". Het taalgebruik van de journalist is chemisch niet correct. 1p Vervang het cursief gedrukte deel van de zin door een zinsnede die op een chemisch correcte wijze weergeeft waarom er geen gevaar meer was voor de gezondheid. Opgave 7. 1p Geef de naam van de vaste stof die, behalve bindmiddelen en restanten van ammoniumzouten, voornamelijk in de zakjes aanwezig was op het moment dat de zakjes op het strand werden gevonden. Pagina 15

17 Toepassingsvraag 2 Opgave 1. Havo-examen 2 e tijdvak 2004 Inktvraat Tekstfragment Vroeger werd met ijzergallusinkt geschreven. Om deze inkt te maken werd eerst looizuur gewonnen uit galnoten. (Een galnoot is een soort gezwel dat aan planten ontstaat.) Hieraan werd een ijzer(ii)oplossing toegevoegd. Hieronder staat een oud recept hiervoor weergegeven: Voeg aan 130 gram water 18 gram verpulverde galnoten toe. Kook het mengsel gedurende twee uur en blijf roeren. Tijdens het koken verdampt wat water. Voeg daarom af en toe wat water aan het mengsel toe. Laat het mengsel afkoelen en filtreer het. Los dan 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat op in 15 gram water en schenk dit bij het filtraat. Voeg hieraan 7,0 gram Arabische gom als bindmiddel toe. Het duurt even voordat de inkt haar zwarte kleur krijgt. naar: Geef de naam van de scheidingsmethode die men gebruikt om het looizuur uit de galnoten in oplossing te krijgen. Opgave 2. De schrijver van het recept neemt het niet zo nauw met termen als oplossing en suspensie. Wanneer men 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat wil oplossen in 15 gram water bij 298 K ontstaat een suspensie. Bereken met behulp van Binas-tabel 45B hoeveel gram van het ijzer(ii)sulfaat daarbij niet kan oplossen. gram Pagina 16

18 Antwoorden Antwoorden: Oefening significante cijfers Geef het antwoord van de volgende vermenigvuldiging van meetwaarden in de juiste significantie: 12,3 x 0, ,909 (0 punten) Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 12,3. Dus moet je antwoord niet in 4 cijfer significant zijn! 2. 2,91 (1 punten) Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 12,3. Drie cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 3 cijfers significant worden gegeven (0 punten) Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 12,3. Dus moet je antwoord niet in 1 cijfer significant zijn! 4. 2,9 (0 punten) Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 12,3. Dus moet je antwoord niet in 2 cijfers significant zijn! Aantal punten juist antwoord: 1 Tien knopen wegen 23,6 gram. Hoeveel weegt één knoop? 1. 2,4 gram (0 punten) Het getal 10 is hier een getelde waarde. Waarom rond je hier af op 2,4? 2. 2,0 gram (0 punten) Het getal 10 is hier een getelde waarde. Dit getal speelt geen rol bij de singificantie. 10 knopen = 23,6 / 10 g = 2,36 g. Hoeveel cijfers significant is 23,6? 3. 2 gram (0 punten) Het getal 10 is hier een getelde waarde. Dit getal speelt geen rol bij de singificantie. 10 knopen = 23,6 / 10 g = 2,36 g. Hoeveel cijfers significant is 23,6? 4. 2,36 gram (1 punten) Het getal 10 is hier een getelde waarde. Dit getal speelt geen rol bij de singificantie. 10 knopen = 23,6 / 10 g = 2,36 g. 23,6 is 3 cijfers significant, dus de uitkomst ( massa van 1 knoop) geef je ook weer in drie cijfer significant: 2,36 g Pagina 17

19 Aantal punten juist antwoord: 1 Hoeveel significante cijfers bevat de meetwaarde 0,01700? 1. 3 (0 punten) we dit getal ook schrijven als 1, Nullen achter het getal tellen namelijk wel mee! 2. 6 (0 punten) we dit getal ook schrijven als 1, Nullen voor het het getal tellen namelijk niet mee! 3. 4 (1 punten) 4. 2 (0 punten) we dit getal ook schrijven als 1, Nullen achter het getal tellen namelijk wel mee! 5. 5 (0 punten) we dit getal ook schrijven als 1, Nullen voor het het getal tellen namelijk niet mee! Aantal punten juist antwoord: 1 Hoeveel liter is 550 gram aceton bij T = 293 K. L Juist antwoord: Hoeveel liter is 550 gram aceton bij T = 293 K. 0,696 L Aantal punten juist antwoord: 1 Hoeveel significante cijfers bevat de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: (1,23-1,1)/1, (1 punten) Pagina 18

20 2. 4 (0 punten) Eerst werken we de haakjes uit: 1,23-1,1 = 0,13. De uitkomst van een aftrekking van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Het resultaat van de aftrekking is dus 0,1. Vervolgens gaan we delen:de teller is 1 cijfer significant en de noemer 3 cijfers. In welke significantie moet het antwoord dus worden gegeven? 3. 2 (0 punten) Eerst werken we de haakjes uit: 1,23-1,1 = 0,13. De uitkomst van een aftrekking van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Het resultaat van de aftrekking is dus 0,1. Vervolgens gaan we delen:de teller is 1 cijfer significant en de noemer 3 cijfers. In welke significantie moet het antwoord dus worden gegeven? 4. 3 (0 punten) Eerst werken we de haakjes uit: 1,23-1,1 = 0,13. De uitkomst van een aftrekking van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Het resultaat van de aftrekking is dus 0,1. Vervolgens gaan we delen:de teller is 1 cijfer significant en de noemer 3 cijfers. In welke significantie moet het antwoord dus worden gegeven? Aantal punten juist antwoord: 1 Hoeveel significante cijfers bevat de meetwaarde 1, ? 1. 2 (0 punten) In de wetenschappelijke notatie zijn alle cijfers significant! 1, is 3 cijfers significant. De macht heeft geen invloed op het aantal significante cijfers (1 punten) 3. 1 (0 punten) In de wetenschappelijke notatie zijn alle cijfers significant! 1, is 3 cijfers significant. De macht heeft geen invloed op het aantal significante cijfers (0 punten) In de wetenschappelijke notatie zijn alle cijfers significant! 1, is 3 cijfers significant. De macht heeft geen invloed op het aantal significante cijfers. Aantal punten juist antwoord: 1 Pagina 19

21 Bij het bepalen van de dichtheid zijn de volgende meetgegevens vastgesteld en ook aangegeven in de juiste significantie: 50,0 milliliter vloeistof weegt 0,03988 kg. Welke uitkomst geeft de dichtheid van deze vloeistof, uitgedrukt in gram per milliliter, in het juiste aantal significante cijfers aan? 1. 0,798 (2 punten) 2. 0,79760 (0 punten) dichtheid = massa / volume. 0,03988 kg = 39,88 g. De dichtheid = 39,88 g / 50,0 ml = 0,7976 g/ml. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 50,0: 3 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 3 cijfers significant worden gegeven. 3. 0,7976 (0 punten) dichtheid = massa / volume. 0,03988 kg = 39,88 g De dichtheid = 39,88 g / 50,0 ml = 0,7976 g/ml. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 50,0: 3 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 3 cijfers significant worden gegeven. 4. 0,80 (0 punten) dichtheid = massa / volume. 0,03988 kg = 39,88 g De dichtheid = 39,88 g / 50,0 ml = 0,7976 g/ml. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 50,0: 3 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 3 cijfers significant worden gegeven. En let op de nul voor de komma telt niet mee! Aantal punten juist antwoord: 2 Hoeveel significante cijfers bevat de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: (18,3-18,1) / 2, (0 punten) Eerst werken we de haakjes uit:18,3-18,1 = 0,2. De uitkomst van een aftrekking van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Het resultaat van de aftrekking is dus 0,2. Vervolgens gaan we delen: de teller is 1 cijfer significant en de noemer 3 cijfers. In hoeveel cijfers significant moet het antwoord zijn? Pagina 20

22 2. 3 (0 punten) Heb je eerst de rekenregels voor de aftrekking toegepast? 3. 4 (0 punten) Eerst werken we de haakjes uit:18,3-18,1 = 0,2. De uitkomst van een aftrekking van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Het resultaat van de aftrekking is dus 0,2. Vervolgens gaan we delen: de teller is 1 cijfer significant en de noemer 3 cijfers. In hoeveel cijfers significant moet het antwoord dus worden gegeven? 4. 1 (1 punten) Aantal punten juist antwoord: 1 De dichtheid van goud is 19,3 kg.dm -3. Bereken de massa van 2 cm 3 goud gram (0 punten) dichtheid = massa/ volume. Of te wel massa = dichtheid x volume. 19,3 kg/dm 3 = 19,3 g /cm 3. De massa = 19,3 g/cm 3 x 2 cm 3 = 38,6 g. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 2 cm 3 : 1 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 1 cijfer significant worden gegeven. 38,6 g wordt dus afgerond tot 4.10 g of 0,04 kg 2. 0,0386 kg (0 punten) dichtheid = massa/ volume. Of te wel massa = dichtheid x volume. 19,3 kg/dm 3 = 19,3 g /cm 3. De massa = 19,3 g/cm 3 x 2 cm 3 = 38,6 g. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 2 cm 3 : 1 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 1 cijfer significant worden gegeven. 38,6 g wordt dus afgerond tot 4.10 g of 0,04 kg 3. 0,04 kg (2 punten) 4. 38,6 gram (0 punten) dichtheid = massa/ volume. Of te wel massa = dichtheid x volume. 19,3 kg/dm 3 = 19,3 g /cm 3. De massa = 19,3 g/cm 3 x 2 cm 3 = 38,6 g. Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 2 cm 3 : 1 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 1 cijfer significant worden gegeven. 38,6 g wordt dus afgerond tot 4.10 g of 0,04 kg Pagina 21

23 Aantal punten juist antwoord: 2 1 knikker weegt 1,2 gram. Wat is de massa van 8 knikkers in de juiste siginificantie? 1. 10,0 gram (0 punten) Het getal 8 is een getelde waarde. Een getelde waarde telt niet mee bij de bepaling van de significantie. 8 knikkers = 8 x 1,2 = 9,6 g. 1,2 is 2 cijfers significant. Dus moet het antwoord nu ook in twee cijfers significant! 2. 9,6 gram (1 punten) Het getal 8 is een getelde waarde. Een getelde waarde telt niet mee bij de bepaling van de significantie. 8 knikkers = 8 x 1,2 = 9,6 g. 1,2 is 2 cijfers significant. Dus moet het antwoord nu ook in twee cijfers significant: 9,6 3. 9,60 gram (0 punten) Het getal 8 is een getelde waarde. Een getelde waarde telt niet mee bij de bepaling van de significantie gram (0 punten) Het getal 8 is een getelde waarde. Een getelde waarde telt niet mee bij de bepaling van de significantie. 8 knikkers = 8 x 1,2 = 9,6 g. Het antwoord moet in twee cijfers significant, maar je moet niet afronden naar 10! Aantal punten juist antwoord: 1 Geef de uitkomst van de volgende deling van meetwaarden in de juiste significantie weer: 1,23 / 0, ,1 (0 punten) Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 1,23. Het juiste antwoord is dus (1 punten) ,0713 (0 punten) Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat 1,23. Het juiste antwoord is dus (0 punten) De significantie van het antwoord is goed, maar kijk nog eens naar de uitkomst van de berekening op je rekenmachine: 522, Nu juist afronden! Aantal punten juist antwoord: 1 Pagina 22

24 Wat is de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden: 98,2 + 15,6 = ,8 (1 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. De optelling geeft als uitkomst:133,8. Beide getallen zijn weergegeven in 1 decimaal, dus moet het antwoord in de juiste significantie hier zijn:113, (0 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen! (0 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. Aantal punten juist antwoord: 1 Geef de uitkomst van de volgende bewerking van meetwaarden in de juiste significantie:1, ,1 1. 1,3 (1 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. De optelling geeft als antwoord:1,334. 0,1 heeft 1 decimaal, dus moet het antwoord hier zijn: 1, (0 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. De optelling geeft als antwoord:1,334. 0,1 heeft 1 decimaal, dus wat moet het antwoord hier zijn? 3. 1,33 (0 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. De optelling geeft als antwoord:1,334. 0,1 heeft 1 decimaal, duswat moet het antwoord hier zijn? 4. 1,334 (0 punten) De uitkomst van een optelling van meetwaarden mag niet meer decimalen hebben dan de meetwaarde met het kleinste aantal decimalen. De optelling geeft als antwoord: 1,334. 0,1 heeft 1 decimaal, dus wat moet het antwoord hier zijn? Aantal punten juist antwoord: 1 Pagina 23

25 Aan een volume van 0,050 m 3 water wordt 40,0 cm 3 water toegevoegd. Hoe groot is het totaal volume water nu geworden in dm 3, als je dit met het juiste aantal significante cijfers aangeeft? (2 punten) 2. 5,4 (0 punten) 0,050 m 3 = 50 dm 3. 40,0 cm 3 = 0,0400 dm 3. Tel deze getallen op en pas de rekenregel voor opstelling toe (0 punten) 0,050 m 3 = 50 dm 3. 40,0 cm 3 = 0,0400 dm 3. De optelling geeft de uitkomst:50,0400. Pas nu de rekenregel voor de optelling toe. Het getal 50 heeft 0 decimalen, dus moet het antwoord in de juiste significantie hier zijn: 50! 4. 50,04 (0 punten) 0,050 m3 = 50 dm3. 40,0 cm3 = 0,0400 dm3. De optelling geeft de uitkomst:50,0400. Pas nu de rekenregel voor de optelling toe. 5. 4,5 (0 punten) 0,050 m 3 = 50 dm 3. 40,0 cm 3 = 0,0400 dm 3. Tel deze getallen op en pas de rekenregel voor opstelling toe ,0400 (0 punten) Je vergeet de rekenregel voor de optelling toe te passen. Aantal punten juist antwoord: 2 Beoordeel de volgende drie berekeningen: I 2,0. 10?8 x = 1.10?3 II 2,0. 10?8 : 5, = 4.10?13 III 5, : 3, = 1, Welk(e) antwoord(en) is/zijn goed en in de juiste significantie weergegeven? 1. Alleen I (2 punten) Pagina 24

26 2. alleen II (0 punten) I Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat : dus 1 cijfer significant, de uitkomst moet ook in 1 cijfer significant worden gegeven. II Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 4, III Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 1, zowel II als III (0 punten) I Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat : dus 1 cijfer significant, de uitkomst moet ook in 1 cijfer significant worden gegeven. II Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 4, III Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 1, zowel I, II als III (0 punten) II Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. III Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. 5. zowel I als III (0 punten) III Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 1, zowel I als II (0 punten) I Bepalend bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier is dat : dus 1 cijfer significant, de uitkomst moet ook in 1 cijfer significant worden gegeven. II Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 4, III Bepalend bij een deling is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven: 1, Pagina 25

27 7. alleen III (0 punten) Bij een vermenigvuldiging is de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers bepalend. I Hier is dat II Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven. III Hier zijn beide getallen 2 cijfers significant, dus moet de uitkomst ook in 2 cijfers significant worden gegeven. Aantal punten juist antwoord: 2 Vraag 1. De massa van een atoom wordt bepaald door: 1. het aantal protonen en het aantal elektronen De massa van een atoom wordt bepaald door (de massa van) het aantal protonen, neutronen en elektronen. 2. het aantal protonen en het aantal neutronen. De massa van een atoom wordt bepaald door (de massa van) het aantal protonen, neutronen en elektronen. 3. het totale aantal protonen, neutronen en elektronen. 4. het aantal protonen. De massa van een atoom wordt bepaald door (de massa van) het aantal protonen, neutronen en elektronen. Vraag 2. De atoommassa van een element, uitgedrukt in atomaire massa-eenheden is gelijk aan: 1. Het gemiddelde massagetal van de atomen van dat element. 2. het massagetal van een atoom van dat element De atoommassa van een element is gedefinieerd als het gewogen gemiddelde van de atoommassa's van alle natuurlijke isotopen van dat element, waarbij de relatieve aanwezigheid, de mate waarin elk isotoop verhoudingsgewijs voorkomt op aarde, de wegingsfactor is. 3. de som van de massa's van de atomen van dat element. De atoommassa van een element is gedefinieerd als het gewogen gemiddelde van de atoommassa's van alle natuurlijke isotopen van dat element, waarbij de relatieve aanwezigheid, de mate waarin elk isotoop verhoudingsgewijs voorkomt op aarde, de wegingsfactor is. 4. de som van het aantal protonen en neutronen in de kern van een atoom van dat element De atoommassa van een element is gedefinieerd als het gewogen gemiddelde van de atoommassa's van alle natuurlijke isotopen van dat element, waarbij de relatieve aanwezigheid, de mate waarin elk isotoop verhoudingsgewijs voorkomt op aarde, de wegingsfactor is. Vraag 3. Gegeven: gallium bestaat voor 60,4 % uit atomen Ga-69 met een massa van 68,9 u en voor 39,6% Pagina 26

28 uit Ga-71 met een massa van 70,9 u. Hoe kun je de gemiddelde atoommassa van gallium berekenen? 1. A(Ga) = (60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (60,4 + 39,6) 2. A(Ga) = (68,9 u + 70,9 u) : 2 Van de 1000 atomen Ga zijn er 604 Ga-69 en 396 Ga-71. De gemiddelde massa is dus:?(60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (60,4 + 39,6) 3. A(Ga) = (60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (68,9 + 70,9) Van de 1000 atomen Ga zijn er 604 Ga-69 en 396 Ga-71. De gemiddelde massa is dus:?(60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (60,4 + 39,6) 4. A(Ga) = (0,604 x 68,9 u + 0,396 x 70,9 u) : 2 Van de 1000 atomen Ga zijn er 604 Ga-69 en 396 Ga-71. De gemiddelde massa is dus:?(60,4 x 68,9 u + 39,6 x 70,9 u) : (60,4 + 39,6) Vraag 4. Uit Havo examen e tijdvak In de bovenste meters van de maanbodem is het gehalte helium-3 gemiddeld 0,01 massa-ppm. Voor het winnen van helium-3 wil men een speciaal ontworpen bulldozer inzetten die de bovenste laag van de maanbodem afgraaft, zeeft en verwerkt. De gezeefde bodemdeeltjes worden vermalen en sterk verhit. De gassen die daarbij vrijkomen, waaronder helium-3, worden onder druk opgeslagen. De energie voor deze processen zal worden gehaald uit zonne-energie. Bereken hoeveel ton maanbodem die 0,01 massa-ppm helium-3 bevat, nodig is om 100 ton helium-3 te winnen. Neem aan dat alle helium-3 wordt gewonnen. Het antwoord is ton 1 ppm = deel van de massa 0,01 ppm = van de massa 1 ton maanbodem bevat ton Helium-3 je kunt een verhoudingsschema maken: Vraag 5. 1 L iter wijn bevat 12,0 vol-% alcohol. Gegeven: de dichtheid van de wijn is 1,090 g/ml (T=293 K). Bereken het massapercentage alcohol in de wijn. antwoord: massa-% Pagina 27

29 Juist antwoord: 1 L iter wijn bevat 12,0 vol-% alcohol. Gegeven: de dichtheid van de wijn is 1,090 g/ml (T=293 K). Bereken het massapercentage alcohol in de wijn. antwoord: 8,81 (alternatieven: 8,8) massa-% Vraag 6. Uit havo-examen e tijdvak In plaats van strooien met vast zout kan een wegdek ook besproeid worden met pekel. Pekel is een mengsel van zout en water. Vaak wordt hiervoor een mengsel met 22 massaprocent NaCl gebruikt. Bereken hoeveel kg natriumchloride gebruikt wordt voor een wegdek van 8,0 m breed en 15 km lang wanneer dit met NaCl-pekel wordt besproeid. Neem aan dat: - bij besproeien een dosering van 20 ml NaCl-pekel per m 2 wordt gebruikt; - de NaCl-pekel 22 massaprocent NaCl bevat; - de dichtheid van de pekel 1,16 g ml 1 is. Het juiste antwoord is 6,10 2 kg. Het oppervlak dat besproeid moet worden is: 8 m bij 15 km = 8 m * m = 1, m 2 20 ml per m 2 betekent: 1, * 20 ml voor het gehele oppervlak = 2, ml pekel. 1 ml pekel = 1,16 gram 2, ml pekel komt overeen met: 2, * 1,16 gram = 2, gram pekel. pekel bevat 22 massa-% NaCl 2, gram pekel bevat 0,22 * 2, gram NaCl = 6, gram = 6, kg Vraag 7. Bereken de massa van 1,45 mol HNO3 in gram. gram Juist antwoord: Pagina 28

30 Bereken de massa van 1,45 mol HNO3 in gram. 91,4 gram Vraag 8. Bereken hoeveel mol 135 mg ijzer(ii)chloride is. Het juiste antwoord is: 8, mol. De formule van ijzer(ii)chloride is FeCl3. De molmassa is 162,2 gram (Tabel 41 BINAS) 135 mg = 1, g chemische hoeveelheid 1 mol x mol massa 162,2 g 1, g x. 162,2 = 1. 1, , x = = 8, ,2 vraag 9. 2,95 gram zinksulfaat wordt opgelost in water. Het volume van de oplossing wordt met water aangevuld tot 500 ml. Bereken de molariteit van deze oplossing. Juist antwoord: 2,95 gram zinksulfaat wordt opgelost in water. Het volume van de oplossing wordt met water aangevuld tot 500 ml. Bereken de molariteit van deze oplossing. 0,0366 Vraag 10. Havo examen e tijdvak. Pagina 29

31 Waterstofperoxide (H2O2) komt in de natuur in kleine concentraties voor. Zo bevat de lucht die wij uitademen bijvoorbeeld 0,30 tot 1,0 mg waterstofperoxide per m 3. Bereken, in mol L 1, de waterstofperoxide-concentratie in lucht die 0,30 mg waterstofperoxide per m 3 bevat. Het juiste antwoord is: mol.l -1 0,30 mg H2O2 per m 3 is 3, g H2O2 per m 3. 1 mol H2O2 = 34,01 g (Tabel 41 BINAS) 3, , g = = 8, mol 34,01 8, mol H2O2 8, mol H2O = = 8, mol.l m L Het gegeven 0,30 mg is twee cijfers significant, dus het antwoord moet in twee cijfers significant. Antwoorden: concentratieberekeningen Bekerglas A bevat 100 ml 0,10 M kaliumsulfide-oplossing. Bekerglas B bevat 150 ml 0,20 M kaliumsulfide-oplossing. Men voegt de beide oplossingen samen. Hoe groot is de [K + ] na mengen? 1. 0,16 Als kaliumsulfide oplost in water splitst het in... kaliumionen en... sulfide ionen 2. 3, Bereken eerst hoeveel mol kaliumionen in oplossing A en oplossing B zitten. Hoeveel mol kaliumionen heb je na mengen? Bereken nu de concentratie kaliumionen. 3. 1,36 Bereken eerst hoeveel mol kaliumionen in oplossing A en oplossing B zitten. Hoeveel mol kaliumionen heb je na mengen? Bereken nu de concentratie kaliumionen. 4. 0, ml A bevat: 0,100 * 0,10 *2 mol kaliumionen 150 ml A bevat: 0,150 * 0,20 *2 mol kaliumionen Na mengen: 0,080 mol K + -ionen / 0,250 L = 0,32 mol K + -ionen/l Pagina 30

32 Aantal punten juist antwoord: 1 Je hebt 100 ml 0,224 M oplossing van Na 3 PO 4 Deze oplossing verdun je water tot 250 ml. Bereken de nieuwe [Na + ]. 1. 0, ml 0,224 M Na3PO4 bevat: 0,100 * 0,224 mol Na3PO4= 0,0224 mol Na3PO4 0,0224 mol Na3PO4 levert 3* 0,0224 = 0,0672 mol Na + -ionen 2. 0, mol natriumfosfaat levert 3 mol natriumionen! Dus vermenigvuldigen of delen door 3? 3. 0, mol natriumfosfaat levert... natriumionen! 4. 2,69 Rekening gehouden met 100 ml begin oplossing? Aantal punten juist antwoord: 1 Je lost 0,45 mol suiker in water op tot 500 ml. Bereken de molariteit van de suiker in deze oplossing. 1. 0,23 De molariteit heeft als eenheid mol/l of mmol/ml. Kijk nu nog eens goed naar je berekening! 2. 2, De molariteit heeft als eenheid mol/l of mmol/ml. Kijk nu nog eens goed naar je berekening! 3. 0,90 0,45 mol / 0,500 L = 0,90 mol/l De molariteit heeft als eenheid mol/l of mmol/ml. Kijk nu nog eens goed naar je berekening! Aantal punten juist antwoord: 1 Je lost 1,84 gram zilvernitraat in water op tot 250 ml. Bereken de molariteit van de zilvernitraatoplossing. 1. 7,36 Heb je gram omgezet naar mol? Pagina 31

33 2. 4, , Heb je gram omgezet naar mol? Wat is de eenheid van de molariteit? 4. 4, De eenheid van de molariteit is mol/l! Aantal punten juist antwoord: 1 Je lost 64 mmol oxaalzuur op tot 125 ml water. Bereken de molarireit van de oxaalzuur in deze oplossing. 1. 5, De molariteit geven we weer in mol/l of mmol/ml Kijk nu nog een goed naar je berekening. 2. 8, In welke eenheid drukken we de molariteit uit? 3. 0,51 64 mmol oxaalzuur/125 ml = 0,51 mmol oxaalzuurzuur per ml of 64 mmol = 0,064 mol en 125 ml = 0,125 L. 0,064 mol / 0,125 L = 0,51 mol/l 4. 8,0 In welke eenheid drukken we de molariteit uit? Aantal punten juist antwoord: 1 Je lost 15,66 mg magnesiumchloride in water op tot 100,0 ml. Bereken de molariteit van de magnesiumchlorideoplossing. 1. 1, mol MgCl2/L 2. 1,645 mg omgezet naar g? 3. 1,566 mg omgezet naar gram? Of mmol of mol? 4. 1, Kijk eens goed naar de juiste significantie. Aantal punten juist antwoord: 1 Pagina 32

34 Vraag 11. Hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 125 g pentaan? Juist antwoord: Hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 125 g pentaan? 381 vraag 12. In de chemische industrie produceert men op grote schaal ammoniakgas door reactie van stikstofgas met waterstofgas volgens de reactievergelijking: N2(g) + 3 H2(g)? 2 NH3(g) Hoeveel mol stikstofgas en waterstofgas zal er nodig zijn voor de productie van 1000 mol ammoniakgas? mol stikstofgas en 750 mol waterstofgas 1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof tot 2 mol ammoniak. Voor 1000 mol ammoniak is dus 500 mol stikstof en 1500 mol waterstof nodig mol stikstofgas en 1500 mol waterstofgas mol stikstofgas en 3000 mol waterstofgas 1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof tot 2 mol ammoniak. Voor 1000 mol ammoniak is dus 500 mol stikstof en 1500 mol waterstof nodig mol stikstofgas en 500 mol waterstofgas 1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof tot 2 mol ammoniak. Voor 1000 mol ammoniak is dus 500 mol stikstof en 1500 mol waterstof nodig. Vraag 13. Gegeven: - de dichtheid van vloeibaar heptaan is 0,68 kg.l 1 - de molecuulmassa van heptaan is 100,20 u De reactievergelijking voor de volledige verbranding van heptaan is: C7H O2? 7CO2 + 8H2O Hoeveel kilogram zuurstof is nodig voor de volledige verbranding van 1,00 liter vloeibaar heptaan? 1. 0,75 kg klik op de onderstaande link voor uitleg. /userfiles/ bdef601ec58a05d5ac60694b71a613.gif 2. 2,4 kg Pagina 33

35 3. 0,18 kg klik op de onderstaande link voor uitleg. /userfiles/ bdef601ec58a05d5ac60694b71a613.gif 4. 7,5 kg klik op de onderstaande link voor uitleg. /userfiles/ bdef601ec58a05d5ac60694b71a613.gif Vraag 14. Gegeven: koper en zwavel reageert met elkaar in de massaverhouding 3,51 : 1,00, waardoor digeniet ontstaat. Digeniet is een koperzwavelverbinding die in de natuur als een mineraal voorkomt in bepaalde gesteenten. Hoeveel gram zuiver digeniet kan er ontstaan als men 4,00 gram koper en 1,25 gram zwavel zo volledig mogelijk tot reactie brengt? 1. 3,51 + 1,14 = 4,65 Als 4,00 gram koper reageert, is er 4,00/3,51 gram zwavel nodig. Dat is 1,14 gram zwavel. Er kan dan 5,14 gram digeniet ontstaan. Als 1,25 gram zwavel zou reageren, is er 1,25 * 3,51 gram koper nodig. Dat is 5,28 gram koper. Zoveel koper is er niet aanwezig!) 2. 3,51 + 1,25 = 4,76 Als 4,00 gram koper reageert, is er 4,00/3,51 gram zwavel nodig. Dat is 1,14 gram zwavel. Er kan dan 5,14 gram digeniet ontstaan. Als 1,25 gram zwavel zou reageren, is er 1,25 * 3,51 gram koper nodig. Dat is 5,28 gram koper. Zoveel koper is er niet aanwezig! 3. 4,00 + 1,14 = 5, ,00 + 1,25 = 5,25 Als 4,00 gram koper reageert, is er 4,00/3,51 gram zwavel nodig. Dat is 1,14 gram zwavel. Er kan dan 5,14 gram digeniet ontstaan. Als 1,25 gram zwavel zou reageren, is er 1,25 * 3,51 gram koper nodig. Dat is 5,28 gram koper. Zoveel koper is er niet aanwezig! Vraag 15. Malik wil 3,6 L aluminiumnitraatoplssing maken waarin perr liter 0,467 mol aluminiumnitraat is opgelost. Bereken hoeveel gram aluminiumnitraat hij hiervoor moet afwegen. gram Pagina 34

36 Juist antwoord: Malik wil 3,6 L aluminiumnitraatoplssing maken waarin perr liter 0,467 mol aluminiumnitraat is opgelost. Bereken hoeveel gram aluminiumnitraat hij hiervoor moet afwegen. 560 gram Vraag 16. Maraïcha heeft een koper(ii)sulfaatoplossing van 0,075 M. Aan 25,0 ml van deze oplossing voegt zij 0,090 M natronloog oe. Bereken hoeveel ml natronloog zij moet toevoegen om alle koper(ii)-ionen te laten reageren/. ml Juist antwoord: Maraïcha heeft een koper(ii)sulfaatoplossing van 0,075 M. Aan 25,0 ml van deze oplossing voegt zij 0,090 M natronloog oe. Bereken hoeveel ml natronloog zij moet toevoegen om alle koper(ii)-ionen te laten reageren/. 42 ml Opgave 1. 2p Geef het aantal protonen en het aantal elektronen in een P 3 ion. aantal protonen: aantal elektronen: Juist antwoord: Pagina 35

37 2p Geef het aantal protonen en het aantal elektronen in een P 3 ion. aantal protonen: 15 aantal elektronen: 18 Opgave 2. 3p Geef de vergelijking van de reactie die optreedt als Celphostabletten aan vochtige lucht worden blootgesteld. De juiste vergelijking is: AlP + 3 H2O? PH3 + Al(OH)3 Schrijf eerst de stoffen op die me elkaar reageren: AlP + H2O? PH3 + Al(OH)3 Het aantal Al- en P- atomen voor en na de pjl zijn in overeenstemming met elkaar. Rechts 6 H-atomen, dus als we en 3 voor H2O plaatsen, Kloppen het antal H-atomen ook. AlP + 3 H2O? PH3 + Al(OH)3 WE zien dat het aantal O-atomen links en rechts van de pijl ook klopt. Opgave 3. Uit tekstfragment 1 (de regels 3 en 4) valt op te maken dat de tijd van het uiteenvallen van Celphostabletten onder andere afhankelijk is van de temperatuur. 2p Duurt, bij gelijke vochtigheid, het uiteenvallen van de Celphostabletten bij 25 C langer of korter dan bij 10 C? Geef een verklaring voor je antwoord. Voorbeeld van goede antwoorden zijn: - Bij 25 C gaat de reactie sneller - Bij 25o C vallen de tabletten sneller uiteen - Bij 25oC bewegen de deeltjes sneller (dan bij 10 C). Conclusie: Bij 25 C duurt het uiteenvallen dus korter. Opgave 4. Tabel 1. CELPHOS Fysische en chemische eigenschappen Samenstelling: aluminiumfosfide overige stoffen 56 massaprocent 44 massaprocent Vorm grote tabletten (3,0 g) of kleine tabletten (0,6 g) In contact met water(damp) Kleur komt 1/3 van de massa van Celphos aan fosfinegas vrij grijs Pagina 36

38 Geur ruikt als knoflook In tabel 1 staat dat de massa van het fosfinegas (PH3) dat ontstaat, eenderde deel bedraagt van de massa van de gebruikte hoeveelheid Celphos. 3p Laat dit met behulp van een berekening zien, uitgaande van een Celphostablet van 3,0 gram. Gebruik bij je berekening onder andere nog een gegeven uit tabel 1 en neem bij de berekening aan dat één mol fosfinegas ontstaat per mol aluminiumfosfide. De molecuulmassa van AlP = (26,98 u+30,97 u) = 57,95 u De molecuulmassa van PH3 = (30,97 u + 3.1,008 u) = 33,99 u De uitkomst van een juiste berekening laat zien dat 0,99 g fosfine ontstaat uit een Celphostablet van 3,0 g (en dat is ongeveer eenderde deel). Opgave 5. Tijdens het ontsmetten van een graanschuur met behulp van Celphostabletten werd in een aanliggende woning de concentratie van fosfinegas gemeten. Deze was 3, mol dm 3. De MAC-waarde van fosfine is 0,4 mg.m 3. 3p Ga met behulp van een berekening na of de MAC-waarde is overschreden. 3, mol PH3/L = 3, ,99 g PH3/L= 1, g/l De MAC-waarde wordt dus overschreden! Opgave 6. Pagina 37

39 In de zomer van 1998 spoelden op het strand tussen Egmond aan Zee en Den Helder zakjes aan. Op de zakjes stond onder andere de formule AlP vermeld. Het strand werd afgezet in verband met gevaar voor de gezondheid door vorming van fosfinegas. Bij nader onderzoek bleek dit gevaar toch niet aanwezig te zijn. In een krant schreef een journalist dat het gevaar op fosfinevorming niet aanwezig was "omdat de aluminiumfosfide al was uitgewerkt". Het taalgebruik van de journalist is chemisch niet correct. 1p Vervang het cursief gedrukte deel van de zin door een zinsnede die op een chemisch correcte wijze weergeeft waarom er geen gevaar meer was voor de gezondheid. Voorbeelden van juiste zinsneden zijn: omdat alle aluminiumfosfide al had gereageerd omdat er geen aluminiumfosfide meer was omdat het aluminiumfosfide was omgezet en dus niet meer aanwezig was omdat het aluminiumfosfide was gehydrolyseerd Voorbeelden van onjuiste zinsneden zijn: omdat het aluminiumfosfide was ontleed / uiteengevallen omdat het aluminiumfosfide was opgelost omdat het aluminiumfosfide geen schadelijke werking meer had omdat het aluminiumfosfide niet meer met vochtige lucht reageert Opgave 7. 1p Geef de naam van de vaste stof die, behalve bindmiddelen en restanten van ammoniumzouten, voornamelijk in de zakjes aanwezig was op het moment dat de zakjes op het strand werden gevonden. Juist antwoord: 1p Geef de naam van de vaste stof die, behalve bindmiddelen en restanten van ammoniumzouten, voornamelijk in de zakjes aanwezig was op het moment dat de zakjes op het strand werden gevonden. aluminiumhydroxide Opgave 1. Pagina 38

40 Havo-examen 2 e tijdvak 2004 Inktvraat Tekstfragment Vroeger werd met ijzergallusinkt geschreven. Om deze inkt te maken werd eerst looizuur gewonnen uit galnoten. (Een galnoot is een soort gezwel dat aan planten ontstaat.) Hieraan werd een ijzer(ii)oplossing toegevoegd. Hieronder staat een oud recept hiervoor weergegeven: Voeg aan 130 gram water 18 gram verpulverde galnoten toe. Kook het mengsel gedurende twee uur en blijf roeren. Tijdens het koken verdampt wat water. Voeg daarom af en toe wat water aan het mengsel toe. Laat het mengsel afkoelen en filtreer het. Los dan 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat op in 15 gram water en schenk dit bij het filtraat. Voeg hieraan 7,0 gram Arabische gom als bindmiddel toe. Het duurt even voordat de inkt haar zwarte kleur krijgt. naar: Geef de naam van de scheidingsmethode die men gebruikt om het looizuur uit de galnoten in oplossing te krijgen. Juist antwoord: Pagina 39

41 Havo-examen 2 e tijdvak 2004 Inktvraat Tekstfragment Vroeger werd met ijzergallusinkt geschreven. Om deze inkt te maken werd eerst looizuur gewonnen uit galnoten. (Een galnoot is een soort gezwel dat aan planten ontstaat.) Hieraan werd een ijzer(ii)oplossing toegevoegd. Hieronder staat een oud recept hiervoor weergegeven: Voeg aan 130 gram water 18 gram verpulverde galnoten toe. Kook het mengsel gedurende twee uur en blijf roeren. Tijdens het koken verdampt wat water. Voeg daarom af en toe wat water aan het mengsel toe. Laat het mengsel afkoelen en filtreer het. Los dan 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat op in 15 gram water en schenk dit bij het filtraat. Voeg hieraan 7,0 gram Arabische gom als bindmiddel toe. Het duurt even voordat de inkt haar zwarte kleur krijgt. naar: Geef de naam van de scheidingsmethode die men gebruikt om het looizuur uit de galnoten in oplossing te krijgen. extractie (alternatieven: extraheren) Opgave 2. De schrijver van het recept neemt het niet zo nauw met termen als oplossing en suspensie. Wanneer men 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat wil oplossen in 15 gram water bij 298 K ontstaat een suspensie. Bereken met behulp van Binas-tabel 45B hoeveel gram van het ijzer(ii)sulfaat daarbij niet kan oplossen. gram Juist antwoord: De schrijver van het recept neemt het niet zo nauw met termen als oplossing en suspensie. Wanneer men 8,0 gram ijzer(ii)sulfaat wil oplossen in 15 gram water bij 298 K ontstaat een suspensie. Bereken met behulp van Binas-tabel 45B hoeveel gram van het ijzer(ii)sulfaat daarbij niet kan oplossen. 5,7 gram Pagina 40

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden 2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5

Nadere informatie

V4SK-H3. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/66017

V4SK-H3. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/66017 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 28 February 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/66017 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1 Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1 Opgave 1 uitrekenen en afronden Bij +/- rond je af op het kleinste aantal DECIMALEN, bij x/ rond je af op het kleinste aantal SIGNIFICANTE CIJFERS. Bij gecombineerde

Nadere informatie

Rekenen aan reacties (de mol)

Rekenen aan reacties (de mol) Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html

Nadere informatie

2 Concentratie in oplossingen

2 Concentratie in oplossingen 2 Concentratie in oplossingen 2.1 Concentratiebegrippen gehalte Er zijn veel manieren om de samenstelling van een mengsel op te geven. De samenstelling van voedingsmiddelen staat op de verpakking vermeld.

Nadere informatie

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen. Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie

Nadere informatie

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4. Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,

Nadere informatie

woensdag 14 december 2011 16:06:43 Midden-Europese standaardtijd

woensdag 14 december 2011 16:06:43 Midden-Europese standaardtijd INLEIDING Geef de reactievergelijking van de ontleding van aluminiumoxide. 2 Al 2 O 3 4 Al + 3 O 2 Massaverhouding tussen Al en O 2 1,00 : 0,889 Hoeveel ton Al 2 O 3 is er nodig om 1,50 ton O 2 te produceren?

Nadere informatie

EXACT- Periode 1. Hoofdstuk Grootheden. 1.2 Eenheden.

EXACT- Periode 1. Hoofdstuk Grootheden. 1.2 Eenheden. EXACT- Periode 1 Hoofdstuk 1 1.1 Grootheden. Een grootheid is in de natuurkunde en in de chemie en in de biologie: iets wat je kunt meten. Voorbeelden van grootheden (met bijbehorende symbolen): 1.2 Eenheden.

Nadere informatie

Oplossingen oefeningenreeks 1

Oplossingen oefeningenreeks 1 Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10

Nadere informatie

Heavy metal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Heavy metal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Dick Naafs 11 February 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/57859 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN 3(4) VMBO-TGK,

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Eindexamen scheikunde havo 2001-II Eindexamen scheikunde havo 00-II 4 Antwoordmodel Energievoorziening in de ruimte et (uiteenvallen van de Pu-38 atomen) levert energie dus het is een exotherm proces. er komt energie vrij aantal protonen:

Nadere informatie

Wet van Behoud van Massa

Wet van Behoud van Massa Les 3 E42 Wet van Behoud van Massa In 1789 door Antoine Lavoiser ontdekt dat : De totale massa tijdens een reactie altijd gelijk blijft. Bij chemische reacties worden moleculen dus veranderd in andere

Nadere informatie

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M Hoofdstuk 8 Rekenen met de mol bladzijde 1 Opgave 1 n = m / M a 64,0 g zuurstofgas (O 2) = 2,00 mol (want n = 64,0 / 32,0) enz b 10,0 g butaan (C 4H 10) = 0,172 mol c 1,00 g suiker (C 12H 22O 11) = 0,00292

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,

Nadere informatie

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle Hoofdstuk 1 Atoombouw Theorie 19 b 78,99 23,98504 10,00 24,98584 11,01 25,98259 24, 31 100 20

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN * = voor VWO Salmiak, NH 4 Cl(s), kan gemaakt worden door waterstofchloride, HCl(g), te laten reageren met ammoniak, NH 3 (g) 01 Wat is de chemische naam voor salmiak? 02 Geef

Nadere informatie

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Chemisch rekenen, zo doe je dat! 1 Chemisch rekenen, zo doe je dat! GOE Opmerkingen vooraf: 1. Belangrijke schrijfwijzen: 100 = 10 2 ; 1000 = 10 3, enz. 0,1 = 1/10 = 10-1 ; 0,001 = 1/1000 = 10-3 ; 0,000.000.1 = 10-7, enz. gram/kg = gram

Nadere informatie

Exact periode = 1. h = 0, Js. h= 6, Js 12 * 12 = 1,4.10 2

Exact periode = 1. h = 0, Js. h= 6, Js 12 * 12 = 1,4.10 2 Exact periode 1.1 0 = 1 h = 0,000000000000000000000000000000000662607Js h= 6,62607. -34 Js 12 * 12 = 1,4. 2 1 Instructie gebruik CASIO fx-82ms 1. Instellingen resetten tot begininstellingen

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door J. 1535 woorden 7 maart 2015 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 scheiden en reageren 1.2 zuivere stoffen en

Nadere informatie

Sk-10 Rekenen in de chemie

Sk-10 Rekenen in de chemie Auteurs Laatst gewijzigd Licentie Webadres Jan Lutgerink ; Dick Naafs 18 September 2015 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/45399 Dit lesmateriaal is gemaakt

Nadere informatie

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij. Test Scheikunde Havo 5 Periode 1 Geef voor de volgende redoxreacties de halfreacties: a Mg + S MgS b Na + Cl NaCl c Zn + O ZnO Geef de halfreacties en de reactievergelijking voor de volgende redoxreacties:

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2003-I

Eindexamen scheikunde havo 2003-I 4 Antwoordmodel Verdelgingsmiddel 1 aantal protonen: 15 aantal elektronen: 18 aantal protonen: 15 1 aantal elektronen: aantal protonen vermeerderd met 3 1 2 AlP + 3 2 O P 3 + Al(O) 3 alleen AlP en 2 O

Nadere informatie

H1 Werken met hoeveelheden. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

H1 Werken met hoeveelheden. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur Its Academy Laatst gewijzigd Licentie Webadres 22 December 2014 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/45481 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Definitie. In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden.

Definitie. In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden. Definitie In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden. Massa In je tabellenboek vindt je dat de SI eenheid van massa

Nadere informatie

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4 Rekenen aan reacties Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4 6.1 Rekenen met de mol 6.2 Rekenen met massa s 6.3 Concentratie 6.4 SPA en Stappenplan 6.1 Rekenen met de mol Eenheden en grootheden 1d dozijn potloden 12

Nadere informatie

5 Formules en reactievergelijkingen

5 Formules en reactievergelijkingen 5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2006-II

Eindexamen scheikunde havo 2006-II 4 Beoordelingsmodel Element 115 1 Calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95. Dus samen hebben ze 115 protonen. calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95 1 2 Een

Nadere informatie

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn. Antwoorden 1 Hoeveel protonen, elektronen en neutronen heeft een ion Fe 3+? 26 protonen, 23 elektronen, 30 neutronen 2 Geef de scheikundige namen van Fe 2 S 3 en FeCO 3. ijzer(iii)sulfide en ijzer(ii)carbonaat

Nadere informatie

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen

Nadere informatie

Bepaling van de exacte molariteit van ca. 0,1 M natronloog

Bepaling van de exacte molariteit van ca. 0,1 M natronloog Bepaling van de exacte molariteit van ca. 0,1 M natronloog Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Dick Naafs 02 October 2014 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/34903

Nadere informatie

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Hoofdstuk 21 Chemisch rekenen (4) bladzijde 1 Opgave 1 Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Opgave 2 We lossen op: 25,0 g NaCl in een maatkolf tot 100 ml. De

Nadere informatie

Foutenberekeningen Allround-laboranten

Foutenberekeningen Allround-laboranten Allround-laboranten Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 LEERDOELEN :... 3 1. INLEIDING.... 4 2. DE ABSOLUTE FOUT... 5 3. DE KOW-METHODE... 6 4. DE RELATIEVE FOUT... 6 5. GROOTHEDEN VERMENIGVULDIGEN EN DELEN....

Nadere informatie

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW. OPGAVE 1 LEVEL 1 Uit de opgave haal je dat koper en zuurstof links van de pijl moeten staan en koper(ii)oxide rechts van de pijl. Daarna maak je de reactievergelijking kloppend. 2 Cu + O 2 à 2 CuO Filmpje

Nadere informatie

Chemisch rekenen versie 22-03-2016

Chemisch rekenen versie 22-03-2016 Chemisch rekenen versie 22-03-2016 Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek

Nadere informatie

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen Uitwerkingen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door T. 1440 woorden 1 oktober 2014 4,7 4 keer beoordeeld Vak Scheikunde Hoofdstuk 1 1.2 Zuivere stoffen en mengsels Er bestaan tientallen miljoenen

Nadere informatie

Reactievergelijkingen

Reactievergelijkingen Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Emiel D 23 maart 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/60504 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Eindexamen scheikunde havo 2002-II 4 Antwoordmodel Zuurstofvoorziening 1 aantal protonen: 16 aantal elektronen: 17 aantal protonen: 16 1 aantal elektronen: aantal protonen vermeerderd met 1 1 2 4 KO 2 2 K 2 O + 3 O 2 alleen KO 2 voor de

Nadere informatie

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019) Hoofdstuk 4 Chemische reacties J.A.W. Faes (2019) Hoofdstuk 4 Chemische reacties Paragrafen 4.1 Kenmerken van een reactie 4.2 Reactievergelijkingen 4.3 Rekenen aan reacties Practica Exp. 1 Waarnemen Exp.

Nadere informatie

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week 18-4-2016

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week 18-4-2016 Rekenen aan reacties 2 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4 Deze les Rekenen aan reactievergelijkingen Samenvatting Vragen Huiswerk voor volgende week Bestuderen Lezen voor deze week Bestuderen

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Nadere informatie

Paardenchemie. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Paardenchemie. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Dick Naafs 17 February 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/58044 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Chemisch rekenen versie

Chemisch rekenen versie Chemisch rekenen versie 27-01-2017 Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek

Nadere informatie

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week Rekenen aan reacties 3 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 5 Deze les Rekenen aan reactievergelijkingen (Massaverhouding) Afronding voor volgende week Bestuderen (Rekenen met de massa verhouding)

Nadere informatie

5 Water, het begrip ph

5 Water, het begrip ph 5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke

Nadere informatie

7.1 Het deeltjesmodel

7.1 Het deeltjesmodel Samenvatting door Mira 1711 woorden 24 juni 2017 10 3 keer beoordeeld Vak NaSk 7.1 Het deeltjesmodel Een model van een stof Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen. Aangezien je niet kunt zien hoe een

Nadere informatie

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO 3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO 3.7.1 Tellen met grote getallen In het dagelijks leven tellen we regelmatig het aantal van bepaalde voorwerpen. Vaak bepalen we dan hoeveel voorwerpen er precies

Nadere informatie

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r)

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) Cursus Chemie 5-1 Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) A r = een onbenoemd getal dat de verhouding weergeeft van de atoommassa

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week Rekenen aan reacties Scheikunde iveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3 Deze les Molair volume Reactievergelijkingen kloppend maken Samenvatting Vragen uiswerk voor volgende week Bestuderen oofdstuk 4: Chemische

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3 4 Samenvatting door Syb 1176 woorden 4 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Scheikunde Methode Chemie overal Scheikunde H1/H2/H3 Samenvatting PARAGRAAF 1.1 Een stof

Nadere informatie

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres P.J. Dreef 01 December 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/82827 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

5, waar gaat dit hoofdstuk over? 1.2 stoffen bij elkaar: wat kan er gebeuren? Samenvatting door een scholier 1438 woorden 31 maart 2010

5, waar gaat dit hoofdstuk over? 1.2 stoffen bij elkaar: wat kan er gebeuren? Samenvatting door een scholier 1438 woorden 31 maart 2010 Samenvatting door een scholier 1438 woorden 31 maart 2010 5,6 15 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde Hoofdstuk 1 stoffen bij elkaar 1.1 waar gaat dit hoofdstuk over? Als je 2 stoffen bij elkaar doet

Nadere informatie

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Samenvatting Chemie Overal 3 havo Samenvatting Chemie Overal 3 havo Hoofdstuk 3: Reacties 3.1 Energie Energievoorziening Fossiele brandstoffen zijn nog steeds belangrijk voor onze energievoorziening. We zijn druk op zoek naar duurzame

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1982 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20

Nadere informatie

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave Inhoudsopgave Leerdoelen :... 3 1. Inleiding.... 4 2. De absolute fout... 5 3. De KOW-methode... 7 4. Grootheden optellen of aftrekken.... 8 5. De relatieve fout...10 6. grootheden vermenigvuldigen en

Nadere informatie

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010 CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE datum : donderdag 29 juli 2010 tijd : 14.00 tot 17.00 uur aantal opgaven : 6 Iedere opgave dient op een afzonderlijk vel te worden gemaakt

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

Eindexamen scheikunde havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Rookmelder 1 aantal protonen: 93 aantal neutronen: 144 naam van element X: neptunium aantal protonen: 93 1 aantal neutronen: 241 verminderen met het genoemde aantal protonen en verminderen

Nadere informatie

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1 Chemie Overal Sk Havo deel 1 Website van de methode www.h1.chemieoveral.epn.nl Probeer thuis of het werkt. Aanbevolen browser: internet explorer Neem onderstaande tabel over en rond af Atoomsoort Zuurstof

Nadere informatie

Database scheikunde havo- vwo

Database scheikunde havo- vwo Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Ralph Meulendijks 26 April 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/67127 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14 6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14 1. Bij de reactie tussen ijzer en chloor ontstaat ijzer(iii)chloride, FeCl 3. Men laat 111,7 gram ijzer reageren met voldoende

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2006-II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2006-II 4 Beoordelingsmodel Bookkeeper 1 Een juist antwoord kan er als volgt uitzien: Indien slechts één watermolecuul op een juiste manier via een waterstbrug aan het stukje cellulosemolecuul is getekend 1 Indien

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2003-II

Eindexamen scheikunde havo 2003-II 4 Antwoordmodel Superzwaar 1 Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 50 (neutronen). opzoeken van het atoomnummer van krypton (36) 1 berekening van het aantal neutronen: 86 verminderd met het atoomnummer

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2005-I

Eindexamen scheikunde havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Zeewater 1 Sr 2+ juist symbool 1 juiste lading bij gegeven symbool 1 2 aantal protonen: 6 aantal neutronen: 8 juiste aantal protonen 1 aantal neutronen: 14 verminderen met het aantal

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Eindexamen scheikunde havo 2007-II Beoordelingsmodel Kwik 1 maximumscore 2 aantal protonen: 160 aantal elektronen: 158 aantal protonen: 160 1 aantal elektronen: het gegeven aantal protonen verminderd met 2 1 2 maximumscore 2 g 2 Cl 2 Indien

Nadere informatie

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro Hoofstuk 13: rekenen met mol 13.1 De eenheid mol en de molaire massa Er zijn allerlei manieren om aan te geven hoeveel je van een stof hebt. Je kunt de massa van een stof geven (in g of kg of...). Je kunt

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2000-II

Eindexamen scheikunde havo 2000-II Eindexamen scheikunde havo -II 4 Antwoordmodel Lood Een juiste afleiding leidt tot de uitkomst (neutronen). berekening van het aantal neutronen in een U-38 atoom en berekening van het aantal neutronen

Nadere informatie

Het atoom. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/95481

Het atoom. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/95481 Auteur P.J. Dreef Laatst gewijzigd 07 februari 2017 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres https://maken.wikiwijs.nl/95481 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 20122012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Etheen 1 Het juiste antwoord kan als volgt zijn weergegeven: 2 H 2 H 2 H 2 H 2 H H H H H H H H + 2H 2 2 H + H H H H H H H 2 voor de pijl 1 formule van glucose en het overgebleven fragment

Nadere informatie

Chemie 4: Atoommodellen

Chemie 4: Atoommodellen Chemie 4: Atoommodellen Van de oude Grieken tot het kwantummodel Het woord atoom komt va, het Griekse woord atomos dat ondeelbaar betekent. Voor de Griekse geleerde Democritos die leefde in het jaar 400

Nadere informatie

Correctievoorschrift HAVO. Scheikunde (nieuwe stijl)

Correctievoorschrift HAVO. Scheikunde (nieuwe stijl) Scheikunde (nieuwe stijl) orrectievoorschrift AVO oger Algemeen Voortgezet Onderwijs 20 03 Tijdvak 1 Inzenden scores Vul de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school in op de optisch

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I Beoordelingsmodel Uraanerts 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal elektronen: 88 aantal protonen: 92 1 aantal elektronen: aantal protonen verminderd met 4 1 2 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist

Nadere informatie

Chemie 2001 Vraag 1 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C6H1206) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0 liter

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over

Nadere informatie

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14 Opgaven zuurgraad (ph) berekenen Met behulp van deze formules dien je berekeningen te kunnen uitvoeren. Deze hoef je niet uit je hoofd te leren, maar je moet ze wel kunnen toepassen. Bij een toets zullen

Nadere informatie

De waterconstante en de ph

De waterconstante en de ph EVENWICHTEN BIJ PROTOLYSEREACTIES De waterconstante en de ph Water is een amfotere stof, dat wil zeggen dat het zowel zure als basische eigenschappen heeft. In zuiver water treedt daarom een reactie van

Nadere informatie

Het atoom. banner. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Het atoom. banner. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. banner Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres P.J. Dreef 07 february 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/95481 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet.

Nadere informatie

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel SE voorbeeldtoets 5AV antwoordmodel Stikstof Zwaar stikstofgas bestaat uit stikstofmoleculen waarin uitsluitend stikstofatomen voorkomen met massagetal 15. 2p 1 oeveel protonen en hoeveel neutronen bevat

Nadere informatie

Correctievoorschrift VBO-MAVO-D. Scheikunde

Correctievoorschrift VBO-MAVO-D. Scheikunde Scheikunde Correctievoorschrift VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs 20 0 Tijdvak 2 Inzenden scores Uiterlijk op 22 juni de scores van de alfabetisch eerste

Nadere informatie

Atoommodel van Rutherford

Atoommodel van Rutherford Samenvatting scheikunde havo 4 hoofdstuk 2 bouwstenen van stoffen 2.2 de bouw van een atoom Atoommodel val Een atoom is een massief bolletje. Elk atoomsoort heeft zijn eigen Dalton afmetingen Ook gaf hij

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M? Chemie juli 2009 Laatste wijziging: 31/07/09 Gebaseerd op vragen uit het examen. Vraag 1 Geef de structuurformule van nitriet. A. B. C. D. Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

Eindexamen havo scheikunde II

Eindexamen havo scheikunde II Radon 1 maximumscore 1 edelgassen 2 maximumscore 1 2+ Indien het antwoord positieve lading is gegeven 0 3 maximumscore 3 aantal protonen: 84 aantal neutronen: 134 naam element X: polonium aantal protonen:

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATINALE SHEIKUNDELYMPIADE RRETIEMDEL VRRNDE 1 (de week van) woensdag 4 februari 2009 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 5 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal 13 deelvragen

Nadere informatie

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A NAAMGEVING IONEN EINDBAAS A LEVEL 2 NAAMGEVING IONEN EINDBAAS C LEVEL 2 A Hoe heet het ion van broom met een lading van 1-? B Wat zijn de namen van de verschillende ijzer-ionen? C Hoe heet het ion van

Nadere informatie

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D> Scheikunde Vraag 1 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C 6 H 12 O 6 ) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Rozengeur 1 1-broom-3-methyl-2-buteen stamnaam buteen 1 juiste namen substituenten 1 alle plaatsaanduidingen juist 1 en Wanneer de naam 3-methyl-1-broom-2-buteen is gegeven, dit goed

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Eindexamen scheikunde havo 2008-I Beoordelingsmodel Uraan 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal neutronen: 146 aantal protonen: 92 1 aantal neutronen: 238 verminderen met het aantal protonen 1 2 maximumscore 2 UO 2 + 4 HF UF 4 +

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

Eindexamen scheikunde havo 2008-II Beoordelingsmodel Forams 1 maximumscore 2 aantal protonen: 14 aantal neutronen: 16 aantal protonen: 14 1 aantal neutronen: 30 verminderd met het aantal protonen 1 Indien het juiste aantal protonen (7)

Nadere informatie

Rekenen aan reacties 4. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Hulp: kennisclips. Zelfstudieopdrachten voor volgende week

Rekenen aan reacties 4. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Hulp: kennisclips. Zelfstudieopdrachten voor volgende week 4 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 6 Deze les Rekenen aan reactievergelijkingen (Volume) Afronding voor volgende week (Rekenen met volumes) Hulp: kennisclips www.patricklogister.nl of www.youtube.com/pgjlogister

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde/scheikunde 2 vmbo gl/tl 2007 - II

Eindexamen natuurkunde/scheikunde 2 vmbo gl/tl 2007 - II Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Lampen 1 B 2 B 3 B 4 maximumscore 1 17 5 A 6 maximumscore 1 W 2+ 7 B 8 maximumscore 1 Het antwoord moet de notie

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door A. 4666 woorden 27 oktober 2014 6,3 6 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal 1-2 Zuivere stof -Een soort moleculen -Element: een

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo I Beoordelingsmodel uderdomsbepaling 1 maximumscore 1 edelgassen Indien het antwoord groep 18 is gegeven 0 2 maximumscore 2 aantal protonen aantal neutronen aantal elektronen in 40 K en in 40 Ar ongelijk

Nadere informatie

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2004

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2004 Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2004 tijdvak 1 NATUUR- EN SCHEIKUNDE 2 CSE GL EN TL SCHEIKUNDE VBO-MAVO-D inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school in het

Nadere informatie