vastgesteld in de regioraadsvergadering van 18 december 2012

Transcriptie

1 Convenant woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2013 vastgesteld in de regioraadsvergadering van 18 december De Regioraad van de Stadsregio Amsterdam, krachtens artikel 45, tweede en derde lid van haar Gemeenschappelijke regeling vertegenwoordigd door de heer R.J. Linnekamp, en 2. Het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad, krachtens artikel 2.5 van haar statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd door ir. J.W. Hendriks, N. Nieman, ir. P.D. de Jong, drs. C.B. van Boven en drs. J.G. van Harten, gezamenlijk hierna te noemen de partijen Overwegende (a) (b) (c) (d) dat de verdeling van woonruimten binnen de Stadsregio Amsterdam al vele jaren mede plaats vindt op basis van de samenwerking tussen de gemeenten die deel uitmaken van de Stadsregio en de in die gemeenten werkzame corporaties; dat afspraken voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling in het Convenant woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2008 zijn vastgelegd voor een periode van vier jaar; dat is afgesproken het Convenant te evalueren; dat er aanleiding is om de gemaakte afspraken te herzien en aan te passen. Komen overeen: Het Convenant woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2013 Artikel 1 Begripsbepalingen Aanbodmodule Het systeem waarmee in de Stadsregio Amsterdam beschikbare woonruimte met de voor toewijzing geldende voorwaarden voor woningzoekenden wordt aangeboden en waarbij de volgordebepaling van woningzoekenden plaats vindt aan de hand van woonduur of inschrijfduur. Bbsh Besluit beheer sociale huursector. 1

2 Bestaande woonruimte Woonruimte die eerder verhuurd is geweest en, al of niet na renovatie, opnieuw ter verhuur wordt aangeboden. Bezettingsnorm Toewijzingscriterium waarbij een relatie wordt gelegd tussen de grootte van de woonruimten, al of niet uitgedrukt in het aantal kamers, en de grootte van de huishoudens die voor de op die wijze onderscheiden woonruimten in aanmerking komen. Corporaties De toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70, lid 1 van de Woningwet die werkzaam zijn in één of meer gemeenten die deel uitmaken van de Stadsregio Amsterdam. Huishouden Een alleenstaande met of zonder kinderen, dan wel twee personen met of zonder kinderen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren. Indicatie Het besluit van een indicatieorgaan dat de persoon is aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 2 van het Zorgindicatiebesluit dan wel een voorziening van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Lotingsmodule Het systeem waarmee in de Stadsregio Amsterdam beschikbare woonruimte en de voor toewijzing geldende voorwaarden voor woningzoekenden wordt aangeboden en waarbij de volgordebepaling van woningzoekenden plaats vindt aan de hand van loting. Nieuwbouw Nieuw gebouwde woonruimte die voor het eerst ter verhuur wordt aangeboden. Platform Samenwerkingsverband van corporaties die woonruimte verhuren in het gebied van de Stadsregio Amsterdam verenigd in het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad. Gemeenten Gemeenten die deel uitmaken van de Stadsregio Amsterdam. Peildatum Datum die door burgemeester en wethouders wordt aangemerkt als aanvangsdatum van de herhuisvesting van de bewoners. Rekenhuur De prijs die bij huur en verhuur per maand is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, vermeerderd met het bedrag voor verschuldigde servicekosten zoals omschreven in het derde lid van artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag. 2

3 Stadsregio Amsterdam Samenwerkingsverband in de zin van artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat bestaat uit de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam- Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang, waarbij wordt begrepen onder: Kleine gemeenten: de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Ouder Amstel, Waterland, Wormerland en Zeevang; Middelgemeenten: de gemeenten Edam Volendam, Uithoorn, Diemen en Aalsmeer, Grote gemeenten: de gemeenten Zaanstad, Haarlemmermeer, Amstelveen en Purmerend, Centrumgemeente: de gemeente Amsterdam. Stuurgroep Wonen Adviesorgaan van de portefeuillehouder Ruimte en Wonen van het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Amsterdam, tevens overleggroep over de uitvoering van de onderhavige overeenkomst, onder voorzitterschap van de portefeuillehouder en bestaande uit leden van colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die deel uitmaken van de Stadsregio Amsterdam en bestuurders van corporaties die in die gemeenten werkzaam zijn. Woningvoorraad Woonruimte gelegen in de Stadsregio Amsterdam in eigendom van de corporaties die zijn aangesloten bij het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad. Woonruimte Zelfstandig woning die een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Zoekprofiel De beperking die een huishouden in het bezit van een urgentieverklaring krijgt opgelegd bij het zoeken naar woonruimte. Artikel 2 Werkingsgebied 1. Dit convenant is van toepassing op de verhuur door de corporaties die deel uitmaken van het platform van woonruimten die in hun bezit zijn en die zijn gelegen in de gemeenten die deel uit maken van de Stadsregio Amsterdam en die een rekenhuur hebben die lager is dan de maximale huurtoeslaggrens ( 664,66 prijspeil januari 2012). 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt van rechtswege aangepast aan de jaarlijkse wijziging van de huurtoeslaggrens. 3

4 Artikel 3 Model Woonruimteverdeling 1. Het Platform draagt er zorg voor dat de corporaties de aanbieding van hun beschikbare woonruimten als bedoeld in artikel 2 eenduidig en transparant vorm geven en op adequate wijze bekendheid geven aan het toewijzingsbeleid. 2. Onder toewijzingsbeleid is begrepen de inschrijving van woningzoekenden, de bekendmaking van het aanbod van woonruimten en de vaststelling van de onderlinge volgorde van de woningzoekenden die in aanmerking wensen te komen voor een bepaalde woonruimte. 3. Corporaties maken bij het aanbieden van woonruimte gebruik van een aanbodmodule en een lotingsmodule. 4. Gemeenten en corporaties kunnen afspreken dat in bijzondere gevallen woonruimten en woningzoekenden direct worden bemiddeld. 5. In de Stadsregio Amsterdam wordt gestreefd jaarlijks gemiddeld 15% van het beschikbare woningaanbod aan te bieden door middel van de lotingsmodule. Het overige aanbod van woonruimte komt beschikbaar door middel van de aanbodmodule. 6. In iedere gemeente wordt jaarlijks ten hoogste 20% van de beschikbaar komende woonruimte aangeboden door middel van de lotingsmodule. 7. Gemeenten kunnen met corporaties afspraken maken over het lokale woningaanbod dat wordt aangeboden door middel van de lotingmodule. Deze afspraken worden gemeld in de Stuurgroep Wonen en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel De lotingsmodule wordt na twee jaar geëvalueerd. De lotingsmodule wordt voortgezet totdat over de evaluatie besluitvorming heeft plaatsgevonden. Artikel 4 Woningzoekenden en inschrijving 1. Woningzoekenden van 18 jaar of ouder kunnen zich als zodanig laten inschrijven. 2. Woningzoekenden die voor een voltijdsopleiding staan ingeschreven bij een universiteit, een hogere beroepsopleiding of een middelbare beroepsopleiding gevestigd in het gebied van de Stadsregio Amsterdam, alsmede promovendi verbonden aan deze instellingen kunnen zich, naast de inschrijving als bedoeld in het eerste lid, ook laten inschrijven als kandidaat voor een studentenwoning als bedoeld in het vijfde lid van artikel In afwijking van het eerste lid staat inschrijving voor studentenwoningen als bedoeld in het tweede lid open voor studenten die minimaal 16 jaar zijn. 4. Een inschrijving wordt beëindigd nadat een woningzoekende als huurder woonruimte als bedoeld in artikel 2 in gebruik heeft genomen en die niet is aangewezen voor de huisvesting van studenten. 5. Een inschrijving wordt ook beëindigd nadat een woningzoekende als huurder woonruimte van een verhuurder niet zijnde een corporatie die deel uit maakt van het platform in gebruik heeft genomen, die door middel van het verdelingsmodel is aangeboden. 4

5 6. Beëindiging van inschrijving betreft tevens de leden van het huishouden wier medeverhuizing noodzakelijk was voor het verkrijgen van de betreffende woonruimte. 7. Het zesde lid is niet van toepassing op de inschrijving van meeverhuizende inwonende kinderen. Artikel 5 Woonduur en inschrijfduur 1. Ingeschreven woningzoekenden worden onderscheiden in doorstromers en starters. 2. Doorstromers zijn huurders of eigenaren die daadwerkelijk een zelfstandige woonruimte leeg achter laten in één van de gemeenten van de Stadsregio Amsterdam dan wel in de gemeente Almere. Alle andere woningzoekenden zijn starters. 3. Doorstromers en starters hebben een inschrijfduur die gelijk is aan de periode dat men als woningzoekende staat geregistreerd. 4. Doorstromers hebben naast inschrijfduur een woonduur. Woonduur is gelijk aan de tijdsduur die is gelegen tussen de ingangsdatum van het huur- of koopcontract van de huidige zelfstandige woonruimte, dan wel de inschrijvingsdatum in de gemeentelijke basisadministratie en het moment van volgordebepaling voor de toewijzing van de nieuwe woonruimte zoals omschreven in artikel 2, waar zij voor in aanmerking wensen te komen. Een later ingetrokken bewoner die door de corporatie is erkend als medehuurder of de mede-eigenaar-bewoner, bouwt woonduur op vanaf de datum dat deze bewoner is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. 5. In afwijking van het vierde lid wordt indien de inschrijvingsdatum in de gemeentelijke basisadministratie twee of meer maanden ligt na de ingangsdatum van het huurcontract, voor het bepalen van de woonduur uitgegaan van de inschrijvingsdatum in de gemeentelijke basisadministratie. 6. Indien twee huishoudens, die ieder als doorstromer zijn te beschouwen en ieder een woonruimte in gebruik hebben gelegen in de Stadsregio Amsterdam, als één huishouden in aanmerking willen komen voor een andere woonruimte wordt de som van ieders individuele woonduur beschouwd als de woonduur van hun gezamenlijke huishouden, mits beide huishoudens hun woonruimten daadwerkelijk leeg zullen achterlaten. 7. Als de woonduur korter is dan vijf jaar wordt eenmalig hierbij opgeteld de woonduur die is opgebouwd in de woonruimte die de woningzoekende in gebruik heeft gehad direct voorafgaand aan het in gebruik nemen van de nu achter te laten woonruimte. Daarbij gelden als vereisten dat zowel de huidige als de daaraan voorafgaande woonruimte beantwoordt aan de criteria van artikel 2 en dat de huidige woonruimte destijds is toegewezen zonder dat daarbij toepassing is gegeven aan het bepaalde in het zesde en achtste lid en zonder dat de woonruimte is verkregen door woningruil. 8. Is een woonruimte als bedoeld in artikel 2 in gebruik genomen door een starter die op basis van inschrijfduur is verhuisd, dan wordt eenmalig gedurende twee jaar na de datum waarop hij deze woning in gebruik heeft genomen, zijn woonduur opgeteld bij de inschrijfduur die hij heeft opgebouwd voorafgaand aan de ingebruikname. 5

6 Artikel 6 Verlening urgentie 1. Gemeenten dragen er zorg voor dat woningzoekenden een aanvraag voor een urgentieverklaring kunnen indienen bij de gemeente dan wel bij de in die gemeente werkzame corporaties. 2. Burgemeester en wethouders en corporaties stellen in overleg in ieder geval nadere regels op met betrekking tot: a. de procedure voor het aanvragen; b. wanneer de urgentieverklaring wordt verleend of geweigerd; c. de bemiddeling voor woonruimte; d. de af te geven zoekprofielen voor aanvragers; e. de termijn waarvoor de urgentieverklaring is verleend; f. wie urgentie verleent. 3. Voor zover er geen door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels inzake de volgorde van urgenten zijn vastgesteld op grond van artikel 15 eerste lid onder e van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010, stellen gemeenten en corporaties die in overleg op. 4. Burgemeester en wethouders of de corporatie wijzen complexen aan waarvan huishoudens urgentie kunnen krijgen op grond van het zesde lid onder d. 5. Burgemeester en wethouders of de corporatie stellen voor de op grond van het vierde lid aangewezen complexen een peildatum vast. 6. Een urgentieverklaring kan worden verleend aan een woningzoekende die: a. in een acute noodsituatie verkeert; of b. op grond van medische en of sociale redenen moeten omzien naar andere woonruimte; of c. moet omzien naar woonruimte na verblijf in een psychiatrische inrichting, een opvanghuis of een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling; of d. woonruimte nodig heeft in verband met de sloop of ingrijpende renovatie van de huidige woning of bij herstructurering van het gebied waarin deze woonruimte is gelegen; of e. op grond van een asielverzoek beschikt over een van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die na verlening van een van die vergunningen voor de eerste maal woonruimte zoeken; of f. valt onder de door het Rijk aangewezen groepen; of g. valt onder de door burgemeester en wethouders in overleg met corporaties aangewezen groepen. 7. De urgentieverklaring is alleen geldig in de gemeente waar deze is afgegeven. 8. In afwijking van het zevende lid zijn verklaringen voor urgentie op grond van het zesde lid onder d, afgegeven in de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmermeer, Purmerend Uithoorn en Zaanstad geldig in de zes genoemde gemeenten. 9. De urgentieverklaring is geldig voor ten hoogste 52 weken. 10. De geldigheidsduur van de verklaring kan voor bijzondere gevallen of bijzondere urgentiecategorieën worden verlengd. 11. De urgentieverklaring kan worden ingetrokken indien: a. het huishouden niet meer in de omstandigheden verkeert op basis waarvan urgentie is verstrekt; b. indien de feitelijke omstandigheden niet overeenstemmen met de beschrijving van de omstandigheden in de gemeentelijke basisadministratie; c. het huishouden daarom verzoekt; 6

7 d. de urgentieverklaring is verleend op grond van door het huishouden verstrekte gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; e. het huishouden een passende woningaanbieding heeft geweigerd; of f. de termijn van de urgentieverklaring is verstreken. Artikel 7 Regionale labeling 1. Burgemeester en wethouders en corporaties kunnen in overleg woonruimten aanwijzen die uitsluitend of met voorrang zullen worden toegewezen aan specifieke groepen woningzoekenden. 2. Bij toepassing van het eerste lid kunnen zij gebruik maken van de regionale labels genoemd in lid drie tot en met zeven. 3. a. woonruimte die ingevolge het eerste lid is aangewezen voor de huisvesting van ouderen wordt uitsluitend toegewezen aan woningzoekenden die tenminste 55 jaar of ouder zijn of aan huishoudens waarvan ten minste één van de leden 55 jaar of ouder is. b. corporaties kunnen andere leeftijdsgrenzen hanteren dan genoemd in 3a. c. tot de criteria aan de hand waarvan woonruimte wordt aangewezen als een ouderen- woning behoren dat deze binnenshuis gelijkvloers is, dan wel op de woonverdieping naast de woonkamer beschikt over een bad- en slaapkamer. 4. a. woonruimte die ingevolge het eerste lid is aangewezen voor de huisvesting van jongeren wordt uitsluitend toegewezen aan woningzoekenden met een leeftijd tot uiterlijk 26, die geen student zijn als bedoeld in vijfde lid. b. lid a is voor zover de uitsluiting van studenten alleen van toepassing in gemeenten waar naast woonruimte aangewezen voor jongeren ook woonruimte is aangewezen voor studenten. 5. Woonruimte die ingevolge eerste lid is aangewezen voor de huisvesting van studenten, wordt uitsluitend toegewezen aan woningzoekenden die zich als kandidaat voor deze woningen hebben ingeschreven en ook op het moment van toewijzing als voltijdsstudent of promovendi staan ingeschreven bij een universiteit, een hogere beroepsopleiding of een middelbare beroepsopleiding gevestigd in het gebied van de Stadsregio Amsterdam. 6. Woonruimte die ingevolge het eerste lid is aangewezen voor de huisvesting van woningzoekenden die zorg behoeven, dan wel een aangepaste woonruimte wordt met voorrang toegewezen aan huishoudens, waarvan een van de leden beschikt over een daartoe strekkende indicatie. Een aangepaste woning kan ook uitsluitend gelabeld worden. 7. Woonruimte die ingevolgde het eerste lid is aangewezen voor de huisvesting van gezinnen wordt uitsluitend toegewezen aan huishoudens met tenminste één kind jonger dan 18 jaar, waarbij aan huishoudens met drie of meer kinderen jonger dan 18 jaar voorrang kan worden gegeven. 8. Corporaties en gemeenten kunnen voorstellen doen aan de Stuurgroep Wonen voor aanvullingen of wijzigingen in het bepaalde in derde tot en met het zevende lid. 9. Partijen bespreken de voorstellen als bedoeld in het achtste lid in de Stuurgroep Wonen en besluiten hierover overeenkomstig artikel 18. 7

8 Artikel 8 Aanbieding van woonruimte 1. Woonruimte als omschreven in artikel 2 wordt zodanig aangeboden dat alle woningzoekenden over voldoende tijd beschikken om op dit aanbod te kunnen reageren. 2. Bij de aanbieding worden de criteria vermeld waaraan een woningzoekende moet voldoen voor het in gebruik kunnen nemen van de woonruimte. Artikel 9 Vereisten voor toewijzing 1. De corporaties wijzen hun woonruimte uitsluitend toe aan een huishouden waarvan tenminste één van de leden: a. 18 jaar is; b. als zodanig is ingeschreven c. voldoet aan het gestelde in de artikelen 6 zevende en achtste lid, 10, 11, 12, en d. voldoet aan het gestelde in artikel 9 en 10 van de Huisvestingswet. 2. In afwijking van het eerste lid onder a, wordt woonruimte voor studenten toegewezen aan woningzoekenden vanaf 16 jaar. Het gestelde in het eerste lid onder b, c en d is overeenkomstig van toepassing bij de toewijzing van woonruimte voor studenten. Artikel 10 Toewijzing en passendheid (huur-inkomen en bezettingsnormen) 1. Corporaties wijzen woonruimte toe overeenkomstig artikel 2, eerste lid van het Bbsh. 2. Gemeenten en corporaties kunnen in overleg voorstellen doen voor aanvullende huur-inkomenscriteria. 3. Gemeenten en corporaties kunnen in overleg voorstellen doen voor bezettingsnormen. 4. Partijen bespreken voorstellen overeenkomstig het tweede en derde lid in de Stuurgroep Wonen en besluiten hierover overeenkomstig artikel 18. Artikel 11 Toewijzing en volgordebepaling woningzoekenden bij de aanbodmodule 1. Corporaties wijzen woonruimte in de aanbodmodule toe aan de woningzoekende met de langste woon- of inschrijfduur, mits die woningzoekende voldoet aan de voor de woonruimte geldende voorwaarden. 2. In afwijking van het eerste lid, krijgen woningzoekenden met een urgentieverklaring voorrang bij de toewijzing van daarvoor opengestelde woonruimte, die overeenkomstig het bij de urgentieverklaring verstrekte zoekprofiel passend is. 3. Een urgentieverklaring die is verstrekt op grond van artikel 6, zesde lid onder d, in de gemeenten, Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmermeer, Purmerend, Uithoorn of Zaanstad is in elk van deze gemeenten geldend, totdat het in de Stuurgroep Wonen afgesproken aantal toegewezen woningen is bereikt. 8

9 Artikel 12 Toewijzing, volgordebepaling en sanctie bij de lotingsmodule 1. Corporaties wijzen woonruimte in de lotingmodule toe aan de woningzoekende met het laagste lotnummer, mits die woningzoekende voldoet aan bij voor woonruimte geldende voorwaarden. 2. Een urgentieverklaring is niet van toepassing bij de volgordebepaling in de lotingsmodule. 3. Partijen kunnen een sanctie uitwerken die bij weigering van de gelote woonruimte kan worden toegepast. Artikel 13 Lokale beleidsruimte 1. Burgemeester en wethouders en de corporaties kunnen afspraken maken over het instellen van lokale labels in aanvulling op de criteria van artikel 7 inzake de regionale labeling, en waarbij aan ingezetenen van de betreffende gemeente een voorrangspositie mag worden gegeven ten opzichte van andere woningzoekenden. 2. Lokaal toewijzingsbeleid als bedoeld in het eerste lid kan per kalenderjaar ten hoogste betrekking hebben op een aantal toewijzingen dat: a. voor kleine gemeenten gelijk is aan 70% van de in dat jaar te verhuren woonruimten als bedoeld in artikel 2, behorend tot de bestaande bouw en de nieuwbouw; b. voor middelgemeenten gelijk is aan 50% van de in dat jaar te verhuren woonruimten als bedoeld in artikel 2, behorend tot de bestaande bouw en 60 % van de in dat jaar te verhuren woonruimte als bedoeld in artikel 2, behorend tot de nieuwbouw; c. voor de grote gemeenten gelijk is aan 30% van de in dat jaar te verhuren woonruimten als bedoeld in artikel 2, behorend tot de bestaande bouw en 60 % van de in dat jaar te verhuren woonruimte als bedoeld in artikel 2, behorend tot de nieuwbouw; en d. voor de centrumgemeente gelijk is aan 20% van de in dat jaar te verhuren woonruimten als bedoeld in artikel 2, behorend tot de bestaande bouw en 60 % van de in dat jaar te verhuren woonruimten als bedoeld in artikel 2, behorend tot de nieuwbouw, in al de gevallen verminderd met het aantal toewijzingen in dat jaar in de betreffende gemeente aan urgent woningzoekenden die behoren tot de groepen als vermeld onder artikel 6, zesde lid, sub a, b en c. 3. Indien de huisvesting van urgenten uit de maatschappelijke opvang binnen de lokale beleidsruimte in een gemeente leidt tot problemen, is een maatwerkoplossing mogelijk. 4. De percentages voor bestaande bouw en nieuwbouw genoemd in het tweede lid kunnen per jaar onderling worden uitgewisseld, waarbij het absolute aantal woningen dat in dat jaar zonder uitwisseling valt onder de lokale toewijzing niet mag worden overschreden. 5. Naast het bepaalde in eerste en tweede lid zijn corporaties bevoegd om in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in deze overeenkomst en woonruimten toe te wijzen aan woningzoekenden wier specifieke situatie vraagt om een oplossing op 9

10 maat, waarin deze overeenkomst niet voorziet. Deze toewijzingen in bijzondere gevallen belopen per kalenderjaar maximaal vijf procent van de te verhuren woonruimten in een gemeente. 6. Corporaties rapporteren aan burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij invulling geven aan het bepaalde in het vijfde lid. 7. Gemeenten kunnen een voorstel doen aan de portefeuillehouder Ruimte en Wonen van de Stadsregio Amsterdam inzake een tijdelijke ophoging van een van de percentages genoemd in het tweede lid c tot en met d. 8. De tijdelijke ophoging kan worden gevraagd in geval van verdringing van lokale woningzoekenden dan wel in geval van leefbaarheidsproblemen in de gemeente. 9. Een tijdelijke ophoging kan niet meer kan omvatten dan 20% en de totale lokale beleidsruimte voor de betreffende gemeente, mag na ophoging niet meer dan 50% bedragen. 10. Een afwijking van het tweede lid kan niet langer gelden dan twee jaar. 11. Indien een gemeente de tijdelijke ophoging na twee jaar wil voortzetten, dient zij een nieuw verzoek overeenkomstig het zevende lid in te dienen. 12. Partijen bespreken een voorstel als bedoeld in het zevende lid in de Stuurgroep Wonen en besluiten hierover overeenkomstig artikel Partijen kunnen bij hun besluit inzake tijdelijke ophoging voorwaarden stellen die verband houden met de inspanningen van de gemeente om te komen tot structurele oplossingen voor het gestelde probleem. Artikel 14 Experimenten 1. In het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte binnen de Stadsregio Amsterdam kunnen experimenten worden gehouden, waarbij wordt afgeweken van de artikelen 5 tot en met Corporaties en gemeenten kunnen gezamenlijk dan wel afzonderlijk voorstellen doen voor experimenten. 3. Partijen bespreken voorstellen als bedoeld in het tweede lid in de Stuurgroep Wonen en besluiten over de toepassing daarvan overeenkomstig artikel Een experiment als bedoeld in het eerste lid geldt voor ten hoogste twee jaar en betreft maximaal tien procent van de in dat jaar toe te wijzen woonruimten van de corporaties die bij het experiment zijn betrokken. 5. Een experiment wordt geëvalueerd en de evaluatie wordt besproken in de Stuurgroep Wonen. 6. Partijen nemen indien gewenst op grond van het vijfde lid besluiten over aanpassing van het bepaalde in artikel 5 tot en met 12. Artikel 15 Onderzoek naleving overeenkomst De Stadsregio Amsterdam is bevoegd om steekproefsgewijs te onderzoeken in hoeverre het bepaalde in deze overeenkomst op juiste wijze wordt nageleefd. Corporaties en gemeentebesturen verlenen aan de daartoe aangewezen medewerkers van de Stadsregio de medewerking die deze redelijkerwijs kunnen vorderen ter uitoefening van deze bevoegdheid. 10

11 Artikel 16 Monitoring 1. Jaarlijks wordt in opdracht van de portefeuillehouder Ruimte en Wonen van de Stadsregio Amsterdam en een vertegenwoordiger van het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad verslag uitgebracht over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de onderhavige overeenkomst, alsmede over de onderwerpen die zijn genoemd in de opdracht. 2. Het verslag wordt besproken in de Stuurgroep Wonen en aangeboden aan gemeenten en corporaties. Artikel 17 Klachtencommissies Burgemeester en wethouders dragen overeenkomstig artikel 4 van de Huisvestingswet er zorg voor dat besluiten jegens woningzoekenden die worden genomen op basis van de onderhavige overeenkomst door belanghebbenden kunnen worden voorgelegd aan een klachtencommissie die haar taak verricht onafhankelijk van partijen, de colleges van burgemeester en wethouders en de corporaties en wier uitspraken de colleges van burgemeester en wethouders en de corporaties strekken tot bindend advies. Artikel 18 Procedure besluiten en bekendmakingen Stuurgroep Wonen 1. Voorstellen als bedoeld in artikel 3 zevende lid, artikel 7 achtste lid, artikel 10 tweede en derde lid, artikel 13 zevende lid en artikel 14 tweede lid, worden voorzien van een motivering gericht aan de voorzitter van de Stuurgroep Wonen. 2. De voorzitter agendeert binnengekomen voorstellen voor de Stuurgroep Wonen. 3. Partijen in de Stuurgroep Wonen nemen een besluit binnen twaalf weken na ontvangst van een voorstel. 4. Indien de Stuurgroep Wonen de aanvrager heeft uitgenodigd de aanvraag aan te vullen wordt deze termijn opgeschort met ingang van de dag waarop deze uitnodiging is verzonden tot de dag waarop de aanvulling is ontvangen. 5. Besluiten van partijen in de Stuurgroep Wonen op grond van artikel 3 achtste lid, artikel 7 negende lid, artikel 10 vierde lid, artikel 13 twaalfde lid, artikel 14 derde of zesde lid worden bekendgemaakt op de website van de Stadsregio Amsterdam, de website van het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad en op de website die wordt gebruikt voor de verdelingsmodules overeenkomstig artikel Besluiten van partijen die wijzigingen inhouden van dit convenant worden bekendgemaakt overeenkomstig het vijfde lid. 7. Besluiten treden niet eerder in werking dan vier weken na de datum van bekendmaking, tenzij onmiddellijke inwerkingtreding noodzakelijk is. Artikel 19 Afspraken regionale woningmarkt 1. Partijen streven ter bevordering van een goede werking van de regionale woningmarkt naar het maken van regionale afspraken inzake de beschikbaarheid van 11

12 de woningvoorraad waarbij onder meer wordt ingegaan op huurliberalisatie, verkoop en nieuwbouw. De afspraken zullen ook betrekking hebben op verruiming van de vestigingsvrijheid van woningzoekenden. 2. In het verlengde hiervan monitoren partijen de ontwikkelingen in de woningvoorraad. Artikel 20 Overgangs- en Slotbepalingen 1. Deze overeenkomst treedt in werking per Met de inwerkingtreding van deze overeenkomst vervalt het Convenant woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam Overeenkomsten die voor 1 zijn gemaakt, waarbij tussen individuele gemeentebesturen en de in de betreffende gemeenten werkzame corporaties afspraken zijn gemaakt over: - het op lokaal niveau bieden van de mogelijkheid tot aanvragen van een urgentieverklaring en / of een indicatie voor een zorgwoning; - de aanwijzing van woonruimte als zijnde geschikt voor de huisvesting van de bepaalde groepen woningzoekenden; - het aanbieden van woonruimte aan urgent woningzoekenden; - de toepassing van afwijkende inkomenscriteria bij woningtoewijzing; - de relatie tussen de grootte van woonruimten en de grootte van huishoudens; worden wat deze onderwerpen betreft, beschouwd als afspraken gemaakt ter uitvoering van de onderhavige overeenkomst en vervallen voor zover zij daarmee in strijd zijn. 4. Urgentieverklaringen en indicaties met inbegrip van de daaraan verbonden voorwaarden die vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst zijn verleend, gelden als urgentieverklaringen en indicaties als bedoeld in deze overeenkomst. 5. Deze overeenkomst is aangegaan voor periode van vier jaar en zal daarop volgend steeds voor een periode van twee jaar stilzwijgend worden verlengd. 12

13 Amsterdam, 19 december 2012 Regioraad Stadsregio Amsterdam, Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad, Namens deze portefeuillehouder Ruimte en Wonen R.J. Linnekamp Ir. J.W. Hendriks N. Nieman ir. P.D. de Jong drs. C.B. van Boven drs. J.G. van Harten 13

14 Algemene toelichting Inleiding De Stadsregio Amsterdam en daarmee de regiogemeenten en het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad hebben er voor gekozen om op basis van gelijkwaardigheid en onderlinge overeenstemming afspraken te maken over woonruimteverdeling en deze vast te leggen in een convenant. De Huisvestingswet geeft hiervoor de mogelijkheid. Het convenant geeft uitdrukking aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijk doel en betreft afspraken over het toewijzingsbeleid en de volgordebepaling van woningzoekenden. De wettelijke taakstellingen van de corporaties en hun daaraan ontleende individuele doelstellingen zijn wat betreft hun woningtoewijzingsbeleid voor een belangrijk deel gelijk aan de taakstelling van de overheid. Te weten: een rechtvaardige verdeling van woonruimte met een scherp oog voor de huisvesting van die woningzoekenden die vanwege hun inkomen zijn aangewezen op de goedkopere delen van de woningmarkt. Het convenant bevat geen afspraken over de onttrekking van woonruimte aan de woonruimtevoorraad en de splitsing van gebouwen in appartementsrechten. Deze onderwerpen blijven geregeld in de regionale huisvestingsverordening. Sinds januari 2006 is de Stadsregio Amsterdam volgens de Huisvestingswet bevoegd tot het vaststellen van een huisvestingsverordening. Deze bevoegdheid is aan de Stadsregio toegedeeld onder het gelijktijdig ontnemen aan gemeenten van hun bevoegdheid tot het vaststellen van lokale huisvestingsverordeningen. Sinds 1994 zijn verschillende overeenkomsten gesloten over de verdeling van woonruimte tussen de Stadsregio Amsterdam (voorheen Regionaal Orgaan Amsterdam), de regiogemeenten en de corporaties. Met het onderhavige convenant zijn de afspraken geactualiseerd en aangepast aan de nieuwe beleidsmatige inzichten. Bij het convenant uit 2008 stond met name de bevordering van de doorstroming voorop. In 2012 is aanvullend daarop beoogd de woningmarkt een meer open en klantvriendelijk karakter te geven door regionale binding te laten vervallen. Ook wordt de positie van onder andere spoedzoekers en starters verbeterd door een lotingsmodule in te voeren. Tot slot zijn waar mogelijk de regels beperkt. Het convenant vormt een weerslag van het feit dat de realisatie van de rechtvaardige verdeling van woonruimte in de Huisvestingswet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van de Stadsregio valt. De afspraken die zijn gemaakt op lokaal niveau tussen individuele gemeenten en corporaties behouden hun verbindende kracht, zolang zij niet strijdig zijn met de onderhavige overeenkomst en hierop een aanvullend karakter hebben. Artikelsgewijze toelichting Aanbodmodule Woonruimte kan op verschillende manieren worden verdeeld en toegewezen. Daarom is de aanbodmodule gedefinieerd. De aanbodmodule is de hoofdmodule van het geautomatiseerde systeem voor het aanbieden van woonruimte in de Stadsregio. De woningen worden geadverteerd met de eventueel bijbehorende labels en overige toewijzingsvereisten. De volgordebepaling van de woningzoekenden vindt plaats aan de hand van woonduur of inschrijfduur. Een verkregen urgentieverklaring is geldig in de aanbodmodule. 14

15 Lotingsmodule Een deel van de woningen in de Stadsregio wordt via de lotingsmodule aangeboden. De woningen worden geadverteerd met de eventueel bijbehorende labels en overige toewijzingsvereisten. Iedere ingeschreven woningzoekende kan op de woningen in de lotingsmodule reageren. De volgorde tussen de woningzoekenden wordt door loting bepaald. Een verkregen urgentieverklaring is niet geldig in deze module. Rekenhuur De definitie verwijst rechtstreeks naar artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag. De maximale huurgrens uit die wet sluit ook aan bij de afbakening die is opgenomen in het derde lid van artikel 6 van de Huisvestingswet, waarin wordt aangegeven welke woonruimte onder de werking van een huisvestingsverordening kan worden gebracht. Artikel 2 Werkingsgebied Het werkingsgebied van het convenant heeft betrekking op het aanbieden en verhuren van zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de maximale huurgrens, die geldt om voor huurtoeslag in aanmerking te komen. Het convenant verwijst direct naar artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag. Het convenant heeft geen betrekking op onzelfstandige woonruimte. Ook zelfstandige woonruimte die tijdelijk wordt verhuurd met een vergunning op grond van de Leegstandwet valt er niet onder. Zelfstandige woonruimte die op andere wijze tijdelijk wordt verhuurd, bijvoorbeeld met een jongerencontract, valt wel onder het convenant. Het tweede lid regelt dat de jaarlijkse aanpassing van de wettelijke maximale grens op grond van artikel 13, vierde lid van de Wet op de huurtoeslag direct doorwerkt in het convenant. Op grond van de EU beschikking moeten corporaties bij de toewijzing werken met nettohuur. De rekenhuur is in sommige gevallen hoger dan de nettohuur omdat bepaalde servicekosten daaronder worden gerekend. Woningen zonder servicekosten met een nettohuur tot de huurgrens voor de huurtoeslag vallen onder het convenant. Woningen met een nettohuur tot aan het bedrag van de maximale huurgrens voor huurtoeslag maar waarvan de rekenhuur door meetellende servicekosten boven dat bedrag uitkomt, vallen niet onder het convenant. Artikel 3 Model woonruimteverdeling In dit artikel zijn de twee mogelijkheden voor het aanbieden van beschikbare woonruimte beschreven: de aanbodmodule en de lotingsmodule. Verder is hierin bepaald welke voorwaarden zijn verbonden aan de lotingsmodule. Deze module wordt ingevoerd voor een periode van twee jaar en wordt daarna geëvalueerd. Gemiddeld komt 15% van het beschikbare woningaanbod in de lotingsmodule. Per gemeente mag maximaal 20% worden verloot. Corporaties en gemeenten kunnen nadere afspraken maken over het lokale aanbod in de lotingsmodule. Zij moeten deze afspraken melden in de Stuurgroep Wonen. Op basis van evaluatie wordt besloten of de module wordt voortgezet. De lotingsmodule is neutraal ingericht. Meerdere groepen woningzoekenden kunnen hiermee worden bediend. In de regio is gekozen om voor starters en doorstromers mogelijkheden te bieden. De intentie is voor starters kleine woningen te verloten. Ook voor doorstromers zal een voor hen geschikt aanbod worden verloot. 15

16 Directe bemiddeling is een methode die gemeenten en corporaties kunnen afspreken voor bijzondere gevallen en groepen. Directe bemiddeling kan ook plaatvinden voor kandidaten met een urgentieverklaring. Artikel 4 Woningzoekenden en inschrijving Inschrijving staat open voor iedereen van 18 jaar en ouder, die een geldige verblijfstitel heeft. Woningzoekenden die een studie volgen in de Stadsregio Amsterdam, kunnen vanaf 16 jaar inschrijven voor studentenwoningen. Ook promovendi kunnen zich laten inschrijven voor studentenwoningen. Inschrijving is nodig om voor toewijzing van woonruimte in aanmerking te kunnen komen. Inschrijving is geen garantie voor toewijzing. Verder is in dit artikel geregeld wanneer inschrijving wordt beëindigd. De inschrijving van de woningzoekende wordt beëindigd bij het in gebruik nemen van woonruimte van corporaties die onder het convenant valt. Ook bij het in gebruik nemen van woonruimte van andere verhuurders die via het verdelingsmodel is aangeboden, vervalt de inschrijving. De inschrijving van een medebewoner /mede inschrijver vervalt als deze voor het verkrijgen van de woonruimte nodig was. Er zijn enkele uitzonderingen op het vervallen van de inschrijving in WoningNet. Het gebruik van een studentenwoning is per definitie tijdelijk. Daarom vervalt de inschrijving in WoningNet bij het in gebruik nemen van studentenwoningen niet. De inschrijving uit Studentenwoningweb vervalt wel. Inwonende kinderen die mee verhuizen naar een nieuwe woning worden niet uitgeschreven uit WoningNet. In het kader van het experiment met jongerencontracten behouden kandidaten die een woning huren met een jongerencontract hun inschrijving. Artikel 5 Woonduur en inschrijving Ingeschreven woningzoekenden worden onderscheiden in doorstromers en starters. Een doorstromer is de huurder of een eigenaar die een zelfstandige woning leeg achterlaat in het gebied van de Stadsregio Amsterdam of Almere. Alle andere woningzoekenden zijn starters. Doorstromers bouwen woonduur op en starters inschrijfduur. Bij de toewijzing van woonruimte geldt ook voor doorstromers de inschrijfduur, tenzij de woonduur langer is. Er zijn drie bijzondere doorstromingsbevorderende regelingen opgenomen in dit artikel: - Soms kunnen twee woningzoekende huishoudens hun woonduur optellen (samenvoegen woonduur). Dat kan als beide huishoudens een zelfstandige woning leeg achterlaten in de Stadsregio Amsterdam. Dit kunnen zowel huur- als koopwoningen zijn. - Een doorstromer met een woonduur korter dan vijf jaar, kan deze woonduur eenmalig optellen bij de woonduur van de vorige woning die lag in de Stadsregio Amsterdam (behoud woonduur) en voldoet aan de criteria gesteld in artikel 2. Deze regel is niet van toepassing als de nieuwe woning wordt verkregen door middel van woningruil of met behulp van samenvoegen woonduur of behoud inschrijfduur. - Een doorstromer kan na huisvesting in zijn eerste woning in de Stadsregio Amsterdam, gedurende twee jaar eenmalig zijn inschrijftijd optellen bij zijn woonduur (behoud inschrijfduur). De regeling is bedoeld om starters te stimuleren om de eerste stap op de woningmarkt te zetten en geldt alleen als de huidige woning met inschrijfduur is verkregen. Artikel 6 Verlening van urgentie Burgemeester en wethouders moeten zorgen dat woningzoekenden urgentie kunnen aanvragen in de gemeente of bij een in die gemeente werkzame corporatie. Het aanvragen van urgentie is een 16

17 lokale aangelegenheid. Daarom is de verantwoordelijkheid om hiervoor te zorgen bij de gemeente gelegd. Tevens moeten gemeenten samen met corporaties de weigeringsgronden en urgentiecategorieën uitwerken. De procedurevoorschriften uit de regionale huisvestingsverordening zijn overgenomen in het convenant. Dit is van belang voor rechtsbescherming van woningzoekenden die urgentie aanvragen in gemeenten die niet met de huisvestingsverordening werken. Urgentieverklaringen gelden alleen in de gemeente waar deze is afgegeven en zijn niet langer dan een jaar geldig. In bijzondere gevallen en voor bijzondere categorieën urgenten kan een urgentieverklaring langer gelden, bijvoorbeeld voor stadsvernieuwingsurgenten. Een urgentieverklaring in verband met stadsvernieuwing is geldig in de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmermeer, Purmerend, Uithoorn of Zaanstad tot de met elkaar afgesproken aantallen per gemeente. Artikel 7 Regionale labeling Er zijn vijf regionale labels. Gemeenten en corporaties beslissen in overleg welke labels worden gebruikt om specifieke groepen woningzoekenden voorrang te geven. Het betreft een label voor huishoudens van 55 jaar en ouder, voor jongeren tot 26 jaar, voor studenten, voor zorgbehoevenden en huishoudens die aangewezen zijn op een aangepaste woning (rolstoelwoning) en voor huishoudens met één of meer kinderen. De labels voor senioren, jongeren, studenten en gezinnen zijn exclusieve labels. Bij uitsluitende labels moet de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen. Zijn die kandidaten er niet, dan biedt de corporatie de woning opnieuw aan met aangepaste eisen. Bij het label voor ouderen kunnen corporaties de leeftijdsgrens wijzigen. Gemeenten die beschikken over specifieke woonruimte voor studenten, kunnen met het jongerenlabel studenten uitsluiten van jongerenwoningen. In de overige gemeenten mogen studenten wel een jongerenwoning betrekken. Het jongerenlabel geldt tot uiterlijk 26 jaar. Soms is de leeftijd in het label lager, bijvoorbeeld bij woningen die met een jongerencontract worden aangeboden. Met het gezinslabel worden woningen exclusief gelabeld voor gezinnen. Het label heeft exclusieve werking voor huishoudens met tenminste één kind. Daarbinnen kan voorrang worden gegeven aan huishoudens met drie of meer kinderen. Kinderen tot 18 jaar worden tot het gezin gerekend. De labels voor zorgbehoevenden en voor huishoudens die zijn aangewezen op een aangepaste woning zijn voorrangslabels. Bij een voorrangslabel kunnen alle woningzoekenden reageren op het woningaanbod; de genoemde doelgroepen hebben echter voorrang. Bij de toewijzing van zorgwoningen of aangepaste woningen is een indicatie vereist op grond van de AWBZ of de Wmo. Aangepaste woningen kunnen exclusief worden gelabeld. Corporaties en gemeenten kunnen wijzigingen voorstellen ten aanzien van de labels. Voorstellen daarvoor worden gedaan aan de Stuurgroep Wonen. Partijen in de stuurgroep nemen hierover besluiten. Woningzoekenden die woonruimte betrekken waaraan een regionaal label was gekoppeld, vallen niet in de lokale beleidsruimte, ook al betreft het lokale woningzoekenden. Artikel 8 Aanbieding van woonruimte Dit artikel regelt dat de voorwaarden waaraan een woningzoekende moet voldoen om die in gebruik te kunnen nemen bij de woning moeten worden gemeld. Tevens is aangegeven dat de reactietermijn voor woningzoekenden voldoende ruim moet zijn. 17

18 Artikel 9 Vereisten voor toewijzing Corporaties wijzen woonruimte uitsluitend toe aan woningzoekenden die staan ingeschreven, die tenminste 18 jaar zijn (16 jaar in geval van studentenwoningen), en die voldoen aan de voor de woning geldende criteria. Woningzoekenden worden in de afgesproken volgorde gezet. Hierbij zijn woonduur, inschrijfduur, loting of urgentie afhankelijk van de module bepalend. Tegelijkertijd moeten woningzoekenden beschikken over de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijftitel, voldoen aan de bij de woonruimte gestelde voorwaarden en in de gevallen waarin de regionale huisvestingsverordening van toepassing is voor een huisvestingsvergunning in aanmerking kunnen komen (artikel 9 en 10 van de Huisvestingswet). Eén huishouden kan slechts één woning toegewezen krijgen. Gehuwde of geregistreerde partners die ieder afzonderlijk willen gaan wonen maar waarvan de scheiding niet in de Gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven, vormen voor de toewijzing één huishouden. Artikel 10 Toewijzing en passendheid De toewijzingsnorm huur-komen die voor corporaties van toepassing is sinds de invoering van het EC besluit staatssteun op 1 januari 2011, is opgenomen in het convenant. Corporaties moeten hun woonruimte tot de huurtoeslag voor 90% toewijzen aan huishoudens met een inkomen tot (prijspeil 2012). Gemeenten en corporaties kunnen aanvullende criteria voorstellen aan de Stuurgroep Wonen. Hierbij mogen corporaties niet worden belemmerd in het voldoen aan hun verplichtingen uit het EC besluit staatssteun. De aanvullende norm kan ook betrekking hebben op de 10% voor middeninkomens. De Stuurgroep Wonen neemt een besluit over de voorstellen. Tevens kunnen gemeenten en corporaties bezettingsnormen opstellen ten aanzien van de grootte van het huishouden en de grootte van de woning. In de gemeenten waar de regionale huisvestingsverordening van toepassing is, zijn de normen uit de regionale huisvestingsverordening leidend. Artikel 11 Toewijzing en volgordebepaling bij aanbodmodel De volgorde van woningzoekenden in de aanbodmodule vindt plaats aan de hand van woonduur of inschrijfduur. De woningzoekende met de langste woonduur dan wel inschrijfduur krijgt een woningaanbieding, mits de woningzoekende ook voldoet aan de voor de woning geldende voorwaarden. Dit kunnen passendheidseisen of labels zijn. Woningzoekenden met een urgentieverklaring gaan voor op andere woningzoekenden, voor zover de woonruimte is opengesteld voor urgent woningzoekenden en de reactie past binnen het zoekprofiel van de afgegeven urgentieverklaring. Artikel 12 Toewijzing, volgordebepaling en sancties bij lotingsmodule De volgordebepaling bij de lotingsmodule vindt plaats door loting. De woningzoekende met het laagste lotnummer komt voor de woning in aanmerking, mits deze ook voldoet aan de voor de woning geldende voorwaarden. Dat kunnen passendheidseisen of labels zijn. Urgentieverklaringen zijn niet geldig in deze module. Voor de situatie waarin een woningzoekende de gelote woning alsnog weigert, kunnen partijen een sanctie uitwerken. Artikel 13 Lokale beleidsruimte Gemeenten kunnen in overleg met corporaties gebruik maken van lokale beleidsruimte. Hiermee 18

19 kunnen lokale labels worden afgesproken en kan aan ingezetenen van de betreffende gemeente een voorrangspositie worden gegeven ten opzichte van andere woningzoekenden. Zolang op lokaal niveau deze afspraken niet zijn gemaakt, blijven de regionale labels van toepassing. Lokale labels zijn aanvullend op regionale labels. Binnen de lokale beleidsruimte dienen de bijzondere doelgroepen en de sociaal-medisch urgenten en urgenten uit de maatschappelijke opvang gehuisvest te worden (zie artikel 6 lid 6, a, b en c). Gemeenten en corporaties worden er zo toe aangezet om slechts spaarzaam urgenties te verlenen. Indien door huisvesting van urgenten uit de maatschappelijke opvang binnen de lokale beleidsruimte van een gemeente problemen ontstaan, is een maatwerkoplossing mogelijk. Een verzoek daartoe wordt in de Stuurgroep Wonen besproken. Lokale labels kunnen worden gebruikt voor het huisvesten van lokale starters, ouderen en in het algemeen om de mogelijkheden van huisvesting van lokaal gebonden huishoudens te verruimen. Dat is vooral van belang in kleine kernen, waar slechts mondjesmaat sociale huurwoningen vrijkomen. Een uitzondering hierop vormen de statushouders en de herstructureringskandidaten. De lokale beleidsruimte is ook expliciet bedoeld om invulling te kunnen geven aan lokaal wenselijk beleid, bijvoorbeeld door het hanteren van eigen labels, het verlenen van voorrang aan bepaalde beroepsgroepen of andere te benoemen doelgroepen, waarbij het niet per se om lokale woningzoekenden hoeft te gaan. Dit is nodig om recht te kunnen doen aan de onderlinge verschillen die onder meer bestaan tussen de lokale woningvoorraad en bevolkingssamenstelling. Een en ander dient in overleg met de corporatie te worden vormgegeven en dient volledig transparant te zijn voor de woningzoekenden. Lokale labels mogen niet in strijd zijn met de Huisvestingswet. De lokale beleidsruimte kan jaarlijks worden ingezet voor nieuwbouw en bestaande woonruimte. Voor de centrumgemeente, de grote gemeenten en de middelgemeenten zijn verschillende percentages genoemd voor nieuwbouw respectievelijk bestaande bouw. Deze percentages mogen worden uitgewisseld. Het totaal aantal toe te wijzen woningen binnen de lokale beleidsruimte mag daarbij niet toenemen. Een voorbeeld: In een jaar komen naar verwachting 100 woningen vrij in de bestaande voorraad en worden 50 nieuwbouwwoningen opgeleverd. Een middelgemeente mag 50% van de bestaande woonruimte en 60% van de nieuwbouw in de lokale beleidsruimte laten vallen. Dat wil zeggen 50 van de bestaande bouw en 30 van de nieuwbouw, in totaal 80 woningen, vallen in de lokale beleidsruimte. Bij uitruil kan dit ook worden 50 van de nieuwbouw en 30 van de bestaande bouw. Het totaal van 80 woningen toewijzen binnen de lokale beleidsruimte mag niet worden overschreden. Tijdelijke ophoging lokale beleidsruimte Gemeenten kunnen een voorstel doen aan de portefeuillehouder wonen om de lokale beleidsruimte te verhogen. De verhoging kan worden gevraagd bij verdringing van lokale woningzoekende of in geval van leefbaarheidsproblemen in de gemeente. Een voorstel moet worden gemotiveerd. Partijen hebben afgesproken dat de percentages voor ten hoogste twee jaar kunnen worden verhoogd. De verhoging kan niet meer dan 20% bedragen en de totale lokale beleidsruimte mag niet boven de 50% komen. Partijen raadplegen hun achterban en bespreken en besluiten over een voorstel in de Stuurgroep Wonen. In de Stuurgroep Wonen worden de voorwaarden vastgesteld. 19

20 Deze voorwaarden zullen verband hebben met de inspanning van de gemeente om structurele oplossingen voor het geconstateerde probleem te vinden in aanpassingen in de voorraad. Maatwerk Dit artikel regelt ook de mogelijkheid van maatwerk voor corporaties. Corporaties kunnen maatwerk bieden voor specifieke situaties die bijvoorbeeld te maken hebben met stedelijke vernieuwing, maatschappelijke opvang, vergrijzing, overlastsituaties en onrechtmatige bewoning. De ruimte voor dergelijke afspraken is maximaal 5% van zowel de bestaande bouw als van de nieuwbouw. Deze ruimte komt bovenop de lokale beleidsruimte. Wordt de ruimte niet benut, dan wordt het resterende deel toegewezen conform de bepalingen van deze overeenkomst. Corporaties rapporteren jaarlijks aan de gemeenten over het gebruik van deze 5% -regeling. Artikel 14 Experimenten Er kunnen experimenten worden gehouden om alternatieve vormen van toewijzing van woonruimte uit te proberen. Corporaties en gemeenten kunnen afzonderlijk of gezamenlijk voorstellen doen. Een experiment betreft maximaal 10% van de woonruimte die in dat jaar door de corporatie wordt toegewezen en kan niet langer duren dan twee jaar. Er vindt een evaluatie plaats waarna wordt bezien of het alternatief kan worden toegevoegd aan de bestaande modules. Artikel 15 Onderzoek naleving overeenkomst De Stadsregio Amsterdam kan een steekproef doen naar de uitvoering van het convenant. In de praktijk kunnen bij de uitvoering van regels verschillen in interpretatie ontstaan en daarmee in werkwijze. Een steekproef is bedoeld om onderlinge verschillen te achterhalen en daarmee zicht te krijgen op die regels die blijkbaar ruimte laten voor verschillende interpretatie. De partijen vinden een eenduidige uitvoering van de regionale afspraken belangrijk. Corporaties en gemeenten moeten medewerking verlenen. Artikel 16 Monitoring Jaarlijks wordt een rapportage woonruimteverdeling opgesteld. In deze rapportage wordt aandacht besteed aan de verschillende onderwerpen die in het convenant zijn geregeld. Het gebruik van de spelregels, resultaten en knelpunten bij de uitvoering van het convenant worden in de rapportage belicht. De rapportage wordt opgesteld in opdracht van de portefeuillehouder Ruimte en Wonen van de Stadsregio Amsterdam en de voorzitter van het Platform van woningcorporaties Noordvleugel Randstad. Het resultaat wordt besproken in de Stuurgroep Wonen en wordt aangeboden aan de corporaties en de gemeenten. Artikel 17 Klachtencommissies De gemeenten zijn op grond van het tweede lid van artikel 4 van de Huisvestingswet verantwoordelijk voor het instellen van onafhankelijke klachtencommissies, waar woningzoekenden met klachten over hen betreffende besluiten over woningtoewijzing of urgentieverlening terecht kunnen. Die besluiten moeten zijn genomen op grond van dit convenant of de daarbij behorende lokale aanvullende overeenkomsten. De besluiten van de klachtencommissie zijn bindend voor de gemeenten en de corporaties. Besluiten over niet verstrekte huisvestingsvergunningen of urgenties die zijn afgegeven op grond van de regionale huisvestingsverordening kunnen worden aangevochten via de bezwaarschriftenprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. 20