Lexmark TM Z13 Color Jetprinter TM Lexmark Z23 Color Jetprinter Lexmark Z33 Color Jetprinter

Transcriptie

1 Lexmark TM Z13 Color Jetprinter TM Color Jetprinter Color Jetprinter Gebruikershandleiding voor Mac OS 8.6 tot 9.1 Deze handleiding biedt hulp bij vragen over het gebruik van de printer. Bladeren Klik op de categorieën links om door de pagina's te bladeren. Klik op de blauwe tekst om naar andere gedeelten van deze gebruikershandleiding te gaan. Klik op de pijlen onder aan het venster om in voorwaartse of achterwaartse richting door de pagina's te bladeren. Zoeken 1 Kies Zoeken in het menu Bestand van Acrobat. 2 Typ bij Zoeken naar een of meer woorden waarnaar u wilt zoeken. 3 Klik op Zoeken.

2 Afdrukken Open het menu Bestand van Acrobat en: 1 Kies Pagina-instelling, selecteer de liggende afdrukstand en klik op OK. 2 Kies Afdrukken, geef de af te drukken pagina's op en klik op Afdrukken. In dit gedeelte worden de hardware en software voor de printer beschreven. Tevens wordt uitgelegd hoe u de hardware en software kunt gebruiken. Printersoftware Printeronderdelen 2

3 Printersoftware De printersoftware bestaat uit: Dialoogvenster Pagina-instelling Dialoogvenster Afdrukken Printerbeheer Tijdens de installatie van de printersoftware zijn de dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken ingesteld op de standaardwaarden. Gebruik de volgende standaardinstellingen als u een gewoon document afdrukt op normaal papier: Afdrukkwaliteit: Normaal Papiersoort: Normaal Paperformaat: A4 of U.S. Letter Afdrukstand: Staand Met de dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken kunt u de instellingen voor documenten aanpassen. Zie voor meer informatie over het selecteren van de juiste instellingen voor de betreffende documenten. 3

4 Dialoogvenster Pagina-instelling Als u het document hebt geopend, kunt u het dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken om bijvoorbeeld papierformaat en afdrukstand in te stellen. U past als volgt de instellingen in het dialoogvenster Pagina-instelling aan: 1 Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. 4

5 5 2 Geef de gewenste instellingen op. Instelling in voorgrondmenu linksboven: Optie: Functie: Algemeen Papierformaat Papierformaat selecteren. Schaal Afdrukstand Schaal van het document aanpassen. Geldige waarden liggen tussen 25% en 400%. Staande of liggende afdrukstand instellen. Watermerk Watermerken Ontwerp voor watermerk selecteren. Klik op OK om de instellingen toe te passen en sluit het dialoogvenster Pagina-instelling. Als u meer informatie wilt over de instellingen in het dialoogvenster Pagina-instelling, klikt u op Help om de Help bij de printersoftware te openen. Als u klaar bent, klikt u op OK.

6 Dialoogvenster Afdrukken Als u het document hebt geopend, kunt u het dialoogvenster Afdrukken gebruiken om het uiterlijk van documenten aan te passen. U past als volgt de instellingen in het dialoogvenster Afdrukken aan: 1 Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 6

7 7 2 Geef de gewenste instellingen op. Instelling in voorgrondmenu linksboven: Optie: Functie: Algemeen Exemplaren Aantal af te drukken exemplaren opgeven. Papiersoort/ kwaliteit Pagina's Omgekeerde volgorde Pagina's laten drogen Papiersoort Alle pagina's van een document of een bereik van pagina's afdrukken. Document afdrukken in omgekeerde volgorde. De eerste pagina van het document ligt boven op de stapel in de papieruitvoerlade. De tijd tussen de uitvoer van afzonderlijke pagina's verlengen. Schakel deze optie in om vlekken op de pagina's te voorkomen. De papiersoort in de printer opgeven. Selecteer Normaal, Coated, Transparanten, Opstrijk-transfers of Glossy/ fotopapier. Afdrukkwaliteit Selecteer Snel afdrukken, Normaal, Beter of Best. Voor de meeste documenten kunt u het beste de afdrukkwaliteit Normaal gebruiken. Met de instellingen voor hogere afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer.

8 Instelling in voorgrondmenu linksboven: Optie: Functie: Kleur ColorSynckleurevenaring Selecteer een printerprofiel om de kleuren op het scherm aan te passen aan de kleuren in het document. 8 Geïntegreerde kleurevenaring Met de printersoftware worden de kleuren op het scherm aangepast aan de kleuren in het document. Afdrukken in achtergrond Afdrukken in: Voorgrond Voor afdrukken van documenten als er op andere wijze niet voldoende systeembronnen kunnen worden vrijgemaakt. Afdrukken in: Achtergrond Opmerking: U kunt de computer niet gebruiken tijdens het afdrukken in de voorgrond. Afdrukken van de meeste documenten. U kunt afdruktaken het beste afdrukken in de achtergrond, tenzij er een probleem optreedt. Exacte datum en tijd selecteren waarop een document moet worden afgedrukt. Taak instellen als een urgente afdruktaak. Afdruktaak uitstellen. Opmerking: U kunt de computer gebruiken tijdens het afdrukken in de achtergrond.

9 9 Als u meer informatie wilt over de instellingen in het dialoogvenster Afdrukken, klikt u op Help om de Help bij de printersoftware te openen. Als u klaar bent, klikt u op OK. 3 Klik op Afdrukken om de instellingen toe te passen en het document af te drukken.

10 Printerbeheer Gebruik de toepassing Printerbeheer voor het volgende: inktvoorraad controleren; inktcartridges installeren; inktcartridges uitlijnen; spuitopeningen reinigen; testpagina afdrukken; supplies bestellen; versie van de printersoftware en copyrightinformatie weergeven. 10

11 U opent als volgt Printerbeheer: 1 Klik op het Apple-menu en kies Regelpanelen Printerbeheer voor de printer. 11 Voor meer informatie, klikt u op? om de Help bij de printersoftware te openen. Als u klaar bent, klikt u op OK. 2 Klik op het sluitvak in de linkerbovenhoek om Printerbeheer te sluiten.

12 Printeronderdelen In de eerstvolgende tabel worden de afzonderlijke printeronderdelen beschreven. Netvoeding 12 Papiersteun USB-aansluiting Papierinvoer Papiergeleider Papierinvoerknop en Papierinvoerlampje Aan/uit-knop en Aan/uit-lampje Voorklep Papieruitvoerlade

13 13 Onderdeel: Voorklep Papieruitvoerlade Papierinvoerknop Papierinvoerlampje Papiergeleider Papiersteun Aan/uit-knop Aan/uit-lampje Netvoeding Papierinvoer USB-aansluiting Functie: Cartridges installeren of vervangen. Vastgelopen papier verwijderen. Papier opvangen na het afdrukken. Papier verwijderen uit de printer. Vel papier invoeren in de papierinvoer. Printerstatus controleren. Zie Foutberichten en knipperende lampjes voor meer informatie. Papier op de juiste manier invoeren in de printer. Papier in de papierinvoer recht houden. Zorg dat u de papiersteun volledig uittrekt. Printer in- of uitschakelen. Printerstatus controleren. Zie Foutberichten en knipperende lampjes voor meer informatie. Printer van stroom voorzien. Normaal of speciaal papier automatisch invoeren. Zie Tips voor afdrukken voor meer informatie. Printer aansluiten op de computer via een USB-kabel.

14 Het uitvoeren van standaardafdruktaken is bijzonder eenvoudig: Stap 1: Papier in de printer plaatsen Stap 2: Printerinstellingen aanpassen Stap 3: Document afdrukken Opmerking: Zie voor informatie over het afdrukken op speciaal papier zoals fotopapier, bannerpapier of opstrijk-transfers. 14

15 Stap 1: Papier in de printer plaatsen Afhankelijk van de dikte van het papier kunt u maximaal 100 vellen normaal papier in de printer plaatsen. 1 Zorg dat de papiersteun volledig is uitgetrokken en rechtop staat. 2 Plaats het papier tegen de rechterzijde van de papiersteun, met de afdrukzijde naar boven. Opmerking: Als u papier van het formaat Letter gebruikt, moet de bovenzijde van het papier gelijk zijn aan de bovenkant van de papiersteun. 3 Druk de ontgrendelingslip en de papiergeleider samen in. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het papier Zie voor meer informatie over speciaal papier. 15

16 Stap 2: Printerinstellingen aanpassen Als u papier van het formaat A4 of Letter gebruikt en met normale kwaliteit en snelheid afdrukt, hoeft u de printerinstellingen niet aan te passen. Zie als u de printerinstellingen wilt aanpassen voor speciaal papier. Zie Printersoftware voor meer informatie over de verschillende printerinstellingen. 16

17 Stap 3: Document afdrukken Wanneer u papier in de printer hebt geplaatst en eventueel de printerinstellingen hebt aangepast, kunt u als volgt afdrukken: 1 Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 2 Klik op Afdrukken. 17

18 18 U kunt met deze printer meer dan alleen gewone tekstdocumenten afdrukken. In dit gedeelte vindt u stapsgewijze aanwijzingen waarmee u optimale resultaten behaalt bij het afdrukken van aangepaste documenten. Foto's afdrukken Afdrukken op premiumpapier Kaarten afdrukken Enveloppen afdrukken Kleurenafbeeldingen afdrukken in zwart-wit Etiketten afdrukken Afdrukken op papier met aangepast formaat Opstrijk-transfers afdrukken Transparanten afdrukken Document afdrukken in omgekeerde volgorde Banner afdrukken

19 Foto's afdrukken Afhankelijk van de dikte van het papier kunt u per keer op maximaal 25 vellen coated papier, fotopapier en glossy papier afdrukken. Druk foto's eerst op normaal papier af voor u het fotopapier plaatst en de instellingen aanpast. Zie Kaarten afdrukken voor informatie over het afdrukken op fotokaarten. Stap 1: Plaats het fotopapier in de printer Als bij het papier speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Plaats het papier met de glanzende zijde of de zijde met de coating naar boven. Plaats het papier tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw het papier niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het fotopapier. 19

20 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat en afdrukstand op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies het juiste papierformaat in het vervolgmenu Papierformaat. Zie Afdrukken op papier met aangepast formaat voor informatie over het kiezen van aangepast papier. c Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend. d Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 20

21 21 c Selecteer: Coated of Glossy/fotopapier bij Papiersoort. Beter of Best bij Afdrukkwaliteit. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. d Kies Kleur in het vervolgmenu. e Selecteer Geïntegreerde kleurevenaring. f Kies Natuurlijke kleur in het vervolgmenu Documentkleur. g Kies Airbrush (kwaliteit) in het vervolgmenu Rastermethode. Stap 3: Druk de foto's af Klik op Afdrukken. Opmerking: Verwijder elke foto zodra de foto uit de printer komt en laat de foto's drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de foto's.

22 Afdrukken op premiumpapier Afhankelijk van de dikte van het papier kunt u per keer op maximaal 100 vellen premiumpapier afdrukken. Stap 1: Plaats het premiumpapier in de printer Als bij het papier speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Wanneer het papier een speciale markering bevat, bijvoorbeeld een watermerk, plaatst u papier met de markering van u af. Plaats het papier verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw het papier niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het papier. 22

23 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat en afdrukstand op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies het juiste papierformaat in het vervolgmenu Papierformaat. Zie Afdrukken op papier met aangepast formaat voor informatie over het kiezen van aangepast papier. c Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend. d Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 23

24 24 c Selecteer: Normaal bij Papiersoort. Beter of Best bij Afdrukkwaliteit. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. Stap 3: Druk het document af Klik op Afdrukken.

25 Kaarten afdrukken Afhankelijk van de dikte van de kaarten kunt u per keer maximaal 10 wenskaarten, indexkaarten, fotokaarten of briefkaarten afdrukken. Stap 1: Plaats de kaarten in de printer Als bij de kaarten speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Plaats de kaarten met de afdrukzijde naar boven. Plaats de kaarten verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw de kaarten niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de kaarten. 25

26 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat en afdrukstand op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies het gewenste formaat voor de kaarten in het vervolgmenu Papierformaat. Zie Afdrukken op papier met aangepast formaat voor informatie over het kiezen van aangepast papier. c Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend. d Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 26

27 27 c Selecteer: Bij Papiersoort: Glossy/fotopapier voor fotokaarten of Normaal voor de overige kaartsoorten. Bij Afdrukkwaliteit: Beter of Best voor fotokaarten of Normaal voor de overige kaartsoorten. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. Stap 3: Druk de kaarten af Klik op Afdrukken. Opmerking: Verwijder elke fotokaart zodra deze uit de printer komt en laat de fotokaarten drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de fotokaarten.

28 Enveloppen afdrukken Afhankelijk van de dikte van de enveloppen kunt u per keer maximaal 10 enveloppen afdrukken. Stap 1: Plaats de enveloppen in de printer Opmerking: Gebruik geen enveloppen met gaten, plastic vensters, reliëf, sluitkoordjes en metalen klemmetjes of sluitingen. Plaats alleen ongebruikte en onbeschadigde enveloppen in de printer. Voer de enveloppen in met de afdrukzijde naar boven. Zorg dat u de enveloppen invoert met de locatie voor de postzegel linksboven. Plaats de enveloppen verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Duw de enveloppen niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de enveloppen. 28

29 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een formaat en afdrukstand voor de enveloppen op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies het juiste envelopformaat in het voorgrondmenu Papierformaat. Zie Afdrukken op papier met aangepast formaat voor informatie over het kiezen van een aangepast formaat voor enveloppen. c Selecteer de afdrukstand Liggend. Opmerking: In veel toepassingen worden de envelopinstellingen genegeerd die u opgeeft in het venster Pagina-instelling. Controleer of de afdrukstand Liggend tevens is ingeschakeld in de toepassing. d Klik op OK. 2 Geef als volgt een papierformaat op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 29

30 30 c Kies Normaal bij Papiersoort. Stap 3: Druk de enveloppen af Klik op Afdrukken.

31 Kleurenafbeeldingen afdrukken in zwart-wit U kunt kleureninkt besparen door kleurenafbeeldingen in zwart-wit af te drukken. Opmerking: U kunt deze instelling alleen gebruiken als er een zwarte-inktcartridge is geïnstalleerd. Afhankelijk van de dikte van het papier kunt u maximaal 100 vellen normaal papier in de printer plaatsen. Stap 1: Plaats het papier in printer Zie voor meer informatie. Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 2 Kies Kleur in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 3 Selecteer Geïntegreerde kleurevenaring. 4 Kies Alleen zwart in het vervolgmenu Documentkleur. 31

32 32 5 Pas het document aan met de procedure in het gedeelte of. Stap 3: Druk het document af Klik op Afdrukken.

33 Etiketten afdrukken Afhankelijk van de dikte van de etiketvellen kunt u per keer maximaal 25 vellen afdrukken. Stap 1: Plaats de etiketten in de printer Gebruik alleen etiketten die geschikt zijn voor inkjetprinters. Als bij de etiketten speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Controleer of er geen etiketten ontbreken of zijn omgekruld. Voer de etiketten in met de afdrukzijde naar boven. Plaats de etiketten verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw de etiketvellen niet te ver in de papierinvoer. 33 Druk niet af binnen 1 mm (0,04 inch) van de rand van een etiket. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de etiketten.

34 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat en afdrukstand op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Selecteer A4 of Letter bij Papierformaat. c Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend. d Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. c Selecteer: Normaal bij Papiersoort. Beter of Best bij Afdrukkwaliteit. 34 Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer.

35 Stap 3: Druk de etiketten af Klik op Afdrukken. 35

36 Afdrukken op papier met aangepast formaat Gebruik de volgende procedure als u wilt afdrukken op papier met aangepast formaat. Stap 1: Plaats het papier in de printer Controleer of het papier voldoet aan de volgende afmetingen: Breedte: 76 tot 216 mm (3 tot 8,5 inch) Hoogte: 127 tot 355,6 mm (5 tot 14 inch) Voer het papier in met de afdrukzijde naar boven. Plaats het papier verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Duw het papier niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het papier. Zie voor meer informatie. 36

37 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Maak als volgt een aangepast papierformaat: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Aangepast papierformaat instellen in het vervolgmenu Papierformaat. c Klik op Nieuw. d Kies Millimeters (mm) of Inches (in) in het menu Eenheden. e Geef de afmetingen op voor het aangepaste papierformaat. f Kies Letter, Envelop of Kaart in het voorgrondmenu Soort. g Typ een unieke naam in het vak Papierformaat. h Klik op Opslaan. i j Klik op OK. Klik op OK in het dialoogvenster Pagina-instelling. 2 Zie Printersoftware als u voor afdrukkwaliteit, papiersoort en afdrukstand andere instellingen dan de standaardwaarden wilt gebruiken. 37

38 Stap 3: Druk het document af 1 Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 2 Klik op Afdrukken. 38

39 Opstrijk-transfers afdrukken Afhankelijk van de dikte van de opstrijk-transfers kunt u per keer maximaal 25 exemplaren afdrukken. Druk eerst een voorbeeld af op normaal papier voor u de opstrijk-transfers plaatst en de printerinstellingen aanpast. Stap 1: Plaats de opstrijk-transfers in de printer Als bij de opstrijk-transfers speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Voer de opstrijk-transfers in met de afdrukzijde (lege zijde) naar boven. Plaats de opstrijk-transfers verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw de opstrijk-transfers niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de opstrijk-transfers. 39

40 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies A4 of U.S. Letter in het voorgrondmenu Papierformaat. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. c Selecteer: Opstrijk-transfers bij Papiersoort. Normaal bij Afdrukkwaliteit. 40

41 Stap 3: Druk de opstrijk-transfers af Klik op Afdrukken. Opmerking: Verwijder elke opstrijk-transfer zodra deze uit de printer komt en laat ze drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de opstrijk-transfers. 41

42 Transparanten afdrukken Afhankelijk van de dikte van de transparanten kunt u per keer maximaal 25 exemplaren afdrukken. Stap 1: Plaats de transparanten in de printer Gebruik alleen transparanten die geschikt zijn voor inkjetprinters. Als bij de transparanten speciale instructies zijn geleverd, neemt u deze aandachtig door. Voer de transparanten in met de afdrukzijde (ruwe zijde) naar boven. Transparanten met verwijderbare strips plaatst u met de strips naar beneden en van u af. Plaats de transparanten verticaal tegen de rechterzijde van de papiersteun. Opmerking: Duw de transparanten niet te ver in de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de transparanten. 42

43 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies A4 of U.S. Letter in het voorgrondmenu Papierformaat. c Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. c Selecteer: Transparanten bij Papiersoort. Normaal of Beter bij Afdrukkwaliteit. 43 Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer.

44 Stap 3: Druk de transparanten af Klik op Afdrukken. Opmerking: Verwijder de afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat de transparanten drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de transparanten. 44

45 Document afdrukken in omgekeerde volgorde Stap 1: Plaats het papier in de printer Zie voor meer informatie. 45 Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies het juiste papierformaat in het vervolgmenu Papierformaat. c Klik op OK. 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken.

46 46 c Geef de gewenste papiersoort en afdrukstand op. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. 3 Kies Algemeen in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 4 Selecteer Omgekeerde volgorde. Stap 3: Druk het document af Klik op Afdrukken.

47 Banner afdrukken U kunt per keer maximaal 20 vellen bannerpapier afdrukken. Het maximale papierformaat is 120 inch. Plaats niet meer bannerpapier dan u nodig hebt. Stap 1: Plaats het bannerpapier in de printer 1 Verwijder alle papier uit de papierinvoer. 2 Duw het bovenste gedeelte van de papiersteun naar beneden. 3 Plaats het bannerpapier achter de printer. Opmerking: Als u te veel bannerpapier plaatst of het papier te ver in de papierinvoer duwt, treedt er mogelijk een papierstoring op. Zie Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen voor meer informatie. 47

48 48 4 Plaats het eerste vel van het bannerpapier met de vrije rand in de papierinvoer, met de rechterzijde tegen de papiersteun. Voer het papier in met de afdrukzijde naar boven. 5 Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van het papier. Stap 2: Pas de printerinstellingen aan Zie Printersoftware voor meer informatie. 1 Geef als volgt een papierformaat en afdrukstand op: a Kies Pagina-instelling in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Banner (A4) of Banner (Letter) in het voorgrondmenu Papierformaat. Opmerking: Als u niet de optie Banner gebruikt, treedt er mogelijk een papierstoring op. Zie Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen voor meer informatie. c Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend. d Klik op OK.

49 49 2 Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op: a Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. b Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. c Selecteer: Normaal bij Papiersoort. Normaal bij Afdrukkwaliteit. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. Stap 3: Druk de banner af Klik op Afdrukken. Opmerking: Wanneer u de banner hebt afgedrukt, trekt u de papiersteun weer uit.

50 50 In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printer kunt onderhouden. Inktcartridges vervangen Inktcartridges uitlijnen Inktcartridges beschermen Extra inktcartridge opslaan Supplies bestellen

51 Inktcartridges vervangen Verwijder de gebruikte cartridge voor u een andere cartridge installeert. Gebruikte cartridge verwijderen 1 Controleer of het aan/uit-lampje brandt. 2 Open de voorklep. Als de printer niet bezig is, beweegt de cartridgehouder zich naar de laadpositie. 3 Verwijder de gebruikte inktcartridge. Bewaar de cartridge in een luchtdichte verpakking of gooi de cartridge weg en neem hierbij de geldende milieuvoorschriften in acht. Als u een Lexmark Z13 printer gebruikt, kunt u de cartridge bewaren in de speciale opslageenheid. Zie Extra inktcartridge opslaan voor meer informatie. 51

52 Cartridge installeren Gebruik voor de beste resultaten alleen Lexmark supplies. Opnieuw gevulde cartridges verminderen de afdrukkwaliteit en kunnen schade aan de printer toebrengen. 1 Als u een nieuwe cartridge installeert, verwijdert u de sticker en transparante tape. Waarschuwing: Raak de goudkleurige contactgedeelten aan de achteren onderkant van de cartridge niet aan. 2 Klik op de naam van de printer voor aanwijzingen voor het installeren van inktcartridges: 52 Lexmark Z13

53 53 Lexmark Z13 Bij de printer is een kleureninktcartridge (artikelnummer 10N0026) geleverd. U kunt een zwarte-inktcartridge (artikelnummer 10N0016) apart aanschaffen. Zie Supplies bestellen voor meer informatie. Er wordt met één cartridge tegelijk afgedrukt: de zwarte-inktcartridge of kleureninktcartridge. U installeert als volgt een inktcartridge: a Open het deksel van de cartridgehouder. b Plaats de inktcartridge in de houder. c Sluit het deksel van de houder helemaal af. d Sluit de voorklep. Ga verder bij Instellingen voor cartridges opgeven in de printersoftware. Opmerking: De kleureninktcartridge gaat langer mee als u zwart-witdocumenten afdrukt met een zwarte-inktcartridge.

54 54 Bij de printer is een kleureninktcartridge (artikelnummer 10N0026) geleverd. U kunt een zwarte-inktcartridge (artikelnummer 10N0016) apart aanschaffen. Zie Supplies bestellen voor meer informatie. Bij deze printer kunt u afdrukken met: alleen een kleureninktcartridge in de linkerhouder; alleen een zwarte-inktcartridge in de rechterhouder; zowel een kleureninktcartridge als een zwarte-inktcartridge. U installeert als volgt een inktcartridge: a Open het deksel b Plaats de c van de cartridgehouder. inktcartridge in de houder. Sluit het deksel van de houder helemaal af. d Sluit de voorklep. Ga verder bij Instellingen voor cartridges opgeven in de printersoftware. Opmerking: De kleureninktcartridge gaat langer mee als u een zwarte-inktcartridge en een kleureninktcartridge installeert. Tevens verbetert u zo de afdruksnelheid.

55 55 De printer wordt geleverd met twee inktcartridges: een kleureninktcartridge (artikelnummer 10N0026) en een zwarte-inktcartridge (artikelnummer 10N0016). Bij deze printer kunt u afdrukken met: alleen een kleureninktcartridge in de linkerhouder; alleen een zwarte-inktcartridge in de rechterhouder; zowel een kleureninktcartridge als een zwarte-inktcartridge. U installeert als volgt een inktcartridge: a Open het deksel van de cartridgehouder. b Plaats de inktcartridge in de houder. c Sluit het deksel van de houder helemaal af. d Sluit de voorklep. Ga verder bij Instellingen voor cartridges opgeven in de printersoftware.

56 Instellingen voor cartridges opgeven in de printersoftware Installeer eerst de inktcartridges voor u de instellingen opgeeft in de printersoftware. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. Als u de cartridge hebt geïnstalleerd, worden de toepassing Printerbeheer en het dialoogvenster Cartridges instellen automatisch geopend. 1 Selecteer de cartridge die u hebt geïnstalleerd. 2 Geef aan of de geïnstalleerde cartridge een nieuwe cartridge of een oude (eerder gebruikte) cartridge is. Opmerking: Als een eerder gebruikte cartridge wordt aangeduid als nieuwe cartridge, wordt in Printerbeheer mogelijk onjuiste informatie over de inktvoorraad weergeven. 3 Klik op OK. 4 Wanneer u een nieuwe cartridge hebt geïnstalleerd, klikt u op Ja om een uitlijningspagina af te drukken. 5 Volg de aanwijzingen op het scherm om de uitlijning te voltooien. Zie Inktcartridges uitlijnen voor meer informatie. 56

57 Inktcartridges uitlijnen Gewoonlijk hoeft u de cartridge alleen uit te lijnen als u een cartridge hebt geïnstalleerd of vervangen. Mogelijk moet u ook in de volgende gevallen de cartridges uitlijnen: tekens zijn niet goed afgedrukt of verkeerd uitgelijnd; verticale rechte lijnen zijn afgedrukt met golvingen. U lijnt als volgt de cartridges uit: 1 Plaats normaal papier in de printer. Zie Papier in de printer plaatsen voor meer informatie. 2 Kies Regelpanelen in het Apple-menu. 3 Kies Printerbeheer voor de printer. 57

58 58 4 Klik op Cartridges uitlijnen op het tabblad Cartridges. Er wordt een pagina met uitlijningspatronen afgedrukt. Onder elk patroon staat een nummer. Afhankelijk van de cartridges die u hebt geïnstalleerd kan het aantal uitlijningspatronen verschillen. Opmerking: Als de uitlijningspagina niet wordt afgedrukt, controleert u of de sticker en transparante tape hebt verwijderd van de inktcartridges.

59 5 Zoek op de afgedrukte pagina naar het nummer onder de donkerste pijl. Zo is in uitlijningsgroep A de pijl bij 3 het donkerst Klik op de pijlen in het dialoogvenster Cartridges uitlijnen om het nummer in te voeren dat overeenkomt met de donkerste pijl op de afgedrukte pagina. 7 Klik op OK.

60 Inktcartridges beschermen Volg de onderstaande aanwijzingen voor een optimale levensduur van de inktcartridges en optimale printerprestaties: Bewaar een nieuwe inktcartridge in de verpakking totdat u de cartridge gaat installeren. Verwijder een cartridge alleen uit de printer als u de cartridge wilt vervangen, reinigen of wilt bewaren in een luchtdichte verpakking of in de opslageenheid (alleen van toepassing op de Lexmark Z13 printer). Als u de cartridge langere tijd blootstelt aan de open lucht, kan de afdrukkwaliteit verminderen. Zie Extra inktcartridge opslaan voor meer informatie. De garantievoorwaarden van Lexmark zijn niet van toepassing op reparaties als gevolg van storingen en schade veroorzaakt door opnieuw gevulde cartridges. Lexmark raadt het gebruik van opnieuw gevulde cartridges af. Dergelijke cartridges verminderen de afdrukkwaliteit en kunnen schade aan de printer toebrengen. Gebruik voor de beste resultaten alleen Lexmark supplies. 60

61 Extra inktcartridge opslaan 61 Opmerking: De aanwijzingen zijn alleen van toepassing op de Lexmark Z13 printer. Opslageenheid voor cartridges bevestigen aan de printer 1 Plaats de lipjes van de opslageenheid in de sleuven achter op de printer. 2 Klik de opslageenheid vast.

62 Inktcartridge in de opslageenheid plaatsen 1 Plaats de extra inktcartridge in de opslageenheid. 2 Duw de cartridge naar beneden en naar achter om deze te vergrendelen in de opslageenheid. Inktcartridge uit de opslageenheid verwijderen 1 Duw de inktcartridge naar beneden. 2 Trek de cartridge naar u toe en til de cartridge vervolgens uit de opslageenheid. 62

63 Supplies bestellen U kunt supplies bestellen op de weblocatie van Lexmark op. Artikel Artikelnummer 63 Kleureninktcartridge Zwarte-inktcartridge USB-kabel Netvoeding 10N N A2405 Laag voltage: 14D0300 Hoog voltage: 14D0301

64 64 In dit gedeelte vindt u informatie waarmee u afdrukproblemen kunt oplossen. Algemene afdrukproblemen oplossen Problemen met de installatie van de printersoftware oplossen Foutberichten en knipperende lampjes Er wordt niet of langzaam afgedrukt Herstellen nadat de computer is vastgelopen Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen Afdrukkwaliteit verbeteren Afdruksnelheid verbeteren Problemen met speciaal papier oplossen Minder inkt gebruiken

65 Algemene afdrukproblemen oplossen Als er een probleem optreedt, controleert u eerst de volgende punten: De voedingskabel is zowel op de printer als op een geaard stopcontact aangesloten. De printer staat aan en er knipperen geen lampjes. Zie Foutberichten en knipperende lampjes voor meer informatie. De USB-kabel is stevig aangesloten op de computer en de printer. De printersoftware is goed geïnstalleerd. Zie Problemen met de installatie van de printersoftware oplossen voor meer informatie. Het papier is correct geplaatst. Zie Papier in de printer plaatsen voor meer informatie. De printer is ingesteld als standaardprinter. U stelt als volgt de printer in als standaardprinter: a Markeer het pictogram van de printer op het bureaublad. b Kies Standaardprinter in het menu Print. Er is geen hub of ander apparaat, bijvoorbeeld een scanner of fax, aangesloten op de printer. Sluit de printer rechtstreeks aan op de computer. Druk een testpagina af vanuit Printerbeheer. Zie Testpagina afdrukken voor meer informatie. 65

66 Testpagina afdrukken 1 Kies Regelpanelen in het Apple-menu. 2 Kies Printerbeheer voor de printer. 3 Klik op Testpagina afdrukken op het tabblad Cartridges. Wanneer de testpagina wordt afgedrukt, werkt de printer correct. Zie Problemen met de installatie van de printersoftware oplossen of Er wordt niet of langzaam afgedrukt als er geen testpagina wordt afgedrukt. 66

67 Problemen met de installatie van de printersoftware oplossen Als de printersoftware niet goed is geïnstalleerd, verschijnt er een foutbericht voor communicatie tijdens het afdrukken. Mogelijk moet u de printersoftware verwijderen en opnieuw installeren. Installatie van printersoftware ongedaan maken 1 Plaats de cd met de printersoftware in het cd-romstation. Het venster van het Lexmark installatieprogramma verschijnt. 2 Klik op Installatie ongedaan maken. 67

68 Printersoftware installeren U kunt de printersoftware installeren met de cd die bij de printer is geleverd of de printersoftware downloaden van de weblocatie van Lexmark op. Printersoftware installeren met de cd 1 Sluit alle geopende toepassingen. 2 Als het bureaublad wordt weergegeven, plaatst u de cd met de printersoftware in het cd-romstation. Het venster van het Lexmark installatieprogramma verschijnt. 3 Klik op Installeren en akkoord. 4 Selecteer het betreffende land of de betreffende regio en klik op Doorgaan. 5 Klik op Ja om een uitlijningspagina af te drukken. Er wordt een uitlijningspagina afgedrukt. Controleer de volgende punten als de uitlijningspagina niet wordt afgedrukt: U hebt de inktcartridges correct geïnstalleerd. Als er papier is vastgelopen, volgt u de aanwijzingen in het foutbericht dat wordt weergegeven. 68

69 69 6 Volg de aanwijzingen in het dialoogvenster om de uitlijningswaarden in te voeren op basis van de pagina die u hebt afgedrukt bij stap 5. 7 Klik op Voltooien. Opmerking: Er wordt automatisch een pictogram aan het bureaublad toegevoegd, tenzij er meerdere printers worden gevonden. Printersoftware installeren via het World Wide Web Opmerking: Controleer voor u begint of Stuffit Expander aanwezig is op de computer. 1 Selecteer op de weblocatie van Lexmark () het stuurprogramma voor het betreffende besturingssysteem. 2 Dubbelklik op het binhexbestand (.hqx) om het bestand te downloaden en installeren. 3 Volg de aanwijzingen op het scherm om de printersoftware te installeren.

70 Foutberichten en knipperende lampjes Klik op het onderwerp waarmee het probleem het best wordt beschreven: Bericht Papierstoring Het papierinvoerlampje knippert 70 Bericht Inkt is bijna op Het papierinvoerlampje knippert twee keer en het aan/uit-lampje knippert constant

71 Bericht Papierstoring Als papier is vastgelopen, knippert het papierinvoerlampje en wordt een foutbericht weergegeven. Zie Er is een papierstoring opgetreden voor informatie over het verhelpen van papierstoringen. Bericht Inkt is bijna op Opmerking: Als de cartridge bijna leeg is, wordt er een foutbericht weergegeven. Er knipperen geen lampjes op de printer. Een van de cartridges in de printer is bijna leeg. Installeer een nieuwe cartridge. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. Het papierinvoerlampje knippert Ga als volgt te werk als de printer geen papier bevat: a Plaats papier in de printer. Zie Papier in de printer plaatsen voor meer informatie. b Druk op de papierinvoerknop. Zie Er is een papierstoring opgetreden als het papier is vastgelopen. 71

72 Het papierinvoerlampje knippert twee keer en het aan/uit-lampje knippert constant De cartridgehouder is vastgelopen. 1 Controleer of er een foutbericht wordt weergegeven. 2 Zet de printer uit. 3 Zet de printer na een paar seconden weer aan. Zie Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen voor meer informatie. 72

73 Er wordt niet of langzaam afgedrukt Controleer de volgende punten als er niet of langzaam wordt afgedrukt: De printersoftware is goed geïnstalleerd. Zie Problemen met de installatie van de printersoftware oplossen voor meer informatie. De USB-kabel is goed aangesloten op de printer en de computer. De printer is aangesloten op een stopcontact en staat aan. Extra apparaten zijn verwijderd en de printer is rechtstreeks aangesloten op de USB-poort. Als het probleem zich nog steeds voordoet, klikt u op het onderwerp waarmee het probleem het best wordt beschreven: Printer is aangesloten maar er wordt niet afgedrukt Testpagina wordt niet afgedrukt Printer lijkt af te drukken maar er wordt een lege pagina uitgevoerd De printer drukt erg langzaam af 73

74 Printer is aangesloten maar er wordt niet afgedrukt Controleer de volgende punten: De printer staat aan. Het papier is correct geplaatst en is niet te ver in de papierinvoer geduwd. Zie voor meer informatie. Zie Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen als het papier is vastgelopen in de printer. De printer is niet bezig en er is geen afdruktaak onderbroken. U controleert als volgt de printerstatus: a Dubbelklik op het pictogram voor de printer op het bureaublad. b Controleer of de wachtstandknop niet is ingedrukt. Druk een testpagina af vanuit Printerbeheer. Zie Testpagina afdrukken voor meer informatie. Wanneer de testpagina wordt afgedrukt, werkt de printer correct. Zie Testpagina wordt niet afgedrukt als de pagina niet wordt afgedrukt. 74

75 Testpagina wordt niet afgedrukt Controleer de verbinding voor de USB-kabel. Ga na of de netvoeding goed is aangesloten en of de printer is aangesloten op een stopcontact. Zorg dat het papier correct is geplaatst. Zie voor meer informatie. Controleer of de inktcartridge goed is geïnstalleerd. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. Zie Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen als het papier is vastgelopen in de printer. Controleer of de printer is ingesteld als standaardprinter. U stelt als volgt de printer in als standaardprinter: a Markeer het pictogram van de printer op het bureaublad. b Kies Standaardprinter in het menu Print. 75

76 Printer lijkt af te drukken maar er wordt een lege pagina uitgevoerd Controleer de volgende punten: U hebt de sticker en transparante tape verwijderd van de inktcartridge. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. De printer is ingesteld als standaardprinter. U stelt als volgt de printer in als standaardprinter: a Markeer het pictogram van de printer op het bureaublad. b Kies Standaardprinter in het menu Print. De spuitopeningen van de cartridge zijn niet verstopt. Zie Spuitopeningen van de inktcartridge reinigen. 76

77 De printer drukt erg langzaam af Sluit alle toepassingen die u niet gebruikt. Bekijk het document dat u afdrukt. Het afdrukken van foto's en afbeeldingen duurt langer dan het afdrukken van gewone tekst. Ook het afdrukken van grote documenten of documenten met achtergrondafbeeldingen duurt langer. Geef voor de afdrukkwaliteit de instelling Normaal of Snel afdrukken op. Opmerking: Met de overige instellingen krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. Controleer de systeembronnen. Verhoog de instelling voor virtueel geheugen of wijs meer geheugen toe aan de toepassing. U kunt ook extra RAM-geheugen (Random Access Memory) aanschaffen. Als hiermee het probleem niet is opgelost, start u de computer opnieuw op om zoveel mogelijk geheugen vrij te maken. 77

78 Herstellen nadat de computer is vastgelopen Als de computer vastloopt tijdens het afdrukken, moet u mogelijk de printer en de computer uitschakelen. Wanneer u de computer en de printer weer aanzet, is het mogelijk dat wordt doorgegaan met de taak die in de afdrukwachtrij aanwezig was op het moment dat de computer vastliep. Dit kan er toe leiden dat de computer opnieuw vastloopt. U kunt als volgt dit probleem oplossen: 1 Zet de printer en computer uit. 2 Houd de Shift-toets ingedrukt en zet de computer aan. 3 Houd de Shift-toets ingedrukt tot het Mac OS-venster wordt weergegeven en de tekst Extensies uitgeschakeld verschijnt. 4 Laat de Shift-toets los. 5 Zoek op het bureaublad naar het pictogram van de printer. Er staat een kruis (X) door de uitgeschakelde printerspooler. 6 Dubbelklik op het pictogram om het dialoogvenster voor de printer te openen. 7 Sleep de afdruktaken naar de prullenmand. 8 Start de computer opnieuw op om de extensies in te schakelen. 78

79 Vastgelopen papier verwijderen en papierstoringen verhelpen Klik op het onderwerp waarmee het probleem het best wordt beschreven: 79 Papier wordt verkeerd of met meerdere vellen tegelijk ingevoerd Enveloppen en vellen speciaal papier worden niet ingevoerd Er is een papierstoring opgetreden

80 Papier wordt verkeerd of met meerdere vellen tegelijk ingevoerd Controleer de volgende punten: U gebruikt papier dat geschikt is voor inkjetprinters. De papierinvoer bevat niet te veel papier. Afhankelijk van de dikte van het papier kunt u maximaal 100 vellen papier in de papierinvoer plaatsen. Zie voor meer informatie. U hebt het papier niet te ver in de printer geduwd. Als u papier van het formaat Letter gebruikt, moet de bovenzijde van het papier gelijk zijn aan de bovenzijde van de papiersteun. De papiersteun is volledig uitgetrokken. De papiergeleider is tegen de linkerzijde van het papier geschoven. Het papier in de papierinvoer wordt niet gebogen door de papiergeleider. De printer staat op een plat en effen oppervlak. De printerinstellingen zijn geschikt voor het document dat u afdrukt. Zie of voor meer informatie. 80

81 Enveloppen en vellen speciaal papier worden niet ingevoerd Controleer de volgende punten: U hebt het juiste formaat voor de envelop of het speciale papier geselecteerd in het dialoogvenster Pagina-instelling of Afdrukken. Zie voor meer informatie. U gebruikt een formaat dat wordt ondersteund door de printer. De toepassing is geschikt voor het afdrukken op enveloppen. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing voor meer informatie. Invoeren van normaal papier verloopt zonder problemen. Als normaal papier zonder problemen wordt ingevoerd, plaatst u de enveloppen of vellen speciaal papier tegen de rechterzijde van de papierinvoer. Schuif de papiergeleider tegen de linkerzijde van de enveloppen. Zie voor meer informatie. 81

82 Er is een papierstoring opgetreden Als er een papierstoring is opgetreden, knippert het papierinvoerlampje. 1 Zet de printer uit. 2 Zet de printer weer aan. 3 Ga als volgt te werkt als de pagina niet automatisch wordt uitgevoerd: a Zet de printer uit. b Trek het papier uit de printer. Als u niet bij het papier kunt, opent u de voorklep en trekt u het papier uit de printer. Sluit hierna de voorklep. c Zet de printer aan. Opmerking: Wanneer u papier in de printer plaatst, moet u het niet te ver in de papierinvoer duwen. Zo moet de bovenzijde van papier van het formaat Letter gelijk zijn aan de bovenzijde van de papiersteun. 82

83 Afdrukkwaliteit verbeteren U kunt de marges aanpassen, de instelling voor afdrukkwaliteit verhogen, de inktcartridges uitlijnen of de spuitopeningen reinigen als de afdrukkwaliteit niet naar behoren is. Klik op een van de volgende onderwerpen voor meer informatie over het verbeteren van de afdrukkwaliteit. Marges aanpassen Hogere afdrukkwaliteit instellen Inktcartridges uitlijnen Spuitopeningen van de inktcartridge reinigen Spuitopeningen en contactpunten schoonvegen 83

84 Marges aanpassen Net als met andere printers, kunt u met deze printer niet afdrukken op de uiterste linker-, rechter-, boven- of onderzijde van een pagina. 84 Marge Links en rechts Boven Onder Minimuminstelling 6,35 mm (0,25 inch) voor de meeste papierformaten 3,37 mm (0,133 inch ) voor A4-papier 1,7 mm (0,067 inch) 12,7 mm (0,5 inch) voor de meeste afdruktaken 19 mm (0,75 inch) voor de beste afdrukkwaliteit

85 Hogere afdrukkwaliteit instellen 1 Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 2 Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven in het dialoogvenster Afdrukken. 3 Geef voor de afdrukkwaliteit de instelling Beter of Best op. Opmerking: Met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer. 4 Kies de betreffende papiersoort in het voorgrondmenu Papiersoort. 5 Klik op Afdrukken. 85

86 Spuitopeningen van de inktcartridge reinigen Tijdens het reinigen wordt inkt door de spuitopeningen geperst om verstopte openingen te ontstoppen. Er wordt een testpagina afgedrukt waarmee u controleert of de spuitopeningen schoon zijn. U moet in de volgende gevallen de spuitopeningen reinigen: Tekens zijn niet goed afgedrukt of verkeerd uitgelijnd. Er worden witte strepen afgedrukt in afbeeldingen. De afdruk is te donker of bevat vlekken. Kleuren op de afdruk zijn flets of wijken af van de kleuren op het scherm. Verticale rechte lijnen zijn rafelig. U reinigt als volgt de spuitopeningen: 1 Plaats normaal papier in de printer. Zie Papier in de printer plaatsen voor meer informatie. 2 Kies Regelpanelen in het Apple-menu. 3 Kies Printerbeheer voor de printer. 86

87 4 Klik op Spuitopeningen reinigen op het tabblad Cartridges. Er wordt een testpatroon afgedrukt dat lijkt op het volgende voorbeeld. Onderbroken lijnen boven aan de pagina duiden op verstopte spuitopeningen. 87 Doorlopende lijnen onder aan de pagina geven aan dat de spuitopeningen zijn gereinigd.

88 88 Geïnstalleerde cartridge: Zwarte-inktcartridge Aantal testlijnen: 1: zwart Kleureninktcartridge Zwarte-inktcartridge en kleureninktcartridge 3: magenta, geel en cyaan 4: magenta, geel, cyaan en zwart Opmerking: Als niet het juiste aantal testlijnen is afgedrukt, vervangt u de inktcartridge. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. 5 Vergelijk de lijnen boven de testlijnen met die eronder. Controleer of de lijnen onderbroken zijn. Onderbroken lijnen duiden op verstopte spuitopeningen. Als de onderste lijn nog steeds onderbroken is, reinigt u de spuitopeningen nog twee keer. Is de afdrukkwaliteit naar behoren nadat u de test drie keer hebt uitgevoerd, dan zijn de spuitopeningen schoon. U hoeft de resterende stappen niet uit te voeren.

89 89 Ga als volgt te werk wanneer de afdrukkwaliteit niet naar behoren is nadat u de test drie keer hebt uitgevoerd: a Verwijder de cartridges en installeer ze opnieuw. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie. b Herhaal de spuitopeningentest. Wanneer de lijnen nog steeds onderbroken zijn, gaat u verder met het gedeelte Spuitopeningen en contactpunten schoonvegen. Spuitopeningen en contactpunten schoonvegen Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd na het reinigen van de spuitopeningen, zit er mogelijk opgedroogde inkt op de spuitopeningen of contactpunten. 1 Verwijder de inktcartridge. Zie Inktcartridges vervangen voor meer informatie.

90 90 2 Maak een schone zachte doek vochtig. a Houd de doek ongeveer drie seconden tegen de spuitopeningen. Laat de inkt in de doek trekken en veeg de spuitopeningen in één richting schoon. b Maak een ander schoon gedeelte van de doek vochtig. Houd de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten zodat de inkt oplost. Laat de inkt in de doek trekken en veeg de spuitopeningen in een richting schoon. Spuitopeningen Contactpunten 3 Installeer de cartridge opnieuw en herhaal de spuitopeningentest. Zie Spuitopeningen van de inktcartridge reinigen voor meer informatie. Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, vervangt u de cartridge door een nieuwe cartridge.

91 Afdruksnelheid verbeteren Kies Afdrukken in het menu Bestand van de toepassing. 1 Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu linksboven. 2 Gebruik de instelling Snel afdrukken of Normaal als u snel wilt afdrukken. 3 Klik op Afdrukken. 91

92 Problemen met speciaal papier oplossen Klik op het onderwerp waarmee het probleem het best wordt beschreven: Vellen glossy papier en fotopapier of transparanten plakken aan elkaar Transparanten of foto's bevatten witte lijnen Enveloppen en vellen speciaal papier worden niet ingevoerd 92

93 Vellen glossy papier en fotopapier of transparanten plakken aan elkaar Verwijder elke pagina zodra de pagina uit de printer komt en laat de pagina's drogen voordat u ze op elkaar legt. Gebruik transparanten of fotopapier dat is ontworpen voor inkjetprinters. Controleer of u het papier juist hebt geplaatst, met de afdrukzijde naar boven, en of u de juiste instellingen hebt opgegeven in de printersoftware. Zie Foto's afdrukken of Transparanten afdrukken voor meer informatie. 93