MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Position paper

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Position paper"

Transcriptie

1 MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Position paper dr. R.G.M. Kemp Zoetermeer, maart 2005

2 ISBN: X Bestelnummer: A Prijs: 30,- Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigenen/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part ofthis publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Introductie Doelstelling Opbouw van dit rapport 7 2 Deflatie in theoretisch perspectief Wat is deflatie, hoe wordt het veroorzaakt en wat zijn de gevolgen? Hoe valt deflatie aan te pakken? Conclusie 14 3 Prijsontwikkeling in Nederland Consumentenprijzen Producentenprijzen Dreiging van deflatie misschien toch niet afwezig Conclusie 20 4 Het bedrijfsleven en deflatie Wat kan een bedrijf doen in een periode van deflatie? Conclusie 27 5 Referenties 29 3

4

5 1 Inleiding 1.1 Introductie Als er tien jaar geleden gevraagd was of deflatie nog een bedreiging vormde, dan had menig econoom beweerd dat dit niet het geval was. De aandacht voor deflatie is de laatste twee jaar echter sterk toegenomen, resulterend in een groeiend aantal publicaties over deflatie (zie bijvoorbeeld Buiter, 2003; Ahearne, Gagnon, Haltmaier en Kamin, 2002; Kamin, Marazzi en Schindler, 2004; Svensson, 2003; Baig, 2003). Er zijn dan ook aanwijzingen dat de lage en dalende inflatievoeten in veel landen het voorportaal kunnen vormen voor deflatie. Zo is de inflatie in Nederland teruggelopen van 4,2% in 2001, naar 3,3% in 2002, 2,1% in 2003 en 1,4% in november 2004 (CBS). Detailhandelsprijzen in Japan dalen al geruime tijd, maar ook in andere landen wordt nu retail price deflation gesignaleerd (zie Steidtmann, 2003). Met de recente prijsoorlog in de supermarkten in Nederland, wordt deze retail price deflation ook in Nederland zichtbaar (NRC, 2004). Zo daalde in november 2004 de prijs voor voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken met 4,5% ten opzichte van een jaar eerder. Ook de categorieën kleding en schoeisel en communicatie laten een prijsdaling van 1 of meer procent zien. Economen van De Nederlandsche Bank schatten dat een aanhoudende prijsoorlog in de supermarkten een drukkend effect zal hebben van 0,3 à 0,4% procentpunt op de inflatie (DNB, 2004). In het algemeen zijn er twee situaties mogelijk. Enerzijds gaat het in veel landen, waaronder Nederland, uitsluitend om prijsdalingen in de goederenproductie en -distributie (onder invloed van productiviteitsstijging ten gevolge van ICT, toegenomen concurrentie en globalisering), terwijl nog steeds sprake is van (lage) algehele inflatie en prijsstijgingen in de dienstensector ( Baumol s disease ). Anderzijds kan in sommige landen (in elk geval in Japan) wel degelijk gesproken worden van algehele deflatie (dat wil zeggen, een daling van het gemiddelde prijspeil en dus prijsdalingen van vrijwel alle goederen en diensten), onder invloed van overaanbod op deelmarkten (resulterend in prijzenoorlogen) en van negatieve bestedingseffecten van dalende beurskoersen en prijzen van koopwoningen. Een reële contractloonstijging die langdurig en substantieel geringer is dan de gemiddelde stijging van de arbeidsproductiviteit kan dit fenomeen verder aanjagen, waarbij een omgekeerde loon-prijsspiraal in werking kan treden. Verwachte verdere prijsdalingen kunnen bovendien leiden tot uitstel van bestedingen, hetgeen een negatieve vraag-prijsspiraal kan veroorzaken. Ten slotte kan deflatie via sterk dalende invoerprijzen of via devaluatie of depreciatie van wisselkoersen ook internationaal doorgegeven worden. Ook al zijn deze laatste aspecten die deflatie kunnen verergeren veelal nog niet van toepassing in Nederland, er zijn wel risico s op dit terrein. De huidige ontwikkelingen op deze terreinen kunnen de prijsdalingen in deelsectoren doen omslaan in een algehele deflatie. Zo stijgen de huizenprijzen momenteel nog maar beperkt en neemt de gemiddelde verkooptijd van onroerend goed toe. Door de afspraken tussen de regering en de sociale partners zullen de contractlonen slechts beperkt stijgen en door bezuinigen op de overheidsuitgaven daalt de totale vraag (Went, 2003). Tot slot dalen de invoerprijzen van veel producten door de dalende dollarkoers. Al deze factoren vergroten de kans op deflatie. Over het algemeen wordt aangegeven dat de kans op deflatie klein is. Echter, als deflatie optreedt, kan dit grote negatieve gevolgen voor de economie hebben. Het IMF (2003) schat het deflatierisico voor Nederland relatief laag in. De inschatting heeft ech- 5

6 ter betrekking op de situatie eind 2002, begin Het deflatierisico voor andere Europese landen (onder andere Duitsland, België, Finland, Zweden, Portugal) wordt hoger ingeschat. IMF schat het deflatierisico in Duitsland het hoogste in. Dit wordt onder andere verklaard door de zwakke macro-economische omgeving, een grote en toenemende output gap 1, een hoge werkloosheid en problemen in de bancaire sector. Ook het deflatierisico voor Japan, Hong Kong, Taiwan en Singapore wordt relatief hoog ingeschat. Ook al wordt het risico van deflatie voor Nederland relatief laag ingeschat, mocht deflatie daadwerkelijk optreden, dan kunnen de gevolgen groot zijn. Waar matige inflatie output en werkgelegenheid zou stimuleren, heeft deflatie het tegenovergestelde tot gevolg. Daarbij kan gedacht worden aan een daling van de aandelenkoersen en onroerendgoedprijzen, een daling van het Bruto Binnenland Product en een forse afname van de bedrijvigheid. Daarnaast lijkt het erop dat er vanuit beleidsperspectief moeilijk wat te doen is aan deflatie. Monetair beleid werkt niet meer effectief. Dit komt omdat de nominale rente niet kleiner kan zijn dan nul. Samen met het feit dat de verwachte inflatie negatief is (dus deflatie), betekent dit dat de reële rente niet meer negatief kan zijn. Dus des te sterker de deflatie, des te hoger de reële rente. Het beste antwoord op deflatie is volgens Bernanke (2002) dan ook het voorkomen dat je in een situatie van deflatie terechtkomt. Het overgrote deel van de literatuur over deflatie gaat in op het beleid dat de overheid en centrale banken kunnen voeren om deflatie te bestrijden en/of te voorkomen. Echter, wat betekent een situatie van deflatie voor economische actoren zoals consumenten en bedrijven? Het is intuïtief duidelijk dat langdurige prijsdalingen over een breed spectrum van goederen en diensten zowel consumenten als bedrijven zouden confronteren met voor hen nieuwe signalen, zoals de ongekende gevolgen van deflatie voor sparen, financiering, bestedingen, investeringen en asset management. Na een periode van meer dan zestig jaar van (wisselende mate van) inflatie zou dit een trendbreuk zijn waarvan de processen en implicaties onderzocht moeten worden. Een mogelijke implicatie is dat de afweging tussen schulden aflossen, investeren en consumeren anders komt te liggen. In Japan bijvoorbeeld is het voor bedrijven interessanter om schulden af te lossen in plaats van te investeren of consumeren, ook al is de nominale rente heel laag. Ook het overheidsbeleid om het begrotingstekort te beperken door belastingen te verhogen en uitgaven te verlagen kan in een deflatoire omgeving in een ander daglicht komen te staan. Vragen die in dit verband interessant zijn voor het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap zijn de volgende: wat is deflatie, welke typen van deflatie worden in de literatuur onderscheiden, wat zijn daarvan de determinanten, en welke effecten heeft deflatie (in zijn diverse verschijningsvormen) voor het bedrijfsleven in het algemeen en het MKB in het bijzonder? In deze position paper willen we ingaan op de vraag hoe het effect van deflatie voor het MKB onderzocht kan worden. 1.2 Doelstelling De volgende centrale onderzoeksvraag geldt voor dit onderzoek: Wat is deflatie en welke gevolgen heeft deflatie voor het MKB? 1 De output gap meet het verschil tussen het feitelijke en het potentiële niveau van de productie. 6

7 Deze centrale onderzoeksvraag kan worden ontleed in de volgende deelvragen: Wat is er, vanuit de vakliteratuur, globaal bekend over deflatie? Wat zijn de beschikbare statistische en andere empirische aanwijzingen voor deflatie(dreiging) anno 2004/2005? Hoe kan het MKB omgaan met deflatie? 1.3 Opbouw van dit rapport In hoofdstuk 2 wordt deflatie besproken vanuit een theoretisch perspectief. Vragen als: Wat is precies deflatie?, Hoe ontstaat deflatie?, Wat zijn de gevolgen? en Wat valt er tegen te doen vanuit de overheid bezien? worden in dit hoofdstuk besproken. In hoofdstuk 3 worden recente gegevens gepresenteerd over de prijsontwikkeling in Nederland. De algemene prijsontwikkeling wordt onder andere opgesplitst naar de onderliggende categorieën. Daarnaast worden ook de ontwikkelingen in de producentenprijzen besproken. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op mogelijke acties die bedrijven kunnen ondernemen om minder geraakt te worden door deflatie. 7

8

9 2 Deflatie in theoretisch perspectief 2.1 Wat is deflatie, hoe wordt het veroorzaakt en wat zijn de gevolgen? Deflatie kan gedefinieerd worden als a sustained decline in an aggregate measure of prices such as the consumer price index or the GDP defator (IMF, 2003: 6). Het gaat dus om een langdurige daling van een brede consumentenprijsindex. Een daling die slechts een of twee kwartalen aanhoudt is onvoldoende om te spreken van een situatie van deflatie. Ook moet het gaan om een prijsdaling op een breed front. Zo is in Japan een langdurige daling van de prijzen te zien bij voeding, kleding, meubelen, transport en communicatie, huur en duurzame goederen. Zo n langdurige en brede prijsdaling is veelal niet te verklaren vanuit één aspect. Dit maakt het bestrijden van deflatie ook zo complex. Drie oorzaken van deflatie Deflatie kan veroorzaakt worden door drie aspecten: een negatieve vraagschok, een positieve aanbodschok of een combinatie van beide. Indien de vraag sterk daalt, zal dit tot gevolg hebben dat bedrijven blijven zitten met producten en dat de overcapaciteit zal toenemen (vraagcurve daalt, AD verschuift naar AD in figuur 1). Om de producten toch kwijt te raken, zullen producenten hun prijs en output verlagen. De evenwichtsproductie Y * daalt naar Y ** en de prijsverandering daalt van Π * naar Π ** (inflatie slaat om in deflatie). De terugval in de vraag kan nog versterkt worden door het feit dat het vertrouwen van de consumenten sterk afneemt waardoor ze hun aankopen uitstellen, of doordat consumenten hun aankopen gaan uitstellen om zo te profiteren van een (verwachte) verdere prijsdaling. Het gevolg is dat de vraag nog verder afneemt, er nog lagere prijzen worden gevraagd en de deflatie wordt versterkt. figuur 1 Schematische weergave oorzaken deflatie AS = geaggregeerd aanbod; AD = geaggregeerde vraag; Π = verandering in prijspeil; Y = output in gehele economie. Bron: IMF,

10 De initiële vraagdaling kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan er sprake zijn van een hevige cyclische neergang, het uiteenspatten van een aandelenkoersen- of huizenprijzenzeepbel of zeer excessief krap (monetair) beleid. Shilling (1999: 145) noemt deze vorm van deflatie bad deflation. Een positieve aanbodschok heeft tot gevolg dat de output zal stijgen terwijl de prijzen zullen dalen (aanbodcurve stijgt, AS verschuift naar AS in figuur 1). Ook in deze situatie zal de prijs verlaagd worden om de grotere hoeveelheid output te kunnen afzetten. De evenwichtsproductie Y * stijgt naar Y en de prijsverandering daalt van Π * naar Π (inflatie slaat om in deflatie). De aanbodschok kan veroorzaakt worden door een veelheid van factoren zoals technologische innovatie en productiviteitsgroei, voordelen van handelsliberalisatie en toegenomen verwachtingen ten aanzien van langetermijnpolitieke en economische stabiliteit. Volgens Shilling (1999: 154) is deze good deflation terug te zien in de VS in de jaren Tot slot kunnen beide hierboven genoemde aspecten ook tegelijkertijd optreden. De vraagcurve AD verschuift naar AD en de aanbodcurve AS verschuift naar AS. In deze situatie zal het effect op de output minder sterk zijn (Y * stijgt in deze situatie naar Y c ), de deflatiedruk zal echter groter zijn (van Π * naar Π C ). Deflatie is lastig te bestrijden Vanuit een beleidsperspectief is deflatie een lastig fenomeen. Zeker in een situatie van een negatieve vraagschok kunnen de beleidsinstrumenten minder effectief worden. Een veel gebruikt beleidsinstrument om de inflatie te beïnvloeden, de rente, wordt minder effectief. Om dit te begrijpen wordt gebruik gemaakt van het IS-LM model (zie figuur 2). In het IS-LM model worden de goederenmarkt (IS-gedeelte) en de markt voor geld (LM-gedeelte) samengebracht. Indien de investeringen (I) toenemen in een evenwichtssituatie, dan zal ook de evenwichtsoutput Y stijgen. Echter door de extra investering zal de vraag naar geld en dus de rente (r) ook stijgen. Ook omgekeerd, als de rente stijgt, zullen minder investeringen worden gedaan en dus daalt de geaggregeerde output. Dus als de output Y afneemt (bijvoorbeeld door een vraaguitval), zal de nominale rente over het algemeen dalen. Echter, de nominale rente heeft als ondergrens nul. De reële rente zal echter positief zijn doordat er sprake is van deflatie (reële rente is nominale rente minus inflatie oftewel nominale rente plus deflatie). De vraag naar geld is oneindig elastisch als de rente dicht bij nul zit. Dit houdt in dat de IS-curve de LM-curve in het vlakke gedeelte snijdt. Een vergroting van de geldhoeveelheid (M) verplaatst de curve naar rechts (LM ) en heeft geen effect op het snijpunt met de IS-curve. Het gevolg is dat het evenwicht op hetzelfde punt blijft (zelfde rente en output). Er is hier sprake van de zogenaamde klassieke liquiditeitsval. 10

11 figuur 2 r Monetair beleid in een liquiditeitsval IS LM LM Y IS Bron: IMF, Mensen verwachten dat de vergroting van de geldhoeveelheid M slechts tijdelijk is en zullen daarom niet reageren door middel van extra uitgaven. Het extra geld zal in de inactieve kassen verdwijnen (oppotten). De uitdaging voor beleidsmakers is om ervoor te zorgen dat mensen verwachten dat deze vergroting van de geldhoeveelheid ertoe zal leiden dat het prijsniveau in de huidige situatie maar ook in de toekomst omhoog zal gaan. Er is verwachte inflatie nodig om uit deze situatie te komen (Krugman, 1999). Verwachtingen spelen dus een zeer grote rol bij (de bestrijding van) deflatie. Goede en slechte deflatie Zoals al is aangegeven, wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen goede en slechte deflatie. Er wordt daarbij met name gekeken naar de oorzaken en de gevolgen van de deflatie. Indien tijdelijke prijsdalingen het gevolg zijn van een sterke uitbreiding van de (totale) productiecapaciteit (bijvoorbeeld veroorzaakt door een sterke productiviteitsstijging, dalende importprijzen of sterke handelsliberalisering) is deflatie een manifestatie van een proces naar een nieuw evenwicht met een hogere totale output. Dit zal geen negatief effect hebben op de vraag, waardoor de kosten van deflatie beperkt zijn. Indien deflatie veroorzaakt wordt door een val in de vraag, kan dit wel aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Dit wordt met name veroorzaakt door een aantal nominale starheden in de economie, in het bijzonder ten aanzien van de nominale rentevoet (altijd groter of gelijk aan nul), het effect op de waarde van onderpand en de starre lonen (star naar beneden). Zoals reeds hierboven aangegeven, zal, indien de rente de nul nadert, de effectiviteit van rente-instrument minder effectief worden. De deflatie kan sparen zelfs veel aantrekkelijker maken. Indien de nominale rente nul of bijna nul is, zal een toename van de deflatie overeenkomen met een toename van de reële rente. Sparen wordt dus steeds 11

12 aantrekkelijker, hetgeen kan leiden tot een verdere vraaguitval. Daarnaast zal vergroting van de geldhoeveelheid (een andere monetair beleidsinstrument) de rente en output niet beïnvloeden (liquidity trap). Tot slot: als de nominale rente bijna nul is, zal de risicoopslag een veel groter deel uitmaken van de uiteindelijke rente die bedrijven en consumenten moeten betalen. Omdat de risico s moeilijk zijn in te schatten (en onderpanden mogelijk minder waard worden), zullen banken nog hogere risico-opslagen gaan hanteren. De investeringen door bedrijven worden hierdoor nog verder ontmoedigd. Het effect van deflatie op de waarde van onderpand werkt als volgt. Indien de waarde van onderpand daalt en faillissementen optreden, zullen banken hun portefeuille van uitstaande leningen moeten herevalueren. Het zal echter lastig zijn om goede van slechte leningen te onderscheiden. Het gevolg is dat banken een hogere risicopremie zullen vragen of minder zullen gaan uitlenen. Dit ontmoedigt investeringen. In beide gevallen zal dit dus leiden tot een lagere totale vraag. Deflatie veroorzaakt door afnemende vraag kan ertoe leiden dat de werkgelegenheid afneemt indien de lonen star zijn naar beneden. Starre lonen staan in een situatie van prijsdaling gelijk aan een reële loonstijging. Hierdoor zullen winstmarges dalen, wat mogelijk zal leiden tot een afname van de werkgelegenheid. Dit kan de deflatiespiraal verder versterken. De gevolgen voor de werkloosheid kunnen aanzienlijk zijn. Zo berekenen Akerlof et al. (1996, zoals in IMF, 2003) dat een jaarlijkse deflatie van 1% samen met starre nominale lonen ertoe kan leiden dat de werkloosheid in de VS van een langetermijnevenwicht van 5,8% zal stijgen naar 10.0%. 2.2 Hoe valt deflatie aan te pakken? Gezien de mogelijk gevolgen van deflatie is het van belang dat er krachtig tegen wordt opgetreden. Er moet echter wel rekening worden gehouden met het feit dat de opgebouwde kennis over beleidsinstrumenten in een inflatoire omgeving niet altijd bruikbaar is in een deflatoire omgeving. Bepaalde wetmatigheden zullen niet meer opgaan. Er zijn vier mechanismen waar het beleid op zou kunnen ingrijpen, namelijk: het wisselkoersinstrument, een open handelssysteem kan als een buffer dienen tegen deflatie; de prijs van activa oftewel het portfolio-herbalanceringsinstrument: deflatie beïnvloedt de relatieve afweging tussen de verschillende vormen van activa; contanten genereren in een situatie van deflatie een risicoloze opbrengst waardoor het nemen van risico (van ondernemen) wordt ontmoedigd; verwachtingenmechanisme: deflatoire verwachtingen leiden tot hogere reële lonen en reële rente; kredietinstrument: als deflatie de waarde van het onderpand doet verlagen, dan zullen banken moeite hebben om kredietrisico s te beoordelen. Hierdoor zullen de risicopremies stijgen, externe financiering wordt voor bedrijven duurder. Ook kunnen banken minder gaan uitlenen, waardoor de output en prijzen verder zullen dalen. Bij het ingrijpen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de situatie voor deflatie daadwerkelijk optreedt en de situatie dat er daadwerkelijk sprake is van deflatie. Mogelijke maatregelen voordat er daadwerkelijk sprake is van deflatie Bernanke (2003) geeft aan dat het beter is deflatie te voorkomen dan het daadwerkelijk te moeten bestrijden. Om deflatie te voorkomen kunnen vergaande ingrepen nodig zijn. Om te beginnen is het al nodig om met deflatie rekening te houden op het moment dat de inflatie nog laag is. Het na te streven inflatiepercentage moet niet te laag zijn, het is 12

13 beter een inflatie na te streven die zich in een bepaald buffergebied bevindt (bijvoorbeeld van 0 tot 2 à 3%). Een proactieve houding is met name gewenst indien het risico bestaat dat er problemen ontstaan in de bancaire sector. Daarnaast kunnen door middel van fiscale maatregelen inkomens worden ondersteund en kan de druk op bedrijven en huishoudens worden verlicht. Dit zal naar verwachting de vraag doen toenemen 1. Tevens kan zo n maatregel leiden tot een toename in het vertrouwen in de economie. Vooral in een situatie gekenmerkt door een liquiditeitsval kan het nodig zijn een stimuleringsbeleid te voeren. Dit kan voorkomen dat de vraag geheel wegvalt. Ook een open handelssysteem kan bijdragen aan het voorkomen van deflatie, met name als er sprake is van flexibele wisselkoersen. Indien in een land de vraag achterblijft of gedeeltelijk wegvalt, zal dit leiden tot lagere prijzen en lagere rente. In de situatie van flexibele wisselkoersen zal een lagere rente ertoe leiden dat de koers daalt. Dit zal vervolgens leiden tot meer export, wat weer leidt tot meer output. In een land met een open handelssysteem moet echter ook rekening worden gehouden met het feit dat deflatie ook geïmporteerd kan worden. Een land dat deflatie kent, zal lagere prijzen vragen voor zijn exportproducten/diensten om de vraaguitval in eigen land op te vangen. Deze lagere prijzen zullen in het importerende land leiden tot een lagere inflatie of zelfs deflatie. Dit gaat met name op voor bepaalde sectoren, zeker als deze sectoren redelijk star zijn. Mogelijke maatregelen indien er daadwerkelijk sprake is van deflatie Ingrijpen is lastig aangezien de relatie tussen traditionele beleidsinstrumenten en economische variabelen niet meer opgaat of anders kan liggen. Bijvoorbeeld, de nominale rente kan heel laag of zelfs nul zijn, waardoor het niet meer mogelijk is de geldhoeveelheid te vergroten door de rente verder te laten dalen. Het stimuleren van de economische activiteiten door middel van een toename van de geldhoeveelheid is dus niet mogelijk. Het probleem wordt nog groter als de bancaire sector problemen heeft. Dit kan veroorzaakt worden door het uiteenspatten van een zeepbel op de aandelen- of huizenmarkt. Als er veel slecht krediet uitstaat, zullen banken minder snel nieuw geld uitlenen. In zo n situatie zal een beleid gericht op het uitlenen van meer geld (een lagere rente) slechts een beperkt effect hebben. De extra liquiditeit zal door de banken worden gebruikt als extra reserve. Om het probleem van deflatie aan te pakken zijn onorthodoxe maatregelen nodig. Zo kan er een monetair beleid worden gevoerd dat inflatie tot gevolg heeft. De korte rente kan voor een bepaalde tijd op nul gezet worden zodat de gehele yield curve zal dalen (dit moet wel samengaan met een expliciete inflatiedoelstelling). Ook kunnen de monetaire autoriteiten langetermijnobligaties kopen met als doel de gehele yield curve te verlagen. Door de extra vraag naar langetermijnobligaties, zal de vergoeding (de verstrekte rente) afnemen. Ook kunnen centrale banken het type assets, die banken als onderpand kunnen geven aan de centrale bank voor het lenen van geld, uitbreiden. Hierdoor zullen de kapitaalkosten van de banken worden verlaagd waardoor ze meer geld kunnen uitlenen. Fiscaal beleid (gefinancierd door een uitbreiding van de geldhoeveelheid) kan een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van deflatie, met name als de economie in een liquiditeitsval zit. Het fiscale beleid moet zorgen voor een toename van de geaggregeerde vraag. Zo kan een belastingverlaging leiden tot een verhoging van het besteedbare inkomen, wat de consumptie kan bevorderen. Ook extra overheidsuitgaven kunnen de 1 Tenzij huishoudens en bedrijven het geld dat ze overhouden door de lagere belastingen gaan oppotten. 13

14 productie stimuleren. Beleid moet echter wel zo opgezet worden dat het fiscale beleid het doen van uitgaven stimuleert. Het beleid moet met name gericht zijn op consumenten die te maken hebben met beperkingen in de liquiditeit of op beleid dat de opbrengsten op private investeringen verhoogt. Daarbij moet echter wel worden opgemerkt dat het fiscale beleid niet moet leiden tot een permanente stijging van het niveau van de (overheids)uitgaven. Er moet dus met name ingezet worden op die uitgaven die de allocatie tussen intertemporele uitgaven beïnvloeden. Er kan hierbij gedacht worden aan tijdelijke belastingvoordelen voor investeringen of reducties in belastingen op consumptie die na verloop van tijd weer worden afgeschaft. Belangrijk aspect bij het beleid zijn verwachtingen, deflatoire verwachtingen moeten doorbroken worden. Het beleid moet de economie stimuleren door het realiseren van een lagere yield curve, een lagere langetermijnrente en uiteindelijk een gelijktijdige verhoging van de consumptie en investeringen. Daarbij moet met name gebruik worden gemaakt van dat beleid dat het grootste effect heeft op de verwachtingen. Tot slot moet er in het beleid niet alleen gekeken worden naar monetair of fiscaal beleid. Veelal zijn ook structurele aanpassingen nodig om deflatie aan te pakken (bijvoorbeeld minder starre markten). Met name het flexibiliseren van bepaalde markten (financiële markt, arbeidsmarkt) is daarbij belangrijk. Dit zorgt ervoor dat middelen beter geheralloceerd kunnen worden. Als het banksysteem problemen geeft, zou naar een alternatieve manier gezocht kunnen worden waar bedrijven kunnen lenen. Structurele hervormingen kunnen ook de verwachtingen beïnvloeden, bijvoorbeeld de verwachting dat er een hogere toekomstige groei zal ontstaan. Ook dit zal een positief effect hebben op de bestedingen en daarmee het bestrijden van deflatie. Bij het uitvoeren van het beleid moet wel rekening worden gehouden met een aantal operationele problemen. Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk hoeveel tijd het duurt tussen het uitvoeren van beleid en de daadwerkelijke gevolgen voor de economie. Ook is het onduidelijk hoe groot de ingrepen moeten zijn. Er bestaat een grote kans op overreactie. Daarnaast kan een centrale bank grote verliezen maken op de aangekochte assets als deze verder dalen. 2.3 Conclusie In dit hoofdstuk is kort ingegaan op de deflatie, een algehele, langdurige daling van een brede consumentenprijsindex. Er zijn drie situaties die kunnen leiden tot deflatie: een scherpe daling van de vraag, een (te) grote uitbreiding van het aanbod of een combinatie van beide aspecten. Op zich hoeft deflatie niet erg te zijn als deze veroorzaakt wordt door een uitbreiding van het aanbod, echter bij (goede en slechte) deflatie werkt een aantal economische mechanismen anders dan in een periode van inflatie. Aangezien veel economische actoren niet gewend zijn aan een periode van deflatie, kan zo n periode mogelijk grote maatschappelijke gevolgen hebben, zoals hoge structurele werkloosheid. Tevens speelt mee dat deflatie vaak lastig te bestrijden is. Een aantal monetaire instrumenten zijn minder effectief of niet meer inzetbaar. Het beleid moet zich met name richten op het voorkomen van deflatie. 14

15 3 Prijsontwikkeling in Nederland In dit hoofdstuk wordt de prijsontwikkeling in Nederland besproken. Daarbij wordt zowel gekeken naar de consumenten- als de producentenprijzen. De prijsontwikkeling wordt vergeleken met de prijs een jaar eerder. De consumentenprijzen worden verder uitgesplitst naar deelgebieden. 3.1 Consumentenprijzen In figuur 3 staat de algemene prijsontwikkeling in Nederland sinds 1990 weergegeven. Zoals te zien is, is deze algehele inflatie in de periode ruim boven de 0%. Veelal ligt de inflatie tussen de 1 en 2,5%, hetgeen overeenkomt met de inflatie die veelal wordt nagestreefd door nationale banken. In de periode ligt de inflatie aanzienlijk hoger. Dit heeft mogelijk te maken met de invoering van de euro en krapte op verschillende markten. Sindsdien tendeert het inflatietempo weer naar 1-2%. Op basis van deze cijfers is dan ook niet te concluderen dat er sprake is van een deflatiedreiging. figuur 3 Algemene prijsontwikkeling in Nederland 6 5 inflatie (%) Bron: Eurostat. De algehele prijsontwikkeling is opgebouwd uit 14 categorieën van producten/diensten, te weten: voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken; alcoholhoudende dranken en tabak; kleding en schoeisel; huisvesting, water en energie; stoffering, huishoudelijke apparaten; gezondheid; vervoer; communicatie; recreatie en cultuur; onderwijs; hotels, cafés en restaurants; diverse goederen en diensten; consumptiegebonden belastingen en overheidsdiensten; en consumptie in het buitenland. 15

16 Indien naar de prijsontwikkeling van deze afzonderlijke categorieën wordt gekeken, dan levert dit een ander beeld op. In figuur 4 is voor een aantal categorieën (waarbij de gemiddelde prijs voor de langere periode afneemt) de prijsontwikkeling weergegeven. De categorie communicatie vertoont vanaf 1999 over het algemeen een dalend prijsniveau. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de introductie van meer concurrentie in deze sector. Na de introductie van deze concurrentie zijn de prijzen alleen gestegen in de periode september 2002 tot juni Daarnaast spelen ook waarschijnlijk technologische ontwikkelingen mee. De categorie kleding en schoeisel vertoont vanaf begin 2003 een afname in de prijzen. De categorieën voedingsmiddelen, stoffering en recreatie vertonen een afname in de prijs vanaf begin De verlaging van de prijzen in de categorie voedingsmiddelen heeft waarschijnlijk te maken met de prijzenoorlog in de supermarkten. figuur 4 Prijsontwikkeling per subcategorie overall voeding en alcoholvrije dranken kleding en schoeisel stoffering, huishoudelijke apparaten communicatie recreatie en cultuur Bron: Eurostat, geharmoniseerde prijzen. De prijzen in de categorieën alcoholhoudende dranken en tabak, huisvesting, water en energie, en gezondheidszorg stijgen de laatste jaren aanzienlijk, waarbij met name huisvesting een grote invloed (ruim 20%) heeft op de algehele prijsontwikkeling. Het laatste jaar is de prijsontwikkeling in deze categorie veelal het dubbele van de algehele prijsontwikkeling. Concluderend kan gesteld worden dat ten aanzien van het algehele prijspeil er geen sprake is van deflatie en waarschijnlijk ook niet van een deflatiedreiging. Als echter gekeken wordt naar de onderliggende categorieën, is wel een afname van de prijs over een langere periode waar te nemen. De sectoren die deze goederen/diensten leveren, zullen dus moeten omgaan met deze lagere prijzen. 16

17 3.2 Producentenprijzen Behalve naar de consumentenprijzen, kan er ook gekeken worden naar prijsindexcijfers van de afzet. CBS verzamelt deze gegevens voor drie sectoren: de industrie, de bouwnijverheid en de landbouw. Voor de industrie en de landbouw worden maandcijfers verzameld, voor de bouwnijverheid kwartaalcijfers De industrie Voor de industrie geldt duidelijk dat het prijsniveau rond de nulgrens heen en weer golft (zie figuur 5). De laatste afgesloten periode van prijsdaling duurde van het derde kwartaal van 2001 tot en met het tweede kwartaal van Het laatste half jaar van 2003 schommelt de prijs rond de nul met af en toe een lichte prijsstijging en af en toe een prijsdaling. figuur 5 Prijsindexcijfer afzet industrie Bron: CBS De bouwnijverheid De bouwnijverheid heeft in tegenstelling tot de industrie geen prijsdalingen meegemaakt sinds het begin van 1996 (zie figuur 6). Na een sterke stijging van de prijzen in 2002, is de stijging van het prijsniveau voor het tweede kwartaal van 2003 minder sterk. Mogelijk wordt de constante prijsstijging verklaard door de aanhoudende krapte op de huizenmarkt. figuur 6 Prijsindexcijfer afzet bouwnijverheid Bron: CBS, (cijfers per kwartaal). 17

18 3.2.3 De landbouw De landbouwsector kent net als de industrie prijscycli rondom het nulpunt; ze vertonen echter een grilliger verloop. De laatste afgesloten periode van prijsdaling loopt van het tweede kwartaal 2002 tot aan het eerste kwartaal Opvallend aan de prijsdalingen in de landbouw is dat het om vrij forse prijsdalingen gaat, met een minimum van -9,8%. In het derde en vierde kwartaal van 2003 is de verandering in het prijsniveau echter weer sterk positief. figuur 7 Prijsindexcijfer afzet landbouw Bron: CBS. Concluderend kan gesteld worden dat de prijsontwikkeling van de afzet van de industrie en de landbouw een grillig verloop vertoont. Periodes van prijsstijgingen worden afgewisseld door periodes met prijsdalingen (seizoengebonden productie en invloed weer). De bouwnijverheid laat over een langere periode prijsstijgingen zien die bijna niet onder de 2% uitkomen. 3.3 Dreiging van deflatie misschien toch niet afwezig Ondanks het feit dat de cijfers niet direct wijzen op een deflatiegevaar, zijn er wel ontwikkelingen die wijzen op een dreiging van deflatie. Deze ontwikkelingen hebben met name te maken met de grote onzekerheden die op het moment aanwezig zijn in de economie. Dit vertaalt zich onder andere in een laag consumenten- en producentenvertrouwen, een lage dollarkoers en een hoge olieprijs. In deze paragraaf wordt een aantal van deze ontwikkelingen besproken. Consumentenvertrouwen daalt opnieuw Een afname van de vraag heeft een sterke invloed op de ontwikkeling van de consumentenprijzen (slechte deflatie). De daadwerkelijke vraag hangt sterk samen met de koopbereidheid van consumenten die weer tot uitdrukking komt in het consumentenvertrouwen. Dit consumentenvertrouwen is al sinds 2001 negatief (meer consumenten zien de toekomst negatiever in dan het aantal consumenten dat de toekomst positief inziet). Het lichte herstel van het consumentenvertrouwen in het eerste halfjaar van 2004 neemt echter weer af in de tweede helft van 2004 (CBS, 2004a). Dit kan een indicatie zijn voor een verdere afname van de vraag en kan leiden tot meer sparen. Dat de autoriteiten dit geen goede ontwikkeling vinden, blijkt onder andere uit de uitspraak van de president van De Nederlandsche Bank, Wellink, die oproept tot hogere uitgaven van de consument (Het Financieele Dagblad, ). 18

19 Producentenvertrouwen negatief Ook het producentenvertrouwen in de industrie neemt af (CBS, 2004b). Na een positief producentenvertrouwen in de periode mei november 2004 duikt het producentenvertrouwen in december 2004 weer in de min. Bedrijven zijn pessimistischer over de verwachte productie in de komende drie maanden. Ook dit is een indicatie voor een lagere vraag. Stijging huizenprijzen vlakt af De huizenprijzen lijken zich te stabiliseren. In oktober en november 2004 neemt de gemiddelde koopsom van eengezinswoningen en appartementen zelfs iets af (Kadaster, december 2004). Hoe de prijzen zich zullen ontwikkelen in de toekomst is onduidelijk. Het grote woningentekort en de lage rentestand kunnen bijdragen aan een verdere prijsstijging. Echter, indien de economische groei tegenvalt en het consumentenvertrouwen laag blijft, zijn ook prijsdalingen niet uitgesloten. Er bestaan dus grote onzekerheden ten aanzien van de ontwikkelingen op deze markt. Een duidelijke daling in de huizenprijzen maakt de dreiging van deflatie groter. Rente is laag, minder ruimte voor monetair beleid De herfinancieringsrente die de Europese Centrale Bank (ECB) hanteert staat al geruime tijd op 2,0% (sinds juni 2003). Bij de laatste vergadering van de ECB (De Financiële Telegraaf, ) is deze rente niet gewijzigd. Een verhoging van de rente zou ertoe leiden dat de euro nog sterker komt te staan ten opzichte van de dollar, een verlaging van de rente zou mogelijk de inflatiedreiging doen toenemen. De inflatie is reeds hoger dan de doelstellingen van de ECB. Tevens heeft de ECB zijn zorgen uitgesproken over een verdere stijging van de inflatie (rtl-z, ). Dit wordt met name veroorzaakt door de hoge olieprijzen. Daarnaast zou er zich een onderliggende binnenlandse inflatiedruk aan het opbouwen zijn. De verwachting is dat de inflatie in 2004 uitkomt op 2,1 2,3%. Nederland zit hier echter duidelijk onder met een inflatie van rond de 1,5%. Indien de inflatie in Nederland verder zal dalen terwijl die in Europa gelijk blijft, dan wordt het lastig om hier iets aan te doen door middel van het monetaire beleid. Het monetaire beleid (in het bijzonder de herfinancieringsrente) wordt door de ECB bepaald. Het is voor de Nederlandse autoriteiten daardoor niet meer mogelijk een specifiek rentebeleid voor de Nederlandse situatie te voeren. Overheidsbezuinigingen Om te voldoen aan de eisen van het Europese Stabiliteitspact (in het bijzonder het begrotingstekort), heeft de Nederlandse regering in het regeringsakkoord besloten aanzienlijke bezuinigingen door te voeren, onder andere op ambtenarensalarissen en uitkeringen (NRC, ). Dit heeft tot gevolg dat consumenten minder te besteden hebben en voor verschillende diensten meer zelf moeten gaan betalen. De koopkracht van de huishoudens zal daardoor naar verwachting in 2005 afnemen. De overheid zal zelf ook minder aan bepaalde diensten gaan uitgeven. De kans bestaat dan ook dat de totale vraag zal afnemen. Daarnaast dragen de bezuinigingen mogelijk ook bij aan een lager consumentenvertrouwen. Door de toegenomen onzekerheid over de (economische) toekomst en de onzekerheid wat er allemaal nog staat te gebeuren aan overheidsmaatregelen kan dit ertoe leiden dat het consumentenvertrouwen nog verder daalt. 19

20 Sterke euro, zwakke dollar De euro staat steeds sterker ten opzichte van de dollar. In begin 2003 kreeg men voor 1 euro zo n 1,05 dollar, eind 2004 is dit al 1,35 dollar. Dit houdt in dat het importeren van goederen in het eurogebied aantrekkelijk is geworden (geïmporteerde deflatie). Het importeren van een computer uit een dollarland is eind 2004 aanzienlijk goedkoper dan begin Producenten in Europa zullen met de lagere prijs mee moeten of zullen marktaandeel verliezen. De lagere dollarkoers heeft dus een drukkend effect op de prijsontwikkeling. Door de zwakke dollar wordt het voor bedrijven in het eurogebied tevens lastiger om te exporteren. Ze moeten opboksen tegen aanbieders die in dollars aanbieden. Ook exporteren naar de Verenigde Staten wordt minder interessant. Voor hetzelfde product ontvangt een bedrijf minder euro s. Deze bedrijven zullen daarom eerder proberen hun producten in Europa af te zetten. Zelfs een iets lagere prijs in Europa is aantrekkelijker dan een veel lagere prijs in de VS. Het aanbod in Europa wordt dus groter, wat zal leiden tot lagere prijzen. Onzekere olieprijs De olieprijs is in 2003 en 2004 aanzienlijk gestegen. Deze stijging is onder andere veroorzaakt door de oorlog in Irak, de grote onzekerheden en onrust in de markt en de grotere vraag naar olie in China. Door de dalende dollarkoers zijn de gevolgen van de stijgende olieprijs in Europa beperkt gebleven. De sterk stijgende olieprijs heeft door de dalende dollarkoers een relatief beperkte invloed gehad op de inflatie. Vanaf november 2004 lijkt de olieprijs iets te dalen. Indien de olieprijs aanzienlijk verder daalt, Shelltopman Van der Veer noemt een prijs van 25 dollar per vat voor de middellange termijn (rtl-z, ), zal dit leiden tot een lagere inflatie (bij gelijke dollarkoers). Indien er een lage inflatie is, kan een lagere olieprijs de inflatie doen omslaan in deflatie. 3.4 Conclusie Zowel de ontwikkelingen in de consumentenprijzen als die in de producentenprijzen wijzen niet direct op een grote dreiging van een langdurige deflatie. De consumentenprijzen dalen de laatste tijd wel, maar lijken zich weer in het gebied tussen 1 en 2% te gaan bewegen, na hogere prijsstijgingen in de periode Een verdere opsplitsing naar de onderliggende categorieën nuanceert dit beeld echter. Er zijn meerdere categorieën die vanaf 2003 een dalende prijsontwikkeling laten zien. Het zijn categorieen waarop de consument veelal direct kan ingrijpen door middel van veranderingen in het aankooppatroon (voeding, kleding, stoffering). Categorieën waar de consument minder direct invloed op kan uitoefenen (op huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs kunnen huishoudens vaak moeilijk op korte termijn bezuinigen) stijgen sterk in prijs. Ook categorieën die sterk beïnvloed worden door belastingen (alcoholhoudende dranken en transport) laten een stijging zien. De producentenprijzen vertonen een wat grilliger verloop, met name de industrie en landbouw. Jaren van prijsstijgingen worden in deze twee sectoren afgewisseld met een jaar à anderhalf jaar met prijsdalingen. Op zich is dit ook geen reden voor paniek. Dit kan te maken hebben met een tijdelijke overproductie, technologische ontwikkelingen of productiviteitsstijgingen (aanbodgestuurde prijsdalingen). De producentenprijzen in de bouwnijverheid stijgen over een langere periode. Deze stijging draagt er waarschijnlijk mede toe bij (ervan uitgaande dat hogere producentenprijzen vertaald worden in hoger huisvestingskosten voor huishoudens) dat de prijsontwikkeling in de consumentenprijzen positief blijft. Huisvesting telt namelijk zeer zwaar mee in de bepaling van de 20

MKB-index april 2017

MKB-index april 2017 MKB-index april 2017 Zoetermeer, 4 mei 2017 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en

Nadere informatie

De Watersector Exportindex (WEX)

De Watersector Exportindex (WEX) De Watersector Exportindex (WEX) Prognose 2005 drs. P. Gibcus drs. W.H.J. Verhoeven Zoetermeer, februari 2006 Dit onderzoek is gefinancierd door het programma Partners voor Water. De verantwoordelijkheid

Nadere informatie

De Watersector Exportindex (WEX)

De Watersector Exportindex (WEX) De Watersector Exportindex (WEX) prognose 2006 drs. P. Gibcus drs. W.H.J. Verhoeven Zoetermeer, februari 2007 Dit onderzoek is gefinancierd door het programma Partners voor Water. De verantwoordelijkheid

Nadere informatie

BNA Conjunctuurmeting

BNA Conjunctuurmeting BNA Conjunctuurmeting September 2011 Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten Jollemanhof 14 Postbus 19606 1000 GP Amsterdam T 020 555 36 66 F 020 555 36

Nadere informatie

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016 Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016 Uitgave januari 2016 Rapport uitgebracht aan: Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart W. van der Geest C11540/2016/0188 Zoetermeer, 29 januari 2016

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012 drs. K.L. Bangma drs. A. Bruins drs. D. Snel drs. N. Timmermans Zoetermeer, 5 juli 2013 Rapportnummer : A201337 Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland Personeelsmonitor Provincies Benchmarkrapport Zoetermeer, oktober 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid Peter Brouwer Zoetermeer, april 2003 Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat

Nadere informatie

Exportontwikkeling van het industriële MKB

Exportontwikkeling van het industriële MKB Exportontwikkeling van het industriële MKB Ro Braaksma Zoetermeer, 3 september 2003 Bestelnummer: M200305 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als

Nadere informatie

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies Uitgevoerd in opdracht van Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies Zoetermeer, 17 september 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers

Nadere informatie

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015 Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar René Vogels Zoetermeer, 10 april De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen,

Nadere informatie

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurmeting oktober 2012. Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurmeting oktober 2012. Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten Brancheonderzoek BNA Conjunctuurmeting oktober 2012 Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten Jollemanhof 14 Postbus 19606 1000 GP Amsterdam T 020 555 36 66

Nadere informatie

De stand van Mediation in Nederland

De stand van Mediation in Nederland De stand van Mediation in Nederland drs. R.J.M. Vogels Zoetermeer, 17 november 2011 In opdracht van het Nederlands Mediation Instituut (NMI). De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Stratus.

Nadere informatie

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage drs. C.M. Wiggers Zoetermeer, augustus 2003 Nummer: M200304 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

De oudere starter in Nederland Quick Service

De oudere starter in Nederland Quick Service De oudere starter in Nederland Quick Service Heleen Stigter Zoetermeer, januari 2003 Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Global Entrepreneurship Monitor 2002

Global Entrepreneurship Monitor 2002 Global Entrepreneurship Monitor 2002 Niels Bosma Zoetermeer, 14 november 2002 Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie

Nadere informatie

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Deze lesbrief (derde druk, 2015) is een uitgave van De Nederlandse Bank en tot stand gekomen met medewerking van Gerrit Gorter en Han van Spanje (VECON). 1. Prijzen

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2014 René Vogels Zoetermeer, 22 april 2014 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting Aanscherpingen glijdende schaal Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen Samenvatting WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie 2014 Drs. Zosja Berdowski; Ir. Alexandra Vennekens

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Heliomare Tevredenheidsonderzoek Heliomare Naar Werk Meetjaar 2017/2018 Zoetermeer, 4-5-2018 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT Tevredenheidsonderzoek 2011 Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT Zoetermeer, zaterdag 4 februari 2012 In opdracht van Universiteit van Amsterdam, INTT De verantwoordelijkheid voor de inhoud

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom VBO Woonindex Tweede 2008 drs. P. Rosenboom Zoetermeer, 10 juli 2008 In opdracht van VBO Makelaars. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Stratus. Het gebruik van cijfers en/of teksten als

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Kengetallen ondernemerschap

Kengetallen ondernemerschap Kengetallen ondernemerschap Tabellenboek drs. N.G.L. Timmermans R. in 't Hout K. Bakker drs. W. H.J. Verhoeven Zoetermeer, 14 augustus 2009 Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Economische

Nadere informatie

Prijzendashboard 01 INHOUD

Prijzendashboard 01 INHOUD Prijzendashboard 01 Januari-juni 2019 Volgens het prijzendashboard van het CBS was er in Nederland in de eerste helft van 2019 meer inflatie dan in 2018. Bij de consumentenprijzen, lonen en prijzen voor

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Effecten invoering dubbeltariefsysteem straattaxi

Effecten invoering dubbeltariefsysteem straattaxi Effecten invoering dubbeltariefsysteem straattaxi Dammis van 't Zelfde Zoetermeer, 16 september 2013 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Tevredenheidsonderzoek 2011 Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Zoetermeer, zaterdag 4 februari 2012 In opdracht van Studiecentrum Talen Eindhoven bv De verantwoordelijkheid voor de inhoud

Nadere informatie

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten Brancheonderzoek BNA Conjunctuurpeiling voorjaar 2012 Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten Jollemanhof 14 Postbus 19606 1000 GP Amsterdam T 020 555 36

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen Tevredenheidsonderzoek 2011 Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen Zoetermeer, zaterdag 4 februari 2012 In opdracht van Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen De verantwoordelijkheid voor

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering Tevredenheidsonderzoek 2014 / 2015 Accessio Inburgering Zoetermeer, woensdag 5 augustus 2015 In opdracht van Accessio Inburgering De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Persbericht. Consumentenprijsindex juni

Persbericht. Consumentenprijsindex juni Persbericht PB99-176 9 juli 1999 10.30 uur Consumentenprijsindex juni De consumentenprijzen zijn tussen mei en juni met 0,4 procent gedaald. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. Vergeleken met vorig jaar

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Heliomare Tevredenheidsonderzoek Heliomare Werkfit maken Meetjaar 207/208 Zoetermeer, 4-5-208 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

UIT De Phillips curve in het kort

UIT De Phillips curve in het kort Phillips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. Phillips stelde

Nadere informatie

Persbericht. Inflatie hoger door duurdere kleding. Centraal Bureau voor de Statistiek. Technische toelichting. Zomercollectie kleren duurder

Persbericht. Inflatie hoger door duurdere kleding. Centraal Bureau voor de Statistiek. Technische toelichting. Zomercollectie kleren duurder Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-027 5 april 2007 9.30 uur Inflatie hoger door duurdere kleding De inflatie is in maart 2007 uitgekomen op 1,8 procent. Dat is 0,3 procentpunt hoger dan

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2002-II

Eindexamen economie 1 vwo 2002-II 4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 van prijsdifferentiatie Een toelichting waaruit

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Eindexamen economie 1 havo 2008-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) primair bij (2) directe

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB Tevredenheidsonderzoek 2015 Fox AOB Zoetermeer, zondag 14 februari 2016 In opdracht van Fox AOB De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar Persbericht PB15-001 8 januari 2015 9.30 uur CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar Inflatie december daalt naar 0,7 procent Goedkopere autobrandstoffen verlagen inflatie Inflatie eurozone

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

UIT De Philips curve in het kort

UIT De Philips curve in het kort Philips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot en met eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. De theorie

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

CBS: Inflatie stijgt licht naar 1 procent

CBS: Inflatie stijgt licht naar 1 procent Persbericht PB14 054 4 september 2014 9.30 uur CBS: Inflatie stijgt licht naar 1 procent Prijsontwikkeling vliegtickets en kleding verhoogt inflatie Weinig impact boycot Rusland op prijzen voor consument

Nadere informatie

CPI Statistisch Bulletin, juni 2017

CPI Statistisch Bulletin, juni 2017 CPI Statistisch Bulletin, juni 2017 Willemstad, juli 2017 Consumentenprijzen Curaçao: juni 2017 Prijzen 0,1 procent hoger vergeleken met de maand mei 2017; Inflatie per juni 2017 is 0,9 procent Prijsontwikkeling

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Macro-economische Ontwikkelingen

Macro-economische Ontwikkelingen Macro-economische Ontwikkelingen e kwartaal 1 Bijlage II Onderdeel Economische groei Inflatie Producentenvertrouwen Consumptie Omzet detailhandel Consumentenvertrouwen Hypotheken Hypotheek- en kapitaalmarktrente

Nadere informatie

Persbericht. Consumentenprijsindex maart 1999

Persbericht. Consumentenprijsindex maart 1999 Persbericht PB99-085 9 april 1999 10.30 uur Consumentenprijsindex maart 1999 In maart was de consumentenprijsindex 0,9 procent hoger dan in februari. De stijging is vooral een gevolg van de stijging van

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel Effecten BTW-verandering op het gedrag van consumenten in de Schilders- en stukadoorsbranche drs. K.L. Bangma drs. D. Snel Zoetermeer, 23 maart 2012 Dit onderzoek is gefinancierd door CNV Vakmensen, FNV

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo 2010 - I

Eindexamen economie vwo 2010 - I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

CPI Statistisch Bulletin, december 2016

CPI Statistisch Bulletin, december 2016 CPI Statistisch Bulletin, december 2016 Willemstad, februari 2017 Consumentenprijzen Curaçao december 2016 Prijzen 0,2 procent hoger vergeleken met november;inflatie 2016 is 0,0 procent H et consumentenprijsindexcijfer

Nadere informatie

CPI Statistisch Bulletin, mei 2017

CPI Statistisch Bulletin, mei 2017 CPI Statistisch Bulletin, mei 2017 Willemstad, juli 2017 Consumentenprijzen Curaçao: mei 2017 Prijzen 0,3 procent lager, vergeleken met de maand april 2017; Inflatie per mei 2017 is 0,7 procent Prijsontwikkeling

Nadere informatie

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Proefexamen Macro-economie: verbetering Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 Hogeschool van Amsterdam Zoetermeer, woensdag 9 november 2016 In opdracht van Hogeschool van Amsterdam De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het

Nadere informatie

Roads to recovery. George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne. Centraal Planbureau 1

Roads to recovery. George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne. Centraal Planbureau 1 Roads to recovery George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne 1 De Grote Recessie 2008: Financiële crisis subprime hypotheken crisis 15 september: Lehman Brothers bankroet stilstand

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt, huurstijging historisch laag. Daling gasprijs sterkste in jaren

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt, huurstijging historisch laag. Daling gasprijs sterkste in jaren Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-056 9 augustus 2007 9.30 uur Inflatie daalt, huurstijging historisch laag De inflatie is in juli 2007 gedaald naar 1,5 procent. Dat is 0,2 procentpunt

Nadere informatie

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau Chapter 6 Samenvatting (Dutch summary) De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau van de staatsschuld kan leiden tot oplopende rentelasten die economisch herstel tegengaan. In

Nadere informatie

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003 Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003 niet correct zijn. Dientengevolge zijn de CPI-cijfers

Nadere informatie

Datum : 3 juli 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Datum : 3 juli 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken CPB Notitie Datum : juli Aan : De Minister van Economische Zaken Economierapportage juli De Nederlandse economie blijft ondermaats presteren. Na de oorlog in Irak zijn de internationale spanningen afgenomen

Nadere informatie

Inflatie daalt licht naar 1,5 procent

Inflatie daalt licht naar 1,5 procent Persbericht PB13 077 5 december 2013 9:30 uur Inflatie daalt licht naar 1,5 procent Pakketreizen en voeding verlagen inflatie Benzine verhoogt inflatie Inflatie eurozone stijgt De inflatie is in november

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

Zoetermeer, 28 februari 2018

Zoetermeer, 28 februari 2018 Cliëntenaudit BWRI Zoetermeer, 28 februari 2018 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Eindexamen economie pilot vwo I

Eindexamen economie pilot vwo I Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore

Nadere informatie