Heeft art. 629 Rv aan betekenis verloren?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Heeft art. 629 Rv aan betekenis verloren?"

Transcriptie

1 IPR/VERVOERRECHT Mr. J.P. Eckoldt * Heeft art. 629 Rv aan betekenis verloren? Het commune internationale bevoegdheidsrecht bij inkomend zeevervoer Sinds 1 januari 2002 gelden de nieuwe commune Nederlandse internationale bevoegdheidsregels. Deze in artikelen 1 t/m 14 Rv opgenomen bepalingen regelen de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Art. 629 Rv, dat bij inkomend zeevervoer dikwijls een rol speelt, heeft bij de invoering van de nieuwe Rechtsvordering geen wijziging ondergaan. Toch is het denkbaar dat de invoering van de nieuwe rechtsmachtregeling de betekenis van art. 629 Rv in belangrijke mate heeft verminderd. Dit artikel zal nader ingaan op de relatie tussen art. 629 Rv en de nieuwe commune internationale bevoegdheidsregels. INLEIDING De positie van het commune Nederlandse internationale bevoegdheidsrecht is slechts secundair. Het is alleen van toepassing indien de vraag naar de bevoegdheid van de Nederlandse rechter buiten het toepassingsgebied van de in Nederland geldende internationale regelingen valt. Hierbij moet men met name denken aan de EEX- Vo, het EEX- of EVEX-Verdrag. 1 De zojuist genoemde regelingen zijn van toepassing indien de verweerder zijn woonplaats heeft in een EU-lidstaat of op het grondgebied van een EVEX-lidstaat. Bij inkomend zeevervoer vanuit de hele wereld met eindbestemming in Nederland heeft de verweerder in de meeste gevallen de vervoerder vaak geen woonplaats in een van de bovengenoemde lidstaten. De Nederlandse rechter kan zijn bevoegdheid in dit geval niet aan één van de drie regelingen ontlenen maar zou moeten kijken of hij zijn bevoegdheid op een bepaling van het commune Nederlandse internationale bevoegdheidsrecht kan baseren. Bij inkomend zeevervoer komt dan art. 629 Rv in het beeld. Art. 629 lid 1 Rv verklaart de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van een geschil tussen een vervoerder en een ontvanger, die niet de afzender is, omtrent een vervoerovereenkomst waarbij de eindbestemming van het in ieder geval gedeeltelijk per schip uitgevoerde vervoer in Nederland ligt. Bovendien heeft de wetgever met art. 629 lid 2 Rv beoogd de bevoegdheid van partijen tot het doen van een derogerende forumkeuze te beperken en daarmee een mogelijke derdeontvanger tegen onduidelijke en bezwarende forumkeuzebedingen te beschermen. Derhalve staat art. 629 lid 2 Rv een forumkeuze, die niet de in het eerste lid genoemde rechter bevoegd verklaart alleen onder bepaalde omstandigheden toe. 2 Indien de forumkeuze niet voldoet aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden, of partijen helemaal geen forumkeuze in hun overeenkomst hebben opgenomen, rijst de vraag aan welke bepaling de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid zou kunnen ontlenen. Uit de jurisprudentie van vóór en na 1 januari 2002 zou men kunnen afleiden dat de Nederlandse rechter dan zijn bevoegdheid aan art. 629 lid 1 Rv zou kunnen ontlenen. 3 Maar heeft art. 629 lid 1 Rv na de invoering van de nieuwe artikelen 1 t/m 14 Rv daadwerkelijk nog dezelfde functie? DE NIEUWE COMMUNE RECHTS- MACHTREGELING Vaak wordt aangenomen dat de invoering van de artikelen 1 t/m 14 Rv geen uitwerking op de functie van art. 629 Rv heeft gehad. 4 Deze opvatting wordt gebaseerd op art. 10 Rv, dat een zogenaamde vangnetfunctie vervult. 5 Volgens art. 10 Rv heeft de Nederlandse rechter naast art. 767 Rv ook rechtsmacht indien dit voort- * Mr. J.P. Eckoldt is werkzaam bij Wiersma Mendel Prakke Advocaten. 1. Deze regelingen hebben ingevolge art. 93 Gw en art. 1 Rv voorrang boven de commune bevoegdheidsregels. 2. Voor een nadere behandeling van art. 629 lid 2 zie N.H. Margetson & S.W. Margetson in Capita Zeerecht, Kluwer 2004, p. 305 e.v. 3. Zie bijv.: Rb. Rotterdam, 5 april 2001, SES 2003/40 (Fu Shan Hai); Rb. Rotterdam, 26 februari 2003, 26 februari 2003, SES 2003/132 (Zhen Fen 20). 4. Zie bijv.: Vlas, De nieuwe commune regels inzake de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, WPNR , p MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p. 43. Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

2 vloeit uit andere wettelijke regelingen tot aanwijzing van de bevoegde rechter. Het beginsel distributie bepaalt attributie blijft ten aanzien van deze andere wettelijke regelingen dus gehandhaafd. 6 Op grond van de redactie van art. 10 Rv zou men kunnen vermoeden dat de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid ook op elders genoemde gronden dus bijv. 629 lid 1 Rv zou kunnen baseren. 7 Deze artikelen zouden dan een dubbele functie kunnen vervullen. 8 Toch mag blijkens de memorie van toelichting niet zomaar worden aangenomen dat art. 629 lid 1 Rv zijn volledige rechtsmachtscheppende functie naast de artikelen 1 t/m 14 Rv heeft behouden. Weliswaar zou het te ver gaan wanneer de artikelen 1 t/m 14 Rv voor alle gevallen in rechtsmacht voorzien maar niet alle regelingen buiten de eerste afdeling van de eerste titel kunnen een dubbele functie vervullen. Regelingen kunnen hun dubbele functie alleen behouden voorzover door de bepalingen van de eerste afdeling van de eerste titel niet in rechtsmacht is voorzien en voorzover uit de specifieke bepaling zelf niet voortvloeit dat zij alleen op interne relatieve bevoegdheid betrekking heeft, aldus de memorie van toelichting. 9 De vraag rijst hoe de zinsnede uit de memorie van toelichting moet worden geïnterpreteerd. Twee mogelijke interpretaties dienen zich aan. Ten eerste zou men uit de memorie van toelichting af kunnen leiden dat de Nederlandse rechter indien hij te maken heeft met een situatie die binnen het materiële toepassingsgebied van de eerste afdeling valt zijn rechtsmacht alleen aan de artikelen 1 t/m 14 Rv kan ontlenen. Deze interpretatie doet denken aan de toepassing van het EEX-Verdrag of de EEX-Vo. Wanneer de verweerder voor een gerecht van een EG-lidstaat wordt opgeroepen en niet verschijnt, dient de rechter zich ambtshalve onbevoegd te verklaren indien zijn bevoegdheid niet berust op een EEX-regeling. 10 Ten tweede zou men van een getrapte rechtsmachtregeling uit kunnen gaan. De rechter moet in eerste instantie naar de artikelen 1 t/m 14 Rv kijken maar indien hij zijn bevoegdheid niet aan één van deze artikelen kan ontlenen zou hij op andere bepalingen buiten de eerste afdeling terug kunnen vallen. In dit 6. Idem. 7. Wel wordt in art. 10 Rv de derde afdeling van de tweede titel en de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van de Rechtsvordering expliciet uitgezonderd. 8. Dubbele functie betekent dat de Nederlandse rechter aan deze regeling niet alleen zijn relatieve competentie maar ook zijn rechtsmacht kan ontlenen ( distributie bepaalt attributie ). 9. MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p Zie art. 20 EEX-Verdrag en art. 26 EEX-Vo. 11. Art. 6 sub a Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. 12. Art. 6 sub d Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien de locus delicti te weten de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Nederland ligt. 13. MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p Idem, p Idem. 16. Idem, p Idem. geval zou art. 629 lid 1 Rv een vangnetfunctie kunnen vervullen. De eerste interpretatie die aansluiting zoekt bij het systeem van de EEX-regelingen strookt volgens mij niet met de opzet van de eerste afdeling en met de memorie van toelichting. Art. 10 Rv probeert juist de achterdeur open te houden zodat andere bepalingen buiten de eerste afdeling nog hun rechtsmachtscheppende functie kunnen behouden. Daarnaast werd boven al gezegd dat de memorie van toelichting bepaalt dat de artikelen 1 t/m 14 niet voor alle gevallen in rechtsmacht kunnen voorzien. De eerste afdeling van de eerste titel lijkt dus, in tegenstelling tot de EEX-regelingen, niet op een gesloten systeem. Derhalve wil ik ervan uitgaan dat de bovengenoemde zinsnede uit de memorie van toelichting op een getrapte rechtsmachtregeling ziet. Dit betekent dat art. 629 lid 1 Rv zijn huidige functie als rechtsmachtbepaling alleen zou kunnen behouden voorzover de artikelen 1 t/m 14 Rv niet in een regeling voorzien. Men zou dus moeten nagaan welk(e) artikel(en), van de na 1 januari 2002 in werking getreden rechtsmachtbepalingen, mogelijkerwijs de plaats van art. 629 lid 1 Rv heeft (hebben) ingenomen. Voor de hand liggend is een eventuele toepassing van art. 6 sub a Rv dat naar het forum contractus verwijst. 11 De plaats van eindbestemming van het vervoer in Nederland zou immers ook de plaats van uitvoering van de vervoerverbintenis kunnen zijn. Verder is het ook denkbaar dat contractuele banden tussen de derdeontvanger en de vervoerder ontbreken. In dit geval zou sprake kunnen zijn van een onrechtmatige daad zodat de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan art. 6 sub d Rv zou kunnen ontlenen. 12 Voorwaarde daarvoor is dat de locus delicti in Nederland ligt. Andere artikelen van de eerste afdeling van de eerste titel lijken op het eerste gezicht niet de plaats van art. 629 lid 1 Rv te kunnen innemen en zullen daarom in het kader van dit artikel buiten beschouwing blijven. ART. 6 SUB A EN D RV BIJ INKOMEND ZEEVERVOER De redactie en de strekking van een aantal artikelen van de eerste afdeling van de eerste titel waaronder ook 6 sub a en art. 6 sub d Rv zijn aan het EEX-Verdrag ontleend. 13 Art. 6 sub a Rv is ontleend aan art. 5 sub 1 EEX-Verdrag. 14 De rechtspraak van het Hof van Justitie EG zou voor de Nederlandse rechter [ ] een bron van inspiratie kunnen zijn, aldus de memorie van toelichting. 15 Met betrekking tot art. 6 sub d Rv, dat is ontleend aan art. 5 sub 3 EEX-Verdrag, bepaalt de memorie van toelichting dat de Nederlandse rechter zelf dient te beslissen of hij de uitleg van het Hof van Justitie EG volgt. 16 Maar het ligt echter voor de hand dat de uitleg van het Hof daarbij een belangrijke richtsnoer zal zijn. 17 Alvorens nader in te gaan op de invulling art. 6 sub a en art. 6 sub d Rv is het van belang om eerst vast te stellen wanneer de ene en wanneer de andere bepaling geraadpleegd moet worden. Daar art. 629 Rv op de situatie ziet dat de ontvanger niet tegelij- 68 Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

3 kertijd de afzender is zal hieronder worden gekeken in hoeverre de artikelen 6 sub a en 6 sub d Rv voor deze situatie een oplossing kunnen bieden. Men zou in ieder geval ervan uit kunnen gaan dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG een bron van inspiratie of een belangrijke richtsnoer voor de uitlegging van art. 6 sub a en art. 6 sub d Rv vormt. Ik zal daarom met betrekking tot de mogelijke toepassing van deze artikelen aansluiting zoeken bij de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG. Met betrekking tot de vraag of een schadeclaim van een derdeontvanger tegen een vervoerder gebaseerd zou moeten worden op art. 5 sub 1 of art. 5 sub 3 EEX- Verdrag bestaat in de rechtspraak van het Hof enige onduidelijkheid. Doorslaggevend is in ieder geval de relatie tussen de ontvanger en de aangesproken vervoerder. De vraag rijst in welke gevallen er sprake is van een contractuele relatie tussen de derde en de vervoerder. Het Hof van Justitie EG heeft dit probleem in het Alblasgracht-arrest van 27 oktober 1998 nader onder de loep genomen. 18 Het Hof haalde in het arrest het bekende Handte-criterium aan. Van een verbintenis uit overeenkomst in de zin van art. 5 sub 1 EEX-Verdrag zou alleen sprake kunnen zijn indien de ene partij met de andere partij vrijwillig een verbintenis is aangegaan. 19 Maar wanneer is er in de relatie tussen een derde, die niet de afzender is, en een vervoerder sprake van een vrijwillig aangegane verbintenis? In deze situatie zal het cognossement indien afgegeven vaak bepalend zijn voor de vraag of er sprake is van een vrijwillige relatie. Het Hof van Justitie EG concludeerde in het Alblasgracht-arrest dat uit het cognossement in casu niet kon worden afgeleid dat er sprake was van enige vrijwillige contractuele band tussen de derde-cognossementhouder enerzijds en de daadwerkelijke vervoerder en de kapitein van het schip anderzijds. 20 Weliswaar was het schip op het cognossement vermeld maar de naam van de daadwerkelijke vervoerder bleek niet uit het cognossement. Derhalve was volgens het Hof in casu geen sprake van een vrijwillig aangegane verbintenis en kwam het Hof tot de conclusie dat de derdeontvanger zijn vordering op een actie uit onrechtmatige daad had moeten baseren. Dit betekent dat niet de rechter van het forum contractus maar de rechter van de locus delicti in de zin van art. 5 sub 3 EEX-Verdrag bevoegd was om kennis te nemen van de claim tegen de daadwerkelijke vervoerder. Men kan zich terecht afvragen of de vrij strenge toepassing van het Handte-criterium betekent dat er alleen sprake zou kunnen zijn van een contractuele relatie tussen de daadwerkelijke vervoerder en de derdeontvanger indien deze rechtstreeks met de vervoerder heeft gecontracteerd. Daar de derde in ieder geval naar Nederlands recht later toetreedt tot de vervoerovereenkomst zou een vermelding van de daadwerkelijke vervoerder op het cognossement voldoende moeten zijn. Ik wil mij wat dit betreft bij de mening van J.J van Haersolte-van Hof aansluiten, die in dit geval nog verder gaat en betoogt dat ook in de situatie waarin niet met zoveel woorden op het cognossement is vermeld wie de vervoerder is zou uit alle omstandigheden van het geval kunnen worden afgeleid dat voldoende duidelijk was wie de vervoerder was, zodat de cognossementhouder geacht moet worden te zijn toegetreden. 21 Dus ook aan de hand van de omstandigheden van het geval zou men kunnen afleiden dat er sprake is van een vrijwillige contractuele relatie tussen de derdeontvanger en de daadwerkelijke vervoerder. Verder heb ik nog een ander bezwaar tegen de toepassing van het Handte-criterium in de boven geschetste situatie. De introductie van het Handte-criterium ging destijds gepaard met een verwijzing naar de doelstelling van het EEX-Verdrag. Het Hof voerde aan dat de rechtsbescherming eist, dat een gemiddelde oordeelkundige verweerder op grond van de bevoegdheidsregels redelijkerwijs zou moeten kunnen voorzien voor welke andere rechter dan die van de staat van zijn woonplaats hij zou kunnen worden opgeroepen. 22 Dit was in het Handte-arrest voor de verweerder inderdaad een probleem. Maar kan een daadwerkelijke vervoerder ook al staat hij niet op het cognossement vermeld werkelijk niet redelijkerwijs voorzien dat hij voor de rechter van de loshaven zou kunnen worden opgeroepen? Ik vraag me daarom af of de rigoureuze toepassing van het Handte-criterium bij inkomend zeevervoer onder cognossement gerechtvaardigd is. Ten slotte blijft het dus van de omstandigheden van het geval afhangen of art. 5 sub 1 of art. 5 sub 3 EEX- Verdrag van toepassing is. Terugkomend op de mogelijke toepassing van art. 6 sub a of art. 6 sub d Rv bij inkomend zeevervoer zou men kunnen concluderen dat deze artikelen met hetzelfde probleem te kampen hebben indien men de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG als belangrijke richtsnoer bij de toepassing van deze artikelen aanmerkt. Zoals gezegd is dit niet dwingend noodzakelijk. De Nederlandse rechter is dus niet gedwongen het Handte-criterium op dezelfde strenge manier te hanteren. TOEPASSING VAN ART. 6 SUB A EN D RV Art. 6 sub a Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter bevoegd is indien de verbintenis in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. 23 Bij de bepaling of de plaats van uitvoering van de litigieuze verbintenis inderdaad in Nederland ligt heeft men aansluiting gezocht bij de rechtspraak van het Hof van Justitie EG. Uit de memorie van toelichting kan worden afgeleid dat bij het beantwoorden van deze vraag acht moet worden 18. HvJ EG, 27 oktober 1998, C-51/97, NJ 2000/156 (Alblasgracht V002). 19. HvJ EG, 17 juni 1992, C-26/91 NJ 1996/316 (Handte). 20. HvJ EG, 27 oktober 1998, C-51/97 (Alblasgracht V002), r.o J.J. van Haersolte-van Hof in NiPR 2000 afl. 4, p. 388, commentaar op het Alblasgracht-arrest. 22. HvJ EG, 17 juni 1992, C-26/91 (Handte), r.o Op het verschil tussen de daadwerkelijke plaats van uitvoering en de plaats waar de verbintenis had moeten worden uitgevoerd wil ik niet nader ingaan. Ik verwijs naar Kropholler, Europäisches Zivilprozessrecht, 2002, Art. 5, Rn. 27, p Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

4 geslagen op de lex causae. 24 Dit sluit aan bij de door het Hof geprefereerde Tessili-methode. 25 Volgens de Tessili-methode zou de Nederlandse rechter aan de hand van zijn IPR moeten vaststellen welk recht de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende litigieuze verbintenis(sen) beheerst. Overeenkomstig dit recht de lex causae zou dan de plaats van uitvoering van de verbintenis in kwestie moten worden bepaald. Juist bij vervoerovereenkomsten is de kans groot dat de Nederlandse rechter via zijn IPR bij een of ander exotisch rechtstelsel belandt. Hij zou dan via dit rechtstelsel moeten bepalen waar de plaats van uitvoering van de verbintenis ligt. Dit zou in een aantal gevallen tot ingewikkelde juridische kwesties kunnen leiden. Verder bestaat volgens het arrest Zelger/Salinitri van het Hof ook de mogelijkheid dat partijen een plaats van uitvoering contractueel hebben bepaald. 26 De vraag rijst dus of in het concrete geval de overeenkomst meestal het cognossement een clausule bevat waaruit de plaats van uitvoering van de verbintenis voortvloeit. Eventueel zou hier de contractueel bepaalde Port of Discharge als plaats van uitvoering kunnen worden aangemerkt. Maar het Hof van Justitie EG heeft in de Zelgerbeslissing bepaald dat een eventuele contractueel bepaalde plaats van uitvoering niet zomaar mag worden aangenomen. De rechter zou eerst moeten toetsen of deze plaatsbepaling overeenkomstig de lex causae geldig is. 27 Het lijkt er dus op alsof de Nederlandse rechter bij de toepassing van art. 6 sub a Rv niet aan een lastige bepaling van de lex causae zou kunnen ontkomen. Zoals boven al opgemerkt bestaat onder bepaalde omstandigheden de mogelijkheid dat de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid niet aan art. 6 sub a Rv maar aan art. 6 sub d Rv zou moeten ontlenen. Nu wacht de Nederlandse rechter weer een lastige klus. Hoe moet hij bij inkomend zeevervoer de locus delicti bepalen? Want alleen indien de locus delicti in Nederland ligt zou hij zich overeenkomstig art. 6 sub d Rv bevoegd kunnen verklaren. De plaats waar het schadebrengende feit plaatsvond als deze überhaupt kan worden vastgesteld zou namelijk ook op volle zee kunnen liggen. In dit geval is er sprake van een locus delicti sine legi zodat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt. In het eerder al besproken Alblasgracht-arrest was deze kwestie aan de orde. Het Hof erkende dat de bepaling van de locus delicti bij zeevervoer tot grote problemen kan leiden. Derhalve kan men, aldus het Hof, bij internationaal zeevervoer de plaats waar de werkelijke zeevervoerder de goederen moest afleveren als locus delicti aanmerken. 28 In dit geval zou de locus delicti overeen kunnen komen met het denkbare forum contractus. Daar het onzeker is of art. 6 sub a of art. 6 sub d Rv van toepassing is zou de derdeontvanger om complicaties 24. MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p HvJ EG, 6 oktober 1976, 12/76, NJ 1977/169 (Tessili/Dunlop). 26. HvJ EG, 17 januari 1980, 56/79, NJ 1980/511 (Zelger/Salinitri). 27. Idem, r.o HvJ EG, 27 oktober 1998, C-51/97 (Alblasgracht V002), r.o MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p. 34. te voorkomen tegen de daadwerkelijke vervoerder zowel een contractuele vordering als een vordering uit onrechtmatige daad kunnen instellen. De rechter zou dan zelf kunnen beslissen hoe hij de verhouding tussen de derdeontvanger en de daadwerkelijke vervoerder typeert. DE RESTFUNCTIE VAN ART. 629 RV Volgens de memorie van toelichting regelen art. 6 sub a en art. 6 sub d Rv anders dan de art. 5 sub 1 en 5 sub 3 EEX-Verdrag niet tegelijkertijd de relatieve competentie. 29 Derhalve rijst de vraag hoe de relatieve bevoegdheid moet worden bepaald. Indien de rechter zijn rechtsmacht aan art. 6 sub a Rv ontleent zal hij vaststellen dat de derde afdeling van de tweede titel geen regeling met betrekking tot het forum contractus bevat. Overeenkomstig art. 109 Rv zou de rechter van de woonplaats van de eiser indien deze überhaupt in Nederland woont of de rechter te s-gravenhage relatief bevoegd zijn. Maar zou art. 629 lid 1 Rv niet een regeling met betrekking tot de relatieve competentie bij inkomend zeevervoer kunnen bevatten? Art. 629 lid 1 Rv rept niet over de plaats van uitvoering van de vervoerverbintenis maar verwijst naar de in Nederland gelegen plaats van eindbestemming. De rechter binnen wiens rechtsgebied deze plaats ligt is bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Indien bijvoorbeeld Rotterdam de plaats van uitvoering van de zeevervoerverbintenis is zou de Nederlandse rechter in Rotterdam zijn rechtsmacht aan art. 6 sub a Rv kunnen ontlenen. De Rotterdamse rechter zou zijn relatieve bevoegdheid dan aan art. 629 lid 1 Rv kunnen ontlenen daar Rotterdam als eindbestemming van het zeevervoer kan worden aangemerkt. Een derdeontvanger, die eventueel geen woonplaats in Nederland heeft, hoeft dus geen vordering tegen de vervoerder bij de rechter te s-gravenhage in te stellen maar kan rechtstreeks naar de Rotterdamse rechter stappen. Bovendien sluit de relatieve bevoegdheid van de Rotterdamse rechter beter aan voor het geval dat de derdeontvanger conservatoir beslag op het schip wil leggen. In dit geval is de voorzieningenrechter te Rotterdam relatief bevoegd om het nodige verlof te verlenen. In het kader van art. 6 sub a Rv zou art. 629 lid 1 Rv derhalve alleen nog een rol met betrekking tot de relatieve competentie van de Nederlandse rechter bij inkomend zeevervoer kunnen spelen. Maar indien de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid aan art. 6 sub d Rv ontleent zou art. 629 lid 1 Rv volledig aan betekenis kunnen verliezen. In tegenstelling tot art. 6 sub a Rv bevat de derde afdeling van de tweede titel wel een regeling met betrekking tot de relatieve competentie die met art. 6 sub d Rv correspondeert. Art. 102 Rv verklaart de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan relatief bevoegd. Vanwege de getrapte rechtsmachtregeling zou art. 629 lid 1 Rv zijn oorspronkelijke functie alleen kunnen behouden indien de plaats van uitvoering niet in Nederland gelegen is en er zonder twijfel contractuele banden 70 Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

5 tussen de derdeontvanger en de vervoerder bestaan. Het Handte-criterium indien de Nederlandse rechter het Hof volgt vereist dan geen toepassing van art. 6 sub d Rv. In dat geval bevat de eerste afdeling van de eerste titel geen rechtsmachtregeling en zou art. 629 lid 1 Rv zijn rechtsmachtscheppende functie kunnen behouden. Ten slotte behoudt art. 629 lid 2 Rv zijn functie als beschermingsbepaling tegen onduidelijke en bezwarende forumkeuzebedingen. 30 Ook in dit geval zouden vragen kunnen rijzen naar de precieze relatie tussen art. 8 Rv en art. 629 Rv. In de literatuur wordt in ieder geval beweerd dat art. 629 Rv als lex specialis ten opzichte van de algemene regeling in art. 8 Rv moet gelden. 31 Dit lijkt logisch daar art. 8 Rv de voorwaarden voor een geldige forumkeuze in het algemeen bevat terwijl art. 629 lid 2 Rv probeert de derogerende forumkeuze bij zeevervoer naar Nederland te beperken. 32 Het artikel richt zich met name tegen onduidelijke principle place of business - forumkeuzebedingen. 33 Art. 629 lid 2 Rv heeft in tegenstelling tot art. 8 Rv dus een veel specifiekere doelstelling en kan daarom als lex specialis ten opzichte van de algemene regeling worden aangemerkt. Behalve in het geval dat de overeenkomst een geldige forumkeuze bevat, die aan de voorwaarden van art. 629 lid 2 Rv voldoet, zou men dus kunnen constateren dat de Nederlandse rechter in een aantal gevallen zijn rechtsmacht aan de artikelen 6 sub a of 6 sub d Rv zou kunnen ontlenen en art. 629 lid 1 Rv alleen een rest- of vangnetfunctie vervult. EIGEN VISIE Zoals boven gezegd gaat de toepassing van art. 6 sub a en 6 sub d Rv gepaard met een aantal problemen. De toepassing van art. 6 sub a Rv vergt de applicatie van de Tessili-methode. Ik merkte al eerder op dat juist bij zeevervoer vanuit de hele wereld het achterhalen van de inhoud van de lex causae en het bepalen van de plaats van uitvoering een behoorlijke klus zou kunnen zijn. Hoe makkelijk zou het voor de Nederlandse rechter zijn nadere informatie over bijvoorbeeld het rechtstelsel van Panama of van China te vergaren? Indien men daadwerkelijk tot een toepassing van de Tessili-methode bij inkomend zeevervoer overgaat zou dit tot een aantal lastige bevoegdheidsgeschillen kunnen leiden, die een behoorlijke procesvertraging kunnen opleveren. Verder verwijst art. 6 sub a Rv naar de verbintenis die aan de eis of het verzoek ten grondslag ligt. Met betrekking tot de uitlegging van deze zinsnede moet opnieuw aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG. Het Hof heeft in het arrest De Bloos/Bouyer bepaald dat met de term verbintenis alleen de contractuele verbintenis wordt bedoeld die aan de vordering in rechte ten grondslag ligt. 34 Daaruit is af te leiden dat er voor elke verbintenis een afzonderlijk forum contractus bestaat. 35 Indien de derdeontvanger zijn vordering tegen de vervoerder op verschillende verbintenissen baseert zou de rechter voor elk verbintenis het forum contractus moeten bepalen. Ook bij de toepassing van art. 6 sub d Rv zou de bepaling van de locus delicti tot lastige en ingewikkelde bevoegdheidsgeschillen kunnen leiden. Ten slotte schept de door het Hof van Justitie in het Alblasgrachtarrest gecreëerde onduidelijkheid omtrent een contractuele of een niet-contractuele relatie tussen een derde en de daadwerkelijke vervoerder enige onzekerheid. Naar mijn mening zorgt de toepassing van art. 6 sub a of art. 6 sub d Rv bij een getrapte rechtsmachtregeling voor onnodige complicaties. Er moet immers een mogelijk lastig traject doorlopen worden om een eventuele bevoegdheid op basis van één van deze artikelen vast te stellen, om vervolgens, als deze artikelen toch niet van toepassing zijn, alsnog bij art. 629 lid 1 Rv uit te komen. Ik vraag me daarom ook af of men de memorie van toelichting omtrent de relatie tussen de artikelen 1 t/m 14 Rv en eventuele andere rechtsmachtbepalingen letterlijk zou moeten opvatten. Men zou de zinsnede voorzover door de bepalingen van de eerste afdeling van de eerste titel niet in rechtsmacht is voorzien ook minder rigoureus kunnen toepassen. Het is goed denkbaar dat de wetgever ten tijde van het formuleren van de memorie van toelichting de boven geschetste complicaties over het hoofd heeft gezien. Verder vereist het materiële recht soms specifieke rechtsmachtbepalingen, die beter bij het geschil in kwestie aansluiten. 36 Een te algemene regeling kan tot toepassingsproblemen leiden. Een meer praktische oplossing met betrekking tot de rechtsmacht bij inkomend zeevervoer lijkt mij daarom eerder op zijn plaats. Overigens lijkt de rechtspraak zich niet al te veel aan te trekken van een mogelijk gewijzigde functie van art. 629 lid 1 Rv. Blijkens een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam gaat men ervan uit dat bij inkomend zeevervoer, waarbij de EEX-Vo of een vergelijkbare regeling niet van toepassing is, de Nederlandse rechter nog steeds zijn rechtsmacht aan art. 629 lid 1 Rv kan ontlenen zonder na te gaan of hij zijn bevoegdheid op art. 6 sub a of art. 6 sub d Rv zou moeten baseren. 37 Ik ben geneigd om mij bij deze opvatting aan te sluiten. De toepassing van art. 629 lid 1 Rv in plaats van art. 6 sub a Rv heeft ook praktische voordelen. Art. 629 lid 1 Rv verwijst, in tegenstelling tot art. 6 sub a Rv, niet naar één plaats van uitvoering van de vervoerverbintenis. Het artikel verwijst alleen naar de rechter van de plaats van eindbestemming zodat de vraag of deze plaats ook 30. MvT, Kamerstukken II 1986/87, , nr. 3, p Franx, Forumkeuze, NiPR Special 1996, p. 94, Commentaar op de relatie tussen het voorgestelde artikel (forumkeuze) van het wetsvoorstel en art. 629 Rv. 32. F.G.M. Smeele, TCR 1996, afl. 3, p Idem. 34. HvJ EG 6 oktober 1976, zaak 14/76, NJ 1977/170 (De Bloos/Bouyer). 35. Dit wordt problematisch indien meerdere verbintenissen uit dezelfde overeenkomst aan de vordering ten grondslag liggen. Deze verbintenissen kunnen verschillende plaatsen van uitvoering hebben. Zie verder: Vlas, Burgerlijke Rechtsvordering, Verdragen & Verordeningen A, p. 124 a e.v. (juli 2001). 36. Zie bijv. art. 4 Rv met betrekking tot huwelijkszaken. 37. Rb. Rotterdam, 26 februari 2003, SES 2003, 132 (Zhen Fen 20). In het vonnis wordt geen aandacht besteed aan een mogelijk forum contractus volgens art. 6 sub a Rv. Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

6 de plaats van uitvoering van de vervoerverbintenis is, achterwege kan blijven. De toepassing van art. 629 lid 1 Rv is derhalve eenvoudiger dan de toepassing van art. 6 sub a Rv. Bovendien is het bij de toepassing van art. 629 Rv niet noodzakelijk om te bepalen of er inderdaad sprake is van een contractuele relatie tussen de derdeontvanger en de daadwerkelijke vervoerder. Verder kan men uit de vrij beperkte memorie van toelichting met betrekking tot art. 629 Rv afleiden dat het artikel in eerste instantie de derdeontvanger tegen bepaalde jurisdictieclausules wil beschermen, die hem verwijzen naar een dikwijls moeilijk te bereiken rechter in een land waar noch de schadeomvang noch de schadeoorzaak werd vastgesteld en waar veelal onzekerheid heerst over de toe te passen rechtsregels. 38 Weliswaar blijft de in art. 629 lid 2 Rv verwoorde bescherming tegen dergelijke jurisdictieclausules hoe dan ook gehandhaafd maar indien er geen sprake is van een geldige forumkeuze zou men via art. 6 sub a Rv weer bij dezelfde onzekerheid omtrent de toe te passen rechtsregels belanden. De toepassing van art. 6 sub a Rv strookt dus niet met de beschermingsgedachte die in art. 629 Rv tot uitdrukking zou moeten komen. Het valt verder op dat art. 629 Rv na de invoering van de artikelen 1 t/m 14 Rv ongewijzigd is gebleven. De redactie van dit artikel doet derhalve eerder aan een rechtsmachtbepaling denken dan aan een regeling die alleen een restfunctie heeft. Bovendien lijkt het samenspel tussen het eerste en het tweede lid niet meer te kloppen indien de functie van art. 629 lid 1 Rv is veranderd. Zoals eerder gezegd zou art. 629 lid 2 Rv als lex specialis ten opzichte van art. 8 Rv moeten worden aangemerkt. Daar men bij inkomend zeevervoer regelmatig met onduidelijke forumkeuzebedingen wordt geconfronteerd heeft het tweede lid van art. 629 Rv niet aan betekenis verloren. Maar het eerste lid zou niet meer bij het tweede lid passen indien dit lid alleen nog een restfunctie heeft. Ook op grond van de indeling van de Burgerlijke Rechtsvordering zou men tot een andere conclusie kunnen komen. Art. 629 Rv staat immers in de eerste titel van boek drie inzake rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer. Men zou kunnen concluderen dat deze afdeling een aantal bepalingen waaronder ook art. 629 Rv bevat die als lex specialis kunnen worden opgevat ten opzichte van de algemene regeling uit het eerste boek. In de memorie van toelichting wordt uitdrukkelijk bepaald dat sommige artikelen, die in dezelfde afdeling als art. 629 Rv staan, wel het karakter van een rechtsmachtbepaling behouden. 39 Weliswaar bestond deze titel al voor de invoering van de artikelen 1 t/m 14 Rv maar de wetgever vond het blijkbaar niet noodzakelijk om art. 629 Rv te wijzigen. Afsluitend bepleit ik derhalve dat art. 629 lid 1 Rv als lex specialis ten opzichte van art. 6 sub a of 6 sub d Rv moet worden opgevat. Ik kan me niet voorstellen dat de wetgever de boven geschetste situatie bij inkomend zeevervoer heeft gewild. Met het oog op snelle en efficiënte rechtspleging lijkt mij in dit geval de toepassing van het beginsel lex specialis derogat legi generali gerechtvaardigd. Art. 629 lid 1 Rv derogeert bij rechtsmachttoebedeling in het geval van inkomend zeevervoer aan art. 6 sub a of 6 sub d Rv. Het artikel behoudt dus zijn dubbele functie ongeacht het feit dat de eerste afdeling van de eerste titel ook in rechtsmacht zou kunnen voorzien. Alleen indien niet aan de voorwaarden van art. 629 lid 1 Rv is voldaan de afzender is tegelijkertijd ook de ontvanger zou de Nederlandse rechter op een mogelijke toepassing van art. 6 sub a of art. 6 sub d Rv terug moeten vallen om van het geschil kennis te kunnen nemen. RESUMÉ Een duidelijke en eenvoudig toepasbare rechtsmachtbepaling bij inkomend zeevervoer is in mijn ogen cruciaal. De mogelijke weg via de artikelen 6 sub a of 6 sub d Rv kan tot een lange omweg uitgroeien. Daar het zeevervoerrecht al met een aantal ingewikkelde IPR-problemen en materieelrechtelijke vraagstukken te kampen heeft is het naar mijn mening niet aan te bevelen de desbetreffende rechtsmachtregeling nodeloos te compliceren. Met het oog op een snelle rechtspleging indien überhaupt mogelijk zou ik daarom voorstander zijn van het behoud van de dubbele functie van art. 629 lid 1 Rv. 38. MvT, Kamerstukken II 1986/87, , nr. 3, p MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p. 26. Het gaat om art. 635 Rv (aanvaring) en art. 637 Rv (hulpverlening). 72 Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen 13 Verkort geciteerde literatuur 17 Inleiding 21 Hoofdstuk 1. Het Nederlandse internationaal bevoegdheidsrecht: eex-verordening ii, eex-verdrag en Lugano Verdrag

Nadere informatie

Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1

Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1 UIT DE PRAKTIJK Mr. J.P. Eckoldt * Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1 Onenigheden in het internationale handelsverkeer leiden regelmatig tot grensoverschrijdende

Nadere informatie

Conflictenrecht in ontwikkeling

Conflictenrecht in ontwikkeling Conflictenrecht in ontwikkeling Deel 10 NTHR-reeks Onder redactie van: Prof. mr. F.G.M. Smeek Zutphen2009 UITGEVERIJ Inhoudsopgave 1 Rome I - Mw. mr. W. van der Velde / 9 1.1 Inleiding/9 1.2 Van verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267 ECLI:NL:RBAMS:2013:6267 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11092013 Datum publicatie 27092013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C/13/539534 Civiel recht Eerste

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/29933 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/29933 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29933 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Eckoldt, Jan Title: De forumkeuze in het zeevervoer Issue Date: 2014-12-03 Samenvatting

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 oktober 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 oktober 1998 * ARREST VAN 27.10.1998 ZAAK C-51/97 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 oktober 1998 * In zaak C-51/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili

GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR. Over forum (non) conveniens en forum necessitatis. mr. F. Ibili GEWOGEN RECHTSMACHT IN HET IPR Over forum (non) conveniens en forum necessitatis mr. F. Ibili Kluwer - Deventer - 2007 LUST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Verkenning onderzoeksterrein 1 1.2 Afbakening

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Kroniek. 76 T C R 2 0 1 1, n u m m e r 2. IPR-procesrecht

Kroniek. 76 T C R 2 0 1 1, n u m m e r 2. IPR-procesrecht Kroniek IPR-procesrecht In deze kroniek zal aandacht worden besteed aan een aantal arresten van het Hof van Justitie over de uitleg van de EEX- Verordening (PbEG L 12/2001, p. 1; hierna: EEX-Vo). In het

Nadere informatie

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT Mevr. mr W. Sorgdrager Minister van Justitie Postbus 20301 2500 EH 's-gravenhage 's-gravenhage, 18 april 1997 Excellentie, Bij brief van 1 oktober 1996

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016 Datum van inontvangstneming : 20/09/2016 Vertaling C-447/16-1 Zaak C-447/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 augustus 2016 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016 Datum van inontvangstneming : 16/12/2016 Vertaling C-539/16-1 Zaak C-539/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 25 oktober 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Frankfurt am Main

Nadere informatie

Date de réception : 07/02/2012

Date de réception : 07/02/2012 Date de réception : 07/02/2012 Vertaling C-9/12-1 Zaak C-9/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 januari 2012 Verwijzende rechter: Rechtbank van koophandel te Verviers (België)

Nadere informatie

HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT

HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT Europees internationaal bevoegdheidsrecht Brussel I verordening in burgerlijke en handelszaken (Br I Vo) * Toepassingsgebied Br I Vo - temporeel : rechtsvorderingen

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013 Datum van inontvangstneming : 22/08/2013 Vertaling C-408/13-1 Zaak C-408/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 juli 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Karlsruhe (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013 Datum van inontvangstneming : 28/02/2013 Vertaling C-45/13-1 Datum van indiening: Zaak C-45/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 28 januari 2013 Verwijzende rechter: Oberste Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010 mr. A.E. Krispijn 1 De nieuwe verjaringsregeling 39 (Wijzigingen van artikel 7:942 BW) 1. Inleiding Op 1 juli 2010 zijn de Wet deelgeschilprocedure bij letselen overlijdensschade ( Wet deelgeschilprocedure,

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

» Samenvatting. Internationale kinderalimentatie, Internationale bevoegdheid. [EEX-Verordening - 2; 5 lid 2]

» Samenvatting. Internationale kinderalimentatie, Internationale bevoegdheid. [EEX-Verordening - 2; 5 lid 2] JPF 2009/152 Gerechtshof 's-hertogenbosch 20 mei 2009, HV 200.018.789/01; LJN BI6353. ( Mr. Pellis Mr. Smeenk-van der Weijden Mr. Waaijers ) [De man] te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: de man,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992* ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992* In zaak C-26/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JANUARI 2014 C.12.0463.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0463.N 1. WIBRA BELGIË nv, met zetel te 9140 Temse, Frank Van Dyckelaan 7A, 2. WIBRA HOLDING bv, vennootschap naar Nederlands recht,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Vonnis in incident van in de zaak van de stichting STICHTING DE THUISKOPIE, gevestigd te

Nadere informatie

Artikel 29. Forumkeuze en rechtskeuze. Artikel 29 lid 1 Forumkeuze: Rotterdam. Forumkeuze: Rotterdam Rechtskeuze: Nederlands recht

Artikel 29. Forumkeuze en rechtskeuze. Artikel 29 lid 1 Forumkeuze: Rotterdam. Forumkeuze: Rotterdam Rechtskeuze: Nederlands recht Artikel 29 Lid 1 Lid 2 Forumkeuze en rechtskeuze Forumkeuze: Rotterdam Rechtskeuze: Nederlands recht Artikel 29 lid 1 Forumkeuze: Rotterdam Bevoegde rechter te Rotterdam De Raad van Bestuur van de Stichting

Nadere informatie

Concept MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Concept MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Wijziging van het Wetboek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de concentratie van scheepvaartzaken bij de rechtbank Rotterdam Concept MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Inleiding

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 3 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1793/RO Uw kenmerk: 5645121/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 OKTOBER 2010 C.09.0563.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0563.N D. W. E., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel,

Nadere informatie

verzoeksters, beide gevestigd te Frankrijk, advocaten: mr. L. Oosting en mr. R.M. van der Velden te Amsterdam,

verzoeksters, beide gevestigd te Frankrijk, advocaten: mr. L. Oosting en mr. R.M. van der Velden te Amsterdam, beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht Zaak- / rekestnummer: 493728 / KG RK 11-2074 Beschikking van in de zaak van verzoeksters, beide gevestigd te Frankrijk, advocaten: mr. L. Oosting en

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Vertaling C-222/15-1 Zaak C-222/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 mei 2015 Verwijzende rechter: Pécsi Törvényszék (Hongarije) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015 Datum van inontvangstneming : 13/11/2015 Vertaling C-533/15-1 Zaak C-533/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 oktober 2015 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland)

Nadere informatie

De Rome II-Verordening

De Rome II-Verordening tschap eming De Rome II-Verordening Inleiding Sinds het verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 in werking is getreden, behoort het zorg dragen voor de bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017 Datum van inontvangstneming : 06/04/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 13. 12. 2016 ZAAK C-112/17 [OMISSIS] [OMISSIS] tegen I. 2 - verzoekster - Societé AIR FRANCE S.A., [OMISSIS] Roissy

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015 Datum van inontvangstneming : 04/06/2015 Vertaling C-196/15-1 Zaak C-196/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 april 2015 Verwijzende rechter: Cour d appel de Paris (Frankrijk)

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

LJN: AP7705, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak

LJN: AP7705, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak LJN: AP7705, Rechtbank 's-hertogenbosch, 90360 / HA ZA 03-161 Print uitspraak Datum uitspraak: 12-05-2004 Datum publicatie: 24-08-2004 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 397580 / HA ZA 11-1939 Vonnis in incident van in de zaak van 1. de vennootschap naar Belgisch recht INFORMA EUROPE B.V.B.A., gevestigd

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 325461 / HA ZA 08-3967 Vonnis in het incident van in de zaak van de rechtspersoon naar publiek recht UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JANUARI 2010 C.09.0138.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0138.F G. E., Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. J. C. 2. P. L.. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 30-06-2017 Datum publicatie 27-07-2017 Zaaknummer AWB - 15 _ 7758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Arbeidshof Antwerpen, tweede kamer, arrest van 12 april 2002

Arbeidshof Antwerpen, tweede kamer, arrest van 12 april 2002 Arbeidshof Antwerpen, tweede kamer, arrest van 12 april 2002 Arbeidsovereenkomst overeenkomst gesloten vóór 1 januari 1988 - bevoegdheid en toepasselijk recht Contrat de travail contrat conclu avant le

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3067/15 Betreft zaak: Lourdes bedevaart. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van

Nadere informatie

2.2. Op 4 december 2007 is Ortho King opgericht. Oprichters zijn Amecas Beheer B.V. (van welke B.V. [C] directeur is), [Y] en de heer [Z].

2.2. Op 4 december 2007 is Ortho King opgericht. Oprichters zijn Amecas Beheer B.V. (van welke B.V. [C] directeur is), [Y] en de heer [Z]. Ortho King Voxel Works DomJur 2010-644 Rechtbank s-hertogenbosch Zaak-/rolnummer: 202180 / HA ZA 09-2577 Datum: 13-10-2010 in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ORTHO

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 Instantie Datum uitspraak 05-04-2001 Datum publicatie 02-08-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 99/3213 AW Bestuursrecht

Nadere informatie

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht In deze bijdrage wordt ingegaan op de problematiek van een levering van juridische eigendom van een woning

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 DECEMBER 2008 C.07.0175.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0175.N KANTERS, besloten vennootschap naar Nederlands recht, met zetel te 5469 PT Erp (Nederland), Pastoor van Schijndelstraat

Nadere informatie

www.asser.nl/cursusaanbod-advocatuur

www.asser.nl/cursusaanbod-advocatuur Cursusaanbod Onderhoud Vakbekwaamheid (PO) voor de advocatuur T.M.C. Asser Instituut 6 dec 2013 IPR Familierecht. Echtscheiding en nevenvoorzieningen inzake boedelscheiding en alimentatie gewezen echtgenoten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21221 Algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht) Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 december 1990 Het voorstel van wet wordt

Nadere informatie

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen Artikel 24 Lid 1 Lid 2 Pandrecht Pandrecht Verkoop van verpande goederen Artikel 24 lid 1 Pandrecht Algemeen Het verschil tussen pand en retentie Het pandrecht in de AVC 2002 is nieuw ten opzichte van

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

4. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 28 maart 2007 het verzoek van AXA ingewilligd.

4. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 28 maart 2007 het verzoek van AXA ingewilligd. Conclusie 07/12652 Mr L. Strikwerda Parket, 5 sept. 2008 conclusie inzake TNT Express Nederland B.V. tegen AXA Versicherung AG Edelhoogachtbaar College, 1. Inzet van deze exequaturprocedure is een vraag

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de concentratie van scheepvaartzaken bij de rechtbank Rotterdam Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Beoordeling. JPF 2009/155 Rechtbank Maastricht 11 juni 2009, /FA RK ; LJN BI7943. ( Mr.

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Beoordeling. JPF 2009/155 Rechtbank Maastricht 11 juni 2009, /FA RK ; LJN BI7943. ( Mr. JPF 2009/155 Rechtbank Maastricht 11 juni 2009, 140315/FA RK 09-694; LJN BI7943. ( Mr. Geisel ) [Naam verzoeker] te [woonplaats verzoeker], verzoeker, advocaat: mr. R.C.C.M. Nadaud, en [naam wederpartij]

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Samenvatting C-759/18-1 Zaak C-759/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 OKTOBER 2009 C.08.0559.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0559.F GT MANAGEMENT, bvba, Mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen POLYCAR, vennootschap naar Italiaans

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017 Datum van inontvangstneming : 20/06/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 4. 2017 ZAAK C-255/17 Société AIR FRANCE S.A. [OMISSIS] Roissy Charles de Gaulle, Frankrijk [OMISSIS] verweerster,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2016 C.16.0200.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.16.0200.N LODI TRADING COMPANY bv, vennootschap naar Nederlands recht, met zetel te 3237 KC Vierpolders (Nederland), Groene Kruisweg

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

Rechtsmacht volgens de Erfrechtverordening

Rechtsmacht volgens de Erfrechtverordening Rechtsmacht volgens de Erfrechtverordening De Europese Erfrechtverordening in de praktijk Seminar d.d. 8 september 2016 Mr. J.G. (Jan-Ger) Knot Belang 1. Bevoegdheid gerechten tot beslechting grensoverschrijdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 824 Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8692

ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8692 ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8692 Instantie Datum uitspraak 21-09-2012 Datum publicatie 28-09-2012 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 425555 / KG ZA 12-892 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 126b 18052 Wijziging van de bepalingen die betrekking hebben op de betekening van exploiten in burgerlijke zaken MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016 Datum van inontvangstneming : 20/09/2016 Vertaling C-448/16-1 Zaak C-448/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 augustus 2016 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/07/2017

Datum van inontvangstneming : 04/07/2017 Datum van inontvangstneming : 04/07/2017 Vertaling C-308/17-1 Zaak C-308/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 mei 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Noot: - Roepnaam: Öfab/Frank Koot Brondocumenten: Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie (Vijfde Kamer), 18 07 2013

Noot: - Roepnaam: Öfab/Frank Koot Brondocumenten: Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie (Vijfde Kamer), 18 07 2013 RO 2013/68: Internationaal privaatrecht. Valt de aansprakelijkheid van bestuurder of aandeelhouder voor de schulden van een vennootschap binnen de... Klik hier om het document te openen in een browser

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

Geachte leden van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht,

Geachte leden van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht, Afdeling civiel recht Postbus 9520 2300 RA Leiden Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht bwcc@just.fgov.be mr. R. de Graaff Promovendus en docent r.de.graaff@law.leidenuniv.nl Datum 1

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 3 mei 2007*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 3 mei 2007* COLOR DRACK ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 3 mei 2007* In zaak 0386/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG, ingediend door het Oberste Gerichtshof

Nadere informatie

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. Brandt ) [De man] te [woonplaats], hierna: de man, advocaat: mr. C.A. Lucardie te s-gravenhage.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Vertaling C-365/15-1 Zaak C-365/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 juli 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Nieuw Europees bevoegdheids- en tenuitvoerleggingsrecht

Nieuw Europees bevoegdheids- en tenuitvoerleggingsrecht 418 advocatenblad 10 17 mei 2002 EEX-verordening in werking sinds 1 maart jl. Nieuw Europees bevoegdheids- en tenuitvoerleggingsrecht De 1 maart jl. in werking getreden Europese verordening betreffende

Nadere informatie

Productaansprakelijkheid en de consument in het internationaal privaatrecht

Productaansprakelijkheid en de consument in het internationaal privaatrecht Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 Productaansprakelijkheid en de consument in het internationaal privaatrecht Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 SEPTEMBER 2015 C.14.0289.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0289.N THALASSA SEAFOODS nv, met zetel te 2000 Antwerpen, Oude Leeuwenrui 40, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Paul Lefèbvre,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 27/03/2017

Datum van inontvangstneming : 27/03/2017 Datum van inontvangstneming : 27/03/2017 Vertaling C-88/17-1 Zaak C-88/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 februari 2017 Verwijzende rechter: Korkein oikeus (Finland) Datum

Nadere informatie

Nota van toelichting

Nota van toelichting Nota van toelichting In het Algemeen Overleg van 11 november 2008 heb ik nadere regelgeving voor buitengerechtelijke incassokosten aangekondigd (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 144). Bij brief van

Nadere informatie