Het induceren van een positieve interpretatiestijl bij bloosangst: een internettraining

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het induceren van een positieve interpretatiestijl bij bloosangst: een internettraining"

Transcriptie

1 Het induceren van een positieve interpretatiestijl bij bloosangst: een internettraining Universiteit van Amsterdam Programmagroep Klinische Psychologie Student: Esther van Dulken Studentnummer: Supervisie: Corine Dijk

2 ABSTRACT- Mensen met angst om te blozen worden gekenmerkt door de neiging om ambigue situaties op een negatieve manier te interpreteren. Onderzoek bij angstige populaties heeft gedemonstreerd dat het mogelijk is om een negatieve interpretatiebias op experimentele wijze positief te hertrainen. Bovendien is gebleken dat positieve interpretatietraining de mate van angst kan reduceren. In deze studie zal daarom getracht worden de interpretatiestijl van bloosangstigen positief te hertrainen en zal gekeken worden of dit bloosangstreductie tot gevolg heeft. Bloosangstigen werden random ingedeeld in een Trainingsgroep (n=22) of een Wachtlijstgroep (n=23) en hun interpretatiestijl werd vergeleken met mensen zonder bloosangst (n=15). De Trainingsgroep onderging vier onlinetrainingssessies die bestonden uit meerdere ambigue sociale verhaaltjes. Na het oplossen van een woordfragment kregen deze verhaaltjes echter een sterke positieve valentie. De interpretatiestijl werd gemeten met een recognitietaak en de aan de hand van reactietijden op probes. Resultaten lieten zien dat bloosangstigen voor aanvang van de training niet getypeerd werden door een negatieve interpretaties bias maar door het ontbreken van een positieve interpretatiebias, welke wel aanwezig was bij mensen zonder bloosangst. Aan de hand van de recognitietaak werd duidelijk dat de interpretatietraining maakte dat mensen met bloosangst ambigue situaties positiever gingen interpreteren (ook in vergelijking met de Wachtlijstgroep) en dat dit na een week nog steeds het geval was. Deze verandering van de interpretatiestijl had echter geen duidelijke bloosangstreductie tot gevolg. 1

3 INHOUD Inleiding 3 Methode Proefpersonen 8 Stimulusmateriaal 9 Afhankelijke variabelen 12 Procedure 16 Datareductie 17 Resultaten Interpretatiebias aan de hand van de probes 18 Interpretatiebias aan de hand van de recognitietaak 19 Symptomen 23 Discussie 27 Literatuur 32 2

4 Het induceren van een positieve interpretatiestijl bij bloosangst Ondanks het feit dat blozen in sociale situaties een veelvoorkomende fysieke reactie is, wordt het door velen als zeer onaangenaam ervaren (Bögels & Scholing, 1995). Bij sommigen kan blozen zelfs zoveel angst oproepen dat zij een bloosfobie (erythofobie) ontwikkelen en behandeling zoeken (Scholing & Emmelkamp, 1993). Diagnostisch gezien vormt bloosangst een subcategorie van de sociale fobie (Mulkens, 2001). Een belangrijk kenmerk van zowel de sociale fobie als van bloosangst is de aanhoudende angst om in sociale situaties door anderen negatief beoordeeld te worden. Bij sociaal fobici centreert deze angst zich meestal rond het gedrag van de persoon in kwestie (Bögels & Scholing, 1995). Maar in het geval van bloosangst is het lichamelijke verschijnsel zelf de bron van angst geworden: men heeft de vrees om negatief beoordeeld te worden vanwege het blozen (Mulkens, 2001). Er wordt verondersteld dat deze negatieve interpretatie van de (sociale) gevolgen van het blozen een rol speelt in de instandhouding van de angst (Bögels & Scholing, 1995). Onderzoek laat zien dat de negatieve verwachting over de interpersoonlijke consequenties van het blozen afhankelijk is van de context waarin gebloosd wordt. Zo verwachten zowel mensen met als zonder bloosangst geen negatief oordeel na het begaan van een blunder (bv. het morsen van koffie over iemands schoot heen) of het maken van een sociale overtreding (bv. het vergeten van een verjaardag van een familielid). In tegendeel, mensen verwachten dat het vertonen van een blos in dit soort situaties juist maakt dat zij een gunstigere beoordeling van anderen zullen krijgen dan wanneer zij niet zouden blozen (de Jong, Peters, Dijk, Nieuwenhuis, Kempe & Oelerink, 2006). Deze gedachte lijkt terecht, omdat blozen na het maken van een blunder of een sociale overtreding ook daadwerkelijk gezichtreddende werking en verzoenende effecten heeft (Dijk, de Jong & Peters, 2009). In situaties waarin over het algemeen vaak gebloosd wordt (bv. wanneer men in het centrum van de aandacht staat) blijken de negatieve verwachtingen over het vertonen van een blos bij bloosangstigen en mensen zonder bloosangst in dezelfde mate aanwezig (Dijk & de Jong, 2009). Mensen met en zonder bloosangst verschillen in deze situatie voornamelijk doordat bloosangstigen de waarschijnlijkheid waarin zij denken te gaan blozen veel hoger inschatten (Dijk & de Jong, 2009). Blozen in neutrale situaties, waarbij in de eerste instantie geen aanleiding voor het krijgen van een blos lijkt te zijn (bv. een bestelling doen bij een ober), gaat bij bloosangstigen in 3

5 grotere mate gepaard met de verwachting van een negatieve interpersoonlijke evaluatie (Dijk, de Jong, Muller & Boersma, 2009). Er kan verondersteld worden dat bloosangstigen geneigd zijn om de evaluatie van anderen naar aanleiding van het blozen negatief in te schatten wanneer er met de blos niets te verzoenen valt (Dijk et al., 2009). Veel alledaagse sociale situaties zijn ambigue van aard, dat wil zeggen, de interpretatie ervan kan zowel positief als negatief zijn en verschilt in de praktijk per persoon. Mensen met bloosangst maken in dit soort situaties vaak een negatieve interpretatiefout(bias), oftewel: ze hebben de neiging om ambigue sociale situaties op dreigende en negatieve wijze te interpreteren (Huppert, Foa, Furr, Filip & Mathews, 2003). Bovendien schatten mensen met bloosangst de kans dat ze gaan blozen groter in dan mensen zonder die angst (Dijk & de Jong, 2009). Deze combinatie, de verwachting dat blozen hoge sociale kosten heeft en de hoge verwachting van het vertonen van een blos, lijkt kenmerkend te zijn voor bloosangst (Dijk, Voncken & de Jong, 2009). Het trainen van de interpretatiestijl Onderzoek heeft gedemonstreerd dat het mogelijk is om de interpretatiestijl op experimentele wijze te manipuleren met een hertraining (Mathews& Macleod, 2002; Salemink, van den Hout & Kindt, 2007a/b). In een studie van Salemink et al. (2007a) werd een groep mensen zonder angstklachten getraind om ambigue informatie positief te interpreteren en de andere groep mensen zonder angstklachten om deze juist negatief te interpreteren. De deelnemers werd gevraagd een aantal korte verhaaltjes te lezen die een sociale situatie beschreven en die op zowel een positieve als een negatieve manier geïnterpreteerd kon worden, de situaties waren dus ambigue van aard (vb. Een collega heeft je uitgenodigd voor een feestje bij haar thuis. Als je bij haar in de deuropening staat merk je dat je helemaal niemand kent. Je verwacht dat de mensen op het feestje jou zullen vinden.). Elk verhaaltje eindigde op een woordfragment die na voltooiing het verhaaltje positief (vb. a-rdig) of negatief (vb. s- ai) maakte. Deze training bleek effectief in het veranderen van de interpretaties, de positief getrainde groep interpreteerde nieuwe ambigue informatie positiever dan de negatief getrainde groep. Bovendien liet later onderzoek zien dat de effecten van de training op de interpretatiestijl na 24 uur nog steeds aanwezig kunnen zijn (Yiend, Mackintosh & Mathews, 2005). 4

6 Om te onderzoeken of interpretatiefouten een rol spelen bij het ontstaan en het in stand houden van angst werd er gekeken of het trainen van de interpretatiestijl ook effect had op het angstniveau. Salemink et al. (2007b) onderzochten of de gewijzigde interpretaties invloed hadden op het algemene niveau van angst. Resultaten lieten zien dat de mate waarin men toestandsangst ( state anxiety ) ervoer daalde wanneer proefpersonen een positieve interpretatietraining ondergingen en steeg wanneer zij negatieve training hadden gedaan. Er wordt verondersteld dat het experimenteel trainen van de interpretatiestijl causale effecten heeft op angst (Salemink et al., 2007b). Mathews & Mackintosh (2000) vermoeden dat angstreductie het gevolg is van de nieuwe interpretatiestijl, die op zijn beurt het gevolg is van de interpretatietraining. Volgens hen is er dus sprake van een indirecte relatie tussen de training en angstreductie. De veronderstelling dat de interpretatietraining causale effecten heeft op het angstniveau maakt dat de training wellicht ingezet kan worden om nieuwe, positieve interpretaties te bewerkstellingen bij angstige personen. Salemink, van den Hout en Kindt (2009) onderzochten het effect van interpretatietraining bij een groep studenten die een hoge score hadden op angstdispositie ( trait anxiety ) en die er een negatieve interpretatiestijl op nahielden. Proefpersonen in de positieve conditie kregen een training op acht achtereenvolgende dagen waarin een positieve interpretatiestijl werd geïnduceerd. Proefpersonen uit de controleconditie kregen een training van dezelfde duur waarbij de helft van de sociale verhaaltjes positief en de andere helft negatief eindigden. Op deze manier zou de gemiddelde valentie van de interpretatietraining neutraal blijven in deze conditie. Volgens de verwachting bleek dat de interpretatiestijl na training in de positieve conditie positiever was dan bij de controlegroep. Bovendien ging het ontwikkelen van een positievere interpretatiestijl gepaard met een reductie van de angst en bleef het angstniveau in de controlegroep na de training onveranderd. Naast het verband tussen de experimenteel positief gewijzigde interpretatiestijl bij algemene angst is de hertraining ook onderzocht bij studenten met een hoge mate van sociale angst (Murphy, Hirsch, Mathews, Smit & Clark, 2007). Deelnemers werden aan de hand van een aantal sociale situaties (die mogelijk als dreigend ervaren zouden kunnen worden) getraind om deze positief te interpreteren. Een controlegroep kreeg dezelfde scenario s zonder dat de interpretatie positief of negatief gestuurd werd. Uit de resultaten werd duidelijk dat de deelnemers in de positief gestuurde 5

7 conditie nieuwe ambigue sociale situaties positiever interpreteerden dan voorheen en in vergelijking met de controlegroep. Verder kwam naar voren dat proefpersonen die een positieve training hadden ondergaan toekomstige sociale situaties met minder angst tegemoet zagen in vergelijking met de controlegroep. In deze studie is na afloop van de training niet gekeken of proefpersonen ook minder sociale angst rapporteerden. Daarnaast bestond de training slechts uit een eenmalige sessie. In later onderzoek is de training uitgebreid tot acht sessies verspreid over vier weken en is er nagegaan of de training daadwerkelijk gepaard ging met een vermindering van gerapporteerde sociale angst (Beard & Amir, 2008). Wederom bleek de interpretatietraining hier succesvol. De positief getrainde groep rapporteerde minder sociale angst na het ondergaan van de training. Bovendien bleek bij een follow-up van minimaal twee dagen na de laatste sessie de positief getrainde groep nog altijd minder sociale angst te rapporteren dan de controlegroep. De bevinding dat het hertrainen van de interpretatiestijl bij personen met een hoge mate van angst een daling van het angstniveau kan veroorzaken heeft therapeutische implicaties. Pathologische angst zou mogelijk behandeld kunnen worden door het direct aanpakken van de negatieve interpretatiestijl. De beschreven training zou dan ingezet kunnen worden om nieuwe, positieve interpretaties te bewerkstelligen bij klinische populaties met een hulpvraag. In een recent onderzoek is getracht om de negatieve interpretatiestijl positief te veranderen door hertraining bij patiënten met verschillende angststoornissen, die op een wachtlijst stonden voor behandeling (Salemink, van den Hout, Kindt, & Rienties, in press). De positieve conditie kreeg een training waarbij de interpretatie van de beschreven scenario s altijd positief bleek. In de controlegroep werden patiënten in de helft van de gevallen positief en in de andere helft negatief getraind, zodat de gemiddelde valentie van de training neutraal was. Na afloop van de training bleek dat het angstniveau, depressieve symptomen en stress bij de patiënten in de trainingsgroep gedaald was. Echter bleek tegen de verwachting in dat deze symptomen ook licht waren gedaald na de training in de controlegroep. Een verklaring hiervoor is dat het neutraal trainen in de controleconditie bij een klinische populatie een positief effect kan hebben. Mogelijk is er bij deze groep mensen sprake van een dermate negatieve manier van interpreteren dat de neutrale interpretatietraining (waarbij in 50% van de gevallen de interpretatiestijl positief wordt gestuurd) in feite als positieve training kan worden gezien. Om deze hypothese te toetsen zou in vervolgonderzoek het angstniveau van 6

8 deelnemers uit een positieve trainingsconditie vergeleken moeten worden met een wachtlijstgroep. Huidig onderzoek Onderzoek laat zien dat de positieve interpretatietraining effectief is gebleken in het reduceren van algemene en sociale angst bij zowel hoogangstige populaties als bij een klinische populatie. Het hertrainen van de interpretatie is echter nog niet eerder onderzocht bij bloosangstigen, terwijl bloosangstigen ook gekenmerkt worden door het hebben van een negatieve interpretatiebias. Daarom wordt in deze studie gekeken in hoeverre interpretatietraining bij bloosangstigen effectief is in het positief veranderen van de interpretatie en of deze verandering in interpretatiestijl gepaard gaat met bloosangstreductie. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van de sociale trainingsverhaaltjes van Salemink et al. (2007a/b). Deze sociale verhaaltjes zijn zo aangepast dat ongeveer de helft een situatie beschrijft waarin de deelnemers zich dienen in te beelden dat ze blozen. Voor de variatie zal in de andere helft van de sociale verhaaltjes het blozen niet expliciet genoemd worden. De verhaaltjes worden ook gevarieerd door situaties te beschrijven waarbij de deelnemer zich in het centrum van de aandacht of in een neutrale situatie (waarbij in de eerste instantie geen aanleiding is om te gaan blozen) bevindt. Voor de training wordt de interpretatiestijl van bloosangstigen met die van mensen zonder angst om te blozen vergeleken. De training bestaat uit vier sessies verspreid over twee weken. De follow-up (minstens een week na de laatste training) wijst uit of een eventueel effect van de interpretatietraining nog aanwezig is. Om het effect van de positieve hertraining te kunnen controleren wordt de interpretatiestijl en het angstniveau van bloosangstigen die de training ondergaan vergeleken met een wachtlijstgroep, bestaande uit bloosangstigen die geen training ondergaan. Samenvattend worden er in deze studie de volgende hypothesen onderzocht: (i) Voor de positieve training interpreteren bloosangstigen sociale situaties en bloossituaties negatiever dan mensen zonder bloosangst, er sprake van een interpretatiebias. (ii) Na de positieve interpretatietraining interpreteren bloosangstigen nieuwe ambigue situaties vaker positief dan voor de training. Ook interpreteren zij nieuwe ambigue situaties vaker positief in vergelijking met bloosangstigen in de wachtlijstconditie. (iii) De positieve interpretatietraining heeft een reductie van 7

9 bloosangst tot gevolg. Bloosangstigen die een positieve interpretatietraining hebben gedaan rapporteren minder bloosangst dan bloosangstigen in de wachtlijstconditie. METHODE Proefpersonen De deelnemers waren eerstejaars psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam. Voor deelname ontvingen zij proefpersoonpunten die nodig zijn voor het behalen van de propedeuse. Aan de hand van de score op vraag 1 van de subschaal Blozen van de Bloos-, Tril- en Zweetangst vragenlijst (BTSQ) (Bögels & Reith, 1999): Hoe bang ben je om te gaan blozen?, werd men uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Van deze groep zijn 116 proefpersonen met een score van 8 op vraag 1 van de BTSQ benaderd. 55 van hen stemden toe en werden vervolgens random ingedeeld in de Training- (n= 28) of Wachtlijstgroep (n=27). Vier proefpersonen zijn voortijdig met het onderzoek gestopt (3 in de Trainingsconditie en 1 in de Wachtlijstconditie) en vervolgens uitgesloten voor verdere analyse. 87 proefpersonen met een score van 1 op vraag 1 van de BTSQ zijn uitgenodigd voor het eenmalig deelnemen aan het onderzoek zodat de interpretatiestijl van mensen met angst om te blozen vergeleken kon worden met mensen die daar geen vrees voor hebben. 20 van hen hebben hierop gereageerd en vormen de Laagangstige groep. Binnen deze groep is er een drop-out geweest van 5 proefpersonen. De gemiddelde score op de subschaal Blozen van de BTSQ is bij voormeting geëxploreerd. Idealiter was elke proefpersoon uit de Trainings- en Wachtlijstgroep met een score < 5 op de subschaal Blozen van de BTSQ bij aanvang van het onderzoek voor verdere analyse uitgesloten 1. Ten gevolge van een powerprobleem bleek dit echter niet mogelijk. Daarom is er voor gekozen om proefpersonen in de Training- of Wachtlijstgroep met een score < 3 en proefpersonen in de Laagangstige groep met een score 3 op de subschaal Blozen van de BTSQ voor verdere analyse 1 Personen met een score van 5.12 op de subschaal Blozen van de BTSQ worden in veel studies gezien als hoogangstig (Mulkens et al., 2001). 8

10 uit te sluiten 2. In 6 gevallen was dit aan de orde: 3 proefpersonen in de Trainingsgroep en 3 proefpersonen in de Wachtlijstgroep. De uiteindelijke analyse is uitgevoerd met 22 deelnemers in Trainingsgroep, 23 deelnemers in de Wachtlijstgroep en 15 deelnemers in de Laagangstige groep. Wegens technische mankementen aan het online computerprogramma is er soms sprake geweest van missende waarden. Er is desondanks getracht om zoveel mogelijk proefpersonen per meetmoment te includeren. Dit is gedaan door per afhankelijke variabele het gemiddelde van de wel aanwezige scores aan te maken. Stimulusmateriaal Training van de Interpretatie De verhalen die gebruikt zijn voor het trainen van een positieve interpretatiestijl zijn geïnspireerd op de scenario s van het onderzoek van Salemink et al.(2007a/b) (oorspronkelijk zijn dat vertalingen van Mathews & Mackintosh, 2000). In dit onderzoek zijn de sociale verhaaltjes echter zo aangepast dat ze situaties beschrijven die voor bloosangstigen herkenbaar zijn. De proefpersoon wordt gevraagd zich in verhaaltje in te beelden waarbij in de helft van de gevallen expliciet genoemd wordt dat de proefpersoon bloost. Bovendien is in de helft van de verhaaltjes een situatie beschreven waarin de ingebeelde in het centrum van de aandacht staat. In de andere helft van de verhaaltjes wordt er een zogeheten neutrale situatie beschreven, waarin het in de eerste instantie niet aannemelijk is om te blozen. De training wordt aangeboden via het internetprogramma SurveyTool. Elke trainingsessie bestaat uit acht blokken en elk blok bestaat uit acht trainingsverhaaltjes en twee probes (zie sectie Afhankelijke variabelen; De probes, test voor de negatieve interpretatiebias). Elk trainingsverhaaltje bestaat uit drie tot vijf zinnen die per regel, door het indrukken van de spatiebalk, aan de proefpersoon worden aangeboden. Doordat in de laatste zin een woord ontbreekt, heeft het verhaal in de eerste instantie een ambigue valentie. In Figuur 1a is een voorbeeld weergeven van het beeldscherm met een trainingsverhaaltje, waarin de ingebeelde zich in het centrum van de aandacht bevindt en expliciet genoemd wordt dat de ingebeelde bloost. Na het aanbieden van het trainingsverhaaltje wordt er op een volgend computerscherm een woordfragment 2 Een score van < 3 op de subschaal Blozen van de BTSQ komt overeen met een lage mate van angst om te blozen (Dijk, Voncken & de Jong, 2009). 9

11 getoond die het ambigue verhaal een positieve valentie geeft (Figuur 1b). Om de positieve interpretatie van de verhalen niet al te onnatuurlijk over te laten komen voor personen met angst om te blozen worden de woordfragmenten gedurende de vier sessies geleidelijk aan steeds positiever gestuurd: neutraal- beetje positief- positiefheel positief. De proefpersoon wordt gevraagd om zo snel mogelijk op de spatiebalk te drukken wanneer deze weet welke eerste letter uit het woordfragment ontbreekt. Vervolgens zal de proefpersoon op een volgend scherm gevraagd worden de eerste ontbrekende letter van het woordfragment in te typen, in dit geval van het voorbeeld is dat de e (Figuur 1c). Na het intypen van de eerste ontbrekende letter verschijnt het volledige woord in beeld (Figuur 1d). Hierna wordt een vraag over het verhaaltje gesteld die met JA of NEE beantwoord kan worden (Figuur 1e). Deze vraag ligt altijd in het verlengde van het woordfragment en zal op die manier het positieve karakter van de training kracht bijzetten. Om ervoor te zorgen dat de vraag niet continu met JA moet worden beantwoord kan de vraag ook negatief gesteld worden (bv. Vinden jouw studiegenoten je een stompzinnig persoon? antwoord= NEE. ). Na het antwoorden van de vraag krijgt de proefpersoon feedback in het beeld te zien over de correctheid van het gegeven antwoord: Goede Reactie (Figuur 1f) of Slechte Reactie. 10

12 a. b. c. d. e. f. Figuur 1.Voorbeeld van een trainingsverhaaltje zoals per beeldscherm aan de proefpersoon wordt aangeboden 11

13 Afhankelijke Variabelen De probes, test voor de interpretatiebias In elk blok wordt na de acht trainingsverhaaltjes in willekeurige volgorde één positieve probe en één negatieve probe aangeboden. Een positieve probe is precies gelijk aan de hierboven beschreven trainingsverhaaltjes. Bij de negatieve probes verschilt alleen de valentie van het woordfragment. Bij deze probes wordt de interpretatie van het ambigue verhaal negatief gemaakt. De snelheid waarmee de proefpersoon de spatiebalk indrukt nadat het woordfragment in beeld verschijnt, om aan te geven dat het woordfragment begrepen is, meet de interpretatiebias. De reactietijd is dus de tijd tussen het verschijnen van het woordfragment en het indrukken van de spatiebalk. Hierbij wordt verwacht dat proefpersonen gedurende de sessies steeds sneller zullen reageren op positieve probes in vergelijking met de reactie op de negatieve probes. De recognitietaak, test voor de interpretatiebias De recognitietest is een tweede manier om interpretatiestijl te meten. Deze taak bestaat uit 10 ambigue sociale verhaaltjes die per proefpersoon in random volgorde worden aangeboden. De verhaaltjes zijn wederom geïnspireerd op de scenario s uit het onderzoek van Salemink et al. (2007a/b). Maar ook hier zijn de verhaaltjes zo aangepast dat ze situaties beschreven die voor bloosangstigen herkenbaar zijn. In de helft van de gevallen wordt expliciet genoemd dat de proefpersoon die zich dient in te beelden in de situatie bloost. De verhaaltjes van de recognitietaak lijken op de trainingsitems maar het verschil is dat deze verhaaltjes na het oplossen van het woordfragment nog steeds ambigu zijn. Daarnaast zal ook de bijhorende vraag het verhaaltje ambigu laten. Er is bij deze verhaaltjes dus geen sprake van een positieve, dan wel negatieve valentie. Bovendien hebben deze verhaaltjes een titel die steeds bovenaan het verhaaltje verschijnt. De proefpersoon wordt gevraagd deze titel goed te lezen. 12

14 Een voorbeeld van een verhaaltje uit de recognitietaak met het woordfragment, waarbij expliciet genoemd wordt dat de ingebeelde bloost: De busrit, Je stapt in de bus en vindt een lege stoel naast een stoel die een scheur in de zitting heeft. Bij de volgende halte stapt er een meneer in die jou aankijkt, je voelt dat je bloost. De meneer gaat ergens anders zitten en de stoel naast jou blijft... le-g (leeg) Met de bijhorende vraag: Was deze meneer een vreemde voor jou? antwoord= JA. Nadat alle 10 verhaaltjes in random volgorde zijn aangeboden volgt het tweede deel van de recognitietaak. In dit tweede deel worden de titels van de zojuist gelezen verhaaltje in random volgorde aangeboden. Elke titel gaat gepaard met vier interpretaties van het betreffende verhaal: (a) positieve interpretatie, (b) negatieve interpretatie, (c) positieve niet-kloppende interpretatie, (d) negatieve niet-kloppende interpretatie. Er is onderscheid gemaakt tussen de kloppende en niet-kloppende interpretatie omdat proefpersonen in de loop van de training geneigd zouden kunnen worden om enkel op positieve informatie te reageren zonder de verschillende interpretaties bewust te overwegen. Om dit trainingseffect te controleren zijn interpretaties die onmogelijk bij het verhaaltje passen toegevoegd. Er kan dan achterhaald worden of het eventuele effect van het positief trainen van de interpretatiestijl niet enkel voortkomt uit een priming effect voor positieve informatie (Yiend et al., 2005; Murphy et al., 2007). De vier verschillende interpretaties zullen, steeds met de bijhorende titel van het verhaaltje, in random volgorde op elk een nieuw computerscherm verschijnen. De verschillende interpretaties kunnen op deze wijze onafhankelijk van elkaar door proefpersoon worden beoordeeld. 13

15 De interpretaties van het bovenbeschreven voorbeeld zijn: (a) De stoel naast je blijft leeg, omdat er een scheur in zit. (b) De stoel naast je blijft leeg, omdat niemand bij je wil zitten. (c) De persoon in de stoel naast je praat op een vriendelijke manier met je. (d) De persoon in de stoel naast je maakt een scheur in de bekleding. Om te achterhalen welke interpretatie de proefpersoon bij de ambigue verhalen aannemelijk vindt, dient er bij elke interpretatie apart aan te worden gegeven in hoeverre de interpretatie bij het betreffende verhaal past. Hierbij wordt een 4- puntsschaal gebruikt (1 = past helemaal niet, 2 = past een beetje, 3 = past goed, 4 = past heel goed). Subschaal Blozen van de Bloos-, Tril- en Zweetangst vragenlijst (Bögels & Reith, 1999). In dit onderzoek werd alleen gebruik gemaakt van de bloos subschaal. Deze zelfbeoordelingvragenlijst is een manier om individuele verschillen in angst om te blozen te detecteren. De subschaal bestaat uit zes vragen waaruit kan worden opgemaakt in hoeverre blozen een probleem vormt voor de persoon in kwestie. Een voorbeeldvraag: Hoe bang bent u om te gaan blozen?. De originele vragenlijst bestaat uit Visuele Analoge Schalen maar is voor dit internetexperiment omgezet naar vragen met een 11-puntsschaal (0 = helemaal niet bang 10 = heel erg bang). De subschaal heeft een hoge betrouwbaarheid (α = 0.95) (Bögels & Reith, 1999). Ook is er sprake van een goede discriminante validiteit als er gekeken wordt naar normalen vs. patiënten en sociaal fobici met en zonder blozen als hoofdklacht (Bögels & Reith, 1999). De BloosCognitieLijst (Dijk, de Jong, Muller & Boersma, 2009). Aan de hand van deze BloosCognitieLijst werden de conditionele cognities over blozen van de proefpersoon onderzocht ( Als ik bloos dan ). De vragenlijst bestaat uit drie subschalen. Eén subschaal met negen stellingen waarin gevraagd wordt naar de verwachte evaluatie van anderen wanneer de proefpersoon bloost (vgl. Bögels & Reith, 1999). Eén subschaal met vijf stellingen over de zelfevaluatie wanneer de proefpersoon bloost. En één subschaal met drie stellingen over het verlies 14

16 van controle wanneer de proefpersoon bloost. De stellingen kunnen worden beoordeeld aan de hand van een 10-puntsschaal (0 = helemaal niet op mij van toepassing - 10 = is helemaal op mij van toepassing). De BloosCognitieLijst is geen gevalideerde vragenlijst. The brief Fear of Negative Evaluation Scale (BFNE) (Leary, 1983) In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de BFNE (Cieraad & de Jong, 2007). Aan de hand van de BFNF wordt er gekeken in hoeverre de proefpersoon vrees ervaart om negatief beoordeelt te worden door anderen. De vragenlijst bestaat uit 12 stellingen die worden beoordeeld aan de hand van een 5-puntsschaal (0 = past helemaal niet bij mij - 4 = past heel erg goed bij mij). De interne betrouwbaarheid van deze vragenlijst is hoog (α = 0.90) (Leary, 1983). Daarnaast laat de BFNE hoge correlaties zien met andere vragenlijsten die sociale angst meten, en de langere Fear of Negative Evaluation Scale (r = 0.96) (Leary, 1983). De Zelf-Beoordelings Vragenlijst (ZBV) (Van der Ploeg, Defares & Spielberger, 2000). De ZBV is de Nederlandse vertaling van de State-Trait Anxiety Inventory (STAI, Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg & Jacobs, 1983). Het instrument maakt een duidelijk onderscheid tussen toestandsangst en angst als algemene trek. De stellingen van de schaal die toestandsangst meet gaan in op hoe de persoon in kwestie zich op dit moment voelt (bv. Ik voel me prettig ). De subschaal bestaat uit 20 items en heeft vier antwoordmogelijkheden (1 = geheel niet 4 = zeer veel). De stellingen van de schaal die angst als algemene trek meet gaan in op hoe de persoon in kwestie zich over het algemeen voelt (bv. Ik voel me nerveus en onrustig ). De subschaal bestaat uit 20 items en heeft vier antwoordmogelijkheden (1 = bijna nooit 4 = bijna altijd). Uit het onderzoek bleek dat deze vragenlijst beschikt over een hoge interne betrouwbaarheid (α = ), een hoge test-hertest betrouwbaarheid (α = 0.82) en een criteriumvaliditeit van voldoende tot goed (Van der Ploeg et al., 2000). The Center for Epidemiological Studies Depression scale (CES-D) (Radloff, 1977) In het onderzoek zal de Nederlandse vertaling van de CES-D van Hanewald (1987) worden afgenomen om een betere beschrijving van de proefpersoonpopulatie 15

17 te kunnen geven. De CES-D beoogt reactieve depressie te meten en bevat 20 stellingen (vb. Tijdens de afgelopen week voelde ik me gedeprimeerd. ). Voor iedere stelling dient de proefpersoon op 4-puntsschalen aan te geven hoe vaak deze de afgelopen week van toepassing was (1 = zelden of nooit 4 = meestal of altijd). De som van de scores geeft een totaalscore die ligt tussen In de algemene populatie worden respondenten met een score van 16 of hoger als depressief beschouwd. De CES-D heeft een hoge interne betrouwbaarheid (α = ) (Hanewald, 1987). Procedure Trainingsgroep Proefpersonen uit de Trainingsgroep ontvingen, na toezegging om deel te nemen, een met nadere informatie over het onderzoek. De training die deze proefpersonen ondergingen bestond uit vier verschillende sessies en een follow-up. Het werd door de proefpersoon uitgevoerd op de computer op eigen tijd en plaats binnen de aangegeven twee weken. Hierbij gold als restrictie: minimaal zit er tussen twee sessies in één dag en maximaal zit er tussen twee sessies in twee dagen. Op de dag dat het onderzoek van start ging kregen de proefpersonen een link doorgestuurd van de eerste trainingssessie. Bijgevoegd was het wachtwoord en de gebruikersnaam waarmee de proefpersoon toegang kreeg tot de internetsite. Als een trainingssessie was afgerond kreeg de proefpersoon één rustdag, waarna er een nieuwe link werd opgestuurd. Een uitzondering was de link van de follow-up meting, die pas na zeven dagen na het afronden van de vierde sessie naar de betreffende persoon gestuurd werd. De computertaak van de eerste sessie begon met het elektronisch ondertekenen van het informed consent. Hierna werd de subschaal blozen (BTSQ), de BloosCognitieLijst, de BFNE, de STAI-trait, de STAI-state en de CES-D afgenomen. Ook werd een recognitietaak aangeboden. Deze hele assessmentfase nam ongeveer een half uur in beslag. Vervolgens werd de training gestart. De training bestond uit acht blokken en duurde ongeveer een uur. Na elk blok kreeg de deelnemer de mogelijkheid om kort te pauzeren. De eerste sessie van de training nam in de Trainingsgroep in totaal ongeveer anderhalf uur in beslag. De tweede en derde sessies bestonden enkel uit de training en namen beiden ongeveer een uur in beslag. Ook in sessie vier werd gestart met de training maar hier werd deze vervolgd door de assessmentfase, bestaande uit: een recognitietaak, de 16

18 subschaal blozen (BTSQ), de BloosCognitieLijst, de BFNE, de STAI-trait, de STAIstate en de CES-D. Sessie vier nam net als de eerste sessie ongeveer anderhalf uur in beslag. Bij de follow-up meting werd de assessmentfase opnieuw aan de proefpersonen aangeboden. Als afsluiting werd de proefpersoon gevraagd naar ideeën omtrent het doel van het onderzoek. Ook kreeg de proefpersoon kans opmerkingen te noteren. Na voltooiing van de follow-up ontving proefpersonen uit de Trainingsgroep zes proefpersoonpunten. Wachtlijstgroep Ook de proefpersonen uit de Wachtlijstgroep ontvingen na toezegging om deel te nemen aan het onderzoek een met nadere informatie. Deze proefpersonen ondergingen op drie verschillende tijdspunten de assessmentfase (Procedure; Trainingsgroep). Hier gold als restrictie: minimaal zit tussen de voor- en nameting zeven dagen en maximaal zit tussen de voor- en nameting veertien dagen. Tussen de nameting en follow-up zat minstens twee weken tijd in. Na voltooiing van de drie assessmentfasen, die elk ongeveer een half uur in beslag namen, ontvingen proefpersonen uit de Wachtlijstgroep drie proefpersoonpunten. Laagangstige groep De proefpersonen uit de Laagangstige groep kregen, na toezegging om deel te nemen aan het onderzoek, een link doorgestuurd waarmee zij de eerste assesmentfase (Procedure; Trainingsgroep) konden maken. Na afloop ontvingen zij daarvoor één proefpersoonpunt. Datareductie De probes Probes waarbij een foute letter was ingevoerd en/of waar een fout antwoord werd gegeven op de vraag zijn uitgesloten voor verdere analyse (vgl. Salemink, van den Hout, Kindt & Rienties, in press). Mogelijk geeft het aan dat de beschreven sociale situatie niet begrepen is of de taak niet serieus is genomen. Ook zijn de reactietijden op de probes onderzocht op outliers. Hierbij werden reactietijden boven de 6000 ms teruggebracht tot 6000ms omdat deze reactietijden een indicatie zijn voor gebrek aan aandacht tijdens de taak (bij minder dan 1% van de data was dit het geval). 17

19 De gemiddelde reactietijden op de positieve en negatieve probes zijn per sessie aangemaakt. De recognitietaak Voor elke recognitietaak (voormeting, nameting en follow-up) zijn er vier gemiddelde scores aangemaakt die de verschillende interpretaties beschrijven: positieve interpretatie, negatieve interpretatie, positieve niet-kloppende interpretatie en een negatieve niet-kloppende interpretatie. Voor deze gemiddelden is de Cronbach s α onderzocht. Op de voormeting van de recognitietaak is dat als volgt: positieve interpretatie α = 0.58, negatieve interpretatie α = 0.73, positieve niet-kloppende interpretatie α = 0.81, negatieve niet-kloppende interpretatie α = Bij de nameting op de recognitietaak: positieve interpretatie α = 0.57, negatieve interpretatie α = 0.85, positieve niet-kloppende interpretatie α = 0.72, negatieve niet-kloppende interpretatie α = En de follow-up van de recognitietaak: positieve interpretatie α = 0.76, negatieve interpretatie α = 0.84, positieve niet-kloppende interpretatie α = 0.68, negatieve niet-kloppende interpretatie α = Van de positieve en negatieve interpretatiegemiddelden is per Type (kloppend, niet-kloppend) en voor elke recognitietaak een verschilscore aangemaakt: positieve interpretatie negatieve interpretatie. Hierbij geeft een positieve verschilscore een positieve interpretatiestijl en een negatieve verschilscore een negatieve interpretatiestijl aan. RESULTATEN Interpretatiebias aan de hand van de probes Effectiviteit van de training Om te onderzoeken of de training effectief bleek in het positief trainen van de interpretatiestijl is een 2 Valentie (positieve probe vs. negatieve probe) x 4 Tijd (sessie1, sessie2, sessie3 en sessie4) herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd. Hierbij zijn Valentie en Tijd binnen proefpersoonfactoren. Wanneer er niet aan de assumptie van sfericiteit kon worden voldaan is gekozen voor een Greenhouse Geisser correctie. 18

20 Er was sprake van een hoofdeffect voor Valentie, F(1, 16) = 17.29, p < Dit geeft aan dat gedurende de hele training significant sneller op de positieve probes is gereageerd dan op de negatieve. De analyse laat ook een hoofdeffect zien voor Tijd, F(1.63, 26.11) = 41.87, p < In het verloop van de training werd er steeds sneller gereageerd op alle probes ongeacht de valentie. Het verwachte interactie-effect Valentie x Tijd bleef uit, F(3, 48) = 0.10, p = De positieve training leidde per sessie tot snellere reacties op positieve probes maar ook tot een zelfde reactie op de negatieve probes. Er kan gesteld worden dat aan de hand van de reactietijden op de probes het effect van de training uitbleef (Figuur 2). Figuur 2. Gemiddelde reactietijden in milliseconde op de positieve en negatieve probes per sessie Interpretatiebias aan de hand van de Recognitietaak Verschil in interpretatiestijl tussen groepen Om te achterhalen of er sprake was van een verschil in interpretatiestijl tussen mensen met en zonder angst om te blozen is voor de kloppende en niet-kloppende verschilscores (pos-neg) op de voormeting van de recognitietaak een 3 Groep (Laagangstigen, Wachtlijst en Training) x 2 Type (kloppende vs. niet-kloppende 19

21 interpretatie) herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd. Waarbij Groep een tussen proefpersoonfactor en Type een binnen proefpersoonfactor is. In Tabel 1 worden de gemiddelde verschilscores per type interpretatie van de verschillende groepen weergegeven. Tabel 1 Gemiddelde verschilscores van de recognitietaak (standaard deviaties) bij voormeting, nameting en follow-up in de Laagangstige, Wachtlijst- en Trainingsgroep Laagangstig Wachtlijst Training Voormeting Nameting Follow-up Kloppende Interpretatie Niet-kloppende Interpretatie Kloppende Interpretatie Niet-kloppende Interpretatie Kloppende Interpretatie Niet-kloppende Interpretatie 0.61 (0.64) 0.18 (0.78) 0.13 (0.59) 0.77 (0.60) 0.33 (0.74) 0.22 (0.51) 0.45 (0.80) 1.32 (0.66) 0.41 (0.74) 1.02 (0.48) 1.02 (0.74) 1.59 (0.71) 0.32 (0.63) 0.72 (0.42) Noot. Verschilscore kloppende interpretatie = positieve kloppende interpretatie negatieve kloppende interpretatie. Verschilscore niet kloppende interpretatie = positieve niet kloppende interpretatie negatieve niet kloppende interpretatie Uit de analyse bleek dat er sprake was van een hoofdeffect voor Type, F(1, 54) = 4.85, p <0.05. Op voormeting werd over de groepen heen een nietkloppende interpretatie aannemelijker gevonden dan een kloppende interpretatie. Ook bleek er sprake te zijn van een hoofdeffect voor Groep, F(1, 60) = 2.53, p < Van een Type x Groep interactie-effect is geen sprake, F(2, 54) = 0.11, p = Verdere analyse liet zien dat de gemiddelde verschilscore in de Trainingsgroep niet verschilt ten opzichte van de Wachtlijstgroep, t(40) = 0.41, p = maar wel ten opzichte van de Laagangstige groep, t(32) = 2.74, p < 0.05 (Figuur 3). De gemiddelde verschilscore in de Wachtlijstgroep verschilt niet significant van de Laagangstige groep maar er kan wel gesproken worden van een trend, t(36) = 1.97, p = (Figuur 3). 20

22 Figuur 3. Gemiddelde verschilscore op de voormeting van de recognitietaak per groep Het is opvallend dat de gemiddelde verschilscore voor aanvang van de training in iedere groep positief bleek. Er leek bij elke groep dus een negatieve interpretatiebias te ontbreken. Aan de hand van one sample t-toetsen werd duidelijk dat de gemiddelde verschilscore in de Trainingsgroep bij voormeting niet significant verschilde van 0, t(18) = 1.47, p = Ook in de Wachtlijstgroep bleek de gemiddelde verschilscore op voormeting niet af te wijken van 0, t(22) = 1.71, p = Bij de Laagangstige groep bleek dit wel het geval, t(14) = 4.62, p < Er kan gesteld worden dat er in de Laagangstige groep sprake was van een positieve interpretatiebias. Bij de proefpersonen met bloosangst ontbrak er zowel een negatieve als een positieve interpretatiebias. Effectiviteit van de training Om de effectiviteit van de training aan de hand van de recognitietaak te onderzoeken is een 2 Groep (Wachtlijst vs. Training) x 2 Type (kloppende vs. nietkloppende interpretatie) x 3 Tijd (voormeting, nameting en follow-up) herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd. Waarbij Groep een tussen proefpersoonfactor is en Type en Tijd binnen proefpersoonfactoren zijn. In Tabel 1 staan de gemiddelde 21

23 verschilscores per type interpretatie van de verschillende groepen per meting weergegeven. De analyse liet zien dat er sprake was van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 64) = 37.77, p < 0.001, een hoofdeffect voor Groep, F(1, 32) = 4.75, p < 0.05 en een hoofeffect voor Type, F(1, 32) = 2.69, p < De analyse liet ook een interactieeffect zien voor Tijd x Type, F(2, 64) = 36.61, p < Op de voormeting werd ongeacht de groep de niet-kloppende interpretatie vaker aannemelijker geacht dan de kloppende interpretatie, t(56) = 17.25, p < Bij nameting werden de kloppende interpretaties juist aannemelijker geacht dan de niet-kloppende interpretaties, t(36) = 2.33, p < En dit zelfde verschil was nog steeds aanwezig bij de follow-up, t(34) = 8.12, p < Ook bleek er een interactie-effect van Tijd x Groep te zijn, F(2, 64) = 9.19, p < (Figuur 4). Van een 3wegsinteractie-effect voor Tijd x Groep x Type was geen sprake, F(2, 64) = 0.46, p = Figuur 4. Gemiddelde verschilscore op voormeting, nameting en follow-up van de Training- en Wachtlijstgroep Om de gemiddelde verschilscores ongeacht het type van de interpretatie met elkaar te vergelijken is bij voor-, nameting en follow-up een gemiddelde verschilscore over de types heen aangemaakt. Aan de hand van een herhaalde metingen ANOVA 22

24 per groep, waarbij Tijd een binnen proefpersoon factor is, werd duidelijk dat er in de Trainingsgroep sprake was van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 32) = 34.11, p < Een gepaarde t-toets liet zien dat de verschilscore in de Traininggroep op de nameting significant groter was dan op voormeting, t(17) = -6.46, p < De gemiddelde verschilscore van de nameting en de follow-up was in deze groep gelijk, t(16) = 0.14, p = Er bleek echter ook in de Wachtlijstgroep een hoofdeffect te zijn voor Tijd, F(2, 32) = 8.21, p < In deze groep bleek dat de verschilscore van de nameting enigszins groter was dan de verschilscore van de voormeting, t(18) = -2.13, p < De verschilscore op de nameting en de verschilscore op de follow-up bleek niet significant van elkaar te verschillen in de Wachtlijstgroep, t(16) = -1.89, p = T-toetsen wezen uit dat op de voormeting de verschilscore ongeacht het type interpretatie niet verschilde tussen Training en Wachtlijst, t(40) = 0.41, p = Bij de nameting bleek de verschilscore van de Traininggroep significant groter dan de verschilscore van de Wachtlijst, t(35) = -3.65, p < En dit verschil was nog steeds significant bij de follow-up, t(33) = -2.67, p < Symptomen Verschil tussen groepen bij voormeting In Tabel 2 worden de gemiddelde scores en standaard deviaties van de vragenlijsten per groep weergegeven. Tabel 2. Gemiddelde (standaard deviatie) scores op de subschaal Blozen van de BTSQ en de assessmentvragenlijsten bij voormeting in de Laagangstige, Wachtlijst- en Trainingsgroep M (SD) Laagangstig Wachtlijst Training BTSQ 1.73 (0.84) 5.25 (1.24) 5.22 (0.96) BloosCognitieLijst 3.94 (1.81) 6.52 (1.32) 6.27 (1.49) BFNE (3.62) (3.76) (3.65) STAI-trait (6.53) (9.78) (7.90) STAI-state (7.10) (10.79) (6.21) CES-D (8.15) (8.93) (9.50) Om de verschillen tussen de groepen met elkaar te vergelijken is per vragenlijst een univarate ANOVA uitgevoerd. 23

25 Bloosangst. Aan de hand van de analyse werd een hoofdeffect voor Groep zichtbaar, F(2, 57) = 62.48, p < Uit verdere analyse met t-toetsen bleek dat er geen verschil bestond bij voormeting tussen de gemiddelde BTSQ-score in de Traininggroep en de Wachtlijstgroep, t(43) = 0.10, p = Maar de gemiddelde BTSQ-score in de Laagangstige groep was significant lager dan in de Traininggroep, t(35) = , p < 0.001, en in de Wachtlijstgroep, t(36) = -9.62, p < (Tabel 2). Blooscognities. Er bleek sprake te zijn van een hoofdeffect voor Groep, F(2, 57) = 15.02, p < T-toetsen wezen uit dat proefpersonen in de Trainingsgroep en de Wachtlijstgroep geen verschillende gemiddelde score hadden op de BloosCognitieLijst bij voormeting, t(43) = 0.62, p = De gemiddelde score op de BloosCognitieLijst in de Laagangstige groep was lager dan in de Trainingsgroep, t(35) = -4.28, p < en in de Wachtlijstgroep, t(23.61) = -4.77, p < (Tabel 2). Angst voor negatieve evaluatie. Er was sprake van een hoofdeffect voor Groep, F(2, 57) = 7.66, p < Door middel van t-toetsen werd duidelijk dat op de voormeting van de BFNE geen verschil was tussen gemiddelde score in de Traininggroep en de Wachtlijstgroep, t(43) = 0.61, p = Wel was de gemiddelde score op de BFNE in de Laagangstige groep significant lager dan de Trainingsgroep, t(35) = -3.21, p < en de Wachtlijstgroep, t(36) = -3.72, p < (zie Tabel 2). Trait en State angst. Analyse van de gemiddelde scores op de STAI-trait wezen uit dat er sprake was van een hoofdeffect voor Groep, F(2, 57) = 4.18, p < T-toetsen lieten zien dat er geen verschil was tussen de gemiddelde score in de Traininggroep en in de Wachtlijstgroep, t(43) = -0.49, p = Wel was de gemiddelde score op de STAI-trait significant lager in de Laagangstige groep dan in de Trainingsgroep, t(35) = -3.15, p < 0.005, en de Wachtlijstgroep, t(36) = -2.25, p < 0.05 (zie Tabel 2). Uit analyse van de gemiddelde scores op de STAI-state bleek dat er geen sprake was van een hoofdeffect voor Groep, F(2, 57) = 1.14, p = Depressie. Aan de hand van analyse van de gemiddelde scores op de CES-D werd geen hoofdeffect voor Groep zichtbaar, Groep, F(2, 57) = 0.57, p = Verloop van de training Om na te gaan of de training gepaard ging met een vermindering van symptomen werd er per vragenlijst een 3 Tijd (voormeting, nameting en follow-up) x 2 Groep (Training vs. Wachtlijst) herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd. Hierbij is 24

26 Tijd de binnen proefpersonenfactor en Groep de buiten proefpersoonfactor. Wanneer er niet aan de assumptie van sfericiteit kon worden voldaan is gekozen voor een Greenhouse Geisser correctie. Bloosangst. Analyse van de gemiddelde BTSQ-score liet zien dat er geen hoofdeffect was voor Tijd, F(1.64, 52.47) = 0.11, p = en ook niet voor Groep, F(1, 32) = 1.04, p = Er was geen significant interactie-effect Tijd x Groep maar er bleek wel sprake te zijn van een trend, F(2, 64) = 3.05, p = (Figuur 5). Figuur 5. Gemiddelde BTSQ-score in de Training- en Wachtlijstgroep bij voor-, nameting en follow-up Aan de hand van een herhaalde metingen ANOVA per groep, waarbij Tijd een binnen proefpersoon factor is, werd duidelijk dat er in de Trainingsgroep geen sprake was van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 32) = 2.57, p = Een gepaarde t-toets wees uit dat er in de Traininggroep sprake was van een lichte daling van de BTSQscore bij nameting ten opzichte van de voormeting, dit verschil was echter niet significant, t(17) = 1.99, p = Er bleek geen verschil te zijn tussen de nameting BTSQ-score en de follow-up BTSQ-score bij de Trainingsgroep, t(16) = -0.91, p = Aan de hand van een herhaalde metingen ANOVA, waarbij Tijd een binnen proefpersoon factor is, werd duidelijk dat er in de Wachtlijstgroep geen sprake was 25

27 van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 32) = 0.94, p = Een gepaarde t-toets liet zien dat de gemiddelde BTSQ-score in de Wachtlijstgroep gelijk bleef bij voor- en nameting, t(18) = -1.56, p = en bij nameting en follow-up, t(16) = 0.23, p = Zoals al eerder aangegeven was er geen verschil op de score van de BTSQ bij de Traininggroep en Wachtlijstgroep bij voormeting. Bij nameting was het verschil ook niet significant, t(35) = 1.53, p = en hetzelfde gold bij de follow-up, t(32) = 0.99, p = Blooscognities. Uit analyse van de gemiddelde scores op de BloosCognitieLijst bleek dat er geen hoofdeffect was voor Tijd, F(2, 70) = 0.32, p = 0.725, en voor Groep, F(1, 35) = 0.41, p = Er bleek ook geen sprake te zijn van een interactie-effect Tijd x Groep, F(2, 70) = 0.36, p = Angst voor negatieve evaluatie. Er was sprake was van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 64) = 3.79, p < Aan de hand van een gepaarde t-toets bleek dat de gemiddelde score in de beide groepen op voor- (M = 25.68, SD = 3.62) en nameting (M = 24.75, SD = 3.89) niet van elkaar verschilden, t(36) = 1.03, p = Er bleek ook geen verschil te zijn tussen de gemiddelde score van beide groepen op de nameting (M = 24.68, SD = 3.77) en follow-up (M = 23.94, SD = 4.42). Analyse liet geen hoofdeffect zien voor Groep, F(1, 32) = 1.81, p = en geen Tijd x Groep interactie-effect, F(2, 64) = 1.19, p = Trait en State angst. Uit analyse van de gemiddelde scores op de STAI-trait bleek dat er sprake van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 64) = 13.30, p < Aan de hand van een gepaarde t-toets bleek dat de gemiddelde score in de beide groepen op voormeting (M = 43.63, SD = 8.34) groter was dan op de nameting (M = 41.22, SD = 8.76), t(31) = 3.20, p < De gemiddelde score op de nameting (M = 41.22, SD = 8.76) verschilde niet van de score op de follow-up (M = 40.31, SD = 8.14), t(31) = 1.45, p = Er was echter geen hoofdeffect voor Groep, F(1, 32) = 0.47, p = en geen interactie-effect Tijd x Groep, F(2, 64) = 1.17, p = Aan de hand van analyse op de gemiddelde score van de STAI-state werd geen hoofdeffect zichtbaar voor Tijd, F(2, 64) = 1.58, p = 0.214, geen hoofdeffect voor Groep, F(1, 32) = 0.13, p = en ook geen interactie-effect Tijd x Groep, F(2, 64) = 0.04, p = Depressie. Uit analyse van de gemiddelde scores op de CES-D bleek dat er geen sprake van een hoofdeffect voor Tijd, F(2, 64) = 2.49, p = 0.091, geen 26

28 hoofdeffect voor Groep F(1, 32) = 0.252, p = 0.619, en ook geen interactie-effect Tijd x Groep, F(2, 64) = 1.00, p = DISCUSSIE In deze studie is getracht om de interpretatiestijl van mensen met angst om te blozen door middel van hertraining positief te veranderen. Ook werd er gekeken of het positief veranderen van de interpretatiestijl de mate van bloosangst kon verminderen. Samenvattend zijn de belangrijkste resultaten: (i) Voor aanvang van de interpretatietraining was er geen sprake van een negatieve interpretatiebias bij mensen met angst om te blozen. Bij bloosangstigen ontbrak wel een positieve interpretatiebias, die kenmerkend was voor mensen zonder angst om te blozen. (ii) Na de interpretatietraining bleek aan de hand van de recognitietaak dat bloosangstigen nieuwe ambigue situaties vaker positief interpreteerden dan voor de training. In kleinere mate bleken ook bloosangstigen uit de Wachtlijstgroep een positievere interpretatiestijl te hebben ontwikkeld. Echter bleek dat mensen met bloosangst uit de Trainingsgroep sociale situaties met een ambigu karakter vaker positief interpreteren in vergelijking met bloosangstigen in de Wachtlijstgroep. Deze bevindingen waren een week na de laatste training consistent. (iii) De effectiviteit van de training die bleek uit de recognitietaak kon aan hand van de reactietijden op de probes niet ondersteund worden. Tegen de verwachting in gingen proefpersonen met angst om te blozen gedurende de trainingssessies steeds sneller reageren op zowel de negatieve als op de positieve probes. (iv) De positieve interpretatietraining had geen reductie van bloosangst tot gevolg. Bloosangstigen uit de Trainingsgroep rapporteerden na de training niet minder angst om te blozen. Ook was de mate van bloosangst bij hen niet minder dan bloosangstigen uit de Wachtlijstgroep. Onderzoek wijst uit dat mensen met angst om te blozen, in situaties waarbij ze in het middelpunt van de aandacht staan en situaties waarin in de eerste instantie geen aanleiding lijkt te zijn voor het krijgen van een blos, over het algemeen geneigd zijn om de verwachte evaluatie van anderen op een negatieve wijze te interpreteren (Dijk & de Jong, 2009; Dijk et al., 2009). Bloosangstigen uit deze studie bleken voor aanvang van de training echter niet gekenmerkt te worden door een negatieve 27

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten VGCT najaarscongres 2011 Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten Elske Salemink, Universiteit van Amsterdam In samenwerking met Reinout Wiers (Universiteit van

Nadere informatie

Modificatie van de interpretatie bias bij adolescenten: De rol van angst en hechting

Modificatie van de interpretatie bias bij adolescenten: De rol van angst en hechting Modificatie van de interpretatie bias bij adolescenten: De rol van angst en hechting V. G. M. van den Ende Masterthese Klinische Psychologie UvA-supervisor: Elske Salemink (Ontwikkelingspsychologie) Studentnummer:

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

MASTERTHESE. Een Mogelijkheid om de Effecten van Cognitive Bias Modification te verbeteren: Trainen met Cognitieve Belasting.

MASTERTHESE. Een Mogelijkheid om de Effecten van Cognitive Bias Modification te verbeteren: Trainen met Cognitieve Belasting. MASTERTHESE Een Mogelijkheid om de Effecten van Cognitive Bias Modification te verbeteren: Trainen met Cognitieve Belasting Vera Balk Studentnummer: 10182551 Naam begeleider: Elske Salemink Naam tweede

Nadere informatie

Het verminderen van PTSS klachten met cognitive bias modification (CBM)

Het verminderen van PTSS klachten met cognitive bias modification (CBM) Het verminderen van PTSS klachten met cognitive bias modification (CBM) Eigenlijk > Marcella Woud Center for the Study and Treatment of Mental Health, Ruhr Universiteit Bochum Behavioural Science Institute,

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 Emotie: gespannen, ongelukkig Fysiek: hartkloppingen, trillen Cognitief: overinterpreteren, piekeren, aandacht Gedrag: vermijden - Verkeerd

Nadere informatie

Denken is niet hetzelfde als doen. Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis

Denken is niet hetzelfde als doen. Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis VGCT NJC 2013 Denken is niet hetzelfde als doen Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis Elske Salemink Introductie Cognitieve theorieën interpretatie bias angst Beck,

Nadere informatie

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Cognitive Bias Modification (CBM): Computerspelletjes tegen Angst, Depressie en Verslaving Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving Mike Rinck Radboud Universiteit Nijmegen Cognitieve Vertekeningen bij Stoornissen "Cognitive Biases" Patiënten

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

Beschrijvende statistieken

Beschrijvende statistieken Elske Salemink (Klinische Psychologie) heeft onderzocht of het lezen van verhaaltjes invloed heeft op angst. Studenten werden at random ingedeeld in twee groepen. De ene groep las positieve verhaaltjes

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2 Intermanuele transfereffecten in volwassenen

HOOFDSTUK 2 Intermanuele transfereffecten in volwassenen Samenvatting 166 HOOFDSTUK 1 Introductie Na een armamputatie wordt vaak, om functionaliteit te behouden, een prothese voorgeschreven. Echter, 30% van de voorgeschreven protheses wordt niet gebruikt. 1-4

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Samenvatting en Conclusies Samenvatting van het onderzoeksproject De studies die in dit proefschrift worden

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Pilot studie naar de implementatie en effectiviteit van een stress-reductie training via de smartphone

Pilot studie naar de implementatie en effectiviteit van een stress-reductie training via de smartphone Pilot studie naar de implementatie en effectiviteit van een stress-reductie training via de smartphone Anke Versluis 12 november 2015 Bart Verkuil, PhD., Jos Brosschot, PhD. & Philip Spinhoven, PhD. CBS:

Nadere informatie

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Always look on the bright side of life

Always look on the bright side of life Always look on the bright side of life Training van een positieve aandachtbias: effect op angst, depressie en zelfvertrouwen Leone de Voogd E.L.deVoogd@uva.nl Elske Salemink Reinout Wiers Pier Prins Universiteit

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Reacties van Marokkanen en Turken op scenario s met verschillende adaptatievormen 17

Hoofdstuk 5 Reacties van Marokkanen en Turken op scenario s met verschillende adaptatievormen 17 Hoofdstuk 5 Reacties van Marokkanen en Turken op scenario s met verschillende adaptatievormen 17 Ömer is van Turkse afkomst en woont nu een jaar of tien in Nederland. Toen hij hier kwam vroeg hij zich

Nadere informatie

Angst: een bijwerking van de bijsluiter?

Angst: een bijwerking van de bijsluiter? Werking Waar het medicijn voor is een te hoog cholesterol te veel vetten in het bloed bij mensen met een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Hoe dit medicijn werkt Het vermindert de totale hoeveelheid

Nadere informatie

dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut

dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut medewerkers John Molenaar Bart Doolaard Laurens Jiskoot Anne van

Nadere informatie

Een Andere Blik: De Effecten van Interpretatie Bias Modificatie Programma's op Interpretatie Bias, Angst en Depressie. M.M.L.

Een Andere Blik: De Effecten van Interpretatie Bias Modificatie Programma's op Interpretatie Bias, Angst en Depressie. M.M.L. Een Andere Blik: De Effecten van Interpretatie Bias Modificatie Programma's op Interpretatie Bias, Angst en Depressie M.M.L. de Gooijer Instituut Universiteit van Amsterdam Studentnummer 6042090 Begeleider

Nadere informatie

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de Samenvatting De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de gezondheidsbeleving van bewoners en hulpverleners In de jaren die volgden op de vliegramp Bijlmermeer op 4 oktober 1992, ontstond

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L.

Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L. Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L. de Voogd Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Always look

Nadere informatie

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy Samenvatting 194 Dit proefschrift start met een algemene inleiding in hoofdstuk 1 om een kader te scheppen voor de besproken artikelen. Migratie is een historisch fenomeen die vaak resulteert in verbeterde

Nadere informatie

Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen

Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn Christine van Boeijen Indeling presentatie Welke stoornissen Vooronderzoeken Hoofdonderzoeken Implementatie Welke

Nadere informatie

Kennis en rolopvatting van professionals gedurende Alcohol mij n zorg?!

Kennis en rolopvatting van professionals gedurende Alcohol mij n zorg?! Kennis en rolopvatting van professionals gedurende Alcohol mij n zorg?! Integrale aanpak vroegsignalering alcoholgebruik bij ouderen in de eerstelijn Drs. Myrna Keurhorst Dr. Miranda Laurant Dr. Rob Bovens

Nadere informatie

NeDerLANDse samenvatting

NeDerLANDse samenvatting CHAPTER 10 259 NEDERLANDSE SAMENVATTING Benzodiazepines zijn psychotrope middelen met anxiolytische, sederende, spierverslappende en hypnotische effecten. In de praktijk worden zij voornamelijk ingezet

Nadere informatie

MINDFULNESS EN ACT INTERVENTIES ALS E-HEALTH: EEN META-ANALYSE

MINDFULNESS EN ACT INTERVENTIES ALS E-HEALTH: EEN META-ANALYSE MINDFULNESS EN ACT INTERVENTIES ALS E-HEALTH: EEN META-ANALYSE MARION SPIJKERMAN VGCT CONGRES, 13 NOVEMBER 2015 OVERZICHT Introductie Methode Resultaten Discussie Mindfulness en ACT interventies als ehealth:

Nadere informatie

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Rijsimulator onderzoek

Rijsimulator onderzoek Rijsimulator onderzoek In 2006 is de TU Delft gestart met onderzoek naar rijsimualtors in samenwerking met simulator producent Green Dino BV. De onderzoeksgroep DATA (Data Automated Training and Assessment)

Nadere informatie

Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie?

Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie? Nijmeegs Kenniscentrum Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie? Jan-Frederic Wiborg, Jose van Bussel, Agaat van Dijk, Gijs Bleijenberg, Hans

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door Team Mirror Handleiding Team Mirror Rapport Vertrouwelijk document uitgegeven door www.unicorngroup.be Met deze handleiding geven we je als facilitator de nodige achtergrond om de resultaten van het Team

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Angst voor een negatieve beoordeling.

Angst voor een negatieve beoordeling. Angst voor een negatieve beoordeling. De rol van het negatieve beeld van jezelf en het verwachtte negatieve oordeel van anderen op het instandhouden van een sociale fobie. Bachelorthese Oktober 2008 Iris

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Kleur je Leven Algemene voorstelling

Kleur je Leven Algemene voorstelling Algemene voorstelling van Kleur je Leven Kleur je Leven Algemene voorstelling Leven met plezier, de toekomst positief zien en met zelfvertrouwen zaken aanpakken Soms valt dat niet mee. Zeker niet voor

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg Spelen in het groen Effecten van een bezoek aan een natuurspeeltuin op het speelgedrag, de lichamelijke activiteit, de concentratie en de stemming van kinderen Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena

Nadere informatie

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering Samenvatting In de loop van de laatste decennia zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat angst een belangrijke cognitieve component omvat. Ze menen dat structurele afwijkingen in de

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing)

Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing) Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing) Dr. Gabry Vanderveen Onderzoek met medewerking van Funda Jelsma; in opdracht van en gefinancierd door CCV/ Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

Sociaal angstigen krijgen een tweede kans na een negatieve eerste indruk

Sociaal angstigen krijgen een tweede kans na een negatieve eerste indruk Sociaal angstigen krijgen een tweede kans na een negatieve eerste indruk Cognitive Therapy and Research (2012) Dr. Marisol Voncken and dr. Corine Dijk Stel Je komt een kennis tegen bij de supermarkt. Hij

Nadere informatie

Samenvattig. Het effect van pre-cooling op koelefficiëntie en duursportprestaties

Samenvattig. Het effect van pre-cooling op koelefficiëntie en duursportprestaties Samenvattig Het effect van pre-cooling op koelefficiëntie en duursportprestaties Duursportprestaties worden negatief beïnvloed in een warme omgeving. Deze invloed kan worden verminderd door het toepassen

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

FEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID 4589-2 Datum 11.11.2015. Zelfrapportage

FEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID 4589-2 Datum 11.11.2015. Zelfrapportage FEEL-E Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen HTS Report ID 4589-2 Datum 11.11.2015 Zelfrapportage FEEL-E Inleiding 2 / 14 INLEIDING De FEEL-E brengt de strategieën in kaart die volwassenen gebruiken

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

SUMMARY. (samenvatting)

SUMMARY. (samenvatting) (samenvatting) 115 Politieprestaties onder druk: Aanhouding en zelfverdediging Het doel van het hier gerapporteerde onderzoek was om de invloed van angst op de kwaliteit van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

Evaluatie van het lespakket Fire

Evaluatie van het lespakket Fire Evaluatie van het lespakket Fire Winifred A. Gebhardt, PhD, Monique Gomez-Tromp, BSc & Jamila Meftah Ben, BSc December 2008 Klinische -, Gezondheids- en Neuropsychologie Universiteit Leiden 1 Globale inhoudsopgave

Nadere informatie

TNO-rapport TNO/LS 2015 R11197. Earth, Life & Social Sciences Schipholweg 77-89 2316 ZL Leiden Postbus 3005 2301 DA Leiden. www.tno.

TNO-rapport TNO/LS 2015 R11197. Earth, Life & Social Sciences Schipholweg 77-89 2316 ZL Leiden Postbus 3005 2301 DA Leiden. www.tno. TNO-rapport TNO/LS 2015 R11197 Het effect van media-aandacht voor het gebruik van mogelijk ondeugdelijke naalden in het voorjaar van 2015 op de bereidheid van moeders om hun dochter te laten vaccineren

Nadere informatie

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van Samenvatting Het is niet eenvoudig om te leren spellen. Om een woord te kunnen spellen moet een ingewikkeld proces worden doorlopen. Als een kind een bepaald woord nooit eerder gelezen of gespeld heeft,

Nadere informatie

Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis

Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis Een pleidooi voor kortdurende interventies met duurzaam effect Willem Fonteijn Medische Psychologie Catharina Ziekenhuis, Eindhoven Een vorm van cognitieve

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

Samenvatting van: Effectiviteit MatriXcoaching op faalangst bij middelbare scholieren in de bovenbouw

Samenvatting van: Effectiviteit MatriXcoaching op faalangst bij middelbare scholieren in de bovenbouw Samenvatting van: Effectiviteit MatriXcoaching op faalangst bij middelbare scholieren in de bovenbouw Voorwoord Walter Franssen; Projectleider MatriXmethode Instituut Het onderzoek naar faalangst heeft

Nadere informatie

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren De invloed van inductie programma's op beginnende leraren Op basis van door NWO gefinancierd wetenschappelijk onderzoek heeft Chantal Kessels, Universiteit Leiden in 2010 het proefschrift 'The influence

Nadere informatie

Inleiding. Hoe zijn mensen te motiveren tot vrijwillige inzet?

Inleiding. Hoe zijn mensen te motiveren tot vrijwillige inzet? Inleiding Hoe zijn mensen te motiveren tot vrijwillige inzet? Vrijwilligerscentrales VU A dam Verkennende Studies & Bestaande Inzichten Ontwikkeling Nieuwe Werkwijzen VC s Deelonderwerp I Werven en Behouden

Nadere informatie

Van Klacht Naar Kracht deelnemersresultaten april 2010-2011

Van Klacht Naar Kracht deelnemersresultaten april 2010-2011 Feitenkaart Van Klacht Naar Kracht deelnemersresultaten april 010-011 In september 007 is de uitvoering van het Rotterdamse leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht gestart. Het doel van het programma

Nadere informatie

Stepped care bij Angst & Depressie: van eerste tot tweede lijn

Stepped care bij Angst & Depressie: van eerste tot tweede lijn Stepped care bij Angst & Depressie: van eerste tot tweede lijn Het SAD-project Een onderzoek naar de behandeling van angst- en stemmingsklachten. Informatie voor deelnemers Drs. L. Kool Dr. A. van Straten

Nadere informatie

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 Definitieve rapportage 4 augustus 2016 DATUM 4 augustus 2016 TITEL Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 ONDERTITEL

Nadere informatie

Universiteit Utrecht. Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS. Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen

Universiteit Utrecht. Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS. Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen Running head: MINDFULNESS ALS AANPAK OM NEGATIEF AFFECT TE VERMINDEREN Universiteit Utrecht Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen Wordt

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) 159 Bijdrage aan de revalidatiezorg: effectiviteit van beeldschermloeptraining bij slechtzienden Wereldwijd wordt het aantal personen met een visuele

Nadere informatie

Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren

Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren amenvatting 123 amenvatting 125 Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren Vallen is één van de meest belangrijke oorzaken van letsel

Nadere informatie