De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland Stand van zaken in 2009, met een behoefteraming voor 2027

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland Stand van zaken in 2009, met een behoefteraming voor 2027"

Transcriptie

1 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland Stand van zaken in 2009, met een behoefteraming voor 2027 M. van Greuningen R. Batenburg J. Hansen U vindt dit rapport en andere publicaties van het NIVEL in PDF-format op:

2 ISBN Telefoon Fax NIVEL, Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

3 Inhoud Voorwoord 5 Samenvatting 7 1 Inleiding Achtergrond Doel en vraagstellingen Leeswijzer 10 2 Onderzoeksmethode, theoretisch kader en gegevensverzameling 11 3 Ontwikkelingen in de aanbodkant van de arbeidsmarkt voor gynaecologen Inleiding Het huidige arbeidsaanbod aan specialistische gynaecologische zorg Het aantal werkzame gynaecologen Het toekomstige arbeidaanbod aan specialistische gynaecologische zorg Het aantal werkzame gynaecologen Voorkeuren van gynaecologen en AIOS naar regio s en subspecialisaties Conclusie 31 4 Ontwikkelingen in de vraagkant van de arbeidsmarkt voor gynaecologen Inleiding De huidige vraag naar specialistische gynaecologische zorg Patiëntcontacten Onvervulde zorgvraag De toekomstige vraag naar specialistische gynaecologische zorg Epidemiologische ontwikkelingen Sociaal-culturele ontwikkelingen Conclusie 42 5 Vraag en aanbodontwikkelingen vergeleken Inleiding Een doorkijk naar 2027: scenario s en ramingen 46 Literatuurlijst 51 Bijlage 1: Vragenlijst voor maatschap/vakgroep 53 Bijlage 2: Vragenlijst voor gynaecologen 65 Bijlage 3: Vragenlijst voor gynaecologen in opleiding 79 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

4 4 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

5 Voorwoord Dit project is door het NIVEL is uitgevoerd met subsidie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). De commissie In- en Uitstroom van de NVOG heeft het onderzoek begeleid. Deze commissie bestond uit de volgende personen: - dhr. S. de Boer, gynaecoloog - mw. J.M. Briët, gynaecoloog in opleiding - dhr. dr. J.P. de Bruin, gynaecoloog - mw. dr. M.R. Buist, gynaecoloog - dhr. dr. P.J. Dörr, gynaecoloog - dhr. dr. J.W. de Leeuw, gynaecoloog - dhr. prof. dr. L.F.A.G. Massuger, gynaecoloog Wij danken de begeleidingscommissie hartelijk voor de goede samenwerking. De leden hebben een substantiële bijdrage geleverd aan de responsverhoging tijdens het veldwerk, en eerdere versies van dit rapport van constructief commentaar voorzien. De auteurs, Maart 2010 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

6 6 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

7 Samenvatting In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland anno Het onderzoek is uitgevoerd om zowel de huidige als de toekomstige vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in Nederland in kaart te brengen. Het doel is te bepalen in hoeverre vraag en aanbod in evenwicht zijn en hoe de aansluiting tussen vraag en aanbod zich in de komende 15 jaar zal ontwikkelen. Op basis hiervan kan een eerste schatting worden gemaakt van het aantal op te leiden gynaecologen in de periode Op basis van uitgebreide enquêtes, ontvangen van 555 werkzame gynaecologen in Nederland, 247 gynaecologen in opleiding (AIOS) en 70 afdelingen gynaecologie (een respons van respectievelijk 65%, 77% en 70%) kan het volgende geconcludeerd worden. Het huidige aanbod op de arbeidsmarkt voor gynaecologen zal naar verwachting gaan dalen als de wens van veel gynaecologen gerealiseerd wordt om niet gemiddeld 0,90 fte maar 0,85 fte te gaan werken. Een andere belangrijke ontwikkeling is dat over 10 jaar grote cohorten mannelijke gynaecologen zullen uittreden. Deze worden vervangen door cohorten voornamelijk vrouwelijke gynaecologen, die vaker de wens hebben vóór hun 65 ste jaar te stoppen met werken dan de huidige gynaecologen. Ook de hoofden van gynaecologieafdelingen/maatschappen in Nederland verwachten een benodigde groei aan gynaecologen als gevolg van deeltijdwensen, maar ook als gevolg van aangescherpte richtlijnen. Ook verwacht men dat Nurse Practitioners en tweedelijns verloskundigen taken zouden kunnen overnemen van de gynaecoloog, maar dat ook omgekeerd de gynaecoloog in de toekomst meer taken zal gaan overnemen van de huisarts en eerstelijnsverloskundige. De vraag op de arbeidsmarkt naar gynaecologen is de laatste jaren toegenomen en de verwachting is dat deze groei zich zal doorzetten. Een belangrijke oorzaak hiervoor is het aantal verwijzingen van de huisarts naar de gynaecoloog. Dit neemt sterker toe dan de demografisch-gerelateerde daling van de vraag naar specialistische gynaecologische zorg. Voorts is de verwachting van de gynaecologieafdelingen/maatschappen dat in de komende 10 jaar de mondigheid en eisen van de patiënten verder zal toenemen, waardoor ook de patiëntgebonden zorgvraag voor de gynaecologen zal toenemen. De huidige aansluiting tussen vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt voor gynaecologen wordt door een aantal knelpunten getypeerd. Er is sprake van een krapte die zich vooral vertaalt in zorgen over het relatief grote aantal vervangingsvacatures. Samen met uitbreidingsvacatures gaat het landelijk om zeker 48 fte voor gynaecologen en fellows, waarvan 42% niet binnen drie maanden vervuld is. De wachttijden blijken volgens afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters wel binnen de normen. Op basis van de resultaten van de enquêtes, en de expertinschatting van de begeleidingscommissie van een aantal toekomstontwikkelingen in de zorgvraag en het arbeidsaanbod, De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

8 zijn vier scenario s doorgerekend om te bepalen wat het aantal jaarlijks op te leiden gynaecologen zou moeten zijn om in 2027 evenwicht op de arbeidsmarkt te bereiken. Twee van de vier scenario s komen daarbij uit op 52 en 56 op te leiden gynaecologen per jaar, hetgeen boven de 50 opleidingsplaatsen ligt dat in 2008 aan de gynaecologie is toegewezen. 8 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

9 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Sinds 1992 heeft het NIVEL periodiek in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG) de arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland onderzocht: in 1992 (Hingstman e.a., 1992), 1997 (Van der Velden e.a., 1997), 1999 (Van der Velden e.a., 1999) 2001 (Van der Velden e.a., 2001), 2003 (Van der Velden e.a., 2003) en 2006 (Van der Velden e.a., 2006). De onderzoeken vanaf 1999 omvatten tevens een ramingstudie, om door te rekenen wat de toekomstige opleidingscapaciteit zou moeten zijn om evenwicht op de arbeidsmarkt in een bepaald jaar te realiseren. In 1999 en 2001 bleek er geen reden om de opleidingscapaciteit bij te stellen, maar in 2003 wel (naar beneden) en in 2006 ook (naar boven). De vraag van de huidige studie in 2009 is of de toegenomen behoefte aan gynaecologen in de toekomst zal doorzetten, of dat er nu voldoende worden opgeleid. Dit is zowel afhankelijk van ontwikkelingen binnen de beroepsgroep als van de ontwikkeling in de zorgvraag. Door de ontwikkelingen in zowel vraag als aanbod op de arbeidsmarkt te volgen kan de omvang van de opleidingscapaciteit tijdig worden bijgestuurd. Aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt is een belangrijke vraag hoe ontwikkelingen als differentiatie en subspecialisering binnen het vakgebied zullen doorzetten. Zo zien we subspecialisatie op het terrein van de oncologie en voortplantingsgeneeskunde, perinatologie, maar ook profilering op het terrein van de urogynaecologie. Voor de toekomst is het dus van belang hoe de belangstelling van AIOS zich voor bepaalde subspecialismes ontwikkelt. Een andere ontwikkeling aan de aanbodkant is de groei van het aantal ondersteunende professionals binnen de gynaecologie. Het aantal tweedelijns verloskundigen, Nurse Practitioners gynaecologie, Physician Assistants, klinisch verloskundigen en echoscopisten groeit. Zij vormen nieuwe beroepen binnen de gynaecologische en verloskundige praktijk, waarbij nochtans gezocht wordt welke taken zij kunnen/mogen gaan verrichten ter ondersteuning dan wel vervanging van taken van de gynaecoloog. In hoeverre sprake is van concrete lastenverlichting voor gynaecologen, waardoor zij meer tijd kunnen besteden aan complexere zorgverlening, is nog onbekend. Wel lijkt er sprake te zijn van zgn. suppletie, waarbij de ondersteunende professionals taken uitvoeren complementair aan de zorg die door de gynaecoloog wordt verleend (Laurant, 2007). Hierbij valt te denken aan extra voorlichting en nazorg aan patiënten. Uitgangspunt hierbij is dat de specialist de regierol behoudt binnen de gynaecologische en obstetrische zorg, zowel voor wat betreft ketenzorg als binnen behandelteams (NVOG, 2007). Of substitutie en de gewenste taakherschikking inderdaad is gerealiseerd, is echter voor Nederland nog niet goed bekend. Wel blijkt uit Amerikaans onderzoek dat de werkdruk van specialisten afneemt, naarmate er meer ondersteuning plaatsvindt (Hooker, 2006). De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

10 1.2 Doel en vraagstellingen Het doel van dit onderzoek is het inventariseren van gegevens over de huidige en toekomstige vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland en de aansluiting tussen beide. Specifiek geeft deze studie een antwoord op de vraag of de ontwikkelingen in de vraag en het aanbod - zoals geformuleerd in de eerdere arbeidsmarktmonitoren - nog adequaat zijn of bijstelling behoeven. Zo kan opnieuw een capaciteitsraming uitgevoerd worden en in een vroeg stadium maatregelen genomen worden om overschotten of tekorten aan gynaecologen in de nabije toekomst te voorkomen. Dit leidt tot de volgende drie vraagstellingen: Vraagstelling over het zorgaanbod: - Wat is de ontwikkeling geweest in de in- en uitstroom van gynaecologen tot nu toe, verdeeld naar leeftijd, type instelling, subspecialisatie en regio, en hoe zal de in- en uitstroom zich op de langere termijn (tot 2027) gaan ontwikkelen? - Wat is de ontwikkeling geweest in de tijdsbesteding van gynaecologen tot nu toe, zowel wat betreft de omvang (aantal fte) als invulling (patiëntgebonden tijd), en hoe zal de tijdsbesteding zich op de langere termijn (tot 2027) gaan ontwikkelen? Vraagstelling over de zorgvraag: - Wat is de ontwikkeling geweest in de vraag naar gynaecologische zorg tot nu toe, verdeeld naar leeftijd, type verrichting, type instelling en regio en hoe zal deze zorgvraag zich op de langere termijn (tot 2027) gaan ontwikkelen? Vraagstelling over de afstemming tussen vraag en aanbod: - Wat is de ontwikkeling geweest in de aansluiting tussen vraag en aanbod bij gynaecologie tot nu toe, en hoe zal dat zich op langere termijn gaan ontwikkelen (tot 2027), uitgaande van verschillende scenario s over vraag en aanbod, en welke gevolgen heeft dat voor de benodigde opleidingscapaciteit? 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de gegevensverzameling die voor deze studie is uitgevoerd. Hoofdstuk 3 behandelt daarna de ontwikkelingen in de aanbodkant van de arbeidsmarkt, terwijl hoofdstuk 4 gewijd is aan de ontwikkelingen in het zorgaanbod. In hoofdstuk 5 worden vraag en aanbod met elkaar geconfronteerd en verschillende scenario s behandeld. Voor de diverse scenario s kan berekend worden hoeveel gynaecologen er in totaal beschikbaar zouden moeten zijn in het prognosejaar Het rapport sluit af met conclusie en slotbeschouwing. 10 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

11 2 Onderzoeksmethode, theoretisch kader en gegevensverzameling Zoals eerder geschetst bouwt deze studie voort op eerdere studies van het NIVEL in de afgelopen 10 jaar. In tabel 2.1 is een overzicht gemaakt van de onderzoeksactiviteiten die toen en nu zijn uitgevoerd. Te zien is dat in 1999, 2003 en 2006 beperkte gegevensverzamelingen zijn uitgevoerd. In 2006 zijn alleen de afdelingen gynaecologie in Nederland benaderd. In 1999 en 2003 zijn alleen de jongste gynaecologen (ook wel jonge klaren ) benaderd. Tabel 2.1: Overzicht van de enquêtes gehouden t.b.v. de NIVEL Arbeidsmarktmonitor Gynaecologie 1999, 2001, 2003, 2006, Enquête werkzame Jongste Alle Jongste Alle Gynaecologen gynaecologen gynaecologen gynaecologen gynaecologen Enquête AIOS Oudste Alle Alle Alle Gynaecologie assistenten assistenten assistenten assistenten Enquête afdelingen Alle Alle Alle Alle Alle Gynaecologie afdelingen afdelingen afdelingen afdelingen afdelingen Door de voorselecties moet grote voorzichtigheid worden betracht bij vergelijkingen door de tijd heen. Het meest geschikt voor vergelijking door de tijd heen is de groep AIOS gynaecologie; de huidige peiling van 2009 kan namelijk qua opzet goed worden vergeleken met die van 2003 en Door de gynaecologen en de AIOS in te delen naar het moment waarop zij met de opleiding zijn begonnen, kan onder andere gekeken worden of de oudere opleidingscohorten (of generaties) bijvoorbeeld meer dagdelen werken of andere voorkeuren hebben dan de nieuwere opleidingscohorten. Daarnaast kan gekeken worden of personen in een latere fase in de opleiding of tijdens de beroepsuitoefening andere voorkeuren hebben dan in een eerdere fase (op een jongere leeftijd). Het onderzoek dat dit jaar is uitgevoerd bestaat dus uit drie verschillende enquêtes die samen inzicht geven in relevante arbeidsmarktontwikkelingen en de gewenste opleidingscapaciteit. Hieronder worden deze verschillende onderdelen beschreven. a. Enquête onder de afdelingen gynaecologie De 2009-enquête onder afdelingen kan goed afgestemd worden op de eerdere enquête in 2006 om inzicht te krijgen in het aantal en soort werkzame personen naar functie (specialist, AIOS, enzovoorts), de in- en uitstroom, regionale verschillen, taakverschuiving, het aantal vacatures (uitbreiding of vervanging), de invulling hiervan met in Nederland of in het buitenland opgeleide gynaecologen en de behoefte aan subspecialisatie en de productie. De enquête is op papier gestuurd naar 100 afdelingen gynaecologie in Nederland. Het merendeel hiervan zijn maatschappen gynaecologie binnen algemene De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

12 en academische ziekenhuizen, 7 zijn geen volledige afdelingen, maar poliklinische, specialistische of ZBC-afdelingen. In sommige gevallen is op verzoek een Word-versie van de enquête ge- d, die vervolgens uitgeprint en ingevuld is teruggestuurd. Namen van contactpersonen en adressen van deze maatschappen zijn verkregen via de NVOG. In een aantal gevallen werden deze tijdens het veldwerk nader gecontroleerd en geactualiseerd. Aan de afdelingen is twee keer een reminder verstuurd. Omdat de respons tegen het einde van de veldwerkperiode tegenviel, is nog twee keer nagebeld door de NVOG en het NIVEL naar de afdelingen die de enquête nog niet hadden teruggestuurd. Deze enquête is terug te vinden in Bijlage 1. b. Enquête onder werkzame gynaecologen Ook de 2009-editie van de enquête onder gynaecologen kon deels afgestemd worden op die van Een belangrijk verschil is dat zij nu via een online vragenlijst zijn geënquêteerd. Het hoofdbestanddeel van de enquête betreft de ontwikkelingen in de komende jaren in de beroepsuitoefening, zoals de feitelijke en gewenste arbeidsomvang, invulling van het werkproces in termen van uren/fte per week, diensten, deeltijd, duur consulten/verrichtingen e.a. Daarnaast is eveneens ingegaan op wensen over subspecialisering, aandachtsgebieden en regiovoorkeuren. Ook de namen en -adressen van de gynaecologen zijn verkregen uit het adressenbestand van de NVOG en gecontroleerd en geactualiseerd waar nodig. In totaal zijn 859 werkzame gynaecologen via voor deelname aan de online enquête uitgenodigd. Gedurende het najaar van 2009 verliep de respons tamelijk traag. Hierop is besloten tot vier maal toe reminders te vesturen en hebben personen uit de begeleidingscommissie ook actief hun collega NVOG-leden aangesproken. Deze enquête is terug te vinden in Bijlage 2. c. Enquête onder AIOS gynaecologie De (online) 2009-enquête voor de aankomende gynaecologen komt voor een deel overeen met die onder de werkzame gynaecologen. Aan hen zijn vooral vragen gesteld over de gewenste werkzaamheden zoals deeltijd, type functie en subspecialisatie. De namen en -adressen van de huidige AIOS zijn ook verkregen via de NVOG, waarbij relatief veel actualisering en correctie noodzakelijk was gezien de mobiliteit van deze groep. Het gaat om 321 AIOS die met een link naar de online enquête via zijn benaderd. Hoewel de respons op deze enquête wat vlotter verliep zijn toch ook aan deze groep vier reminders verstuurd, en regelmatig nieuwe uitnodigingen aan nieuwe -adressen o.a. verkregen via de opleiders in de ziekenhuizen. Deze enquête is terug te vinden in Bijlage 3. De respons op deze drie enquêtes is in tabel 2.2 vermeld. 12 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

13 Tabel 2.2: Aantal netto aangeschreven en responderende gynaecologen, AIOS en afdelingen gynaecologie in 2009 Netto aangeschreven Ingevuld retour Respons percentage Gynaecologen % Gynaecologen in opleiding % Afdelingen gynaecologie % Poliklinische, specialistische of ZBC afdelingen % Bron: NIVEL/NVOG-enquête De respons op de drie enquêtes is met meer dan 65% bevredigend te noemen. Hierbij zij aangemerkt dat er relatief vaak gerappelleerd is en er veel extra inspanningen zijn gepleegd om adressen te actualiseren en respondenten persoonlijk te stimuleren om aan het enquêteverzoek gehoor te geven. Ook al is de respons voor de drie enquêtes dus bevredigend te noemen, een belangrijke vraag is of de groepen respondenten een representatieve afspiegeling zijn van de aangeschreven populaties. Daartoe is een non-respons analyse uitgevoerd. Wat betreft de gynaecologen en de gynaecologen in opleiding kan voor een tweetal persoonskenmerken (leeftijd en geslacht) en op basis van het ledenbestand van de NVOG een vergelijking worden gemaakt tussen de responsgroep en de non-responsgroep. Tabel 2.3 geeft resultaten hiervan weer. Het aantal gynaecologen kan in deze tabel afwijken ten opzichte van tabel 2.2, omdat voor een klein deel van deze gynaecologen het geslacht en/of de leeftijd onbekend was. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

14 Tabel 2.3: Aantal aangeschreven en werkzame responderende gynaecologen naar onderzoeksjaar en geslacht Aangeschreven gynaecologen Responderende gynaecologen abs. % abs. % Mannen , ,4 Vrouwen , ,6 Totaal Jonger dan 35 jaar 22 2,6 16 3,0 35 tot en met 39 jaar , ,9 40 tot en met 44 jaar , ,4 45 tot en met 49 jaar , ,8 50 tot en met 54 jaar , ,0 55 tot en met 59 jaar , ,6 60 tot en met 64 jaar 90 10,7 47 8,8 65 jaar en ouder 9 1,1 3 0,6 Totaal , ,0 Aangeschreven gynaecologen in opleiding Responderende gynaecologen in opleiding abs. % abs. % Mannen 77 23, ,9 Vrouwen , ,1 Totaal ,0 Jonger dan 35 jaar , ,6 35 tot en met 39 jaar 62 19, ,0 40 jaar en ouder 13 4,1 8 3,5 Totaal , ,0 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Uit tabel 2.3 blijkt dat in de meeste gevallen de responsgroep qua leeftijd en geslacht hetzelfde is samengesteld als de populatie (i.e. alle NVOG-leden). Er is een kleine discrepantie tussen respons en populatie, gezien het verschil in een paar procentpunten in de leeftijdscategorieën en het percentage mannen c.q. vrouwen. Gezien de relatief hoge respons en de niet significante verschillen tussen respons- en non-repsonsgroep, kunnen we in dit rapport volstaan met het presenteren van alleen de ongewogen resultaten. Daar waar nodig zijn percentages en gemiddelde doorbrekend op de non-responsgroep om zo uitspraken te kunnen doen over de gehele populatie. Dit wordt in de betreffende hoofdstukken nader toegelicht. Voor de onderzochte afdelingen gynaecologie tenslotte, kan representativiteit gecontroleerd worden door te kijken naar de verdeling tussen algemene ziekenhuizen, academische ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra, een gegeven dat ook in de populatie (via de NVOG-administratie) bekend is. Tevens kunnen we nagaan of voor deze drie soorten afdelingen de omvang in aantal werkzame gynaecologen tussen responsgroep en aangeschreven groep verschilt. 14 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

15 Uit de onderstaande tabel 2.4 blijkt dan dat deze verdeling tussen de aangeschreven afdelingen en responderende afdelingen in aantal bijna gelijk is. Ook verschilt de omvang (in werkzame gynaecologen) van de afdelingen tussen de aangeschreven en responderende afdelingen niet significant. Dit betekent dat de verzamelde gegevens onder maatschappen representatief zijn naar type instelling voor de gehele populatie. Tabel 2.4: Aantal aangeschreven en responderende instellingen gynaecologie naar soort instelling Aangeschreven instellingen Responderende instellingen abs. % abs. % Algemeen ziekenhuis 85 85, ,9 Academische ziekenhuizen 8 8,0 7 10,0 Zelfstandig behandelcentrum 7 7,0 5 7,1 Totaal , ,0 Gemiddeld aantal gynaecologen in afdeling Gemiddeld aantal gynaecologen in afdeling Algemeen ziekenhuis 7,3 6,8 Academische ziekenhuizen 22,3 22,3 Zelfstandig behandelcentrum 2,9 3,4 Totaal 8,2 8,1 Bron: NIVEL/NVOG-enquête 2009, NVOG. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

16 16 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

17 3 Ontwikkelingen in de aanbodkant van de arbeidsmarkt voor gynaecologen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het arbeidsaanbod van gynaecologen in Nederland anno 2009 beschreven. Eerst wordt beschreven hoeveel gynaecologen er werkzaam zijn, daarna hoeveel zij werken, en hoeveel tijd zij besteden aan patiëntgebonden én niet-patiëntgebonden activiteiten. Op basis hiervan kan de totale capaciteit worden geschat die er in 2009 beschikbaar is voor gespecialiseerde gynaecologische patiëntenzorg. Ten tweede wordt de ontwikkeling van deze capaciteit van gynaecologen in de nabije toekomst bepaald. Hierbij richten we ons weer eerst op het aantal (toekomstige) gynaecologen door de in- en uitstroom van de beroepsgroep te beschrijven, en daarna wordt de toekomstige werkzaamheid en tijdsbesteding aan patiëntenzorg geschat door de ontwikkelingen in deeltijdwerk, arbeidsduurverkorting en taakherschikking te beschrijven. Dit laatste vormt de input voor hoofdstuk 5, waarin het arbeidsaanbod van gynaecologen met de zorgvraag naar gynaecologische zorg (nu en in de toekomst) wordt vergeleken. Wij volgen in dit hoofdstuk concreet het onderstaande schema: Figuur 3.1: Schema gehanteerde aanbodmodel Ontwikkelingen: - instroom - uitstroom Aantal gynaecologen Aantal gynaecologen Totale tijd voor patiëntenzorg (huidige aanbod) Totale tijd voor patiëntenzorg (toekomstige aanbod) Tijd voor patiëntenzorg per gynaecoloog Tijd voor patiëntenzorg per gynaecoloog Huidige aanbod Ontwikkelingen: - deeltijdwensen - arbeidsduurverandering - taakherschikking Toekomstige aanbod De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

18 3.2 Het huidige arbeidsaanbod aan specialistische gynaecologische zorg Het aantal werkzame gynaecologen Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven gaan we uit van het ledenbestand van de NVOG zijnde de populatie werkzame gynaecologen in Nederland. Medio 2009, toen het ledenbestand werd aangewend voor dit onderzoek, waren er 882 werkzame leden bij de NVOG geregistreerd. Als we dit vergelijken met de MSRC-gegevens, waren er volgens deze bron (in november 2009) gynaecologen erkend in Nederland ( Er zijn dus ongeveer 150 gynaecologen die wel erkend zijn, maar geen lid is van de NVOG. Hierbij gaat het zeer waarschijnlijk om gynaecologen die niet (meer) actief of werkzaam zijn. Overigens bieden de MSRCgegevens wel de mogelijkheid om een jaarlijkse trend te construeren. Waren er in 2009 dus gynaecologen in hun specialisme erkend, drie jaar ervoor was dit 958, en in 2000 waren het er 798. Afgaande op de MSRC-cijfers vond de groei in het aantal gynaecologen in Nederland dus vooral in de beginjaren van 2000 plaats. Wij verwachten dat het aantal niet-werkzame gynaecologen dat lid is van de NVOG gering is, maar het kan voorkomen dat personen lid blijven of nog niet uitgeschreven zijn. Van de 555 respondenten gaven in totaal 11 personen aan gestopt te zijn of met verlof te zijn, en 9 personen dat zij buiten Nederland werkzaam zijn. Zes van deze respondenten gaf wel aan dat zij plannen hebben om weer aan de slag te gaan in Nederland, binnen gemiddeld 3,3 jaar en dan voor gemiddeld 0,72 fte. Tijd voor patiëntenzorg per gynaecoloog Om nu te bepalen hoeveel tijd een gynaecoloog gemiddeld netto besteedt aan patiëntenzorg, presenteren we een aantal kernresultaten uit de enquête die dit bepalen. Allereerst laten we zien hoeveel fte een gynaecoloog gemiddeld werkt. Fte is een vaak gebruikte maat voor werkzaamheid in onderzoek en beleid omdat het uitgaat van een organisatorische maat voor een bepaalde functie/positie. Immers, taken en werkzaamheden worden doorgaans ook op organisatieniveau gepland en gealloceerd. Eén fte wordt standaard gedefinieerd als de positie voor een persoon die volledig werkzaam is, in de meeste gevallen gemiddeld 5 dagen per week. In de praktijk, en op persoonsniveau, kan dit echter wel verschillend uitpakken. Het meest structurele verschil ontstaat als per instelling één fte anders gespecificeerd is, in termen van dagdelen of uren per week. Daarom is als alternatief in de enquête ook naar het totaal aantal uren gevraagd dat men werkt. Voor de eenduidigheid van meting en aansluiting bij het beleidsveld, gaan we hier in eerste instantie uit van fte als de centrale maat van werkzaamheid. Een ander argument vormt de vergelijkbaarheid met de enquête in 2006, waarin alleen naar fte is gevraagd. Voor de duidelijkheid citeren we hieronder letterlijk de vraag over aantal fte die in de enquête aan gynaecologen werd gesteld: Voor welk deel van een full-time equivalent (fte) bent u in totaal werkzaam als gynaecoloog? (Indien u in meer instellingen werkzaam bent en/of meer soorten contracten of dienstverbanden heeft, dan graag de verschillende fte's bij elkaar optellen)... fte (N.B.: een werkweek van 100% is 1,0 fte; 50% is 0,5 fte) 18 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

19 Tabel 3.1 laat zien dat gynaecologen in 2009 aangaven gemiddeld 0,90 fte te werken, waarbij mannen meer fte werken dan vrouwen. Gynaecologen geven aan gemiddeld 46 uur per week te werken, exclusief diensten. In academische ziekenhuizen wordt het hoogst aantal fte gewerkt. Hierbij zijn de resultaten gewogen naar leeftijd en geslacht. In 2006 werd de meest recente vorige arbeidsmarktmonitor gynaecologie uitgevoerd. Voor dit onderzoek zijn alleen de afdelingen gynaecologie benaderd, maar er is toen zo gedetailleerd op het niveau van de medewerkers ingegaan, dat dit goed vergelijkbare resultaten (aangaande werkzaamheid) opleverde ten opzicht van het huidige onderzoek. De gemiddelde werkzaamheid lijkt redelijk stabiel te zijn, waarbij mannen iets meer werken dan vrouwen. Tabel 3.1: Gemiddeld aantal fte en uren van de gynaecologen, naar geslacht, 2006 en 2009 (gewogen getallen) Algemeen ziekenhuis zonder opleiding Algemeen ziekenhuis met opleiding Academisch ziekenhuis Totaal m v t m v t m v t m v t Gemiddeld aantal fte in ,95 0,83 0,90 0,95 0,83 0,90 0,98 0,88 0,93 0,95 0,84 0,90 Gemiddeld aantal uren in ,6 40,1 43,4 49,8 43,1 46,9 50,7 45,3 48,0 48,6 42,9 46,0 Gemiddeld aantal fte in ,91 0,90 0,89 0,94 0,83 0,90 Bron: Arbeidsmarktmonitor gynaecologie 2006 en NIVEL/NVOG-enquête Nu we weten hoeveel fte en uren gemiddeld door de gynaecologen wordt gewerkt, kunnen we op basis van de enquête in meer detail beschrijven hoe de gemiddelde werkweek van een gynaecoloog is opgebouwd. Tabel 3.2 geeft dit weer, gespecificeerd voor wat betreft de soorten directe en indirecte (niet-)patiëntgebonden activiteiten. Aangezien hier tamelijk gedetailleerd de tijdsbesteding per persoon is uitgevraagd, kan het zijn dat niet alle onderdelen even exact/contentieus zijn ingevuld. Derhalve, maar ook door afronding, tellen alle uren voor de subactiviteiten in de tabel niet altijd netjes op tot de subtotalen. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

20 Tabel 3.2: Gemiddeld aantal werkuren per week per activiteit (exclusief diensten) van de gynaecologen, naar werkveld, medio 2009 Activiteit Algemeen ziekenhuis zonder opleiding Algemeen ziekenhuis met opleiding Academisch ziekenhuis Totaal Direct patiëntgebonden activiteiten Poliklinische werkzaamheden Klinische werkzaamheden OK (klinische verrichtingen/dagbehandelingen) Verloskamer Indirect patiëntgebonden activiteiten Intercollegiaal overleg, e.d Correspondentie over patiënten Subtotaal patiëntgebonden activiteiten Percentage patiëntgebonden tijd 87% 80% 62% 76% Niet-patiëntgebonden activiteiten Oonderwijs (geven en nemen) Onderzoek (inclusief werkgroepen) Literatuurstudie Financiële administratie Management (maatschap, ziekenhuis, vereniging) Subtotaal niet-patiëntgebonden activiteiten Percentage niet-patiëntgebonden tijd 13% 20% 38% 24% Totaal aantal uren per week Bron: NIVEL/NVOG-enquête Uit tabel 3.2 komt naar voren dat de tijd besteed aan patiëntgebonden activiteiten gemiddeld 39 uur per week bedraagt, 76% van de totale werkweek. Gynaecologen in algemene ziekenhuizen besteden meer aan patiëntgebonden activiteiten dan de gynaecologen in academische ziekenhuizen (m.n. poliklinische werkzaamheden). Aan niet-patiëntgebonden activiteit besteedt de gemiddelde gynaecoloog in 2009 dus het supplement (24%) zo n 12 uur per week. Gynaecologen in academische ziekenhuizen besteden meer tijd aan deze niet-patiëntgebonden activiteiten besteden, m.n. aan onderzoek (gemiddeld 7 uur per week). In de voorgaande metingen van werkzaamheden in uren zijn niet de diensten verdisconteerd die eigen zijn aan het medische beroep; maar die uiteraard wel doortellen in de tijd die aan patiëntenzorg wordt besteed. Tabel 3.3 geeft eerst een indicatie van het aantal gynaecologen dat aangeeft diensten te draaien. Hieruit blijkt de overgrote meerderheid van gynaecologen avond/nachtdiensten en weekenddiensten doen. In de academische ziekenhuizen is het percentage gynaecologen dat avond/nachtdiensten en weekenddiensten doet (relatief) het laagst, in algemene ziekenhuizen zonder een opleiding gynaecologie relatief het hoogst, bijna 100%. 20 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

21 Tabel 3.3: Percentage gynaecologen naar werkveld dat avond/nacht- en/of weekenddiensten heeft in 2009 Algemeen ziekenhuis zonder opleiding Algemeen ziekenhuis met opleiding Academisch ziekenhuis Totaal Avond/nachtdiensten 99,4% 96,7% 85,7% 93,6% Weekenddiensten 99,4% 96,7% 87,3% 94,3% Bron: NIVEL/NVOG-enquête Diensten maken dus ook in 2009 een structureel deel uit van de taken en tijdsbesteding van elke gynaecoloog. Hierbij dient opgemerkt te worden dat onder de AIOS gynaecologie het aandeel dat avond/nachtdiensten en weekenddiensten draait nog hoger is: in beide gevallen 98%. Interessant is in dit verband of en hoe deze diensten gecompenseerd worden. tabel 3.4 geeft hierover informatie. Tabel 3.4: Compensatie avond/nachtdiensten en weekenddiensten gynaecologen, 2009 Algemeen Algemeen Academisch Totaal zonder opleiding met opleiding abs. % abs. % abs. % abs. % Avond/nachtdiensten Geen compensatie 72 45, , , ,6 Ochtend vrij na avond/nachtdienst 14 8,7 7 2,9 8 5,8 29 5,8 Dag vrij na avond/nachtdienst 33 20, , , ,4 Anders 41 25, ,2 6 5, ,3 Totaal , , , ,0 Weekenddiensten Geen compensatie 57 35, , , ,5 Ochtend vrij na weekenddienst 13 8,2 18 7,4 5 4,6 36 7,0 Dag vrij na weekenddienst 51 32, , , ,3 Anders 38 23, , , ,2 Totaal , , , ,0 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Wat opvalt is dat weekenddiensten over het algemeen vaker gecompenseerd worden dan avond/nachtdiensten. Dit verschilt echter naar ziekenhuis-type. Zo wordt in algemene ziekenhuizen met opleiding vaker gecompenseerd, vooral in de vorm van een dag vrij na de dienst. De categorie anders is relatief vaak aangekruist. Hier wordt vaak aangegeven dat men een andere, eventueel vaste, dag in de week vrij is ter compensatie. Andere antwoorden die voorkomen: een middag vrij of een dag geen patiëntgebonden activiteiten. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

22 Uit antwoorden op dezelfde vraag onder de AIOS gynaecologie lijkt dat zij, in vergelijking met de gynaecologen, minder gecompenseerd worden door een dag vrij na de dienst (25%) en vaker door een compensatie waarvoor de categorie anders is aangekruist (44%). Hier wordt vaak aangegeven dat er wel compensatie plaats vindt, maar in een andere vorm. Er wordt bij de AIOS veel in dienstblokken gewerkt, waarna compensatie volgt. Na een dienstblok wordt bijvoorbeeld gecompenseerd door één of meerdere vrije dagen na één of meerdere diensten. Ook zijn de avond- en nachtdiensten opgesplitst. Na een avonddienst is er niet per se compensatie of minder compensatie dan na een nachtdienst. Tabel 3.5: Compensatie avond/nachtdiensten en weekenddiensten AIOS, 2009 Algemeen Academisch Totaal abs. % abs. % abs. % Avond/nachtdiensten Geen compensatie 9 7,0 7 6,0 17 7,8 Ochtend vrij na avond/nachtdienst 8 6, ,4 20 9,2 Dag vrij na avond/nachtdienst 38 29, , ,8 Anders 72 56, , ,1 Totaal , , ,0 Weekenddiensten Geen compensatie 32 30, , ,3 Ochtend vrij na weekenddienst 7 6,7 4 3,3 11 4,7 Dag vrij na weekenddienst 23 21, , ,8 Anders 43 41, , ,2 Totaal , , ,0 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Het toekomstige arbeidaanbod aan specialistische gynaecologische zorg Het aantal werkzame gynaecologen Om de toekomstige capaciteit aan gynaecologen te bepalen is ten eerste de verwachte uitstroom van belang: hoe snel verloopt deze, op welke leeftijd stopt men met werken? Eén manier om de toekomstige uitstroom uit het beroep te meten is aan de hand van de verwachting die beroepsbeoefenaren hebben ten aanzien van hun stopleeftijd. De gemiddelde verwachte stopleeftijd is gewogen naar leeftijd en geslacht. Gecombineerd met de huidige leeftijdsopbouw van de werkzame gynaecologen kan dan de uitstroom van het aantal gynaecologen in de nabije toekomst doorgerekend worden. De onderstaande tabel is gebaseerd op deze verwachtingsvraag. 22 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

23 Tabel 3.6: De leeftijd waarop werkzame gynaecologen verwachten het beroep te zullen verlaten (gemiddelde verwachte stopleeftijd is gewogen) Mannen Vrouwen Totaal abs. % abs. % abs. % 50 jaar en jonger jaar 1 0,4 6 2,7 7 1, jaar 19 7, , , jaar , , ,1 65 jaar en ouder 21 8,5 8 3,6 29 6,2 Totaal , , ,0 Gemiddelde verwachte stopleeftijd 64 jaar 63 jaar 64 jaar Bron: NIVEL/NVOG-enquête De meeste gynaecologen denken kort voor hun 65 ste te stoppen met werken, zo rond hun 63 ste jaar. Qua gemiddelde stopleeftijd (afgerond) lijken mannen en vrouwen niet veel te verschillen, maar nadere inspectie van de frequentieverdeling van de antwoorden leert dat het percentage vrouwelijke gynaecologen dat denkt nog voor haar 60 ste te stoppen ruim 25 procentpunten groter is dan onder mannen. Hiermee rekening houdend, kan op basis van de leeftijdsverdeling van de thans werkzame gynaecologen (zie onderstaande figuur) allereerst voorspeld worden dat een groot deel van de mannelijke beroepsgroep (ruim 40%) de komende 10 jaar zal uittreden. Daarnaast kan over 10 jaar ook verwacht worden dat de cohorten vrouwelijke gynaecologen van 45 tot 54 jaar vervroegd zullen uitstromen. Daarmee zal relatief veel van het werk bij de nu net begonnen cohorten terecht komen. Deze cohorten zijn anno 2009 al relatief groot en bestaan vooral uit vrouwen; maar alleen al op basis van de numerieke opbouw van de beroepsgroep is dus duidelijk dat een voldoende instroom voor de komende periode noodzakelijk zal blijven. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

24 Figuur 3.2: Aantal werkzame gynaecologen naar leeftijd en geslacht, tot 69 jaar 60 tot 64 jaar 55 tot 59 jaar 50 tot 54 jaar 45 tot 49 jaar vrouwen mannen 40 tot 44 jaar 35 tot 39 jaar Jonger dan 35 jaar Bron: NIVEL/NVOG-enquête Nadere vragen over de reden om te stoppen met werken worden beantwoord met pensionering (49%), maar ook opvallend vaak met tijdsbesteding privé (33%), werkdruk (22%) en gezondheidsredenen (28%). Tegenover de uitstroom staat de instroom in de beroepsgroep van de gynaecologen. Hierbij staat de hiervoor benoemde vraag centraal of er wel voldoende gynaecologen worden opgeleid. Hierop wordt beleidsmatig gestuurd door de ramingen van het Capaciteitsorgaan en de beleidslijnen van de Ministeries van OCW en VWS. Daarnaast is de gerealiseerde instroom natuurlijk ook afhankelijk van de belangstelling voor de vervolgopleiding, het rendement van de opleiding en de opleidingscapaciteit van de medische faculteiten. Bij een beschouwing van het aantal inschrijvingen per jaar in de vervolgopleiding gynaecologie, moet worden bedacht dat er jaarlijks een adviesnorm wordt gesteld voor het aantal opleidingsplaatsen. Deze stond in 2006 op 47, in 2008 werd een jaarlijkse instroom tussen de 48 en 50 geadviseerd. Tabel 3.7 zet de instroomcijfers van het MSRC op een rij. 24 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

25 Tabel 3.7: Aantal jaarlijks bezette AIOS-plaatsen gynaecologie Aantal Bron: MSCR. Afgezien van een dip in 2005 lijkt de instroom de laatste jaren rond de 50 ook gerealiseerd te worden. De gynaecologie kent geen substantiële instroom van specialisten vanuit het buitenland. Onder de responderende gynaecologen bevonden zich er 17 van niet- Nederlandse afkomst die ook in het buitenland hun opleiding hadden gevolgd. De vraag of deze instroomtrend van AIOS voldoende is om de uitstroom van werkzame gynaecologen de komende tien jaar te compenseren wordt bepaald door zeer veel factoren de facto alle vraag- en aanbodfactoren die in dit onderzoek in kaart worden gebracht. Wat betreft de instroom zelf is een relevante factor hoe snel de AIOS gynaecologie klaar zijn om tot de groep werkzame specialisten toe te treden en in welke mate zij aan de capaciteit zullen bijdragen. Van de AIOS die de enquête hebben ingevuld is 77% vrouw, 71% is jonger dan 35 jaar; de mannelijke AIOS zijn over het algemeen wat ouder dan de vrouwelijke AIOS. De helft van de AIOS volgt de opleiding in een algemeen ziekenhuis, de andere helft in een academisch ziekenhuis. Opvallend is dat 80% van de AIOS in een algemeen ziekenhuis wil werken wanneer zij als gynaecoloog aan het werk gaan, wat redelijk overeen komt met de huidige 74% gynaecologen die in een algemeen ziekenhuis werkzaam is. Een minderheid (35%) heeft een uitgesproken voorkeur om als vrijgevestigde te werken, de rest heeft geen voorkeur of prefereert een combinatie met een dienstverband. Dit wijkt af van het feit dat 84% van de huidige gynaecologen als vrijgevestigde werkt. Wat betreft hun verwachtte werkzaamheid kan het volgende gezegd worden. Van de responderende AIOS heeft 44% het basisartsdiploma vóór 2003 behaald en zou dus nu of zeer binnenkort de arbeidsmarkt kunnen betreden. Er is echter 8,6% die aangeeft niet direct na de opleiding als gynaecoloog te willen gaan werken. De werkwens van AIOS in uren ligt met gemiddeld 36,8 uur onder het gemiddelde dat de huidig werkzame gynaecologen aangeven per week werkzaam te zijn (46 uur exclusief diensten). AIOS hebben ook de wens minder fte-delen te werken dan de huidige gynaecologen nu feitelijk werken: 0,81 versus 0,90. Gezien het snel toenemende aandeel vrouwen is vooral relevant dat de vrouwelijke AIOS gemiddeld 0,79 fte wensen te werken. De huidige vrouwelijke gynaecologen werken gemiddeld 0,84 fte. Deze resultaten zijn gewogen naar leeftijd en geslacht. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

26 Tabel 3.8: Gewenst aantal fte en uren per week van de responderende AIOS wanneer zij aan de slag gaan als gynaecoloog (gewogen resultaten) Gewenst aantal fte Gewenst aantal uren Mannen 0,87 40,6 Vrouwen 0,79 35,7 Totaal 0,81 36,8 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Ook onder de groep thans werkzame gynaecologen komt de wens tot minder werken duidelijk naar voren; zie Tabel 3.9, waar de resultaten gewogen worden weergegeven naar leeftijd en geslacht. De huidige vrouwelijke gynaecologen werken gemiddeld 0,84 fte. Zij geven aan 0,79 fte te wilen werken. Ook onder de mannelijke gynaecologen bestaat een significante wens om minder dan hun huidige 0,95 fte te werken. Er is hierbij nauwelijks verschil tussen de minder en meer ervaren gynaecologen. Tabel 3.9: Feitelijk en gewenst aantal fte per week van de responderende gynaecologen naar geslacht, onderzoeksjaren en lengte van de werkzame periode (gewogen resultaten) Alle gynaecologen Meer dan 5 jaar werkzaam Maximaal 5 jaar werkzaam feitelijk gewenst feitelijk gewenst feitelijk gewenst Mannen in ,95 0,89 0,95 0,89 0,96 0,90 Vrouwen in ,84 0,79 0,84 0,78 0,84 0,81 Totaal in ,90 0,85 0,91 0,85 0,88 0,83 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Analoog aan de stopredenen zijn de genoemde redenen om minder te gaan werken vooral Tijdsbesteding privé (65%), Gezinssituatie (33%) en Werkdruk (38%). Overigens geeft ook 58% van de gynaecologen aan dat hun wens tot minder werken in de praktijk niet haalbaar is. Met het oog op de toekomst is ook nog aan de afdelingen gynaecologie de vraag voorgelegd hoe zij denken dat taakherschikking het werkproces van de gynaecologen zal gaan beïnvloeden. Concreet is de afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters gevraagd voor een aantal beroepsgroepen aan te geven of de komende 2 jaar taken uit het takenpakket van de gynaecoloog daar naartoe zullen verschuiven, dan wel taken van die beroepsgroep juist bij het takenpakket van de gynaecoloog zullen komen, of dat dit onduidelijk is of per saldo nu verschuiving zal zijn. Tabel 3.10 geeft de antwoorden. 26 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

27 Tabel 3.10: Verwachtte verschuiving van taken uit of naar het takenpakket van de gynaecoloog naar een aantal aanverwante disciplines, in de komende 5 jaar Beroepsgroep % afdelingshoofden dat aangeeft dat: Gynaecologen per Gynaecologen saldo aan deze per saldo taken groep taken zullen van deze gaan afstaan beroepsgroep gaan overnemen Gynaecologen taken aan deze beroepsgroep gaan afstaan of overnemen maar waarvan het saldo nul is Gynaecologen taken aan deze beroepsgroep gaan afstaan of overnemen maar waarvan het saldo onduidelijk is Verpleegkundigen Nurse practitioners Physician assistants Huisartsen e lijnsverloskundigen e lijnsverloskundigen Ziekenhuisarts/AGNIO Basisspecialist Fertiliteits/IVF-artsen SEH-artsen Andere Bron: NIVEL/NVOG-enquête Uit de tabel wordt duidelijk dat de afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters vooral verwachten dat taken van de gynaecoloog naar andere beroepsgroepen zal gaan verschuiven, vooral naar de tweedelijns verloskundige en de Nurse Practitioner. In het geval van de huisarts en eerstelijnsverloskundige, verwacht 11% respectievelijk 25% juist het omgekeerde, namelijk dat de gynaecoloog de komende 5 jaar daar juist taken van zal gaan overnemen. De meeste afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters verwachten echter een netto capaciteitseffect van 0, met uitzondering van de Nurse Practitioner die men wel als waarschijnlijk taakovernemer van de gynaecoloog ziet. Ondanks alle mogelijke verschuivingen zijn de afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters tamelijk unaniem als naar hun algemene capaciteitsverwachting wordt gevraagd: 23% geeft aan dat er in de toekomst behoefte zal zijn aan meer gynaecologen, 62% denkt dat het gelijk blijft, slechts 5% verwacht dat de behoefte zal afnemen. Ook is aan de afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters de vraag gesteld welke macroontwikkelingen volgens hen invloed zullen hebben op de behoefte aan gynaecologen in de komende 10 jaar. Deze ontwikkelingen komen overeen met een aantal trends die het Capaciteitsorgaan in haar scenario s hanteert en een aantal ontwikkelingen die hierboven reeds zijn beschreven. Tabel 3.11 laat de ontwikkelingen zien die specifiek betrekking hebben op het werkterrein van de gynaecoloog, en dus de aanbodkant van de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

28 Tabel 3.11: Inschatting van de invloed van een vijftal aanbodgerelateerde ontwikkelingen op de toekomstige behoefte aan gynaecologische zorg Ontwikkeling Afname Neutraal Toename Protocollaire geneeskunde en aangescherpte juridische en beleidsmatige ontwikkelingen 2% 27% 71% Verhouding tot andere disciplines (samenwerking, taakverschuiving) 18% 51% 29% Veranderende samenstelling artsenpopulatie (bijv. wens tot vervroegde uittreding, parttime werken en meer/minder diensten draaien) 4% 13% 83% Technische ontwikkelingen (zoals bijv. nieuwe behandelingsmethoden) 9% 49% 42% Andere organisatie van het werk 4% 39% 57% Bron: NIVEL/NVOG-enquête Drie van de vijf ontwikkelingen zullen volgens de afdelingshoofden c.q. maatschapsvoorzitters voornamelijk leiden tot een toename aan de behoefte aan gynaecologen. Van taakverschuiving naar andere disciplines (hiervoor beschreven) en technische ontwikkelingen wordt geen duidelijk effect verwacht. Het meeste effect verwacht men van de veranderende samenstelling van de artsenpopulatie ; de wens tot minder werken en minder diensten is hierboven in dit hoofdstuk ook duidelijk naar voren gekomen. De mening van de afdelingshoofden/maatschapsvoorzitters bevestigt dit beeld. Daarnaast kunnen protocollaire, juridische en beleidsmatige aanscherpingen volgens hen in de toekomst ook een belangrijke rol gaan spelen in de toenemende behoefte aan gynaecologen en specialistische gynaecologische zorg. Hierbij kan gedacht aan de beleidsdiscussie die tevens wordt gevoed door de media-aandacht voor bijvoorbeeld risico s bij thuisbevallingen. 3.4 Voorkeuren van gynaecologen en AIOS naar regio s en subspecialisaties In zowel de AIOS-enquête als de gynaecologen-enquête van 2009 is gevraagd naar de subspecialisaties en aandachtsgebieden die men nu beoefent en/of in de toekomst wil gaan verwerven. In tabel 3.12 zijn resultaten voor de werkzame gynaecologen, die hebben aangegeven een subspecialisatie of aandachtsgebied te hebben, weergegeven. Daarin is te zien dat Perinatologie de meest voorkomende huidige subspecialisatie is. Van de huidige aandachtsgebieden worden Minimale invasieve chirurgie en Urogynaecologie het meest genoemd. Er zijn hierbij geen grote verschillen tussen verschillende soorten instellingen. Wanneer wordt gevraagd welke subspecialisaties de gynaecologen eventueel in de toekomst willen verwerven, worden Minimale invasieve chirurgie en Urogynaecologie in het algemeen het meest genoemd wanneer deze gebieden wel officieel erkend zouden zijn als subspecialisatie. In academische ziekenhuizen wordt Oncologie het meest genoemd. Over het algemeen zien we dat er onder de thans werkzame gynaecologen niet veel toekomstige plannen zijn wat betreft de aandachtsgebieden, maar dat er bij een aantal gynaecologen zeker de wens is om zich verder te specialiseren. Opvallend is dat Perina- 28 De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL 2010

29 tologie relatief vaak als huidige subspecialisatie/aandachtsgebied wordt genoemd maar veel minder vaak als toekomstige subspecialisatie/aandachtsgebied. Tabel 3.12: Huidige subspecialisaties en aandachtsgebieden van gynaecologen naar soort instelling en toekomstige plannen op dit gebied Algemeen ziekenhuis zonder opleiding Algemeen ziekenhuis met opleiding Academisch ziekenhuis Totaal abs. % abs. % abs. % abs. % Huidige subspecialisatie Oncologie 3 1,9 9 3, ,5 34 6,4 Voortplantingsgeneeskunde 4 2,5 20 8, ,6 41 7,8 Perinatologie 1 0, , , ,5 Huidig aandachtsgebied Oncologie 35 21, , , ,0 Voortplantingsgeneeskunde 28 17, ,5 11 9, ,3 Perinatologie 37 23, , , ,0 Urogynaecologie 51 31, ,2 9 7, ,7 Minimale Invasieve chirurgie 53 32, , , ,3 Anders 10 6,2 19 7,7 7 5,9 37 7,0 Toekomstige sub specialisatie Oncologie 1 0,6 2 0,8 10 8,4 13 2,5 Voortplantingsgeneeskunde 2 1,2 7 2,8 3 2,5 12 2,3 Perinatologie 7 4,3 8 3,2 8 6,7 22 4,2 Urogynaecologie (wanneer mogelijk) 10 6, ,9 7 5, ,4 Minimale Invasieve chirurgie (wanneer mogelijk) 16 9, ,1 6 5, ,8 Toekomstig aandachtsgebied Oncologie 14 8,7 10 4,0 1 0,8 25 4,7 Voortplantingsgeneeskunde 4 2,5 7 2,8 0 0,0 11 2,1 Perinatologie 14 8,7 5 2,0 1 0,8 19 3,6 Urogynaecologie 22 13,7 12 4,8 1 0,8 35 6,6 Minimale Invasieve chirurgie 31 19,3 21 8,5 7 5, ,4 Bron: NIVEL/NVOG-enquête Ook aan de AIOS gynaecologie is gevraagd welke subspecialisatie en aandachtsgebied ze eventueel willen gaan verwerven. Als subspecialisatie wordt het meest Perinatologie genoemd en als aandachtsgebied Minimale invasieve chirurgie. Deze voorkeuren verschillen nauwelijks tussen soort instelling. De arbeidsmarkt voor gynaecologen in Nederland, NIVEL

De arbeidsmarkt voor reumatologen in Nederland Genoeg reumatologen om reumapatiënten in beweging te houden?

De arbeidsmarkt voor reumatologen in Nederland Genoeg reumatologen om reumapatiënten in beweging te houden? Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. De arbeidsmarkt voor reumatologen in Nederland Genoeg reumatologen om reumapatiënten in beweging te houden?

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Monitor arbeidsmarkt gynaecologen 2006

Monitor arbeidsmarkt gynaecologen 2006 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2006. De gegevens mogen met bronvermelding (L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, Monitor arbeidsmarkt gynaecologen 2006, NIVEL 2006) worden gebruikt. Gezien

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003 R.J. Kenens L. Hingstman Februari 2004 NIVEL Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Telefoon: 030-27 29 700 www.nivel.nl Pagina 2 van 6 INLEIDING In

Nadere informatie

Monitor arbeidsmarkt gynaecologen Behoefteraming : tussenbalans 2003

Monitor arbeidsmarkt gynaecologen Behoefteraming : tussenbalans 2003 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (L.F.J. van der Velden, C.J. Vugts, L. Hingstman, Monitor arbeidsmarkt gynaecologen, Behoefteraming 2001-2015: tussenbalans

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. Van Hassel R.J. Kenens 2 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. van Hassel R.J. Kenens

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J. CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2008 Hingstman, L. Kenens, R.J. oktober 2009 INLEIDING In 2002 is het NIVEL in opdracht van de toenmalige Vereniging Bewegingsleer Cesar

Nadere informatie

Medisch Moleculair Microbiologen in Nederland

Medisch Moleculair Microbiologen in Nederland Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Medisch Moleculair Microbiologen in Nederland Een eerste capaciteitsraming S.M. Schepman R.S. Batenburg U

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn)

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn) CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN (in de eerste lijn) Peiling 1 januari 2012 D.T.P. VAN HASSEL R.J. KENENS NOVEMBER 2013 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN BEROEPEN IN DE GEZONDHEIDSZORG CIJFERS

Nadere informatie

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten Postprint 1.0 Version Journal website Pubmed link DOI http://www.vvocm.nl/algemeen/vakblad-beweegreden Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten D.T.P. VAN HASSEL; R.J. KENENS Marktwerking

Nadere informatie

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. FZO-onderzoek 2014

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. FZO-onderzoek 2014 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. FZO-onderzoek 2014 Tabellenrapport: landelijk en regionaal NIVEL Lud van der Velden Ronald Batenburg U vindt

Nadere informatie

Thesaurus: ramingsbegrippenlijst. Versie 4.3a

Thesaurus: ramingsbegrippenlijst. Versie 4.3a Thesaurus: ramingsbegrippenlijst Versie 4.3a NIVEL 13 mei 2013 Colofon Dit is een rapport van het Capaciteitsorgaan Postbus 20051 3502 LB Utrecht info@capaciteitsorgaan.nl www.capaciteitsorgaan.nl T 030-2823840

Nadere informatie

Sterke groei aantal klinisch werkende verloskundigen

Sterke groei aantal klinisch werkende verloskundigen Postprint Version 1.0 Journal website http://www.nivel.nl/pdf/artikel-groei-klinische-verloskundigen.pdf Pubmed link DOI Sterke groei aantal klinisch werkende verloskundigen LAMMERT HINGSTMAN, RAYMOND

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Uitkomsten van de peiling van 1 januari 2016 L.F.J. van der Velden R.J. Kenens J. Hansen R. Batenburg NIVEL POSTBUS 1568-3500 BN UTRECHT TELEFOON: 030-27

Nadere informatie

Utrecht, december 2002 VFA172/LH/MvG CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN

Utrecht, december 2002 VFA172/LH/MvG CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN Utrecht, december 2002 VFA172/LH/MvG CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN 2001 CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN 2001 L. Hingstman R. Kenens November 2002 Aantal inwoners per full-time

Nadere informatie

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering Behorende

Nadere informatie

HERSTRUCTURERING VAN HET MEDISCH OP- LEIDINGSTRAJECT: MOGELIJKE CAPACITEITS- EFFECTEN

HERSTRUCTURERING VAN HET MEDISCH OP- LEIDINGSTRAJECT: MOGELIJKE CAPACITEITS- EFFECTEN Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2003. De gegevens mogen met bronvermelding (Herstructurering van het medisch opleidingstraject: mogelijke capaciteitseffecten, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman)

Nadere informatie

Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding /2025

Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding /2025 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Raming benodigde per medische en tandheelkundige vervolgopleiding 2009-2019/2025 Februari 2008 NIVEL Dr.

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Capaciteitsraming voor verzekeringsartsen 2012-2022/2028. S.M. Schepman L. Hingstman R.S. Batenburg

Capaciteitsraming voor verzekeringsartsen 2012-2022/2028. S.M. Schepman L. Hingstman R.S. Batenburg Capaciteitsraming voor verzekeringsartsen 2012-2022/2028 S.M. Schepman L. Hingstman R.S. Batenburg ISBN 978-94-6122-066-0 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 2011

Nadere informatie

Capaciteitsraming voor bedrijfsartsen 2012-2022/2028

Capaciteitsraming voor bedrijfsartsen 2012-2022/2028 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Capaciteitsraming voor bedrijfsartsen 2012-2022/2028 S.M. Schepman L. van der Velden L. Hingstman U vindt

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CESAR

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CESAR Cijfers uit de registratie van beroepen in de gezondheidszorg CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CESAR Peiling 2002 C. Vugts L. Hingstman Maart 2003 NIVEL Postbus 1568 3500 BN Utrecht Telefoon:

Nadere informatie

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Bedrijfseconomische Statistieken Statistische analyse Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Gert Buiten, Andries

Nadere informatie

BEHOEFTERAMING ONCOLOGISCH GYNAECOLOGEN

BEHOEFTERAMING ONCOLOGISCH GYNAECOLOGEN BEHOEFTERAMING ONCOLOGISCH GYNAECOLOGEN 2001-2015 M. Bennema-Broos L.F.J. van der Velden L. Hingstman Juli 2001 Nivel Postbus 1568 3500 BN UTRECHT Behoefteraming oncologisch gynaecologen 2001-2010 / M.

Nadere informatie

Praktijkprofielen en arbeidsaanbod interne geneeskunde Behoefteraming /2021

Praktijkprofielen en arbeidsaanbod interne geneeskunde Behoefteraming /2021 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2007. De gegevens mogen met bronvermelding (L.F.J. van der Velden, J. Hansen, L. Hingstman, Praktijkprofielen en arbeidsaanbod interne geneeskunde. Behoefteraming

Nadere informatie

Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding 2015-2025/2031

Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding 2015-2025/2031 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding 2015-2025/2031 Tabellenboek, behorende

Nadere informatie

Behoefteraming Intensive Care voor Volwassenen 2006-2016

Behoefteraming Intensive Care voor Volwassenen 2006-2016 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Behoefteraming Intensive Care voor Volwassenen 2006-2016 Januari 2008 J. Hansen L.F.J. van der Velden L.

Nadere informatie

Inzicht in zorgrekeningen door verzekerden: stand van zaken 2013. Anne E.M. Brabers, Margreet Reitsma-van Rooijen en Judith D.

Inzicht in zorgrekeningen door verzekerden: stand van zaken 2013. Anne E.M. Brabers, Margreet Reitsma-van Rooijen en Judith D. Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Anne E.M. Brabers, Margreet Reitsma-van Rooijen en Judith D. de Jong. Inzicht in zorgrekeningen door verzekerden: stand

Nadere informatie

MONITOR ARBEIDSMARKT CHIRURGEN 2001

MONITOR ARBEIDSMARKT CHIRURGEN 2001 Dit rapport is uitgegeven door het Nivel in 2002. De gegevens mogen met bronvermelding (Monitoring arbeidsmarkt chirurgen 2001, L.F.J. van der Velden, M. Bennema-Broos, L. Hingstman) worden gebruikt. Het

Nadere informatie

Groei aantal ergotherapeuten in Nederland zet door

Groei aantal ergotherapeuten in Nederland zet door Arbeidsmarkt NIVEL-onderzoek naar omvang, samenstelling en spreiding van de beroepsgroep Groei aantal ergotherapeuten in Nederland zet door drs. D.T.P van Hassel drs. R.J. Kenens Inleiding De afgelopen

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Zorgverleners werken liever met interne dan met personeel van buitenaf. Utrecht: NIVEL, 2013) worden

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN MENSENDIECK

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN MENSENDIECK Cijfers uit de registratie van beroepen in de gezondheidszorg CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN MENSENDIECK Peiling 2004 R.J. Kenens L. Hingstman April 2005 NIVEL Postbus 1568, 3500 BN Utrecht

Nadere informatie

Cijfers uit de registratie van ergotherapeuten peiling 2002

Cijfers uit de registratie van ergotherapeuten peiling 2002 Cijfers uit de registratie van ergotherapeuten peiling 2002 Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Cijfers uit de registratie van beroepen in de gezondheidszorg CIJFERS UIT DE REGISTRATIE

Nadere informatie

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus' Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus' Aansluiting mbo-opleidingen op de arbeidsmarkt gev16-0731mr/bes_alg 1 1. Inleiding Aanleiding en achtergrond onderzoek Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER EERSTE KWARTAAL 2016

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER EERSTE KWARTAAL 2016 INDICATOREN VOOR WERKGELEGENHEIDSREALISATIE EN -VERWACHTINGEN, 2009-2016 In de Arbeidsmarktmonitor Metalektro wordt viermaal per jaar aan metalektrobedrijven gevraagd terug te blikken op de werkgelegenheidsontwikkelingen

Nadere informatie

Behoefteraming MDL-artsen 2003-2015. L.F.J. van der Velden C.J. Vugts L. Hingstman

Behoefteraming MDL-artsen 2003-2015. L.F.J. van der Velden C.J. Vugts L. Hingstman Behoefteraming MDL-artsen 2003-2015 L.F.J. van der Velden C.J. Vugts L. Hingstman ISBN 90-6905-656-9 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 2003 NIVEL, Postbus 1568,

Nadere informatie

Q&A over het Capaciteitsorgaan en Fonds Ziekenhuisopleidingen

Q&A over het Capaciteitsorgaan en Fonds Ziekenhuisopleidingen Q&A over het Capaciteitsorgaan en Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO) Wat is het Capaciteitsorgaan? Het Capaciteitsorgaan is in 1999 opgericht door universitaire medische centra, algemene ziekenhuizen, beroepsbeoefenaren

Nadere informatie

Inventarisatie forensisch medisch onderzoek en medische arrestantenzorg in Nederland

Inventarisatie forensisch medisch onderzoek en medische arrestantenzorg in Nederland Inventarisatie forensisch medisch onderzoek en medische arrestantenzorg in Nederland Rapport I voor de Commissie Hoes Samenvatting Ronald Batenburg Johan Hansen December 2016 1 ISBN 978-94-6122-450-7 http://www.nivel.nl

Nadere informatie

Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2010

Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2010 Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2010 Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Cijfers uit de registratie van beroepen in de gezondheidszorg CIJFERS UIT DE REGISTRATIE

Nadere informatie

Differentiatie in taken van radiologisch laboranten: een optie?

Differentiatie in taken van radiologisch laboranten: een optie? Harmien Zonderland Differentiatie in taken van radiologisch laboranten: een optie? Onderstaand stuk is een sterk verkorte weergave van het onderzoeksrapport Differentiatie in taken van radiologisch laboranten:

Nadere informatie

Behoefteraming verloskundigen

Behoefteraming verloskundigen Behoefteraming verloskundigen 2001-2010 T.A.Wiegers L.F.J.van der Velden L.Hingstman Utrecht, januari 2002 Nivel (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) Postbus 1568-3500 BN Utrecht

Nadere informatie

Behoefteraming klinisch geriaters /2020

Behoefteraming klinisch geriaters /2020 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2005. De gegevens mogen met bronvermelding (J. Hansen, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, Behoefteraming klinisch geriaters, 2004 2015/2020) worden gebruikt.

Nadere informatie

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Tabellenboek 'Burgerparticipatie bij het toezicht op de kwaliteit van zorg Behorende bij de volgende publicatie

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe, G. Waverijn

Nadere informatie

Rapportage Onderzoek Lerarentekort

Rapportage Onderzoek Lerarentekort Rapportage Onderzoek Lerarentekort In opdracht van: Contactpersoon: PO-Raad Onika Pinkus Utrecht, juli 2018 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 0302631080 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website:

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Mobiliteit van bedrijfsartsen

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Mobiliteit van bedrijfsartsen Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Mobiliteit van bedrijfsartsen L. Hingstman L.F.J. van der Velden S. Schepman U vindt dit rapport en andere

Nadere informatie

Rapport Onderzoek Lerarentekort

Rapport Onderzoek Lerarentekort Rapport Onderzoek Lerarentekort In opdracht van: PO-Raad Utrecht, juli 2019 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 030 263 10 80 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website: www.duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

HET MEDISCH OPLEIDINGSTRAJECT: WAAR BLIJFT DE (LEEF)TIJD

HET MEDISCH OPLEIDINGSTRAJECT: WAAR BLIJFT DE (LEEF)TIJD Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2003. De gegevens mogen met bronvermelding ( Het medisch opleidingstraject: waar blijft de (leef)tijd, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman) worden gebruikt.

Nadere informatie

Samenwerking in de zorg kan beter denken zowel zorggebruikers als artsen

Samenwerking in de zorg kan beter denken zowel zorggebruikers als artsen Deze publicatie is een uitgave van het IVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Anne E.M. Brabers, Margreet Reitsma-van Rooijen, Lode Wigersma & Judith D. de Jong. Samenwerking in de zorg kan beter

Nadere informatie

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2016

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2016 INDICATOREN VOOR WERKGELEGENHEIDSREALISATIE EN -VERWACHTINGEN, 2009-2017 In de Arbeidsmarktmonitor Metalektro wordt viermaal per jaar aan metalektrobedrijven gevraagd terug te blikken op de werkgelegenheidsontwikkelingen

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Afbouwen of abrupt stoppen als huisarts?

Afbouwen of abrupt stoppen als huisarts? Afbouwen of abrupt stoppen als huisarts? Hebben in 2014 en2015 uitgeschreven huisartsen hun werkzaamheden abrupt gestopt, of hebben ze hun werkzaamheden langzaam afgebouwd? NIVEL Lud van der Velden Daniël

Nadere informatie

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg, G. Waverijn & M. Heijmans, NIVEL, 2015) worden gebruikt. U vindt deze factsheet

Nadere informatie

Behoefteraming Fysiotherapeuten

Behoefteraming Fysiotherapeuten Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in samenwerking met Prismant in 2003. De gegevens mogen met bronvermelding ( Behoefteraming fysiotherapeuten 2002-2015, C.J. Vugts, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman

Nadere informatie

Patiënten oordelen over ziekenhuizen II

Patiënten oordelen over ziekenhuizen II Patiënten oordelen over ziekenhuizen II Ervaringen en meningen van patiënten in 37 Nederlandse ziekenhuizen A.F.C. Janse J.B.F. Hutten P. Spreeuwenberg In deze versie (d.d. 28-10-02) zijn de volgende wijzigingen

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS

Subsidiënt: Ministerie van VWS De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Ruim de helft van de interne oproepkrachten in de verpleging en verzorging vindt voordelen van flexibel

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

NOTA ONTWIKKELING AANDACHTSGEBIEDEN

NOTA ONTWIKKELING AANDACHTSGEBIEDEN NOTA ONTWIKKELING AANDACHTSGEBIEDEN Versie 1.0 Datum Goedkeuring 27-11-2003 Methodiek Consensus based Discipline Verantwoording NVOG Inleiding In de Algemene Kwaliteitsnorm van de NVOG (maart 2000) wordt

Nadere informatie

Behoefteraming verloskundigen

Behoefteraming verloskundigen Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2005. De gegevens mogen met bronvermelding (T.A. Wiegers, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, Behoefteraming verloskundigen 2004-2015, NIVEL 2005) worden gebruikt.

Nadere informatie

Buitenlands gediplomeerde tandartsen in Nederland, 2010-2012

Buitenlands gediplomeerde tandartsen in Nederland, 2010-2012 Buitenlands gediplomeerde tandartsen in Nederland, 2010-2012 Een herhaalde meting onder BIG-geregistreerde tandartsen die in het buitenland hun diploma hebben behaald I. van der Lee R.S. Batenburg Buitenlandse

Nadere informatie

Barometer Ziekenhuissector. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016

Barometer Ziekenhuissector. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016 Barometer Ziekenhuissector Samenvattend rapport Kenmerk: 20378 December 2016 1 Inhoudsopgave Geschreven voor Inleiding 3 Danielle van Essen Conclusies 5 Resultaten 7 Steekproef en verantwoording 15 2 Inleiding

Nadere informatie

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER TWEEDE KWARTAAL 2015

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER TWEEDE KWARTAAL 2015 INDICATOREN VOOR WERKGELEGENHEIDSREALISATIE EN -VERWACHTINGEN, 2009-2015 In de Arbeidsmarktmonitor Metalektro wordt viermaal per jaar aan metalektrobedrijven gevraagd terug te blikken op de werkgelegenheidsontwikkelingen

Nadere informatie

Inventarisatie vraag en aanbod van waarnemers in de huisartspraktijk

Inventarisatie vraag en aanbod van waarnemers in de huisartspraktijk Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2006. De gegevens mogen met bronvermelding (M. Lugtenberg, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, Inventarisatie vraag en aanbod van waarnemers in de huisartspraktijk,

Nadere informatie

Integratie deeltijdwerken medisch specialisten

Integratie deeltijdwerken medisch specialisten Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2006. De gegevens mogen met bronvermelding (P.J.M. Heiligers, J.D. de Jong, L. Hingstman, M. Lugtenberg, P. P. Groenewegen, Integratie deeltijdwerken medisch

Nadere informatie

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Inleiding Voor goede bedrijfsresultaten is het voor bedrijven van belang om te kunnen beschikken over voldoende goede,

Nadere informatie

Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010

Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010 Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010 Rapport nr. 495 maart 2002 Dr. Ton Bernts Drs. Joris Kregting KASKI onderzoek

Nadere informatie

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting Marlijn Abbink-Cornelissen Marcel Haverkamp Janneke Wilschut 5 April 2016 1 Samenvatting Samenvatting Dit is het vijfde rapport van de monitor HH(T). Deze monitor inventariseert

Nadere informatie

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu SAMENVATTING dr. L.A. Plugge 1, drs. J. Hoonhout 2, T. Carati 2, G. Holle 2 Universiteit Maastricht IKAT, Fac. der Psychologie Inleiding Het

Nadere informatie

Compensatie eigen risico is nog onbekend

Compensatie eigen risico is nog onbekend Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (M. Reitsma-van Rooijen, J. de Jong. Compensatie eigen risico is nog onbekend Utrecht: NIVEL, 2009) worden gebruikt. U

Nadere informatie

RAPPPORTAGE ONDERZOEK INBURGERAARS: Starters eerste helft 2013

RAPPPORTAGE ONDERZOEK INBURGERAARS: Starters eerste helft 2013 RAPPPORTAGE ONDERZOEK INBURGERAARS: Starters eerste helft 2013 22-05-2014 IN OPDRACHT VAN: Dienst Uitvoering Onderwijs UITGEVOERD DOOR: MWM2, Anuschka Sital 2 SAMENVATTING ACHTERGROND MWM2 heeft in opdracht

Nadere informatie

Behoefteraming neurologen 2004-2015

Behoefteraming neurologen 2004-2015 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (Behoefteraming neurologen 2004-2015, C.J. Vugts, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, NIVEL 2004) worden gebruikt.

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Alumni van de masteropleiding Advanced Nursing Practice

Alumni van de masteropleiding Advanced Nursing Practice Alumni van de masteropleiding Advanced Nursing Practice Drs. F. van der Velde Drs. W. van der Windt Utrecht, maart 2013 Eindversie Kiwa Prismant is hét kennis- en expertisecentrum in het hart van de zorg.

Nadere informatie

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant Regio Zuidoost-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Zuidoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Zuidoost-Brabant.

Nadere informatie

Herregistratie in het BIG-register: een eerste inventarisatie

Herregistratie in het BIG-register: een eerste inventarisatie Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (C.J. Vugts, L. Hingstman, Herregistratie in het BIG-register: een eerste inventarisatie, NIVEL 2004) worden gebruikt.

Nadere informatie

Aantal medewerkers West-Brabant

Aantal medewerkers West-Brabant Regio West-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn West-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio West-Brabant. Waar mogelijk

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Capaciteitsraming oogartsen 2016-2021

Capaciteitsraming oogartsen 2016-2021 Capaciteitsraming oogartsen 2016-2021 Auteur: Mw. drs. C.B.J. Moerland, senior beleidsmedewerker NOG i.s.m. Dr. M.V. Joosse Drs. P.J.M. ten Berge Drs. H.A.L.F. Hoogstede Namens de beroepsbehartiging commissie

Nadere informatie

L. Holst, A.E.M. Brabers & J.D. de Jong

L. Holst, A.E.M. Brabers & J.D. de Jong Dit factsheet is een uitgave van het Nivel. De gegevens mogen met bronvermelding (L. Holst, A.E.M. Brabers & J.D. de Jong, 8% van de verzekerden geeft aan te zijn overgestapt van zorgverzekeraar in 2019.

Nadere informatie

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers. Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt

Nadere informatie

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007 LEVV Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007 De meeste

Nadere informatie

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke BSc In opdracht van de NBvK Juni 2018 Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke/NBvK, juni 2018 Pagina!1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Afdeling: Maatschappelijke ontwikkeling Auteur : Nick Elshof Datum: 04-08-2017 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Samenvatting... 4 Algemene informatie geleverde ondersteuning...

Nadere informatie

In opdracht van het Capaciteitsorgaan

In opdracht van het Capaciteitsorgaan Het arbeidsaanbod van de beroepen geestelijke gezondheid in 2018 Actualisering van de aanbodparameters voor de beroepen GZpsycholoog, klinisch, klinisch psycholoog, psychotherapeut en verpleegkundig specialist

Nadere informatie

Behoefteraming artsen-microbioloog /2021

Behoefteraming artsen-microbioloog /2021 Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2007. De gegevens mogen met bronvermelding (J. Hansen, L.F.J. van der Velden, L. Hingstman, Behoefteraming artsenmicrobioloog 2006-2016/2021, NIVEL 2007) worden

Nadere informatie

RAMING OPLEIDINGSCAPACITEIT PER MEDISCH SPECIALISME

RAMING OPLEIDINGSCAPACITEIT PER MEDISCH SPECIALISME RAMING OPLEIDINGSCAPACITEIT PER MEDISCH SPECIALISME 2000-2010 November 2001 Nivel Dr. L.F.J. van der Velden Dr. L. Hingstman Prismant W. van der Windt E.J.E. Arnold Drieharingstraat 6 Oudlaan 4 Postbus

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2011

Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2011 Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling 2011 Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Cijfers uit de registratie van beroepen in de gezondheidszorg CIJFERS UIT DE REGISTRATIE

Nadere informatie

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant Regio Noordoost-Brabant 1 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Noordoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Noordoost-Brabant.

Nadere informatie

ARBEIDSMARKTMONITOR KLINISCH GENETICI 2002-2015

ARBEIDSMARKTMONITOR KLINISCH GENETICI 2002-2015 ARBEIDSMARKTMONITOR KLINISCH GENETICI 2002-2015 L.F.J. van der Velden L. Hingstman Januari 2004 Nivel Postbus 1568 3500 BN UTRECHT Arbeidsmarktmonitor klinisch genetici 2002-2015 / L.F.J. van der Velden,

Nadere informatie

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts E-Health en de huisarts Digitaal Stadspanel Rotterdam Achtergrond Een taak van de gemeente is het bevorderen van de gezondheid van haar inwoners. In haar nota Publieke Gezondheid 2016-2020 Rotterdam Vitale

Nadere informatie

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN ERGOTHERAPEUTEN

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN ERGOTHERAPEUTEN CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN ERGOTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. van Hassel R.J. Kenens 1 2 CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN ERGOTHERAPEUTEN Peiling 1 januari 2014 D.T.P. van Hassel R.J. Kenens

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Introductie Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek

Hoofdstuk 1: Introductie Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek Samenvatting Hoofdstuk 1: Introductie Basisartsen die recent zijn afgestudeerd werken meestal enkele jaren voordat zij hun vervolgopleiding starten. Hun uiteindelijke beroepskeuze wordt dus enkele jaren

Nadere informatie