De Industriële Eigendom. Bij blad bij. Inhoud van deze aflevering. 17 december 1979, 47e jaargang, nr 12 Auteursrecht voorbehouden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Industriële Eigendom. Bij blad bij. Inhoud van deze aflevering. 17 december 1979, 47e jaargang, nr 12 Auteursrecht voorbehouden"

Transcriptie

1 december 1979, 47e jaargang, nr 12 Auteursrecht voorbehouden Bij blad bij De Industriële Eigendom Redactie: Mr S. Boekman, Mr W. L. Haardt, Ir L. W. Kooy, Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach, Mr W. M. J. C. Phaf, Mr R.'Prins, Mr D. W. F. Verkade en Mr J. W. van der Zanden. Medewerkers: Ir P. L. Hazelzet, Dr J. K. Kramer, Drs C. H. J. van Soest en Mr L.Wichers Hoeth. Verschijnt de 15e, 16e of 17e van iedere maand. Prijs f 65,- met inbegrip van het jaarregister per jaar; voor het buitenland f70,-; een afzonderlijk nummer f7,-; het jaarregister afzonderlijk f 10,-. Adres der administratie: Bureau voor de Industriële ligendom, Patentlaan 2, Postbus 5820, 2280 HV Rijswijk Z.H. Telcfoonnr (070) Postgirorckeningnr Adres der Redactie: Patentlaan 2, Postbus 5820, 2280 HV Rijswijk Z.H. Telofoonnr (070) Inhoud van deze aflevering Officiële mededelingen. Noorwegen bekrachtigt het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Personeel. Register van Octrooigemachtigden. Uitslag van het examen voor octrooigemachtigde. Afscheid van Drs H. W. Thierens (blz. 254/5). Afscheid van de Heer H. J. Bouvy (blz. 255). Necrologie. In memoriam Drs Pieter Nicolaas Kok, door Drs P. Mars (blz. 255). Artikel Mr Ir H. Mulder, Gebruiksmodel voor Nederland? (blz. 255/8). Jurisprudentie. a. Rechterlijke uitspraken. 1. Octrooirecht: geen. 2. Merkenrecht. Nr 50. President Rechtbank Rotterdam, 16 juli 1979, Agricultural Export/Citronas (voorshands is het aannemelijk gelet op een aantal produkties dat het woord galia niet een merk is, doch uitsluitend een aanduiding van een soort meloenen) (met noot D.W.F.V.). ^ 3. Auteursrecht. Nr 51. President Rechtbank Alkmaar, 21 juni 1978, Skibsrub/Overmars (het door Skibsrud ontworpen model van een motorboot vertoont een oorspronkelijk karakter door de bijzondere vorm van de bodem en het verloop van de ribben, waardoor de boot bijzondere vaareigenschappen en stabiliteit heeft; daarom heeft Skibsrud auteursrecht op dat model evenals op de ontwerp-tekeningen; plagiaat aangenomen) (met noot v. N. H.) b. Beschikkingen van de Octrooiraad. Nr 52. Afdeling van Beroep, 10 augustus 1978 (het kenmerkende deel van de eerste conclusie van de aanvrage geeft niet aan het samenvoegen van een aantal gemechaniseerde handelingen tot een automatisch werkende inrichting, doch in hoofdzaak een aantal elementen die voor het uitvoeren van die handehngen zelf dienen; daarom is er geen sprake van een werkwijze) (met noot v. N. H.). Nr 53. Aanvraagafdeling, 15 december 1977 (niet-eenheidsbeslissing voor het gebruik van twee stoffen in een verhouding van 0,09 0,17; besluit tot niet-openbaarmaking van een afgesplitste aanvrage voor het gebruik van die stoffen in een verhouding van meer dan 0,17). Nr 54. Afdeling van Beroep, 6 november 1978 (indien een aanvrager in enig stadium van de procedure nieuwe conclusies voor een octrooiaanvrage indient, behoort hij toe te lichten, in welk opzicht en op welke gronden de conclusies zijn herzien; verder behoort een aanvrager Bijblad Industriële Eigendom (B.l.E.) 47e jaargang Eindnr 12 Blz TÜjswijk, 15 maart 1979

2 254 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 zijn memorie van grieven af te stemmen op de geldende conclusies van de aanvrage). Mededelingen. Het Verdrag van Boedapest (blz. 265). Studiecommissie Industriële Eigendom (blz. 265). IPC-Informatiedag (blz. 265). Litteratuur. Officiële mededelingen Noorwegen bekrachtigt het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Noorwegen heeft het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Patent Cooperation Treaty) op 1 oktober 1979 bekrachtigd. De bekrachtigingsoorkonde bevat de volgende verklaring: 'Noorwegen verklaart met toepassing van artikel 64, lid 1 van het genoemde Verdrag, dat het niet is gebonden door de bepalingen van hoofdstuk II van het genoemde Verdrag betreffende de internationale voorlopige beoordeling.' Het Verdrag zal voor Noorwegen op 1 januari 1980 in werking treden. Het Verdrag is op 19 juni 1970 te Washington gesloten en geplaatst in het Tractatenblad 1973, nr 20; zie ook het Tractatenblad 1979 nr 104. Er zijn nu 25 Staten bij aangesloten. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft het Verdrag op 10 april 1979 voor het gehele Koninkrijk bekrachtigd onder toevoeging van enige mededelingen. Het Verdrag is voor het gehele Koninkrijk op 10 juli 1979 in werking getreden. Zie voor één en ander de officiële mededelingen in het Bijblad bij De Industriële Eigendom 1979, blz. 122/4, 154 en 198/9. < Personeel Beëindiging van dienstverband. Aan de Heer Ir J. D. van Dokkum, hoofdingenieur in vaste dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (Koninklijk besluit van 25 augustus 1979, nr 72). Aan de Heer A. van Essen, administratief ambtenaar C Ie klasse in vaste dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 11 september 1979, nr Pers./64). Aan Mevr. F. Gerken, administratief ambtenaar C 2e klasse in vaste dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 5 oktober 1979, nr Pers./73). Aan de Heer A. J. N. M. van Wijk, schrijver A in vaste dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is op zijn verzoek met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 november 1979, nr Pers./84). Aan de Heer L. de Jong, rijksambtenaar II in tijdelijke dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is op zijn verzoek met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 november 1979, nrpers./86). Aan Mevr. E. Ch. Willekes-Lansdorp, schrijver A in tijdelijke dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is op haar verzoek met ingang van 1 december 1979 eervol ontslag verleend (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 november 1979 nr Pers./85). Bevorderd. De Heer L. A. de Haan, rijksambtenaar II in vaste dienst bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, is te rekenen van 1 augustus 1979 bevorderd tot schrijver A (beschikking van de Minister van Economische Zaken van 24 oktober 1979 nr Pers./78). Register van Octrooigemachtigden. De Voorzitter van de Octrooiraad maakt bekend, dat de Heren Drs J. W. Burger, Dr J. M. Reid en Ir B. H. J. Schumann, respectieveüjk op 16 november 1979, 19 november 1979 en 21 november 1979 in bovengenoemd register zijn ingeschreven. De Voorzitter van de Octrooiraad maakt bekend, dat de inschrijving van de Heer Dr J. W. Schuttevaer op diens verzoek op 9 november 1979 in bovengenoemd register is doorgehaald. Uitslag van het examen voor octrooigemachtigde. Na gehouden examen in oktober 1979 is het diploma voor octrooigemachtigde uitgereikt aan de Heren Drs L. van der Burg te Venlo, Ir H. W. A. M. Hanneman te Valkenswaard, Drs A. Y. Raap te Aalst (N. Br.) en J. J. P. Weyland te Rijswijk (Z.H.). Aan de heer Drs H. W. Thierens, technisch lid van de Octrooiraad, is op zijn verzoek met ingang van 1 november 1979 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag verleend, met dankbetuiging voor de door hem bewezen, belangrijke diensten. Op vrijdag 2 november 1979 heeft Drs Thierens in de blauwe zaal van het restaurant afscheid genomen van het personeel van de Octrooiraad en het Europese Octrooibureau, een aantal octrooigemachtigden en vele oud-ambtenaren van de Octrooiraad. Ter gelegenheid daarvan werd hij toegesproken door Drs J. C. H. Perizonius, ondervoorzitter van de Octrooiraad. Deze releveerde dat Drs Thierens in het jaar 1946 in dienst van de Afscheid van Drs H. W. Thierens. Octrooiraad is getreden en in 1962 tot lid van de Octrooiraad is bevorderd. Sinds het jaar 1975 is Drs Thierens vast lid van de Afdeling van Beroep van de Octrooiraad geweest, waarin hij op bedachtzame en goede wijze heeft medegewerkt aan het vormen van de jurisprudentie van de Octrooiraad. Drs Thierens zal als buitengewoon lid voorlopig nog voor de Octrooiraad werkzaam blijven. Drs Perizonius overhandigde hem namens de collegae en medewerkers van de Octrooiraad en van het Europese Octrooibureau als bewijzen van hun waardering een bedrag onder couvert, waarvoor Drs Thierens waarschijnlijk een grasmaaimachine zal aanschaffen. Daarna werd namens de Orde van Octrooigemachtig-

3 17 december 1979 Brjblad Industriële Eigendom, nr den het woord gevoerd door het bestuurslid de heer A. J. M. Dries. Deze loofde de perfecte wijze waarop Drs Thierens dossiers voorbereidde en de ruime gelegenheid die hij op zittingen aan de gemachtigden bood om het standpunt van hun cliënten mondeling nader toe te lichten en te verdedigen. Als blijk van erkentelijkheid schonk hij Drs Thierens een boek van H. W. Janson, getiteld 'History of Art'. Drs Thierens dankte de sprekers hartelijk voor hun waarderende woorden en de prachtige cadeaus en alle aanwezigen die zijn werk bij de Octrooiraad tot een genoegen hebben gemaakt. Ten slotte hebben de vele aanwezigen persoonlijk afscheid van Drs Thierens genomen. Afscheid van de Heer H. J. Bouvy. Aan de heer H. J. Bouvy, hoofdadministrateur bij het Bureau voor de Industriële Eigendom en plaatsvervangend lid van de Octrooiraad, is op zijn verzoek met ingang van 1 oktober 1979 wegens het bereik van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag verleend. Op vrijdag 28 november 1979 heeft de heer Bouvy in de blauwe zaal van het restaurant afscheid genomen van het personeel van de Octrooiraad. Ter gelegenheid daarvan werd hij toegesproken door Ir F. J. Siegers waarnemend voorzitter van de Octrooiraad. Deze releveerde, dat de heer Bouvy, oud-marineofficier, in het jaar 1966 in dienst van de Octrooiraad is getreden en in 1973 tot plaatsvervangend Md is bevorderd, prees het werk van de heer Bouvy en betreurde het, dat deze niet bereid is als buitengewoon lid voorlopig nog voor de Octrooiraad werkzaam te blijven. Ir Siegers bewaart goede herinneringen aan gemeenschappelijke technische excursies naar Brussel, Stockholm en Barcelona. Hij schonk de heer Bouvy namens collegae en medewerkers van de Octrooiraad als bewijzen van hun waardering een episcoop en een Polaroid fotocamera. De heer Bouvy dankte Ir Siegers voor zijn waarderende woorden en de prachtige cadeaus en alle aanwezigen voor de prettige samenwerking. Ten slotte hebben de vele aanwezigen persoonlijk afscheid van de heer Bouvy genomen. Necrologie In memoriam Drs Pieter Nicolaas Kok. In de morgen van 24 november is, nog slechts 50 jaar oud, volkomen onverwacht, overleden Drs P. N. Kok, octrooigemachtigde in dienstbetrekking bij Gist-Brocades N.V. sinds Voor zijn indiensttreding bij ons bedrijf was Drs Kok als octrooigemachtigde werkzaam in het vrije beroep, achtereenvolgens bij Los en Stigter te Amsterdam en bij het Algemeen Octrooibureau te Eindhoven. Piet Kok, ogenschijnlijk kerngezond, zich althans hoogstzelden ziek meldend, had een sterk ontwikkeld plichtsbesef. Steeds zorgde hij er voor met eigen werkzaamheden 'bij' te zijn om in staat te zijn collega's die een beroep op hem deden te kunnen helpen. Die hulp werd nooit tevergeefs gevraagd en graag gegeven. Heeft hij zich daarmede fysiek overschat of althans teveel van zichzelf gevergd? Die vraag zal wel onbeantwoord blijven. Uit de opgewektheid waarmee wij vrijdagmiddag, 23 november, van elkaar afscheid namen, kan slechts geconcludeerd worden dat ook hijzelf de dood niet heeft voelen naderen. Het vakgebied dat Piet Kok bijzonder na aan het hart lag was het bakkersgistgebied. Slechts weinigen kennen dit gebied enigszins; hij wist op vele onderdelen er van goed mee te praten en te denken. Veel belangstelling had hij ook voor zaken op mechanisch gebied. Tekeningen op Iret gebied van de werktuig- en apparatenbouw hadden voor hem geen geheimen; hij kende het vakjargon. Als persoon was Piet Kok bescheiden, soms haast verlegen, wars van dikdoenerij en geldingsdrang. Zonder zich voor anderen af te sluiten slaagde hij er in, misschien onbewust en waarschijnlijk onbedoeld, het privéleven van het zakelijke gescheiden te houden. Zij die hem en zijn gezin kenden, wisten hoe hij in de kring van degenen die hem zo na stonden intens kon genieten van hun blijheid. Hun geluk, hun toekomst waren zaken voor welke hij zich volledig inzette. Wij houden Piet Kok in dankbare herinnering en wensen Annet en de kinderen de kracht toe het grote verlies te kunnen dragen. Drs P. Mars. Artikel De vraag of in Nederland naast het octrooi een systeem moet worden ingevoerd om op snellere wijze bescherming te krijgen voor uitvindingen, staat reeds zeer lang in de belangstelling. Hijmans heeft in zijn inleiding over dit onderwerp reeds op enkele publikaties gewezen, die kunnen worden aangevuld met een artikel Gebruiksmodel voor Nederland? door Mr Ir H. Mulder.* *Dit artikel was in zijn oorspronkelijke vorm een lezing, gehouden voor de Benelux Studiegroep Industriële Eigendom, evenals het artikel van Mr Ir D. Hijmans over hetzelfde onderwerp, gepubliceerd in het Bijblad I.E. van april L979, blz (Red.).

4 256 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 van Snijder van Wissenkerke in Themis 1923, blz en van Tuinzing in het B.I.E. van oktober 1953, blz Vooral het artikel van Snijder van Wissenkerke is van belang. Zijn overzicht van de moeizame en lange weg die is afgelegd voordat Nederland een octrooi- en een merkenwet had, die waren aangepast aan de verschillende conventies, spreekt boekdelen. Snijder van Wissenkerke pleitte echter reeds voor een gebruiksmodellenbescherming in Nederland: 'Van zelf zou bij de overweging van zoodanige regeling de vraag zijn gerezen, of niet de invoering van bescherming voor gebruiksmodellen in het algemeen geraden zou zijn. En hiervoor schijnen goede redenen aan te voeren. Velen worden door bezwaren van kosten, tijd en inspanning teruggehouden van het aanvragen van octrooi; dezen zouden allicht zich het dépót van een gebruiksmodel getroosten. Vele anderen, die nu wel octrooi plegen aan te vragen, zouden dikwijls met een bescherming voor gebruiksmodel voldoende geholpen zijn. Enerzijds zou dus een nieuwe bate voor 's Rijks schatkist gaan vloeien, die vrij belangrijk zou worden omdat tal van kleine uitvindingen thans of geheim blijven, of alleen in den voorsprong bij den afzet van het voortbrengsel vergoeding zoeken, maar wel de lagere kosten en de geringe moeite van een eenvoudig dépót waard zouden worden geacht. Anderzijds zou wel het getal octrooiaanvragen afnemen, maar deze zouden toch veelal uitvindingen betreffen, waarvoor of geen octrooi wordt verleend, of waarvoor het octrooi slechts enkele jaren in stand wordt gehouden, zoodat geen van beide veel voordeel aan den Staat opleveren. Daartegenover staat dat het dépót van een gebruiksmodel van den Octrooiraad en zijn ambtenaren weinig werk en tijd vordert, zoodat zonder noemenswaardige uitbreiding van personeel, misschien wel zonder uitbreiding bij de vermindering van het getal octrooi-aanvragen, de nieuwe arbeid zou kunnen worden verricht^ die aan vele fabrikanten zou ten goede komen. De invoering van bescherming voor gebruiksmodellen verdient derhalve te worden overwogen.' Tuinzing heeft in zijn artikel gewezen op de tip-a-top. Dit was een klein tolletje, bestaande uit een bol met daaraan een steel. Werd het tolletje op zijn bol neergezet met de daarin aangebrachte steel naar boven, dan kiepte het na enige tijd om en begon op de steel te draaien met het bolletje naar boven. Dit tolletje was een grote rage en veroverde in een korte periode de markt, daarna was het weer afgelopen en tijdige octrooibescherming was eenvoudig illusoir. Er zijn echter vele andere voorbeelden, waaruit is gebleken dat in Nederland de uitvinder meestal met lege handen staat, wanneer hij snel bescherming van zijn produkten nodig heeft. In feite werd de situatie nog slechter door het systeem van uitgesteld vooronderzoek, waardoor de uitvinder werd aangemoedigd te wachten met het in behandeling laten nemen van zijn aanvrage, en hij dus nog meer de kans heeft overvallen te worden door de snelle nabouwer. Vandaar dat er van tijd tot tijd stemmen opgaan in Nederland een soort 'Gebrauchsmuster' of een klein octrooi in te voeren. Een bestudering van de situatie in de Bondsrepubliek Duitsland, waar men zowel gebruiksmodellen als octrooien kent, geeft enkele belangwekkende feiten. De belangstelling in Duitsland voor gebruiksmodellen is bijzonder groot. In 1974, resp. 1975, resp werden in Duitsland door Duitsers , resp , resp octrooiaanvragen ingediend en daarnaast , resp , resp Gebrauchsmusteraanvragen. Het aantal Duitse Gbm-aanvragen is dus aanmerkelijk meer dan 94% van het aantal ingediende octrooiaanvragen, in sommige jaren zelfs meer dan 99%. Vergelijkt men daarbij voor deze drie jaren, hoeveel Gbm-aanvragen door buitenlanders in Duitsland in dezelfde periode werden ingediend, dan'blijkt dat de Oostenrijkers een aantal Gbm-aanvragen indienden dat ongeveer 80% van het aantal door hen ingediende octrooiaanvragen bedroeg. Omstreeks 55-60% was dit voor de Denen, Nederlanders, Zweden en in iets mindere mate de Zwitsers, omstreeks 45-50% bedroeg dit voor Belgen, Engelsen, Fransen en Italianen, minder dan 30% was dit voor de Amerikanen en Japanners. Uit het overzicht over deze drie jaren blijkt dus, dat de belangstelling van de Duitsers voor het Gbm bijzonder groot is, en dat buitenlanders het aanmerkelijk minder gebruiken. Hijmans wees er op, dat dit verschijnsel ook voor de andere landen die een gebruiksmodellenbescherming kennen, opgaat. Opmerkelijk is dus dat de Duitsers bijna evenveel octrooiaanvragen als Gbm indienen. Bij dit feit moet men in aanmerking nemen, dat het aantal octrooiaanvragen met materie die niet voor Gbmbescherming in aanmerking komt, zoals bijv. chemische aanvragen, vrij groot is. Uit deze cijfers volgt, dat de Duitsers voor een zeer groot aantal uitvindingen een Gbm indienen, hoewel ze hiervoor geen octrooiaanvrage indienen; globaal geschat is dit ten minste ongeveer Gbm-aanvragen. Het Gbm geldt in Duitsland als de bescherming voor de meer eenvoudige voorwerpen, hoewel het Gbm lang niet uitsluitend hiervoor wordt gebruikt. Integendeel, in de meeste gevallen wordt door de Duitse uitvinders tegeüjk met de octrooiaanvrage een zg. Hilfsgebrauchsmusteraanvrage ingediend, die later tot Gbm kan leiden. In veel gevallen bestaat dus voor een octrooiaanvrage een parallel lopende Hilfsgebrauchsmusteranmeldung. Men heeft dus twee mogelijkheden voor het indienen van een Duits Gbm: a) men dient een Gbm-aanvrage in, die na onderzoek naar de formele vereisten direct daarna als Gbm wordt ingeschreven; b) men dient een Hilfsgebrauchsmusteranmeldung in; een HGm wordt tegelijk met de Patentanmeldung ingediend, maar op verzoek van de aanvrager wordt het Gbm niet direct ingeschreven. De HGm-anmeldung wordt ook niet ter visie gelegd. De uitvinder kan afwachten tot hij zijn Gbm nodig heeft. Dikwijls wacht hij totdat hij weet of een octrooi wordt verkregen. Natuurlijk kan hij desgewenst de octrooibehandeling uitstellen en direct een Gbm laten inschrijven. Wil hij het Gbm verkrijgen, dan verzoekt hij bij de Octrooiraad om inschrijving en na een formeel onderzoek wordt het Gbm ingeschreven. Het Gbm en het octrooi kunnen naast elkaar bestaan, terwijl eerst als het octrooi is verleend, moet worden beslist of het Gbm moet worden ingeschreven. Dit systeem wordt door de Duitse uitvinder algemeen gebruikt. Het Gbm heeft een looptijd van drie jaar en kan nogmaals voor drie jaar worden verlengd. In de wet vastgelegde kenmerken voor het Gbm zijn: 1) nieuwheid; 2) het heeft betrekking op voorwerpen; 3) een bescherming wordt slechts verkregen voor zover zij de vormgeving, uitvoering of inrichting zelf dient. Hoewel niet vermeld in de wet, wordt wèl uitvindingshoogte vereist. Het Gbm is niet van toepassing op werkwijzen, chemische verbindingen, en elektrische schakelingen voor zover niet belichaamd in een voorwerp. Er bestaat natuurlijk vrij veel jurisprudentie over de grensgebieden. Zo komen voedingsmiddelen bij voorbeeld niet in aanmerking voor bescherming door een Gbm. Wèl echter een bepaalde vormgeving (Raumform) van het voedingsmiddel, dus bij voorbeeld een bijzonder gevormde reep chocolade. Een elektrische schakeling op zich zelf kan niet door een Gbm worden beschermd,! wèl echter het produkt waarin de schakeling is belichaamd. Tegen een Gbm kan op de gebruikelijke wijze een

5 17 december 1979 Bijblad Industriële Eigendom, nr nietigheidsactie worden gevoerd (Löschungsklage). In eerste instantie wordt deze gevoerd voor het Patentamt; in tweede instantie voor het Bundespatentgericht. Cassatie is mogelijk bij het Bundesgerichtshof in Karlsruhe. Hiervoor is toestemming nodig van het Hof, hoewel op bepaalde gronden men ook zonder toestemming in cassatie kan gaan (Rechtsbeschwerde). Het is ook mogelijk, tijdens de inbreukactie in reconventie de geldigheid van het Gbm aan te vechten. Tussen het Gbm en het Duitse octrooi bestaat dus een aantal voor de hand liggende verschillen, zoals levensduur en de beperking van de bescherming tot voorwerpen. Meestal worden nog enige andere verschilpunten genoemd. Over het algemeen stelt men dat minder eisen aan de uitvindingshoogte zouden worden gesteld dan bij een octrooi Zolang wij echter nog geen objectieve waarderingsmaatstaf voor de uitvindingshoogte hebben, is het bijzonder moeilijk hierover een juist waarde-oordeel te geven. Een ander verschilpunt tussen het octrooi en het Gbm is dat bij octrooien het verbod van Stufenklagen uitdrukkelijk in de wet is geregeld, terwijl dit verbod niet voor Gbm geldt. Stufenklagen zijn een reeks opeenvolgende inbreukprocessen die een octrooihouder achtereenvolgens tegen eenzelfde gedaagde op grond van hetzelfde feit voert, met octrooien waarover hij reeds bij het begin van de eerste procedure de beschikking had. Welke kenmerken zouden wij nu het Nederlandse gebruiksmodel of kleine octrooi kunnen meegeven? 1) Het kleine octrooi of gebruiksmodel zou voorlopig alleen voor voorwerpen kunnen gelden. Een reden hiervoor is dat een octrooi voor voorwerpen voor de industrie meestal minder ingrijpend is dan in het geval van chemische werkwijzen. De inbreukmaker van voorwerpen kan vaak een uitwijkmogelijkheid vinden. m.a.w. hy kan zijn constructie wijzigen, terwijl dit voor de chemische industrie over het algemeen moeilijker is. 2) Een aanvrage voor een klein octrooi of gebruiksmodel zou moeten worden ingediend bij de Octrooiraad en het wordt pas van kracht na inschrijving. Het loopt dus naast en parallel aan de eventuele aanvrage voor een octrooi. 3) Vóór inschrijving van het kleine octrooi of gebruiksmodel zou een nieuwheidsonderzoek moeten worden aangevraagd voor bepaalde, door de aanvrager aangewezen conclusies. 4) Na het nieuwheidsonderzoek zou men voor de inschrijving van het kleine octrooi of gebruiksmodel alleen nog de onderzochte conclusies kunnen beperken tot materie uit de nagezochte conclusies zelf; wil men andere beperkingen, bij voorbeeld uit de beschrijving toevoegen, dan zou het voor de nieuwe conclusies noodzakelijk zijn een nieuw nieuwheidsonderzoek aan te vragen. Bij de inschrijving wordt alleen het nieuwheidsrapport van de ingeschreven conclusies gevoegd. 5) De controle of de ingeschreven conclusies op de stukken berusten, zou aan de rechter kunnen worden opgedragen voor wie de inbreukactie of de nietigheidsactie wordt gevoerd. 6) In geval van een inbreukactie zou met een nietigheidsactie in reconventie kunnen worden geantwoord; nietigheid geldt natuurlijk'ex tune. 7) Desgewenst zou een aparte nietigheidsactie voor de rechtbank te Den Haag kunnen worden gevoerd. 8) De levensduur van het kleine octrooi of gebruiksmodel is zes jaar. 9) Desgewenst zou inventiviteit een vereiste moeten zijn; de meningen over dit punt lopen echter nogal uiteen. Indien men de vraag moet beantwoorden, of het gewenst is in Nederland een Gbm-bescherming te verkrijgen, of eventueel een octrooi met korte levensduur, is het goed de voor- en nadelen hiervan te bestuderen. Tegen invoering van het gebruiksmodel worden de volgende bezwaren genoemd: 1) De Nederlandse industrie zou in haar vrijheid tot handelen worden beperkt. 2) De rechtsonzekerheid zou worden vergroot. 3) De inbreukprocedure zou worden verlengd. 4) Een verrijking van de techniek zou nauwelijks plaats vinden. 5) De ontlasting van de Octrooiraad zoals door Buddingh de Voogt genoemd (zie artikel van Hijmans), zou niet van betekenis zijn. Wat betreft het eerste argument, de vrees dat de Nederlandse industrie overheerst zou kunnen worden door de buitenlandse industrie, meen ik dat dit bezwaar niet zo groot zal zijn, als wel wordt gevreesd. In dit verband kan worden gewezen op de cijfers die betrekking hebben op kwekersrechten. In 1976 werden in de Bondsrepubliek Duitsland 342 aanvragen voor plantenrassen door Duitsers ingediend en 144 door buitenlanders. Van deze 144 buitenlanders waren er 63 Nederlanders, 49 Fransen en 15 Engelsen. Ingeschreven werden er totaal 217 rassen. In hetzelfde jaar werden er in Nederland door Nederlanders 399 aanvragen ingediend en 147 door buitenlanders. Ingeschreven werden er totaal 293 rassen. Onder deze 147 buitenlanders waren er totaal 74 Duitsers en 62 Fransen. U ziet dat de Nederlandse kwekers geen problemen hebben en in ruime mate gebruik maken van de mogelijkheden door de wet gegeven om bescherming voor hun produkten te krijgen. Van overheersing door buitenlanders is er geen sprake. Welke reden is er om aan te nemen dat de Nederlandse industrie niet zijn mannetje zou staan? Tot nu toe werd geen overtuigende reden aangevoerd voor de angst dat wij door de gebruiksmodellen van buitenlandse industrieën overvleugeld zouden worden. Wat betreft punt 2, de beweerde vergroting van de rechtsonzekerheid, kan worden opgemerkt dat de rechtsonzekerheid nauw samenhangt met een al dan niet ruimte interpretatie van de conclusies. Indien geen uitvindingshoogte vereist zou zijn, zou een strikte interpretatie op zijn plaats zijn. Het hierboven voorgestelde systeem komt overigens overeen met het Franse octrooi-systeem en biedt meer rechtszekerheid dan het Duitste Gbm-systeem, terwijl het eigenlijk niet veel afwijkt van het Engelse octrooi-systeem zoals dit tot de aanpassing van Straatsburg heeft gegolden. Er behoeft dus bepaald geen reden tot vrees te zijn. Argument 3 is dat de inbreukprocedure zou worden verlengd, omdat de rechter eerst de geldigheid van het in geding zijnde recht van industriële eigendom dient te onderzoeken voordat hij aan de eigenlijke inbreukvraag toekomt. Er behoeft echter geen sprake te zijn dat de inbreukprocedure wordt verlengd. Zowel in Frankrijk als in Duitsland worden de inbreukvraag en de nietigheidsvraag in één zitting behandeld, een zitting die niet langer duurt dan een zitting in Nederland. Bovendien wordt in Nederland meestal bij het bespreken van de inbreukvraag ook uitvoerig de stand der techniek behandeld. Ik meen dus dat ook deze vrees niet is gegrond. Met punt 4, dat van een verrijking van de stand der techniek nauwelijks sprake zou zijn, kan men het eens zijn, maar dit argument geldt ook voor de meeste Nederlandse octrooien. Het overgrote deel heeft ten minste één buitenlandse pendant. Daarbij worden in Duitsland maar liefst Gbm-aanvragen per jaar ingediend, die geen tegenhanger hebben in de vorm van een octrooiaanvrage; daar kan dus zeker wèl van een verrijking van de stand der techniek worden gesproken.

6 258 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 Ook met punt 5, dat het gebruiksmodel geen ontlastingtoor de Octrooiraad zou vormen, kan men het eens zijn. Het is echter integendeel te hopen dat het een 'belasting' voor de Octrooiraad zal vormen, zeker in de administratieve sector. Dit waren de zg. 'nadelen', wat zijn nu de voordelen van het gebruiksmodel? Deze voordelen kunnen nogal belangrijk worden geacht. In de eerste plaats kan het gebruiksmodel belangrijk zijn voor de industrie, omdat men nu eens snel bescherming kan krijgen. Men kan zich echter afvragen, of de invoering van het gebruiksmodel op een pf andere wijze niet moet samen gaan met het instellen van een klein aantal vaste kamers bij enkele rechtbanken resp. gerechtshoven, die competent zijn voor de problemen die betrekking hebben op de industriële eigendom. Een en ander is uitvoerig besproken tijdens het symposium 'Octrooibeleid in de huidige tijd', gehouden in Leiden op 25 april Deze kamers zouden dan elk voor enkele arrondissementen competent moeten zijn, een en ander vergelijkbaar met het systeem dat in 1968 in Frankrijk is ingevoerd. Door de concentratie van de inbreukprocedures bij enkele rechtbanken en gerechtshoven zou misschien het systeem verlaten kunnen worden van het bijna automatisch benoemen van deskundigen die de vraag of er inbreuk of nietigheid is, moeten beoordelen. Dit zou de afhandeling van de procedures belangrijk versnellen. Een verder voordeel is dat de industrie wordt geconfronteerd met de rechten van derden en dus daardoor de waarde van rechten van industriële eigendom gaat zien. De apathie van de Nederlandse industrie komt vooral door de beruchte zekerheid dat: 1) het moeilijk is in Nederland octrooi te krijgen; 2) het lang duurt, en 3) het duur is, zeker wanneer men de omvang van de markt waarover het Nederlandse octrooi zich uitstrekt in aanmerking neemt. Zoals gezegd, bij de vervaardiging van voorwierpen prikkelt een octrooi-bescherming van derden in vele gevallen tot het zoeken van eigen oplossingen. Ook zou invoering van het gebruiksmodel het voordeel kunnen hebben dat men, na ervaring te hebben opgedaan, kan overwegen, of misschien het gebruiksmodel een octrooi zou moeten worden. Binnen ca. tien jaar zal in Nederland de vraag moeten worden opgelost, of het huidige Nederlandse octrooiverleningssysteem gehandhaafd zal moeten worden, ondanks de afname van het aantal Nederlandse octrooiaanvragen ten gevolge van het Europese systeem. Afname van het aantal octrooiaanvragen zal de kosten van octrooiverlening sterk doen toenemen, ten nadele van de Nederlandse uitvinders en industrie. Afschaffing van Nederlandse octrooien betekent-echter dat de kleine industrie en de Nederlandse individuele uitvinders worden gedwongen, indien ze bescherming in Nederland wensen, een Europese aanvrage in te dienen, waarvan de kosten zeer hoog zijn. Daarbij komt dat niet te verwachten is dat de Fransen, Duitsers en Engelsen hun eigen octrooisystemen zullen opofferen aan het Europese systeem. De kleine en middelgrote industrie werken in deze landen namelijk hoofdzakelijk voor de thuismarkt. Opofferen van het Nederlandse octrooisysteem brengt zeker de Nederlandse kleine en middelgrote industrie in moeilijkheden, om niet van de Nederlandse individuele uitvinders te spreken. Het is dan ook verheugend, dat Sieders in een artikel in BIE van december 1978 ook tot de slotsom komt dat wij misschien op den duur moeten overgaan op het, wat hij noemt Belgische systeem. Het Belgische systeem is wellicht minder geschikt, omdat in België de procedures met niet vooronderzochte octrooien worden gevoerd. Het Franse systeem, met wèl vooronderzochte octrooien verdient de voorkeur; dit vergroot de rechtszekerheid in belangrijke mate en het tijdverlies hierdoor behoeft niet al te groot te zijn, zoals de ervaring heeft geleerd. Wateringen, oktober Jurisprudentie Nr 50. President Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, 16 juli (galiameloenen) Mr L. Erades. Art. 1, lid 1 Benelux-Merkenwet. Voorshands is aannemelijk - gelet op een aantal produkties dat het woord galia niet een merk is, doch uitsluitend een aanduiding van een soort meloenen.') 1. De vennootschap naar Israëlisch recht Agricultural Export Company Ltd., 2. de Coöperatieve Vereniging naar Israëlisch recht Hazera, beide te Tel Aviv (Israël), eiseressen in kort geding, procureur Mr F. H. Kernkamp, advocaat Mr M. Moszkowicz Sr te Maastricht, tegen 1. de besloten vennootschap Citronas B. V., 2. de besloten vennootschap Velleman & Tas B.V., beide te Rotterdam, gedaagden in kort geding, procureur Mr A. de Feyter. Ten aanzien van het recht: Overwegende, dat Wij voorzover van belang voorshands het volgende als tussen partijen vaststaand aannemen: dat de eiseres sub 2 (hierna te noemen: Hazera) sinds ongeveer 1973 in Israël galiameloenen kweekt; dat de eiseres sub 1 onder de merknaam Carmel Israëlische agrarische producten onder meer naar Nederland exporteert; dat de eiseres sub 1 aldus door Hazera geproduceerde galiameloenen naar Nederland exporteert; dat met betrekking tot deze meloenen bij het Benelux Merkenbureau geen merk Galia is gedeponeerd; dat deze meloenen in Nederland evenmin bescherming ingevolge de Zaaizaad- en Plantgoedwet genieten; dat ieder van de gedaagden in juni 1979 te Rotterdam uit Spanje afkomstige galiameloenen heeft verhandeld; O., dat de eiseressen stellende, dat de door de gedaagden verhandelde meloenen niet de uitnemende kwaliteit bezitten, die aan de door Hazera geproduceerde meloenen eigen is, dat de gedaagden kennelijk willen profiteren van de goede reputatie, die de door Hazera geproduceerde meloenen hier te lande hebben en dat de gedaagden daarom onrechtmatig jegens haar handelen van Ons verlangen, dat Wij de gedaagden zullen veroordelen om de verkoop dan wel het anderszins op de Nederlandse markt brengen van meloenen onder de naam Galia te staken, zulks onder verbeurte van een dwangsom van f 5.000, ;

7 17 december 1979 Bijblad Industriële Eigendom, nr O., dat de eiseressen haar vordering voorts doen steunen op onder meer deze stellingen: dat Hazera de enige producente van galiameloenen is; dat het woord galia hoewel niet als zodanig in Nederland gedeponeerd een handelsmerk is; O., dat de gedaagden de vordering van de eiseressen gemotiveerd hebben weersproken; O. met betrekking tot de vraag, of Hazera de enige producente van galiameloenen is: dat de gedaagden Ons hebben overgelegd twee publicaties van Leen de Mos B. V. te 's-gravenzande, waarvan in de ene onder de titel 'Meloenen' onder meer voorkomt deze mededeling: 'GALIA Fl-Hybride 'Het afgelopen jaar is Galia reeds op enkele plaatsen m 'het Westland met succes geteeld.'; en in de andere onder de titel 'Meloenen 1978' onder meer voorkomt deze mededeling: 'GALIA Fl-Hybride. In het Westland reeds met sukses geteeld.'; dat de gedaagden Ons voorts hebben overgelegd een tijdschriftartikel 'Welk Meloeneras?' door Ing. K. Buitelaar van het Proefstation Naaldwijk, waarin voorzover van belang de navolgende zinsneden voorkomen: 'GALIA: Dit door L. de Mos in de handel gebrachte 'Israëlische ras met resistentie tegen 'wit' gaf een normale tot flinke groei met vrij groot blad 'Met Galia is op een bedrijf ook al teeltervaring opgedaan, 'De prijzen waren goed. Dit ras biedt mogelijkheden.'; dat de gedaagden Ons tenslotte hebben overgelegd een copie van een telexbericht, dat door een van de gedaagden uit Spanje is ontvangen, waaruit blijkt, dat kwekers van galiameloenen in een streek van Spanje hun zaden betrekken bij twee in Spanje te weten in Barcelona en Almeria gevestigde firma's of bij 'sluis groot de holanda'; dat Wij op grond van een en ander voorshands aannemen, dat niet juist is, dat Hazera de enige producente van galiameloenen is; O. met betrekking tot de vraag, of de aanduiding galia beschouwd kan worden als een handelsmerk: dat de gedaagden Ons hebben getoond een doos, waarin de eiseressen haar galiameloenen in Nederland importeren en in de handel brengen; dat op de deksel van deze doos in grote letters onder meer het woord 'CarmeF voorkomt, terwijl op een van de opstaande zijden is vermeld, dat zich in die doos galiameloenen bevinden; dat Wij mede gelet op het bovenoverwogene voorshands aannemen, dat het woord 'galia' niet is een handelsmerk in de zin van het Nederlandse recht, doch uitsluitend een aanduiding van een soort meloenen; O., dat naar Ons aanvankelijk oordeel de rechter ten gronde niet zal beslissen, dat de gedaagden zich jegens de eiseressen door het in de handel brengen in Nederland van in Spanje gekweekte galiameloenen aan een onrechtmatige daad hebben schuldig gemaakt; O., dat Wij derhalve de gevraagde voorzieningen zullen moeten weigeren; Rechtdoende in kort geding: Weigeren de gevraagde voorzieningen. Veroordelen de eiseressen in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden worden begroot op nihil aan verschotten en f. 500, aan salaris voor de procureur. Enz. ') Bescherming van de naam van een kweekprodukt. 1) Namen van kweekprodukten zijn uitgesloten van merken- of handelsnaamrechterijke exclusiviteitsbescherming, indien het de benaming betreft waaronder voor het betrokken ras een kwekersrecht ingevolge de Zaaizaad- en Plantgoedwet is verkregen: vgl. artt. 19 t/m 22 jo. 80 ZZPW en Van Nieuwenhoven Helbach, Industriële eigendom en mededingingsrecht, zesde druk, Amsterdam 1974, nr 281. Vgl. voorts m.b.t. het (tenietgaan van) merkenrecht op ingevolge art. 18 sub b en sub c ZZPW in het Rassenregister ingeschreven benamingen HR 7 mei 1971, NJ 1971, 381 m.n. L.W.H., BIE 1971, nr 70, blz. 254 (Red Pontiac). 2) Afgezien van de onder 1) bedoelde complicatie, die zich in casu niet voordeed, kan de naam van een kweekprodukt de bescherming van de Benelux-Merkenwet genieten. Daarvoor moet dan wel, vooreerst, voldaan worden aan de formele eis van het depot. In casu had geen depot plaats gehad, zodat eiseressen in haar vordering, waarin zij bescherming van de naam Galia als merk vroegen, eenvoudig niet-ontvankelijk hadden kunnen worden verklaard. Zie art. 12 onder A, eerste en tweede volzin BMW. 3) Voorts geldt de materiële eis dat de naam (nog) moet kunnen dienen ter onderscheiding van de waren van een onderneming (art. 1 BMW) dan wel ter onderscheiding van een of meer gemeenschappelijke kenmerken van waren, afkomstig van verschillende ondernemingen, die het merk onder toezicht van de houder aanbrengen (collectief merk, art. 19 BMW). Indien, gelijk in casu aannemelijk werd geacht, de naam reeds als soortnaam ingeburgerd raakt, kan aan de eis van art. 1 BMW niet worden voldaan. Met de nodige geëigende inspanning zou de belanghebbende wellicht nog kunnen proberen een 'collectief-merk-organisatie' als bedoeld in de artt. 19 e.v. BMW op te bouwen, en dusdoende de merkenrechtelijke bescherming wellicht nog kunnen redden. 4) Heeft de benaming reeds in zo vergaande mate als soortnaam ingang gevonden, dat de merkenrechtelijke weg niet meer begaanbaar lijkt, dan staat de belanghebbende, althans in theorie, nog wel een actie ex art B.W. ten dienste, en wel wegens misleiding. Daarvoor zal echter nodig zijn dat de benaming van het kweekprodukt feitelijk geassocieerd wordt met bepaalde (kwaliteits-)eigenschappen, welke eigenschappen de door de gedaagde verhandelde produkten ontberen. Nadere vragen die in dat verband kunnen rijzen, zullen doorgaans van dezelfde aard zijn als de vragen die spelen bij de bescherming ex art B.W. van geografische aanduidingen. Vgl. daarover Onrechtmatige Daad VI (Martens), nr 164 en aldaar vermelde rechtspraak en verdere literatuur. D. W. F. V.

8 260 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 Nr 51. President Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, 21 juni (family-ship 19') (Mr H. F. van den Haak) (plagiaat) Artt. 1 en 10, lid 1, aanhef en onder 8 en 10 Auteurswet van Het door Skibsrud ontworpen model van een in polyester uitgevoerde motorboot zowel in een versie geschikt voor een binnenboordmotor als in een versie geschikt voor een buitenboordmotor, vertoont met name door de bijzondere bodemvorm en het verloop van de ribben, als gevolg waarvan aan de schepen^ bijzondere vaar eigenschappen en stabiliteit is gegeven, een oorspronkelijk karakter, zodat aan Skibsrud op dat model auteursrecht toekomt, evenals op de ontwerptekeningen van de betrokken schepen welke ontwerptekeningen zijn ontwerpen en schetsen betrekkelijk tot de (toegepaste) wetenschap (scheepsbouwkunde) in de zin van art. 10, lid 1, sub 8ste van de Auteurswet van 1912). Het door gedaagde Overmars gebouwde schip vormt van het door Skibsrud ontworpen schip een plagiaat, waaraan niet afdoet, dat het namaakschip, anders dan het origineel, geen lage railingaan de voorzijde kent en evenmin een smal opstaand raam bovenop de kajuit. 1 ) Artt. 289 v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo artt. 25 v. Faülissementswet. De gevorderde verboden met dwangsom betreffen uit de wet voortvloeiende verbintenissen om niet te doen waarvan de nakoming uitsluitend van de wil van de gefailleerde afhangt, zodat bij deze vorderingen de failliete boedel niet rechtstreeks betrokken is en zij ondanks het bestaan van het faillissement tegen de gefailleerde persoonlijk kunnen worden ingesteld. De aan deze voorzieningen te verbinden sancties in de vorm van dwangsommen zullen niet op de boedel verhaald kunnen worden. De gevorderde veroordeling tot het verstrekken van een gespecificeerde opgave van de aantallen plagiaatboten betreft een rechtstreeks de failliete boedel aangaande verplichting en is dan ook met recht tegen de curator gericht. Voorzover die vordering mede tegen de gefailleerde is gericht, is zij ontvankelijk doch de veroordeling waartoe die vordering strekt, heeft geen rechtskracht tegenover de failliete boedel. Machtiging tot publikatie van het vonnis bevolen, nu deze publikatie mede kan strekken tot afwering van eventueel door de gefailleerde te herhalen inbreuken op het auteursrecht van Skibsrud. De kosten van de publikatie zullen alleen op eventuele bestaande of toekomstige, (origineel) niet tot de boedel behorende vermogensbestanddelen van de gefailleerde verhaald kunnen worden. 1) Roald Skibsrud te Evje (Noorwegen), 2) De vennootschap onder de firma naar Noors recht Skibsplast A/S te Evje (Noorwegen), 3) De vennootschap onder de firma Firma De Jong te Reeuwijk, eisers iti kort geding, procureur Mr A. V. M. Leesberg, advocaat Mr Th. Limperg, tegen 1) J. E. A. Overmars te Wevershoof, niet verschenen, 2) Mr H. J. Knuwer, advocaat te Den Helder, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van gedaagde, procureur Mr H. J. Knuwer. Wij, President, enz. Overwegende ten aanzien van de feiten: Eisers hebben overeenkomstig de in fotocopie aan de minuut van dit vonnis gehechte dagvaarding met dien verstande dat eiseres hun vorderingen jegens de in de dagvaarding genoemde B.V. hebben ingetrokken en hun vorderingen thans mede richten tegen de vrijwillig ver-. schenen curator van gedaagde sub 1 gevorderd, dat Wij bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad a) gedaagden zullen gelasten de verveelvoudiging (daaronder begrepen de vervaardiging) en het openbaar maken (daaronder begrepen het in het verkeer brengen) te staken en nimmermeer te hervatten van boten waarvan het model gelijk of nagenoeg gelijk is aan dat van de boot Famüy-Ship 19', naar ontwerp van eiser Roald Skibsrud en van boten bij de vervaardiging waarvan vormen of mallen worden gebruikt ontleend aan het model Family-Ship 19', een en ander op verbeurte door ieder van gedaagden aan ieder van de eisers van een dwangsom van f , voor elke verveelvoudiging of openbaarmaking in strijd met de ten deze uit te spreken veroordeling; b) de gedaagden zullen gelasten te staken en nimmermeer te hervatten de vervaardiging en het gebruik van mallen of vormen ontleend aan het model van het casco en de bovenbouw van eisers model Family-Ship 19', zulks op verbeurte door ieder van de gedaagden aan ieder van de eisers van een dwangsom van f , voor elke vorm of mal en voor iedere keer, dat in strijd

9 17 december 1979 Bij blad Industriële Eigendom, nr wordt gehandeld met de ten deze uit te spreken veroordeling; c) de gedaagden zullen veroordelen aan de de eisers binnen 14 dagen na de uitspraak van het ten deze te wijzen vonnis een schriftelijke gespecificeerde opgave te verstrekken van de aantallen plagiaat-boten, die zij hebben vervaardigd, die zij hebben afgeleverd en die zij nog in voorraad hebben met vermelding van de namen en adressen van de afnemers van die plagiaat-boten en de bruto-opbrengst daarvan en van de plaats(en) waar zich de nog voorradige plagiaat-boten bevinden, een en ander op verbeurte door elk van de gedaagden aan elk van de eisers van een dwangsom van f 5.000, voor elke dag, dat de gedaagden in gebreke zijn met de verstrekking van enig hiervoor bedoeld gegeven; d) de gedaagden te veroordelen in de proceskosten; een en ander met machtiging op eisers om het ten deze te wijzen eindvonnis op kosten van de gedaagden (des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten) als advertentie ter grootte van een bladzijde te publiceren in de Tijdschriften Hiswa-nieuws, de Waterkampioen, Watersport en Holland Shipping and Trading. Enz. Overwegende ten aanzien van het recht: Als gesteld en erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist alsmede op basis van overgelegde bescheiden, voorzover niet weersproken, waaronder met name foto's, staat in dit geding vast: 1. De Noor Skibsrab heeft in of omstreeks 1972 ontworpen het model van een in polyester uit te voeren motorboot zowel in een versie geschikt voor een binnenboordmotor (19' sport-ship) als in een versie geschikt voor een buitenboordmotor (19' family-ship). 2. De ontwerp-tekeningen van deze schepen zijn ontwerpen en schetsen betrekkelijk tot de (toegepaste) wetenschap (scheepsbouwkunde) in de zin van art. 10 lid 1 sub 8ste van de Auteurswet 1912; het model van de schepen is een model van nijverheid in de zin van art. 10 lid 1 sub 10de van dezelfde Wet. 3. Het model van de schepen vertoont een oorspronkelijk karakter een eigen stempel waardoor het zich van andere soortgelijke schepen onderscheidt met name door de bijzondere bodemvorm en het verloop van de ribben, als gevolg waarvan aan de schepen bijzondere vaareigenschappen en stabiliteit is gegeven. 4. Skibsrud is, als enige auteursrechthebbende op de ontwerptekeningen voor en modellen van genoemde schepen en de daarnaar vervaardigde boten, bij uitsluiting gerechtigd een en ander te vervaardigen en openbaar te maken en/of daartoe aan derden toestemming te geven. 5. Skibsplast heeft van Skibsrud de exclusieve licentie verkregen schepen van het model sport-ship 19' en family-ship 19' te vervaardigen en in het verkeer te brengen en Skibsrud en Skibsplast hebben aan de Firma De Jong de exclusieve licentie gegeven als alleen-importeur deze schepen in de Benelux in het verkeer te brengen. 6. Bij vonnis van de Rechtbank te Alkmaar d.d. 18 mei 1978 is Overmars in staat van faillissement verklaard met aanstelling van gedaagde sub 2. tot curator. De vorderingen zijn, naar de kern samengevat, gebaseerd zowel op schending door Overmars van het voormeld auteursrecht van Skibsrud en van de voormelde via licentie daarvan afgeleide exclusieve rechten van Skibsplast en de Firma De Jong, alsmede op art B.W. in het licht van slaafse nabootsing door Overmars. Als in deze meer bijzonder van belang is gesteld en niet weersproken en derhalve komen vast te staan, dat Overmars een door Skibsplast/Firma De Jong aan J. A. van derkleijn te Krommenie verkocht family-ship 19' uit elkaar heeft genomen en vervolgens van casco en bovenbouw weer mallen heeft gemaakt voor de fabricage van zulk een schip. Vergelijking van enerzijds fotomateriaal, waarop onbetwist staat afgebeeld een door Skibsrud ontworpen en door Skibsplast gebouwd en door de Firma De Jong geïmporteerd family-ship 19', met anderzijds fotomateriaal, waarop onbetwist staat afgebeeld een schip dat door Overmars is gebouwd en is verkocht aan W. Eikelboom te Purmerend, leidt, gelet op de hoge mate van overeenstemming in vormgeving van beide schepen zowel wat casco als wat bovenbouw betreft en meer in het bijzonder voor wat betreft de bodemvorm/ribben dwingend tot de conclusie dat Overmars ertoe is overgegaan schepen te bouwen en in het verkeer te brengen, die hij heeft nagemaakt naar het family-ship 19', terzake waarvan Skibsrud krachtens art. 1 van de Auteurswet 1912 jo art. 2 lid 4 en art. 4 van de Berner Conventie waarbij zowel Noorwegen als Nederland zijn aangesloten auteursrechtelijk bescherming geniet. Voor dit plagiaat is verwaarloosbaar en derhalve doet daaraan niet af, dat het exemplaar van het namaak-schip, anders dan het origineel, geen lage railing aan de voorzijde, ook wel 'preekstoel' genaamd, kent en evenmin een smal opstaand raam boven op de kajuit ter hoogte van de bestuurdersplaats. Met voorbijgaan als overbodig geworden van het aan de vorderingen mede ten grondslag gelegde en feitelijk overigens aanwezig te achten onrechtmatig handelen van Overmars, bestaande in slaafse nabootsing, rechtvaardigt de naar zijn aard voor eisers schadelijk zijnde schending van de voormelde rechten van eisers als auteur dan wel licentiehouder op zichzelf en behoudens na te melden modaliteiten die verband houden met de omstandigheid dat Overmars in staat van faillissement verkeert, toewijzing van de vorderingen tegen Overmars, zulks met dien verstande dat Wij de in het petitum tweemaal voorkomende termen: 'nimmer meer' in de samenstelling 'nimmer meer hervatten' van verveelvoudiging, openbaar maken, vervaardiging, gebruik etc. van boten respectievelijk mallen of aan het model ontleende vormen a la family-ship 19' in verband met hoofdstuk III van de Auteurswet 1912 zullen verstaan als: voor de duur van het aan Skibsrud in deze toekomend auteursrecht. > Thans geven Wij aandacht aan de vraag of op de inwilliging van de vorderingen jegens Overmars ook van invloed is de omstandigheid, dat Overmars, nadat dit geding is aangespannen, failliet is verklaard en nog in staat van faillissement verkeert. In hetzelfde verband zullen Wij beantwoorden de vraag of en in hoeverre er plaats is voor inwilliging van de vorderingen, voorzover tevens tegen de curator gericht. De onder a) en b) verlangde voorzieningen betreffen uit de Wet voortvloeiende verbintenissen om niet te doen waarvan de nakoming uitsluitend van de wil van de gefailleerde Overmars afhangt. Bij deze vorderingen is de failliete boedel niet rechtstreeks betrokken, hetgeen impliceert dat zij ondanks het bestaan van het faillissement tegen Overmars persoonlijk konden worden ingesteld. De aan deze voorzieningen te verbinden sancties in de vorm van dwangsommen zullen om dezelfde redenen ook niet op de failliete boedel verhaald kunnen worden. In aanmerking genomen, dat er geen enkele aanleiding bestaat om te veronderstellen dat de curator voortzetting van het bedrijf van de gefailleerde, voorzover het de in casu gewraakte botenbouw en wat daarmede samenhangt betreft, zou voorstaan of dulden, is er geen reden mede aan de curator de sub a) en b) geformuleerde bevelen te geven. De onder c) verlangde voorziening betreft naar Ons oordeel wèl een rechtstreeks de failliete boedel aangaande verplichting, nu de gegevens die onontbeerlijk zullen zijn voor het vervaardigen van de verlangde schriftelijke gespecificeerde opgave, naar aannemelijk is, zullen moeten worden ontleend aan de tot de boedel behorende boekhouding en/of een op andere voet uit te voeren inventarisatie door de curator, die krachtens zijn taak de bedrijfsadministratie onder zich neemt en met het beheer en de beschikking over de boedel is

10 262 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 belast en aan wie Overmars als gefailleerde ingevolge art. 105 Fw. alle inlichtingen heeft te verschaffen. Overeenkomstig art. 25 lid 1 Fw. is deze vordering dan ook met recht tegen de curator gericht. Voor wat betreft de hem op te leggen dwangsom, geven Wij te kennen dat daartoe geen termen aanwezig zijn, nu ervan mag worden uitgegaan dat de curator zonder enige reserve in deze aan de hier aan de orde zijnde veroordeling zal voldoen. De vordering sub c), voorzover mede tegen de gefailleerde Overmars gericht, is wèl ontvankelijk, nu Overmars geen beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan en zijn faillissement niet zonder meer tot gevolg heeft dat zijn bevoegdheid verwerende in rechten op te treden is vervallen. Echter de hier aan de orde zijnde veroordeling van Overmars inclusief de hem op te leggen dwangsom heeft ingevolge art. 25 lid 2 Fw. geen rechtskracht tegenover de failliete boedel. De onder d) gevorderde veroordeling in de kosten van het geding achten Wij ten opzichte van de curator niet gerechtvaardigd, nu deze zich praktisch gaaf heeft gerefereerd aan Ons oordeel en zich, voorzover het van hem q.q. afhangt, tot elke medewerking jegens eisers bereid heeft getoond. Overmars dient als in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden veroordeeld. Evenwel, deze kosten zullen als consequentie van hetgeen met betrekking tot zijn positie ten opzichte van de boedel eerder is overwogen, niet op de boedel kunnen worden verhaald. Tenslotte kan ook de door eisers gevraagde machtiging tot publicatie van dit vonnis worden gegeven, nu deze publicatie mede kan strekken tot afwering van eventueel door Overmars te herhalen inbreuk op het auteursrecht van Skibsrud en de daaruit afgeleide rechten van de andere eisers. Voor wat betreft de kosten van de publicatie geldt, dat deze buiten bezwaar van de boedel en derhalve alleen op eventueel aanwezige of aanwezig komende, niet tot de boedel behorende vermogensbestanddelen van Overmars verhaald zullen kunnen worden, omdat vorenbedoelde inbreuk-herhaling in redelijkheid alleen van Overmars persoonlijk te vrezen valt. Rechtdoende in kort geding ten opzichte van Overmars: bij verstek : a) Gelasten Overmars de verveelvoudiging (daaronder begrepen de vervaardiging) en het openbaar maken (daaronder begrepen het in het verkeer brengen) te staken en voor de duur van het auteursrecht van Skibsrud in deze niet meer te hervatten van boten waarvan het model gelijk of nagenoeg gelijk is aan dat van de boot family-ship 19', naar het ontwerp van eiser Roald Skibsrud en van boten bij de vervaardiging waarvan vormen of mallen worden gebruikt ontleend aan het model van family-ship 19', een en ander op verbeurte door Overmars aan ieder van de eisers van een dwangsom van f , (eenhonderdduizend gulden) voor elke verveelvoudiging of openbaarmaking in strijd met deze veroordeling; b) Gelasten Overmars te staken en voor de duur van het auteursrecht van Skibsrud in deze niet meer te hervatten de vervaardiging en het gebruik van mallen of vormen ontleend aan het model van het casco en de bovenbouw van eisers model family-ship 19' zulks op verbeurte door Overmars aan ieder van de eisers van een dwangsom van f , (eenhonderdduizend gulden) voor elke vorm of mal en voor iedere keer, dat in strijd wordt gehandeld met deze veroordeling; c. Veroordelen Overmars en de curator aan de eisers binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis een schriftelijke gespecificeerde opgave te verstrekken van de aantallen plagiaat-boten, die Overmars heeft vervaardigd, die Overmars heeft afgeleverd en die Overmars nog in voorraad heeft met vermelding van de namen en adressen van de afnemers van die plagiaat-boten en de brutoopbrengst daarvan en van de plaats(en) waar zich de nog voorradige plagiaat-boten bevinden, een en ander op verbeurte door Overmars aan ieder van de eisers van een dwangsom van f 5.000, (vijfduizend gulden) voor elke dag dat Overmars in gebreke is met de verstrekking van enig hiervoor bedoeld gegeven; d) Veroordelen Overmars in de kosten van dit geding aan de zijde van eisers gevallen en tot op heden begroot op f 139,70 aan verschotten en op f 650, aan salaris voor de procureur van eisers; Machtigen eisers om dit vonnis op kosten van Overmars als advertentie ter grootte van een bladzijde te publiceren in de tijdschriften Hiswa-Nieuws, De Waterkampioen, Watersport en Holland Shipping and Trading; Verklaren dit vonnis, behoudens voor wat betreft de kostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad; Ontzeggen het meer- of anders gevorderde. Enz. l ) Werk en uitvinding. Volgens HR 28 juni 1946, N.J.'46, nr 712, is van een werk in de zin van artikel 1 Aw sprake, indien het betrokken object 'de uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen'. Men kan het ook met HR 27 januari 1961, N.J.'62, nr 355, aldus zeggen, dat de Aw als werken in de zin van die wet alleen die objecten beschermt die 'als vruchten van scheppenden arbeid, een eigen of persoonlijk karakter dragen'. Een werk in auteursrechtelijke zin is derhalve een voortbrengsel van de geest van de maker en als zodanig door diens persoonlijkheid bepaald en gekenmerkt. Zoals De Beaufort het destijds in zijn boek 'Auteursrecht', blz. 65, heeft uitgedrukt, vertoont een auteursrechtelijk beschermd werk 'de kentekenen van een origineel geheel, waarop de auteur zijn persoonlijk stempel heeft gedrukt'. Dit door de aard van de maker bepaalde persoonlijke karakter dat aan een werk in de zin van de Aw eigen is, ontbreekt aan de oplossing van een technisch probleem. Hoe verdienstelijk en zelfs inventief die oplossing ook moge zijn, het gaat daarbij steeds om een resultaat dat door de wetmatigheden van de natuur wordt bepaald en derhalve niet afhankelijk is van de persoonlijkheid van degene, die dat resultaat teweeg brengt. Een oplossing van een technisch probleem, zelfs wanneer die oplossing een uitvinding mag heten, kan gedupliceerd worden en dat verschijnsel doet zich in de praktijk ook herhaaldelijk voor. Menigmaal wordt ongeveer te zelfder tijd op verschillende plaatsen in de wereld door verschillende personen dezelfde uitvinding gedaan. Als men in zo'n geval zegt dat de tijd voor die uitvinding rijp was, wordt daarmede tot uitdrukking gebracht dat de technische voorwaarden, vereist voor het zich laten voltrekken van de aan die uitvinding ten grondslag liggende wetmatigheden der natuur, vervuld waren en daarnaast voor de totstandkoming van dat resultaat een scheppingsdaad niet nodig was. Dat resultaat was niet afhankelijk van en werd niet bepaald door de persoonlijkheid van degene, die de interaktie der aan de betrokken uitvinding ten grondslag liggende natuurkrachten initieerde. In die zin ook weer De Beaufort o.c. blz. 66. In het licht van dit alles is het duidelijk, dat het door de President aan de beoordeelde scheepsmodellen toegekende oorspronkelijke karakter niet kan worden afgeleid uit het feit dat, als gevolg van de bij die modellen aan de bodem gegeven bijzondere voim en het verloop van de ribben, die schepen bijzondere vaareigenschappen en stabiliteit bezitten. Die eigenschappen hebben een duidelijk technisch karakter en worden als zodanig niet door de persoonlijkheid van de ontwerper, maar door de inwerking van natuurkrachten bepaald. v. N. H.

11 17 december 1979 Bijblad Industriële Eigendom, nr Nr 52. Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 10 augustus Voorzitter: Ir Th. Schatborn; Leden: Ir C. Hordijk en Mr G. M. van Exter. Art. 25, lid Rijksoctrooiwet. De Rijksoctrooiwet opent voor een ieder de mogelijkheid oppositie te voeren tegen de verlening van het aangevraagde octrooi. Opposant is ontvankelijk in zijn bezwaarschrift en in zijn memorie van grieven, ook al zijn de verschuldigde bedragen door een ander, namelijk zijn werkgever, betaald. Art. 1 en art. 22 B, lid 1, zin 1 Rijksoctrooiwet. Het kenmerkende deel van de eerste conclusie van de aanvrage geeft niet aan het samenvoegen van een aantal gemechaniseerde handelingen tot een automatisch werkende inrichting, doch in hoofdzaak een aantal elementen die voor het uitvoeren van die handelingen zelf dienen. Daarom is er geen sprake van een werkwijze.') Beschikking nr 2552/art. 27 inzake octrooiaanvrage nr De Octrooiraad, Afdeling van Beroep; Gehoord opposant-appellant bij monde van de octrooigemachtigde Ir J. S. W. van Gennip en aanvraagster bij monde van de octrooigemachtigde Ir C. J. VoÜebregt; Gezien de stukken; Overwegende, enz. dat opposant destijds in zijn bezwaarschrift in de eerste plaats naar voren heeft gebraèht, dat conclusie 1 gericht dient te worden op een inrichting, omdat de in die conclusie beschreven werkwijze niet anders is dan de logische toepassing van de voor de opgesomde maatregelen van de werkwijze benodigde apparaten; enz. dat de Aanvraagaf deling naar aanleiding van aanvraagsters stelling dat opposant, die werkzaam is bij de Zuivelbond F.N.Z., niet voor zichzelf doch voor deze instelling zou optreden, heeft overwogen, dat de Rijksoctrooiwet aan een ieder de mogelijkheid biedt oppositie te voeren tegen octrooiverlening en dit feit reeds voldoende is om de door Ing. W. D. Krayer gevoerde oppositie ontvankelijk te achten; enz. dat aanvraagster in haar antwoord op de memorie van grieven van opposant nogmaals de vraag heeft opgeworpen of de memorie van grieven wel ontvankelijk is, nu de kosten voor de oppositie aan de Octrooiraad werden voldaan door de Kon. Ned. Zuivelbond FNZ en het naar aanvraagsters inzicht de kennelijke bedoeling van opposant is om niet voor zichzelf een bezwaarschrift in te dienen, doch dit voor en namens de Kon. Ned. Zuivelbond FNZ te doen; O. dienaangaande: dat de Afdeling van Beroep allereerst de door aanvraagster in haar antwoord op de memorie van grieven gestelde vraag zal beantwoorden, of het niet de kennelijke bedoeling van opposant is geweest om niet voor zichzelf een bezwaarschrift in te dienen, doch dit voor en namens de Kon. Ned. Zuivelbond FNZ te doen, waarbij aanvraagster dan nog heeft betoogd dat indien deze kennelijke bedoeling aanwezig is, opposant niet in zijn bezwaar kan worden ontvangen; dat de Rijksoctrooiwet voor een ieder de mogelijkheid opent om oppositie te voeren; dat dan ook, nu het bezwaarschrift èn de memorie van grieven zijn ondertekend door Ing. W. D. Krayer, tijdig zijn ingediend en bovendien het daarvoor verschuldigde recht op tijd is gestort, er geen reden is om aan de rechtsgeldigheid van deze stukken te twijfelen; dat de gemachtigde van aanvraagster ter zitting van de Afdeling van Beroep in dit verband nog heeft gewezen op een uitspraak van de Afdeling van Beroep dd. 14 november 1968,B.I.E. 1969, blz. 19; dat deze uitspraak betrekking heeft op een bezwaarschrift, ingediend door een vennootschap onder firma met als vennoten een aantal naamloze vennootschappen, en daarbij de vraag aan de orde komt, in hoeverre een bezwaarschrift rechtsgeldig kan worden ondertekend door iemand in dienstbetrekking bij één dier rechtspersonen ; dat zulk een vraag hier echter niet aan de orde is en de geciteerde uitspraak derhalve buiten beschouwing kan blijven; O. ten aanzien van het materiële gedeelte van de memorie van grieven: dat het kenmerkende deel van conclusie 1 niet aangeeft het samenvoegen van een aantal gemechaniseerde handelingen tot een automatisch werkende inrichting, doch in hoofdzaak een aantal elementen die voor het uitvoeren van d^e handelingen zelf dienen, zodat er naar het oordeel Van de Afdeling van Beroep geen sprake is van een werkwijze; enz. Het vorenstaande wordt met toestemming van aanvraagster gepubliceerd (Red.). l ) Begrip werkwijze De in de hierboven afgedrukte beschikking beoordeelde octrooiaanvrage werd openbaar gemaakt met een eerste conclusie, waarvan de inhoud luidde: 'Werkwijze voor de continue bereiding van Cheddarof soortelijke kaas, waarbij men de wrongel uit een mengsel van wrongel en wei afscheidt, de wrongel tot een samenhangende massa ophoopt onder de verdere afscheiding van de wei, de samenhangende massa op een transportband brengt voor het vervoer naar een automatisch geregelde maal- en zoutinrichting en de gemalen, gezouten wrongel door transportmiddelen naar automatische weeg- en vormvulinrichtingen voert, met het kenmerk, dat a. men de wrongel uit het mengsel van wrongel en wei afscheidt met behulp van een trilzeef, b. de wrongel in een wrongelperstoren leidt, waarin de wrongel geperst wordt en de weiresten gedurende de doorgang door de perstoren verwijderd worden, c. de samengeperste wrongel op gelijkmatige, continue wijze uitspreidt op een 'cheddaring'- -transportband voor het vervoer naar de maal- en zoutinrichting, d. de gemalen en gezouten wrongel tijdens het transport naar de automatische weeginrichting laat rijpen.' Het oordeel dat het kenmerkende deel van die conclusie niet een werkwijze zou betreffen, kan ik niet volgen. Zoals de HR in zijn arrest van 20 januari 1950, N. J. '50, nr 274; B.I.E. '50, nr 15, blz. 36 m.n. VdZ, leert moet onder een werkwijze in de zin van art. 1 Row worden verstaan een wijze van handelen, waardoor in de natuur enige verandering wordt gebracht en aan - dit criterium voldoet de inhoud van (het kenmerkende deel van) die conclusie ongetwijfeld. Tekenend is dan ook dat de argumentatie, waarmede de Afdeling van Beroep aan de inhoud van (het kenmerkende deel van) die conclusie het karakter van een werkwijze ontzegt, er in feite op neerkomt, dat die conclusie niet op een inrichting betrekking heeft. Dat is echter een redenering waarmede aan de inhoud van die conclusie het karakter van een werkwijze niet kan worden ontnomen. Een geheel andere vraag is uiteraard of de in de beoordeelde conclusie opgesomde reeks van gemechaniseerde handelingen van hetgeen op het gebied van de bereiding van Cheddar- en soortgelijke kaas reeds bekend was, voldoende verschilde om in die reeks van handelingen nog een uitvinding te kunnen waarderen. Mocht de Afdeling van Beroep te dien aanzien bedenkingen hebben gehad, dan lijkt dat alleszins begrijpelijk, maar dan had zij op grond van gebrek aan uitvindingswaarde verlening van octrooi voor de inhoud der eerste conclusie moeten weigeren. V. N. H.

12 264 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 Nr 53. Octrooiraad, Aanvraagafdeling, 15 december (Drs R. C. D. E. Hasekamp) Art. 5A en art. 8A (oud) Rijksoctrooiwet. (Vergelijk art. 8A, lid 2 (nieuw)). Werkwijze voor het vervaardigen van een luminescerend scherm van een elektronenstraalbuis met behulp van onder meer twee stoffen. Niet-eenheidsbeslissing voor onder meer het gebruik van die stoffen in een verhouding van 0,09-0,17. De Afdeling besluit tot niet-openbaarmaking van een afgesplitste aanvrage voor onder meer het gebruik van die stoffen in een verhouding van > 0,17. Het is aannemelijk, dat aanvraagster bij het vragen van een niet-eenheidsbeslissing t.a.v. de moederaanvrage een vergissing heeft gemaakt, maar de Afdeling is bij de beoordeling van de onderhavige aanvrage gebonden aan de niet-eenheidsbeslissing zoals de Afdeling van Beroep die heeft geformuleerd. Beschikking op grond van artikel 24 Rijksoctrooiwet inzake octrooiaanvrage nr De Octrooiraad, Aanvraagafdeling; Gehoord aanvraagster bij monde van de gemachtigde Drs J. Coulander; Gezien de stukken; enz. dat bij de indiening van de onderhavige aanvrage gesteld is 'dat deze uitvinding een afzonderlijk gedeelte betreft van de op 00 maart 1964 ingediende aanvrage om octrooi nr ten aanzien waarvan de Octrooiraad heeft te kennen gegeven, dat dit strekte tot het verkrijgen van uitsluitende rechten op meer dan één uitvinding'; dat hierin gedoeld wordt op dat gedeelte van de eindbeschikking van de Afdeling van Beroep inzake octrooiaanvrage waarin de Afdeling van Beroep aanvraagster te kennen geeft, 'dat de conclusies voor de af te splitsen aanvrage die de gemachtigde van aanvraagster ter zitting van de Afdeling van Beroep heeft overlegd, strekken tot het verkrijgen van uitsluitende rechten voor een andere uitvinding dan de uitvinding waartoe de onderhavige aanvrage thans beperkt is' ; dat de bedoelde 'conclusies voor af te splitsen aanvrage' als volgt luiden: '1. Werkwijze voor het vervaardigen van luminescerend scherm van een elektronenstraalbuis, waarbij men een suspensie, die {enige stoffen] bevat, enz., met het kenmerk, dat een suspensie wordt gebruikt met bij een [stof a/stof b] -verhouding van 0,09-0,17 enz.; dat de conclusies der onderhavige aanvrage, behoudens op ondergeschikte punten, hierin verschillen van de hierboven vermelde 'conclusies voor af te splitsen aanvrage', dat voor de verhouding van [stof a] en [stof b] een waarde > 0,17 wordt voorgeschreven in plaats van een waarde tussen 0,09 en 0,17; dat dit verschil niet berust op een vergissing, gemaakt bij het opstellen der stukken van de onderhavige aanvrage, doch bewust in de aanvrage is gebracht (zie de brief van de gemachtigde van aanvraagster van ); dat, gezien het feit dat de gevraagde rechten op dit als essentieel te beschouwen punt niet overeenstemmen met de materie waarvoor de Afdeling van Beroep inzake de Nederlandse octrooiaanvrage aan aanvraagster te kennen heeft gegeven dat deze strekt tot het verkrijgen van uitsluitende rechten op een andere uitvinding dan die, waartoe de aanvrage beperkt is, gelet op het gestelde in artikel 8A van de Rijksoctrooiwet, tot gevolg moet hebben dat als indieningsdatum van de onderhavige aanvrage niet de indieningsdatum van de Nederlandse octrooiaanvrage kan worden erkend; dat dan de Nederlandse octrooiaanvrage behoort tot de stand der techniek, die bij de beoordeling van de onderhavige aanvrage in beschouwing dient te worden genomen; dat in dat licht beschouwd de werkwijzen en het volgens de onderhavige aanvrage niet nieuw en daarom met octrooieerbaar zijn enz. dat de gemachtigde van aanvraagster weliswaar betoogd heeft, dat hij bij het indienen van de 'conclusies voor af te splitsen aanvrage' tijdens de behandeling van de Nederlandse octrooiaanvrage een vergissing gemaakt heeft, hetgeen hij geïllustreerd heeft aan de hand van de op 17 december 1969 inzake de Nederlandse octrooiaanvrage ingediende conclusie 1, waaruit duidelijk twee onderwerpen naar voren kómen, te weten de combinatie van een stof x met een gewichtsverhouding tussen [stof x] en [stof bl >0,17 enerzijds en de combinatie van een [stof a] en [stof b] tussen 0,09 en 0,17 anderzijds, welke twee onderwerpen ook terug te vinden zijn in de oorspronkelijke conclusies 10 en 11 respectievelijk 1 en 2 van de Nederlandse octrooiaanvrage ; dat het zo moge zijn dat er bij de behandeling van de octrooiaanvrage door de gemachtigde van aanvraagster een vergissing gemaakt is en dit op grond van de gegeven toelichting ook wel aannemelijk is, doch de Aanvraagafdeling bij de beoordeling van het feit of er aan het gestelde in artikel 8A van de Rijksoctrooiwet voldaan is, gebonden is aan de formulering van de Afdeling van Beroep in haar genoemde eindbeschikking; dat deze formulering slechts op één wijze gelezen kan worden en de Aanvraagafdeling zich dan ook niet bevoegd acht hiervan af te wijken; enz. Nr 54. Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 6 november Voorzitter: Ir J. Dekker; Leden: Mr E. van Weel en Ir C. P. Malepaard. Art. 24A, lid 1 Rijksoctrooiwet. Procesorde. Indien een aanvrager in enig stadium van de procedure nieuwe conclusies voor een octrooiaanvrage indient, behoort hij toe te lichten, in welk opzicht en op welke gronden de conclusies zijn herzien. Verder behoort een aanvrager zijn memorie van grieven af te stemmen op de geldende conclusies van de aanvrage.') Beschikking nr /art. 24A inzake octrooiaanvrage nr De Octrooiraad, Afdeling van Beroep; Gehoord aanvraagster-appellante bij monde van de octrooigemachtigde x; Gezien de stukken; Overwegende, dat aanvraagster tijdig een memorie van grieven heeft ingediend tegen de beschikking van de Aanvraagafdeling, dd. 21 april 1977, waarbij tot niet-openbaarmaking van de aanvrage werd besloten; enz. Overwegende dienaangaande: enz. dat de gevraagde uitsluitende rechten, zoals deze aan de Afdeling van Beroep ter beoordeling staan, vervat zijn in de door aanvraagster bij haar brief dd. 0 augustus 1977 ingediende conclusies, van welke conclusies de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd, en welke conclusies een vervanging zijn van de bij de memorie van grieven ingediende conclusies; dat de Afdeling van Beroep voorop wil stellen, dat de handelingen van aanvraagster ter zake van de

13 17 december 1979 Bijblad Industriële Eigendom, nr onderhavige aanvrage, zoals deze in het stadium van beroep hebben plaatsgevonden, strijdig zijn met een goede procesorde; dat aanvraagster weliswaar haar betoog in de memorie van grieven heeft gericht op de bij de memorie van grieven ingediende conclusies betreffende een doch deze beperking van de gevraagde rechten blijkens de conclusies dd. 0 augustus 1977 weer ongedaan heeft gemaakt zonder dienaangaande enige toelichting te geven; dat ook uit de nieuw ingediende conclusies niets blijkt van het element van waarop ook ter zitting door gemachtigde van aanvraagster de nadruk is gelegd; dat de Afdeling van Beroep er in dit verband op wijst, dat een goede procesorde meebrengt, dat voor het geval door een aanvrager in enig stadium van de procedure nieuwe conclusies worden ingediend, op deze nieuwe conclusies een toelichting wordt gegeven, in dier voege, dat uit deze toelichting blijkt in welk opzicht de conclusies zijn herzien en wat de gronden zijn, waarop die herziening is gebaseerd; dat de Afdeling van Beroep er voorts op wijst, dat uit een oogpunt van een goede procesorde de memorie van grieven dient te zijn afgestemd op de geldende conclusies, aangezien anders de strekking van de grieven van aanvraagster tegen de beslissing waarvan beroep, niet duidelijk is en ook niet behoorlijk is na te gaan, wat de verdedigde uitvinding behelst en welke de wezenlijke kenmerken daarvan zijn; dat de Afdeling van Beroep ondanks bovengenoemde formele bezwaren toch zal treden in een materiële beoordeling van de onderhavige aanvrage op basis van de conclusie van 0 augustus 1977; enz. ') Vergelijk Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 2 mei 1967, Bijblad I.E. 1967, nr 55, blz. 181 (Red.). Mededelingen Het Verdrag van Boedapest. Het 'Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het dépót van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening' is op 28 april 1977 gesloten. Over dit Verdrag heeft Ir J. D. Tak een artikel geschreven in het Bijblad bij De Industriële Eigendom van oktober 1979, blz. 223/5. De A.I.P.P.I. heeft haar nationale groepen aanbevolen haar Regeringen te vragen zich bij het Verdrag aan te sluiten en aanvullende nationale of supranationale voorschriften te maken ten einde misbruik van gedeponeerde stammen te voorkomen. Zie over één en ander uitvoeriger het 'Verslag van het zakeüjke deel van het XXXe Congres der A.I.P.P.I. te München van mei 1978', van de hand van Mr W. L. Haardt, Bijblad I.E. augustus 1978, blz Studiecommissie Industriële Eigendom. Dr J. W. Schuttevaer is afgetreden als voorzitter van de Studiecommissie Industriële Eigendom. Hij is in die functie opgevolgd door Ir A. P. Pieroen te 's-gravenhage. Secretaris/penningmeester is Drs P. Mars; diens adres is: Octrooiafdeling Gist-Brocades N.V., Postbus 1, 2600 MA DELFT- telefoon: Deze door Nederlandse ondernemingen met een eigen octrooiafdeling gevormde Commissie stelt zich tot taak de bestudering van en de meningsvorming over algemene vraagstukken op het gebied van de Industriële Eigendom. Namens de Raad van Nederlandse Werkgeversverbonden neemt zij ook deel aan de activiteiten van overeenkomstige commissies van Unice (Union des Industries de la Communauté Européenne) en C.E.I.F. (Council of European Industrial Federations), terwijl zij geregelde contacten onderhoudt met de betrokken Nederlandse autoriteiten. IPC-Informatiedag. Ter gelegenheid van het van kracht worden van de derde editie van de Internationale Octrooiclassificatie (IPC) zal ej in het voorjaar van 1980 door de Werkgemeenschap Octrooi-informatie Nederland (W.O.N.) een IPC-informatiedag georganiseerd worden. De Octrooiraad zal hieraan meewerken door vergaderruimte en inleiders ter beschikking te stellen. Ook van de kant van het Europese Octrooibureau (EOB) en de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (OMPI, WIPO) is medewerking toegezegd. De voertaal is Nederlands. Deelneming staat open voor alle belangstellenden, ook uit België. Het voorlopige programma vermeldt de volgende onderwerpen: 1. introductie in de IPC 2. wijzigingen van de derde editie ten opzichte van de tweede 3. toepassing van de IPC door de Octrooiraad en het EOB Degenen die waarschijnlijk deze informatiedag willen bijwonen, wordt aangeraden nu vrijblijvend van hun belangstelling blijk te geven aan de secretaris van de WON (A. H. J. M. Sikken, p/a postbus 1, 2600 MA Delft). Litteratuur Boeken. BUITENLAND. Allen, Th. J., Managing the flow of technology: technology transfer and the dissemination of technological information within the R & D organization. Cambridge, Mass., The MIT Press, 1977, 332 blz. Assanti, A. M., Le licenze obbligatorie. Milaan, A. Giuffrè, 1978, 146 blz. Association of American Publishers, Photocopying by

14 266 Bijblad Industriële Eigendom, nr december 1979 academie, public and nonprofit research libraries. Washington, AAP, 1978, 45 blz. Baumann, D., L'obligation d'exploiter les marques en droit francais et allemand: étude comparative Parijs, Economica, 1978, 128 blz. Bonham-Carter, V., Authors by pro fession. Deel 1: From the introduction of printing until the Copyright Act London, The Society of Authors, 1978, 251 blz. Crabb, G., Copyright clearance: a practical guide. Londen, Council for Educational Technology, 1976, 59 blz. Docte, E. Le, Dictionnaire des termes juridique en quatre langues (:francais, allemand, anglais, néerlandais) = viertalig juridisch woordenboek. Brussel, Oyez, 1978, 715 blz. Gotzen, F., Le droit des interprètes et exécutants dans la Communauté économique européenne: étude de droit comparé sur les nouvoirs de 1'artiste executant face è 1'utilisation et a la réutilisation de sa prestation par autrui, avec des propositions pour une action communautaire. Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen, 1977, 181 blz., Das Recht der Interpreten in der Europaischen Wirtschaftsgemeinschaft: Rechtsvergleichende Untersuchung über die Befugnisse des ausübenden Künstlers bei der Verwertung und der Zweitverwertung seiner Darbietung, mit Verschlagen für eine gemeinschaftliche Aktion. Brussel,.Commissie van de Europese Gemeenschappen, 1977, 144 blz., Performers' rights in the European Economie Community: Study of comparative law on the powers of the performing artist in respect of the utilization and reutilization of his performance by others, with proposals for Community legislation. ^ Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen, 1977, 181 blz. Henn, H. G., Copyright primer. New York, Practicing Law Institute, 1979, 812 blz. Prijs $ 40,-. [Besproken door P. D. Rosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979.(9) blz. 567 en ] Hermann, W., Osterreichisches Patentgesetz onder redactie van W. Hermann en H. Schmidt. Eisenstadt, Prugg Verlag, 1978, tweede druk, 279 blz. Huet, M., Le miroir figé: éclat du droit d'auteur en matière d'architecture. Parijs^ Editions Anthropos, 1978, 236 blz. Industrial Property Organization for English-Speaking Africa, Councü, ESAPIPO/C. Genève, WIPO, Johnston, D. F., Copyright handbook. New York & Londen, R. R. Bowker Co., 1978, 324 blz. Prijs $ 14,95 of 9,50. (Bibliotheek Octrooiraad nr A 3270.) [Besproken door P. D Rosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz. 567 en 570/1.] Latman, A., The copyright law. Howell's copyright law revised and the 1976 Act. Rockville (Md), BNA Books, 1979, vijfde druk, 577 blz. Prijs $ 25,-. [Besproken door P. D JRosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz. 567/9.] Nimmer, M. B., Nimmer on Copyright. New York, Matthew Bender & Co., 1978, vier delen, losbladig. Prijs $ 200,-. (Bibliotheek Octrooiraad nr AA 2808.) [Besproken door P. D. Rosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz. 567/8.1 Rosé, G., Patent law handbook. New York, C. Boardman, 1978, 311 blz. Schmid, C, Irreführende Werbung. Diessenhofen, Rüegger, 1976, 148 blz. Prijs: DM 22,-. Seltzer, L. E., Exemptions and fair use in copyright: the exclusive rights tensions in the 1976 Copyright Act. Cambridge, Mass. en Londen, Harvard University Press, 1978, 199 blz. Starkloff, B. c.s., Investigation of the present and future use of patent literature, Battelle-Institut, Frankfurt/Main. Brussel, Commission of the European Communities, 1978, 98 blz. A.I.P.P.I., Association Internationale pour la Protection de la Propriété Industrielle. Groupe hongrois, Proceedings of the Hungarian Group. Boedapest, AIPPI, 1971 e.v. Le Certificat d'auteur d'invention comme une forme de la protection juridique des inventions, Comité d'etat de PURSS pour les inventions et les découvertes, Institut central de recherches scientifiques en matière d'information sur les brevets et de recherches techniques et économiques. Moskou, ZNIIPI, 1978, 77 blz. The Copyright dilemma, Proceedings of a conference held at Indiana University April 14-15, 1977, onder redactie van H. S. White. Chicago, American Library Association, 1978, 212 blz. Current developments in copyright law Onder redactie van M. D. Goldberg. New York, Practicing, Law Institute, 1979, 730 blz. Prijs $ 20,-. [Besproken door P. D. Rosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz. 567 en 570.] Inventor's certificate as a form of legal protection of inventions. The State Committee of the USSR for Inventions and Discoveries, The Central Institute of Scientific Research on Patent Information and Technico-Economic Studies. Moskou, CNIIPI, 1978, 77 blz. New York Law School Law Review, The complete guide to the new copyright law. Dayton, Ohio, Lorenz Press, 1977, 448 blz. Prijs $ 25,-. [Besproken door P. D Rosenberg in Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz. 567 en 571.] Patent Office 75th Anniversary. Canberra, Australian Govt. Publishing Service 1979, 18 blz. Practising Law Institute, Counseling clients in the entertainment industry. New York, PLI, 1979, twee delen, 1038 blz., Current developments in copyright law. New York, PLI, 1979, 736 blz., Foreign patent practice under EPC and PCT. New York, PLI, 1979, 272 blz., Protecting and profiting form trade secrets. New York, PLI, 1979, 472 blz. Seminar on technology information in patent literature. Technology information in patent literature: Texts of addresses made available by the speakers at the Seminar held 19th & 23rd February 1979, Melbourne & Sydney (sponsored by the Confederation of Australian Industry and the Department of Productivity in conjunction with the Australian Patent Office). Symposium International 'Innovation en matière de brevets, Vienne 1979, Vorabdrucke der Vortragsmanuskripte.

15 17 december 1979 Bijblad Industriële Eigendom, nr Wenen, Österreichisches Patentamt, div. blz. Syndicat des Ecrivains de Langue Francaise, La fiscahte des droits d'auteur: dossiers (presentés par Gérard Periot). Parijs, SELF, , 12 blz. Trademarks troughout the world, onder redactie van A. M. Greene. New York, Trade Activities, 1979, derde druk, 1194 blz. Union internationale pour la Protection des Obtentions Vegetales, Convention internationale pour la protection des obtentions végétales du 2 décembre 1961 avec Acte additionnel du 10 novembre 1972 et Texte révisé du 23 octobre Genéve, UPOV, 1979, 67 blz., International convention for the protection of new varieties of plants of December 2, 1961 and Additional Act of November 10, 1972 and Revised Text of October 23, Genève, UPOV, 1979, 64 blz., Internationales Übereinkommen zum Schutz von Pflanzenzüchtungen vom 2. Dezember 1961 und Zusatzakte vom 10. November 1972 und Revidierter Wortlaut vom 23. Oktober Geneve, UPOV, 1979, 63 blz. Tij dschriftenartikelen. NEDERLAND. Geest, Drs L. van der, Innovatiebeleid. Economisch Statistische Berichten (64) 31 oktober 1979 (3228) blz Economie en innovatie. Wereldmarkt (10) 1 november 1979 (42) blz INTERNATIONAAL. Armitage, E., The Community Trade Mark. Revue et bulletin de la Fédération internationale des conseils en propriété industrielle 1979 (31) blz Bardehle, H., Der Bewegungsspielraum des Anmelders im Prüfungsverfahren vor dem Europaischen Patentamt. Internationaler Teil (Weinheim augustus/september 1979 (8/9) blz. 393/6., Das sich wandelnde Patentsystem, seine Auswirkungen auf den Patentanwalt. Revue et bulletin de la Fédération internationale des conseils en propriété industrielle 1979 (31) blz Benson, R. B., The impact of the PCT and the EPC on U.S. practitioners. Patent and trademark review (77) 1979 (2) blz Bogsch, A., The World Intellectual Property Organization: its recent past and its future plans. Bulletin of the Copyright Society (26) 1979 (3) blz Böringer, D., Technical and legal aspects of the protection of new plant varieties and the use of plant breeders' rights in the marketing of seeds. UPOVNewsletter 1979 (17) blz. 3-10, Brunsvold, B. G., Section 337 United Tariff Act: a rivived weapon against foreign patent infringers. IIC, International review of industrial property and copyright law (10) 1979 (1) blz Bullinger, M., Télécommunication et liberté d'information. Revue internationale de droit comparé (31) 1979(1) blz Cazé, M., Les aspects juridiques de 1'Eurovision. Revue de l'uer (30) 1979 (3) blz. 50/4. Cohen, S., Compulsory licensing of patents: the Paris Convention model. Idea (20) 1979 (2) blz Davies, G., The Rome Convention 1961: a brief summary of its development and prospects. European intellectual property review (1) juni 1979, blz. 154/9. Dittrich, R., The practical application of the Rome Convention. Bulletin of the Copyright Society (26) 1979 (4) blz Eisenschitz, T. S., en Ch. Oppenheim, Reasons for inconsistencies in the use of the International Patent Classification. International classification (6) 1979 (1) blz Fernandez-Novoa, C, The trade mark system and its functions. Revue et bulletin de la Fédération internationale des conseils en propriété industrielle 1979 (31) blz Francon, A., Le droit d'auteur et Ie Traite de Rome instituant la Communauté Economique Européenne. Revue internationale du droit d'auteur 1979 (100) blz Frignani, A., Il progetto di regolamento sulle licenze di brevetto nella C.E.E. Foro padano (33) 1978 (1-4) kolommen Gabay, M., The United States copyright system and the Berne Convention. Bulletin of the Copyright Society (26) 1979 (3) blz Genet, Ph., Innovation: les occasions manquées. L'Economie 7 mei 1979, blz Greathouse, P., A labor view of technology transfer. LESNouvelles (14) 1979 (1) blz. 17/9. Guglielmetti, G., Il marchio comunitario. Forèpadano (33) (1-4) kolommen Henderson, G. F., Arbitration and Transfer of Patents, Know-how, Trademarks and other Rights with the View of Promoting Industrial Co-operation: The View-point from Anglo-American Countries. Canadian Patent Reporter (29) 1977 (2) blz Horn, E. J., Aussenwirtschaftliche Beziehungen und wirtschaftliche Entwicklung Probleme des Freihandels zwischen Industrie- und Entwicklungslandern, Ordo-Jahrbuch 1978 (29), blz Jeanneret, M., Some international implications of the new U.S. Copyright Act. Scholarly Publishing (10) 1979 (2), blz. 113/9. Joseph, J., Certification marks, collective marks or guarantee marks. European intellectual property review (1) juni 1979, blz. 160/6. Katona, G. P., Beating the high cost of European patents. Patent and trademark review (77) 1979 (1) blz Kleiman, H. S., en W. M. Jamieson, International technology transfer: a two-way approach. Planned innovation (2) 1979 (2) blz. 43/5. Koritz, B., The problem of parallel importation: a comparative study of trademark law in the United States and Sweden. Journal of international law and politics (9) 1977 (3) blz Krieger, A., Europaisches Markenrecht im Werden. Markenartikel (41) 1979 (6) blz , Dienstleistungsmarken jetzt eintragungsfahig. Der Betrieb 1979, blz Kunz-Hallstein, H. P., Die Reform des internationalen Patentschutzes im Interesse der Entwicklungslander.

16 268 Bijblad Industriële Internationaler Teil (Weinheim) augustus/september 1979 (8/9) blz Lingwood, R. N. G., The trade mark system and the profession. Revue et bulletin de la Fédération internationale des conseils en propriété industrielle 1979 (31) blz Mailander, K. P., Die kartellrechtliche Beurteilung von Lizenzvertragen nach EG-Kartellrecht und US- Antitrustrecht. Internationaler Teil (Weinheim) augustus/september 1979 (8/9) blz Mangini, V., Funzioni del marchio e interessi dei consumatori: ancora sulla giurisprudenza comunitara in tema di diritti di marchio. Rivista di diritto industriale (28) 1979 (1) blz Meller, M. N., Opposition of patents under EPC [European Patent Convention]. Journal of the Patent Office Society (Arlington, Va) (61) september 1979 (9) blz Messerotti-Benvenuti, R., La revisione della Convenzione di Parigi sulle proprieta industriale: sviluppi e prospettive. Foro padano (33) 1978 (1-4) kolommen Michaélidès-Nouaros, G., La protection des interets moraux de 1'auteur [post mortem] comme postulat de la culture = Protection of the author's moral interests after his death as a cultural postulate. Le Droit d'auteur (Genève) (92) 1979 (2) blz = Copyright (Genève) (15) 1979 (2) blz Noone, Th. M., Trade secret vs. patent protection. Trade Marks, Patents and Designs Federation, Monthly report, juni 1979 (1) blz Perry, L., The legal protection of computer software: the WIPO model provisions. ^ European inteïlectual property review (1) februari 1979, blz. 34/7. \ Pfanner, K., The World Inteïlectual Property ^ Organization. IIC, International review of industrial x property and copyright law (10) 1979 (1) blz , The Patent Cooperation Treaty: an introduction. European inteïlectual property review (1) april 1979, blz Raeymaekers, D. P., Assignments, Licenses and Abandonment of Trademarks in the Benelux. Trademark Reporter 1978 (68) blz Reepinghen, Van, Noot bij Benelux-Gerechtshof te Brussel, 9 februari 1978, Dejaiffe/Préval, la Vache Bleue [Bijblad LE. 1978, nr 33, blz. 167]. Journal des Tribunaux 1978, blz Röpke, J., Probleme des Neuerungstransfers zwischen Landern unterschiedlicher Entwicklungsfahigkeit. Ordo-Jahrbuch 1978 (29), blz Schmidt, J., système europeen de délivrance des brevets d'invention. Semaine juridique (53) 1979 (9 en 10) art (Doctrine). Schönherr, F., Zur Unterlassungsklage gegen Vertretungsorgane juristischer Personen bei Wettbewerbsverstössen oder Immaterialgüterrechtsverletzungen. Internationaler Teil (Weinheim) augustus/september 1979 (8/9) blz. 406/9. Scipioni, L., Verso una nuova disciplina sul trasferimento delle tecnologie ai paesi in via di sviluppo. Foro Padano (33) 1978 (1-4) kolommen Staehelin, J. C. A., European Patent Office after ayear. LESNouvelles (14) 1979 (1) blz Teply, J., [Europaisches] Patentamt, Patentmarkt und Patent-und Lizenzbilanz. Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1979, blz. 7/9. Tilmann, W., Grundfragen des EWG-Markenrechts. Internationaler Teil (Weinheim) jan (1) blz. 20/5. Tsuda, A., PCT application designating Japan. Yuasa and Hora patent news (5) 1978 (4) blz. 3/7. Ulmer, E., Der Vergleich der Schutzfristen in seiner Bedeutung für den Urheberrechtsschutz amerikanischer Werke in der Bundesrepublik Deutschland. Internationaler Teil (Weinheim) jan. 1979(1) blz: Usher, J., The consequences of the notion of a single market: recent decisions of the Court on the free movement of goods. European Law Review (Groot-Brittannië) (3) 1978, blz Vaver, D., The protection of character merchandising: a survey of some common law jurisdictions. IIC, International Review of Industrial and Copyright Law (9) 1978 (6) blz Villa, G. La, Der Schutz geographischer Herkunftsangaben in Italien. Internationaler Teil (Weinheim) augustus/september 1979 (8/9) blz Villalba, C. A., en M. A. E. Emery, Développements nouveaux en matière législative en Amerérique Latine: action du Comité anti-piraterie du Conseil panaméricain de la CISAC et de la FLAPF = Législative developments in Latin America: action of the Anti-piracy Committee of the Pan-American Council of CISAC-FLAPF. Droit d'auteur (Genève) (92) 1979 (6) blz. 175/7 = Copyright (Genève) (15) 1979 (6) blz. 167/9. Visscher, F. de, Les récents développements de la protection internationale des inventions. Journal de Tribunaux 1978, blz en Völp, F., Rechtsmittel gegen Beschwerdeentscheidungen des Europaischen Patentamts? Internationaler Teil (Weinheim) augustus/september 1979 (8/9) blz. 396/8. Whale, R. F., Copyright and authors' rights. European inteïlectual property review (1) februari 1979, blz Wiek, L. S., U.S. companies' trademark rights are jeopardized under E AA [Export Administration Act 1969] Rules. Anti-Boycott Bulletin maart 1978, blz. 65 e.v. Woltz, J., Der Einfluss des Wettbewerbstrechtes der EWG auf Patentlizenzvertrage. DerNeuerer 1978 (7/8) blz. 106/9. Yravedra, G., Le probleme des appellantions d'orgine dans les divers pays viticoles. Bulletin de l'o.i. V. (51) 1978 (571), blz Zahn, R., Erlebt das Gebrauchsmusterrecht einen Bedeutungszuwachs? Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1979, blz. 5/7. Zschernig, F., Licensing policy & practice of the GDR. (Stand und Entwicklung des Lizenzhandels der DDR, insbesondere mit den USA; Schwerpunkte im Import und Export von Lizenzen; Regelung und praktische Abwicklung des Vertragsabschlusses.) Unit 1978 (4) blz en 14. Anmeldungen von Warenzeichen in der Volksrepublik China. Internationaler Teil (Weinheim) jan (1) blz. 43.

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht I vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht zaaknummer I rolnummer: Cl131539507 I HA ZA 13-406 Vonnis van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776 ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-06-2006 Datum publicatie 16-06-2006 Zaaknummer 124519 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 28-07-2005 Datum publicatie 28-07-2005 Zaaknummer 242867/ KG ZA 05-645 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 22-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 113824 / KG ZA 10-207 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx LJN: BR1312, Rechtbank Almelo, 120704 / KG ZA 11-114 Datum uitspraak: 11-07-2011 Datum publicatie: Rechtsgebied: 12-07-2011 Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Vordering overdracht

Nadere informatie

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2 2 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/2 1. Gelet op het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 8 september 1994 in de zaak rolnummer H 136/93 van Rivel Rijwielfabriek B.V., gevestigd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 29 874 (R 1777) Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht ALPEX CVA, gevestigd te Brasschaat, België, eiseres,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10112016 Datum publicatie 22112016 Zaaknummer 5138842/1616752 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 975 (R 1821) Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006

Nadere informatie

Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief

Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief DomJur 2010-566 Rechtbank Assen, sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 77566 / KG ZA 10-11 Datum: 19-02-2010 Vonnis in kort geding van 19 februari 2010

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 25-11-2003 Datum publicatie 25-11-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 168101/KGZA 03-969/EV Civiel

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

REGLEMENT TER UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOIVERDRAG EERSTE DEEL BEPALINGEN TER UITVOERING VAN HET EERSTE DEEL VAN HET VERDRAG TWEEDE DEEL

REGLEMENT TER UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOIVERDRAG EERSTE DEEL BEPALINGEN TER UITVOERING VAN HET EERSTE DEEL VAN HET VERDRAG TWEEDE DEEL Nr L 401 / 28 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen 30 12 89 REGLEMENT TER UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOIVERDRAG EERSTE DEEL BEPALINGEN TER UITVOERING VAN HET EERSTE DEEL VAN HET VERDRAG

Nadere informatie

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/1 1. Gelet op het op 18 maart 1994 door de Hoge Raad der Nederlanden uitgesproken arrest in de zaak nr. 15.276 van de te Amsterdam gevestigde vennootschap Linguamatics

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 25-09-2006 Datum publicatie 26-09-2006 Zaaknummer 58445 - KG ZA 06-182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/ HET BENELUX-GERECHTSHOF LA COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/1/7 ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/1 -------------------------- Inzake : BEVIER VASTGOED B.V. tegen GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V Procestaal

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FUTURECARE WORLDWIDE B.V., tevens handelend onder de naam PG WORLDWIDE,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FUTURECARE WORLDWIDE B.V., tevens handelend onder de naam PG WORLDWIDE, Citeerwijze: Rechtbank Den Haag, IEF 14982 (Hygro tegen Futurecare) www.ie-forum.nl vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: Vonnis in incident van in de zaak

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384

zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384 vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 362303 / KG ZA 10-384 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KROON

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 Vonnis in incident van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar vreemd recht BJÖRN BORG BRANDS AB, gevestigd

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 29 maart 2010 in de zaak van

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 29 maart 2010 in de zaak van vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de stichting STICHTING DEPOSITOFONDS VAN CUVO COÖPERATIEVE UITVAART VERENIGING DE

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 23-09-2010 Datum publicatie 08-10-2010 Zaaknummer 171924 / KG ZA 10-360 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid URBAN

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:RBOVE:2016:286 ECLI:NL:RBOVE:2016:286 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18012016 Datum publicatie 29012016 Zaaknummer C/08/179852 / KG ZA 15391 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

King Cuisine [gedaagde] DomJur

King Cuisine [gedaagde] DomJur King Cuisine [gedaagde] DomJur 2014-1088 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaak-/rolnummer: C/02/286367 / KG ZA 14-554 ECLI:NL:RBZWB:2014:7297 Datum: 21 oktober 2014 Vonnis in kort geding van in de zaak van

Nadere informatie

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker.

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker. Caesar Capital Todays Vermogensbeheer DomJur 2011-679 Rechtbank Amsterdam, Sector civiel recht Zaaknummer/rolnummer: 483704 / KG ZA 11-314 P/PV Datum: 14 april 2011 Vonnis in kort geding van 14 april 2011

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 348952 / KG ZA 09-1325 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid KONINKLIJK INSTITUUT

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 306219 / KG ZA 08-305 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar vreemd recht CROCS INC., gevestigd te

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna Tangent en Cool Summer genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna Tangent en Cool Summer genoemd worden. vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht TANGENT A/S, gevestigd te Aulum, Denemarken, eiseres,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 05062014 Datum publicatie 16062014 Zaaknummer C/08/156166 / KG ZA 14182 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende: Beslissing Mw. A. - B. Per brief van 31 juli 2003 richt mw. A. (hierna A.) zich tot de Raad van Toezicht voor Octrooigemachtigden (hierna de Raad) met een klacht wegens niet geleverde diensten en het hiervoor

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Partijen zullen hierna ook [X] en Slamdam genoemd worden.

Partijen zullen hierna ook [X] en Slamdam genoemd worden. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/464103 / KG ZA 14-449 Vonnis in kort geding van in de zaak van [X], wonend te [A], eiser, advocaat: mr. G.H. Thasing

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-07-2009 Datum publicatie 09-07-2009 Zaaknummer 316131 / HA ZA 08-2408 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012 vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap onder firma VAN HOOF VOF, gevestigd te Asten,

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 12-03-2014 Datum publicatie 20-03-2014 Zaaknummer C-17-129115- HA ZA 13-247 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instantiën, te begroten volgens het gebruikelijke tarief. "

Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instantiën, te begroten volgens het gebruikelijke tarief. Cogas geïntimeerde DomJur 2002-136 Gerechtshof Leeuwarden Zaak-/rolnummer: 0000379 Datum: 19-09-2001 Arrest in de zaak van: de naamloze vennootschap Centraal Overijsselse Nuts Bedrijven N.V., gevestigd

Nadere informatie

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder, Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902

zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 315283 / KG ZA 08-902 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de vennootschap onder firma V.I.O.B., handelende onder de namen

Nadere informatie

NMLK Didio DomJur 2013-971. Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013. In de zaak van

NMLK Didio DomJur 2013-971. Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013. In de zaak van NMLK Didio DomJur 2013-971 Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: C/13/540039/KG ZA 13-458 SP/PV Datum:21 mei 2013 In de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NMLK B.V. h.o.d.n.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 325461 / HA ZA 08-3967 Vonnis in het incident van in de zaak van de rechtspersoon naar publiek recht UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

vonnis AFSCHRIFT J advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/ I HA ZA

vonnis AFSCHRIFT J advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/ I HA ZA vonnis AFSCHRIFT RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/574449 I HA ZA 14-1008 Vonnis van in de zaak van de rechtspersoon naar buitenlands recht ORASURE TECHNOLOGIES, INC.,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 Instantie Datum uitspraak 14-04-2005 Datum publicatie 14-04-2005 Zaaknummer KG 05/243 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906 ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-09-2011 Datum publicatie 14-09-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 497590 / KG ZA 11-1292 MvW/JWR

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST Vertaling 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/2/5 ARRET En cause : BELGACOM Contre: ALPHACOM Langue de la procédure : le français ARREST Inzake: BELGACOM Tegen: ALPHACOM Procestaal: Frans GRIFFIE

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29

zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 279867 / KG ZA 07-29 Vonnis in kort geding van in de zaak van JOSEPHUS JOHANNUS MARTINUS BAX, wonende te Bergeijk, eiser, procureur

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBROT:2016:3340 ECLI:NL:RBROT:2016:3340 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20042016 Datum publicatie 03052016 Zaaknummer 4878125 VV EXPL 1612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7 1.7.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7 VERORDENING (EG) Nr. 1002/2005 VAN DE COMMISSIE van 30 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1239/95 betreffende het verlenen van dwanglicenties

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:gharl...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:gharl... 1 of 5 31-01-16 21:27 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:GHARL:2013:5729 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Datum uitspraak 30-07-2013 Datum publicatie 01-08-2013

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/ Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20 08 2012 Datum publicatie 23 08 2012 Zaaknummer

Nadere informatie

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, 107309 Print uitspraak Datum uitspraak: 17-03-2004 Datum publicatie: 13-05-2004 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: In

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BR3795

ECLI:NL:RBALK:2010:BR3795 ECLI:NL:RBALK:2010:BR3795 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 16-12-2010 Datum publicatie 01-08-2011 Zaaknummer 124126 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

Partijen hebben voorts ter zitting hun stellingen mondeling nader toegelicht.

Partijen hebben voorts ter zitting hun stellingen mondeling nader toegelicht. Keukenfactory Mandemakersgroep DomJur 2005-215 Rechtbank Breda Zaak-/rolnummer: 138934 / KG ZA 04-570 Datum: 25 november 2004 Vonnis in kort geding in de zaak van: 1. de besloten vennootschap DE KEUKENFACTORY

Nadere informatie

Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen

Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen aan LOVCK&T van Expertgroep Burgerlijk procesrecht datum 29 mei 2019 onderwerp Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen / reële

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598 ECLI:NL:RBLIM:2014:7598 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 27-08-2014 Datum publicatie 01-09-2014 Zaaknummer 2998345 CV EXPL 14-4789 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 0 0 3 i 0 4 januari 1991 Eerste Kamer Nr. 14.449 AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Rudolph Jan ROMME, wonende te Bosch en Duin, gemeente Zeist, EISER tot cassatie, advocaat: Mr. J.W.

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

de vennootschap onder firma ACCENT-REIZEN, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. S.I. van der Staal, advocaat mr. N.P. Klein te Amsterdam,

de vennootschap onder firma ACCENT-REIZEN, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. S.I. van der Staal, advocaat mr. N.P. Klein te Amsterdam, Accent [gedaagde] DomJur 2006-259 Rechtbank Haarlem Sector civiel recht Zaaknummer / rolnummer: 120883 / KG ZA 06-29 Datum: 8 maart 2006 Vonnis in kort geding in de zaak van de vennootschap onder firma

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265 ECLI:NL:RBOVE:2014:1265 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 06-03-2014 Datum publicatie 14-03-2014 Zaaknummer C-08-152106 - KG ZA 14-59 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 Instantie Datum uitspraak 15-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 385723 / KG ZA 11-78 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

vonnis AFSCHRF T ) advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht

vonnis AFSCHRF T ) advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht Afdeling privaatrecht zaaknummer / rolnummer: C/13/574449 / HA ZA 14-1008 RECHTBANK AMSTERDAM Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2016, IEF 15808; HA ZA 14-1008 (Orasure Technologies tegen Koninklijke Utermöhlen)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY5052

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY5052 ECLI:NL:RBAMS:2012:BY5052 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 528593 / KG ZA 12-1468 HJ/CGvB

Nadere informatie

vonnis IN NAAM DER ICONINC RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam zaaknummer: VV EXPL uitspraak: 25 oktober 2011

vonnis IN NAAM DER ICONINC RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam zaaknummer: VV EXPL uitspraak: 25 oktober 2011 vonnis IN NAAM DER ICONINC J RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam zaaknummer: 1282091 VV EXPL 11-477 uitspraak: 25 oktober 2011 vonnisj11 kort geding 0 in de zaak van de stichting Stichting

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168

zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168 vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 319584 / KG ZA 08-1168 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE VERENIGING EERSTE HULP BIJ

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018 vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: 6507316\CV EXPL 17-3909 Vonnis van 17 april 2018 in de zaak van de vennootschap onder firma X, gevestigd en kantoorhoudende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Bijlage 3 Geschillenreglement IKB Kip

Bijlage 3 Geschillenreglement IKB Kip GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP DEFINITIES Artikel 1 Dit reglement is een bijlage van de AV IKB Kip en neemt de terminologie van de AV IKB Kip over. In afwijking daarvan wordt voor de toepassing van dit reglement

Nadere informatie