vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 29 maart 2010 in de zaak van

Transcriptie

1 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de stichting STICHTING DEPOSITOFONDS VAN CUVO COÖPERATIEVE UITVAART VERENIGING DE VOLHARDING U.A., 2. de coöperatie vereniging CUVO COÖPERATIEVE UITVAART VERENIGING "DE VOLHARDING" U.A., eiseressen, advocaat mr. H.J. Smit, advocaat te Rotterdam tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CUVO B.V., 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UITVAART BEHEERMAATSCHAPPIJ NEDERLAND B.V., gedaagden, advocaat mr. G.S.P. Vos, advocaat te Amsterdam. Eiseressen zullen hierna het Depositofonds en de Vereniging en gezamenlijk de Volharding worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal Cuvo B.V. worden genoemd, gedaagde sub 2 UBN en gedaagden gezamenlijk Cuvo. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 26 januari 2010 met 21 producties; - productie 22 en een kostenoverzicht van de Volharding; - de akte van Cuvo met 16 producties en een kostenoverzicht van 12 maart 2010; - de mondelinge behandeling van 15 maart 2010, waarbij de pleitnota s van beide partijen werden overgelegd; 1.2. Vonnis is bepaald op heden.

2 2 2. De feiten 2.1. Tussen partijen staat, voor zover thans van belang, het navolgende vast De Vereniging heeft als voornaamste doelstelling het verzorgen van uitvaarten voor haar leden. Leden krijgen korting bij hun uitvaart en een deel van de leden ook wel deposanten genoemd heeft bij wijze van vooruitbetaling een bepaald bedrag in een fonds gestort dat wordt beheerd door het Depositofonds In 1993 werd het uitvaartbedrijf van De Vereniging ingebracht in de door haar opgerichte besloten vennootschap Cuvo B.V. In de akte van inbreng is onder meer vermeld: Bij akte op heden voor mij, notaris, verleden heeft de coöperatie de vennootschap opgericht. In de akte van oprichting is ondermeer bepaald: 1. Ter storting op de aandelen zal de oprichtster in de vennootschap inbrengen een gedeelte van haar te s-gravenhage gevestigde onderneming, die zij voor eigen rekening onder de naam: CUVO Coöperatieve Uitvaartvereniging De Volharding U.A. drijft echter vanaf één januari negentienhonderd drie en negentig voor rekening en risico van de vennootschap -, omvattende deze inbreng derhalve de activa van gemelde onderneming onder de verplichting voor de vennootschap de passiva van die onderneming, alles slechts met betrekking tot de uitvaartverzorging, voor haar rekening te nemen. Indien uit de sub 2 gemelde beschrijving blijkt, dat het saldo van de activa en passiva lager is dan het bedrag van de stortingsplicht, in geld uitgedrukt, waaraan met de inbreng moet worden voldaan (hierna te noemen: de stortingplicht), zal de oprichtster uiterlijk bij oprichting het verschil in geld storten. 2. Van de sub 1 gemelde activa en passiva zal de oprichtster een beschrijving opstellen. De comparanten verklaarden dat, hoewel in het aangehaalde is vermeld dat het gaat om inbreng van het gedeelte van de onderneming met betrekking tot de uitvaartverzorging de inbreng de gehele onderneming van de oprichtster betreft. De comparanten sub 1 handelend als gemeld verklaarden ter uitvoering van het aangehaalde bij deze in de vennootschap in te brengen en in eigendom over te dragen alle hiervoor aangeduide in te brengen activa en wel vanaf gemelde inbrengdatum voor rekening en risico van de vennootschap. De comparanten sub 1 handelend als gemeld verklaarden verder dat is overeengekomen: 1. De vennootschap zal de ondernemingsaktiviteit van de inbrengster voortzetten. Daartoe verplicht de inbrengster zich alle in het kader van bedoelde onderneming aangegane overeenkomsten alsmede alle in dat kader ontstane rechten, relaties en goodwill ten bate van de vennootschap te doen strekken, waartegenover de vennootschap zich verbindt tot nakoming van alle in het kader van vorenbedoeld ondernemen ontstane verplichtingen UBN is aandeelhoudster en bestuurder van Cuvo B.V.

3 Vanaf 1999 hebben De Vereniging en Cuvo B.V. overeenkomsten gesloten die onder meer inhielden dat Cuvo B.V. tegen betaling de administratie van De Volharding zou beheren en uitvaartdiensten zou leveren aan leden van de Vereniging De Vereniging heeft de samenwerking beëindigd tegen 1 januari Het geschil 3.1. De Volharding vordert dat de voorzieningenrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Cuvo verbiedt het logo, zoals hieronder afgebeeld, of enig daarmee vergelijkbaar en/of overeenstemmend teken, te voeren, op welke wijze dan ook, op straffe van een dwangsom van ,- per dag met veroordeling in de proceskosten De Volharding baseert haar vorderingen op de navolgende stellingen Het Depositofonds is auteursrechthebbende ten aanzien van het logo, een auteursrechtelijk beschermd werk. Het logo is door het Depositofonds ontworpen en wordt sinds 32 jaar zowel door haar als door de Vereniging gevoerd In het kader van de dienstverlening van 1999 tot 2010 was het Cuvo toegestaan het logo van het Depositofonds te voeren. Per 1 januari 2010 is dat aan Cuvo niet meer toegestaan. Desalniettemin blijft Cuvo het logo voeren Het gebruik van het logo door Cuvo is aan te merken als een ongeoorloofde verveelvoudiging. Cuvo maakt hiermee inbreuk op het auteursrecht dat het Depositofonds toekomt Cuvo voert verweer. Zij stelt, voor zover thans relevant, dat niet het Depositofonds, maar de Vereniging de auteursrechthebbende is van het ontwerp van het logo. Zij onderbouwt deze stelling met de constatering dat blijkens de door De Volharding overgelegde voorbeelden van het gebruik van het logo de eerste openbaarmaking van de Vereniging afkomstig is. Daarnaast heeft Cuvo het jaarverslag van de Vereniging van 1984 overgelegd. Daarin staat onder meer: Voor een nieuwe presentatie van de vereniging naar buiten werd de officiële naam van de vereniging veranderd in Coöperatieve Uitvaartvereniging de Volharding, afgekort CUVO. Voor de naam CUVO werd een speciaal vignet ontworpen en ingevoerd. De Vereniging heeft volgens Cuvo het logo dus laten ontwerpen en in ieder geval als eerste openbaar gemaakt, zodat de Vereniging als auteursrechthebbende dient te worden beschouwd.

4 Cuvo stelt voorts dat de Vereniging bij de oprichting van Cuvo B.V. alle rechten en alle activa, waaronder het auteursrecht op het logo, in de vennootschap heeft ingebracht, zodat het gebruik van het logo geen inbreuk oplevert De Volharding heeft er in reactie op deze verweren op gewezen dat het Depositofonds het ontwerp van het logo heeft betaald en volgens het beginsel wie betaalt, bepaalt daardoor auteursrechthebbende is. De Volharding stelt verder dat de in de akte van inbreng vermelde beschrijving nooit is opgemaakt en dat die akte daarom niet kan worden aangemerkt als een akte van levering als bedoeld in artikel 2 lid 2 Auteurswet. 4. De beoordeling 4.1. Het spoedeisend belang van De Volharding volgt uit de gestelde voortdurende inbreuk op haar auteursrecht Uit de door de Volharding overgelegde producties 4 tot en met 10 blijkt dat het logo in het verleden is gebruikt door zowel het Depositofonds als de Vereniging. Cuvo heeft er terecht op gewezen dat, voor zover de producties gedateerd zijn, productie 5 de oudste openbaarmaking betreft. Omdat deze publicatie van de Vereniging uitgaat moet zij op grond van artikel 8 Auteurswet als maker moet worden aangemerkt. Het hiervoor onder 3.3 geciteerde jaarverslag van de Vereniging is daarnaast een sterke indicatie dat zij het logo heeft laten ontwerpen Op grond van deze producties is niet aannemelijk dat het Depositofonds rechthebbende op het auteursrecht is. Vooralsnog is er integendeel vanuit te gaan dat de Vereniging auteursrechthebbende is geweest tot in ieder geval de oprichting van Cuvo. De stelling van de Volharding dat de kosten van het ontwerp van het logo door het Depositofonds zijn gedragen en dat om die reden het Depositofonds als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt, doet daar niet aan af. Ook al zou het Depositofonds de kosten hebben betaald, daarmee is zij nog geen auteursrechthebbende geworden Nu de Volharding zich uitdrukkelijk heeft beperkt tot de stelling dat het auteursrecht bij het Depositofonds ligt - naar mag worden aangenomen omdat Cuvo zich op het standpunt heeft gesteld dat bij de oprichting alle activa waaronder het auteursrecht zijn ingebracht - leidt reeds het voorgaande tot afwijzing van de vorderingen Echter, ook indien moet worden aangenomen dat de Vereniging auteursrechthebbende is, kunnen de vorderingen niet worden toegewezen. Voor zover daarover enige twijfel zou bestaan, blijkt uit de hiervoor onder weergegeven passages uit de akte van inbreng voldoende dat deze inbreng ook betrekking had op rechten als het onderhavige auteursrecht. Vooralsnog wordt geoordeeld dat met deze akte het auteursrecht is overgedragen aan Cuvo, ook al ontbreekt, zoals de Volharding heeft aangevoerd, de in de akte bedoelde beschrijving van activa en passiva. Deze beschrijving lijkt te zijn opgenomen in verband met de waardering van de inbreng. In ieder geval doet het niet af aan de in de akte tot uitdrukking gebrachte wil van partijen om alle activa van de uitvaartonderneming in te brengen. Daartoe behoort voorshands oordelend uiteraard ook het auteursrecht op het gebruikte logo.

5 Derhalve ontbreekt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter iedere grond om Cuvo te verbieden het logo te voeren Op grond van het bovenstaande zullen de vorderingen van De Volharding worden afgewezen. De Volharding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Cuvo heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van haar proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv. De totale kosten aan de zijde van Cuvo bedragen volgens de onweersproken specificatie ,50 exclusief B.T.W., welke geheel zijn toe te rekenen aan de handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van Titel 15 Rv. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: 5.1. wijst de vorderingen af; 5.2. veroordeelt de Volharding in de proceskosten, aan de zijde van Cuvo tot op heden begroot op ,50. Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op in de tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.O. Büller.