Aanvullend lesmateriaal VMBO-GT nieuwe exameneisen (examen 2017)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aanvullend lesmateriaal VMBO-GT nieuwe exameneisen (examen 2017)"

Transcriptie

1 Aanvullend lesmateriaal VMBO-GT nieuwe exameneisen (examen 2017) In deze bijlage vindt u aanvullend lesmateriaal voor de (deel)onderwerpen die nieuw of uitgebreid zijn en die niet volledig behandeld worden in de derde druk van Praktische Economie vmbo-gt. De aanvullende stof is afkomstig uit de nieuwe editie van Economisch bekeken vmbo bovenbouw, waarvan de eerste delen inmiddels zijn verschenen. In deze nieuwe editie wordt het nieuwe programma volledig behandeld. De in deze bijlage aangeboden stof kunt u als aanvullende stof behandelen bij verschillende hoofdstukken van Praktische Economie. In het overzichtsdocument wordt aangegeven waar deze stof aansluit.

2 Primaire en secundaire behoeften, gebruiks- en verbruiksgoederen, begrip schaarste, welvaart en welzijn. Uit: Economisch bekeken 8 e druk hds 1 paragraaf 1: merkkleding of een etentje in een luxe restaurant. Deze behoeften zijn secundaire behoeften. De uitgaven aan secundaire behoeften nemen toe naarmate het inkomen stijgt. Hoe meer ze verdienen, hoe belangrijker mensen het vinden om luxe goederen te hebben, en hoe meer ze ook aan luxe uitgeven. Bijvoorbeeld: drie keer per jaar op vakantie, duurdere kleding of vaker uit eten. Afb. 1 Eten, drinken en kleding zijn primaire behoeften. 1 Milan gaat op zijn scooter naar de voetbalclub, maar eerst moet hij ontbijten. Bekijk afbeelding 1. a Waarom worden dezelfde soort behoeften bevredigd door eten, drinken en kleding? b Waarom is de scooter voor Milan minder belangrijk dan elke dag goed eten? Leertekst Prioriteiten Je kunt niet al je behoeften bevredigen. Daarvoor heb je niet genoeg tijd en niet genoeg geld. Je moet dus keuzes maken. Anders gezegd: je moet prioriteiten stellen. Dat betekent dat je eerst doet wat je het belangrijkst vindt. Belangrijk zijn vooral eten en drinken, kleding, onderdak en gezondheidszorg. Dat zijn primaire behoeften of basisbehoeften (afb. 1). Als er dan nog geld overblijft, kun je dat besteden aan meer luxe goederen die minder noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld aan een vakantie, een nieuwe auto, dure Goederen en diensten Als je in je behoeften voorziet, heet dat consumeren. Consumeren doe je vooral door goederen of diensten te kopen. Goederen zijn dingen die tastbaar zijn, je kunt ze vastpakken, bijvoorbeeld een ipad of een scooter. Diensten kun je niet vastpakken, bijvoorbeeld een taxiritje of een bezoek aan de tandarts. Schaarse en vrije goederen In de economie wordt onderscheid gemaakt tussen schaarse goederen en vrije goederen. Schaarse goederen zijn soms zeldzaam, maar vaak ook niet. Schoon drinkwater is bijvoorbeeld schaars. Goederen zijn schaars als er tijd of geld aan besteed is om ze te maken. Vrije goederen zijn zonder moeite en zonder geld beschikbaar. Denk aan zonlicht of aan de lucht. Je kunt zoveel lucht inademen als je wilt zonder dat het iets kost. Toch is lucht niet altijd een vrij goed. De lucht die duikers gebruiken onder water is schaars. Daarvoor moet een prijs betaald worden. Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen Behalve tussen schaarse en vrije goederen is er ook een onderscheid tussen gebruiksgoederen en verbruiksgoederen. Gebruiksgoederen zijn goederen die je meer dan één keer kunt gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan een mobiele telefoon of een boek. Verbruiksgoederen kun je maar één keer gebruiken. Snacks, snoep, ijsjes en frisdrank zijn hiervan voorbeelden.

3 Gewicht per Prijs per portie portie patat patat ( ) t Hoekje 200 gram 2,35 Het Patatpaleis 150 gram 1,55 Big Snack 300 gram 2,50 De Halte 100 gram 1,25 Sabine 200 gram 1,75 Afb. 8 De prijs van een patatje zónder. 10 In afbeelding 8 zie je de prijzen van een patatje zónder bij vijf verschillende snackbars. a Behoort patat tot de primaire of de secundaire behoeften? Leg je antwoord uit. b Is patat een voorbeeld van een gebruiksgoed of een verbruiksgoed? Leg je antwoord uit.

4 Leertekst Welvaart en welzijn Consumenten willen graag veel producten kopen tegen lage prijzen. De welvaart geeft aan in welke mate mensen in staat zijn om hun behoeften aan schaarse producten te bevredigen. De welvaart stijgt niet alleen als je veel kunt kopen, maar ook als je over voldoende vrije tijd beschikt, en als je in een schoon milieu leeft. Een schoon milieu en vrije tijd zijn ook schaars. Een hoge welvaart wil niet altijd zeggen dat mensen gelukkig zijn. Als je verkering net uit is of je ouders gescheiden zijn, kun je je ongelukkig voelen. Dan daalt je welzijn. Welzijn is de mate waarin mensen in al hun behoeften kunnen voorzien, ook de behoeften die niet met schaarse producten zijn te bevredigen. 9 Vanaf 2008 hebben bedrijven het moeilijk door de economische crisis. (afb. 17). a Over welke manier van consumeren gaat het staafdiagram? Over consumeren door: A gebruik te maken van een collectieve voorziening B te kopen bij een bedrijf C te profiteren van de natuur D zelfvoorziening b Hoe wordt de welvaart van mensen beïnvloed door de economische crisis? Leg je antwoord uit. Afb Gebruik de gegevens uit het staafdiagram (afb. 17). a Voor welk bedrag is er in 2013 minder geconsumeerd dan in 2009? b Met hoeveel procent is de consumptie in 2013 gedaald ten opzichte van 2009 (rond af op hele procenten)? c Wat is het indexcijfer van 2013 als 2009 het basisjaar is? c En wat gebeurt er door de economische crisis met het welzijn van mensen? Leg je antwoord uit.

5 Samengestelde interest Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hoofdstuk 2: Leertekst Het rentebedrag Hoe meer je spaart, hoe meer rente je ontvangt van de bank. De bank berekent de rente met het rentepercentage. Dat percentage geeft aan hoeveel rente je over een jaar krijgt (afb. 16). Na een jaar schrijft de bank de rente bij op je bankrekening. In het jaar daarna berekent de bank de rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rente. Je krijgt dus rente op rente. Dat heet samengestelde interest. Internetspaarrekening Jaar Saldo 1 januari Rente Saldo 31 december 1 Melina krijgt van haar grootouders. Ze zoekt voor het geld een goede spaarrekening. Op een internetspaarrekening zonder rekeningafschriften krijgt ze 2,5% rente. Ze kan het geld ook vijf jaar vastzetten op een spaardeposito tegen 3,2% rente. Het geld is dan vijf jaar niet opvraagbaar. a Hoe groot is het spaarbedrag na drie jaar op deze twee spaarrekeningen? Vul voor de berekening alle ontbrekende bedragen in de tabel in. b Wat kan een reden zijn om niet voor een spaardeposito te kiezen? Spaardeposito Jaar Saldo 1 januari Rente Saldo 31 december

6 Rekenen met samengestelde interest Uit: rekentrainer derde klas 8 e druk: Als je geld gedurende meerdere jaren op een spaarrekening staat, krijg je rente op rente (samengestelde interest). Simone spaart voor een racefiets. Zij stort op 1 januari op een spaarrekening. De rente bedraagt 3%. Deze rente wordt aan het eind van het jaar bijgeschreven op haar spaarrekening. Simone spaart vier jaar. Vul de tabel in. Rond de bedragen steeds af op twee decimalen. Voorbeeld Er staat 800 gedurende drie jaar op een spaarrekening tegen 4% rente. Spaarsaldo na 1 jaar: % van 800 = 832 Spaarsaldo na 2 jaar: % van 832 = 865,28 Jaar Spaarbedrag op 1/ Rente Spaarbedrag op 31/12 Spaarsaldo na 1 jaar: 865,28 + 4% van 865,28 = 899, Geef de berekening. Met hoeveel procent is het spaarbedrag van Simone tussen 1 januari 2013 en 31 december 2016 toegenomen? Rond af op één decimaal. Erduan spaart voor een nieuwe televisie. Hij stort op 1 januari op een spaarrekening. De drie daarop volgende jaren stort hij op 1 januari 100 bij. Het rentetarief bedraagt 2,8%. Vul de tabel in. Rond de bedragen steeds af op twee decimalen. Jaar Spaarbedrag op 1/ Rente Spaarbedrag op 31/

7 Nationaal inkomen, inkomensverdeling, Lorenzcurve en modaal inkomen. Uit: Economisch bekeken 8 e druk leerjaar 3 hds 3 4 Als je alle huishoudens op een rij zet, van arm naar rijk, kun je berekenen hoeveel inkomen de 20% met de laagste inkomens hebben, maar ook hoeveel de 40% met de laagste inkomens hebben. Deze gegevens staan in afbeelding 3. De blauwe lijn geeft een gelijke inkomensverdeling aan. Dan verdienen de 40% met de laagste inkomens ook 40% van het totale inkomen. a Als de 40% met de laagste inkomens 40% van het totale inkomen verdienen, hoeveel verdienen dan de 60% met de hoogste inkomens? b De rode lijn geeft aan dat het nationaal inkomen ongelijk is verdeeld. Welk deel van het nationaal inkomen gaat naar de 80% met de laagste inkomens? c En welk deel gaat naar de 20% met de hoogste inkomens? Leertekst Inkomen uit vermogen Naast arbeid kan bezit (vermogen) een bron van inkomen zijn. Bijvoorbeeld: rente op spaargeld of obligaties, dividend op aandelen, winst uit een eigen bedrijf. Ook het bezit van huizen, kantoorpanden en grond kan inkomen opleveren, namelijk huur en pacht. Als je alle inkomens uit arbeid en bezit (vermogen) in een land bij elkaar optelt, heb je het nationaal inkomen. Inkomensverschillen De inkomens van mensen verschillen en daardoor verschilt ook hun koopkracht. Met een hoger inkomen kun je meer kopen en heb je vaak andere prioriteiten. Je koopt bijvoorbeeld een tweede auto of boekt een luxere vakantie. Door de inkomensverschillen is het nationaal inkomen in een land ongelijk verdeeld. Deze verdeling van inkomens over een groep mensen, bijvoorbeeld de bevolking van Nederland, wordt de personele inkomensverdeling genoemd. In rijke landen is deze verdeling meestal beter dan in arme landen. Dit kun je aflezen uit de Lorenzcurve (afb. 3). Hoe krommer de groene lijn, hoe groter de verschillen. Is de lijn recht en gelijk aan de rode lijn, dan zijn de inkomens gelijk verdeeld. Het meest voorkomende inkomen wordt modaal inkomen genoemd. Het modaal inkomen is een uitgangspunt voor de overheid om de gevolgen van het beleid voor de koopkracht van mensen weer te geven. Afb. 3 De Lorenzcurve geeft inkomensongelijkheid aan.

8 Vraag 11: plus-niveau en keuzestof 11 Het besteedbaar inkomen van de huishoudens bedroeg in 2013 in totaal 263 miljard. Er waren 7,483 miljoen huishoudens. De armste 10% van de huishoudens verdiende 2,1% en de armste 90% van de huishoudens verdiende 75,2% van het inkomen. a Bereken het gemiddeld besteedbaar inkomen van de armste 10% huishoudens. Rond de uitkomst af op hele getallen. Afb In 2013 was het besteedbaar inkomen (na aftrek van belastingen en sociale premies) in Nederland verdeeld volgens het diagram in afbeelding 6. a Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen werd verdiend door de armste 10% van de huishoudens? En hoeveel door de rijkste 10% van de huishoudens? b Hoeveel procent werd verdiend door de armste 30% van de bevolking? c En hoeveel procent werd verdiend door de rijkste 30%? b Geef een voorbeeld van een huishouden met zo n laag inkomen. c Bereken het gemiddeld inkomen van de rijkste 10% huishoudens. Rond de uitkomst af op hele getallen.

9 A-merken, B-merken, huismerken, productaansprakelijkheid, de zes p s, het vergelijkend warenonderzoek Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hoofdstuk 1. Leertekst Afb. 20 Goed personeel en een mooie presentatie van de producten zijn belangrijk voor de verkoop. 3 Boaz is eigenaar van een telefoonwinkel (afb. 20). Hij zorgt ervoor dat zijn personeel regelmatig op cursus gaat. a Waarom zou hij daar geld aan willen uitgeven? b Wat is volgens jou een goede presentatie van producten in een telefoonwinkel? Marketingmix Bedrijven proberen zo veel mogelijk te verkopen, maar dat is een hele kunst. De kunst van het verkopen heet marketing. Bij het verkopen gebruiken bedrijven marketinginstrumenten. Ze proberen bijvoorbeeld klanten te lokken met een goed prijsbeleid, bijvoorbeeld met aanbiedingen of juist met hoge prijzen voor merkkleding. Het plaatsbeleid gaat over de plaats waar consumenten producten kunnen kopen, bijvoorbeeld via internet, in een stadscentrum, in een buitenwijk. Met het productbeleid zorgen bedrijven voor een aantrekkelijk assortiment. Ze besluiten bijvoorbeeld of ze vooral bekende A-merken willen verkopen of ook hun eigen huismerk of onbekende B- merken. Het promotiebeleid gaat over de manier waarop bedrijven zich bekendmaken, bijvoorbeeld via reclame of sponsoring. Het presentatiebeleid geldt alleen voor winkels. Hierbij gaat het om de uitstraling van de winkel en de plaatsing van de producten in de winkel (afb. 20). En dan is er nog het personeelsbeleid. Hierbij hoort het aantrekken van meer of minder kundig personeel, net als de instructies die het personeel heeft over de benadering van de klanten (afb. 20). Samen vormen deze zes P s de marketingmix van een bedrijf.

10 Afb. 23 _ 7 Bekijk afbeelding 23. a Van welke soort commerciële reclame is dit een voorbeeld? Schrijf dit woord onder de afbeelding. b Is het product in de reclame een A-merk, een B- merk of een huismerk? Leg je antwoord uit. c In deze advertentie wordt geen informatie gegeven over het product. Waarom niet?

11 Positieve en negatieve externe effecten, MVO Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hds 1 en 6: Leertekst Heeft de consument macht? Als consument kun je bij je aankopen rekening houden met het milieu, of met de armoede in ontwikkelingslanden. Als weinig consumenten dat doen, helpt dat maar een beetje. Als veel consumenten dat doen, helpt dat veel. Want ondernemers willen graag veel verkopen. Alles wat door genoeg consumenten wordt gekocht, nemen zij op in hun assortiment. De consumenten hebben dus gezamenlijk invloed op de producenten. Maatschappij en onderneming Veel bedrijven zijn bang dat ze klanten verliezen als ze onvoldoende rekening houden met het milieu, of als ze betrokken zijn bij misstanden in arme landen. Veel ondernemers willen dat ook zelf niet. Zij willen maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Ze zijn zuinig met energie, kopen alleen grondstoffen van bedrijven die goed zijn voor hun personeel en nemen bijvoorbeeld gehandicapten in dienst. Leertekst Maatschappelijke kosten en baten Milieuvriendelijke productie heeft voordelen voor de samenleving. Mensen kunnen bijvoorbeeld genieten van meer natuur, en ook het toerisme profiteert ervan. Deze voordelen heten maatschappelijke baten. De waarde ervan is vaak niet in geld uit te drukken. Milieuvervuiling daarentegen geeft maatschappelijke kosten. Dat zijn nadelen voor de samenleving, bijvoorbeeld de effecten van fijnstof op de gezondheid. Fijnstof kan leiden tot verergering van aandoeningen van luchtwegen en longen. De behandeling van deze aandoeningen kost de samenleving geld; hoeveel is niet precies aan te geven. Veel maatschappelijke kosten zijn moeilijk in geld uit te drukken. Maatschappelijke kosten zijn niet voor rekening van de veroorzakers van deze kosten. Daarom worden ze vaak negatieve externe effecten genoemd. Maatschappelijke baten worden positieve externe effecten genoemd.

12 Bezettingsgraad en productiecapaciteit, economische groei, crisis en recessie Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hoofdstuk 8 7 Lees de tekst over de garnalenpelmachine (afb. 19). a Is de garnalenpelmachine een voorbeeld van mechanisering of van automatisering? Leg je antwoord uit. Afb. 17 Het is crisis en daardoor zakt de verkoop in. Leertekst Productiecapaciteit De maximale productie van een bedrijf hangt af van het aantal werknemers, het aantal uren dat zij werken en de machines die het bedrijf heeft. Alle beschikbare kapitaalgoederen en arbeidskrachten bij elkaar bepalen de productiecapaciteit van een bedrijf. Als machines niet gebruikt worden of als er niet genoeg werk is, is er onderbezetting. Onderbezetting is het verschil tussen de productiecapaciteit en de werkelijke productie. De bezettingsgraad is de werkelijke productie in procenten van de productiecapaciteit. Vooral in periodes dat het economisch minder gaat in een land, tijdens een recessie, is er een lage bezettingsgraad (afb 17). De garnalenpelmachine Garnalen pellen is nog steeds voor 97% handwerk, dat vooral door thuispellers in Marokko gedaan wordt. De garnalen gaan ongepeld naar Marokko en komen gepeld terug naar Nederland. Machinaal garnalen pellen is lastig omdat garnalen sterk verschillen in omvang en vorm. Toch heeft het handwerk zijn langste tijd gehad. GPC Kant heeft een garnalenpelmachine in gebruik genomen die heel snel kan pellen. De machine verwerkt kilo garnalen per week en wordt bediend door zeven werknemers. Een thuispeller haalt 100 kilo per week. Per jaar wil het bedrijf de productie verdubbelen. GPC Kant is gevestigd in Nederland, heeft zeven werknemers in dienst en verkoopt voor 4 miljoen euro aan garnalen per jaar. Afb. 19 b Hoeveel thuispellers verliezen hun werk door de garnalenpelmachine? c Bereken de arbeidsproductiviteit per week van een werknemer van GPC Kant die met de nieuwe machine werkt? d Hoeveel bedraagt de verkoopopbrengst per werknemer per week? 8 Dan verschijnt het volgende bericht in de krant: Ernstige maagklachten door het eten van garnalen van GPC Kant. De productie van GPC Kant zakt in tot garnalen per week. a Hoeveel bedraagt de productiecapaciteit van GPC Kant per week (afb. 19)? b Bereken de onderbezetting van GPC Kant in kilo s garnalen per week. c Bereken de bezettingsgraad van GPC Kant.

13 d Waarom wordt GPC Kant door onderbezetting harder geraakt dan een bedrijf dat thuispellers in Marokko inschakelt? Uit Algemene vaardigheden op een rij: Rekenen met onderbezetting Onderbezetting is: productiecapaciteit werkelijke productie Bezettingsraad is: (werkelijke productie : productiecapaciteit) 100 Voorbeeld Een autofabriek heeft een productiecapaciteit van 300 auto s per dag. De fabriek is 7 dagen per week open. In week 11 werden er auto s geproduceerd. Productiecapaciteit: 300 x 7 = auto s. Onderbezetting: = 400 auto s. Bezettingsgraad: (400 : 2100) 100 = 19%. Bereken de onderbezetting en de bezettingsgraad. Geef de berekening: Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. Er worden 40 fietsen geproduceerd. Onderbezetting: Onderbezetting: Bezettingsgraad: Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. De fabriek is 5 dagen per week open. In de maand maart worden er 950 fietsen geproduceerd. Onderbezetting: Bezettingsgraad: Een spaarlampenfabriek heeft een productiecapaciteit van 4550 lampen per dag. De fabriek is 7 dagen per week open. In de eerste helft van 2015 produceerde de fabriek lampen. Onderbezetting: Bezettingsgraad: Bezettingsgraad: Een motorfietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 motorfietsen per dag. De fabriek is 5 dagen per week open. In week 11 worden er 210 motorfietsen geproduceerd.

14 De ondernemingsvormen Uit: Economisch bekeken 8 e druk hds 7 7 Ondernemingsvormen Wat komt er allemaal kijken bij het starten van een onderneming? Het begint met het kiezen van een ondernemingsvorm. De Kamer van Koophandel helpt daarbij. En waarschijnlijk heb je geld nodig. In deze paragraaf leer je meer over het starten van een onderneming. Introductievragen De vragen bereiden je voor op de leertekst. 2 Salo gaat net als andere startende ondernemers voor advies naar de Kamer van Koophandel (afb. 49). Waarover zou jij advies willen als je een onderneming begint? Afb. 48 Salo wil met drones, met 100 km per uur, AED s naar hartpatiënten brengen. 1 Salo (21 jaar) heeft een geweldig idee, en hij wil een eigen onderneming beginnen. Hij wil drones maken die een AED (automatische externe defibrillator) naar een hartpatiënt kunnen brengen (afb. 48). Met de AED en een camera, met gesproken instructie, kunnen omstanders dan de hartpatiënt helpen. Salo heeft gespaard, maar hij heeft nodig om zijn onderneming Flyheart te starten. a Waarom kan het plan van Salo niet zonder onderneming uitgevoerd worden? Afb. 49 De Kamer van Koophandel geeft adviezen aan ondernemers. b Hoeveel geld heeft Salo, naast zijn eigen geld, nog nodig om zijn onderneming te starten?

15 3 De financiering van Flyheart is een groot probleem. De KvK adviseert Salo om een goed ondernemingsplan te maken. Hij moet precies aangeven waarvoor hij geld nodig heeft en hoe hij winst denkt te maken. Dan kan hij met een bank gaan praten over een lening. a Waarom moet Salo een goed ondernemingsplan hebben als hij naar de bank gaat? b De bank wil Salo alleen helpen als hij zelf nog minstens inbrengt. Waarom wil de bank dat Salo zelf meer geld in zijn onderneming stopt? 4 Salo krijgt hulp van zijn vriend Armand. Armand wil Salo helpen met de financiering als hij mede-eigenaar wordt van de onderneming Flyheart. Bekijk afbeelding 50. a Uit welke drie ondernemingsvormen kunnen zij kiezen? b Armand wil euro in de onderneming investeren, maar hij wil geen risico lopen om de rest van zijn geld te verliezen. Welke ondernemingsvorm kiezen Salo en Armand dan? Leg je antwoord uit. c Wil jij later een eigen onderneming beginnen? Leg je antwoord uit. Ondernemingsvorm Kenmerk Risico eenmanszaak Er is één eigenaar. Schuldeisers kunnen zakelijk en privévermogen opeisen. vof bv nv Er zijn meerdere eigenaren. Een beperkt aantal aandeelhouders zijn eigenaar. Veel aandeelhouders. Iedereen kan een of meer aandelen kopen. Afb. 50 Kenmerken en risico s van vier ondernemingsvormen. Leertekst Schuldeisers kunnen zakelijk en privévermogen opeisen van alle eigenaren afzonderlijk. Schuldeisers kunnen alleen het vermogen opeisen dat in de bv zit. Schuldeisers kunnen alleen het vermogen opeisen dat in de nv zit. Ondernemer worden Een onderneming verkoopt goederen of diensten om winst te maken. Als ondernemer moet je je inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). De KvK adviseert over ondernemingsvormen en kan voor je nagaan of je aan alle eisen voldoet (afb. 49). Als je een onderneming wilt starten, moet je meestal geld lenen bij een bank. Om een lening te krijgen, heb je een goed ondernemingsplan nodig. Eenmanszaak en zzp er Als je een eigen bedrijf begint, moet je een ondernemingsvorm kiezen. Een eenmanszaak is een ondernemingsvorm waarbij één persoon eigenaar is en de leiding heeft. Er kunnen wél meerdere mensen werken. Als de eigenaar alleen werkt, is hij zzp er (zelfstandige zonder personeel). Bij een eenmanszaak is de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden: als de zaak failliet gaat, moet hij de

16 overblijvende schulden uit zijn privévermogen betalen (afb 50). Vennootschap onder firma (vof) Je kunt ook met meerdere mensen een bedrijf beginnen, en dan allemaal eigenaar zijn. Dit is een vennootschap onder firma (vof). Een vof lijkt op een eenmanszaak maar heeft twee of meer eigenaren. Alle eigenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk (afb. 50). Bv en nv Veel ondernemers willen hun aansprakelijkheid beperken. Zij beginnen een besloten vennootschap (bv). Voor het geld dat ze in het bedrijf stoppen, krijgen ze een aandeel. Dat is een bewijs van eigendom van het bedrijf. Bij een faillissement raken ze alleen het geld kwijt dat hun aandeel waard is. Hun privévermogen kan niet aangesproken worden, tenzij er sprake is van opzettelijk slecht bestuur (afb. 50). Dat geldt ook voor een naamloze vennootschap (nv). De aandelen van een nv worden verhandeld op de aandelenbeurs. Iedereen kan eigenaar worden van een nv door aandelen te kopen. Stichting Een stichting heeft een ander doel dan winst maken. Ze mag wel winst maken, maar de winst mag niet uitgekeerd worden aan het bestuur. Een stichting heeft een bestuur maar geen leden (een vereniging heeft wél leden). Het geld dat een stichting nodig heeft om haar doel te bereiken, komt meestal van schenkingen en subsidies. Voorbeelden van stichtingen zijn Stichting Wakker Dier, Stichting Vluchteling en Giro 555. Belasting Ondernemers moeten belasting betalen over hun winst. De eigenaren van een eenmanszaak en een vof betalen inkomstenbelasting. Bv s en nv s betalen vennootschapsbelasting. Ook een stichting moet vennootschapsbelasting betalen als ze winst maakt. Toepassen Criteria voor een onderneming Je levert goederen of diensten tegen betaling. Je streeft naar winst maar wilt minimaal je onkosten vergoed hebben. Je hebt meer dan één opdrachtgever. Je kunt je werkzaamheden naar eigen inzicht uitvoeren. Uitleg Afb. 51 Ben je ondernemer of niet? Het gaat dus niet om vrijwilligerswerk. Je werkzaamheden dragen bij aan je levensonderhoud. Als je voor één opdrachtgever werkt, lijkt dit meer op loondienst. Je bepaalt zelf hoe en wanneer je je werk doet. 5 Lees de criteria voor een onderneming en de uitleg (afb. 51). Maartje is kapster. Ze wil een eigen kapsalon beginnen. Behalve dat ze het leuk werk vindt, hoopt ze met de kapsalon veel geld te verdienen. a Lees de volgende zinnen. Streep de woorden die niet juist zijn door. Maartje verkoopt wel niet een product, en ze streeft wel niet naar winst. Ze heeft één meerdere opdrachtgever(s). Ze kan haar werkzaamheden wel niet naar eigen inzicht uitvoeren. Als ze een kapsalon begint is ze wel geen ondernemer. b Wie van de volgende personen is ondernemer? A Amina schrijft dagelijks krantenartikelen en verkoopt die aan regionale kranten. B Carlos repareert, tegen betaling, apparaten voor een elektronicazaak in zijn woonplaats. C Rens werkt één dag per week als vrijwilliger in een buurthuis. D Saskia knipt voor 5 euro per keer zo af en toe het haar van vier vriendinnen. Wat is een ondernemingsplan? In je ondernemingsplan zet je je plannen voor je onderneming op een rij. Je beantwoordt vragen als: Wat wil ik precies gaan doen? Welke ondernemingsvorm kies ik? Is er een markt voor mijn product? Hoe kom ik aan klanten? Hoeveel geld heb ik nodig om mijn onderneming van de grond te krijgen? Afb. 52 Vragen waarop een ondernemingsplan antwoord geeft.

17 6 Lees de tekst over het ondernemingsplan (afbeelding 52). Stel, jij schrijft het ondernemingsplan voor Flyheart, de onderneming uit de introductie van deze paragraaf. Beantwoord de volgende vragen. a Is er een markt voor een drone met AED? b Hoe komt Flyheart aan zijn klanten? c Salo heeft nodig om Flyheart te kunnen starten. Noem ten minste drie zaken waarvoor hij dat geld nodig heeft. 8 Jasper is eigenaar van een sportschool. Hij wil uitbreiden en denkt erover om van zijn eenmanszaak een bv te maken. a Wat is een eenmanszaak? b Kan een eenmanszaak ook personeel in dienst hebben? c Noem twee redenen waarom Jasper zijn eenmanszaak om zou willen zetten in een bv. d In een goed ondernemingsplan staat een verantwoording van de marketingmix. Wat zet je hierover in het ondernemingsplan van Flyheart? d Een ondernemingsplan bevat ook informatie over de huisvesting. Waar kan Jasper zijn sportschool het beste vestigen? 7 Het gaat goed met Flyheart. In het derde jaar van zijn bestaan wordt een winst behaald van , en in het vierde jaar een winst van a Flyheart is een bv. Welke belasting moet dit bedrijf over de winst betalen? b De belasting is 20% over de eerste winst en 25% over de rest van de winst. Hoeveel belasting moet Flyheart betalen in het derde jaar, en hoeveel in het vierde jaar? 9 Bij een nv en een bv wordt er gewerkt met aandelen. a Wat is een aandeel?

18 b Bij een nv bv is het aantal aandeelhouders het grootst. Leg je antwoord uit: c Noem een overeenkomst tussen een nv en een bv. c Schat met hoeveel procent dit aantal is toegenomen tussen 2011 en d Wat kun je zeggen over het ondernemersklimaat in Nederland begin 2014? 10 Flyheart had ook een stichting kunnen zijn. a Als Salo een stichting start, is hij lid van het _. Hij kan dan voor zijn werk wel geen loon krijgen, maar geen extra inkomsten als er _ wordt gemaakt. b Wat zou een reden kunnen zijn voor Salo om voor een stichting te kiezen? Afb Gebruik afbeelding 53 en 54. a Geef een schatting van het aantal bedrijven en organisaties (exclusief eenmanszaken) dat failliet ging in Afb. 54 b Hoeveel bedrijven en organisaties stopten er in totaal mee in 2011?

19 Nationalisering, regulering, deregulering Uit: Economisch bekeken 8 e druk hds 5 Leertekst Wetten en verordeningen De overheid stelt regels vast. Deze staan voor een groot deel in wetten en verordeningen. Wetten worden alleen door het Rijk gemaakt. Een provincie, gemeente of waterschap maken ook verordeningen. De regels in verordeningen gelden alleen voor een bepaald gebied of speciale situatie, zoals een zwemverbod in natuurwater. De handhaving van deze regels is in handen van werknemers van de overheid, bijvoorbeeld van de politie en van de milieu-inspectie. Veel mensen vinden dat de overheid te veel regels maakt. Zij zijn voor deregulering. Maar elke keer als er iets misgaat, maakt de overheid nieuwe regels om dat te voorkomen. Dan is er sprake van regulering. Leertekst Van de ene sector naar de andere De overheid voert taken uit waar een particulier bedrijf geen winst mee kan maken. En ze subsidieert bijvoorbeeld scholen en musea. De overheid vindt deze activiteiten belangrijk. Als een bedrijf of instelling overgaat van de particuliere sector naar de collectieve sector, heet dat nationalisering.

20 Het CPB, CBS en de SER Uit: Economisch bekeken 8 e druk hds 5 par 3 Leertekst De budgetten van het Rijk In de regering zitten de ministers en de regeringsleider. Elke minister moet met een eigen budget zijn taken uitvoeren (afb. 17 en 18). De minister staat aan het hoofd van een ministerie. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het totale budget van het Rijk en voor de hoogte van de budgetten van de ministers. De Sociaal-Economische Raad (SER) adviseert de regering over het sociale en economische beleid. Sinds de economische crisis is er veel bezuinigd: de budgetten zijn verlaagd. De rijksbegroting Elke zomer overleggen de ministers over hun budgetten voor het volgende jaar. Hun voorstellen daarover staan in de rijksbegroting. Een samenvatting daarvan is de Miljoenennota, die altijd op Prinsjesdag wordt gepresenteerd. De regering wordt gecontroleerd door het parlement, dat gekozen is door de Nederlandse bevolking. Het parlement kan de rijksbegroting wijzigen, goedkeuren of afkeuren. Daarbij wordt het Centraal Planbureau (CPB) ingeschakeld. Deze instelling berekent de gevolgen van de voorstellen van de regering en doet voorspellingen over de Nederlandse economie. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzamelt cijfers over de Nederlandse samenleving en zorgt ervoor dat deze informatie voor iedereen beschikbaar is.

21 Berekening gewogen gemiddelde indexcijfer, meting inflatie met consumentenprijsindex Bij dit onderwerp valt te denken aan het volgende (ervan uitgaande dat de indexcijfers behandeld zijn): Stel, je hebt een 7 en een 8 op je proefwerken en een 3 en een 6 op schriftelijke overhoringen. De proefwerken tellen drie keer mee en de schriftelijke overhorigen eenmaal. Hoeveel is je gemiddeld cijfer? cijfer gewicht cijfer x gewicht proefwerk proefwerk overhoring overhoring optelsom 8 54 Je gewogen gemiddelde cijfer is: optelsom (ciijfers x gewicht) : optelsom gewichten. Dat is 54 : 8 = 6,8. Stel, geven mensen 20% van hun geld uit aan voedsel (prijsstijging 2%), 30% aan huisvesting (prijsstijging 5%), 15% aan verkeer en recratie (prijsstijging 3%) en 35% aan alle ander artikelen (prijsstijging 4%). Wat is de consumentenprijsindex (of het gewogen gemioddelde indexcijfer)? De bovenstaand som kan in de volgende tabel: (index)cijfer gewicht cijfer x gewicht voedsel huisvesting verkeer en recreatie overig optelsom Je gewogen gemiddelde indexcijfer is: optelsom (indexcijfers x gewicht) : optelsom gewichten. Dat is : 100 = 103,75. De inflatie is dan 3,75

22 Markten en prijsvorming Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hoofdstuk 1 7 De markt Voor elk product dat je koopt, betaal je een bepaalde prijs. Meestal is die prijs een gegeven: je koopt het product voor die prijs of je koopt het niet. Maar waarom is de prijs hoog of juist laag? In deze paragraaf leer je hoe de prijs van een product op de markt tot stand komt. Introductievragen De vragen bereiden je voor op de leertekst c Welke prijs zal op deze markt tot stand komen? Afb. 45 De prijs komt tot stand waar vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. 1 Diandra wil aardbeien kopen op de markt. In afbeelding 45 zie je hoeveel aardbeien de vragers willen kopen bij elke prijs en hoeveel de aanbieders willen verkopen bij elke prijs. a Stel, de prijs is 1,50 per doosje aardbeien. Hoeveel verschillen vraag en aanbod van elkaar? Afb. 46 Als de vraag stijgt, verschuift de vraaglijn naar rechts en stijgt de prijs. 2 Stel, in de krant verschijnen berichten over hoe gezond aardbeien zijn en hierdoor verandert de vraag naar aardbeien. a Waaraan zie je in afbeelding 46 dat de vragers meer geld over hebben voor aardbeien? b Wat gaat er dan met de prijs gebeuren? b Wat zal er met de aardbeienprijs gebeuren?

23 Afb. 47 Als het aanbod stijgt, verschuift de aanbodlijn naar rechts en daalt de prijs. 3 Stel, door een nieuwe techniek wordt de teelt van aardbeien zeer goedkoop en hierdoor verandert het aanbod. a Waaraan zie je in afbeelding 47 dat de aanbieders meer aardbeien willen aanbieden voor dezelfde prijs? b Wat zal er met de aardbeienprijs gebeuren? 4 Bekijk afbeelding 46 en 47 nog een keer. Lees de volgende zinnen en streep de woorden door die niet juist zijn. a De vraaglijn laat zien dat door een prijsstijging de vraag stijgt daalt. b De verandering van de vraaglijn laat zien dat door een grotere vraag de prijs stijgt daalt. c De aanbodlijn laat zien dat door een prijsstijging het aanbod stijgt daalt. d De verandering van de aanbodlijn laat zien dat door een groter aanbod de prijs stijgt daalt. 5 Diandra vindt de aardbeien op de groentemarkt te duur (afb. 48). Noem nog twee plaatsen waar ze aardbeien kan kopen. Afb. 48 Dit is een concrete markt. Alle vraag en aanbod bij elkaar is een abstracte markt. Leertekst Vraag en aanbod Consumenten zijn gevoelig voor de prijs van een product. Ze willen het product wel kopen, maar ze willen niet te veel betalen. De vraag bestaat uit de hoeveelheden van een product die de kopers willen kopen bij verschillende prijzen. Ook verkopers letten op de prijzen. Als de prijs van een product daalt, zullen sommige verkopers dat product niet meer aanbieden. Het aanbod bestaat uit de hoeveelheden die verkopers willen verkopen bij verschillende prijzen ( afb. 45). De prijs Vraag en aanbod veranderen. De vraag kan kleiner zijn dan het aanbod. Veel verkopers gaan dan een lagere prijs vragen, want bij een hogere prijs raken ze hun producten niet kwijt. Dus: als de vraag kleiner is dan het aanbod, daalt de prijs. De vraag kan ook groter zijn dan het aanbod. Het is voor verkopers dan gemakkelijk om hun producten te verkopen en ze gaan een hogere prijs vragen. Dus: als de vraag groter is dan het aanbod, stijgt de prijs. De prijs komt uiteindelijk tot stand waar vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn (afb. 45). Die prijs heet de evenwichtsprijs. De hoeveelheid producten die bij deze prijs worden verkocht, heet de evenwichtshoeveelheid. De vraag verschuift De vraag naar een product is afhankelijk van de prijs. Maar de vraag wordt ook beïnvloed door onder andere smaak en inkomen van de consumenten, en door reclame en mode. Als hun inkomen stijgt, willen consumenten meer kopen. Hierdoor verschuift de

24 vraaglijn naar rechts. De vraag wordt dan groter dan het aanbod, en de prijs gaat omhoog (afb. 46). Bij een dalend inkomen of als een product uit de mode raakt, verschuift de vraaglijn naar links. Dan daalt de prijs. Het aanbod verschuift Net als de vraaglijn kan ook de aanbodlijn verschuiven. Als een ondernemer bijvoorbeeld zijn product goedkoper kan produceren, gaat zijn winst omhoog. Dan wil hij meer aanbieden bij de gegeven marktprijs. De aanbodlijn verschuift naar rechts. Het aanbod wordt groter dan de vraag, en de prijs gaat omlaag (afb. 47). Als de aanbodlijn naar links verschuift, stijgt de prijs. e Waardoor kan de vraaglijn naar links verschuiven: door een hogere prijs of door minder reclame? Vraag en aanbod bij elkaar De groentemarkt is een concrete markt (afb. 48). Je weet precies waar en wanneer die markt er is. Er zijn veel meer plaatsen waar je aardbeien kunt kopen. Al die vraag en al dat aanbod bij elkaar noemen economen de markt voor aardbeien. Dit is een abstracte markt: het geheel van vraag en aanbod van een product. Afb. 50 Prijs per 500 gram Nieuwe aanbodlijn 1,50 50 Toepassen Prijs per 500 gram 1, , ,00 50 Nieuwe vraaglijn Afb Stel, de vraag op de aardbeienmarkt daalt. a Teken met de gegevens van afbeelding 49 een nieuwe vraaglijn in afbeelding 50. b Wat wordt de nieuwe evenwichtsprijs? Geef deze aan in afbeelding 50. c Wat wordt de nieuwe evenwichtshoeveelheid? Geef deze aan in afbeelding 50. d De vraag van consumenten kan door verschillende oorzaken dalen. Onder andere door een prijsstijging. Noem twee andere oorzaken. 3, , Afb Stel, het aanbod op de aardbeienmarkt daalt. a Teken met de gegevens van afbeelding 51 een nieuwe vraaglijn in afbeelding 52. b Wat wordt de nieuwe evenwichtsprijs? Geef deze aan in afbeelding 52. c Wat wordt de nieuwe evenwichtshoeveelheid? Geef deze aan in afbeelding 52. d Het aanbod van een product kan door verschillende oorzaken dalen. Onder andere door een prijsverandering. Noem een andere oorzaak. e Stel, de prijs van aardbeien daalt. Gaat hierdoor de aanbodlijn in afbeelding 52 verschuiven?

25 Afb. 52 Droogte zorgt voor stijgende graanprijzen Graan is belangrijk als grondstof voor voedsel voor mensen en dieren. Door de bevolkingstoename en de toenemende welvaart in landen als China en India neemt de consumptie van vlees toe. Voor een kilo kip is drie kilo voer nodig en voor een kilo rundvlees vijf kilo. Daarom is er steeds meer landbouwgrond nodig voor de productie van veevoer. Ook het gebruik van biobrandstoffen leidt tot een grotere vraag naar landbouwgrond. Afb Lees het krantenbericht (afb. 53). a Welke twee oorzaken worden genoemd voor de stijgende consumptie van vlees? b Is hier sprake van een verschuiving van de vraaglijn of een verschuiving van de aanbodlijn van vlees? Leg je antwoord uit. c Als er meer vlees en minder ander voedsel wordt gegeten, is er meer landbouwgrond nodig voor de productie van voedsel voor mensen en dieren. Bekijk het volgende lijstje van vijf verschijnselen. 1 meer vraag naar veevoer 2 de prijs van landbouwgrond stijgt 3 de stijgende kosten worden doorberekend 4 de vraag naar landbouwgrond stijgt 5 stijgende graanprijzen Wat is de logische volgorde van deze verschijnselen? Kruis aan. A B C D Gemiddelde woningprijs bestaande bouw jaar prijs * *gemiddelde huizenprijs in 3 e kwartaal Bron: CBS, Statline, NVM Afb Bekijk de tabel van de woningprijzen (afb. 54). Eind 2014 stonden er minder woningen te koop dan eind a Wat betekende dit voor de vraag naar woningen en het aanbod van woningen?

26 b Verklaar de verandering van de gemiddelde woningprijs in c Waardoor is de woningprijs vanaf 2008 gedaald? d In sommige jaren staan woningen gemiddeld lang te koop en in andere jaren zijn ze na korte tijd verkocht. Werd tussen 2008 en 2013 de tijd dat woningen te koop stonden langer of korter? Leg je antwoord uit.

27 Marktvormen en marktkenmerken Uit: Economisch bekeken 8 e druk derde klas hoofdstuk 8 6 Marktvormen Bedrijven strijden om de gunst van de consument. Als veel bedrijven een bepaald product leveren, is de concurrentie groot. Maar het kan ook voorkomen dat er maar enkele bedrijven een bepaald product aanbieden. Zij hebben dan meer macht op de markt. In deze paragraaf leer je meer over de verschillende marktvormen. Introductievragen De vragen bereiden je voor op de leertekst. Afb. 38 Een aardappelboer is een aanbieder op de markt voor aardappelen. 1 Boer Johan produceert aardappelen (afb. 38). Dertig jaar geleden had hij nog een klein aardappelbedrijf. Er waren wel honderd andere boeren die ook aardappelen konden leveren aan de klanten van boer Johan. a Boer Johan had dertig jaar geleden veel weinig concurrenten. b Boer Johan had toen veel weinig invloed op de verkoopprijs van de aardappel. Afb. 39 Aardappelen zijn heterogeen: er zijn veel aardappelrassen. 2 De afgelopen dertig jaar zijn er steeds meer aardappelrassen gekomen (afb. 39). In Nederland worden wel tweehonderd aardappelrassen geteeld. Boer Johan besluit om de opperdoezer en de vitabella (een biologische aardappel) te gaan verbouwen. a Voor de consument zijn aardappelrassen wel niet verschillend. Leg je antwoord uit.

28 b Is het voor de consument gemakkelijk om een keuze te maken bij het kopen van aardappelen? Leg je antwoord uit. 4 Stel, de aardappelzetmeelfabrieken blijven stevig met elkaar concurreren en daardoor blijft er in de EU maar één aardappelzetmeelfabriek over. Concurrentie van buiten de EU is er nauwelijks. a Er is nu nog maar _ aanbieder en er zijn _ vragers. b Wat kun je zeggen over de macht van deze aardappelmeelfabriek? Afb. 40 Om een aardappelzetmeelfabriek te beginnen, heb je veel geld nodig. 3 Naast consumptieaardappelen, zoals het bintje, worden er fabrieksaardappelen verbouwd. Deze zijn bestemd voor de aardappelzetmeelindustrie (afb. 40). Aardappelzetmeel is een grondstof voor allerlei producten, zoal toetjes, bioplastic, lijm, noedels en winegums. Toch zijn er in Europa nog maar een paar aardappelzetmeelfabrieken. a Waarom zijn er maar weinig aardappelzetmeelfabrieken? b Op de markt voor aardappelzetmeel zijn er veel weinig aanbieders en veel weinig vragers. Je kunt wel niet gemakkelijk zelf aardappelzetmeel produceren. c Wat betekent het voor de concurrentie op de markt als er maar een paar bedrijven zijn die aardappelzetmeel produceren? c Wat kan hiervan een nadeel zijn voor de consument? Leertekst Markt Een markt is het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. Op een markt strijden aanbieders met elkaar om de gunst van de klant: ze concurreren met elkaar. De omstandigheden waaronder aanbieders met elkaar concurreren, noemen economen een marktvorm. Monopolistische of volkomen concurrentie Er zijn veel aardappelboeren in Nederland. Vroeger leverden zij aan winkels en particulieren en aan fabrieken die aardappelzetmeel verwerken. Er waren veel aanbieders en veel vragers. Op zo n markt kan er monopolistische concurrentie zijn óf volkomen concurrentie. Bij aardappelen gaat het om monopolistische concurrentie. Aardappelboeren produceren eigenheimers, bintjes enzovoort. Tussen deze aardappelsoorten zijn er duidelijke verschillen:

29 het product is heterogeen (afb. 39). Als de producten precies hetzelfde zijn, zijn ze homogeen. Dan wordt er alleen op prijs geconcurreerd en is er volkomen concurrentie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de handel in aandelen van een groot bedrijf. Oligopolie Tegenwoordig zijn er nog maar weinig aardappelzetmeelfabrieken. Zij vormen een oligopolie: er zijn weinig aanbieders en veel vragers. Bij een oligopolie is de toegankelijkheid van de markt vaak beperkt. Je moet beschikken over veel geld en zeer gespecialiseerde kennis om in zo n markt een bedrijf te beginnen (afb. 40). Vaak is bij een oligopolie de transparantie gering (afb. 39). Dat betekent dat het lastig is om inzicht te krijgen in de prijzen en de kwaliteit van alle producten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de tarieven van telefonieproviders of bij de prijzen van dure Zwitserse horlogemerken. Monopolie Als één bedrijf met zijn product de markt beheerst, is er een monopolie. Microsoft, bijvoorbeeld, heeft bijna het monopolie met Windows op de markt voor besturingssystemen. En de Nederlandse spoorwegen hebben in grote delen van Nederland het monopolie op de markt voor het personenvervoer per trein. Er is dan sprake van één aanbieder en veel vragers. Zo n markt is bijna ontoegankelijk. Bij een monopolie is ook de transparantie meestal gering. Marktvormen en marktkenmerken Monopolistische concurrentie, volkomen concurrentie, oligopolie en monopolie zijn marktvormen. Marktkenmerken bepalen op welke wijze ondernemingen met elkaar concurreren. Hoe minder aanbieders, hoe minder concurrentie, en dus hoe sterker de concurrentiepositie van een bedrijf. Ook als de toegankelijkheid beperkt is en de transparantie gering, wordt de concurrentiepositie sterker. Een bedrijf kan dan bijvoorbeeld gemakkelijker de prijs verhogen. Toepassen Afb. 41 De groentemarkt. 5 Bekijk afbeelding 41. a Op de markt worden appels aangeboden. Een appel is een homogeen heterogeen product. Leg je antwoord uit. b Er zijn in een stad veel weinig aanbieders van appels. c Welke marktvorm is er bij de verkoop van fruit en groente. Leg je antwoord uit. 6 Op de markt van afbeelding 41 wordt ook prei verkocht. Voor de meeste consumenten maakt het niet uit waar en van wie ze prei kopen. Voor hen bestaan er geen verschillende rassen of soorten prei. a Wat kun je zeggen over het aantal vragers en aanbieders van prei?

30 b Prei is in de ogen van de meeste consumenten een homogeen heterogeen product. Leg je antwoord uit. c Welke marktvorm is er bij de handel in prei? 7 In Nederland zijn er vooral in de grote steden veel restaurants. Dagelijks worden er restaurants geopend en, helaas, ook gesloten. a Op de markt voor buitenshuis eten zijn er veel weinig aanbieders en veel weinig vragers. b Het is niet al te moeilijk erg moeilijk om een restaurant te openen. De toegankelijkheid is dus groot beperkt. c Wat kun je zeggen van de transparantie op de markt voor buitenshuis eten? Luxe zonnebrillen Twee Italiaanse bedrijven hebben vrijwel de gehele markt voor luxe zonnebrillen in handen. Een Ray-Ban kost rond de 100 euro, een zonnebril van Chanel zo n 300 euro. Armani, Prada, Versace en Burberry schommelen daar tussenin. Alle brillen rollen van de band in dezelfde Italiaanse fabriek van het miljardenbedrijf Luxoticca. De grote concurrent van Luxoticca is Safilo, eveneens een Italiaans bedrijf. Safilo is de producent van brillen van ondermeer Polaroid, Dior, Hugo Boss, Marc Jacobs en Gucci. Afb Bekijk het staafdiagram (afb. 42) en lees de tekst over luxe zonnebrillen (afb. 43). a Welke marktvorm is er bij de productie van luxe zonnebrillen? b De omzet van Luxoticca is groter dan die van Safilo. Hoeveel keer zo groot? c Welke marktkenmerken heeft de markt voor luxe zonnebrillen? d Gucci kondigde in 2014 aan dat het zijn zonnebrillen zelf gaat maken. Waarom daalde de waarde van het bedrijf Safilo hierdoor op de beurs? Afb. 42 De omzet van de twee grootste producenten van luxe zonnebrillen (2013).

31 9 In Nederland hebben de drie grootste supermarkten meer dan 50% van de levensmiddelenmarkt in handen. De supermarkten houden elkaar goed in de gaten. Als één supermarkt gaat stunten met prijzen, verlagen de andere hun prijzen ook. Zo kan een prijzenoorlog ontstaan. a Welke marktvorm is er bij de supermarkten? 11 Zet de vier marktvormen op de juiste plaats in de tabel. b Leg uit dat de consument in eerste instantie profiteert van een prijzenoorlog tussen supermarkten. Aantal aanbieders veel weinig Homogene producten Heterogene producten één c Leg uit dat de consument op den duur nadeel kan hebben van een prijzenoorlog. 12 Zet de vier marktvormen op de juiste plaats in de tabel. (Gebruik de leertekst.) Toegankelijkheid groot beperkt 10 Vroeger had KPN Telecom een monopolie op de markt voor telefoondiensten. Nu zijn er verschillende aanbieders. a Noem een aantal andere aanbieders op de markt voor telefoondiensten. b Geef twee voordelen voor de consument van deze verandering van marktvorm. Afb. 44 Er worden steeds meer maaltijden via internet aangeboden. 13 Er worden steeds meer producten verkocht via internet. Lekker Thuis, bijvoorbeeld, verkoopt en bezorgt maaltijden. Ook handig als er geen restaurant in de buurt is. Welke twee marktkenmerken veranderen als bedrijven internet gaan gebruiken voor zo n maaltijdservice?

32 Bijlage 2 Antwoorden

33 Primaire en secundaire behoeften, gebruiks- en verbruiksgoederen, begrip schaarste, welvaart en welzijn. 1 a Bijv.: Het zijn alle drie noodzakelijke producten waar je niet buiten kunt. b Bijv.: Hij kan ook met het openbaar vervoer reizen. 10 a Tot de primaire behoeften, want je kunt niet zonder eten. b Een verbruiksgoed, want je kunt het maar één keer gebruiken. Welvaart en welzijn 9 a B (te kopen bij een bedrijf) b De welvaart daalt. (Mensen kunnen minder kopen om in hun behoeften te voorzien.) c Het welzijn daalt. (Mensen kunnen bijvoorbeeld niet voorzien in hun behoefte aan werk.) 10 a miljard = 10 miljard b 10 : = 2% c = 98

34 Samengestelde interest 1 a Internetspaarrekening Jaar Saldo 1 januari Rente Saldo 31 december , , ,13 131, ,46 Spaardeposito Jaar Saldo 1 januari Rente Saldo 31 december , , ,12 170, ,52 b Bijv.: Ze heeft het geld misschien binnen vijf jaar nodig. Rekenen met samengestelde interest Simone: Jaar Spaarbedrag op 1/1 Rente Spaarbedrag op 31/ ,50 772, ,50 23,18 795, ,68 23,87 819, ,55 24,59 844,14 Met hoeveel procent is het spaarbedrag van Simone tussen 1 januari 2013 en 31 december 2016 toegenomen? Rond af op één decimaal. 844, = 94,14; 94,14 : = 12,6% Erduan: Jaar Spaarbedrag op Rente Spaarbedrag op 31/12 1/ ,80 102, ,80 5,68 208, ,48 8,64 317, ,12 11,68 428,80

35 Nationaal inkomen, inkomensverdeling, Lorenzcurve en modaal inkomen 4 a 100% 40% = 60% van het totale inkomen. b Ongeveer 50%. c Ongeveer 50%. 10 a Ongeveer 2% door de armste 10% van de huishoudens? Ongeveer 25% door de rijkste 10% van de huishoudens. b Ongeveer 12%. c Ongeveer 100% 47% = 53%. 11 a Aantal huishoudens: 7,438 : = 0,7438 miljoen. Zij verdienden: 263 miljard : 100 2,1 = miljoen : 0,7438 = b Bijv.: een mbo-student op kamers, een bijstandsgerechtigde met een korting op de uitkering Aantal huishoudens 0,7438 miljoen. Zij verdienden ,2 = 24,8% van het inkomen. Dat is 263 miljard : ,8 = miljoen : 0,7438 = A-merken, B-merken, huismerken, productaansprakelijkheid, de zes p s, het vergelijkend warenonderzoek 3 a Bijv.: Klanten gaan naar een andere winkel als ze niet vakkundig geholpen worden. b Bijv.: Veel ruimte om de toestellen te bekijken, de mogelijkheid om de toestellen uit te proberen. 7 a Merkreclame b Een A-merk. Het is een zeer bekend merk dat overal verkocht wordt. c Bijv.: CocaCola is een bekend merk. Iedereen kent het product. Bezettingsgraad en productiecapaciteit, economische groei, crisis en recessie 7 a Mechanisering. Er zijn mensen nodig om de machine te bedienen. b c : 100 = 500 thuispellers : 7 = kilo garnalen per week d 4 miljoen : 52 = : 7 = a kilo garnalen b = kilo c : = 20% d GPC Kant heeft elke week kosten voor de pelmachine, ook al pelt deze bijna geen garnalen.

36 Rekenen met onderbezetting fietsenfabriek: Onderbezetting: = 10 stuks. Bezettingsgraad: (10 : 50) 100 = 20%. motorfietsenfabriek: Onderbezetting: 50 5 = = 40 stuks. Bezettingsgraad: (40 : 250) 100 = 16% fietsenfabriek, maand maart: Onderbezetting: 50 5 = : 12 = = 133 Bezettingsgraad: (133 : 1083) 100 = 12,3% spaarlampenfabriek: Onderbezetting: = : 2 = = lampen. Bezettingsgraad: ( : ) 100 = 3,7%. De ondernemingsvormen 1 a Bijv.: Het plan vereist dat er goederen / diensten verkocht worden, en dat gebeurt in een onderneming. / Banken geven voor zo n plan alleen een lening aan ondernemingen. b = Bijv.: Hoe kom je aan voldoende geld? Aan welke regels moet mijn onderneming voldoen? Wat moet je doen als je een onderneming wilt starten? 3 a Bijv.: De bank wil nauwkeurige informatie voordat ze iemand geld leent. b Bijv.: De bank is bang geld te verliezen als de onderneming geen succes wordt. 4 a vof, nv, bv b De bv. Bij een vof kan Salo meer dan verliezen; een nv is voor ondernemingen met veel aandeelhouders. c Eigen antwoord.

37 5 a Maartje verkoopt wel een product, en ze streeft wel naar winst. Ze heeft meerdere opdrachtgever(s). Ze kan haar werkzaamheden wel naar eigen inzicht uitvoeren. Als ze een kapsalon begint is ze wel ondernemer. b A Amina schrijft dagelijks krantenartikelen en verkoopt die aan regionale kranten. 6 a Ja, er zijn hartpatiënten die snel geholpen moeten worden. b Bijv.: Door ziekenhuizen, medische centra, artsen te benaderen. c Bijv.: het produceren van de drones, de AED s, een kantoor met inrichting, marketingactiviteiten d Bijv.: presentaties houden bij ziekenhuizen; verkoop via internet, aanbieden van extra service aan klanten. 7 a vennootschapsbelasting b derde jaar: : = ; vierde jaar: : = ; : = ; totaal vierde jaar: a Een onderneming waarvan één persoon de eigenaar is. b Ja. c Hij wil niet aansprakelijk zijn voor de schulden bij een faillissement. Hij wil minder belasting betalen over de winst. d Bijv.: Centraal in een wijk waar veel mensen wonen, met voldoende parkeergelegenheid dichtbij. 9 a een bewijs van eigendom van een onderneming b Bij een nv is het aantal aandeelhouders het grootst. Bij een nv kan iedereen een aandeel kopen. c Schuldeisers kunnen alleen het vermogen opeisen dat in het bedrijf zit. 10 a Als Salo een stichting start, is hij lid van het bestuur. Hij kan dan voor zijn werk wel loon krijgen, maar geen extra inkomsten als er winst wordt gemaakt. b Bijv.: Hij kan dan makkelijker aan geld komen door schenkingen en subsidies. 11 a 12 ongeveer 500 = ongeveer b = c 2013: (700 12) = ; = ; : = 28,9%. Dus: 25 tot 30%. d Dat is gunstiger dan in 2013: de aantallen faillissementen en stoppers nemen af. Markten en prijsvorming 1 a De vraag is = 300 kilo groter dan het aanbod. b c De prijs stijgt. 2,50 per 500 gram

38 2 a Bijv.: Bij 3 vragen ze 600 kilo in plaats van 300 kilo aardbeien. b De prijs stijgt tot 3,50 per 500 gram. 3 a Bijv.: Ze boden eerst 350 kilo aan voor 3 per 500 gram en nu 500 kilo. b De prijs daalt tot 2 per 500 gram. 4 a De vraaglijn laat zien dat door een prijsstijging de vraag daalt. b De verandering van de vraaglijn laat zien dat door een grotere vraag de prijs stijgt. c De aanbodlijn laat zien dat door een prijsstijging het aanbod stijgt. d De verandering van de aanbodlijn laat zien dat door een groter aanbod de prijs daalt. 5 de supermarkt, de groentespeciaalzaak 6 a, b en c: in het antwoord komt nu links parallel aan de rode vraaglijn een nieuwe gestippelde vraaglijn. De gegevens: bij een prijs van 1 euro is de vraag 450, bij 2 is de vraag 250 en bij 3 is de vraag 50. Vanuit het nieuwe snijpunt tussen de gestippelde vraaglijn en de aanbodlijn gaat een afleeslijn naar de y-as en een naar de x-as. Bij de y-as staat evenwichtsprijs (bij 2) en bij de x-as evenwichtshoeveelheid (bij 250 kilo). d e Bijv.: De inkomens dalen. De behoefte aan een product daalt. / De behoefte aan een product daalt. Door minder reclame. 7 a, b en c: (correcte afbeelding nog niet gereed) In het antwoord komt nu links parallel aan de groene aanbodlijn een nieuwe gestippelde aanbodlijn. De gegevens: bij een prijs van 1,50 is het aanbod 50, bij 3 is het aanbod 200 en bij 3,50 is het aanbod 250. Vanuit het nieuwe snijpunt tussen de gestippelde vraaglijn en de aanbodlijn gaat een afleeslijn naar de y-as en een naar de x-as. Bij de y-as staat evenwichtsprijs (bij 2) en bij de x-as evenwichtshoeveelheid (bij 250 kilo). d Bijv.: De winst daalt door stijgende grondstoffenprijzen of stijgende andere kosten. e Nee, want de invloed van die prijsdaling wordt door de bestaande aanbodlijn weergegeven.

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen

Nadere informatie

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3 H1 & H2 Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 967 woorden 6 november 2016 7,3 6 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1: Wat voor inkomen heb je? Inkomsten die je ontvangt kunnen verschillen

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8 Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8 De markt, marktsector en particuliere sector het zijn alle drie benamingen die

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie 1 Thema 1 Pizzeria Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven je hoofd.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden. Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 1 Nog niet zo lang geleden had je als boer te maken met een melkquotum. Een melkquotum betekent dat je een maximale hoeveelheid

Nadere informatie

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN 1 Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

6,3. Samenvatting door S. 864 woorden 16 mei keer beoordeeld. Praktische economie. KvK: helpt bedrijven (bij opstarten) en voert wetten uit

6,3. Samenvatting door S. 864 woorden 16 mei keer beoordeeld. Praktische economie. KvK: helpt bedrijven (bij opstarten) en voert wetten uit Samenvatting door S. 864 woorden 16 mei 2015 6,3 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie KvK: helpt bedrijven (bij opstarten) en voert wetten uit Adviseren startende onderneming (m.b.v.

Nadere informatie

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als: Samenvatting door een scholier 886 woorden 20 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economisch bekeken Marketingmix bestaat uit 6 P's Prijsbeleid Plaatsbeleid Productbeleid Promotiebeleid Presentatiebeleid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1.

Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1. Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1.10 Als jij een baan hebt naast je schoolwerk, ben je waarschijnlijk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Kees begint voor zichzelf (of niet)! Kees begint voor zichzelf (of niet)! Bij de beantwoording van de vragen 10 tot en met 14 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 6 in de bijlage. Deze staat helemaal onderaan Kees Baving is ontslagen.

Nadere informatie

2COLLEGE RUIVEN. Lesbrief Marketing. Consumptie. PSB en JKH

2COLLEGE RUIVEN. Lesbrief Marketing. Consumptie. PSB en JKH 2COLLEGE RUIVEN Lesbrief Marketing Consumptie PSB en JKH 2016-2017 Deze lesbrief geeft extra informatie over Marketing die je nodig hebt voor je PTAtoetsen en eindexamen. De lesbrief is onderdeel van exameneenheid:

Nadere informatie

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Basiskennis Ondernemerschap Voorbeeldexamen Belangrijke informatie Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Dit voorbeeldexamen bestaat

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen).

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen). Basiskennis Ondernemerschap Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 1.1 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 1 In Alkmaar wordt elke vrijdag een kaasmarkt gehouden. De kazen worden aangeleverd door de producenten

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 4e klas GT

Hoofdstuk 5 4e klas GT Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Monique Kroon 27 juni 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/80430 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Hoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1

Hoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1 Hoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1 Als je in de examenklas van het vmbo zit, woon je waarschijnlijk nog thuis.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8 Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april 2016 6 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting hoofdstuk 8 Een markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar treffen.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 4e klas GT

Hoofdstuk 5 4e klas GT Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Monique Kroon 27 June 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/80430 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw. Samenvatting door Sem 1018 woorden 25 januari 2018 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie hoofdstuk 3 + 4 + 5 Paragraaf 3.1 Kamer van Koophandel (KvK): hier

Nadere informatie

Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners.

Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners. EC 01. EEN KAMER HUREN IN LEIDEN. Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners. Vermoedelijk blijft het aanbod van kamers achter bij de vraag, waardoor er gemakkelijk prijsopdrijving

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking

Nadere informatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

Economie Module 2 & Module 3 H1 Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken Hoofdstuk 1 arbeid budgetlijn categoriale huishouden kapitaal kapitaalgoederen loonquote natuur ondernemerschap overdrachtsinkomens overig-inkomensquote participatiegraad primair inkomen productiefactoren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt & Overheid

Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting door S. 1169 woorden 25 april 2017 7,6 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: De telefoniemarkt Markt van volledige concurrentie /

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Slagvaardig met geld!

Slagvaardig met geld! Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. Slagvaardig met geld! 1 maximumscore 2 voorbeelden van juiste voordelen: Hij kan het drumstel direct kopen (en gebruiken). Hij

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie 5.1 Aan de slag! Arbeid = werk Vacature = een advertentie voor een baan geplaatst door een werkgever Solliciteren = jezelf voorstellen / presenteren aan een werkgever Sollicitatiebrief = jezelf voorstellen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2017 woorden 10 december 2004 7,4 24 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent H1 De klant 1.1 Het marktaandeel Het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1500 woorden 30 mei 2006 6,8 66 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1, de arbeidsmarkt op. Aanbod van arbeid

Nadere informatie

Rekenmodule procenten Pagina 1

Rekenmodule procenten Pagina 1 % Rekenmodule procenten Pagina 1 Inleiding Omdat gebleken is dat nog niet iedereen van jullie helemaal thuis is in procenten gaan we het nu hebben over dit onderwerp. Met behulp van deze module proberen

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt De perfect werkende markt is een model dat beschrijft hoe markten het meest optimaal zouden functioneren. Bij het bestuderen van echte markten

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod 1. Studeer opnieuw de leerstof van vraag en aanbod in. Tracht steeds zeer inzichtelijk te studeren: ga na dat je alle redeneringen die we in de klas / cursus maakten snapt.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Rekenmodule procenten Pagina 1

Rekenmodule procenten Pagina 1 % Rekenmodule procenten Pagina 1 Rekenmodule procenten Pagina 2 Inleiding Omdat gebleken is dat nog niet iedereen van jullie helemaal thuis is in procenten gaan we het nu hebben over dit onderwerp. Met

Nadere informatie

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag?

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag? Eindtoets hoofdstuk 1 Kopen doe je zo (CONSUMEREN) 1.3 Ik spaar, leen en beleg mijn geld 1 REDENEN OM TE SPAREN Hier staan zes mensen die sparen: Linda zet geld opzij voor haar vakantie Roy belegt in aandelen

Nadere informatie

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct. Samenvatting door G. 1151 woorden 21 januari 2015 7,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Paragraaf 3: 3.1: Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten. Een product

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1471 woorden 5 januari keer beoordeeld. Economie 1.1 t/m 1.6

Samenvatting door een scholier 1471 woorden 5 januari keer beoordeeld. Economie 1.1 t/m 1.6 Samenvatting door een scholier 1471 woorden 5 januari 2011 5 7 keer beoordeeld Vak Economie Economie 1.1 t/m 1.6 1.1 Waarom een eigen bedrijf? * Je denkt het gat in de markt te hebben gevonden. nieuw idee,

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

[zelf op te maken en in te vullen > denk hierbij aan het tonen van een foto en/of logo van de bank, je naam etc.

[zelf op te maken en in te vullen > denk hierbij aan het tonen van een foto en/of logo van de bank, je naam etc. Beschrijving Deze gastles gaat over inzicht krijgen in je inkomen en uitgaven. Jongeren moeten zorgen dat ze inkomen hebben. Anders is het lastig om een eigen leven in te vullen. Zakgeld, kleedgeld, baantje,

Nadere informatie

Eindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II

Eindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. MINpunten 1 maximumscore 1 2 / 6 x 100 % = 33,3% 2 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste reden: Klantenbinding:

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Samenvatting Economie H1 t/m H3

Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting door J. 1711 woorden 28 oktober 2012 7,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Samenvatting Module 1 Hoofdstuk 1 t/m 3. Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting door J. 1369 woorden 10 februari 2014 5,5 2 keer beoordeeld Vak Economie 3.1 a -werken als werknemer: in dienst van bedrijf, solliciteren

Nadere informatie

UIT loonruimte en AIQ v1.1

UIT loonruimte en AIQ v1.1 Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak.

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak. Samenvatting M&O Hoofdstuk 12 Samenvatting door X. 2142 woorden 27 september 2015 9,3 2 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Een organisatie heeft te maken

Nadere informatie

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken.

Nadere informatie

Ondernemingsvormen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/98748

Ondernemingsvormen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/98748 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 22 maart 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/98748 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2008 tijdvak 1 woensdag 28 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 1 tot en met 22 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1948 woorden 17 november 2009 7,2 12 keer beoordeeld Vak Economie Economie, arbeidsmarkt PTA 2 Hoofdstuk 1; De arbeidsmarkt op. 1.1 op

Nadere informatie

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september 2004 7,9 28 keer beoordeeld Vak Economie Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Een concrete arbeidsmarkt, is een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1330 woorden 15 februari 2011 5,6 39 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie samenvatting hoofdstuk 1. 1.1 Directe ruil =

Nadere informatie

VOORDAT JE START ALS ZZP ER

VOORDAT JE START ALS ZZP ER www.damd.nl Voordat je start als zzp er Voordat je als zzp er gaat starten, is het verstandig om na te gaan of je inderdaad ondernemer wil zijn. Dit kun je doen door aan jezelf vragen te stellen als: zie

Nadere informatie

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar

Nadere informatie