Laagland Archeologie Rapport 202. Ampenseweg (nabij 4), Lochem gemeente Lochem (GD).

Transcriptie

1 Laagland Archeologie Rapport 202 Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Ampenseweg (nabij 4), Lochem gemeente Lochem (GD). oktober 2018 Versie 1.1 (definitief) In opdracht van: Kronos Solar Projects GmbH

2 7 Colofon Laagland Archeologie Rapport 202 Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Ampenseweg (nabij 4) te Lochem, gemeente Lochem (GD) Auteur: J.H.M. de Raad en J.J.A. Wijnen In opdracht van: Kronos Solar Projects GmbH Foto s en tekeningen: Laagland Archeologie Status rapport: Versie 1.1 (definitief) Controle:E.W. Brouwer Autorisatie: E.W. Brouwer ISSN Laagland Archeologie V.O.F Virulyweg 21F 7602 RG Almelo info@laaglandarcheologie.nl KvK-Nummer: Laagland Archeologie V.O.F, Almelo, oktober 2018 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Laagland Archeologie V.O.F. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

3 Samenvatting Laagland Archeologie heeft in oktober 2018 een Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Ampenseweg (nabij 4) te Lochem. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure vanwege het voornemen op het terrein een zonnepark aan te leggen. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Hiertoe zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld (zie paragraaf 3.2). Het plangebied ligt in een zone met gras- en akkerland. Op basis van het bureauonderzoek worden resten verwacht uit de periode neolithicum tot en met de middeleeuwen. Het verkennende booronderzoek had tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Uit het booronderzoek blijkt dat het westelijk deel van het plangebied is verstoord tot gemiddeld 80 cm -Mv. Op het oostelijk deel van het plangebied is voornamelijk een intact plaggendek met meestal een rest van een begraven podzolgrond en plaatselijk een cultuurlaag aanwezig. In een zuidelijke strook daarvan zijn voornamelijk intacte afzettingen aangetroffen van een beekoverstromingsvlakte met een heterogene opbouw bestaande uit voornamelijk humeuze zandlagen, leemlagen en plaatselijk een matig humeuze, sterk siltige kleilaag en broekveen. In deze afzettingen is een plaatselijk, mogelijk antropogeen fenomeen aangetroffen bestaande uit grijs, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand met veel houtresten, wat plantenresten en enkele gebroken hazelnootschilletjes. Vanwege de diepe verstoring van het westelijke bouwlandperceel adviseren we daar geen vervolgonderzoek uit te voeren en dit bouwlandperceel vrij te geven. Vanwege de intacte bodemopbouw van oude bouwlanden met een plaggendek en de aangrenzende beekoverstromingsvlakte wordt voor het oostelijk deel van het plangebied een proefsleuvenonderzoek geadviseerd volgens KNA-protocol 4003 (IVO-P). In overleg met de archeologisch adviseur van de gemeente Lochem kan naar slimme oplossingen gekeken worden om tot een beperking van de bodemingrepen te komen, zoals de toepassing van betonvoeten en/of door het bovengronds leggen van de kabels, zodat mogelijk van een archeologisch vervolgonderzoek afgezien kan worden. De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Lochem, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, mevr. N.F.H.H. Vossen (Stedendriehoek). Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog.

4 Samenvatting 5 1 Inleiding Aanleiding onderzoek Afbakening plan- en onderzoeksgebied Administratieve gegevens Huidige situatie en toekomstig gebruik Geplande verstoring Gemeentelijk beleid Onderzoeksdoel 11 2 Voorgaand onderzoek 12 3 Veldonderzoek Beschrijving onderzoeksmethodiek Vraagstelling resultaten: lithologie, lithogenese en bodemontwikkeling Resultaten: archeologie 15 4 Conclusie en verwachting 16 5 Selectieadvies 18 literatuur 19 BIJLAGE 1 AMZ-cyclus BIJLAGE 2 Archeologische perioden BIJLAGE 3 Boorpuntenkaart veldonderzoek BIJLAGE 4 Advieskaart met zonering verstoringsdiepten BIJLAGE 5 Boorstaten veldonderzoek

5 HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING ONDERZOEK De aanleiding voor het onderzoek vormt de geplande bouw van een zonnepark aan de Ampenseweg (nabij 4) te Lochem, gemeente Lochem (GD). Hiertoe is een bestemmingsplanwijziging vereist. De gemeente Lochem heeft een eigen archeologiebeleid. Op basis van het bestemmingsplan dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden om aan te tonen dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door de geplande bouwactiviteiten. 1.2 AFBAKENING PLAN- EN ONDERZOEKSGEBIED Het plangebied betreft de Ampenseweg (nabij 4) in Lochem, gemeente Lochem (GD), zie onderstaande afbeelding. 7

6 Afbeelding 1. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied. Het plangebied heeft een omvang van m 2. Het plangebied is tevens het onderzoeksgebied. 1.3 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Provincie Gemeente Plaats Gelderland Lochem Lochem Toponiem Ampenseweg (nabij 4) Laagland Archeologie projectnummer LOAM1801 Datum conceptrapportage Datum definitief rapport XY-coördinaten / / / / Oppervlakte/lengte plangebied m 2 (8,88 Hectare) 8

7 Kaartblad 34A Onderzoeksmeldingsnr AMK-terrein Vondstmeldingsnr. Type onderzoek Opdrachtgever Bevoegde overheid Adviseur namens bevoegde overheid Beheer documentatie Uitvoerder Projectleider Tabel 1. Objectgegevens. n.v.t. n.v.t. Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Kronos Solar Projects GmbH Gemeente Lochem Regioarcheoloog stedendriehoek Mevr. N. Vossen 7300 ES Apeldoorn / N.vossen@apeldoorn.nl Bibliotheek RCE archief Laagland Archeologie vof Laagland Archeologie V.O.F. Virulyweg 21F 7602 RG Almelo J.J.A. Wijnen, senior KNA prospector Ruysdaelbaan DL Eindhoven Jeroen.wijnen@laaglandarcheologie.nl 1.4 HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIG GEBRUIK Het plangebied is momenteel in gebruik als gras- en akkerland. In de toekomst wordt er een zonnepark aangelegd. Een veld met zonnepanelen (afbeelding 2) worden aangelegd op een heipaalconstructie. Rondom het terrein wordt een op heipalen rustend hekwerk aangelegd en er worden drie transformatiehuisjes en een centraal station gebouwd. 9

8 Afbeelding 2. Toekomstig situatie van het plangebied. 1.5 GEPLANDE VERSTORING De ingrepen vinden plaats binnen het plangebied. De geplande verstoringen zullen worden veroorzaakt door de heipalen, nieuwbouw van de transformatorhuisjes en centraal station en de aanleg van kabels middels sleuven. De verstoringsdiepte zal dieper dan 30 cm beneden het maaiveld bedragen. Onderstaande tabel toont de geplande omvang van de verstoringen: Tabel 1. Overzicht verstoring (bron: Halverstad, 2018). 10

9 1.6 GEMEENTELIJK BELEID De gemeente Lochem heeft een Paraplubestemmingsplan Archeologie vastgesteld. 1 Daarin heeft het plangebied grotendeels een Waarde Archeologie 5 (hoge archeologische verwachting), deels een Waarde Archeologie 6 (middelmatige archeologische verwachting) en deels een Waarde Archeologie 7 (lage archeologische verwachting). De vrijstellingsgrenzen zijn 30 cm (verstoringsdiepte) en 250 m² (verstoringsomvang) voor Waarde Archeologie 5, 30 cm en 1000 m² (Waarde Archeologie 6) en 30 cm en 2500 m² (Waarde Archeologie 7). De geplande werkzaamheden gaan deze grenzen overschrijden, zodat archeologisch onderzoek noodzakelijk is. 1.7 ONDERZOEKSDOEL In een eerder stadium is reeds een Bureauonderzoek geschreven door senior KNAarcheoloog R.N. Halverstad. 2 Het hier beschreven onderzoek is een vervolg hierop en dient om het archeologisch bureauonderzoek opgestelde verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Aan de hand daarvan kan er voor het plangebied een gespecificeerd verwachtingsmodel worden opgesteld dat gedetailleerd en nauwkeuriger is dan een verwachtingsmodel dat is gebaseerd op bronnen en globalere bodem- en geomorfologische kaarten. 1 Ruimtelijkplannen.nl 2 Halverstad 2018,

10 HOOFDSTUK 2 VOORGAAND ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de in het bureauonderzoek aangehaalde gegevens en opgestelde archeologische verwachting kort samengevat. Het plangebied ligt op de overgang van een gebied met dekzandruggen naar een beekdal. Door hun hoge ligging vormden de dekzandruggen, in combinatie met de nabijheid van het beekdal, een gunstige locatie voor kampementen van jagers/verzamelaars en voor nederzettingsterreinen van landbouwers. Indien er sprake is geweest van activiteit op de dekzandruggen, dan kunnen in het lager gelegen beekdal beekgerelateerde resten worden verwacht. Voorbeelden hiervan zijn resten die verband houden met jacht, visvangst, afvaldumps en rituele deposities. In de lager gelegen delen van het plangebied die op de overgang naar het beekdal lijken te liggen, kunnen dergelijke resten ook worden aangetroffen. Vanwege de bekende archeologische waarden uit het Neolithicum en de Middeleeuwen op dekzandruggen en in het beekdal ten zuiden van het plangebied, wordt de kans op het aantreffen van resten uit deze periode hoog geacht. Ook al heeft het plangebied ook in de overige perioden een gunstige (tijdelijke) nederzettingslocatie heeft gevormd, toch zijn uit deze perioden geen archeologische waarden bekend binnen een straal van circa 500 m van het plangebied. De kans op het aantreffen van resten uit deze perioden wordt daarom middelhoog geacht. De mogelijk aanwezige resten op de dekzandruggen worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onder in het esdek. Archeologische sporen worden verwacht tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. 3 3 Vrijwel letterlijk overgenomen uit Halverstad

11 HOOFDSTUK 3 VELDONDERZOEK 3.1 BESCHRIJVING ONDERZOEKSMETHODIEK Het veldonderzoek heeft tot doel om meer inzicht te verkrijgen in de fysische situatie in het plangebied. Het dient de in het plangebied aanwezige bodems, de mate van verstoring en de aanwezigheid van potentiële archeologische niveaus in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan er voor het plangebied een gespecificeerd verwachtingsmodel worden opgesteld dat gedetailleerder en nauwkeuriger is dan een verwachtingsmodel dat louter gebaseerd is op bronnen en globalere bodem- en geomorfologische kaarten. Het veldonderzoek bestond uit het zetten van 54 verkennende boringen. De boorpunten zijn ingemeten aan de hand van topografische kenmerken. De 54 verkennende boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boorkernen zijn visueel geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren. Het bodemprofiel is beschreven volgens de norm NEN 5104 en ASB. De NAPmaaiveldhoogtes van de boringen zijn ontleend aan het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2) en de aanname dat het bouwpeil meestal 10 cm hoger ligt dan het maaiveld. De profielbeschrijvingen zijn uitgewerkt in het programma Boorstaten! 4 en opgenomen in Bijlage 3. De boorpuntenkaart met de posities van de boringen is opgenomen in Bijlage VRAAGSTELLING De volgende onderzoeksvragen zijn richtinggevend voor het uit te voeren verkennend booronderzoek:

12 wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventuele antropogene bodemhorizonten ter plaatse van het plangebied? wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? tot welke diepte is sprake van een recente bodemverstoring? 3.3 RESULTATEN: LITHOLOGIE, LITHOGENESE EN BODEMONTWIKKELING Het plangebied bestaat aan de westzijde uit een groot bouwlandperceel en ten oosten uit een nog grotere oppervlakte aan weiland (zie Afbeelding 3 en Bijlage 3). Volgens de eigenaar van het bouwlandperceel is na de zomer van 1976 gediepploegd tot ca. 80 cm Mv om de grond te verbeteren. Afbeelding 3. Situatie van het plangebied. 14

13 In het plangebied bestaat de natuurlijke ondergrond uit lichtgeel, zeer fijn zand met meestal enkele fijne grindjes of zelfs enkele lagen met fijn grind (ten dele verspoeld dekzand). In een aantal boringen was het dekzand lichtgeel en bruin of oranjebruin gevlekt vanwege bodemvorming (BC-horizont). In een strook in het zuidelijk deel (boring 2, 4, 5, 8, 10 en 11) van het plangebied zijn afzettingen aangetroffen met een meer heterogene bodemopbouw. Zo zijn afzettingen aangetroffen bestaande uit zwak siltig, zeer fijn zand met soms een fijn grindje, dat vaak zwak humeus of matig humeus is, al dan niet met enkele kleibandjes en/of plantenresten. Verder zijn leemlagen al dan niet zwak humeus en/of met wat plantenresten. In boring 5 is tevens een matig humeuze, sterk siltige kleilaag aangetroffen. In boring 11 is op 110 cm Mv donkerbruin broekveen aanwezig met op 180 cm Mv aan de basis een grindbandje. Dit grindbandje kan gezien worden als basisgrind van een beekbedding, waarvan de restgeul later is dichtgegroeid met veen. Het veen is later weer afgedekt in een beekoverstromingsvlakte met voornamelijk zwak humeuze zand en leemlagen. Verder is in de beekoverstromingsvlakte een bruine of grijsbruine, zwak humeuze A-horizont aangetroffen bestaande uit zeer fijn, zwak siltig zand of sterk zandige leem. In overeenstemming met de mededeling van de eigenaar van het bouwlandperceel is de bodemopbouw van de bovengrond verstoord. De diepte van deze verstoring varieert van 40 tot 100 cm Mv, maar ligt gemiddeld op ca. 80 cm. Het verstoorde pakket dat overwegend op dit bouwlandperceel voorkomt bestaat uit donker grijsbruin, gevlekt, zwak siltig, zeer fijn zand met daarin vaak zandbrokken. Verder zijn plaatselijke verstoringen aangetroffen in het weiland, met name in de zuidelijke strook (boring 6, 9 en 12). In boring 7 en 34 zijn tot respectievelijk 110 en 180 cm Mv slootvullingen bestaande uit een waterbodem en een slootdempingspakket aanwezig. Op het bouwlandperceel zijn op drie locaties onder een verstoorde humeuze bovengrond resten van een begraven podzolbodem aangetroffen op 40 à 70 cm -Mv (boring 21, 43 en 49). In boring 13, 15 t/m 19, 28 t/m 31 en 33 (allemaal in het weiland) zijn de bodemhorizonten van een afgetopte en afgedekte podzolgrond aangetroffen onder een plaggendek van 50 à 90 cm dikte. Het plaggendek bestaat in het algemeen uit donkerbruin, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand. In boring 14 en 26 is een cultuurdek aangetroffen onder het plaggendek op respectievelijk 60 en 70 cm Mv. De resten van begraven podzolgronden bestaan uit een of meerdere horizonten. In boring 33 is een licht verstoorde E-horizont aangetroffen onder een 50 cm dik plaggendek. In de meeste gevallen met een begraven rest van een podzolbodem is een Bhs-horizont en/of BC-horizont aanwezig. 3.4 RESULTATEN: ARCHEOLOGIE Bij het verkennend booronderzoek zijn relatief weinig archeologische indicatoren aangetroffen. In de bouwvoor van boring 8, 9, 14 en 49, het plaggendek van boring 20 en 26 en in de verstoorde humeuze bovengrond van boring 22 is een enkele baksteenspikkel aangetroffen. Wat baksteen is in het plaggendek van boring 20 aanwezig en in het plaggendek van boring 19 is één enkele verbrande leemspikkel aangetroffen. Een enkele houtskoolspikkel is aangetroffen in de A-horizont in boring 10 van de beekoverstromingsvlakte. In boring 10 is verder op 85 cm Mv een fenomeen aangetroffen in een 85 cm dik pakket grijs, zwak humeus, zwak siltig zand dat ook een antropogene herkomst kan hebben. In dit pakket zijn veel houtresten en wat plantenresten aanwezig met enkele gebroken hazelnootschilletjes. 15

14 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIE EN VERWACHTING De vraagstelling zoals weergegeven in paragraaf 3.2 kan nu als volgt beantwoord worden. wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? Op 50 à 180 cm Mv zijn meestal lichtgele, zwak siltige, zeer fijne zanden aanwezig met een enkel grindje tot enkele fijne grindlagen. Het betreft verspoelde dekzanden uit het Laat-Pleistoceen. In de zuidelijke strook zijn heterogene afzettingen van een beekoverstromingsvlakte aangetroffen uit het Holoceen. De beekdalafzettingen bestaan meestal uit grijs, bruingrijs, zwak humeus zand, donker grijsbruine en bruingrijze (zwak humeuze), licht bruingrijze en licht grijsgroene leemlagen en plaatselijk broekveen en een donker bruingrijze, matig humeuze, sterk siltige kleilaag. wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventuele antropogene bodemhorizonten ter plaatse van het plangebied? Het plaggendek bestaat in het algemeen uit donkerbruin, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand en heeft een dikte variërend tussen 50 en 90 cm. Op 40 à 90 cm Mv zijn horizonten aangetroffen van een afgedekte (rest) van een podzolgrond. In de meeste boringen met een begraven rest van een podzolbodem is donkerbruin of oranjebruin, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand aangetroffen van een Bhs-horizont. De BChorizont is lichtgeel met bruine of oranjebruine vlekken. In boring 14 en 26 is een cultuurdek aangetroffen onder het plaggendek op respectievelijk 60 en 70 cm Mv. Het cultuurdek bestaat uit licht grijsbruin, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand. Verder is in de beekoverstromingsvlakte een bruine of grijsbruine, zwak humeuze A-horizont aangetroffen bestaande uit zeer fijn, zwak siltig zand of sterk zandige leem. wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? Voor de beschrijving van de aard van het plaggendek zie hierboven. Het plaggendek van 50 à 90 cm dikte is mede ontstaan door plaggenbemesting vanaf de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd. Onder dit plaggendek is plaatselijk een cultuurdek aangetroffen. tot welke diepte is sprake van een recente bodemverstoring? Het bouwlandperceel op het westelijk deel van het plangebied is overal verstoord tot gemiddeld 80 cm Mv. Daar zijn op slechts enkele plaatsen resten van een begraven podzolbodem gevonden. Verder zijn plaatselijke verstoringen aangetroffen in het 16

15 weiland, met name in de zuidelijke strook (boring 6, 9 en 12). In boring 7 en 34 zijn tot respectievelijk 110 en 180 slootvullingen bestaande uit een waterbodem en een slootdempingspakket aanwezig. 17

16 HOOFDSTUK 5 SELECTIEADVIES In overeenstemming met de mededeling van de eigenaar van het bouwlandperceel op het westelijk deel van het plangebied is de bodemopbouw van de bovengrond verstoord tot gemiddeld 80 cm -Mv. Op het oostelijk deel van het plangebied is voornamelijk een intact plaggendek met meestal een rest van een begraven podzolgrond en plaatselijk een cultuurlaag aanwezig. In een zuidelijke strook daarvan zijn voornamelijk intacte afzettingen aangetroffen van een beekoverstromingsvlakte met een heterogene opbouw bestaande uit voornamelijk humeuze zandlagen, leemlagen en plaatselijk een matig humeuze, sterk siltige kleilaag en broekveen. In deze afzettingen is een plaatselijk, mogelijk antropogeen fenomeen aangetroffen bestaande uit grijs, zwak humeus, zwak siltig, zeer fijn zand met veel houtresten, wat plantenresten en enkele gebroken hazelnootschilletjes. Vanwege de diepe verstoring van het bouwlandperceel adviseren we daar geen vervolgonderzoek uit te voeren en het bouwlandperceel vrij te geven. Vanwege de intacte bodemopbouw van oude bouwlanden met een plaggendek en de aangrenzende beekoverstromingsvlakte wordt voor het oostelijk deel van het plangebied een proefsleuvenonderzoek geadviseerd volgens KNA-protocol 4003 (IVO-P). In overleg met de archeologisch adviseur van de gemeente Lochem kan naar slimme oplossingen gekeken worden om tot een beperking van de bodemingrepen te komen, zoals de toepassing van betonvoeten en/of door het bovengronds leggen van de kabels, zodat mogelijk van een archeologisch vervolgonderzoek afgezien kan worden. De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Lochem, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, mevr. N.F.H.H. Vossen (Stedendriehoek). Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog. 18

17 literatuur Bosch, J.H.A.,2008. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1. Op basis van de Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 5.2. Deltares-rapport 2008-U- R0881/A. Halverstad. R.N., 2018: Zonnepark Ampsenseweg (nabij nummer 4) te Lochem. Bureauonderzoek. Projectnummer: S Leusden. Nederlands Normalisatie-instituut, Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters, Nederlands Normalisatie-instituut Delft. Archeologische databases/internetbronnen Gebruikte kaarten 2016_ortho25. Bron: Geraadpleegd op

18 BIJLAGE 1 AMZ-CYCLUS 20

19 BIJLAGE 2 ARCHEOLOGISCHE PERIODEN 21

20 BIJLAGE 3 BOORPUNTENKAART VELDONDERZOEK 22

21 BIJLAGE 4 ADVIESKAART MET ZONERING VERSTORINGSDIEPTEN 23

22 BIJLAGE 5 BOORSTATEN VELDONDERZOEK 24