Inspectierapport Kindcentrum Poemelke (KDV) Venrayseweg 138c 5928RH Venlo Registratienummer

Transcriptie

1 Inspectierapport Kindcentrum Poemelke (KDV) Venrayseweg 138c 5928RH Venlo Registratienummer Toezichthouder: GGD Limburg-Noord In opdracht van gemeente: Venlo Datum inspectie: Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport:

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Overzicht getoetste inspectie-items Gegevens voorziening Gegevens toezicht Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum van 14

3 Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Het rapport is tot stand gekomen door een onderzoek op basis van risico-gestuurd toezicht. Om meer maatwerk op bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken werken de GGD en in Nederland met een model voor risico-gestuurd toezicht. Dit betekent dat er intensiever geïnspecteerd wordt waar nodig en minder intensief waar gebleken is dat dit kan. Bij risicogestuurd toezicht ligt de nadruk vooral op die zaken die het meest direct bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang. Beschouwing Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over het kinderdagverblijf, volgen de belangrijkste bevindingen. Deze worden elders in het rapport per hoofdstuk verder uitgewerkt. Feiten over kindercentrum Poemelke Kinderdagverblijf Poemelke is een particulier kinderdagverblijf dat is gehuisvest op het Fresh park te Venlo. Het kindercentrum heeft in totaal 32 kindplaatsen ter beschikking (16 kdv en 16 bso). In de praktijk worden er voornamelijk 0-4 jarige kinderen opgevangen. Alleen in de schoolvakanties worden er ook kinderen van 4-12 jaar opgevangen. Ten tijde van de inspectie is er een babygroep van 9 kinderen en een peutergroep van 10 kinderen. Het thema 'knuffels' staat momenteel centraal in de groep. Inspectiegeschiedenis Ten tijde van de vorige inspecties in 2016 en 2015 is er aan de getoetste voorwaarden van het risico-gestuurd toezicht voldaan. Inspectie 2017 Ten tijde van deze inspectie wordt er wederom aan de getoetste voorwaarden conform het risicogestuurd toezicht voldaan. Echter is er wel overleg en overreding toegepast bij domein 2. De houder toont een leerbare en coöperatieve houding. Voor meer gerichte informatie is het van belang de toelichting bij de desbetreffende domeinen. Advies aan College van B&W Geen handhaving. 3 van 14

4 Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'Pedagogisch Klimaat'. Binnen dit domein wordt het volgende onderdeel getoetst: pedagogische praktijk Per aspect worden eerst de feitelijke gegevens beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria. Pedagogische praktijk Veldinstrument observatie kindcentrum (januari 2015). Daarin staan beschrijvingen van de specifieke aspecten waarop wordt geobserveerd. De betreffende letterlijke beschrijvingen uit dit Veldinstrument zijn in de tekst in cursief weergegeven. Emotionele veiligheid Indicator: de beroepskrachten communiceren met de kinderen. De beroepskrachten weten op welke wijze zij kunnen aansluiten op het bioritme en afspraken voor individuele baby's. Er is informatie over iedere baby bekend bij de beroepskrachten. Observatie voorbeeld: op het bord in groep staat duidelijk genoteerd welk dagritme qua eten en slapen bij welke baby hoort. De beroepskrachten noteren de tijden. Daarnaast wordt er digitaal schriftje bijgehouden. Hierin kunnen ouders lezen hoe de dag is verlopen. Eventuele bijzonderheden worden nog eens bij het halen en brengen aangegeven. Dit blijkt ook tijdens de observaties op de groep. De beroepskrachten voeren een gesprekje met ouder over het welzijn van de baby. Verder zijn de beroepskrachten zorgzaam en betrokken bij het gedrag van de baby's, dit blijkt uit de benadering en houding van de beroepskrachten. Persoonlijke ontwikkeling Indicator: De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren de ontwikkeling van (individuele) kinderen. Observatie voorbeeld: de toezichthouder heeft diverse educatieve momenten geobserveerd in het contact tussen de beroepskrachten en de kinderen. Er wordt buiten gespeeld, er wordt een boekje voorgelezen van 'knuf' in het kader van het thema 'knuffels'. Er worden figuren 'gekleid' maar ook pannenkoeken en ijsjes gemaakt. De beroepskracht vraagt aan de kinderen wat ze maken en zo ontstaat er interactie en diverse gesprekjes. Op de babygroep is er veel sprake van één op één aandacht en aansluiten bij het spel van het individuele kind. Er wordt met liedjes gewerkt. Één van de kinderen gaat warm eten 'het liedje smakelijk eten' wordt gezongen. Daarnaast wordt er gewerkt met de observatie methode 'Kijk'. De ontwikkeling van de kinderen wordt met dit systeem geobserveerd en besproken met ouders. Sociale competentie Indicator: De kinderen zijn deel van de groep. De beroepskrachten dragen uit en leven voor, dat de inbreng van alle kinderen en henzelf- er toe doet in de groep. Zij leren kinderen om elkaar te accepteren en te respecteren. Voorbeeld: tijdens de leesactiviteit aan tafel en tijdens het kleien worden de kinderen bewust gemaakt van elkaars aanwezigheid en het feit dat er op elkaar gewacht moet worden. De beroepskracht stimuleert een kindje bijvoorbeeld om iets te vragen aan een ander kindje. 4 van 14

5 Bijvoorbeeld: "<naam kind>, vraag maar aan <naam kind> of je dat even mag lenen of vraag maar of je mee mag spelen." Verder proberen de beroepskrachten de kinderen zoveel mogelijk te betrekken bij groepsactiviteiten. "Kom maar, wil je er ook bij zitten?", dit vraagt de beroepskracht. Verder blijkt bij het buitenspelen dat er spelletjes worden gedaan waarbij ze naar elkaar kijken en proberen allemaal het zelfde te doen. Te denken aan het spelletje: Schipper mag ik over varen? Hoe dan? Normen en Waarden Indicator: beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Voorbeeld: de kinderen worden herinnert aan 'gewoontes', regeltjes, normen en waarden. De beroepskracht vraagt bijvoorbeeld: "Was het gelukt met plassen, heb je ook je handen gewassen?" of "<naam kind>, ga je even op je billen zitten?" of "Rennen doen we buiten, hier binnen is dat niet de bedoeling." Conclusie: de houder zorgt voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. Uit de observatie blijkt dat alle 4 de competenties voldoende worden toegepast in de praktijk. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskrachten) Observaties (groepsruimtes, slaapkamers, buitenruimte, keuken) Website ( Pedagogisch beleidsplan 5 van 14

6 Personeel en groepen Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'Personeel en groepen'. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst: verklaring omtrent het gedrag passende beroepskwalificatie opvang in groepen beroepskracht-kindratio Per aspect worden eerst de feitelijke gegevens beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria. Verklaring omtrent het gedrag De houder heeft de verklaringen omtrent goed gedrag van de laatste nieuwe beroepskrachten en de stagiaires kunnen overleggen. De verklaringen omtrent goed gedrag (VOG) van de beroepskrachten zijn na 1 maart 2013 afgegeven. De verklaringen omtrent gedrag van de stagiaires zijn niet ouder dan 2 jaar. Tevens zijn de VOG's afgegeven voor de juiste functie aspecten. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Passende beroepskwalificatie Steeksproefsgewijs zijn er 2 diploma's gecontroleerd van werkzame beroepskrachten. Waaronder het diploma PW 3 en PW 4. De diploma's van de andere beroepskrachten zijn bij voorgaande inspecties als gecontroleerd. Verder is er een pedagogisch medewerker in opleiding werkzaam bij dit kinderdagverblijf. Deze pedagogisch medewerker in opleiding is in het bezit van een MBO 3 opleiding. Er is ontwikkelscan uitgevoerd en een bijbehorend ontwikkelplan opgesteld. Middels overleg en overreding heeft de houder een aanvulling gemaakt op het arbeidscontract, waaruit blijkt dat de werkgever en de pedagogisch medewerker in ontwikkeling een arbeidsovereenkomst aangaan van ten minste 20 uur per week conform de CAO. Uit de presentielijst, de stageovereenkomst en het arbeidscontract blijkt dat de beroepskracht in opleiding conform de cao kinderopvang wordt ingezet. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen van maximaal 16 kindplaatsen. Daarnaast wordt er gebruikt gemaakt van schriftelijke stamgroepverklaringen. Op deze verklaringen zijn de duur, de stamgroep en de handtekening van de houder en ouder opgenomen. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. 6 van 14

7 Beroepskracht-kindratio Ten tijde van de inspectie zijn er 9 kinderen met 2 beroepskrachten op de babygroep. Tevens zijn er 10 peuters met 2 beroepskrachten op de peutergroep. Verder hebben er steekproeven plaatsgevonden op de voorgaande dagen. Daaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de beroepskracht-kindratio. De houder heeft een achterwacht die binnen enkele minuten aanwezig kan zijn. De houder heeft deze personen beschreven in het pedagogisch beleidsplan met bijbehorend telefoonnummer. De afwijking die plaats vindt betreft de tijd voor 09.30, tijdens de middagpauze en na Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Arbeidscontracten BBL-contracten Ontwikkelplan PMIO (ontwikkelscan) Presentielijsten Personeelsrooster 7 van 14

8 Veiligheid en gezondheid Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'veiligheid en gezondheid'. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst: Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Meldcode kindermishandeling Vier-ogenprincipe Per aspect worden eerst de feitelijke gegevens beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Steeksproefsgewijs worden er onderdelen van veiligheid en gezondheid besproken of getoetst in de praktijk. De beroepskrachten zijn op de hoogte van het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Dit blijkt uit onder andere uit de gesprekken met de beroepskrachten en de richtlijnen op de groepen; de temperatuur van de koelkast wordt geregistreerd, tevens het schoonmaken van de groepsruimtes en bijbehorend speelgoed, er zijn richtlijnen met betrekking tot de voeding van baby's tot 1 jaar (wat mogen de kinderen wel en niet eten conform het voedingscentrum). De ventilatiemogelijkheden worden besproken met de beroepskrachten, evenals de richtlijnen met betrekking tot 'veilig slapen'. Verder kunnen de beroepskrachten duidelijk aangeven wat ze van belang vinden (grote en kleine risico's) bij het veilig en gezond werken in de kinderopvang. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Meldcode kindermishandeling De beroepskrachten zijn bekend met de meldcode en de bijbehorende meldplicht. Dit blijkt uit de voorbeelden van signalen en het benoemen van het stappenplan. De beroepskrachten zijn zich bewust van hun rol bij het signaleren van 'zorgen'. Dit blijkt uit de besproken situaties die aan de orde zijn geweest. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarde voldaan. Vierogenprincipe De houder heeft in het pedagogisch beleidsplan uitvoerig beschreven hoe het vierogenprincipe wordt gewaarborgd. Deze beschrijving komt overeen met de praktijk. De houder beschrijft onder andere de volgende speerpunten in het beleid: transparante ruimtes open aanspreekcultuur inzet van camerasysteem bij specifieke situaties wanneer er maar 1 leidster op locatie is Ten tijde van de inspectie zij er 4 beroepskrachten, 1 PMIO'er en de eigenaresse aanwezig. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarde voldaan. Gebruikte bronnen: Observaties (groepsruimtes, slaapkamers, buitenruimte, keuken) Risico-inventarisatie veiligheid Risico-inventarisatie gezondheid Pedagogisch beleidsplan 8 van 14

9 Ouderrecht Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'Ouderrecht'. Binnen dit domein worden de volgende onderdelen getoetst: klachten en geschillen oudercommissie Per aspect worden eerst de feitelijke gegevens beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria. Informatie De houder brengt de klachtenregeling onder de aandacht op de locatie zelf en als onderdeel van het pedagogisch beleidsplan (indirect zichtbaar) op de website. Het is wenselijk de klachtenregeling ook direct inzichtelijk te maken op de website zodat ouders het relatief makkelijk kunnen vinden. Het inspectierapport is direct inzichtelijk voor ouders en personeel op de website onder het kopje 'GGD'. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Oudercommissie De houder heeft een oudercommissie ingesteld. Deze oudercommissie bestaat uit 3 leden. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarde voldaan. Klachten en geschillen De houder is aangesloten bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie. De houder heeft een klachtenregeling voor de afhandeling van klachten. Conclusie: er wordt aan de wettelijke criteria van deze voorwaarden voldaan. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskrachten) Website ( Pedagogisch beleidsplan Klachtenregeling 9 van 14

10 Overzicht getoetste inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt zorg voor het uitvoeren van het vierogenprincipe overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a en 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart (art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is vóór aanvang van de werkzaamheden aan de houder overgelegd en bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee jaar. De actuele verklaring omtrent het gedrag is niet ouder dan twee jaar, te rekenen vanaf de dag van afgifte van de meest actuele verklaring omtrent het gedrag. (art 1.50 lid 4, 8 en 9, art 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. De inzet gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en 10 van 14

11 Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en OF De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouder kan een kind gedurende een tussen houder en ouder overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep dan de vaste stamgroep. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 13 Regeling kwaliteit kinderopvang en Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 12 Regeling kwaliteit kinderopvang en De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en Meldcode kindermishandeling De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen 11 van 14

12 Vierogenprincipe De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en Ouderrecht Informatie De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen De houder brengt de klachtenregeling, alsmede wijzigingen daarvan, op passende wijze onder de aandacht van ouders. (art 1.57b lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Oudercommissie De houder heeft voor de oudercommissie, tenzij er op grond van artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, zes maanden na registratie een reglement oudercommissie vastgesteld. (art 1.46 lid 2, 1.58 lid 2 en 1.59 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Klachten en geschillen De houder treft een regeling voor de afhandeling van klachten over: - een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder of kind; - de overeenkomst tussen de houder en de ouder. (art 1.57b lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen De houder van een kindercentrum is aangesloten bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie voor het behandelen van: a) geschillen tussen houder en ouder over: - een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder of kind; - de overeenkomst tussen de houder en de ouder. b) geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijke adviesrecht. (art 1.57c lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen 12 van 14

13 Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : Kindcentrum Poemelke Website : Aantal kindplaatsen : 16 Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder Naam houder : kdv Poemelke Adres houder : De Patrijs 8 Postcode en plaats : 5864BV Meerlo Website : KvK nummer : Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Limburg-Noord Adres : Postbus 1150 Postcode en plaats : 5900BD VENLO Telefoonnummer : Onderzoek uitgevoerd door : E Dekkers Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Venlo Adres : Postbus 3434 Postcode en plaats : 5902RK VENLO Planning Datum inspectie : Opstellen concept inspectierapport : Zienswijze houder : Niet van toepassing Vaststelling inspectierapport : Verzenden inspectierapport naar houder : Verzenden inspectierapport naar : gemeente Openbaar maken inspectierapport : van 14

14 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen. 14 van 14