Kwaliteitbeoordeling greens. Golfclub Kromme Rijn. 4 mei 2016

Transcriptie

1 Kwaliteitbeoordeling greens Golfclub Kromme Rijn 4 mei 216

2 Inleiding In bijlage 1 staan de doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van de greens voor 216 vermeld. Op een drietal momenten in het jaar (voorjaar, zomer en najaar) wordt de kwaliteit van 2 gekozen referentiegreens beoordeeld door Lumbricus BV (voorheen Dutch Outdoor Concepts). Dit verslag geeft de resultaten weer van de eerste beoordeling in 216. Op basis van de bevindingen zijn adviezen gegeven om te komen tot verbetering of handhaving van de kwaliteit. De kwaliteit wordt daarbij onderverdeeld in speltechnische kwaliteit, bodemtechnische kwaliteit en grastechnische kwaliteit. Datum: Tijd: u Beoordelaar: ir. M.A.A. Evers Weer: Zonnig en droog met temperatuur rond 16 C. Weer historie: April 21: T-gemiddeld = 9, C; Neerslagsom = 21 mm April 216: T-gemiddeld = 8,7 C; Neerslagsom = 83 mm Normaal: T-gemiddeld = 9,2 C; Neerslagsom = 42 mm Pagina 1

3 Speltechnische kwaliteit In de afgelopen dagen voorafgaand aan de monitoring is het droog weer geweest met matige temperatuur. In de maand voorafgaand zijn de temperaturen echter zeer laag geweest en is er veel bewolking en neerslag geweest. In vergelijking met de maand april in 21 is er in de maand april in mm meer neerslag gevallen (met daarbij hagel en sneeuwbuien) en is de gemiddelde temperatuur,3 C lager geweest. Dit heeft duidelijk invloed gehad op de start van de grasgroei. Deze is pas 1 week echt op gang. Een tweede belangrijke factor van invloed op met name de speltechnische kwaliteit is de bespelingsdruk in de baan. Onder de relatief koude en/of natte omstandigheden zijn er gedurende de afgelopen periode en winterperiode (er is nog lang doorgespeeld) veel pitch marks in de greens gekomen. Daarnaast maakt ook betreding in het algemeen schade aan een grasplant wanneer deze zich in de winterrust bevindt. De schade is vervolgens een invalspoort voor schimmels. Dit in combinatie met de natte grondslag en vochtige ligging (moeilijke opdroging) van diverse greens maakt dat de baan veel last heeft gehad van schimmels welke schade aan het grasbestand hebben toegebracht. De vlakheid en lijnvastheid van de greens is bepaald met behulp van de greenstester van de R&A. golfballen worden van een gefixeerde afstand van ca. 2 m van de cup naar de cup gerold. Hiervan dienen er minimaal 7 (= 7%) in de cup te gaan. Op green 1 wordt 7% net gehaald maar op green 4 slechts 6%. De oorzaak is gelegen in de hobbeligheid van de greens. Zoals hierboven reeds vermeld zijn beschadigingen (wegens oude ziekteplekken, pitch marks en intensieve betreding) in combinatie met nog geringe groei in het gras wegens de lage temperaturen zijn hiervan de oorzaak. De balinslag bedraagt op green 1 ca. 87 Gm en op green 4 8 Gm. Hiermee wordt op beide greens voldaan aan het streeftraject. Het rollen dat inmiddels wordt uitgevoerd en bezanden werpt al zijn vruchten af. Ten opzichte van het voorjaar in 21 is de balinslag verbeterd. De matige lijnvastheid en vlakheid zijn er de oorzaak van dat de stimp beneden het streeftraject ligt. Daarnaast begint ook de bloei van straatgras iets op te komen hetgeen de balrol vertraagt. De stimp op green 1 bedraagt 6,8 en op green 4 6,. Dit ligt beneden het streeftraject en is beduidend lager dan in het voorjaar van 21. De cups zijn goed gestoken en de rand rondom is voldoende vlak. Samengevat kan worden gesteld dat de speltechnische kwaliteit op beide greens matig is wegens een te lage stimp en te geringe vlakheid en lijnvastheid. Intensief gebruik, oude ziekteplekken en lage groei wegens lage temperaturen zijn de oorzaak. Bodemtechnische kwaliteit Uit de analyse van het organische stofgehalte in de laag -2 cm blijkt dat het gehalte op green 1 alsook op green 4 duidelijk zijn gedaald ten opzichte van het voorjaar in 21. Met een gemiddelde Pagina 2

4 van 2,% wordt voldaan aan het streeftraject. De reeds uitgevoerde bezanding beïnvloedt deze metingen wel in positieve zin. Desalniettemin blijkt uit de foto s duidelijk dat ook het vilt bovenin is vermindert hetgeen de afname aan organische stof verklaart. Normaliter neemt vilt in de winterperiode weer toe maar daar is in dit geval geen sprake van. De ingeslagen weg van beluchten/viltverwijdering (Maredo-units) en bezanden zorgt ervoor dat het profiel verbetert (langzaam droger wordt). Om de hoge bespelingsdruk beter aan te kunnen zal dit in de komende jaren dienen te worden doorgezet. Het profiel moet nog homogener worden voor meer en snellere drainage en meer zand zorgt voor meer hardheid hetgeen een hogere stimp en vlakheid geeft. De viltdikte bedraagt nu op beide greens 1, cm hetgeen nog net boven het streeftraject ligt. Bemoedigend is ook dat de C/N-ratio is gedaald en met een waarde van gemiddeld 1 op beide greens voldoet aan het streeftraject. Dit geeft aan dat de oude taaiere humus langzaam afneemt en er jongere organische stof (verjonging wortels) voor terugkomt. In de laag 2- cm is het organische stof eveneens gemiddeld 2,% hetgeen in het streeftraject ligt. Er is meer uniformiteit gekomen tussen de greens ten opzichte van het voorjaar in 21. Hiervan zal ook de golfer gaan profiteren wegens een constantere kwaliteit van de greens. De C/N-ratio in de laag 2- cm bedraagt op green 1 ca. 1 en op green 4 ca. 11. Daarmee ligt het gehalte net beneden of net aan de onderkant van het streeftraject. Dit is prima. Metingen met de penetrometer laten een afname zien van de indringingsdiepte. Het intensieve rollen en de voortdurend hoge bespelingsdruk is hiervan de oorzaak. Op beide greens bedraagt de indringingsdiepte ca. 7 cm en. Daarmee wordt op beide greens niet voldaan aan het streeftraject. Meer dieper beluchten is nodig maar maakt de greens ook weer iets zachter. In combinatie met bezanden wordt dit grotendeels voorkomen. Het vochtgehalte is in 216 ondanks de veel nattere maand april duidelijk lager dan in het voorjaar van 21. Ook hier wordt de invloed van viltverwijdering, beluchten en bezanden langzaam zichtbaar. Het vochtgehalte ligt tussen de 24 en 27% op beide greens waarbij dient te worden opgemerkt dat green 1 iets natter is. Op beide greens voldoet het vochtgehalte nog net niet aan het streeftraject. Iets meer afdroging van de greens kan het vochtgehalte nog iets doen dalen. Snoeien van struikgewas bij green 1 kan hier uitkomst bieden. De doorlatendheid van de greens dient verder verbeterd te worden zodat het vochtgehalte sneller en dieper zakt. De voedingstoestand van de greens (weergegeven in de EC) voldoet met een EC van, ms/cm op green 1 en,63 ms/cm op green 4 aan het streeftraject. De voedingstoestand is goed maar mag voor wat meer groei en herstel van de grasmat iets hoger zijn. Grastechnische kwaliteit De kleur van de greens is op beide greens een fractie beter dan in het voorjaar van 21. De kleur is goed en voldoet ruimschoots aan het streeftraject. De grasindex welke de kleur aangeeft bedraagt op green 1 en 4 resp. 7,8 en 7,6. Het chlorofylgehalte is op green 1 iets hoger en op green 4 gelijk aan Pagina 3

5 het gehalte in het voorjaar van 21. Op beide greens voldoet het gehalte aan chlorofyl net niet aan het streeftraject. Fe-bemesting met bitterzout moet nog worden uitgevoerd. De hoeveelheid celstructuur in het gras is duidelijk lager dan in het voorjaar van 21. Met gemiddeld 46% wordt niet aan het streeftraject voldaan. Ook hiervoor is magnesium nodig en kalium om dit te verbeteren. Het gras is nu te gevoelig voor ziekte. Het totale aandeel struisgras is op beide greens iets afgenomen. Dit is een effect van ziekte en beschadigingen in de winterperiode. Op green beide greens bedraagt het percentage struisgras ca. 4%. Het percentage roodzwenk lijkt op green 1 iets te zijn toegenomen en op green 4 gelijk gebleven. Green 1 is waarschijnlijk een overwaardering aangezien er niet met roodzwenk wordt doorgezaaid. Straatgras is toegenomen. Dit gras vult als eerste de kale plekken in de grasmat. Het gehalte aan struisgras en roodzwenk tezamen bedraagt op beide greens gemiddeld ca. 47% hetgeen beneden het streeftraject ligt. Doorzaaien met struisgras is gepland en zal de situatie verbeteren. Indien het vochtgehalte nog verder daalt kan na de zomer ook worden gestart met het doorzaaien van roodzwenk worden doorgezaaid. Dit om het grasbestand divers te maken en minder gevoelig voor sneeuwschimmel. Aan de bedekkingsgraad is duidelijk te zien dat de greens te open zijn. Op green 1 bedraagt de bedekking 8% waarmee niet aan het streeftraject wordt voldaan. Op green 4 ligt de bedekkingsgraad met 92% net in het streeftraject. Op veel banen liet de dichtheid van de grasmat in deze periode te wensen over (zie foto s). Op 2 mei is vluchtig weer naar de greens gekeken en bleek de dichtheid reeds beduidend hoger te zijn. De groei is er inmiddels ingekomen. De actuele ziektedruk is laag. Onkruid en mos zijn onder controle. De wortelontwikkeling is op beide greens nagenoeg vergelijkbaar met die in het voorjaar van 21. Het front aan verticale wortelontwikkeling ligt op ca. cm op beide greens. Daarmee voldoet de bewortelingsdiepte niet aan het streeftraject. Af en toe zijn er wat uitschieters naar 12 tot 16 cm door een prikgat. De horizontale wortelontwikkeling ligt op beide greens op ca. 4 cm. Geen van beide greens voldoet daarmee aan het streeftraject. De verdichting is hiervoor de belangrijkste oorzaak. De wortels zijn in het gehele profiel wit van kleur hetgeen aangeeft dat ze actief zijn. Voorgreens en surrounds De kleur van de voorgreens is goed. De voorgreens bevatten naast het goede gras ook wat witbol. Ziekten zijn niet waargenomen. De voedingstoestand bedraagt, tot,6 ms/cm hetgeen nog net goed is. Het vochtgehalte is erg hoog (oplopend tot 4%). De zwaardere textuur ligt hieraan ten grondslag. Dit verdient aandacht in de komende jaren. Ziekten kunnen zich gemakkelijk ontwikkelen in de voorgreen en zo via schoeisel op de greens gedragen worden. De drainage in de voorgreens dient verbetert te worden. Vilt is beperkt (1,3 cm). De hardheid loopt uiteen van 64 Gm tot 7 Gm op beide holes. Dit is iets te zacht en wordt veroorzaakt door het hoge vochtgehalte. De vlakheid is matig op beide voorgreens. De dichtheid van de zode is beide holes hoog. Pagina 4

6 De surrounds zijn at vlekkerig van kleur wegens wisselende vegetatie en nog niet zoveel herstel na de winterperiode. Hole 4 is daarbij wel beter dan hole 1.. Adviezen 1) Het bemestingsschema dient iets beter gevolgd te worden. Fe en Mg had reeds toegediend moeten zijn. Bespuitingen met FeSO 4 en Melgreen producten strikt uitvoeren. Bemesting via regenleiding oppakken zodra het vochtgehalte van de greens het toelaat. In de tussentijd met korrelmeststoffen de groei in de greens houden (overleg met Lumbricus). 2) De maaihoogte op 4 mm houden. 1-2x verticaal maaien uitvoeren voor bloei straatgras te verwijderen! Probeer te gaan werken met borstels daarna om het gras voldoende overeind te zetten voorafgaand aan bezanden. Lukt dat niet dan inzet groomers. 3) Blijven rollen (2-3 x per week). 4) Om nog iets vilt te verwijderen dient er maandelijks 1 x met de Maredo-units gewerkt te worden tot eind september. Propjes afvoeren! Direct erna voldoende bezanden en invegen met evt. naregenen. Voldoende zand gebruiken! ) Een keer dieper beluchten (tot 2 cm) met vaste penen 8-12 mm. 6) Doorzaaien met struisgras (Manor) i.c.m. bezanden. 7) Hou de kraan zo lang mogelijk dicht. Pas bij 1-18% beregenen. Gebruik wel maandelijks wetting agent voor goede indringing en verdeling van water (homogeniteit greens). 8) Ziekte vooralsnog aanpakken met bespuiten ijzersulfaat. Fungicide (interface) inzetten indien ziekte niet stopt na bespuiting ijzersulfaat. Ben alert op dollar spot en zomer fusarium Eerstvolgend bezoek In overleg juli/augustus. Pagina

7 Stimp (ft) Uitholetest (%) apr Balinslag (Gm) apr Pagina 6

8 organische stof -2 cm (%) C/N -2 cm apr apr organische stof 2- cm (%) C/N 2- cm apr apr-1 1 Pagina 7

9 viltlaag (cm) vochtgehalte (%) 4 4, 4 3, 3 2, 2 1, 1, 3-apr apr-1 indringing (cm) EC (ms/cm) 2 1, apr-1,8,6 3-apr-1 8 6,4 4 2,2 Pagina 8

10 grasbestand 3 april 21 bedekkingsgraad (%) % 9% 9 8% 8 7% 6% % 4% 3% struisgras + roodzwenk straatgras (%) roodzwenk (%) struisgras (%) apr-1 2% 2 % % grasbestand 4 mei 216 % 9% 8% 7% 6% % 4% 3% struisgras + roodzwenk straatgras (%) roodzwenk (%) struisgras (%) 2% % % Pagina 9

11 grasindex (kleur) 3-apr absorbtie infra rood licht (celstructuur) 3-apr-1 Green 1 Green 4 4 absorptie rood licht (chlorofyl) apr Pagina

12 verticale wortelontwikkeling (cm) horizontale wortelontwikkeling (cm) apr apr-1 3 Pagina 11

13 Overzicht green 1 Profiel green 1 Overzicht green 4 Close up profiel green 216 Openheid green 1 Close up profiel green 1 21 Hobbeligheid green 1 Grasbestand green 4 Pagina 12

14 Green 1 golfbaan Zwolle op Green Botter 6 Zeewolde op Pagina 13

15 Doelstellingen t.a.v. de kwaliteit van greens op Golfclub Kromme Rijn in 216 Inleiding In 216 zal worden gewerkt aan een verdere verbetering van de kwaliteit van de greens. Aangezien er ook met het nieuwe beregenings- en bemestingssysteem zal worden gewerkt is het verbeteren van de waterdoorlaatbaarheid van de greens aandacht nummer 1. Hoofddoelstelling is nog steeds gelijkwaardige greens welke gedurende het speelseizoen (april oktober) van redelijk constante kwaliteit zijn. Alleen bij belangrijke wedstrijden/toernooien zal worden gepiekt met de kwaliteit. Lumbricus zal ook in 216 de kwaliteit monitoren. Indien uit de monitoring blijkt dat de kwaliteit niet aan de vooraf gestelde normen voldoet zal met de hoofdgreenkeeper en baancommissaris worden overlegd hoe de kwaliteit bij te sturen tot het gewenste niveau. De kwaliteitsdoelen zijn hieronder geformuleerd. Kwaliteitsdoelen Met de kwaliteit van de green wordt in eerste instantie bedoeld de kwaliteit t.a.v. speltechnische eigenschappen. Deze eigenschappen worden op hun beurt sterk beïnvloed door bodemkundige eigenschappen en graszode eigenschappen. Wanneer de totaal kwaliteit van de greens in een rapportcijfer moet worden uitgedrukt gaan we voor een gemiddelde 7, in het speelseizoen en een gemiddelde 8, bij een toernooi. Mogelijk dat door werkzaamheden op bepaalde momenten de 7, niet wordt gehaald. Dit dient echter geaccepteerd te worden teneinde later in het seizoen in de problemen te komen met organische stof. A) Speltechnische eigenschappen Hiertoe behoren stimp (balsnelheid), de uitholetest (smoothness (vlakheid) + trueness (afwijking van de lijn)) en de firmness (hardheid). De stimp wordt bepaald met behulp van de stimpmeter. De uitholetest wordt uitgevoerd m.b.v. de R&A greentester. De firmness wordt bepaald met de cleggmeter. Streefwaarden voor de speltechnische kwaliteit van greens op een parkland baan Streefwaarden Normaal Toernooi Stimp (ft) Firmness (Gm) Uitholetest (% ballen in de cup) B) Bodemkundige eigenschappen Hiertoe behoren organische stof in de top (bovenste 2 cm) en eronder (2- cm), C/N-ratio in beide lagen, vochtgehalte in de bovenste 6, cm, EC in bovenste 6, cm, indringingsdiepte en een algemene profielindruk waarbij op storende elementen (capillaire breuk, vilt, black layer, heterogeniteit van organisch materiaal, etc.) wordt gelet. De organische stof en het N- gehalte wordt geanalyseerd in het laboratorium via gloeiverlies en NIR -methodiek. De C/N Pagina 14

16 ratio wordt op basis van beide gegevens berekend. Het vochtgehalte wordt met behulp van de W.E.T. sensor gemeten evenals de EC. De Indringinsdiepte wordt bepaald m.b.v. de penetrometer. Er wordt de diepte gemeten waarbij een indringingsweerstand van 2 MPa wordt bereikt. De algemene profielindruk wordt optisch uitgevoerd en gedocumenteerd met evt. fotomateriaal. Streefwaarden voor de bodemtechnische kwaliteit van greens op een parkland baan Streefwaarden Organische stof (-2 cm) 2, 3, C/N-ratio (-2 cm) Organische stof (2- cm) 1, 3 C/N-ratio (2- cm) 1 2 Struis Vochtgehalte (% v/v) 18 2 EC(mS/cm),6 -,8 Indringing (cm) Capillaire breuk Vilt Black layer Menging van profiel 12 1 cm Afwezig Max. 1 cm Afwezig homogeen C) Graszode eigenschappen Hiertoe behoren kleur, samenstelling van grasmat, maaihoogte, bedekkingsgraad met gras, mos, onkruiden, ziekten, verticale wortelontwikkeling, horizontale wortelontwikkeling (haarwortels), wortel activiteit (kleur). De kleur wordt gemeten m.b.v. een NDVI meter waarmee ook een grasindex wordt weergegeven. De wortelontwikkeling wordt gemeten met een lineaal. De grashoogte wordt gemeten met een prisma. De overige waarnemingen zijn een schatting. Pagina 1

17 Streefwaarden voor de grastechnische kwaliteit van greens op een parkland baan Streefwaarden Samenstelling grasmat (%) Struisgras: 6-6, Roodzwenk: 2, Straatgras: 2-3 Kleur (Grasindex (schaal 1-9)) Helder groen (geen geeltinten) (7-8) Bedekkingsgraad (%) 9 Grashoogte (maaihoogte) 4 mm Mos (% in de green) Max. Onkruiden (% in de green) Max. Ziekte activiteit (% in de green) Max. Ziekte intensiteit (cm doorsnede) Max. 2 cm met nog aanwezig gras Verticale wortelontwikkeling (cm) 12 1 Horizontale wortelontwikkeling (cm) 6 8 Wortelactiviteit (kleur) Wit beige Welke greens worden beoordeeld? Green 1 en 4 zijn de referentiegreens. Pagina 16