DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RU3XVERKAVELBIGSGEBIED RIJSBERGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RU3XVERKAVELBIGSGEBIED RIJSBERGEN"

Transcriptie

1 Stichting voor Bodemkartering WAGENINGEN STICHTING VOOR BODEMKARTERING BENNEKOM BIBLIOTHEEK Rapport no. 632 DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RU3XVERKAVELBIGSGEBIED RIJSBERGEN door: G. Rutten Bennekom, juni 1965 N.B. Niets uit dit rapport of de bijlagen mag zonder toestemming van de Stichting voor Bodemkartering vermenigvuldigd of in andere publikaties worden overgenomen.

2 - 2 - INHOUD biz. Lijst van bijlagen en afbeeldingen Ij. Voorwoord 5 Glossarium 6 S araenvatt ing Inleiding Algemeen Het onderzochte gebied Opname en gebruikte gegevens Doel van het onderzoek en vervaardigde kaarten Bodem, bodemprofiel en bodemkaart Betrouwbaarheid der kaarten Bodemkaart Overige kaarten Gebruik van kaarten en rapport Topografische beschrijving van het gebied Geologische opbouw Geologie van het gebied Landschap l8 2.3 Hydrologie 18 2.I4. Bodemgebruik en verkaveling Bodemvorming, bodemprofiel en profielverloop in verband met de indeling der gronden Bodemvorming Het bodemprofiel en zijn horizonten Moederrnateriaal 20 3.I+ Zand "Veen De A1-horizont De A1-horizont in minerale gronden De A1-horizont in de veengronden Podzolering Hydromorfe kenmerken Antropogene beïnvloeding Opzet van de legenda, nomenclatuur en soorten onderscheidingen op de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart, schaal 1: ).. 1 Opzet van de legenda Nomenclatuur van de kaarteenheden 2.5 ij.. 3 Soorten onderscheidingen 26 1} Inle iding 26 I+.3.2 Zuivere kaarteenheden 26 ij..3.3 Samengestelde kaarteenheden 26 k'3'h Toevoegingen Overige onderscheidingen 26 De grondwatertrappen 27 l+.li-.l Het begrip grondwatertrap Î+.2 De indeling 27 k'k-3 Verband bodemkaart - grondwatertrappenkaart 27

3 - 3 - biz. 5. Beschrijving van de kaarteenheden op de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart, schaal 1: Indeling Zuivere kaarteenheden Zandgronden Moerige gronden Veengronden Samengestelde kaarteenheden De grondwatertrappenkaart, schaal 1: Inleiding Profielkenmerken voor bepaling van G.H.VJ. en G.L.W Beschrijving van de grondwatertrappen De geschiktheidsbeoordeling voor akker- en weidebouw Inleiding De geschiktheidstabel 1+8

4 - k - LIJST YAH BIJLAGEN EN AFBEELDINGEN. Bijlagen. 1. Gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart, schaal 1: Grondwatertrappenkaart, schaal 1: Afbeeldingen. blz. 1. Bodemkundig-landschappelijke overzichtskaart, schaal 1: Situatiekaart, schaal 1 : Generalisatie der bodemgrenzen 15 Ij.. Stratigrafisch overzicht van de verschillende afzettingen Topografische kaart van 1897* schaal 1: Topografische kaart van 1959* schaal 1: Enkele opeenvolgingen van bodemhorizonten met hun aanduidingen Tijdstijghoogtelijnen van een stamhuis Legenda van de grondwatertrappenkaart Overzicht van de, in de onderscheiden grondwatertrappen, voorkomende kaarteenheden Legenda van de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart Overzicht van de zandgronden 29 13» Geschiktheidstabel lj.8

5 VOORWOORD. Het onderzoek in het toekomstige ruilverkavelingsgebied Rijsbergen werd uitgevoerd door de afdeling Opdrachten van de Stichting voor Bodemkartering onder leiding van Ir. G.J.W. Westerveld. Aan dit ondersoek werkte van deze afdeling G. Rutten, die tevens het rapport samenstelde. Medewerking werd verleend door H.L. Kanters van de afdeling Noordbrabant van de Stichting voor Bodemkartering. De dagelijkse leiding van dit onderhoek had B.H. Steeghs. DE ADJUNCT-DIRECTEUR, (Ir. R.P.H.P. van der Schans). HET HOOFD VAN DE AFDELING OPDRACHTEN, / v * (lij. (G. J.j'J^-^sterveld).

6 a. Algemeen (alfabetisch gerangschikt) Bodemprofiel Bovengrond Bovenlaag Hydromorfe kenmerken Mediaan (M50) Mineraal materiaal Moerig materiaal Mu Textuur b. Horizontbenaming. Hoofdhorizonten A1-horizont A2-horizont B-horizont B2-horizont B5-horizont C-horizont D-horizont G-horizont : het totaal van horizonten (lagen) in de bodem, die door afzetting en/of bodemvormende processen zijn ontstaan. : bovenste 5 MO om van het profiel. : bovenste horizont van het profiel met meestal een relt; ief hoog gehalte aan. organische stof. : kenmerken, die erop duiden dat de desbetreffende gronden tot hoog in het profiel permanent of periodiek met water verzadigd zijn of dit voorheen waren. : korrelgrootte waarboven en waarbeneden de helft (in gewichtshoeveelheid) van de zandfractie ( mu) ligt. : grond met een organische-stofgehalte van ten hoogste 15$ 1 ). : grond, waarvan het organische-stofgehalte hoger is dan 15/J ' ) : micron = 0,001 mm. : granulometrische (mechanische) samenstelling van de grond. : bovenste donker gekleurde horizont van het bodemprofiel, waarin het uitgangsmateriaal na de afzetting is verrijkt met organische stof, of waarin de organische stof na de afzetting door biologische processen is omgezet. : een minerale horizont, die lichter van kleur en lager in humusgehalte is dan de boven- en onderliggende horizont. Deze hoofdhorizont is door verticale uitspoeling verarmd. : minerale of noerige horizont, waarin inspoeling van bovenaf heeft plaatsgevonden (humus of lutum, al dan niet te zamen met sesquioxiden). : B-horizont met maximale inspoeling. : onderste deel van de B-horizont met geringe inspoeling. : minerale of moerige horizont, die weinig of niet is veranderd door de bodemvorming. In soortgelijk materiaal heeft de ontwikkeling van de bovenliggende horizonten plaatsgehad. : een minerale of moerige horizont, die weinig of niet is veranderd door de bodemvorming en afwijkt van het erboven liggende moedermateriaal, bijv. een veenlaag in een kleiprofiel. : een minerale of moerige horizont, die geheel of vrijwel geheel gereduceerd is en na oxidatie aanzienlijk van kleur verandert. Tevens moet deze horizont aan de eisen van de C-horizont voldoen. ') bij kleigronden 15 à 50%, afhankelijk van het lutumgehalte.

7 AB-horizont AC-horizont EC-horizont Lettertoevoegingen: P an : overgang van A- naar B- met evenveel A- als B-kenmerken. : overgang van A- naar C- met evenveel A- als C-kenmerken. : overgang van B- naar C- met evenveel B- als C-kenmerken. een door de mens bewerkte (p=ploegen) horizont, zoals de bouwvoor (Ap). Diep verwerkte profielen kunnen bijv. als volgt worden aangeduid (A1+B+C)p. een toevoeging, die aangeeft dat een A1-horizont bestaat uit van elders toegevoegd humushoudend materiaal (door plaggenbemesting of opbaggeren). Een mogelijke onderverdeling van de Aan-horizont geschiedt door middel van een cijfertoevoeging. deze toevoeging geeft aan dat de desbetreffende horizont na de bodemvorming met een sediment (podzolgrond met kleidek) of met een Aan bedekt is geraakt. lettertoevoeging, die bij elke horizont gebruikt kan worden en die roest- of reductievlekken aangeeft. Korte definities van een aantal indelingscriteria. Moerig materiaal Minerale gronden Moerige bovengrond1 Moerige tussenlaag Dikke A1 Dunne Al Humuspodzol-B Duidelijke podzol-b Briklaag Minerale eerdlaag Met/zonder ijzerhuidjes i : grond waarvan het organische-stofgehalte hoger is dan 15fo '). : gronden, die tussen 0 en 80 cm voor meer dan de helft uit mineraal materiaal bestaan. : bovengrond, bestaande uit moerig materiaal. : laag, bestaande uit moerig materiaal, die ondieper dan I4.O cm begint en 15 à lj.0 cm dik is. : een niet-vergraven A1-horizont, die dikker dan 50 cm is. : een niet-vergraven Al-horizont, die dunner is dan cm, of een vergraven Ap-horizont ongeacht de dikte. : B-horizont, waarin overwegend amorfe humus voorkomt. : B-horizont, die aan bepaalde eisen o.a. wat kleur en dikte betreft, voldoet. : een textuur-b die aan bepaalde eisen van dikte en zwaarte (minstens 15 cm dik en minstens 100 lutum bevattend) voldoet en bovendien inspoelingshuidjes van lutum heeft. : een niet-moerige, duidelijke A1-horizont van minstens 15 cm dikte. : het aanwezig zijn/ontbreken van ijzerhuidjes rond de zandkorrels, bij de podzolen onmiddellijk onder de B2-horizont, bij de eerdgronden en de vaaggronden bovenin de C-horizont. ) bij kleigronden 15 à 30$, afhankelijk van het lutumgehalte.

8 Zonder roest Dunne eerdlaag Matig dikke eerdlaag Met roest Roest- of reductievlekken Moerige eerdlaag Bestanddelen van de grond. Lutumfractie Slibfractie Siltfractie Leerafractie Zandfractie Grindfractie Klei Leem Zand a. geen roest of b. roest dieper dan 35 cm beginnend, of c. roest < 35 cm en onderbroken over meer dan 30 cm. een moerige of minerale eerdlaag van cm dikte (een bovenlaag dunner dan 15 cm is per definitie geen eerdlaag). een moerige of minerale eerdlaag van cm dikte. roest beginnend binnen 35 cm, hoogstens onderbroken over 30 cm en doorlopend tot 120 cm of tot G-horizont. door aanwezigheid van bepaalde ijzerverbindingen bruinrood of neutraal-grijs gekleurde vlekken in de grond. een moerige Al-horizont dikker dan 15 cm, waarin hoogstens 10 à 15 volumeprocenten uit planteresten bestaan met een herkenbare weefselopbouw. minerale delen < 2 rau. minerale delen < 16 rau. minerale delen > 2 mu en < 50 mu. minerale delen <50 mu. minerale delen > 50 mu en < 2000 mu. minerale delen > 2000 rau. mineraal materiaal, dat minstens 8$ luturnfractie bevat. mineraal materiaal, dat minstens 50$ leemfractie bevat. mineraal materiaal, dat minder dan 8$ lutumfractie en minder dan 50$ leemfractie bevat en waarvan de M50 beneden de 2000 rau ligt. Textuurklas s en. Tabel 1. Indeling naar het luturagehalte voor zand en niet-eolische zwaardere afzettingen. % lutum Naam Samenvattende namen 0-5 kleiarm zand 5-8 k l e i i g z a n d 8-12 zeer lichte zavel ) 12 17>5 matig lichte zavel) 17»5-25 zware zavel lichte klei matig zware klei ) zeer zware klei ) ) lichte zavel zand ) )zavel ) )..) klei zware kleij lutumarm materiaal lutumrijk materiaal (xrordt in zijn geheel t.o.v. "zand" ook wel met "klei" aangeduid) Tabel 2. Indeling naar leemgehalte voor zand en eolische zwaardere afzettingen. $ leem Naam Samenvattende namen 0-10 leemarm zand 10-17,5 zwak lemig zand ) 17i5-3 2,5 sterk lemig zand ) lemig zand 32,5-50 zeer sterk lemig zand) zandige leem siltige leem I ) I zand ) leem

9 - 9 - Tabel 3* Indeling naar de mediaan van de zandfractie (M50). M50 tussen Naam Samenvattende namen 50 en 105 mu uiterst fijn zand ) 105 en 150 mu zeer fijn zand ) fijn zand 150 en 210 mu matig fijn zand ) 210 en 1^20 mu matig grof zand ) I4.2O en grof zand 2000 mu zeer grof zand f. Organische stofklassen. Tabel 4. Indeling naar het humusgehalte voor lutumarme gronden. % humus Naam Samenvattende namen 0-2,5 humusarm zand ) 2,5-5 matig humeus zand), ). 5 t- - o zeer, humeus zand j ) \ humeus( ) mineraal 8-15 humusrijk zand ) 15-22,5 venig zand ) 22,5-35 zandig veen ) moerig veen ) g. Begrippen, betrekking hebbend op de hydrologie. ) Blekingsverschijnselen, : In ontijzerde profielen voorkomende vlekken, blekingsvlekken die als analoog aan de reductievlekken in ijzer bevattende profielen gezien worden. Fluctuatie (ev. grondwater- : Het schommelen of op en neer gaan van de fluctuatie) grondwaterstand. Soms wordt fluctuatie in kwantitatieve zin gebruikt: het verschil tussen G.L.W. en G.H.W. Gemiddelde grondwaterstands-: Curve - te verkrijgen door de constructie van curve een gemiddelde curve door een bundel tijdstijghoogtelijnen, ieder voor zich op een afzonderlijk jaar betrekking hebbend - die het gemiddelde verloop van de grondwaterstand op een bepaalde plaats weergeeft. Gemiddeld hoogste grondwa- : Waarde voor de grondwaterstand afgelezen bij terstand (G.H.W.) de top van de gemiddelde grondwaterstandscurve. Gemiddeld laagste grondwa- : V/aarde voor de grondwaterstand afgelezen bij terstand (G.L.W.) het dal van de gemiddelde grondwaterstandscurve, Gleyverschijnselen : De in een bodemprofiel voorkomende roestverschijnselen, al dan niet in combinatie met reductieverschijnselen. Het ontstaan ervan is een gevolg van de ter plaatse optredende afwisseling in oxyderende en reducerende omstandigheden. Grondwatertrap (Gt) : Klasse van grondwatertrappenindeling. Grondwatertrappenindeling : Klasse-indeling van gemiddelde grondwaterstandsverlopen die gebruikt wordt om op bodemkaarten de van plaats tot plaats optredende verschillen in het gemiddelde grondwaterstandsverloop aan te geven. Het gemiddelde grondwaterstandsverloop wordt gekenschetst door G.H.W, en G.L.W. Elke klasse van de in-

10 Grondwaterverschijnselen Hoogteligging Reductieverschijnselen, reductievlekken Roestverschijnselen, roestvlekken Totaal gereduceerde zone Archief-Stambuis (Stambuis) deling (grondwatertrap, Gt) omvat een traject van grondwaterstandsverlopen, gedefinieerd door de grenzen waarbinnen G.L.W. of G.L.W. in combinatie met G.H.W. voor de desbetreffende grondwatertrap variëren. : Alle met het oog waarneembare verschijnselen in het profiel, waarvan het ontstaan samenhangt met of een gevolg is van het voorkomen van grondwater (blekingsverschijnselen, gleyverschijnselen, reductieverschijnselen, roestverschijnselen, totaal gereduceerde zone). : Gebruilct in de bodemkunde heeft deze term geen betrekking op dë topografische hoogteligging van de grond, maar op de ligging van het grondwater t.o.v. het maaiveld. : Door de aanwezigheid van tweewaardig ijzer neutraal grijs gekleurde, in gereduceerde toestand verkerende vlekken in de grond. : Door de aanwezigheid van bepaalde ijzerverbindingen - bruin tot rood gekleurde vlekken in de grond. : Het deel van het profiel dat steeds of vrijwel steeds verzadigd is met water en ten gevolge daarvan nooit of vrijwel nooit lucht bevat (G-horizont). : Bij het Archief van Grondwaterstanden geregistreerde grondwaterstandsbuis, waarin de grondwaterstand gedurende meerdere jaren minstens 2x per maand gemeten is. h. Verklaring van de namen waarmee de onderscheiden bodemeenheden zijn aangeduid. Deze namen zijn ontleend aan het systeem voor bodemclassificatie. Hierin heeft men bij de naamgeving vaak gebruik gemaakt van toponiemen, die voorkomen in gebieden waar ook de benoemde gronden het meest worden aangetroffen. Ook heeft men wel nieuwe namen bedacht, zo mogelijk toch iets zeggend over de aard of de ligging van de desbetreffende gronden. Beek Broek Eerd Enk Goor (in beekeerd^ronden) deze naam is gekozen, omdat de bewuste gronden veel langs beken voorkomen, (in broekeerdgronden) bosnaam: laag moerasbos, kreupelhout. De broekeerdgronden komen zowel op de "klei" als op het "zand" voor. Daarom is een naam gekozen, die zowel op lage plaatsen slaat als overal voorkomt. (in eerdgronden) een oude spelling en gewestelijke uitspraak van het woord "aarde" is gekozen om donkere en goed veraarde bovengronden te benoemen, (in enkeerdgronden) de met "enk" benoemde zandgronden zijn ontstaan door eeuwenlang bodemgebruik als bouwland. (in gooreerdgronden) goor: laag gelegen land, moeras. Slaat meer op staand, dan op stromend water en is als zodanig typerend voor deze gronden.

11 (in haarpodzolgronden) heeft betrekking op hoge zandgronden, vaak liggend te midden van lage gronden, (in koopveengronden) dit is een Middeleeuwse ontginningsterm. Plaatsnamen met koop of kop komen op de hiermee bedoelde gronden veel voor. (in laarpodzolgronden) bosnaam (op^n plek in bos). Een ontginningsnaam uit de Middeleeuwen, (in podzolrauwveengronden, enz.) het woord stamt uit het Russisch en heeft betrekking op de askleurige loodzandlaag (de A2-horizont). (in vaaggronden) onduidelijk, niet scherp omlijnd. Wordt gebruikt voor gronden met de minst duidelijke horizonten. (in veldpodzolgronden) veldnamen worden ten noorden van de grote rivieren aangetroffen op (meestal lage) heidevelden buiten de oude ontginningen. (In het zuiden komt deze naam voor op oude bouwlanden en is daar dus onjuist voor deze 'gronden). (in vlakvaaggronden) vlak (vlaak, vlake) = zandplaat. (in vlierveengronden) komt van vlieder of vledder en is een toponiem dat slaat op moerassig grasland.

12 fr lu 1 * * JkSüL,~ ~ " *>' if Ci il - r" >rn î^h"^n k ±'_J-"-*à~*rr - i*r^ "'"l^ht 1,,,_ 4? L* 1 ViMT'^,4* r.ï"- ' - - v r r lj»(». ;».t,r _T 11 \ y ' ; f ' ^ " ' ' I V ' - N : *.,, p. ^ ' ' V Ui'Aj 'hl.,, AW.y-t il - j fll..v ' V^r 4 V1": s " PS7--? - s _, csdfixsl O ;...-yrjf^ - _J>' f'lfä» JJ-" r '"'sy/jt VIS K-t-- IVu.V \v ^V4 '4T.»ysynr* \ / 'tilil I, 11 i*y k It r v ii s Mr aal,, % <! > '-i k'. V,Vj.a W^jait 4 k (<t)*0''/ij-h-rt Ay t.._-.- J ', rä-s.-"tte5c II* h //, «1 r.si'?»*-' -A' 1. J, r k'-n. y?' ^ h 1 '$10^ ji" K *>rf al& ' *»w tir^i J... r#; XlifxlItyilAg V V M u i ' i f rv» ^rw;. f >*4». c, 1' Èffr< ik? H ( li ov».* i'j- -w '. v -r/v- *v 1 j! <' -Z.t- ( \ '^iî h' 1 / % 1 *r / 7 ' «f /^'i /* z. z/yf i T7" y ] & \ >ar m- w* 1. ; t ^ßm$tS. " 'Me "' I V 1 '" '' ' ' <7».. 1 > " j / W/i.t/.oï. h \ w l in/' T*. ' 1 n \ \ V '-. >" 1 1 *e_ r [ >1 ii <f, L ^-'S-; 1 * p- * l T* 1 * Ni "1 S--4.- «An#» At!---L-* ' T\*"f-> r <"... ^ \ ÄÄ; y-;...xi/..:>» l,'httimyf4* - \ v t.-,c» j - *.3.' '. i> "*. (. ' '.iijîfc.*âç^3./' /* -. - Vfrx- ' V <r -tv^t ^jps 53 A vv. f -. r*i ^y y- /t- / c"^ ^ 4-.V -" < rjö^: 1) >'UJfpri<in '>^-5 - \y<-t *4 T 'y V ^ N 11 :.\/ N t 1 ',n,.[i W ' "" w, i [rtji, 2l, '1 s?, ^ '*'. " N!?>> ''-\Xt x Àh 3 - j, ^ ' ; jf wr 4 '-*'' Ni. <>rï< i '«*< xf - "^ic...i^ i*-"; ^ >.>.. "-''I. Ç, A * f K4 fin-zitrhlcrl - < êv' * *>/J ^ i s.'.-ai, ^tw^-4 «ÇX. \V, > v.' < J 'Ai» \ V Schptrii- A # sc.? > 4 v «'f» S' "' Ä. LEGENDA? ^-' é_ <* lab* S-://?''îa :. g}^i r,, f _ Vft',y *jr,,v~r ^f." V k' N /-. ï; ileicui<iu r^ 1 =ïp: > -~iv y î -«^<4- \ tjm, < ' -" (,y/,^airrt. 4' jj-4:r- Cï?',** Mcfi-i.1 f { ^.:1 : r'' 1 AwJ. - V 7 /'* - A - ' km ' / g(a V' - Y v < if, "'>= t- i 1 humuspodzolgronden (hoog en middelhoog) (Laag) enkeerdgronden (hoog en middelhoog) (laag) beekeerdgronden gooreerdgronden moerige gronden veengronden Afb.1 Bodemkundig - landschappelijke overzichtskaart, schaal 1:50000

13 SAMENVATTING (afb. l). Geologisch bestaat het gebied Rijsbergen voornamelijk uit dekzand. Er komen slechts enkele kleine oppervlakten veengronden voor. Landschappelijk het meest opvallend zijn de beekdalen van de A of Weerijs en de Bijloop, die vrij diep in het terrein zijn ingesneden. In deze dalen komen zowel lage enkeerdgronden, als beek- en gooreerdgronden voor. Een andere landschappelijke eenheid wordt gevormd door de hoge en middelhoge enkeerdgronden (oude bouwlanden). Deze gronden hebben een humeus dek, dat dikker is dan 50 cm en waaronder vaak een humuspodzol voorkomt. In de omgeving van het dorp Rijsbergen en ten zuidwesten van Princenhage liggen deze gronden in flinke complexen. De lage enkeerdgronden zijn op dezelfde wijze ontstaan als de oude bouwlanden nl. door bemesting met potstalmest. De humuspodzolgronden (voornamelijk in jonge ontginningen) komen verspreid over het hele gebied voor. Deze gronden kunnen zowel een dunne (< 30 era) als een matig dikke (30-50 cm) humushoudende bovenlaag hebben. In het zuiden van het gebied treffen we een associatie van beekeerden gooreerdgronden aan. De gooreerdgronden kan men beschouwen als een tussenvorm van beekeerd- en humuspodzolgronden, vaak komt er een zwakke podzolering in voor. Hoewel de gronden in het onderzochte gebied voor het grootste gedeelte zwak lemig zijn, komen er in de beekdalen, in de omgeving van Princenhage en ten zuidwesten van Rijsbergen toch ook vrij grote oppervlakten sterk lemige gronden voor. De landbouwkundige geschiktheid van de gronden is grotendeels afhankelijk van de hoogteligging t.o.v. het grondwater en van de dikte van de humushoudende bovenlaag. De lage en ten dele de middelhoge zandgronden hebben een zekere mate van geschiktheid voor zowel akker- als weidebouw. De hoge en ten dele de middelhoge gronden zijn in hoofdzaak alleen geschikt voor akkerbouwgewassen, terwijl de zeer laag gelegen gronden alleen voor grasland in aanmerking komen. Het bodemgebruik in dit gebied wijkt af van de meeste overeenkomstige dekzandgebieden. Dit door de sterk verbreide teelt van aardbeien, frambozen en grove tuinbouwprodukten en op de sterk lemige gronden in de omgeving van Princenhage bovendien door vrij veel tuinbouw onder glas.!

14 Afb.2 Situatiekaart, schaal 1:50000 O L km

15 1. INLEIDING. 1.1 Algemeen. Het bodemkundig onderzoek in het toekomstige ruilverkavelingsgebied Rijsbergen werd in opdracht van de Centrale Directie van de Cultuurtechnische Dienst uitgevoerd door de Stichting voor Bodemkartering. De aan dit- onderzoek te stellen eisen werden in overleg met de afdeling Onderzoek van de Cultuurtechnische Dienst in Noordbrabant opgesteld; met de medewerkers van deze afdeling vond ook tijdens het onderzoek regelmatig overleg plaats. De beoordeling der gronden op hun geschiktheid voor akker- en weidebouw en de samenstelling der betreffende tabellen werd verricht in samenwerking met de afdeling Noordbrabant van de Stichting voor Bodemkartering. De genoemde Stichting is erkentelijk voor de medewerking en hulp, ondervonden van de medewerkers der diverse diensten, alsmede van de landbouwers in het onderzochte gebied voor de toestemming tot het betreden der percelen en de verstrekking van waardevolle inlichtingen. 1.2 Het onderzochte gebied (afb. 2). De totale oppervlakte van het gebied bedraagt ha. Het omvat grote gedeelten van de gemeenten Breda en Rijsbergen, terwijl ook grondgebieden van de gemeenten Zundert, Nieuw-Ginneken en Entten-Leur binnen de grenzen van de kartering vallen. Het dorp Rijsbergen vormt de belangrijkste woonkern. Het onderzochte gebied komt voor op de bladen 5OA en 50B van de Topografische Kaart van Nederland, schaal 1: Opname en gebruikte gegevens. Het veldwerk vond plaats in de periode maart-juni 1961}.. De basiskaart, schaal 1:10 000, voor de veldopname is evenals de basis voor de definitieve kaarten, schaal 1:25 000, beschikbaar gesteld door de opdrachtgever. De gemiddelde boringsdichtheid bedroeg één boring per 3 & b ha, de boringsdiepte 1,20 meter. Van elke boring werden de gegevens in code op de veldkaarten gezet Doel van het onderzoek en vervaardigde kaarten. Het bodemkundig onderzoek in dit gebied is in de eerste plaats bedoeld als een inventarisatie van de bodemgesteldheid, weergegeven op de bodemkaart (bijl. l) en beschreven in dit rapport. Voor zover bij de gebruikte boringsdichtheid en kaartschaal mogelijk, zijn aard en verbreiding der voorkomende bodemeenheden op de bodemkaart weergegeven. Daarnaast zijn de, uit landbouwkundig en cultuurtechnisch oogpunt, zeer belangrijke gegevens betreffende de diepteligging van het grondwater op de grondwatertrappenkaart (bijl. 2) vastgelegd. Ter vaststelling van de mogelijkheden voor akker- en weidebouw binnen het gebied is voor deze vorm van bodemgebruik een geschiktheidstabel samengesteld. Deze tabel berust op interpretatie van de gegevens, vastgelegd op de bodemkaart en de grondwatertrappenkaart. Een globaal overzicht van de opbouw van het gebied en de verbreiding der belangrijkste bodemgroepen geeft de bodemkundig-landschappelijke overzichtskaart, schaal 1: (afb. 1), die werd afgeleid van de bodemkaart. 1.5 Bodem, bodemprofiel en bodemkaart. De bodem omvat het bovenste deel van de aardkorst. Het materiaal waaruit de bodem in dit gebied bestaat, is aangevoerd en afgezet door de wind of ter plaatse gevormd (veen). Variaties in o.a. herkomst, afzettingsmechanisme en

16 - 1t - milieu hebben allerlei verschillen in dit moedermateriaal veroorzaakt. Daarnaast spelen zich onder invloed van klimaat, waterhuishouding, planten en dieren en de mens allerlei processen af, die leiden tot verandering in dit materiaal: de zgn. bodemvorming. In de bodem treft men grote verschillen aan, zowel in de verticale opbouw, het bodemprofiel, als in horizontale richting, de verbreiding. De bodem is derhalve een drie-dimensionaal lichaam, waarvan men de verschillen tussen de afzonderlijke bodemprofielen systematisch kan indelen en samenvatten tot bodemeenheden. Deze eenheden zijn met behulp van boringen en veldkenmerken (topografie, bodemgebruik, vegetatie, enz.) in het veld te herkennen en te omgrenzen en worden op de bodemkaart door middel van bodemgrenzen, kleuren en symbolen aangegeven als kaarteenheden en in de bijbehorende legenda kort omschreven. De bodemkaart is derhalve een voorstelling in een plat vlak van de drie-dimensionale bodemeenheden en geeft als zodanig een vereenvoudigd en geordend beeld van de werkelijkheid. Binnen ieder kaartvlak is niet alleen de bovengrond, maar ook het bodemprofiel (tot 1,20 m diepte) binnen zekere grenzen gelijk. Een kaarteenheid heeft dan ook overeenkomstige eigenschappen waardoor het mogelijk is uit een bodemkaart bepaalde conclusies te trekken, bijv. over de land- of tuinbouwkundige geschiktheid, diepteligging van het grondwater, enz. 1.6 Betrouwbaarheid der kaarten Bodemkaart^ De betrouwbaarheid van een kaart is niet afhankelijk van de schaal, maar wordt bepaald door het aantal waarnemingen per cm^ kaartvlak. Als waarnemingen gelden in dit geval niet alleen de boringen, maar ook de reeds genoemde veldkenmerken (zie 1.5). Proefondervindelijk is vastgesteld, dat voor een betrouwbare kaart ongeveer zes waarnemingen ( = boringen + veldkenmerken) per cm2 kaartvlak moeten zijn verricht. Behalve betrouwbaar moet een kaart ook leesbaar en technisch reproduceerbaar zijn. Wanneer de afmetingen van het kleinste kaartvlak niet minder dan + 5 x 5 (= ï cm^) bedragen en de afstand tussen twee (bodem)lijnen ten minste 2 mm bedraagt, is de kaart nog goed leesbaar en reproduceerbaar. Uit het bovenstaande volgt, dat een opvoering van het aantal waarnemingen per cm^ kaartvlak tot ver boven het vereiste aantal van zes, geen grotere nauwkeurigheid aan de kaart geeft gezien de technische foutenbronnen bij de reproduktie, terwijl de leesbaarheid van de kaart bovendien sterk afneemt. Naast betrouwbaarheid en leesbaarheid speelt ook de mate van onzuiverheid t.g.v. een afwijkende profielopbouw binnen het kaartvlak een rol. Afhankelijk van de waarnemingsdichtheid en de kaartschaal zullen bij de veldopname kleinere of grotere oppervlakten met een afwijkende profielopbouw over het hoofd worden gezien of niet meer reproduceerbaar zijn op de kaart. Er wordt bij bodemkaarten steeds naar gestreefd om, onafhankelijk van de kaartschaal, het totaal van deze "verontreinigingen" binnen ieder afzonderlijk kaartvlak te beperken tot maximaal ^Qffo van de oppervlakte. Moet dit percentage t.g.v. een zeer gecompliceerde bodemgesteldheid worden overschreden, dan wordt het betreffende kaartvlak als een samengestelde kaarteenheid of associatie aangegeven (zie par. 1+.2). De gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart voor dit gebied heeft schaal 1:25 000, d.w.z. één cm op de kaart komt overeen met 250 m in het terrein en 1 cm2 kaartvlak geeft een oppervlakte weer van 6,25 ha (250 x 250 m). Een gemiddelde boringsdichtheid van 1 boring per 3*5 ha komt dus overeen met bijna 2 boringen per cm^ kaartvlak. Het aantal veldkenmerken dat meehelpt bij de vaststelling van de bodemgrenzen is sterk afhankelijk van de terreingesteldheid en de ervaring van de karteerder. Voor dit gebied kan het aantal veldkenmerken gesteld worden op ruim het dubbele van het aantal boringen, la totaal zijn dus gemiddeld 6(2+1).) waarnemingen (boringen + veldkenmerken) per cm^ kaartvlak verricht.

17 ('? ^ \ I f y Ps y J ^ \ a 1 UV f v \ <\ <o S '1 <cn. </ ^ V; S3 / r\ \ / / u Î_JÏ»" V>> r vo sx Schaal / m J x Schaal 1!50000 / \ m \ I I M. Schaal m 2mm * I I I I Schaal kleinste nog 10 mm betrouwbare 5mrrf kaartvlak op ^j j alle vier kaarten mm Afb.3 Toenemende generalisatie van de bodemgrenzen naarmate de kaartschaal kleiner is

18 De betrouwbaarheid der kaarten is op de bodemkaart tot uitdrukking gebracht door de afmetingen van het kleinst betrouwbare kaartvlak aan te geven. Dit is schematisch voorgesteld d.m.v. een vierkantje en een rechthoekje (voor langgerekte kaarteenheden, zoals geulen, enz.). Het kleinst betrouwbare kaartvlak moet ter wille van een voldoende nauwkeurige vaststelling der bodemgrenzen op ten minste één en liefst twee waarnemingen berusten (gemiddeld l r) maar mag in verband met de in het voorgaande aangegeven eisen voor leesbaarheid en reproduktie nooit kleiner zijn dan -ç cm^ (0,5 x 0,5» resp. 2 x 0,125). Bij dit onderzoek werden + 6 waarnemingen per cm^ verricht, d.w.z. 3 per 0,5 em^ of m.a.w. het kleinst betrouwbare kaartvlak voor de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart bedraagt 0,5 x 0,5 _ 0,25 overeenkomende met ha in het terrein. De bodemkaart geeft dus alleen betrouwbare informatie over oppervlakten, die groter zijn dan + 1- ha. Bij een waarnemingsdichtheid van 6 per cm5 bedraagt de minimale afstand tussen twee waarnemingen g a 0,1+ cm afgerond. Tussen twee waarnemingen kan maximaal één bodemgrens worden getrokken, d.w.z. deze grenzen moeten om voldoende betrouwbaar te zijn ten minste 0,1). cm uit elkaar liggen en hebben dan een nauwkeurigheid van 0,2 cm aan weerszijden van de bodemgrens. Voor langgerekte kaarteenheden bedragen de afmetingen van het kleinst betrouwbare kaartvlak derhalve 0,2 x 1,25 = 0,25 cm^. De nauwkeurigheid van een bodemgrens in het terrein, bij deze waarnemingsdichtheid, is + 50 m (0,2 cm) Overige kaarten. Voor de grondwatertrappenkaart (bijl. 2) geldt dezelfde betrouwbaarheid en nauwkeurigheid als voor de bodemkaart,omdat ze op hetzelfde aantal waarnemingen berust. Ook de bodemkundig-landschappelijke overzichtskaart, schaal 1: (afb. 1) en afgeleid uit de bodemkaart, heeft dezelfde betrouwbaarheid. De bodemkundige voorstelling op deze overzichtskaart is echter veel eenvoudiger, ten gevolge van een beperkte legenda en de zgn. generalisatie der bodemgrenzen (afb. 3). Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn geworden, dat wanneer a'an de minimale eis van 6 waarnemingen per cm^ kaartvlak is voldaan en tevens de criteria voor leesbaarheid en reproduktie niet worden veronachtzaamd, alle kaarten eenzelfde betrouwbaarheid hebben, onafhankelijk van hun kaartschaal. Naarmate de kaartschaal kleiner wordt, geven de bodemgrenzen echter t.g.v. generalisatie minder details weer en xcljken daardoor meer af van het werkelijke bodempatroon (afb. 3) Het is derhalve gevaarlijk een kaart te vergroten omdat dan de waarnemingsdichtheid per cm^ afneemt, de ligging der bodemgrenzen niet nauwkeuriger wordt en de verontrelnigiigen in dezelfde mate worden vergroot. 1.7 Gebruik van kaarten en rapport. De kenmerken en eigenschappen van de eenheden, die op de bodemkaart en de overige inventarisatie-, aanvullende en interpretatiekaarten staan aangegeven, zijn gedocumenteerd weergegeven in dit rapport. De legenda's op de kaarten geven slechts een globale karakteristiek. Het verdient derhalve aanbeveling rapport en kaarten als een eenheid te beschouwen. Bij het gebruik van de kaarten zal men de kaartschaal en met name de grootte van de kleinste nog betrouwbare kaartvlakken, die op de kaarten staan aangegeven, voor ogen dienen te houden. Uit de afmetingen van dit kleinste kaartvlak kan o.m. worden afgeleid of de betreffende kaart nog perceelsinformat ie geeft voor een bepaald gedeelte in het gebied.

19 Er is naar gestreefd dit rapport zo beknopt mogelijk te houden en alleen datgene op te nemen wat voor een goed begrip van de bodemgesteldheid in het gebruik van de kaarten noodzakelijk is. Ondanks dit streven naar beknoptheid is dit verslag van aanzienlijke omvang. Gezien de formulering van de opdracht en de grootte van het gebied, was dit niet te vermijden. Wel is getracht de stof zo systematisch mogelijk in te delen, mede met het oog op de zeer uiteenlopende belangstelling en bodemkundlge kennis van lezers en kaartgebruikers. Voor een eerste oriëntatie en voor degenen, die aan een globale informatie voldoende hebben, is een samenvatting en kleinschalige overzichtskaart (afb. 1) opgenomen. Het belangrijkste deel van het rapport staat in de hoofdstukken 6 t/m 12, waarin systematisch de kaarten en kaarteenheden zijn beschreven. De documentatie en verantwoording is opgenomen in het aanhangsel. Enige informatie omtrent de fysiografie van het gebied is noodzakelijk voor een goed begrip van de kaarten (hoofdstuk 2), terwijl de belangrijkste bodemvormende processen, indelingscriteria en legenda-opzet in de hoofdstukken 5 t/m 5 zijn beschreven. Een uitvoerig glossarium geeft de verklaringen van de gebruikte terminologie.

20 ««u!w u IM» Ä si H O Ä G ö ö O O çh O cd.» fi > > > t» > > O O O O O CM O o\ 00 -=r fov r 00 co CT\ o t O in Ti N H -P CQ «#. «J cö <8 cd cd ftf ctf O O O O O ü O d CQ fi "3 fi <D l> H TS CD -O?h 0) I" <-D tj "D H -p CQ 5 6 Q CD bo I 0) o 60 cö cö bû H S (D JÖ 0> H «{ <S H V Kj th M -P, cö CÖ N T3 P CD N Al CD XJ u CD 13? O bû H S CD I! «CD -P CO Tl T-J H -P W <0 g $ H r l ffl M ë!h - O bû H a CD -P CD r-i a prxq-sfx-raorim CQ m :o CD fi CU > S CD CD 0) ä m < I i r-t «3 CÖ "Ö A ä s Ö 1 N <D H s «H? o CD!z fi CD CD O i-l ; / CD fi CD O +3 co H CD H P4 M S

21 2. TOPOGRAFISCHE BESCHRIJVING VAN HET GEBIED. 2.1 Geologische opbouw. Ir^eidlng. De sedimenten, die in dit gebied aan of nabij de oppervlakte liggen, zijn grotendeels afgezet in het zgn. Pleistocene of ijstijdvak, dat ca jaar geleden begon en tot ca v. Chr. duurde. In het hierna volgende, holocene tijdvak (van ca v. Chr. - heden) werd nog slechts weinig materiaal aangevoerd. Gedurende het Pleistoceen kwamen enkele ijstijden voor, tijden waarin grote delen van Europa met landijs bedekt waren. Deze' ijstijden werden gescheiden door warme tijden (interglacialen), waarin het klimaat op het huidige leek of zelfs warmer was. Voor dit gebied is alleen de laatste ijstijd van belang, de Würmtijd. Deze wordt nog onderverdeeld in verschillende stadia (zie afb. ]+) Ge l g^e_van_h t_g ba ;ed. Het Oud-Pleistoceen is voor het gekarteerde gebied in zoverre van belang, dat het voornamelijk deze tijd moet zijn geweest, waarin enige diepe geulen door grotere of kleinere riviertjes zijn uitgeslepen (o.a. de dalen van de A of Weerijs en de Bijloop). In latere perioden zijn in deze dalen verschillende sedimenten afgezet. In het Pleniglaciaal^-B was het klimaat in onze streken zeer koud en droog. In de arctische steppe, vrijwel zonder planten, werden door de wind grote massa's zand verplaatst en/of over grotere afstanden aangevoerd en als een dek over grote delen van het landschap neergelegd, waarbij bestaande hoogteverschillen vaak min of meer werden genivelleerd. Naar de wijze van ontstaan worden deze zanden, dekzanden genoemd en wel, ter onderscheiding van de hieronder te bespreken jongere afzettingen, Oudere dekzanden. Na een kort durende, kleine klimaatsverbetering (Balling) trad weer een koudeterugslag op. Het klimaat in deze Oude Dryastijd was echter minder koud dan in het Pleniglaciaal-B; er was ook een andere vegetatie (parklandschap van berken). Ook werd opnieuw zand verplaatst, waarbij een sortering van de deeltjes plaats vond. De grovere delen werden al spoedig weer afgezet, terwijl de fijnere verder weg werden getransporteerd. Waar een wat dichtere vegetatie voorkwam, werden deze fijnere deeltjes vastgehouden en werd op deze plaatsen over vrij grote oppervlakten een tot + 70 cm dikke laag zand van fijnere korrelgrootte en met hoger leemgehalte dan de oudere dekzanden, afgezet. Deze ligt nog aan de oppervlakte en wordt op de kaart als sterk lemig dekzand onderscheiden. Bij Princenhage en tussen Rijsbergen en Stuivezand worden grote oppervlakten aangetroffen. De overige dekzanden uit de Oude Dryastijd zijn door het uitwaaien van fijnere deeltjes vaak iets grover en iets minder lemig dan de oudere dekzanden. Dit Jonger dekzand I vormt buiten de sterk lemige kaarteenheden vrijwel overal het huidige oppervlak. Het tudere dekzand wordt meestal nog binnen boorbereik aangetroffen* waardoor veel gronden naar beneden iets lemiger worden. Na een tweede tijdelijk wat warmere periode (Aller^d) trad voor de laatste maal een zeer koud klimaat op. In deze Jonge Dryastijd waren de eerder afgezette, schaars begroeide dekzanden plaatselijk aan verstuiving onderhevig, waarbij opnieuw een gedeelte van de fijnere delen werd weggevoerd. De rest werd al spoedig in de nabijheid weer afgezet als vrij hoge ruggen en koppen: Jonger dekzand II. Het Jonger dekzand II is vaak wat grover en iets minder lemig dan het Jonger dekzand I. In dit gebied komt het Jonger dekzand II slechts hier en daar als hege ruggen voor, o.a. ten westen van Oekel. Het zijn vrijwel uitsluitend deze hoge ruggen van.jonger dekzand II, waarin podzolen met ijzerhuidjes (Hd22) zijn gevormd.

22 «cerslr/i.-vt AmlJ/o/i' WP/t'/l fuoflr/teii 'runt ' * 4 'W j^ï^pl * /Aran! Któd ii'x D.i\ (/ojjjis* L/y 1 ifj/< st\r':ons> «jrüvi ijtitil hork Jir.'j./ 'tuft Aon fftt IVvetMlsiï^cy? f > 3k: Uallfiw <. n CM» U '. Ot'krirth 'Z<. -ji ///> //<v/ "' i Vtw/trtvftj #v - ' Y' V llvvz i/i'frrwkbtfîi **% J'*y/ : Hl O till/ til h'/ 'iy Mcoi'scl V.. (Àki'/.st/i, JZfffb/p.J t ('irool KVKSÇJ ht'jfh' ' /,, / ^ I.^/ Afb. 5«Topografische kaart van 1897* schaal 1:

23 Afb. 6. Topografische kaart van 1959, schaal 1:

24 In. het Holoceen trad een blijvende klimaatsverbetering op, die tot de huidige tijd voortduurt. Met het geleidelijk vochtiger worden van het klimaat steeg langzamerhand de grondwaterspiegel, zodat zich ûp de laagst gelegen plaatsen veen begon te vormen. Zo werden de dalen van de A of Weerijs en de Bijloop plaatselijk met veen opgevuld. Ook in afgesloten kommen van het dekzandlandschap vormden zich veenlagen. Het zijn de kleine oppervlakten moerige podzolgronden en broekeerdgronden op de bodemkaart. Toen naderhand de mens in het landschap begon in te grijpen en een geleidelijke ontbossing plaats vond, trad erosie op. De beken en riviertjes voerden dit materiaal stroomafwaarts om het daar in het dal opnieuw af te zetten. Het veen of het oud.ere zand werd zodoende met een dikkere of dunnere laag, vaak iets kleiig materiaal bedekt, dat vroeger wel met de naam beekafzetting werd aangeduid. 2.2 Landschap. In het gekarteerde gebied vallen, landschappelijk gezien, de beekdalen van de A of V/eerijs en van de Bijloop, direct op. Ze doorsnijden het gebied van zuidwestelijke in noordoostelijke richting. Daarnaast is het landschap in belangrijke mate beïnvloed door de activiteiten van de mens, o.a. door het in cultuur nemen van de gronden. Bodemkundig interessant is hierbij vooral het verschil in ouderdom van de ontginningen. Dit verschil komt ook in het huidige landschapsbeeld veelal duidelijk naar voren. Een topografische kaart van 1897 (afb. 5) geeft een indruk van de oppervlakte cultuurgronden uit die tijd. De complexen, die op deze kaart staan aangegeven als bouw- en grasland, vormen de huidige oude ontginningsgronden. De oudste ontginningen binnen dit landschap zijn de oude bouwlanden. Deze zijn ontstaan door een eeuwenlange bemesting met potstalmest. Door deze manier van bemesten hebben alle oude ontginningsgronden thans een grotendeels opgebracht, humushoudend dek, meestal dikker dan 50 cm. Bij de oude bouw- en graslandgronden is dit dek altijd dikker dan 50 cm. Op de bodemkaart is te zien dat de oude bouwlanden een groot deel van het gebied beslaan, vooral ten zuidwesten van Princenhage en tussen Rijsbergen en Stuivezand. Op deze gronden komen hier en daar nog enkele houtwallen voor, doch de meeste zijn in de loop der jaren verdwenen. De op afbeelding 5 voorkomende woeste gronden zijn de tegenwoordige jonge ontginningen. Het westelijke deel van het gebied bestaat bijna geheel uit jonge ontginningen en ook ten westen van Galder komen flinke oppervlakten van deze gronden voor. Ze hebben een humushoudende bovenlaag die meestal dunner is dan cm. In het zuidoosten van het gebied liggen enkele vrij kleine oppervlakten zeer lage natte gronden. Deze vroeger moerassige gebieden zijn na een betere ontwatering in cultuur gebracht. Zoals men op de nieuwste topografische kaart (afb. 6) kan zien, komen er slechts enkele kleinere oppervlakten bos voor, o.a. de Krabbebossen. 2.5 Hydrologie. Door de slechte onderhoudstoestand van veel sloten, die soms geheel zijn dichtgegroeid, is de afwatering van veel lage en zeer lage gronden ongunstig. Tn het dal van de Bijloop is de toestand redelijk doordat deze beek het overtollige water snel kan afvoeren. De A of V/eerijs daarentegen kan, voornamelijk door zijn grillige loop, in een tijd van veel wateraanvoer dit water niet snel genoeg afvoeren, zodat een grote oppervlakte gronden in het dal van dit riviertje onder water komt te staan. Dit laatste is, in regenrijke perioden, eveneens het geval bij de lage gronden in het zuidoosten van het gebied, vooral op kaarteenheid vwz (zie bijl. 1).

25 li Bodemgebruik en verkaveling. Het bedrijfstype in de ruilverkaveling Rijsbergen is het gemengde bedrijf, met op de hoge gronden voornamelijk akkerbouw en op de lage gronden grasland. De middelhoge gronden worden zowel voor het een als voor het ander gebruikt. In tegenstelling met veel andere zandgebieden in Brabant omvat de akkerbouw hier behalve zuivere akkerbouw ook grove tuinbouw. Van deze laatste is de teelt van aardbeien (vooral voor de conserven-industrie) verreweg het belangrijkste. Daarnaast treffen we nog andere vormen van tuinbouw aan, zoals de teelt van frambozen, bonen,spruiten, enz.. In de omgeving van Princenhage op de daar voorkomende sterk lemige gronden, zien vre vrij veel intensieve tuinbouw onder glas. Ten slotte komen in het zuiden van het gebied nog wat boomkwekerijen voor. De laatste paar jaren zijn verschillende zandwegen verhard, zodat de ontsluiting belangrijk verbeterd is. Zoals op de topografische kaart (afb. 6) te zien is, is de verkaveling onregelmatig, vooral op de oudere ontginningen. Veel bedrijven zijn erg versnipperd en het komt herhaaldelijk voor dat percelen van dezelfde gebruiker Ij. à 5 kilometer van elkaar liggen.

26 mëïêêêmmmw&/aw ;H1IH ; 1 ; lj llllj ii! il i I i i cm CD U U ë m < Aan 1 mm 111 WÉ r Y/ // /,/// 7 4 ma W^///'/A'wmß& wm W.W.VÎV. r <!!!!!!!! 1!! r < ^ B BC C M P J U W*%V»v*'.»... *. )\V^^ y.y.:.x :»*j vcvcs

27 5. BODEMVORMING, BODEMPROFIEL EN PROFIELVERLOOP IN VERBAND MET DE INDELING DER GRONDEN. 3-1 Bodemvorming. Met de bodem, in de zin zoals wij erover spreken, bedoelen wij de uiterst dunne schil aan het aardoppervlak, waarop en waarin zich het voornaamste ons bekende biologische leven afspeelt. Op de schaal van een wereldbol met een diameter van 12 m zou het op de bodemkaart afgebeelde gedeelte van de bodem, dat reikt tot 1,20 m diepte, moeten worden voorgesteld als een huidje van 0,0012 mm dikte! Deze bodem bestaat uit verschillende soorten moedermateriaal; in dit gebied het (pleistocene) zand en de (holocene) veenafzettingen. Deze grondsoorten zijn door water en wind van elders aangevoerd of, zoals het veen, uit ter plaatse gegroeide vegetatie ontstaan. Onder invloed van klimaat, waterhuishouding,planten en dieren en vooral ook door de mens, treden in dit moedermateriaal zgn. bodemvormende processen op. Deze veroorzaken allerlei veranderingen in het bovenste deel van de afzettingen zoals omzetting, toevoer, afvoer en nieuwvorming van minerale en organische stoffen. Het uiteindelijke resultaat van deze bodemvorming is sterk afhankelijk van de aard van het moedermateriaal en de mate waarin en de tijdsduur waarover de bovenaangeduide bodemvormende factoren van invloed zijn of zijn geweest. Ten gevolge van deze bodemvorming ontstaat er een grote variatie in de bodemgesteldheid, dat tot uiting komt in het aantal en de eigenschappen van de verschillende lagen, die in de bodem worden aangetroffen. Deze bodemhorizonten zijn zeer nauw gecorreleerd, zodat een "geheel" ontstaat, het bodemprofiel. 3.2 Het bodemprofiel en zijn horizonten (afb. 7). Het bodemprofiel is de verticale doorsnede van de bodem op een bepaalde plaats, waarin de opeenvolging en mate van ontwikkeling der horizonten in sterke mate bepalend zijn voor het onderscheiden der verschillende bodemeenheden. Ten einde deze bodemeenheden op uniforme wijze te kunnen beschrijven duidt men internationaal de min of meer overeenkomstige bodemhorizonten met vaste letter- en cijfercombinaties aan. De hoofdhorizonten worden daarbij aangegeven met de letters A, B, C en D, die door toevoeging van cijfer(s) en/of letter(s) nader worden onderverdeeld. Afbeelding 7 geeft enkele opeenvolgingen van bodemhorizonten met hun aanduidingen weer., Voor de betekenis der letteren cijfertoevoegingen wordt verwezen naar het glossarium. Niet in ieder bodemprofiel komen alle in afbeelding 7 aangegeven hoofdhorizonten en onderverdelingen voor, Voor dit gebied wordt de B-horizont alleen in een gedeelte der gronden (o.a. podzolgronden) aangetroffen, terwijl in de vaaggronden een duidelijke A-horizont ontbreekt. Zoals in par. 3-1 reeds werd opgemerkt, worden deze verschillen in profielopbouw veroorzaakt door verschillen in het moedermateriaal en de bodemvormende factoren en processen. In dit gebied heeft met name de factor "mens" een grote rol gespeeld door ontginning, bemesting, ontwatering, enz.. De meeste "natuurlijke" bodemprofielen zijn verstoord, de bodemvormende processen gewijzigd en het oorspronkelijke profiel is dikwijls slechts met moeite herkenbaar. Aangezien de kenmerken en eigenschappen der voorkomende bodemprofielen in hoofdzaak bepalend zijn geweest voor de onderscheiding van de eenheden op de bodemkaart, zullen de belangrijkste bodemvormende factoren en processen, die in dit gebied een rol hebben gespeeld, nader worden toegelicht, 3.3 Moedermateriaal. Van de twee in dit gebied aan de oppervlakte voorkomende "grondsoorten" bestaat het zand uit mineraal materiaal en het veen uit organisch materiaal. Dat deel van het minerale materiaal dat door bodemvorming (aanvoer of vor-

28 ming van organisch materiaal) venig is geworden, wordt tot het organische materiaal gerekend en aangeduid als "moerig" materiaal. 3.1). Zand. Het zand, dat tot het eolisch afgezette dekzand behoort (par. 2.1) bestaat uit mineralogisch arm kwartszand met een (uniforme) korrelgrootteverdeling tussen 105 en 210 mu (fijn zand), de top van de korrelgrootteverdeling ligt bij mu. Het zand is kalkloos en zwak of sterk lemig. 3-5 Veen. Het veen, dat ter plaatse is gevormd uit de resten van de natuurlijke vegetatie, bestaat overwegend uit mesotroof en eutroof broekveen, soms met houtresten. De samenstelling van het veen geeft aan, dat de vegetatie, waaruit het is ontstaan, niet uitsluitend op het oligotrofe (voedselarme) regenwater was aangewezen, maar van voedselrijker (grond)water heeft kunnen profiteren. De in dit gebied voorkomende gronden zijn naar de aard van het moedermateriaal onderverdeeld in drie hoofdklassen: zandgronden veengronden moerige gronden. 3.6 De Al-horizont. Eén van de belangrijkste bodemvormende processen is de vorming van een A1-horizont. Ten gevolge van verschillende biologische en chemische processen wordt vers aangevoerde organische stof zodanig afgebroken en omgezet, dat het oorspronkelijke materiaal veelal niet meer herkenbaar is. Hierbij spelen de micro-organismen een belangrijke rol, maar zijn ook grotere dieren als wormen e.d. betrokken. Ze zorgen, indien minerale bestanddelen aanwezig zijn, voor een intensieve vermenging van deze met de organische resten. In de minerale gronden zijn op deze manier, maar vooral ook onder invloed van de mens (zie 3-9) plaatselijk zeer dikke Al-horizonten gevormd De_AJ_-horiz_ont_in mineralejgronden^ Deze bestaat uit een relatief donker gekleurde bovenlaag* waarin een belangrijk gedeelte van de voedingsstoffen is opgeslagen. De laag vormt dan ook het voornaamste levensmilieu voor het plantaardig en dierlijk leven in de grond. In de praktijk is het begrip "grond" zelfs gekoppeld aan de aanwezigheid van een A1-horizont. Zandig materiaal zonder A1 noemt men bijv. zand; wanneer echter een A1-horizont aanwezig is, spreekt men van een zandgrond. Bij de indeling van de minerale gronden speelt de Al dan ook een belangrijke rol en worden gronden met een dikke (> 50 cm) A1, ongeacht de dieper liggende horizonten, tot de dikke eerdgronden gerekend. De overige minerale gronden worden, voor zover zij niet tot de podzolgronden behoren (zie ook 3*7)j onverdeeld naar het al dan niet aanwezig zijn van een zogenaamde minerale eerdlaag, dit is een A1-horizont die aan bepaalde eisen van o.a. kleur, dikte en humusgehalte voldoet. Ze worden respectievelijk eerdgronden en vaaggronden genoemd. Ook de verdere onderverdeling van zowel de podzol- als de eerdgronden is gedeeltelijk gebaseerd op de dikte van de Al (zie hoofdstuk k) De_AJ-horizont_in de_veengronden^ Een gedeelte der veengronden heeft een venige, min of meer veraarde Al-horizont, waarin de organische stof door biologische en chemische processen grotendeels is omgezet. Wanneer deze A1 ten minste 15 cm dik is en ten hoogste 10 à 15 cm volumeprocenten nog duidelijk herkenbare planteresten bevat, wordt ze aangeduid als zgn. "moerige (venige) eerdlaag". Veengronden met een dergelijke moerige eerdlaag behoren tot de eerdveengronden en worden met

29 behulp van dit kenmerk onderscheiden van de overige veengronden, de rauwveengronden. De verdere onderverdeling der eerdveengronden berust op aard en dikte van de moerige eerdlaag. 3.7 Podzolering. Dit bodemvormend proces kan alleen plaatsvinden in gebieden waar de jaarlijkse neerslag de verdamping overtreft en dus een neergaande waterbeweging in de grond optreedt. Hierbij gaan bepaalde verweringsprodukten en organische verbindingen uit de A1-horizont in oplossing en worden met het neergaande water meegenomen. Meestal slaat een belangrijk gedeelte van deze stoffen, zoals lutum, sesquioxyden en/of humus, weer neer in de daaronder liggende laag en vormt zich een inspoelings- of B-horizont. Tussen deze B-horizont en de Al-horizont ontstaat een meer of minder duidelijke uitspoelings- of A2-horizont. De A2-horizont is vaak askleurig en daaraan dankt dit bodemprofiel zijn uit het Russisch afkomstige naam (podzol = as). Het hoe en waarom van dit podzoleringsproces is nog niet duidelijk, ondanks het vele onderzoek dat overal op de wereld hieraan is en nog wordt verricht. Wel mag worden aangenomen, dat de zuurgraad een belangrijke rol speelt en mede daardoor complexen van metalen en organische verbindingen worden gevormd. De vorming van een podzolprofiel is een zeer langdurig proces, terwijl aard en aantal van de verschillende horizonten sterk kunnen verschillen onder invloed van uiteenlopende bodemkundige factoren. Zo vindt men in Nederland in de mineralogisch arme dek- en andere stuifzanden de best ontwikkelde podzolen met een B-horizont in hoofdzaak bestaande uit disperse (amorfe) humus en sesquioxyden (humuspodzol-b). In de mineralogisch veel rijkere lossen leemgronden daarentegen vindt men een inspoelingshorizont, die in hoofdzaak uit lutum al dan niet met sesquioxyden bestaat (zgn. textuur-b). In de meeste Nederlandse zee- en rivierkleigronden, die bodemkundig gesproken "jong" zijn, heeft nog in het geheel geen podzolering plaatsgehad. De aanwezigheid van een "duidelijke B-horizont" (podzol-b of textuur- B) binnen een bepaalde diepte vormt een zeer belangrijk criterium bij de indeling der gronden. Naar de aard van deze B-horizont zijn onderscheiden: a. Brikgronden: gronden met een zgn. "briklaag", dat is een textuur-b, die aan bepaalde eisen, o.a. wat betreft dikte, lutumgehalte en de aanwezigheid van zgn. inspoelingshuidjes voldoet. Ook wel aangeduid als gray brown podzolic. b. Moderpodzolgronden: gronden met een "duidelijke podzol-b-horizont", waarin de humus in hoofdzaak de modervorm heeft, terwijl ijzer ook duidelijk aanwezig moet zijn. c. Humuspodzolgronden: gronden met een "duidelijke podzol-b-horizont", waarvan de humusvorm in hoofdzaak amorf (dispers) is, terwijl het ijzer zowel aanals afwezig kan zijn. In dit gebied worden uitsluitend humuspodzolgronden aangetroffen. 3-8 Hydromorfe kenmerken. De invloed, die het grondwater op de vorming van een bodemprofiel heeft gehad, weerspiegelt zich o.a. in de aanwezigheid van roest- en reductievlekken, ontstaan door oxydatie en reductie van ijzerverbindingen. Daarnaast zijn er nog een aantal andere kenmerken, zoals een moerige bovengrond of tussenlaag, de afwezigheid van ijzerhuidjes ' ) (alleen in zandgronden), een nietgerijpte ondergrond of een ondiep voorkomende G-horizont, die duidelijk wijzen op de "natte" ontstaanswijze van deze gronden. Deze meer of minder duidelijke hydromorfe kenmerken worden, mits aan bepaalde eisen van dikte, diepte, enz. ') Onder "ijzerhuidjes" wordt verstaan het voorkomen van ijzer als een huidje rondom de zandkorrels in de C-horizont. Dit ijzer manifesteert zich niet als "roest"vlekken of vlammen, maar in de heldere, blonde kleur van het zand. De aanwezigheid van ijzerhuidjes direct onder de A- of de B-horizont, duidt erop, dat het profiel tijdens de vorming niet onder invloed van grondwater heeft gestaan.zand met ijzerhuidjes kleurt rood bij verhitting (het zgn. gloeien).

30 voldoend, als criteria gehanteerd bij de indeling der gronden in hydro- (met hydromorfe kenmerken) en xerogronden (zonder hydromorfe kenmerken). In dit gebied behoren alle veengronden en moerige gronden tot de hydrogronden. De aanwezigheid van een "moerige laag" is hier het hydromorfe kenmerk. Bij de zandgronden is in de enkeerdgronden (Al-horizont dikker dan 50 cm) geen onderscheid gemaakt tussen hydro- en xerogronden, gezien de sterke menselijke invloed die deze gronden als belangrijkste kenmerk hebben (zie 3*9)- Met uitzondering van de haarpodzolgronden die tot de xerogronden gerekend worden door de aanwezigheid van ijzerhuidjes direct onder de B-horizont, behoren de overige zandgronden tot de hydrogronden vanwege de volgende hydromorfe kenmerken. Naam Hydromorfe kenmerken Zandgronden (met uitzondering van de enkeerdgronden en de haarpodzolgronden). Veldpodzolgronden zonder ijzerhuidjes direct onder de B2 Laarpodzolgronden zonder ijzerhuidjes direct onder de B2 Gooreerdgronden zonder ijzerhuidjes en zonder roest Beekeerdgronden zonder ijzerhuidjes en met roest Vlakvaaggronden zonder ijzerhuidjes en zonder roest. In veel Nederlandse gronden is echter tijdens en na de vorming van de bodemprofielen de hydrologische toestand ingrijpend gewijzigd. Veel gronden zijn "droger" geworden, andere "natter". Dit weerspiegelt zich o.a. in de huidige grondwaterstanden, bodemgebruik, enz., maar ook aan bepaalde actuele hydromorfe kenmerken, zoals de nieuw gevormde roest- en reductievlekken. Deze "actuele" vlekken zijn zeer moeilijk te onderscheiden van de onder de oorspronkelijke hydrologische toestand ontstane "fossiele" vlekken. De bovengenoemde hydromorfe kenmerken kunnen dus zowel actueel als fossiel zijn. Ten einde ook de actuele hydrologische toestand der gronden weer te geven (- de hoogte van de actuele grondwaterstand) wordt naast de indeling in hydro- en xerogronden, ook de zgn. grondwatertrap (zie hoofdstuk!(.) van elle bodemeenheid vastgesteld en op de grondwatertrappenkaart vastgelegd, terwijl de belangrijke grens tussen lage en middelhoge zandgronden (wat hun actuele grondwaterstand betreft) tevens op de bodemkaart wordt aangegeven (zie hoofdstuk 5)» 5.9 Antropogene beïnvloeding. Vanaf het moment, dat de mens van zwervende nomade (grotendeels levend van de Produkten, die de natuurlijke flora en fauna opleverden) overging tot bebouwing en beweiding van de grond en zich meer blijvend ging vestigen, is zijn invloed als bodemvormende factor steeds toegenomen. Ten gevolge van het vernietigen van de natuurlijke begroeiing, het verzamelen van strooisel en het steken van gras- en heideplaggen zijn grote gebieden gaan stuiven en werden elders dikke stuifzandpakketten afgezet (o.a. in dit gebied de vlakvaaggronden). Door het gebruik van plaggen, zoden, strooisel en ook zuiver zand in de potstal werd met de uit deze stallen afkomstige mest een grote hoeveelheid humushoudend mineraal materiaal op het land gebracht. Zo ontstonden door het eeuwenlange gebruik van deze potstalmest de meer en minder dikke Al-horizonten op de oudere ontginningen (o.a. laarpodzol-, gooreerd- en beekeerdgronden in dit gebied) en de meer dan 50 cm dikke dekken der oude bouw- en graslanden (enkeerdgronden). Op de laag gelegen veen- en kleigronden (o.a. in het westen van Nederland) ontstonden door opbaggeren eveneens dikke A1-horizonten. De menselijke invloed op profiel en landschap ten gevolge van ontwatering in dit gebied werd reeds in het voorgaande vermeld. Uit de recente tijd dateren de ingrijpende bodembewerkings- en verbeteringsmaatregelen, die in het kader van ruilverkavelingswerken enz. worden uitgevoerd, zoals diepploegen, bezanden, egaliseren enz.. Ook de steeds toenemende winning van zand, grind en klei (leem) ten behoeve van de industrie heeft een belangrijke invloed op het landschap en de bodem.

31 Nog een ander gevolg van het ingrijpen door de mens is, dat door de regelmatige bemesting en bewerking van bouw- en grasland en het ontbreken van natuurlijke vegetatie, bijv. het podzoleringsproces in de podzolgronden grotendeels is stopgezet, terwijl dit in stuifzandgronden en onder heide enz. voortgaat. Samenvattend kan gezegd worden, dat de bodemvormende factor mens in Nederland een zeer belangrijke is geweest en zal blijven.

32 U. OPZET VAN DE LEGENDA, NOMENCLATUUR EN SOORTEN ONDERSCHEIDINGEN OP DE GEDE TAILLEERDE BODEMKUNDIGE OVERZICHTSKAART, SCHAAL 1:25 OOP. U» 1 Opzet vaxi de legenda. Uitgangspunt voor de legenda van de boderrikaart In het ruilverkavelingsgebled Rijsbergen vormde de legenda voor de systematische boderakaart van Nederland, schaal 1:50 OOO, die op haar beurt weer het Nederlandse Systeem voor Bodemclassificatie tot basis heeft. Dit laatste systeem is evenals de systematische legenda in de jaren door de Stichting voor Bodemkartering ontwikkeld. De legenda voor de systematische kaart, schaal 1: gaat wat de onderverdeling der gronden betreft niet ver genoeg voor een bodemkundige overzichtskaart, schaal 1:25 000, zoals in dit gebied is vervaardigd. Meestal uit het oogpunt van landbouwkundige waarde zijn verdere onderverdelingen gemaakt o.a. naar textuur, dikte van de A1, enz.. Voor de systematische bodemkaart van Nederland, schaal 1: is een uniforme legenda nodig, d.w.z. een voor het gehele land gelijke determinatie, benoeming en codering van kaartvlakken met dezelfde bodemkundige inhoud. Bij de verdere onderverdeling voor de 1: en 1: kaarten is zoveel mogelijk getracht deze uniformiteit te handhaven. Dit heeft er echter noodzakelijkerwijs toe geleid, dat bepaalde codes voor kaarteenheden uit een combinatie van meerdere letters en cijfers bestaan. Ook zijn de gevolgde indeling en codering op het eerste gezicht niet overal logisch aangezien dit ter wille van de uniformiteit niet mogelijk was. Toch is dit landelijke systeem ook voor de grootschalige kaarten gekozen, omdat een uniforme indeling, codering en benoeming zeer vele voordelen bieden, o.a. bij de onderlinge vergelijking van verschillende gebieden met overeenkomstige gronden. k-2 Nomenclatuur van de kaarteenheden. Hoewel men voor het aanduiden van de kaarteenheden feitelijk met een codering zou kunnen volstaan, bestaat er toch een zekere behoefte aan een naamgeving voor de verschillende begrippen. Deze worden immers op den duur geladen met een bepaalde gedachtenassociatie. Bovendien wordt het onthouden van het begrip vergemakkelijkt, indien de naam bepaalde suggesties oproept die met de betekenis ervan samenhangen. Bij de ontwikkeling van het Nederlandse systeem voor bodemclassificatie is een geheel nieuwe terminologie gekozen. De legenda voor de systematische kaartbladenkartering van Nederland, schaal 1:50 000, bouwt op dit systeem voort en duidt de onderscheiden kaarteenheden met zgn. "roepnamen" aan. Deze bestaan uit kernwoorden of woordstammen van Nederlandse plaats- of perceelsnamen, die voorkomen in gebieden, waar ook de benoemde gronden in hun meest zuivere vorm (het zgn. central concept) worden aangetroffen. Deze namen hebben veelal betrekking op de ligging, het ontstaan, het bodemgebruik of de ontginningsgeschiedenis van de gronden. Deze nieuwe terminologie is echter niet verder uitgewerkt dan het zgn. subgroepniveau van de bodemclassificatie. De verdere onderverdeling is in de naamgeving van de kaarteenheden tot uitdrukking gebracht door het gebruik van een zgn. beschrijvende naam voor iedere eenheid (zie hoofdstuk 5)«Bijv.: H22 Hoge en Middelhoge veldpodzolgronden in zwak lemig fijn zand. Aan de roepnaam (veldpodzolgrond) zijn een aantal woorden toegevoegd die ieder een duidelijk, in het glossarium omschreven inhoud hebben. De betekenis van de kernwoorden of woordstammen gebruikt voor de in dit gebied onderscheiden kaarteenheden is eveneens in het glossarium verklaard.

33 k>3 Soorten onderscheidingen. I Inleiding. Op de bodemkaart komen'de navolgende verschillende soorten onderscheidingen voor, waarvan de legenda een systematisch overzicht geeft en waarvan de betekenis in deze paragraaf nader zal worden toegelicht : zuivere kaarteenheden samengestelde kaarteenheden toevoegingen cverige onderscheidingen Zuivere kaart eenheden. Deze bestaan voor ca. 70$> van de oppervlakte van ieder kaartvlak uit een, door codering en kleur op de kaart aangegeven en in legenda en rapport nader omschreven, kaarteenheid. De resterende ca. ^0% van de oppervlakte kan uit "verontreinigingen" bestaan, die een van de code en omschrijving afwijkende profielopbouw hebben en waarover ook in het rapport meestal geen nadere informatie wordt gegeven. Dit is namelijk bij de gegeven waamemingsdichtheid en reproduktiemogelijkheden van de kaart niet mogelijk. Zoals reeds in par. 1.6 is uiteengezet is de mate van verontreiniging onafhankelijk van de kaartschaal mits de kaart aan de eisen voor de betrouwbaarheid voldoet (zie 1.6). Zuivere kaarteenheden worden op de bodemkaart met afzonderlijke kleuren en codes aangegeven en met een volle (niet onderbroken) lijn afgegrensd. ]+. 3 = 3 Samengestelde kaart eenheden. In tegenstelling tot de zuivere kaarteenheden bestaan deze uit een associatie van twee zuivere kaarteenheden, die de codering dragen van de beide samenstellende eenheden. Van deze samengestelde kaarteenheden worden in het rapport de kenmerken aangegeven. De samengestelde eenheid is op de bodemkaart afgegrensd met een niet onderbroken lijn en het kaartvlak voorzien van een bandering in de kleuren van de beide afzonderlijke eenheden. k'3'h ï v e %g n _L Een toevoeging wordt gebruikt om een bepaald profielkenmerk, dat over de gedeeltelijke of gehele oppervlakte van meerdere, overigens van elkaar verschillende kaarteenheden voorkomt, aan te geven. Dit is in dit gebied bijv. het geval met de afgegraven, opgehoogde en vergraven gedeelten, die in verschillende kaarteenheden over kleine oppervlakten voorkomen. Het zou heel goed mogelijk zijn geweest om deze verschijnselen in de kaarteenheden zelf onder te brengen, maar dit zou het aantal kaarteenheden doen toenemen en daardoor kaart en legenda gecompliceerder maken. Om dit te voorkomen is de toevoeging gekozen die echter in genen dele een minder belangrijke onderscheiding aangeeft dan die welke in de kaarteenheden zijn opgenomen. De toevoeging wordt met een bepaalde signatuur (harcering, stippeling enz.) over de voorkomende oppervlakte aangebracht en voor zover niet samenvallend met bestaande bodemgrenzen afgegrensd met een onderbroken ( ) lijn. De toevoegingen voor de verwerkingen worden behalve op de bodemkaart ook op de overige kaarten aangegeven. I4-.3 *3 Overige onderscheidingen^ Deze omvatten de belangrijkste kanalen, wegen, spoorlijnen, bebouwde kommen en overige niet als cultuurgrond in gebruik zijnde oppervlakten. De door deze onderscheidingen aangegeven gedeelten zijn meestal niet in het onderzoek betrokken maar worden afzonderlijk op de bodemkaart en ook op de overige kaarten afgegrensd en soms gekleurd (water) ten einde de plaatsbepaling op deze kaarten te vereenvoudigen.

34 0) >!_ 3 O iō O CM LO cn co in Oil in en I in tn cn u>. in I a>: in r- cn ail ml o I CD in Wf I cn ' " Wl< ser». Wl 1 I * : : * I r- i i l l C 1/1 01 I L- > in ai ai Q. O» «mx) O ^ 3 S. O) g 1 c -o "O c» 5 ~ 2 «g 3: c ai <*-«-«- o at o "o wo E u

35 LEGENDA Landelijke indeling van de grondwatertrappen 1 II III IV V VI VII G.H.W. - - < 40 > 40 < 40 O O G 1 O > 80 G.L.W. < > 120 > 120 > 120 1) Indeling von de grondwotertrappen in dit gebied _7V < IV VI VII < > 80 \ < 120 > 120 > 120 Hoogte van het maaiveld 1) VI VII -V4 G.H.W. G.L.W. 1) Opm. E22 Gemiddeld hoogste grondwaterstand in cm beneden maaiveld Gemiddeld laagste grondwaterstand in cm beneden maaiveld De grondwatertrappen I en IV komen in dit gebied ni«t voor Onderbroken lijnen in de omgrenzing van de legendahokjes geven aan dat de juiste begrenzing van G.H.W. en G.L.W. niet bekend is. Grenzen en symbolen van de bodemkaart (zie bijlage 1) Afb.9 Legenda van de grondwatertrappenkaart

36 Gt G.H.W. G.L.W. in cm -ffl.v. Kaart e enheden 11 - Ut vwzj vz III <i( Ha22, Ha23 s pza22, pza23, pzra22, Ea22, Ea23, cza22 J cza23, czra23 J vwp, vwz, hvz, pzra22/ pza22, Ea23/cZra23, vwz/pzra22. V <1).0 >120 Ha22, Ha25, pza22, pzra22, pzra23, cha22,cha23, Ea22, Ea23j cza22, cza23, czra23, pzra22/pza22 VI 1*0-80 >120 H22, ch22, ch23, E22, E23, cz22, cz23 VII >80 >120 Z22, Hd22, H22, ch22, ch23, E22, E23, cz22 Afb. 10. Overzicht van de, in de onderscheiden grondwatertrappen voorkomende kaarteenheden.

37 - 27-1^.14- De grondwatertrappen. I4.. If.. 1 Het begrip_grondwat ert rap. De grondwaterstand neemt een belangrijke plaats in onder de factoren, die de geschiktheid van een grond,met name van een zandgrond, als cultuurgrond bepalen. Het is daarom gewenst op bodemkaarten over de diepteligging van de grondwaterspiegel (- grondwaterstand) informatie te geven. Dit gebeurt door middel van grondwatertrappen (afgekort Gt's). De grondwaterstand op een bepaalde plaats is in de loop van een jaar aan sterke variaties onderhevig. In het algemeen zal het niveau in de winter hoog en in de zomer laag zijn. Bovendien zullen ook van jaar tot jaar verschillen optreden, m.a.w. van jaar tot jaar zullen de tijdstijghoogtelijnen een verschillend verloop vertonen.(wanneer men in een diagram de grondwaterstand of de stijghoogte van het grondwater uitzet tegen de tijd en de punten door een lijn verbindt, verkrijgt men een tijdstijghoogtelijn (zie afb. 8)). Het is mogelijk door een bundel tijdstijghoogtelijnen een gemiddelde grondwaterstandscurve te trekken, zoals in afb. 8 is aangegeven (zie ook Stol, Landbouwkundig Tijdschrift 72(1900),18, pp. 7kh~755) Deze gemiddelde curve geeft het gemiddelde verloop van de grondwaterstand weer. Top resp. dal van de curve laten zien tot welke stand het grondwater gemiddeld stijgt resp. daalt. De waarden, afgelezen bij top resp. dal van de gemiddelde curve, zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstand (G.H.W.), resp. de gemiddeld laagste grondwaterstand (G.L.W. ). Uit afb. 8 blijkt, dat er tussen de jaarcurven grote verschillen bestaan. Een gemiddelde curve, die getrokken zou worden op grond van metingen, die zich slechts over bijv. twee of drie jaren uitstrekken, zou dus in het algemeen geen juist beeld geven van het gemiddelde grondwaterstandsverloop. Aan de grondwatertrappenindeling ligt ten grondslag, dat het verloop van de grondwaterstand op een bepaalde plaats gekarakteriseerd wordt door G.H.W. en G.L.W.. Van plaats tot plaats kan het gemiddelde grondwaterstandsverloop en kunnen daarmede de waarden, die men vindt voor G.H.W. en G.L.W., sterk variëren. De grondwatertrappenindeling nu is een klasse-indeling van grondwaterstandsverlopen (gekenschetst door G.H.W. en G.L.W.). Elke klasse van deze indeling, die grondwatertrap (Gt) wordt genoemd, is gedefinieerd door aan te geven binnen welke grenzen G.H.W. en G.L.W. voor die Gt mogen variëren. Wanneer aan een kaartvlak op de grondwate rtrappenkaart een bepaalde Gt is toegekend, wil dit zeggen, dat de G.H.W.'s en de G.L.W.'s van de gronden binnen dat kaartvlak zullen variëren binnen de klassengrenzen, die gesteld zijn voor de desbetreffende Gt. Hierbij worden afwijkingen t.g.v. het voorkomen van onzuiverheden tot maximaal 30$ van het kaartvlak toegelaten. lj..lj..2 De_indeling. Afbeelding 9 geeft de legenda van deze kaart met de 5 grondwatertrappen en hun G.H.W.- en G.L.W.-grenzen weer, die in dit gebied zijn onderscheiden (zie ook afb. 10). Deze indeling komt overeen met de landelijke Gt-indeling zoals die bij de Stichting voor Bodemkartering (voor de kaartbladenkartering, schaal 1:50 000) in gebruik is. I+.ll..3 Verband bodemkaart^grondwate rt rappenkaart. Gezien de belangrijkheid, die de diepteligging van het grondwater beneden het maaiveld voor (zand)gronden heeft t.a.v. landbouwkundige gebruikswaarde, cultuurtechnische ingrepen enz., hoort dit gegeven op de bodemkaart thuis. Op verzoek van de opdrachtgever en om kaarttechnische redenen is dit echter op een afzonderlijke kaart, de grondwatertrappenkaart, weergegeven. Wel is op de bodemkaart in de (lutumarme) zandgronden een tweedeling gemaakt naar gelang de diepteligging van de G.H.W.. De gronden, die een G.H.W. hebben dieper dan I4.0 cm, zijn hoge en middelhoge zandgronden genoemd, die met een G.H.W. ondieper dan ij.0 cm, lage en zeer lage zandgronden. (De hoge gronden hebben een

38 G.H.W, dieper dan ca. 80 cm, de middelhoge een G.H.W, tussen 1(.0 en 80 cm, de lage en de zeer lage hebben een G.H.W. ondieper dan I4.O cm beneden maaiveld). Voor de geschiktheidsbeoordeling van de gronden dient men echter naast de bodemkaart steeds de grondwatertrappenkaart te raadplegen. Beide kaarten vormen derhalve een eenheid en dienen ook als zodanig te worden gebruikt. De grondwatertrappenkaart geeft uitsluitend de diepteligging van het grondwater weer, maar slechts zeer ten dele in hoeverre een grond te nat of te droog is. Dit is mede afhankelijk van de profielopbouw, waarover de bodemkaart informaties geeft. Ten einde de eenheid der beide kaarten te benadrukken en het gebruik te vereenvoudigen, zijn de bodemgrenzen en symbolen van de bodemkaart tevens in de basis van de grondwatertrappenkaart aangebracht. Van elke kaarteenheid kan derhalve zonder meer worden afgelezen op welke Gt('s) deze voorkomt of omgekeerd. Bij een nauwkeurige beschouwing van de Gt-kaart blijkt, dat behalve de grens hoog-middelhoog en laag-zeer laag in de zandgronden nog meer Gt-grenzen geheel of gedeeltelijk samenvallen met bodemgrenzen. Voor de beschrijving van de grondwatertrappenkaart wordt verwezen naar hoofdstuk 6.

39 ZANDGRONDEN H umuspodzol gronden Laarpodzol gronden Haarpodzol gronden LEGENDA Gooreerdgronden Eerdgronden Beekeerdgronden humeus tot humusrijk humeus humeus tot humusrijk hun < <30 > Vaag - j gronden 'eldpodzolgronden Enkeerdgronden Vlakvaaggronden I HOOG EN MIDDELHOOG, gemiddeld hoogste grondwaterstand (G. H. W. ) d ie per dan 40cm beneden maaiveld H22 ch22 Hd22 E22 cz22 Z22 enaming org. stofklasse van 1de bovengrond dikte van de bovenlaag textuur fijn zand;zwak lemig ch23 E23 cz23 fijn zand; sterk lemig LAAG EN ZEER LAAG/gemiddeld hoogste grondwaterstand (G.H.W.) ondieper dan 40cm beneden maaiveld Ha22!! cha22 Ea2 2 pza22 cza22 pzra22 fijn zand;zwaklemig Ha23 cha23 Ea23 pza23 cza23 pzra23 czra23 fijn zand;sterk lemig HOERIGE GRONDEN vwp vwz 'EENGRONDEN hvz Vz Moerpodzol gronden (Veldpodzolgronden met een moerige bovengrond) Broekeerdgronden (Gooreerd- of beekeerdgrond met een moerige bovengrond). Koopveengronden (Veengronden met een kleiig moerige bovengrond) Vlierveengronden (Veengronden zonder klei-of zanddek) AMENGESTELDE KAARTEENHEDEN pzra22 pzo22 pzra22 <Wz ~Eq23L + czra23 OEVOEGINGEN Dunne beekeerdgronden in associatie met dunne gooreerdgronden Dunne beekeerdgronden in associatie met broekeerdgronden Enkeerdgronden in associatie met matig dikke beekeerdgronde,n Letter waarmee toevoeging in het rapport is aangegeven Signatuur op de kaart Omschrijving zandondergrond beginnend ondieper dan 120cm OVERIGE ONDERSCHEIDINGEN 2mm 12,5mm 5mm I 15ram water en moeras bebouwing enz. grens van het gekarteerde gebied \ / kleinste nog } betrouwbare kaartvlak voor verklaring van de gebruikte termen zie rapport. h a q r _ ï~i opgehoogd rn O 1 afgegraven > minstens 20 cm vergraven/ mir utens20cm, beginnend <40cm en eine igend >40cm. vfb. 11 Legenda van de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart

40 a to ojikn. OJLKN CVILKN CM CM s 1 iâ il il ai cvjihn «'H CM -, 4 m âs OJKN CVI CVJ cd <d AI H.. CM CVJ KN CM CM CÖ CM NN NN «O O O O cu CM KN (Ö CM h h ö y Ol y A kn cm' (Ö N h O CM CM N H <H O H 1 <D 1 N H bo *g bo bo d *ä W B s rh rh rh rh X 1 s b N P to s N P to bc to bo (0 to * to tû d t H bû ä H E S g E S rh rh rh H «H rh rh rh rh AÎ X X X X îs F-4 U X u u u «ro g p 2 to g +5 CQ 5 N p to P N p to p to! bû g i N <D H tû h fi <D (1) P 0) % S -p to Ä 'O I -8 a s H s rh Ä ï ai fc Ä 1 "S a P S.. > 0) SI 1.. o a) si H Ö? CM I S 1 S S1 o 1' O g 5C 1 1 N fi «H <H CMj M 1 ta fi é? 1 3! ' cd O W â 1 N a tû» e S i I E o rh c,^ O % U O fs A -g V N A I 1 k o *.» ^ bo I «ä Q te 3 to w c w, rh K 8 9 E O! S s s: o V a) A- N g I S» K 8 I CS ' y W ho o E Ä O E o <a «? o œ A A^ t 3 O M sn o Q.! w s. V S N & «a! ôi 3' N CM P. N O N O y â a <ÏJI <o N b O N N N N N fi fi fi C fi "3 O o o ""P H H H 4-1 «H <H <«H <H as 0 -=1" N V fi 1 Ï tri os o ^ N o «J N O fi' N S 1 a N O SP <Ö B O o tî s* 0) O h O %* -=f N 0) o N A fi a> V a> fi V fi ^ bû w o *.» 5 z ä «ih «I œ O Ü * M o SI 51 SI Ml si «N & :s ä o * i CM I N 1 N fi 60 E 0 X 9 O rh 1 A S "G > bo I X O o O 1 «-* Ä NI O h 0 > 1 s g fi M -P H 0 Ö > 1 1 U to h ë g s Ö i s H Q S H H fi -P S g +> Q a aj <H O o Ä!E öl o o o K N'I o4 5»! >1*0 11g* * jflrl C WIN H»d fi Iii *0 fil C < «O *0 ^ " i S 1 O LTV ^ at gîâ S ^ 15 O fi p Ä û) 1 «H E O tj t s i> X 1 S 9 S N 'Ö -P s ta œ 4-1 O^-s CO Q FI T?T* (D.-H CI-Ö ;!Ê S c.xi 3 o P h«si fi. ' SSS ^9 m, ç>!h..bo U (D; (H S3 8'Ä i? Si '1 g -g l s s c> C -p g (Si N TS SlN I s r-3»0 s H r I «Si y -H Ö ^ ft g'5^ 0 "S 1 S 1 0 N N «JFI ^ 01^ >lo m -- < <H o E o N'S IO MN < Jt

41 BESCHRIJVING VAN DE KMIff EENHEDEN OF DE GEDETATTJiKFïKDE BODEMKUNDIGE OVER ZICHTSKAART, SCHAAL 1: Indeling. De hoofdindeling van de gronden in dit gebied is hoofdzakelijk gebaseerd op de verschillen in het moedermateriaal (afb. 11). Er zijn drie hoofdklassen onderscheiden: zandgronden moerige gronden veengronden. De onderverdeling van deze hoofdklassen wordt in enkele afbeeldingen en bij de beschrijving der afzonderlijke hoofdklassen nader toegelicht. In totaal zijn op de bodemkaart 26 zuivere kaarteenheden en 3 samengestelde kaarteenheden onderscheiden, terwijl in verschillende eenheden nog toevoegingen zijn aangegeven. In dit hoofdstuk worden de kenmerken en eigenschappen der kaarteenheden besproken in de volgorde zoals ze in de legenda voorkomen. Ten einde herhaling bij deze beschrijvingen te voorkomen, zijn nauwerwante eenheden te zamen beschreven, maar is van elke eenheid wel een afzonderlijke profielschets gegeven. Bij deze profielschetsen, die representatief zijn voor de desbetreffende kaarteenheid, staan codering en benaming vermeld, als ook de grondwatertrappen, die binnen de eenheid zijn aangetroffen. Voor de verklaring van de gebruikte bodemkundige termen, de textuurindeling, enz. wordt naar het glossarium verwezen. 5.2 Zuivere kaarteenheden Zandgronden (afb. 12). 1. Algemeen. Bij deze gronden bestaat de laag tussen 0 en 80 cm voor meer dan de helft uit zand en komt binnen lj.0 cm geen moerige laag voor. (V/aar dit laatste wel het geval is, zijn ze tot de hoofdklasse "moerige gronden" gerekend). Naar het al dan niet aanwezig zijn van duidelijke bodemhorizonten en de aard en dikte hiervan zijn ze onderverdeeld in: humuspodzolgronden, enkeerdgronden, eerdgronden en vaaggronden (afb. 12). De humuspodzolgronden worden gekenmerkt door een duidelijke humuspodzol-b. Een eventueel aanwezige A1 is steeds dunner dan 50 cm daar alle zandgronden met een dikke A1 (> 50 cm) enkeerdgronden zijn genoemd. Van de overige zandgronden (dus die zonder podzol-b en zonder dikke A1) behoort verreweg het grootste gedeelte tot de eerdgronden. Deze gronden hebben een donkere bovenlaag (minerale eerdlaag) van 15 à 50 cm. Bij de vaaggronden is deze laag afwezig, onvoldoende duidelijk ontwikkeld of overstoven door meer dan lj.0 cm stuifzand. Door verder onder te verdelen naar diepteligging van het grondwater, hydromorfe kenmerken, dikte van de A1 en de textuur zijn binnen de zandgronden 22 kaarteenheden onderscheiden. Daarnaast zijn nog toevoegingen gebruikt voor het weergeven van een drietal vergravingen. 2. Humuspodzolgronden. Alle podzolgronden in dit gebied behoren tot de humuspodzolen. Boven de B2-horizont is steeds een duidelijke A1-horizont aanwezig. Een A2-horizont wordt behalve in de haarpodzolgronden weinig aangetroffen, omdat deze in de in cultuur zijnde gronden vaak met de A1-horizont is vermengd. De kleur van de B-horizont is overwegend roodbruin tot bruin, de dikte en intensiteit wisselen bij verschillen in de diepteligging van het grondwater en de textuur van het zand. De hoog boven het grondwater gelegen zwak

42 lemige podzolen hebben in het algemeen een dunne, soms fel gekleurde B-horizont, die plaatselijk vrij hard is. Bij de lager gelegen, zwak lemige podzolgronden loopt de B-laag meestal diep door en is de kleur, evenals bij de sterk lemige podzolen, flets. De podzolgronden hebben van nature minder gunstige eigenschappen zoals een vrij slechte kwaliteit van de humus. Dit is vooral het geval in de jonge ontginningen bij podzolen met een dunne, soms heterogene bovenlaag (veldpodzolgronden). De podzolgronden, die reeds lang in cultuur zijn (oudere ontginningen) hebben een "mestdek n, een homogene bovenlaag van 30 à 50 cm,als gevolg van een jarenlange bemesting met stalmest. Bij deze laarpodzolgronden is de kwaliteit van de humus daardoor aanzienlijk verbeterd. De haarpodzolgronden behoren tot de xeropodzolen (met ijzerhuidjes onder de B2), alle andere podzolgronden in dit gebied behoren tot de hydropodzolen omdat, of de ijzerhuidjes onder de B2 ontbreken, of de bovengrond moerig is. Na het ontstaan van de podzolprofielen is dit gebied dieper ontwaterd. Zowel in de veldpodzolen als in de laarpodzolen komen nu middelhoge en hoge gronden voor (H en ch) naast lage en zeer lage (Ha en cha). Kaarteenheid: H22 Omschrijving; Hoge en middelhoge veldpodzolgronden met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. flrondwatertrap; VI en VII Schematische profielopbouw 0- horizont humus leem M50 (fo) (mediaan) Al A2 B k k IJ4.O kleur bruinzwart grijs roodbruin BC 12 1i(.0 geelbruin o Daar, waar deze gronden met moderne middelen ontgonnen zijn, is de A2 meestal met de A1-horizont vermengd. Soms is ook de B-horizont gedeeltelijk in de bouwvoor opgenomen.

43 Kaarteenheid; Ha22 Omschrijving; Lage en zeer lage veldpodzolgronden met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw horizont humus leem (*) A B k 1 1? Î450 (mediaan) 1U5 lk5 145 kleur bruinzwart bruin geelgrijs 13 1^5 bleekgrijs Door grondbewerking zijn de Al- en A2-horizont veelal vermengd. In deze gronden komen, vooral in de laag gelegen gedeelten, plaatselijk lössleemlagen voor, die meestal dunner zijn dan I4.O cm. Kaarteenheid; Ha2J Omschrijving ; Lage en zeer lage veldpodzolgronden met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw 20- horizont humus leem M50 (*) (fa) (mediaan) A 5 22 ISO kleur bruinzwart B (.5 vaalbruin C grijs 120- C 15 I55 grijs

44 Kaart e enhe id: ch22 Omschrijving: Hoge en middelhoge laarpodzolgronden met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: VI en VII. Schematische profielopbouw horizont humus leem &) (/j) M50 (mediaan) kleur A b zwartbruin B bruin grijsgeel 120 Kaarteenheid; oh23 Omschrijving; Hoge en middelhoge laarpodzolgronden met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; VI en VII. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 (fo) (mediaan) kleur A k 19 lij-5 bruinzwart 1*0-50- A grijs B 30 llt-0 bruin 90- C bruingrijs lössleem grijs De lössleem komt slechts plaatselijk binnen boorbereik voor.

45 Kaarteenheid: cha22 Omschrijving; Lage laarpodzolgrond met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: V. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 (*) ifo) (mediaan) kleur A k zwartbruin B 2 20 ll donkerbruin C vaalgrijs geelgrijs 120 Kaarteenheid; cha23 Omschrijving : Lage laarpodzolgrond met een matig dikke* humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap: Y. Schematische profielopbouw horizont humus leem (*) (*) M50 (mediaan) kleur A B C grijszwart vaalbruin grijs grijs met roest 10O 120- lössleem grijs Van deze kaarteeriheid komt alleen in het noorden van het gebied een oppervlakte voor. In de ondergrond van deze profielen komt soms lössleem voor.

46 - 3b - Kaarteenheid: Hd22 Omschrijving; Hoge haarpodzolgrond met een dunne., humeuze bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: VII. Schematische profielopbouw 0-75: horizont humus (Cfl\ Al A2 B k 1 1 leem (fo) M50 (mediaan) kleur grijszwart zwartgrijs bruin geel geel Deze gronden onderscheiden zich van de veldpodzolgronden door het voorkomen van ijzerhuidjes om de zandkorrels, direct onder de B-horizont. 3. Enkeerdgronden. Hiertoe behoren de gronden met een Al-horizont dikker dan 50 cm. Onder deze laag is vaak een duidelijke B-horizont aanwezig. Tot de enkeerdgronden behoren o.a. alle zgn. oude akkers, die in dit gebied vrij veel voorkomen. De omgrenzing is veelal hoekig, hetgeen een gevolg is van de ontstaanswijze (perceelsgewijze ophoging door potstalbemesting). Het humeuze dek is midden op de percelen vaak dikker dan aan de kant. In de sterk lemige enkeerdgronden komen, vooral in de omgeving van Princenhage, vrij veel leemlagen in de ondergrond voor. De zwak lemige enkeerdgronden hebben in het algemeen open profielen, d.w.z. dat weinig lagen voorkomen, die storend zijn voor de waterbeweging.

47 Kaarteenheid; E22 Omschrijving ; Hoge en middelhoge enkeerdgronden met een dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: VI en VII. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 kleur i.%) {%) (mediaan) J bruinzwart BC bruingeel geelgrijs 120 Op verscheidene plaatsen treft men onder het humeuze dek de B-horizont van een podzolprofiel aan. Kaarteenheid; E23 Omschrijving: Hoge en middelhoge enkeerdgronden met een dikke,humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; VI en VII. Schematische profielopbouw 0- horizont humus leem M50 kleur {%) ($) (mediaan) A k 1! 135 zwartbruin zwartbruin H C C grijs 135 grijs Vooral ten zuidwesten van het dorp Rijsbergen komen in deze kaarteehheid plaatselijk leemlagen voor.

48 De gronden behorende tot deze groep hebben alle een duidelijke A1 van 15 à. 50 om dikte., terwijl een duidelijke B-horizont ontbreekt. De in dit gebied voorkomende eerdgronden zijn onderverdeeld in beekeerd- en gooreerdgronden. Het criterium is het in het profiel voorkomen van roest. Wanneer deze ondieper dan 35 cm begint en niet over meer dan cm is onderbroken, dan behoort het betreffende profiel tot de beekeerdgronden, in de overige gevallen tot de gooreerdgronden. Zowel de beekeerd- als de gooreerdgronden zijn bij deze kartering nog x-reer onderverdeeld naar de dikte van de A1 (15-30 om en cm) en naar de textuur. De gooreerdgrond wordt gezien als een overgangsprofiel tussen een humuspodzolgrond en een beekeerdgrond. Onder de A1 wordt dan ook wel eens een vaalbruine, zwakke B-horizont aangetroffen, die echter niet duidelijk genoeg is om tot een humuspodzol-b gerekend te worden. Ook komt het wel voor dat een B-horizont is weggegraven, zodat om die reden het betreffende profiel tot de gooreerdgronden gerekend moet worden. De meeste gooreerdgronden liggen evenals de beekeerdgronden laag of zeer laag, d.w.z. hm G.H.W. reikt ondieper dan ij.0 cm beneden maaiveld. De kwaliteit van de humus is vooral in de beekeerdgronden beter dan in de humuspodzolgronden. Kaarteenheid: pza22 Omschrijving; Lage en zeer lage gooreerdgronden met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: III en V. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 ($) ($) (mediaan) A kleur grijsbruin C 150 bleekgrijs 120 G 150 blauwgrijs De grootste oppervlakte van deze gronden komt voor op Gt III. Het bodemgebruik is dan ook voornamelijk grasland.

49 Kaarteenheid; pza23 Omschrijving; Zeer lage gooreerdgrond met een dunne,humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap: III. Schematische profielopbouw horizont humus leem mo 00 {%) (mediaan) A 5 22 ISO kleur zwartbruin bruingrijs grijs G 150 blauwgrijs Plaatselijk komen in de ondergrond leemlagen voor. Kaarteenheid ; cz22 Omschrijving; Hoge en middelhoge gooreerdgronden met een matig dikke., humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: VI en VII. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 iß) iß) (mediaan) kleur A li bruinzwart C vaalbruin bleekgrijs 120-1

50 Kaarteenheid; cz23 Omschrijving; Middelhoge gooreerdgrond met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; VI. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 kleur ('f ) ($) (mediaan) A k bruinzwart bruingrijs bleekgrijs 120 Kaarteenheid: cza22 Omschrijving; Lage en zeer lage gooreerdgronden met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw 0- horizont humus leem M50 {%) O») (mediaan) kleur A *0 grijsbruin 1*0-65" vaalgrijs bleekgrijs G donkergrijs Soms treft men in deze profielenleemlagen aan. De ondergrond kan plaatselijk iets roestig zijn.

51 - ko - Kaarteenheid; cza23 Omschrijving; Lage en zeer lage gooreerdgronden met 'nmatig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 kleur (ft) {f ) (mediaan) A 22 1lj.O grijsbruin bleekgrijs lj bleekgrijs 120- Plaatselijk komen in de ondergrond leemlagen voor. Kaarteenheid; pzra22 Omschrijving ; Lage en zeer lage beekeerdgronden met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw horizont humus leem IY50 kleur (a>) (.%) (mediaan) A zwartgrijs l60 grijs donkergrijs 120

52 - M - Kaarteenheid; pzra23 Omschrijving; Lage beekeerdgrond met een dunne, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; V. Schematische profielopbouw horizont humus leem (*) #) A 6 25 M50 (mediaan) kleur 150 bruingrijs grijs met roest h grijs met roestjleemlaag donkergri j s Van deze kaarteenheid komt slechts één oppervlakte in het gebied voor. Kaarteenheid; czra23 Omschrijving; Lage en zeer lage beekeerdgronden met een matig dikke, humeuze tot humusrijke bovenlaag in sterk lemig, fijn zand. Grondwatertrap; III en V. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 ($) (ß) (mediaan) ädiaan) kleur A grijszwart met roest r C G grijs met roest grijs blauwgrijs Deze kaarteenheid treft men alleen aan in het dal van de A of Weerijs. In deze gronden komen op verschillende plaatsen leemlagen voor, die soms sterk humeus zijn. Ook zijn er in de ondergrond veenlagen aangeboord.

53 - k2-5. Vaaggronden. Hiertoe behoren de zandgronden zonder duidelijke A1 en zonder duidelijle podzol-b binnen lj.0 cm beginnend; In de praktijk komt het erop neer, dat deze gronden soms nog wel een vage Al hebben. De bovenlaag is dan dunner dan 15 cm of het organische-stofgehalte ervan is relatief laag. In dit gebied komt slechts een kleine oppervlakte vlakvaaggronden voor. Kaarteenheid: Z22 Omschrijving; Hoge vlakvaaggrond met een humusarme bovenlaag in zwak lemig, fijn zand. Grondwatertrap: VII. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 kleur (%) {%) (mediaan) AC bruingrijs geel O geelgrijs Moerige_ gronden. De tot deze groep behorende gronden hebben een moerige bovengrond dunner dan l+o cm. Ook bij de landelijke 1: kartering worden deze gronden apart onderscheiden ongeacht de aard van de minerale ondergrond. Binnen dit gebied bestaat deze echter steeds uit zand. Wanneer in dit zand een duidelijke podzol-b aanwezig is, spreekt men van moerpodzolgronden (code vup), waar deze ontbreekt van broekeerdgronden (code vwz).

54 - h3 - Kaarteenheid; vwp Omschrijving ; Zeer lage moerpodzolgrond. Deze gronden hebben een moerige bovenlaag dunner dan 1.0 cm op een sterk lemige humuspodzol-b. Grondwatertrap: III. Schematische profielopbouw horizont humus leem M50 kleur (A>) (/j) (mediaan) sterk lemigej venige zode B 11( bruin grijs 12a Kaarteenheid: vwz Omschrijving; Zeer lage broekeerdgronden. Deze gronden hebben een moerige bovengrond of moerige tussenlaag dunner dan J4.O cm op zwak of sterk lemige fijn zand. Grondwatertrap : II en III. Schematische profielopbouw horizont A D C humus (ß) leem (55) IY50 (mediaan) kleur ISO zwartbruin veen vaalgrijs grijs G blauwgrijs In deze profielen kan men onder de moerige laag, zowel een zware leemlaag als zwak lemig zand aantreffen.

55 - IA Ve ngronden. Deze gronden, waarin binnen 80 cm meer dan lj.0 cm veen voorkomt, bezitten gedeeltelijk een moerige eerdlaag en behoren dan tot de klasse der eerdveengronden. De overige veengronden hebben geen moerige eerdlaag en behoren tot de rauwveengronden. Het veen bestaat hoofdzakelijk uit broekveen. Er komen slechts enkele oppervlakten veengronden voor. Ze liggen laag en zeer laag met een G.H.W. < I4.O cm beneden maaiveld. Kaarteenheid: hvz Omschrijving: Zeer lage koopveengrond dunner dan 50 cm. Grondwatertrap: III Schematische profielopbouw 15: met een kleiige,moerige eerdlaag, horizont humus leem klei ]VÇ0 (*) ($) (f ) (mediaan) A kleur zwart broekveen grijs 155 donkergrijs 120 Kaarteenheid: Vz Omschrijving: Zeer lage vlierveengrond. Grondwatertrap: II Schematische profielopbouw horizont humus leem klei M50 kleur (f ) (%) ($) (mediaan) broekveen D zeer humeuze leem broekveen

56 - b5-5.3 Samengestelde kaarteenheden. Deze bestaan uit een associatie van twee zuivere kaarteenheden, die elk als zodanig reeds besproken zijn (par en 5.2.2).

57 - \6-6. DE GRONDWATERIMPPEMKAARP, SCHAAL 1:25 OOP. 6.1 Inleiding. Tijdens het veldwerk worden de Gt's schattenderwijs bepaald. Men leidt uit de profielopbouw, met name de profielkenmerken, die met de waterhuishouding samenhangen, zoals roest-, reductie- en blekingsverschijnselen, de G.H.W. en G.L.W. en daaruit de Gt voor het betreffende profiel af. Verder wordt voor het trekken der Gt-grenzen, evenals voor bodemgrenzen, gebruik gemaakt van landschappelijke kenmerken, zoals bodemgebruik, reliëf (in het bijzonder microreliëf), slootwaterstanden, aantal greppels, enz.. Het schatten van G.H.W. en G.L.W. met behulp van profielkenmerken impliceert, dat de verbanden tussen de grondwaterkenmerken in het profiel en G.H.W, resp. G.L.W. bekend moeten zijn. De kennis hieromtrent is vergaard door profielstudie op plaatsen, waar gedurende jaren grondwaterstanden zijn gemeten, zoals bij Archief-Stambuizen (Archief van Grondwaterstanden T.N.O., 's-gravenhage) en door ervaring opgedaan in reeds eerder gekarteerde gebieden. 6.2 Profielkenmerken voor bepaling van G.H.W. en G.L.W. Gemiddeld hoogste grondwaterstand (G.H.W.). Deze wordt met name in de zandgronden geschat aan de hoogte van de in het profiel voorkomende roest- en reductieverschijnselen (ijzerhoudende profielen zoals humusijzerpodzolen en roestige A/C-gronden) of blekingsverschijnselen (ontijzerde profielen zoals humuspodzolen en roestarme A/C-gronden). Deze verschijnselen zijn t.g.v. het op- en neergaande grondwater in het profiel ontstaan. Bij de interpretatie van deze verschijnselen in termen van G.H.W. moet gelet worden op de textuur van het profiel. Bij een bepaalde G.H.W. zullen in sterk lemige, (zeer) fijnzandige gronden de verschijnselen hoger in het profiel voorkomen dan bij zwak lemige, matig fijnzandige. Dit wordt veroorzaakt door een dikke vol-capillaire zone in eerstgenoemde gronden, die landbouwkundig natter zijn dan minder lemige en/of fijnzandige profielen bij dezelfde G.H.W. en G.L.W.. Ook de aard van de profielontwikkeling (bijv. kleur, dikte en kazigheid van de podzol-b-horizont) en het voorkomen van bijv. keileem in de ondergrond, geven binnen een bepaalde textuurklasse aanwijzingen omtrent de diepte van de G.H.W.. Gemiddeld laagst grondwaterstand (G.L.W.). De bovenzijde van de totaal gereduceerde zone is het belangrijkste hulpmiddel voor de schatting van de G.L.W.. Bij kleigronden en niet-ontijzerde zandgronden is deze gekenmerkt door een grijze tot donkergrijze kleur. Veen heeft in deze zone vaak de oorspronkelijke kleur van het niet-geoxydeerde veen. In ontijzerde zandgronden heeft het deel van het profiel, dat altijd met water verzadigd is, enigszins onbestemde grijsachtige tot grijsgele kleuren, die een gebleekte indruk maken. In het algemeen is de bovengrens ervan veel minder scherp dan de bovengrens van de overeenkomstige zone (geheel gereduceerde zone) bij niet-ontijzerde gronden. Bij de interpretatie van deze kenmerken in de termen van G.L.W. moet weer met de textuur van het profiel rekening worden gehouden. Er zij nog op gewezen, dat de genoemde profielkenmerken, zoals het begin van duidelijke reductie- en roestvlekken, het begin van de totaal gereduceerde zone, enz. slechts na veel training door een ervaren karteerder in de profielen te herkennen zijn en meestal niet in morfometrische zin, bijv. met behulp van de Munsell Soil Charts, zijn vast te stellen. De in de vorige paragraaf genoemde landschappelijke kenmerken vormen daarbij een belangrijk hulpmiddel.

58 - î Beschrijving van de grondwatertrappen. (Voor de legenda van de grondwatertrappenkaart wordt verwezen naar afb. 9 s biz 2.7). Grondwatertrap II: G.H.W. ondieper dan 20 em G.L.W. tussen 50 en 80 cm. Van deze grondwatertrap komen slechts enkele oppervlakten in het gebied voor. We treffen daarin vooral veengronden en moerige gronden aan. Ze zijn als grasland in gebruik, daar ze voor bouwland weinig of niet geschikt zijn. In regenrijke perioden worden deze gronden vaak vertrapt. Grondwatertrap III: G.H.W. ondieper dan 1^.0 cm G.L.W. tussen 80 en 120 cm. Deze grondwatertrap komt vooral voor in het zuiden van het gebied en in de dalen van de A of V/eerijs, de Bijloop en de turfvaart. Het grondgebruik is voornamelijk grasland, daar de betreffende gronden voor bouwland meestal te nat zijn. Grondwatertrap V: G.H.W. ondieper dan I4.0 cm G.L.W. dieper dan 120 cm. Deze grondwatertrap komt verspreid over het gebied voor. De gronden op deze Gt, hoewel vaak gebruikt voor grasland, zijn ook geschikt voor bouwland, vooral de hogere gedeelten van deze Gt. Ih het voorjaar zijn deze gronden wel eens wat laat, doch daar staat tegenover dat de zomerdepressies van weinig betekenis zijn. Grondwatertrap VI: G.H.W. tussen lj.0 en 80 cm G.L.W. dieper dan 120 cm. De grootste oppervlakte van het gebied wordt ingenomen door deze grondwatertrap. De grote complexen oude bouwlanden liggen merendeels op deze Gt. Op de sterk lemige, diep humeuze gronden in de omgeving van Princenhage, treft men vooral in de lagere gedeelten van deze grondwatertrap, zeer goede gronden aan die geschikt zijn voor bouw- en grasland, alsmede voor de daar veel voorkomende tuinbouw. De zwak lemige gronden op deze Gt zijn voornamelijk in gebruik als bouwland of kunstweide. Door de kans op zomerdepressies zijn deze gronden minder geschikt voor blijvend grasland. Dit geldt met name voor de gronden met een dun humeus dek. Grondwatertrap VII: G.H.W. dieper dan 80 cm G.L.W. dieper dan 120 cm. De in dit gebied aanwezige boscomplexen komen vooral op grondwatertrap VII voor. Wanneer gronden op deze Gt in gebruik zijn als grasland moet men op een sterke zomerdepressie rekenen. Ook voor veel bouwlandgewassen zijn ze te droog.

59 <t) fco 0) H «ri ä % d) "â A>3s o 'S N S CÖ hk% to I to to 10 Ol -=J" -=j- J- -=i" OJ OJ t- c H 0) -P 02 p 0) 0) Qi C a to a> H o 8 U 0) <d P a) 4) * I < I! Il I! Il II 11 çc M < ' Ö n > CQ ffl n «H >11 <D *H M O N SU O -P 5T 'Ö 0) Ë A M W»-3 -H O fc *-P 5 OgH «H > o OJ KN -4 1 I Ol I r- OJ»O -s* l.4- -sf -=f to 4 4 KN K\ OJ C\J OJ OJ ««s 0) o H to (1) h o N «H bo P 'O o bo Oi IO 4 5«11 I s ê* ë S $ O OJ I to «- OJ I OJ K"\ g > > H H H H H to OJ g NI OJ O OJ * OJ OJ OJ * a» oj to ex «s N N u 4 oj a N a w co» to Ol to *» Ol NI u «i O! Ol IO «NI Ci Ol a) Qi U N NJ > & Ol O > Ol N Ol *» O <0 to CM to * K\ N «t CVJ OJ to a y <rt W Ol a N O w (M» > OJ t Ol OJ <\J (d (M (VI (M «Ol w Ol w N a NI ti to a NI O > m to to Ol * * a OJ to to I «Ü C\J o o â ffi s IS»» OJ CVJ t a OJ OJ OJ > * (M OJ o s CM ai y o A Sf äf*» > s > H bo H d <1) <D» P M «H O u X U H tû a> Q) -P c 0) P aj O <D M W S bo»- eu to 3 d bo 2> Ê CU IA 4 1 I < J tj a> 0)» & o» è 0) P "S o to 0) ë u I 1 a & î g ê (S OJ I. to t- eu I to KA OJ I lo «- OJ I to to to I J- OJ to I to to fo I.4" OJ to I ro to to I 4 OJ to I to to.4" to I 4 IO (O I 1 I è I Th O bo - OJ IA O to «N I 1 H S S H Ä O W ê Xi <H <

60 - lj.8-7. DE GESCHUCTHEIDSBEOOBDELING VOOR AKKER- EN WEIDEBOUW. 7.1 Inleiding. Het merendeel der gronden in dit gebied wordt voor landbouwkundige doeleinden gebruikt, het is dan ook van belang iets te zeggen omtrent de geschiktheid van de op de bodemkaart weergegeven eenheden. In hoofdstuk werd reeds opgemerkt dat de diepteligging van het grondwater t.o.v. het maaiveld vooral bij zandgronden een voornaam punt is bij de geschiktheidsbeoordeling. Het vochthoudend vermogen van deze gronden is in het algemeen immers betrekkelijk gering, zodat een eventuele mogelijkheid van aanvulling vanuit het grondwater belangrijk is. Behalve de diepteligging van het grondwater t.o.v. het maaiveld is ook de profielopbouw belangrijk voor de landbouwkundige waarde der gronden. Het is dus voor de hand liggend dat zowel de gegevens van de gedetailleerde bodemkundige overzichtskaart als die van de grondwatertrappenkaart gebruikt zijn bij de geschiktheidsbeoordeling van de gronden. De beoordeling voor de verschillende gewassen is gebaseerd op ervaring, vergelijking met overeenkomstige gronden elders en op gesprekken met grondgebruikers uit het gebied. 7.2 De geschiktheidstabel (afb. 15). In deze tabel zijn de voorkomende kaarteenheden (in combinatie met de betreffende Gt's) beoordeeld naar de teeltmogelijkheden voor akkerbouw en naar de gebruikswaarde voor blijvend grasland en meerjarige kunstweide. Bij de beoordeling voor akkerbouw is alleen een waarderingscijfer gegeven voor die gewassen welke vrij algemeen op de betreffende kaarteenheden geteeld worden. Dit geldt evenzo tty de beoordeling voor blijvend grasland en meerjarige kunstweide. In de beoordelingstabel voor blijvend grasland zijn bovendien enkele factoren opgenomen welke de gebruikswaarde in sterke mate bepalen nl. de voorjaarsontwikkeling, de groeivertraging in de zomer en de draagkracht van de zode. De hieronder gegeven waarderingscijfers vormen een analyse van de gebruikswaarde. Plaatselijk zijn in de tabel twee waarderingscijfers gegeven. Hierbij geldt dan het eerste cijfer voor het slechtere, en het tweede cijfer voor het betere deel van de betreffende kaarteenheid. Bij de beoordeling zijn de gronden in de tabel weergegeven van droog naar nat. Begonnen is dus met die gronden die voor landbouwkundige doeleinden overwegend te droog zijn. In de klasse bouwlandgronden zijn die gronden weergegeven die meer of minder geschikt zijn voor akkerbouw maar weinig of niet voor weidebouw (droog). De klasse bouwgraslandgronden bevat de gronden die zowel voor akkerbouw als voor weidebouw geschikt zijn. Dit zijn de betere gronden voor de in dit gebied veel voorkomende gemengde bedrijven. In de klasse graslandgronden bevinden zich de gronden die voor grasland meer of minder geschikt zijn, doch voor bouwland veelal te nat zijn. Zoals uit de tabel blijkt worden niet alleen de klassen van droog naar nat weergegeven, doch is dit ook met de verschillende kaarteenheden binnen die klassen het geval.

DE BODEMGESTELDHEID VAN DE IN AANLEG ZIJNDE ZAADTUIN VOOR PINUS SILVESTRIS TE GRUBBENVORST

DE BODEMGESTELDHEID VAN DE IN AANLEG ZIJNDE ZAADTUIN VOOR PINUS SILVESTRIS TE GRUBBENVORST Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. 837-6333 Rapport nr. 78^ DE BDEMGESTELDHEID VAN DE IN AANLEG ZIJNDE ZAADTUIN VR PINUS SILVESTRIS TE GRUBBENVRST door J.G. Vrielink en H.J.M.

Nadere informatie

DE BODEMGESTELDHEID EN DE VERBETERINGS MOGELIJKHEDEN VAN EEN SPORTVEID TE HORST

DE BODEMGESTELDHEID EN DE VERBETERINGS MOGELIJKHEDEN VAN EEN SPORTVEID TE HORST Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. 08370-6333 Rapport nr. 867 DE BODEMGESTELDHEID EN DE VERBETERINGS MOGELIJKHEDEN VAN EEN SPORTVEID TE HORST door J.M.J. Dekkers en B.H. Steeghs

Nadere informatie

BODEMKUNDIG ADVIES AANGAANDE TUINAANLEG EN DROOG LEGGING VAN HET BOUWTERREIN VOOR "HET PARKHUIS" TE DUBBELDAM

BODEMKUNDIG ADVIES AANGAANDE TUINAANLEG EN DROOG LEGGING VAN HET BOUWTERREIN VOOR HET PARKHUIS TE DUBBELDAM Stichting voor Bodemkartering St aringgebouw Wageningen Tel. O857O - 6573 Rapport nr. 900 BODEMKUNDIG ADVIES AANGAANDE TUINAANLEG EN DROOG LEGGING VAN HET BOUWTERREIN VOOR "HET PARKHUIS" TE DUBBELDAM door

Nadere informatie

De landbouwer als landschapsbouwer

De landbouwer als landschapsbouwer 9A. De bodem (theoretisch) 9A.1 Bodemvorming Door allerlei processen zoals humusvorming, inspoeling, uitspoeling en oxidatie ontwikkelt zich een bodem. Dit is een heel lang proces wat ook nooit stopt.

Nadere informatie

STICHTING VOOR BODEMKARTERING BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW WAGENINGEN. DE STANDAARDPROFIELEN IN HCT RUILVERKAVELINGSGEBIED "STRIJPER Aa - BUDEL"

STICHTING VOOR BODEMKARTERING BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW WAGENINGEN. DE STANDAARDPROFIELEN IN HCT RUILVERKAVELINGSGEBIED STRIJPER Aa - BUDEL STICHTING VOOR BODEMKARTERING BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW STICHTING VOOR BODEMKARTERING WAGENINGEN DE STANDAARDPROFIELEN IN HCT RUILVERKAVELINGSGEBIED "STRIJPER Aa - BUDEL" Stichting voor Bodemkartering

Nadere informatie

Blad j8 Oost Roermond Uitgave 1968. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad j8 Oost Roermond Uitgave 1968. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering Blad j8 Oost Roermond Uitgave 968 Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen een bodemkaart

Nadere informatie

BODEMKARTERING WAGENINGEN

BODEMKARTERING WAGENINGEN /^7' O dj/, ^71 :N$i, Z f J*ï y & ' - - STICHTING VOOR Stichting voor Bodemkartering BODEMKARTERING WAGENINGEN BENNEKOM BIBLIOTHEEK Rapport no. 5^2a. DE STANDAARDPROFIELEN IN HET RUILVERKÄVELINGSGEBIED

Nadere informatie

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal Onderzoeksopdracht Bodem en grondstaal Gebruik grondboor 1. Duw en draai gelijktijdig, in wijzerzin, de schroefachtige punt (het boorlichaam) in de bodem. Deze schroef verzamelt en houdt de grond vast.

Nadere informatie

Handleiding bodemgeografisch onderzoek

Handleiding bodemgeografisch onderzoek Handleiding bodemgeografisch onderzoek Technisch DocumentTechnical Document 19A 1995 A-1 A -2 Technisch DocumentTechnical Document 19A 1995 Handleiding bodemgeografisch onderzoek Richtlijnen en voorschriften

Nadere informatie

DE BODEMGESTELDHEID Y AN BEN GEDEELTE Vffl DE WGHTPOLDER (GELEGEW IN DE GEMEENTEN BREDA EN TETERINGEN)

DE BODEMGESTELDHEID Y AN BEN GEDEELTE Vffl DE WGHTPOLDER (GELEGEW IN DE GEMEENTEN BREDA EN TETERINGEN) Stichting voor Bodemkartering Wageningen '.ifiuothr.kk Directeurs Dr Ir F.W.G. Pijls Bapport no 486» DE BODEMGESTELDHEID Y AN BEN GEDEELTE Vffl DE WGHTPOLDER (GELEGEW IN DE GEMEENTEN BREDA EN TETERINGEN)

Nadere informatie

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET 't>roefterke:dt CALLAMBOOG 1 '

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET 't>roefterke:dt CALLAMBOOG 1 ' Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Lawickse Allee 36 Wageningen Tel. O837O - 6333 i % ' n ( / roefterke:dt CALLAMBOOG '

Nadere informatie

NIEUWE BODEMKAART VEENGEBIEDEN PROVINCIE UTRECHT, SCHAAL 1:25.000

NIEUWE BODEMKAART VEENGEBIEDEN PROVINCIE UTRECHT, SCHAAL 1:25.000 jan PeeteRs 1, esther stouthamer 2 & MaRjoleiN BouMaN 3 1. Deltares/TNO Bouw en Ondergrond, Utrecht. 2. Universiteit Utrecht, Departement Fysische Geografie, Postbus 80115, 3508 TC Utrecht. 3. ADC ArcheoProjecten,

Nadere informatie

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010.

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010. Aanvulling Dictaat Inleiding Bodem Voor versie 2009 Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010 Inhoud - Figuur 8.8.2.5-2 in Bijlage 8.8-1 Vaststelling gradatie vochtleverend

Nadere informatie

Blad 7 Groningen Uitgave. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad 7 Groningen Uitgave. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering Blad 7 Groningen Uitgave Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen een bodemkaart van

Nadere informatie

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN Bijlage 2 bij de toelichting BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN i BODEMONDERZOEK GROEILOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN In opdracht van: Tuinbouw Ontikkelings Maatschappij

Nadere informatie

Stichting voor Bodemkartering ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK

Stichting voor Bodemkartering ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK r STICHTING VOOfc BODEMKARTEftlNG Stichting voor Bodemkartering WAGENINGEN ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK Directeur; Dr.Ir. F..G. Pijl: Rapport no. 543. RAPPORT BETREFFENDE DE BODEMGESTELDHEID VAM ENIGE PERCELEN

Nadere informatie

Blad )i Oost Utrecht Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:joooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad )i Oost Utrecht Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:joooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering l Blad )i Oost Utrecht Uitgave 970 Bodemkaart van Schaal i:joooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen een bodemkaart

Nadere informatie

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2011.

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2011. Aanvulling Dictaat Inleiding Bodem Voor versie 2010 Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) ktober 2011 Inhoud - Practicumhandleiding Wat is een bodem P3 Practicum Wat is een bodem P3.1

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

St fi. iom Q II. Rapport nr. 2048a. G. Kamping. ish- 'ü-98 ob& ^ IßtiOTHEEK

St fi. iom Q II. Rapport nr. 2048a. G. Kamping. ish- 'ü-98 ob& ^ IßtiOTHEEK St fi. iom Q II IßtiOTHK l Rapport nr. 2048a STANDAARDPROFILN VOOR D WAARDBPALING VAN D GRONDN IN BLOK III VAN DLGBID OD VNKOLONIëN G. Kamping Stichting voor Bodemkartering, Wageningen, 1988 1S ish- 'ü-98

Nadere informatie

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1.

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond 9 1.1 Bodem 9 1.2 Minerale bestanddelen 11 1.3 Organische bestanddelen 13 1.4 De verschillende grondsoorten 16 1.5 Afsluiting 17 2 Verzorging van de bodem 19 2.1

Nadere informatie

Blad 40 West Arnhem Blad 40 Oost Arnhem. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1975 Stichting voor Bodemkartering

Blad 40 West Arnhem Blad 40 Oost Arnhem. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1975 Stichting voor Bodemkartering Blad 40 West Arnhem Blad 40 Oost Arnhem Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 975 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering

Nadere informatie

Bijlage 1: Kaarten Toelichtingen op de Kaarten

Bijlage 1: Kaarten Toelichtingen op de Kaarten Bijlage 1: Kaarten Toelichtingen op de Kaarten kaart 1: Geomorfologische kaart Schaal: 1:15.000 Bron: Alterra, 2008: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 26 W/O, Wageningen. Omschrijving:

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Bijlagen en Figuren. Behorende bij het Woordenboek van de NVLB. Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen

Inhoudsopgave. Bijlagen en Figuren. Behorende bij het Woordenboek van de NVLB. Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen Bijlagen en Figuren Behorende bij het Woordenboek van de NVLB Inhoudsopgave Figuur 1 Stratigrafische tabel / geologische tijdschaal... 2 Figuur

Nadere informatie

Blad K West Apeldoorn Blad 55 Oost Apeldoorn. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1979 Stichting voor Bodemkartering

Blad K West Apeldoorn Blad 55 Oost Apeldoorn. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1979 Stichting voor Bodemkartering Blad K West Apeldoorn Blad 55 Oost Apeldoorn Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 979 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Blad j2 West Venlo Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:j oooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad j2 West Venlo Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:j oooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering Blad j West Venlo Uitgave 968 Bodemkaart van Schaal i:j oooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen een bodemkaart

Nadere informatie

Blad 50 West Breda Uitgave Bodemkaart van. Schaal l: Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad 50 West Breda Uitgave Bodemkaart van. Schaal l: Nederland. Stichting voor Bodemkartering Blad 50 West Breda Uitgave 1964 Bodemkaart van Schaal l: 50000 Nederland Stichting voor Bodemkartering Deze Bodemkaart van Nederland wordt uitgegeven in kaartbladen volgens de onderstaande indeling van

Nadere informatie

TOELICHTING OP DE raatwfc V- 1 -'

TOELICHTING OP DE raatwfc V- 1 -' TOELICHTING OP DE raatwfc V- 1 -' ISEMWV. -:aio.- M E. ia ^^^ ^^-B^'nYt^T^-n.MET DE ZOHERGROND-.i.RSTANDEN TIJDENS DROGE I?E JAREN IN DE GEBIEDEN WAAR AL OF NIET VERANDERING IN DE PRODUKTIEWAARDE IS TE

Nadere informatie

Toelichting Bodemkaart Veengebieden provincie Utrecht, schaal 1:25.000

Toelichting Bodemkaart Veengebieden provincie Utrecht, schaal 1:25.000 Toelichting Bodemkaart Veengebieden provincie Utrecht, schaal 1:25.000 en de daarbij behorende afgeleide kaarten: Kwetsbaarheid voor oxidatie van organische stof, schaal 1:50.000 Kwetsbaarheid voor oxidatie

Nadere informatie

Blad j9 Peer Blad60 Westen 60 Oost Sittard. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1970 Stichting voor Bodemkartering

Blad j9 Peer Blad60 Westen 60 Oost Sittard. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1970 Stichting voor Bodemkartering Blad j9 Peer Blad60 Westen 60 Oost Sittard Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 970 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering

Nadere informatie

De geschiktheid van een complex gronden. ten westen van Wageningen om als proeftuinen te dienen.

De geschiktheid van een complex gronden. ten westen van Wageningen om als proeftuinen te dienen. Rapport no. 582. De geschiktheid van een complex gronden ten westen van Wageningen om als proeftuinen te dienen. door: Ir. J.C. Pape en C.J.M. Kraanen. t Bennekom, januari 1962., t v -, t " r\ ff» v i

Nadere informatie

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE?

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? BIBLIOTHEEK INSTITUUT VOOR 631.8 BODEMVRUCHTBAARHEID GRONINGEN No... /O 7.. ' IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? TH. J. FERRARI Instituut voor Bodemvruchtbaarheid,

Nadere informatie

Blad 4J West 's-hertogenbosch Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Blad 4J West 's-hertogenbosch Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering Blad 4J West 's-hertogenbosch Uitgave 969 Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen

Nadere informatie

WATERSCHAP DE EEM Profielbeschrijving bij

WATERSCHAP DE EEM Profielbeschrijving bij Stichting voor Boderakartering Staringgebouw Wageningen Tel. O87O - 191OO Rapport nr. 117^ WATERSCHAP DE EEM Profielbeschrijving bij boringen doors Ing. H. Kleijer en Ing. H.J.M. Zegers Wageningen, juli

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1583 21 22februari 2009 Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 januari 2009, nr.

Nadere informatie

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland Alterra-rapport 60.8 1 2 Alterra-rapport 60.8 De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland Deel 8 Bosreservaat Liefstinghsbroek P. Mekkink Alterra-rapport

Nadere informatie

Praktikum bodem Beegderheide. Ad Havermans 22 oktober 2016

Praktikum bodem Beegderheide. Ad Havermans 22 oktober 2016 Praktikum bodem Beegderheide Ad Havermans adhavermans@concepts.nl 22 oktober 2016 www.maps.google.com De gemeente Maasgouw Ons studiegebied Topografische kaart 1:25.000 situatie 2014 Topografische kaart

Nadere informatie

- 9 SEP De kartering van de grondwaterklassenkaart voor de herclassificatie van het Waterschap de Dommel en de Zandleij. H. Kleijer.

- 9 SEP De kartering van de grondwaterklassenkaart voor de herclassificatie van het Waterschap de Dommel en de Zandleij. H. Kleijer. . De kartering van de grondwaterklassenkaart voor de herclassificatie van het Waterschap de Dommel en de Zandleij H. Kleijer Rapport 269 DLO-Staring Centrum, Wageningen, 1993-9 SEP. 093 REFERAAT Kleijer,

Nadere informatie

GEOLOGIE EN BODEMKARTERING door Dr. Ir. F. W. G. PIJLS

GEOLOGIE EN BODEMKARTERING door Dr. Ir. F. W. G. PIJLS GEOLOGIE EN BODEMKARTERING door Dr. Ir. F. W. G. PIJLS Voor ons land is bodemkartering nog tamelijk nieuw. Men kan daarom bij de lezers van dit artikel niet veronderstellen, dat zij bekend zijn met de

Nadere informatie

I C vj I Cj ^ b (o ö

I C vj I Cj ^ b (o ö Stichting voor Bodemkartering Prinses Marijkeweg Wageningen Tel.: 08370-9 SÏA Rapport nr. DE BDEMGESTELDHEID VAN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED ud Gastel - udenbosch (Deel I) door W.B. Kleinsman, en B.H. Steeghs,

Nadere informatie

Blad 34 West Enschede Blad 34 Oost Enschede Blad j/ Glanerbrug. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1979 Stichting voor Bodemkartering

Blad 34 West Enschede Blad 34 Oost Enschede Blad j/ Glanerbrug. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1979 Stichting voor Bodemkartering Blad West Enschede Blad Oost Enschede Blad j/ Glanerbrug Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 979 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor

Nadere informatie

Blad 17 West Emmen Blad 17 Oost Emmen. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1978 Stichting voor Bodemkartering

Blad 17 West Emmen Blad 17 Oost Emmen. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1978 Stichting voor Bodemkartering Blad 7 West Emmen Blad 7 Oost Emmen Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 978 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor Bodemkartering opgedragen

Nadere informatie

Nominatie Bodem van Gelderland: Door: Toine Jongmans en Gert Peek. Motivatie:

Nominatie Bodem van Gelderland: Door: Toine Jongmans en Gert Peek. Motivatie: Nominatie Bodem van Gelderland: Door: Toine Jongmans en Gert Peek Motivatie: Een Ooivaagrond is een kleigrond (>8% lutum) waarin hydromorfe verschijnselen, de z.g. oranje roestvlekken en grijze reductie

Nadere informatie

Onderdeel 1: beschrijving en kartering van het gebied

Onderdeel 1: beschrijving en kartering van het gebied Opdracht Aardrijkskunde Singraven Inleiding Dit veldwerk/practicum is een onderdeel van het onderwerp "het Nederlandse Landschap". D.m.v. veldwerk krijg je de kans om een landschap anders te ervaren dan

Nadere informatie

Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting

Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting Bodembenutting belangrijk gegeven voor bedrijfsbenutting DE BODEM ONDER EEN VRUCHTBARE KRINGLOOP Nick van Eekeren DMS Vertrekpunt grondsoort Welke grondsoort zit u? Zie ook bodemdata.nl Losser 101 Veldpodzolen.

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

Bodemkaart van. Nederland. Blad )i West Utrecht Uitgave. Schaal i:jo ooo. Stichting voor Bodemkartering

Bodemkaart van. Nederland. Blad )i West Utrecht Uitgave. Schaal i:jo ooo. Stichting voor Bodemkartering Blad )i West Utrecht Uitgave Stichting TOOT Bode Kantoor Groningen Kamp 6 Cironinut-n Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft

Nadere informatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Gegevens opdrachtgever: Kellerberg Bosgoed B.V. Helenaveenseweg 45 5985 NL Grashoek 0493-536068 Contactpersoon: De heer

Nadere informatie

NN31396,659RJ STICHTING VOOR BODEMKARTERING WAGENINGEN VERTROUWELIJK NIET UITLENEN DE STANDAARDPROFIELEN IN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED OVERLOON

NN31396,659RJ STICHTING VOOR BODEMKARTERING WAGENINGEN VERTROUWELIJK NIET UITLENEN DE STANDAARDPROFIELEN IN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED OVERLOON VERTROUWELIJK NIET UITLENEN ALLEEN VOOH INTERN GEBRUIK NN31396,659RJ STICHTING VOOR BODEMKARTERING WAGENINGEN DE STANDAARDPROFIELEN IN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED OVERLOON STICHTING VOOR vstichting voor

Nadere informatie

ù ::! Y/' STICHTING VOOR Stichting voor Bodemkartering l/ageningen - -// '? ' v ' BbhivtasGM BIBLIOTHEEK

ù ::! Y/' STICHTING VOOR Stichting voor Bodemkartering l/ageningen - -// '? ' v ' BbhivtasGM BIBLIOTHEEK ù ::! Y/' STICHTING VR Stichting voor Bodemkartering BDEMKARTERING l/ageningen - -// '? ' v ' BbhivtasGM BIBLITHEEK Rapport nr. 630 DE BDEMGESTELDHEID VAN HET RU3XVERKAVELINGSGEBIED VJLDENDRP door: A.E.

Nadere informatie

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) RAAP België - Rapport 035 Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Programma van Maatregelen Bureauonderzoek 2016L20 Landschappelijk booronderzoek 2016L21

Nadere informatie

Bodemkaart van Nederland. Schaal 1: Algemene begrippen. en indelingen. 4e UITGAVE. Staring Centrum

Bodemkaart van Nederland. Schaal 1: Algemene begrippen. en indelingen. 4e UITGAVE. Staring Centrum Bodemkaart van Nederland o Schaal 1:50000 Algemene begrippen en indelingen 4e UITGAVE Uitgave 1991 Staring Centrum 4 Bodemkaart van Nederland Schaal 1:50000 Algemene begrippen en indelingen 4e UITGAVE

Nadere informatie

Cursus landschapsgeschiedenis. De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha

Cursus landschapsgeschiedenis. De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha Cursus landschapsgeschiedenis De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha Programma van de cursus 02-04 09-04 16-04 23-04 Ontstaansgeschiedenis Dorpsgeschiedenis Veldnamen Natuur 11-04 25-04 Fietsexcursie

Nadere informatie

Roestig land. De Wijstgronden

Roestig land. De Wijstgronden Roestig land De Wijstgronden Verslag van de lezing en excursie van Professor R. T. van Balen en Nico Ettema voor de Werkgroep Geologie en Landschap. Bedafse Bergen, Uden. 10.00-1600 uur. Een mooie herfstdag.

Nadere informatie

Module Bodem, substraat en potgrond

Module Bodem, substraat en potgrond Module Bodem, substraat en potgrond De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteur Harm Geert

Nadere informatie

SPORTVELDENCOMPLEX MN DE DIEDENWEG (Gem. EDE) Bodemkundig onderzoek en advies voor de aanleg

SPORTVELDENCOMPLEX MN DE DIEDENWEG (Gem. EDE) Bodemkundig onderzoek en advies voor de aanleg BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. O857O - 19100 Rapport nr. 1055 SPORTVELDENCOMPLEX MN DE DIEDENWEG (Gem. EDE) Bodemkundig onderzoek en advies voor de

Nadere informatie

Blad i Winschoten Blad 18 Ter Apel Blad 2 $ Nieuw- Schoonebeek. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1980 Stichting voor Bodemkartering

Blad i Winschoten Blad 18 Ter Apel Blad 2 $ Nieuw- Schoonebeek. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1980 Stichting voor Bodemkartering Blad i Winschoten Blad 8 Ter Apel Blad $ Nieuw- Schoonebeek Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 980 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

Perceelonderzoek Gerven. Perceel: G66. Datum onderzoek: en Ligging:

Perceelonderzoek Gerven. Perceel: G66. Datum onderzoek: en Ligging: Perceelonderzoek Gerven Perceel: G66 Datum onderzoek: 11-08-2007. 07-08-2009 en 16-05-2010. Ligging: Detail top. Krt. 1:10.000 Detail kad.krt. 1830 Luchtfoto met perceel (bron: Google earth) Veldkenmerken:

Nadere informatie

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk Inleiding In 2008 heb ik een onderzoek uitgevoerd naar een groot aantal afwijkend gevormde depressies op de Appelse heide. 1 De conclusie van dit onderzoek

Nadere informatie

Masterclass Fruitteelt

Masterclass Fruitteelt Masterclass Fruitteelt Voelen van de bodem 21 maart 2013, Henk van Reuler en Ton Baltissen Wat is een bodem? Buitenste deel van de aardkorst waar de plantenwortels zich in bevinden, 1 2 m Bodem bestaat

Nadere informatie

De bodem waarvan wij leven

De bodem waarvan wij leven De bodem waarvan wij leven Hilvarenbeek Ad Havermans adhavermans@concepts.nl 18 mei 2015 1 Inhoud van de presentatie 1. 2015 Het jaar van de bodem 2. Over geologie en bodemkunde 3. Bodemvormende processen

Nadere informatie

Actualisatie van de bodemkaart

Actualisatie van de bodemkaart Actualisatie van de bodemkaart Folkert de Vries 11 februari 2010 Presentatie op Symposium actualisatie BIS2014 Wist u dat de Bodemkaart van Nederland.. Veel gebruikt wordt als wandversiering Wist u dat

Nadere informatie

Bijlage 4 Bodem MER N279 Noord 9W0870.C1/R004/402960/Nijm Definitief rapport 29 november 2012

Bijlage 4 Bodem MER N279 Noord 9W0870.C1/R004/402960/Nijm Definitief rapport 29 november 2012 Bijlage 4 Bodem MER Noord 9W0870.C1/R004/402960/Nijm Definitief rapport 29 november 2012 Bijlage 4A Themakaarten Bodem MER Noord 9W0870.C1/R004/402960/Nijm Definitief rapport 29 november 2012 Z uid W

Nadere informatie

" - BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW

 - BIBLIOTHEEK STARINGGEBOUW " - BIBLITHEEK STARINGGEBUW ^Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel.08370-19100 Rapport nr. 1044 UITBREIDING-S PLANNEN; RIJ FEIBERG. BRUWHUIS. GANZENWINKEL EN DE KRN IN DE GEMEENTE

Nadere informatie

Bodemkundig onderzoek Meierend, Retie (B) J. Wijnen

Bodemkundig onderzoek Meierend, Retie (B) J. Wijnen Bodemkundig onderzoek Meierend, Retie (B) J. Wijnen 2017 1. Administratieve gegevens Laagland Archeologie VOF werd door LSG bvba aangesteld om een landschappelijk booronderzoek uit te voeren op een terrein

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen Duurswold Veenkoloniën Hunze Drentse Aa Peilbesluit en stad Kaart 1 Overzichtskaart 0 500 1.000 2.000 3.000 4.000 Schaal: 1:100.000 Datum: 4-11-2014 O:\Peilbesluit\Pr ojects\_stad groningen\kaarten 1646

Nadere informatie

Stichting voor Bodemkartering Wageningen Staringgebouw Tel. O837O V. Rapport nr. 77^

Stichting voor Bodemkartering Wageningen Staringgebouw Tel. O837O V. Rapport nr. 77^ Stichting voor Bodemkartering Wageningen Staringgebouw Tel. O837O - 6333.V '") " Rapport nr. 77^ UW EEN BODEMKUMDIG ONDERZOEK IN EEN GEDEELTE VAN DE GEMEENTEN NOORDDUK, EEDUM EN HAREN, TEN BEHOEVE VAN

Nadere informatie

Bodemkaart van. Nederland. B lade West Leeuwarden Blad 6 Oost Leeuwarden Bladen 2 West en Oost (vaste land) Schaal i:jo o oo

Bodemkaart van. Nederland. B lade West Leeuwarden Blad 6 Oost Leeuwarden Bladen 2 West en Oost (vaste land) Schaal i:jo o oo B lade West Leeuwarden Blad 6 Oost Leeuwarden Bladen West en Oost (vaste land) Bodemkaart van Schaal i:jo o oo Nederland Uitgave 98 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij

Nadere informatie

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET NATUURRESERVAAT "DE MOERPUTTEN"

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET NATUURRESERVAAT DE MOERPUTTEN Stichting voor Bodemkartering Wageningen Postbus 10 Bennekom Tel. 8379-2I.I STICHT ING VR BDEMKARTERING BHNHEKM BIBLITHEEK Rapport nr. 66)+ DE BDEMGESTELDHEID VAN HET NATUURRESERVAAT "DE MERPUTTEN" door:

Nadere informatie

Module Teeltmedium. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

Module Teeltmedium. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2 Module Teeltmedium De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteur Ton van der Hoorn, Wellantcollege,

Nadere informatie

BODEMKUNDIG ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN EEN UITBREIDING VAN HET SPORTPARK HEELSUM (GEM. RENKUM)

BODEMKUNDIG ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN EEN UITBREIDING VAN HET SPORTPARK HEELSUM (GEM. RENKUM) Stichting voor Bodemkartering Wageningen "St ar ing-gebouw" Lawickse Allee 136 Tel.: 08370-6333 Rapport nr. 761 BODEMKUNDIG ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN EEN UITBREIDING VAN HET SPORTPARK HEELSUM (GEM. RENKUM)

Nadere informatie

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725 Rapport wonen limburg BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen Vooronderzoek conform NEN 5725 Wonen limburg Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 2 Vooronderzoek conform NEN 5725... 2 2.1 Locatiebeschrijving...

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

2. Zijn aarde, grond en bodem drie omschrijvingen van hetzelfde? Geef met behulp van bovenstaande bronnen een omschrijving van deze drie begrippen.

2. Zijn aarde, grond en bodem drie omschrijvingen van hetzelfde? Geef met behulp van bovenstaande bronnen een omschrijving van deze drie begrippen. Vragen en opdrachten Bodem van Nederland ORIENTATIE BODEM... 1 BODEMVORMING... 2 ZANDGRONDEN... 5 HOOGVEEN:... 7 LAAGVEEN... 8 ZEEKLEI... 9 RIVIERKLEI... 9 LÖSSGROND... 10 DE BODEMKAART VAN NEDERLAND...

Nadere informatie

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008 ACHTERGRONDDOCUMENT Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen Juni 2008 Inhoud deel I BASISGEGEVENS 1. Bodem, grondwater en hydrologie 2. Historie van

Nadere informatie

Zie Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2013 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007.

Zie Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2013 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007. Toelichting Deze notitie beschrijft de resultaten van de uitgevoerde actualisatie. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke verplichting voor de actualisatie van PCB s, daarnaast worden ook de consequenties

Nadere informatie

RAPPORT A13-169-I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik

RAPPORT A13-169-I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik RAPPORT A13-169-I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen - - - - - - - - - - - - - - 27

Nadere informatie

Blad j West Harlingen Blad / Oost Harlingen. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1976 Stichting voor Bodemkartering

Blad j West Harlingen Blad / Oost Harlingen. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1976 Stichting voor Bodemkartering Blad j West Harlingen Blad / Oost Harlingen Bodemkaart van Schaal i:jo ooo Nederland Uitgave 1976 Stichting voor Bodemkartering De minister van Landbouw en Visserij heeft de Stichting voor B,odemkartering

Nadere informatie

'5 ) l^ßk. Bodemgesteldheid en morfografie van het militair oefenterrein Oirschot. H. Kleijer. Rapport 151. DLO-STARING CENTRUM, Wageningen, 1991

'5 ) l^ßk. Bodemgesteldheid en morfografie van het militair oefenterrein Oirschot. H. Kleijer. Rapport 151. DLO-STARING CENTRUM, Wageningen, 1991 3^ / ' I 'O '5 ) l^ßk. Bodemgesteldheid en morfografie van het militair oefenterrein Oirschot H. Kleijer Rapport 151 DLO-STARING CENTRUM, Wageningen, 1991 mum,,,,, _., 0000 0776 : - 3 FEB.1994 kj »A3 (Gem.Oost-West-

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een

Nadere informatie

percelen cultuurgrond

percelen cultuurgrond percelen cultuurgrond gelegen aan de Cromvoirtsedijk te Cromvoirt, ter grootte van 4.77.90 ha Koopsom: Nader overeen te komen Inhoud Kadastrale informatie Omschrijving Bestemmingsplan Verordening Ruimte

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland Deel 4 Bosreservaat Bekendelle P. Mekkink Alterra-rapport 60-4 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2001 REFERAAT P. Mekkink,

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

Bodemonderzoek op locaties Pilot OMAB

Bodemonderzoek op locaties Pilot OMAB Bodemonderzoek op locaties Pilot OMAB Colofon Titel: Bodemonderzoek op locaties Pilot OMAB Opdrachtgever: Stimarke Uitgebracht door: Status: Badus Bodem & Water Bevrijdingsstraat 24 6703 AA Wageningen

Nadere informatie

De Bodemkartering in België en informa5e m.b.t. het frea5sch grondwaterpeil. Frank Elsen. Bodemkundige Dienst van België

De Bodemkartering in België en informa5e m.b.t. het frea5sch grondwaterpeil. Frank Elsen. Bodemkundige Dienst van België en informa5e m.b.t. het frea5sch grondwaterpeil Frank Elsen De Bodemkartering in België Ø Bodemkartering in België Ø Focus op de bodemwaterhuishouding, de draineringsklasse en de grondwaterpeilbeweging

Nadere informatie

Inrichtingsplan Sarsven en de Banen

Inrichtingsplan Sarsven en de Banen Inrichtingsplan Sarsven en de Banen Toelichting op de bodemgeschiktheidskaart ex artikel 52 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied Juncto artikel 15 t/m 20 van de Regeling Inrichting Landelijk Gebied 25

Nadere informatie

Bodems en hun eigenschappen

Bodems en hun eigenschappen Hoofdstuk 1 Bodems en hun eigenschappen De Nederlandse landbouw is divers. Akkerbouw, groenteteelt, gras, maïs, fruit en bollen wisselen elkaar af in landschappen met een uiteenlopend karakter. Dit is

Nadere informatie

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht.

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht. Gemeente Wijdemeren T.a.v. mevrouw Koelemeij Postbus 190 1230 AD Loosdrecht Almelo, 4 september 2012 Onderwerp: project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht Geachte mevrouw Koelemeij, Hierbij zenden wij u de

Nadere informatie

boring: 2016J187_ Lier Ygo

boring: 2016J187_ Lier Ygo boring: 2016J187_8 Kop_algemeen: Projectcode: 2016J187, Boornummer: 8, Beschrijver(s): CK, Datum: 30-11-2016, Doel boring: landschappelijk booronderzoek, Weersomstandigheden: zonnig, Boortechniek: mechanische

Nadere informatie

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst LANDSCHAPSANALYSE 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland 27 september 2013 Academie van Bouwkunst Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii Onderwerpen 1. Rivierenlandschap 2. Zandlandschap 3. Krijt-

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Zaandam. Opdrachtnr. : HA /

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Zaandam. Opdrachtnr. : HA / Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Opdrachtnr. : HA-010270/20105441 Datum rapport : 2 november 2012 Veldrapport betreffende grondonderzoek ten

Nadere informatie

enkele kleine baksteenspikkels lichtjes grijzig 28 SA 50 PO DBR D Ap2 BV S Z5 SZG h2 WO1 1

enkele kleine baksteenspikkels lichtjes grijzig 28 SA 50 PO DBR D Ap2 BV S Z5 SZG h2 WO1 1 Kopgegevens 20170885_22 20170885 22 CD PS Z AK X 100 6 31370 5 TAW MDGP BWV Jabbeke BAAC Vlaanderen Profiel 2.2 Laaggegevens 20170885_22 0 28 PO DGRBR D Ap XP S Z4 SZG h2 WO2 1 1 enkele kleine baksteenspikkels

Nadere informatie

Nominatie voor de meest kenmerkende bodems van Noordwest-Overijssel: Madeveengronden en Meerveengronden

Nominatie voor de meest kenmerkende bodems van Noordwest-Overijssel: Madeveengronden en Meerveengronden Nominatie voor de meest kenmerkende bodems van Noordwest-Overijssel: Madeveengronden en Meerveengronden Nominatie door: Gert Stoffelsen, Alterra Een van de profielen die voor mij een bijzondere dimensie

Nadere informatie

Wijziging Regeling herverkaveling

Wijziging Regeling herverkaveling LNV Wijziging Regeling herverkaveling Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 januari 2005, nr. TRCJZ/2004/5883, houdende wijziging van de Regeling herverkaveling Gelet

Nadere informatie