Wachten tot je een ons weegt

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wachten tot je een ons weegt"

Transcriptie

1 Wachten tot je een ons weegt Een onderzoek naar de invloed van tijdsperspectief op de effectiviteit van positief en negatief geformuleerde hoe en waarom- informatie in een gezondheidsboodschap die voldoende sporten promoot. Master s Thesis Master s programme Communication Science Track Persuasive Communication Graduate School of Communication University of Amsterdam Student: Studentnummer: Begeleider: Gert-Jan de Bruijn Datum:

2 Abstract Een aantal feiten op een rij: de Nederlandse bevolking sport onvoldoende, het aantal mensen met overgewicht neemt in Nederland ieder jaar toe en bestaande sportinterventies hebben niet altijd het beoogde positieve effect op sportgedrag (CBS, 2012; Conn, Hafdahk, & Mehr, 2011; Nationaal Kompas, 2014). Bovenstaande roept de noodzaak op om op systematische wijze te onderzoeken welke boodschapstrategieën effectief ingezet kunnen worden om sportgedrag te bevorderen. Middels een 2 (type frame: positief/negatief) x 2 (type tijdsperspectief: kort/lang) x 2 (type belief: hoe/waarom- informatie) factorieel design is onderzocht wat de invloed van een korte of lange termijn tijdsperspectief is op de effectiviteit van zowel positief en negatief geformuleerde informatie als hoe en waarom- informatie in een sportpromotie boodschap. Na willekeurige blootstelling van de respondenten (N = 367) aan een van de acht condities is dit design getoetst op waargenomen ernst en vatbaarheid, response- en zelfeffectiviteit, attitude, intentie en behavioral resolve. Variantieanalyses (ANOVA/ ANCOVA) toonden aan dat er geen significante interactie- effecten waren op waargenomen ernst en vatbaarheid, response- effectiviteit, attitude, intentie en behavioral resolve. Er werd wel een significant interactie- effect gevonden van type tijdsperspectief en type belief op zelfeffectiviteit. Daarnaast zijn er significante hoofdeffecten gevonden van type tijdsperspectief op waargenomen vatbaarheid, response- effectiviteit en intentie. En tot slot is er een significant hoofdeffect gevonden van type belief op zelfeffectiviteit. De verwachte nietsignificante effecten van message framing onderstrepen de gaande discussie omtrent het gebruik van deze theorie bij onderzoek naar effectieve sport- interventiestrategieën. Door de prominente rol van tijdsperspectief in deze studie, wordt het gebruik van de Construal Level Theory (CLT) in volgend onderzoek sterk aanbevolen. Trefwoorden: Construal Level Theory, message framing, Theorie van Gepland Gedrag, behavioral resolve, lichamelijke activiteit. 2

3 Inhoudsopgave Introductie 5 Theoretisch Kader 7 Hoofdeffect van type frame 7 Tijdsperspectief 10 Tweeweg interactie- effect van type tijdsperspectief en type frame 12 Type tijdsperspectief en type belief 14 Drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief 16 Protectie Motivatie Theorie (PMT) 16 Intentie en behavioral resolve 19 Methode 23 Steekproef 23 Onderzoeksdesign 25 Procedure 26 Stimulusmateriaal 27 Metingen 29 Data- analyse 38 Resultaten 39 Effecten op waargenomen ernst 39 Effecten op waargenomen vatbaarheid 40 Effecten op response- effectiviteit 41 Effecten op zelfeffectiviteit 41 Effecten op attitude 42 Effecten op intentie 44 Effecten op behavioral resolve 45 3

4 Conclusie en Discussie 45 Theoretische en praktische implicaties 49 Beperkingen en toekomstig onderzoek 50 Literatuur 54 Bijlagen 61 Bijlage I: Tabellen resultaten 61 Bijlage II: Flow chart 69 Bijlage III: Inclusie criteria 70 Bijlage IV: Visuele stimuli 71 Bijlage V: Vragenlijst onderzoek Tijdsperspectief en Sporten 75 4

5 Introductie Talloze onderzoeken bewijzen dat een actieve levensstijl nodig is voor een gezond leven en ongewilde ziektes, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, helpt voorkomen (Warburton, Charlesworth, Ivey, Nettlefold, & Bredin, 2010). De afgelopen dertig jaar is het aantal mensen met overgewicht in Nederland echter sterk toegenomen en is lichamelijke inactiviteit in de westerse wereld zelfs doodsoorzaak nummer vier (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2012). Daarbij voldoet één derde van de Nederlandse bevolking niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, die stelt dat men tenminste drie keer per week minimaal twintig minuten aan intensieve lichamelijke activiteiten moet doen waarbij de hartslag flink omhoog gaat, de ademhaling dieper wordt, praten lastiger wordt en waarbij (mogelijk) gezweet wordt (Kemper, Ooijendijk, & Stiggelbout, 2000; Nationaal Kompas, 2014). Onder deze fitnorm valt een breed scala aan bewegingsactiviteiten, echter zal de huidige studie zich enkel richten op voldoende sportgedrag. De effectiviteit van gezondheidsboodschappen die door middel van positief of negatief gepresenteerde informatie lichamelijke activiteit promoten, wordt in eerder onderzoek vaak ofwel verklaard door het type gedrag dat gepromoot wordt (preventie- en detectiegedrag), ofwel door de mate waarin de persoon kans denkt te maken op de uitkomsten van het gedrag (Gallagher & Updegraff, 2012; Latimer, Salovey, & Rothman, 2007). Beide blijken echter niet consistent de effectiviteit van message framing te bepalen (Covey, 2014; Van t Riet, Cox, Cox, Zimet, De Bruijn, vandenputte,... Ruiter, 2014). Daarbij blijken gezondheidsinterventies met als doel het bevorderen van lichamelijke activiteit niet altijd het beoogde positieve effect op daadwerkelijk sportgedrag te hebben (Conn, Hafdahl, & Mehr, 2011). Het is daarom maatschappelijk relevant dat er meer onderzoek gedaan wordt naar de manier waarop sportintenties verhoogd kunnen worden. 5

6 De huidige studie verwacht dat de effectiviteit van positief en negatief geformuleerde gezondheidsboodschappen afhankelijk is van of het gedrag op de korte of op de lange termijn geconstrueerd wordt. Deze aanname sluit aan bij de Construal Level Theory (CLT), die stelt dat wanneer het gedrag in de verre toekomst plaatsvindt men een abstracte high- level construal vormt waarbij het waarom en de wenselijkheid van het gedrag belangrijk zijn. En wanneer het gedrag dichterbij in tijd komt, een concretere low- level construal gevormd wordt waarbij het hoe en de uitvoerbaarheid van het gedrag belangrijker zijn (Trope & Liberman, 2003). Betreffende de koppeling met message framing, bewijst eerder onderzoek dat negatief gepresenteerde informatie effectiever is wanneer men gedrag op de korte termijn construeert en dat positief gepresenteerde informatie effectiever is wanneer gedrag op de lange termijn geconstrueerd wordt (White, MacDonnell, & Dahl, 2011). Tijdsperspectief wordt in de huidige studie gemanipuleerd door de respondenten in een korte of in een lange termijn mindset te krijgen. De huidige studie beoogd te onderzoeken of deze manipulatie inderdaad de effectiviteit van positief en negatief gepresenteerde informatie bepaalt in een gezondheidsboodschap die voldoende sporten promoot. De huidige studie gaat een stap verder door eveneens te onderzoeken of een bepaald tijdsperspectief de effectiviteit van positief en negatief geformuleerde hoe en waarom- beliefs kan bepalen. Hiervoor zal een drieweg- interactie van type tijdsperspectief, type frame en type belief getoetst worden op de waargenomen ernst en vatbaarheid, response- en zelfeffectiviteit, attitude en de intentie om voldoende te gaan sporten. Tot slot zal de reguliere intentiemaat, op suggestie van Rhodes en Horne (2013), bijgestaan worden door de behavioral resolve- maat, die de motivationele dimensie van voldoende sporten meeneemt wanneer men te maken krijgt met barrières die uitvoering van het gedrag kunnen beperken. Een recente studie, die geen significante effecten van positief en negatief geformuleerde informatie in sportpromotie boodschappen op intentie vond en wel op behavioral resolve, wees uit dat deze maat 6

7 gevoeliger is voor boodschapmanipulatie dan de reguliere intentiemaat (De Bruijn, Out, & Rhodes, 2014). Een manipulatie van tijdsperspectief in combinatie met een manipulatie van type frame (positief/ negatief) en type belief (hoe/waarom- informatie) in het ontwerp van een gezondheidsboodschap, is in eerder communicatieonderzoek in het algemeen en gericht op sportgedrag, nog niet onderzocht. Daarbij is het effect van de bovengenoemde drie manipulaties nog niet eerder getoetst op zowel intentie als behavioral resolve. De resultaten zullen zodoende belangrijke wetenschappelijke implicaties hebben voor volgend onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidsinformatie die voldoende sportgedrag promoot. Daarbij hoopt dit onderzoek meer inzicht te verschaffen in welk type informatie het meeste invloed heeft op de belangrijkste determinanten van sportgedrag (attitude, intentie en behavioral resolve), wanneer men dit gedrag op de korte of op de lange termijn construeert. Dit onderzoek wordt uitgevoerd met het uiteindelijke doel om in de toekomst effectievere sportpromotie interventies te kunnen ontwerpen, om daarmede het maatschappelijke probleem van lichamelijke inactiviteit in Nederland te reduceren. Theoretisch kader Hoofdeffect van type frame Informatie kan zowel op een positieve als op een negatieve manier gepresenteerd worden. Bij een gain frame worden de positieve uitkomsten van verwezenlijking van het gedrag gepresenteerd en bij een loss frame worden de negatieve uitkomsten van het niet uitvoeren van het gedrag gepresenteerd (Rothman & Salovey, 1997). Message framing is een veel gebruikte theorie in onderzoek naar de overtuigingskracht van gezondheidsboodschappen en wordt gezien als een adequate methode om sportintenties te bevorderen (Latimer, Brawley, & Bassett, 2010). De effectiviteit van positief en negatief gepresenteerde informatie wordt 7

8 volgens Rothman en Salovey bepaald door de waargenomen risico s die met de uitvoering van verschillende gedragingen gepaard gaan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen preventiegedrag en detectiegedrag. Met preventiegedrag gaat een laag risico gepaard, omdat uitvoering ervan ongewenste uitkomsten voorkomt. Een voorbeeld van preventiegedrag is sportgedrag, omdat deze negatieve gevolgen zoals ziektes en gewichtstoename kan voorkomen (Gallagher & Updegraff, 2012). Detectiegedrag brengt een groter risico met zich mee, omdat hierbij ongewenste uitkomsten gedetecteerd kunnen worden. Het laten doen van een mammografie door vrouwen waarbij borstkanker ontdekt kan worden, is een voorbeeld van detectiegedrag (Meyerowitz & Chaiken, 1987). Rothman en Salovey (1997) stellen dat negatief gepresenteerde informatie effectiever is voor de promotie van detectiegedrag en dat positief gepresenteerde informatie effectiever is wanneer preventiegedrag gepromoot dient te worden. Deze assumptie vindt zijn grondslag in de postulaten van de prospect theory, die stelt dat mensen hun keuze baseren afhankelijk van de manier waarop de informatie gepresenteerd is (Kahneman & Tversky, 1979). Wanneer informatie op een positieve manier geformuleerd wordt, zoals in een gain frame, neemt men liever geen risico en zullen voordelen veilig gesteld worden door het gezonde gedrag uit te voeren. Wanneer dezelfde informatie echter op een negatieve manier gepresenteerd wordt, is men wel bereid om risico te nemen zodat de nadelen van het niet uitvoeren van het gedrag, die middels een loss frame gepresenteerd worden, voorkomen kunnen worden (Rothman, Bartels, Wlaschin, & Salovey, 2006). De gevestigde theorie omtrent message framing zou dus stellen dat positief gepresenteerde informatie effectiever is voor de promotie van voldoende sportgedrag. Metaanalyses bewijzen een klein collectief voordeel van gain frames bij de promotie van lichamelijke activiteit en raden hierdoor aan om informatie in gezondheidsboodschappen die lichamelijke activiteit bevorderen op een positieve manier te framen (Gallagher & Updegraff, 8

9 2012; Latimer et al., 2010). Veel individuele studies vinden echter geen hoofdeffect van positief en negatief gepresenteerde informatie op sportgedrag (Gallagher & Updegraff, 2011; Van t Riet, Ruiter, Werrij, & de Vries, 2010). Een recente studie vond zelfs effecten die tegenovergesteld zijn aan de aannames van Rothman en Salovey (1997): een loss frame werd effectiever bevonden voor de promotie van lichamelijke beweging (De Bruijn et al., 2014). Als gevolg van bovengenoemde gemixte resultaten stelt eerder onderzoek eveneens risicoperceptie, de mate waarin iemand kans denkt te maken op de uitkomsten van het gedrag, voor als mogelijke moderator van message framing (Latimer et al., 2007). De aanname hierbij is dat een gain frame effectiever is bij de promotie van gedrag dat als minder risicovol wordt ervaren, zoals sportgedrag, en een loss frame beter is voor de promotie van risicovol gedrag (Bartels, Kelly, & Rothman, 2010). Een systematische review van Covey (2014) naar de moderatoren van message framing vindt echter geen consistente interactie- effecten tussen risicoperceptie en positief en negatief gepresenteerde informatie in gezondheidsboodschappen. Een recent overzicht van zes verschillende studies naar de interactie tussen risicoperceptie en message framing vindt ook geen significant effect van de mate waarin het gedrag als persoonlijk risicovol wordt ervaren (Van t Riet et al., 2014). Intentie en attitude worden in sociaal cognitieve modellen die gedrag verklaren, gezien als de belangrijkste voorspellers van gedrag in het algemeen (Fishbein & Ajzen, 1975) en sportgedrag (Rhodes & Nigg, 2011). De meta- analyse van Gallagher en Updegraff (2012) vond bij studies naar de promotie van lichamelijke activiteit alleen een significant message framing- effect op gedrag en niet op de intentie om meer te bewegen en de attitude ten opzichte van meer lichamelijke beweging. Volgens Gallagher en Updegraff moet onderzoek naar de effectiviteit van message framing sowieso getoetst worden op zowel attitude als intentie en wordt een gezondheidsboodschap pas effectief bevonden wanneer deze een positief effect heeft op beide determinanten van het gepromote gedrag. In deze studie zullen 9

10 attitude en intentie daarom als afhankelijke variabelen worden meegenomen. De effectiviteit van positief en negatief geformuleerde informatie in sportpromotie boodschappen wordt in de huidige studie niet op bovengenoemde theoretische aannames gebaseerd, maar op basis van de empirisch bevonden en reeds beschreven gemixte resultaten. Er wordt verwacht dat zowel positief als negatief geframede informatie geen significante effecten heeft op de attitude en de intentie om voldoende te sporten. Hiervoor is de volgende hypothese geformuleerd: H1: Er is geen significant effect van zowel positief als negatief gepresenteerde informatie op de a) attitude en de b) intentie om voldoende te sporten. Tijdsperspectief Stel u heeft een gezond voornemen voor het nieuwe jaar: meer sporten in de zomer. Wanneer u dit doel voor uzelf stelt, denkt u vooral na over de algemene wenselijkheid van sporten (bijv. gezonder leven en afvallen). Naarmate de zomer dichterbij komt, gaat u echter concreter nadenken over details en de manier waarop u dit doel gaat verwezenlijken (bijv. een sportschoolabonnement). Dit fenomeen wordt verklaard vanuit de assumptie dat men nog weinig informatie ter beschikking heeft over gebeurtenissen in de verre toekomst en in die situatie ook nog niet gemotiveerd is om specifieke details over de uitvoerbaarheid van het gedrag te overwegen. Details en de contextuele situaties waarin het gedrag plaatsvindt, worden pas duidelijk wanneer het gedrag dichterbij in tijd komt. Hierdoor wordt het specifiek nadenken over de uitvoering en de unieke aspecten van het gedrag op lange termijn uitgesteld (Trope & Liberman, 2003). De Construal Level Theory (CLT) beschrijft de manier waarop men gedrag, zoals meer sporten, construeert afhankelijk van of dit gedrag dichtbij of ver in tijd plaatsvindt. Tijdsafstand, ver of dichtbij, bepaalt of men hetzelfde gedrag op een abstracte of een concrete 10

11 wijze construeert (Trope & Liberman, 2003; Trope, Liberman, & Wakslak, 2007). Men vormt een high level construal over het gedrag wanneer deze ver in tijd plaatsvindt. Dit houdt in dat het gedrag geconstrueerd wordt op een algemeen en abstract niveau, waarbij de essentie en het doel van het gedrag centraal staan (Freitas, Gollwitzer, & Trope, 2004; Trope et al., 2007). Wanneer het gedrag op lange termijn plaatsvindt, wordt vooral gedacht aan de wenselijkheid, de waarom- vraag van het gedrag. Tegenovergesteld wordt gedrag dat op de korte termijn plaatsvindt, geconstrueerd op een concreter en meer gedetailleerd niveau, namelijk de low level construal. Bij deze mindset is de uitvoerbaarheid, de hoe- vraag van het gedrag, belangrijker voor de persoon die deze op korte termijn dient uit te voeren (Trope & Liberman, 2003). Trope en Liberman (1998) testten bovenstaande notie door deelnemers een keuze tot bepaalde gedragingen te laten maken die zowel op de korte als de lange termijn zouden plaatsvinden. Zoals verwacht, vonden ze dat de wenselijkheid (het waarom ) van het gedrag toenam naarmate de keuze verder in de toekomst gemaakt moest worden en werd de uitvoerbaarheid (het hoe ) van het gedrag belangrijker naarmate de keuze dichterbij in tijd kwam. Een andere studie, waarin deelnemers zich verschillende gebeurtenissen (bijv. kamperen) moesten inbeelden dichtbij en ver in de tijd en daarbij gerelateerde elementen (bijv. zaklamp) moesten classificeren, wees uit dat gebeurtenissen in de verre toekomst gekarakteriseerd werden door een minder aantal en abstractere elementen en dat gebeurtenissen in de nabije toekomst met meer en gedetailleerdere elementen beschreven werden (Liberman, Sagristano, & Trope, 2002). Tot dusver is er slechts één studie die onderzoek heeft gedaan naar de CLT in combinatie met gezondheidsboodschappen die sporten promoten. Dimmock, Jackson, Clear en Law (2013) toetsten het effect van individuele tijdsoriëntatie op lange en korte termijn sportconsequenties en de rol van argumentkwaliteit hierbij. De resultaten wezen uit dat enkel 11

12 wanneer argumentkwaliteit hoog was, mensen met een high level construal gevoeliger waren voor de lange termijn consequenties en mensen met een low level construal gevoeliger waren voor de korte termijn consequenties. In genoemde studie is tijdsperspectief echter alleen als persoonskenmerk gemeten en wordt dit niet, zoals in de huidige studie, tevens gemanipuleerd als mindset bij de respondenten. Tweeweg interactie- effect van type tijdsperspectief en type frame De huidige studie sluit aan bij het idee dat de effectiviteit van positief en negatief gepresenteerde informatie bepaald wordt door de manier waarop men gedrag construeert op basis van of deze dichtbij of ver in tijd plaatsvindt. Een studie van De Bruijn, Spaans, Jansen en Van t Riet (ter perse) naar de preventie van gehoorverlies, wees uit dat negatief gepresenteerde informatie het meest effectief was wanneer het gedrag op de korte termijn zou plaatsvinden. Deze bevinding sluit aan bij onderzoek van Eyal, Liberman, Trope en Walther (2004) waarin deelnemers voordelen en nadelen moesten genereren bij verschillende gedragingen die in de nabije en verre toekomst zouden plaatsvinden. Voordelen bleken belangrijker naarmate het gedrag verder weg in tijd plaatsvond en nadelen werden op de korte termijn belangrijker (Eyal et al., 2004). Dit suggereert dat men op de lange termijn voornamelijk denkt aan positieve uitkomsten, terwijl op de korte termijn negatieve uitkomsten domineren. De bevindingen van de bovengenoemde twee studies staan haaks op message framing theorie beschreven in eerdere literatuur, die zou stellen dat positief gepresenteerde informatie effectiever is voor de promotie van sportgedrag omdat dit een preventiegedrag betreft (Rothman & Salovey, 1997). Daarbij suggereren de resultaten dat er voor de effectiviteit van message framing bij de promotie van voldoende sportgedrag niet gekeken moet worden naar de interactie met type gedrag en risicoperceptie, maar of de persoon voldoende sporten voor zichzelf op de korte of op de lange termijn construeert. 12

13 White et al. (2011) deden onderzoek naar de effectiviteit van positief en negatief gepresenteerde informatie op de intentie om afval te recyclen en onderzochten welke rol een abstracte of een concrete mindset hierbij speelde. Middels een veldonderzoek en een laboratoriumonderzoek werd bewezen dat de effectiviteit van positief en negatief gepresenteerde informatie afhankelijk is van of het gedrag op een concreet of een abstract niveau wordt geconstrueerd. De auteurs stellen dat bij blootstelling aan negatief gepresenteerde informatie een low level construal wordt geactiveerd (White et al., 2011). Dit sluit aan bij een korte termijn tijdsperspectief, aangezien deze eveneens een low level construal activeert waarin meer nagedacht wordt over de uitvoerbaarheid (het hoe ) van het gedrag. Positief gepresenteerde informatie activeert daarentegen een abstracter niveau van denken, dat goed aansluit bij een high level construal die gevormd wordt wanneer gedrag in de verre toekomst plaatsvindt en wanneer de wenselijkheid (het waarom ) van het gedrag saillant is (Trope & Liberman, 2003; White et al., 2011). Een loss frame en een low level construal vormen volgens White et al. dus een concreet gedachtegoed en een gain frame en een high level construal vormen een abstract gedachtegoed. Door de match tussen frame en construal is er volgens White et al. een betere verwerking van de boodschap mogelijk, wat leidt tot een hogere intentie en realisatie om afval te recyclen. Op basis van bovenstaande bevindingen is te verwachten dat een combinatie van zowel een korte termijn tijdsperspectief met negatief gepresenteerde informatie als een lange termijn tijdsperspectief met positief gepresenteerde informatie de hoogste scores teweeg brengen op de attitude tegenover voldoende sporten en de intentie om voldoende te sporten. Dit heeft geleid tot de totstandkoming van onderstaande hypotheses: H2A: Mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde informatie gezien hebben, scoren hoger op de a) attitude en de b) intentie om 13

14 voldoende te sporten dan mensen met een korte termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde informatie gezien hebben. H2B: Mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde informatie gezien hebben, scoren hoger op de a) attitude en de b) intentie om voldoende te sporten dan mensen met een lange termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde informatie gezien hebben. Type tijdsperspectief en type belief De CLT maakt bij een korte en lange termijn tijdsperspectief een onderscheid tussen een abstracte en een concrete mindset, waarin ofwel wenselijkheid- beliefs (het waarom ) ofwel uitvoerbaarheid beliefs (het hoe ) saillant zijn (Trope & Liberman, 2003). Daarbij wees de studie van White et al. (2011) uit dat de effectiviteit van positief en negatief geformuleerde informatie bepaald wordt door deze mindsets. Deze informatie suggereert dat er voor de effectiviteit van gezondheidsinformatie niet alleen gekeken kan worden naar type frame en type tijdsperspectief, maar eveneens naar het effect van de soorten beliefs (hoe en waarominformatie) in een gezondheidsboodschap. Hiervoor zijn voor de huidige studie, naast de twee boodschappen die de voor of nadelen van voldoende sportgedrag uitdragen (de waaromboodschappen ), eveneens twee boodschappen ontworpen die de manier belichten waarop voldoende sportgedrag wel of niet is uit te voeren (de hoe- boodschappen ). Voor het ontwerp van doeltreffende gezondheidscommunicatie wordt frequent gebruik gemaakt van de Theorie van Gepland Gedrag (TPB), die zich richt op de determinanten en de beliefs die het gedrag aansturen (Fishbein & Ajzen, 1975). Ook voor onderzoek naar de determinanten die saillant zijn bij sportgedrag wordt gebruik gemaakt van de TPB (Downs & Hausenblas, 2005). Intentie wordt in deze theorie gezien als de belangrijkste voorspeller van gedrag en gedefinieerd als de motivatie die een persoon heeft om het gedrag uit te voeren op 14

15 basis van een cognitief overwegingproces van de drie determinanten van intentie: attitude, subjectieve norm en waargenomen controle (PBC) (Ajzen, 2011). Attitude wordt gevormd door behavioral beliefs, die de uitkomsten (positief en negatief) van het gedrag afwegen en evalueren. De subjectieve norm wordt beïnvloed door normative beliefs, die gericht zijn op de sociale goedkeuring en/of afkeuring door belangrijke referenten voor het uitvoeren van het gedrag en het belang voor de persoon om hetzelfde gedrag uit te voeren als haar referenten. Tenslotte, wordt de waargenomen controle gevormd door control beliefs, die ingaan op de controle die de persoon denkt nodig te hebben en die hij of zij bezit voor de uitvoering van het gedrag (Ajzen, 2011). Lutchyn en Yzer (2011) identificeerden overeenkomende constructen tussen de CLT en de TPB en voegden beide theorieën als eerste samen. Ze onderzochten welke TPB- beliefs dominant zijn wanneer bijvoorbeeld fruitconsumptie op de korte of de lange termijn zou plaatsvinden. Volgens de auteurs heeft tijdsperspectief namelijk invloed op welke determinanten belangrijk zijn voor het aansturen van het gedrag (Lutchyn & Yzer, 2011). Lutchyn en Yzer stellen dat het attitude- concept uit de TPB conceptueel gelijk is aan de high level construal en dus de wenselijkheid (het waarom ) van het gedrag. Beide concepten kunnen worden gezien als de evaluatie van waarom iemand een gedrag wel of niet wil uitvoeren. Volgens Lutchyn en Yzer kan ook de subjectieve norm uit de TPB gelijk gesteld worden aan de high level construal, aangezien een sociale goedkeuring het gedrag voor de persoon wenselijker kan maken en een sociale afkeuring het gedrag juist minder wenselijk kan maken. De studieresultaten wezen uit dat de behavioral beliefs en normative beliefs uit de TPB daadwerkelijk meer saillant waren wanneer, net als het wenselijkheid- principe uit de CLT, het gedrag ver in tijd plaatsvond (Lutchyn & Yzer, 2011). Control beliefs, ook wel efficacy beliefs genoemd, gaan in op wat uitvoering van het gedrag makkelijker en moeilijker zal maken. Deze beliefs zijn volgens Lutchyn & Yzer conceptueel gelijk aan de low level 15

16 construal van de CLT en dus de uitvoerbaarheid (het hoe ) van het gedrag. Zoals verwacht, wees het onderzoek uit dat control beliefs belangrijker werden naarmate het gedrag dichterbij in tijd kwam, alsmede het uitvoerbaarheid- principe uit de CLT (Lutchyn & Yzer, 2011). Drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief Protectie Motivatie Theorie (PMT) De Protectie Motivatie Theorie (PMT) van Rogers (1975) is een veelvoudig toegepaste theorie voor de promotie van lichamelijke beweging en de preventie van negatieve uitkomsten die met het niet uitvoeren van het gezonde gedrag gepaard gaan (Bui, Mullan, & McCaffery, 2013). De PMT stelt dat intentie om gezond gedrag uit te voeren bevorderd kan worden door een verhoging van vier soorten beliefs. De vier beliefs, die bepalen of iemand het gezonde gedrag of het ongezonde gedrag uitvoert, kunnen opgedeeld worden in twee cognitieve waardebepalingen: de threat appraisal houdt een evaluatie in van de factoren die uitvoering van het ongezonde gedrag bepalen en de coping appraisal houdt een evaluatie in van de factoren die uitvoering van het gezonde gedrag bepalen (Maddux, 1993). De eerste waardebepaling, de mate van dreiging, wordt gevormd door: 1) waargenomen vatbaarheid: in hoeverre de persoon kans denkt te maken op de negatieve uitkomsten als gevolg van het niet uivoeren van het gezonde gedrag en het blijven uitvoeren van het ongezonde gedrag en 2) waargenomen ernst: in hoeverre de persoon de dreiging die gepresenteerd wordt, evalueert als ernstig of niet. Wanneer waargenomen vatbaarheid en waargenomen ernst toenemen, neemt volgens de PMT de kans op uitvoering van het ongezonde gedrag af. De kans op uitvoering van het gezonde gedrag kan echter ingeperkt worden door voordelen die de persoon ervaart bij uitvoering van het ongezonde gedrag (Maddux, 1993). De tweede waardebepaling, die bepaalt hoe de persoon met het gepromote gedrag omgaat, is gebaseerd op: 1) response- effectiviteit: de waargenomen effectiviteit van 16

17 het voorgestelde gedrag om negatieve consequenties te voorkomen en positieve resultaten te bereiken en 2) zelfeffectiviteit: de perceptie van de eigen vaardigheid en het zelfvertrouwen van de persoon om het gezonde gedrag uit te kunnen voeren. Wanneer response- en zelfeffectiviteit toenemen, neemt volgens de PMT de kans dat de persoon het gezonde gedrag gaat uitvoeren toe. De kans op uitvoering van het gezonde gedrag kan daarentegen ingeperkt worden door de kosten en barrières die hierbij ervaren worden (Maddux, 1993). Volgens Rogers (1975) zal een hoge mate van alle vier de beliefs leiden tot protectie motivatie, oftewel een hoge intentie om het gepromote gedrag uit te voeren. Meta- analyses die de effectiviteit van de PMT in het voorspellen van lichamelijke activiteit hebben getoetst, wezen uit dat vooral response- en zelfeffectiviteit de belangrijkste voorspellers zijn voor een verhoogde intentie om meer te bewegen (Bui et al., 2013; Plotnikoff & Trinh, 2010). Het PMT- concept protectie motivatie komt overeen met het intentie- principe uit de TPB. Naast deze zijn er nog meer overlappende concepten in beide theorieën, waardoor ze aan elkaar verbonden kunnen worden (Armitage & Conner, 2000). De PMT en de TPB hebben beiden als doel om de sociaal cognitieve processen te verklaren die geactiveerd worden wanneer men geconfronteerd wordt met gezondheidsinformatie en gaan ervan uit dat de mens een doelgericht, rationeel en zelfregulerend wezen is (Maddux, 1993). Volgens literatuur die een vergelijking maakt tussen verschillende sociaal cognitieve theorieën die worden gebruikt in onderzoek naar de determinanten van lichamelijke activiteit, komen waargenomen ernst en vatbaarheid uit de PMT overeen met de behavioral en normative beliefs uit de TPB (Maddux, 1993; Plotnikoff, Costigan, Karunamuni, & Lubans, 2013). Attitude, waargenomen ernst en vatbaarheid omvatten allen de verwachte uitkomsten van het gedrag en het belang daarvan. Wanneer men bijvoorbeeld dreiging ervaart vanuit het ongezonde gedrag en hier gevoelig voor is, neemt de wenselijkheid van het ongezonde gedrag af en kan de wenselijkheid van het gezonde gedrag toenemen. Hetzelfde geldt voor de sociale 17

18 norm, waargenomen ernst en vatbaarheid: de sociale goed- of afkeuring van het gedrag kan invloed hebben op de waargenomen ernst en vatbaarheid en kan het wenselijkheid- principe uit de CLT van zowel het ongezonde als het gezonde gedrag bepalen (Plotnikoff et al., 2013). Zoals reeds is vastgesteld, activeert de evaluatie van uitkomsten en de persoonlijke relevantie een high level construal, oftewel het wenselijkheid- principe (het waarom ) van het gedrag uit de CLT (Lutchyn & Yzer, 2011). Consistent met het idee van de CLT wees onderzoek van White et al. (2011) uit dat positief gepresenteerde informatie effectiever was bij een high level construal die gevormd wordt wanneer gedrag op de lange termijn plaatsvindt. De response- en zelfeffectiviteit uit de PMT kunnen gekoppeld worden aan de efficacy beliefs uit de TPB. Bij zowel de PBC als response- en zelfeffectiviteit gaat het over de uitvoerbaarheid van het voorgestelde gedrag (Maddux, 1993). Zoals eveneens reeds is beargumenteerd, activeren gedachtes over het omgaan met het gedrag en de uitvoerbaarheid ervan een low level construal, oftewel het uitvoerbaarheid- principe (het hoe ) van het gedrag uit de CLT (Lutchyn & Yzer, 2011). Bij response- en zelfeffectiviteit denkt men na over de effectiviteit van het voorgestelde gedrag en de eigen bekwaamheid om deze uit te voeren, wat overeenkomt met de hoe- vraag uit de CLT. De CLT stelt dat men op de korte termijn meer denkt aan negatieve informatie (Trope & Liberman, 2003) en eerder onderzoek wees inderdaad uit dat negatief gepresenteerde informatie beter past bij een low level construal, die gevormd wordt wanneer gedrag op de korte termijn geconstrueerd wordt (White et al., 2011). Daarbij vonden Bassett- Gunter, Martin Ginis en Latimer-Cheung (2013) in een studie naar de promotie van lichamelijke activiteit en het effect van message framing op de waargenomen vatbaarheid en de zelfeffectiviteit, dat een loss frame een groter effect had op efficacy beliefs dan een gain frame. Het effect van type tijdsperspectief op type belief die positief en negatief geformuleerd zijn, is in eerdere literatuur naar de promotie van voldoende sportgedrag nog niet onderzocht. Niettemin is het op basis van bovenstaande informatie gegrond om voor de 18

19 huidige studie te verwachten dat er een drieweg- interactie effect plaatsvindt van type tijdsperspectief (kort/lang), type belief (hoe/waarom- informatie) en type frame (positief/ negatief) op de waargenomen ernst en vatbaarheid, response- en zelfeffectiviteit en de attitude ten aanzien van voldoende sporten. Hiervoor zijn de onderstaande hypotheses geformuleerd: H3A: Mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde hoeinformatie gezien hebben, scoren het hoogst op de a) response- en b) zelfeffectiviteit ten aanzien van voldoende sporten dan de overige zeven condities. H3B: Mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde waarom- informatie gezien hebben, scoren het hoogst op de a) waargenomen ernst en b) vatbaarheid en de c) attitude ten aanzien van voldoende sporten dan de overige zeven condities. Intentie en behavioral resolve Studies naar de effectiviteit van gezondheidsinterventies hebben vaak als doel de intentie voor uitvoering van het gedrag te verhogen, omdat intentie in sociaal cognitieve theorieën, zoals de TPB en de PMT, gezien wordt als de belangrijkste determinant van gedrag (Ajzen, 2011; Rogers, 1975). Een studie van Rhodes, Plotnikoff en Courneya (2008) vond echter dat sportintenties niet per se tot sportgedrag leiden. Deze bevinding wordt ondersteund door Rhodes en Dickau (2012), die met hun meta-analyse het eerste experimentele bewijs leveren voor de zogeheten intention- behavior gap bij sporten en een zwakke relatie (r= 0,07) tonen tussen sportintenties en daadwerkelijk sportgedrag. Deze zwakke relatie doet vermoeden dat veranderingen in sportintenties amper gepaard gaan met veranderingen in sportgedrag. Een meta- analyse van Rhodes en De Bruijn (2013a) vond dat 46 procent van de mensen die wel de intentie hadden om meer te gaan sporten, dit niet konden verwezenlijken. Dit geeft aan dat 19

20 men vaak wel de wenselijkheid van sporten inziet, maar dat enkel intentie niet genoeg is om het gedrag daadwerkelijk uit te voeren. De originele intentiemaat uit de TPB heeft in verschillende domeinen kritiek ondervonden door haar zwakke voorspellingsvermogen van gedrag, eveneens bij onderzoek over lichamelijke beweging (Rhodes & Horne, 2013). Volgens Rhodes en Horne focust de originele intentiemaat louter op de richting van het gedrag: is er wel of geen intentie? Er moet volgens hen echter meer gefocust worden op de intensiteit en de motivatie die een persoon heeft om het gedrag uit te voeren. Rhodes en Blanchard (2008) lieten zien dat de intentionbehavior gap tussen sportintenties en sportgedrag veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van concurrerende doelen die men voor zichzelf stelt. Met deze barrières moet volgens Rhodes en Horne rekening gehouden worden, omdat men sporten vaak voor zich uitschuift en omdat sportgedrag gepaard gaat met bewuste overwegingen, zoals het indelen van tijd, het vinden van een geschikte locatie en het rusten van de spieren na intensief sportgedrag. De originele intentiemaat neemt voorgaande aspecten niet mee, waardoor deze volgens Rhodes en Horne niet adequaat genoeg de moeite meet die men voor voldoende sporten bereid is om te nemen. Rhodes en Horne (2013) stellen naast de intentiemaat een tweede meting voor, genaamd behavioral resolve, en laten zien dat deze meting de intention- behavior gap bij sportgedrag verkleint en dus een betere voorspeller is voor sportgedrag dan de simpele intentiemaat. Het is een gevoeligere meting van intentie, omdat hierbij de algemene intentie om het gedrag uit te voeren in het kader geplaatst wordt van aspecten die de uitvoering ervan kunnen beperken. De behavioral resolve- maat meet de motivatie om het gedrag uit te voeren aan de hand van drie contextuele barrières: 1) wordt sporten gezien als prioriteit?, 2) wordt er ook gesport wanneer moeheid een rol speelt?, en 3) wordt er ook gesport wanneer de persoon andere dingen te doen heeft (Rhodes & Horne, 2013)? De distinctie tussen intentie en 20

21 behavioral resolve kan simpel omgeschreven worden als enerzijds intentie gebaseerd op het willen uitvoeren van het gedrag (intentiemaat) en anderzijds de motivatie om het gedrag uit te voeren wanneer alledaagse barrières in acht worden genomen (behavioral resolve- maat). De behavioral resolve- maat neemt, net als de efficacy- maat van Bandura (1977), het motivatie construct mee: heeft men de motivatie om het gedrag uit te voeren ondanks bovengenoemde barrières (Rhodes & Horne, 2013)? Deze inachtneming van barrières die uitvoering van gedrag kunnen tegenhouden, werd in literatuur van Ajzen en Fishbein (1977) over de TPB ook al voorgesteld. Volgens hen kon er naast de originele intentiemaat een conditionele intentiemaat meegenomen worden, die intentie in het licht zou plaatsen van deze bekende barrières. Deze voorgestelde conditionele meting van de intentiemaat is volgens Rhodes en Horne echter nog niet eerder toegepast. Een studie van Rhodes et al. (2008) die de relatie tussen sportintenties en gedrag onderzocht, liet zien dat een hoge efficacy inderdaad belangrijk is voor de uitvoering van sportgedrag wanneer men hiervoor de intentie heeft. Een review van Rhodes en De Bruijn (2013b), die samenvatte welke determinanten de intentionbehavior gap bij sportgedrag veroorzaken, liet eveneens zien dat een hoge zelfeffectiviteit het onderscheid bepaalt tussen mensen die de intentie hebben en het gedrag wel of niet succesvol weten uit te voeren. De huidige studie veronderstelt dat de behavioral resolve- maat conceptueel gelijk is aan het uitvoerbaarheid- principe (het hoe ) uit de CLT, omdat bij beide de focus wordt gelegd op de manier waarop het gedrag uitgevoerd kan worden zelfs als andere aspecten in beschouwing worden genomen. Het gaat hierbij dus om een meer concrete gedachte, die typerend is voor de low level construal uit de CLT (Trope & Liberman, 2003). In deze studie zouden de deelnemers die de boodschappen met hoe- informatie gezien hebben, het beste inzicht moeten hebben in de uitvoerbaarheid van het gedrag ondanks aanwezigheid van enkele barrières. En omdat mensen met een korte termijn tijdsperspectief meer belang hechten 21

22 aan hoe- informatie die negatief gepresenteerd is, zullen ze een hogere score op de PMTvariabelen response- en zelfeffectiviteit hebben (White et al., 2011). Aangezien response- en zelfeffectiviteit net als behavioral resolve de uitvoerbaarheid van het gedrag omvat, zullen deze deelnemers eveneens hoger scoren op de behavioral resolve- maat. In tegenstelling daartoe, neemt de huidige studie aan dat de originele intentiemaat conceptueel gelijk is aan het wenselijkheid- principe (het waarom ) uit de CLT, omdat bij beide de focus wordt gelegd op een simpele beschouwing van het feit of iemand het gedrag uit wil voeren of niet. Terwijl behavioral resolve een concreter gedachtegoed beoogt, gaat het bij de intentiemaat om een meer abstracte gedachte die typerend is voor de high level construal uit de CLT (Trope & Liberman, 2003). In de huidige studie zouden de deelnemers die boodschappen met waarom- informatie gezien hebben, het beste inzicht moeten hebben in de wenselijkheid van voldoende sporten. En omdat mensen met een lange termijn tijdsperspectief meer belang hechten aan waarom- informatie die positief geformuleerd is, zullen ze een hogere score op de PMT- variabelen waargenomen ernst en vatbaarheid hebben (White et al., 2011). Zowel waargenomen ernst en vatbaarheid als intentie omvatten de wenselijkheid van het gedrag, waardoor deze deelnemers eveneens hoger zullen scoren op de intentiemaat. Latimer et al. (2010) stelde dat het positief en negatief presenteren van informatie een effectieve manier kan zijn om intenties tot sporten te bevorderen. Desalniettemin is er nog weinig onderzoek gedaan naar het effect van positief en negatieve gepresenteerde informatie op zowel intentie als behavioral resolve. Een studie van De Bruijn et al. (2014) naar onder andere het effect van message framing op sportintenties en behavioral resolve wees, in overeenstemming met de verwachting van de huidige studie, uit dat een loss frame de hoogste score veroorzaakt op behavioral resolve. De Bruijn et al. (2014) vonden in deze studie geen effecten op intentie, omdat de intentiemaat, die zich vooral richt op het willen en dus de wenselijkheid van het gedrag, hoogstwaarschijnlijk voor iedereen hoog was: 22

23 het is algemeen bekend dat voldoende sporten goed en wenselijk is. Doordat wenselijkheidbeliefs vaak al hoog zijn, is het wellicht lastig om deze door middel van type informatie in een gezondheidsboodschap te beïnvloeden. Behavioral resolve is mogelijkerwijs wel beter te beïnvloeden door message framing, omdat gezondheidsboodschappen speciaal ontworpen kunnen worden aan de hand van de conditionele elementen waarop de behavioral resolvemaat is gebaseerd. Op basis van bovenstaande assumpties en bevindingen is er een drieweg interactie- effect van tijdsperspectief (kort/lang), type belief (hoe/waarom- informatie) en type frame (positief/ negatief) te verwachten op de intentie en de behavioral resolve ten aanzien van voldoende sportgedrag. Hiervoor zijn de onderstaande hypotheses opgesteld: H4A: Mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde hoeinformatie gezien hebben, scoren het hoogst op de behavioral resolve ten aanzien van voldoende sporten dan de overige zeven condities. H4B: Mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde waarom- informatie gezien hebben, scoren het hoogst op de intentie om voldoende te sporten dan de overige zeven condities. Methode Steekproef De data voor het onderzoek Tijdsperspectief en Sporten werd verzameld in de periode tussen 18 november en 10 januari via het persoonlijk netwerk van de onderzoeker, via het netwerk van twee corporatieve bedrijven en via het Digitaal Proefpersoonpunten Systeem (DPMS) van de. Om aandacht te genereren onder Communicatiewetenschapstudenten voor deelname aan het onderzoek via DPMS, werd een flyer ontworpen en verspreid op de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van 23

24 de. Communicatiewetenschapstudenten konden zich via test.uva.nl aanmelden bij DPMS en kregen een halve participatiepunt toegewezen wanneer ze deelnamen aan het gehele onderzoek. Er mocht enkel aan het onderzoek worden deelgenomen wanneer de respondent 18 jaar en/of ouder was en geen medische klachten had waardoor niet gesport mocht worden. De opzet van het onderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie van de ASCoR (Amsterdam School of Communication Research), een onderzoeksinstituut van de. Het onderzoek doelde op het verkrijgen van minimaal veertig respondenten voor elk van de acht condities, wat resulteerde in een beoogde steekproefgrootte van minimaal 320 respondenten. De online vragenlijsten werden uitgevoerd via de survey software Qualtrics. De survey flow van dit onderzoek is als volgt (zie Bijlage II voor volledige Flow chart). Er zijn in totaal 903 respondenten begonnen met het invullen van de vragenlijst. 617 respondenten hebben de eerste manipulatie, het schrijven van het tijdsperspectief verhaal, voltooid. Dit betekent dat 286 respondenten tot aan dit punt in de vragenlijst zijn afgehaakt. 603 respondenten zijn blootgesteld aan één van de vier sportpromotie boodschappen, wat heeft geleid tot 14 additionele afhakers na de eerste manipulatie. In totaal volbrachten 599 respondenten de gehele vragenlijst die voor dit onderzoek gebruikt werd. Van de 903 respondenten die aan de vragenlijst zijn begonnen, zijn er in totaal 304 respondenten halverwege gestopt (drop out rate = 33,66 %). Na uitsluiting van onbruikbare data bleven 367 respondenten over (N= 367), waarvan data gebruikt zal worden voor de analyse van de hypotheses. Data werd onbruikbaar verklaard wanneer respondenten duidelijk geen aandacht hadden besteed aan het schrijven van het tijdsperspectief verhaal (manipulatie 1) en minder dan tien seconden waren blootgesteld aan de sportpromotie boodschappen (manipulatie 2) (voor Inclusie criteria zie Bijlage III). De leeftijd van de respondenten lag tussen de 18 en de 69 jaar en de gemiddelde leeftijd was 29 jaar (M = 29,23, SD = 12,79, Min = 18, Max = 69). 24

25 32,7 procent van de respondenten was man (120 mannelijke respondenten) en 67,3 procent van de respondenten was vrouw (247 vrouwelijke respondenten). Via berekening van de Body Mass Index (M = 22,59, SD = 3,65) werd vastgesteld dat 3,1 procent van de respondenten ondergewicht had (BMI (kg/m 2 ) 18,54), 78,7 procent een normaal gewicht had (BMI (kg/m 2 ) 18,50 tot 24,99), 15,5 procent overgewicht had (BMI (kg/m 2 ) 25,00 tot 29,99) en 2,2 procent van de respondenten obesitas had (BMI (kg/m 2 ) 30). De respondenten hadden in de laatste twee weken gemiddeld twee dagen per week gesport (M = 2,16, SD = 1,64) en de duur van zo n sportsessie was gemiddeld per keer 56 minuten (M = 56,02, SD = 46,42). In totaal besteedden de respondenten gemiddeld 149 minuten per week aan sport in de laatste twee weken (M = 149,89, SD = 184,38). Onderzoeksontwerp Deze studie hanteerde een kwantitatieve onderzoeksstrategie en maakte gebruik van een experimenteel onderzoeksontwerp voor toetsing van de hypotheses. Het onderzoek had een 2 (type frame: positief/ negatief) x 2 (type tijdsperspectief: kort/lang) x 2 (type belief: hoe/ waarom- informatie) factorieel design, waardoor respondenten willekeurig aan één van de acht condities konden worden blootgesteld. Na willekeurige verdeling over de condities werden in totaal 46 respondenten blootgesteld aan de eerste conditie, waarin de gemiddelde leeftijd 29 jaar was. 39 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar, werden toegewezen aan de tweede conditie. In de derde conditie zaten 37 respondenten met een gemiddelde leeftijd van 29 jaar. 54 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar, werden blootgesteld aan de vierde conditie. Aan de vijfde conditie werden 44 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 29 jaar, toegewezen. Aan de zesde conditie werden 50 respondenten blootgesteld, die een gemiddelde leeftijd van 27 jaar hadden. 49 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar, zaten in de zevende conditie. En tot slot werden er 48 25

26 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar, blootgesteld aan de achtste conditie. Zie Tabel 1 voor een overzicht van het aantal en percentage mannen en vrouwen per conditie en gemiddelden leeftijd- scores en standaardafwijkingen per conditie. Tabel 1. Percentage Mannen en Vrouwen per conditie en Gemiddelden Leeftijd- scores en Standaardafwijkingen per conditie Conditie n Geslacht Leeftijd n (%) man n (%) vrouw M SD 1. lang, waarom, positief (23,9) 35 (76,1) 29,07 14,31 2. lang, waarom, negatief (33,3) 26 (66,7) 28,62 11,14 3. lang, hoe, positief (37,8) 23 (62,2) 29,43 12,34 4. lang, hoe, negatief (33,3) 36 (60,7) 28,46 11,05 5. kort, waarom, positief (29,5) 31 (70,5) 29,91 14,85 6. kort, waarom, negatief (32,0) 34 (68,0) 27,60 10,03 7. kort, hoe, positief (32,7) 33 (67,3) 28,84 12,81 8. kort, hoe, negatief (39,6) 29 (60,4) 31,08 15,37 Totaal ,23 12,79 Procedure Deelnemers aan het onderzoek Tijdsperspectief en Sporten werden voorafgaand aan het onderzoek uitvoerig geïnformeerd over de opbouw van het onderzoek. Daarbij werd men geïnformeerd dat deelname vrijwillig en anoniem was en dat er onder de deelnemers tien waardebonnen naar keuze t.w.v. tien euro verloot werden. De online vragenlijst zou ongeveer twintig minuten duren. Respondenten werden ingelicht dat ze vragen konden verwachten over hun sportgedrag, een kort verhaaltje moesten schrijven, een korte tekst moesten lezen en tenslotte enkele vragen moesten beantwoorden omtrent hun mening over de tekst en voldoende sporten. 26

27 Respondenten die akkoord gingen met de algemene voorwaarden werden, na vaststelling van enkele descriptieve waarden, vragen gesteld over de waarde die ze hechten aan de toekomstige consequenties van hun alledaagse gedrag. Vervolgens werden ze willekeurig blootgesteld aan de eerste manipulatie: tijdsperspectief. Respondenten werd gevraagd een kort verhaaltje van ongeveer 150 woorden te schrijven over ofwel hun leven aankomende week of over vijf jaar. Hierbij moest worden beschreven hoe voldoende sporten op dat moment in hun leven zou passen. Hierna werden de respondenten willekeurig toegewezen aan één van de vier boodschappen. Na blootstelling aan de manipulaties in de boodschappen, dienden de respondenten de algemeen geformuleerde afhankelijke variabelen te beantwoorden. Tot slot werden dezelfde afhankelijke variabelen nogmaals gesteld, echter nu met betrekking tot komende week. Deze specifiek geformuleerde vragen dienden als voormeting voor een tweede meting van dit onderzoek, waarin daadwerkelijk gedrag gemeten werd. Deze nameting werd niet meegenomen in dit onderzoek. Aan het eind van de vragenlijst werden deelnemers bedankt voor hun deelname en konden ze hun adres invullen wanneer ze kans wilden maken op één van de waardebonnen. Naar aanleiding van de lengte van de vragenlijst kregen respondenten die niet via het DPMS- systeem deelnamen aan de studie, de mogelijkheid om na beantwoording van de algemeen geformuleerde afhankelijke variabelen te stoppen met de vragenlijst of deze in zijn geheel af te maken (zie Bijlage V: Vragenlijst onderzoek Tijdsperspectief en Sporten ). Stimulusmateriaal Tijdsperspectief Tijdsperspectief werd in deze studie gemanipuleerd door de deelnemers een kort verhaaltje (ongeveer 150 woorden) te laten schrijven over ofwel het plan om aankomende week of over 27

28 vijf jaar voldoende te gaan sporten. Hierbij kregen ze de instructie om na te denken over hoe hun leven er op dat moment zou uitzien en hoe voldoende sporten in dit plaatje zou passen. Ook werden respondenten geïnstrueerd om in zoveel mogelijk zinnen ofwel de woorden aankomende week of over vijf jaar te gebruiken. Het doel van deze manipulatie was om respondenten in een specifieke korte of lange termijn mindset te krijgen, welke invloed zou hebben op de effectiviteit van daaropvolgende informatie in de vier sportpromotie boodschappen. De manipulatie van tijdsperspectief, waarbij deelnemers werd gevraagd om aan een bepaalde tijd te denken en daar iets over te schrijven, werd gebaseerd op succesvol gebruik in eerder onderzoek (Lutchyn & Yzer, 2011). Het primen van bepaalde concepten (bijv. een korte en lange termijn tijdsperspectief) waardoor deze plaatsnemen in het semantisch geheugen van een persoon, wordt ondersteund door gevestigde literatuur op het gebied van cognitieve psychologie en priming- methoden (Collins & Loftus, 1975). Boodschappen Voor dit onderzoek werden vier fictieve sportpromotie boodschappen ontworpen met het ontwerpprogramma Adobe Indesign. De vier boodschappen kwamen voort uit een manipulatie van type belief (hoe/ waarom- informatie) en type frame (positief/ negatief). De eerste boodschap bevatte waarom- informatie die positief geformuleerd was en presenteerde de positieve gevolgen van voldoende sporten (sterk hart/ minder stress en depressies/ gezond lichaamsgewicht). De tweede boodschap bevatte waarom- informatie die negatief geformuleerd was en presenteerde de negatieve gevolgen van het niet voldoende sporten (zwak hart/ meer stress en depressies/ gewichtstoename). De derde boodschap bevatte hoeinformatie die positief geformuleerd was en presenteerde suggesties waardoor men voldoende zou kunnen gaan sporten (goede tijdsindeling/ moeheid voorkomen/ sporten prioriteit maken). En tot slot bevatte de vierde boodschap hoe- informatie die negatief geformuleerd was, 28

29 waarbij beschreven werd dat voldoende sporten onwaarschijnlijk zou zijn wanneer men zich niet zou houden aan enkele suggesties (geen goede tijdsindeling/ te vermoeid/ sporten geen prioriteit). De informatie in de boodschappen is tot stand gekomen door een combinatie van boodschappen in eerdere onderzoeken gericht op het bevorderen van lichamelijke beweging (Bassett-Gunter et al., 2013; Bassett-Gunter, Latimer-Cheung, Ginis, & Castelhano, 2014; De Bruijn et al., 2014; Van t Riet et al., 2010). Om te voorkomen dat verschillende boodschapelementen de resultaten zouden beïnvloeden, zijn lettertypegebruik en visuele stimuli in alle vier de boodschappen constant gehouden. Bij alle boodschappen is het logo van de Rijksoverheid gebruikt om een professionele look te waarborgen. En om te voorkomen dat de positieve en negatieve gevolgen bij de waarom- boodschappen de respondent enkel op de lange of op de korte termijn konden overkomen - wat de resultaten zou kunnen beïnvloeden - werden in deze boodschappen gevolgen gepresenteerd die een persoon zowel in de nabije als in de verre toekomst zouden kunnen treffen. Zie Bijlage IV voor overzicht Visuele stimuli. Metingen In de originele vragenlijst van dit onderzoek werden meer vragen gesteld dan voor de huidige studie relevant waren. Hieronder zijn enkel de metingen beschreven die belangrijk zijn voor deze studie. Vragen over de fitnorm, sportplanning, vergelijking sportgedrag en alle specifiek geformuleerde afhankelijke variabelen m.b.t. komende week zijn zodoende niet in de methode beschreven. Onderstaande variabelen zijn allen gemeten op een schaal van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens), behalve waargenomen ernst dat werd gemeten op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 7 (helemaal mee eens). Alle variabelen zijn gehercodeerd naar een schaal van -3 (helemaal mee oneens) tot 3 (helemaal mee eens), zodat bijvoorbeeld een negatieve score op de attitude- schaal een negatieve 29

30 attitude inhoudt en een positieve score op deze schaal een positieve attitude betreft. Zie Bijlage V voor de volledige vragenlijst van het onderzoek Tijdsperspectief en Sporten. Afhankelijke variabelen Waargenomen ernst en waargenomen vatbaarheid Waargenomen ernst en waargenomen vatbaarheid werden geoperationaliseerd uitgaande van suggesties van de PMT (Rogers, 1975). De waargenomen ernst werd vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: Als ik niet voldoende sport, dan zijn de nadelige gevolgen (zoals overgewicht, stress en een zwak hart) daarvan. Respondenten moesten bij 5 items, waaronder behoorlijk groot en ernstig, op een 7- punts Likertschaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 7 (helemaal mee eens) aangeven in hoeverre ze het hiermee eens of oneens waren. De vijf items samengenomen vormden een zeer goede betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,89. De nieuw gevormde schaal, waargenomen ernst, werd gebruikt om na te gaan in hoeverre de respondent de gevolgen van niet voldoende sporten ervoer als ernstig of niet ernstig (M = 0,65, SD = 1,45). Waargenomen vatbaarheid werd gemeten door respondenten op een 7-punts Likertschaal lopend van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) te vragen om aan te geven of ze last zouden krijgen van de drie (eventuele) negatieve gevolgen van onvoldoende sporten, namelijk overgewicht, stress en een zwak hart. Deze negatieve gevolgen werden tevens gepresenteerd in de boodschappen met de waarom- beliefs. De drie items vormden een redelijke betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,70. Met de waargenomen vatbaarheid- schaal werd gemeten of de respondent dacht dat hij of zij kans zou maken op de drie negatieve gevolgen van onvoldoende sporten (M = 0,72, SD = 1,26). 30

31 Response- en zelfeffectiviteit Response- en zelfeffectiviteit werden eveneens gemeten aan de hand van suggesties van de PMT (Rogers, 1975). Zelfeffectiviteit, oftewel de perceptie van de eigen vaardigheid en het zelfvertrouwen van de persoon om voldoende te kunnen sporten, werd gemeten aan de hand van zeven items, waaronder: Als ik voldoende zou willen sporten, dan zou ik dat kunnen en Als ik voldoende zou willen sporten, dan heb ik daar zelf controle over. Op een 7- punts Likertschaal lopend van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) dienden de respondenten aan te geven in hoeverre ze het hiermee eens of oneens waren. De zeven items die zelfeffectiviteit (M = 1,18, SD = 1,04) trachtten te meten, hadden een zeer goede betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,88. Response- effectiviteit, oftewel de waargenomen effectiviteit van voldoende sporten om de negatieve gevolgen uit te boodschap te voorkomen, werd gemeten aan de hand van de volgende drie items: Door voldoende te sporten, voorkom ik dat ik Overgewicht krijg / Stress krijg en Een zwak hart krijg. De 7- punts Likertschaal liep voor deze meting van 1 (ja, zeker wel) tot 7 (nee, zeker niet). De drie items vormden samen een redelijke betrouwbaarheid om het construct response-effectiviteit te meten, Cronbach s alfa = 0,71, M = 1,42, SD = 1,13. Attitude Attitude ten aanzien van voldoende sporten werd gemeten aan de hand van zes items ontleend aan de TPB (Ajzen, 2011), waarbij respondenten op een 7- punts Likertschaal van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) konden aangeven in hoeverre ze het eens waren met deze items. Twee voorbeelden van items zijn: Ik vind voldoende sporten Heel erg prettig/ Heel erg onprettig en Heel erg goed/ Heel erg slecht. De zes items samen hadden een zeer goede betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,87. Hierdoor kon een attitude- schaal 31

32 gevormd worden, die de attitude ten aanzien van voldoende sporten adequaat zou meten (M = 1,97, SD = 0,85). Intentie Intentie om voldoende te gaan sporten werd gemeten aan de hand van drie items ontleend aan de TPB (Ajzen, 2011), die eveneens toegepast werden in de studie van De Bruijn et al. (2014) met betrekking tot sportintenties. De drie items waren: Ik wil voldoende sporten, Ik ben van plan voldoende te sporten en Het is waarschijnlijk dat ik voldoende ga sporten. Op een 7- punts Likertschaal lopend van 1 (ja, zeker wel) tot 7 (nee, zeker niet) dienden respondenten aan te geven in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stellingen. De drie items tezamen vormden een zeer goede betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,87. Hierdoor registreerde de nieuwe schaal nauwkeurig de intentie om voldoende te gaan sporten (M = 1,98, SD = 1,12). Behavioral resolve Met behavioral resolve werd de intentie om voldoende te gaan sporten vastgesteld wanneer enkele barrières aanwezig zouden zijn. Behavioral resolve werd gemeten aan de hand van een schaal ontworpen door Rhodes en Horne (2013) bestaande uit drie items, namelijk: Ik zal voldoende sporten mijn prioriteit maken, Ik zal voldoende sporten zelfs als ik andere dingen moet doen en Ik zal voldoende sporten zelfs als ik moe ben. Op een 7- punts Likertschaal van 1 (ja, zeker wel) tot 7 (nee, zeker niet) kon worden aangegeven in hoeverre de respondent het eens of oneens was met bovengenoemde stellingen. Een behavioral resolve- schaal (M = 0,77, SD = 1,53) is gevormd, nadat de drie items gezamenlijk een zeer goede betrouwbaarheid bleken te hebben, Cronbach s alfa = 0,90. 32

33 Manipulatiecheck Direct na blootstelling aan de vier boodschappen werd vastgesteld of de respondenten bij de boodschappen met waarom- beliefs daadwerkelijk consequenties en gevolgen ervoeren en of de respondenten daadwerkelijk tips en suggesties gelezen hadden bij blootstelling aan de hoeboodschappen. Dit werd gemeten aan de hand van twee vragen: De informatie die ik zojuist heb gelezen bevatte tips/ suggesties en De informatie die ik zojuist heb gelezen bevatte consequenties/ gevolgen. Op een 7- punts Likertschaal van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) kon worden aangegeven in hoeverre de respondent het hiermee eens of oneens was. Op deze manier kon worden vastgesteld of de manipulatie van type belief geslaagd was. Een eenwegs- variantieanalyse liet zien dat respondenten die de boodschappen met de hoe- beliefs gezien hadden inderdaad, met een zwak significant effect, aangaven meer tips en suggesties ervaren te hebben (M = 1,06, SD = 1,80) dan respondenten die waren blootgesteld aan de boodschappen met de waarom- beliefs (M = 0,72, SD = 1,91), F (1, 365) = 26,15, p < 0,001, η2 = 0,06. Een volgende eenwegs- variantieanalyse demonstreerde een zwak significant effect van type belief op de consequenties en gevolgen- vraag. De resultaten maakten duidelijk dat respondenten die de boodschappen met de waarom- beliefs gezien hadden een significant hogere score hadden op de vraag of zij consequenties en gevolgen hadden gezien (M = 2,03, SD = 1,84) dan respondenten die de boodschappen met de hoebeliefs gezien hadden (M = 0,34, SD = 1,85), F = (1, 365) = 97,45, p < 0,001, η2 = 0,21. Aangezien beide uitkomsten uitwijzen dat de boodschappen met de hoe en waarom- beliefs significant van elkaar verschilden op basis van of deze enerzijds tips en suggesties en anderzijds consequenties en gevolgen uitdroegen, wordt geconcludeerd dat de manipulatie van type belief succesvol is geweest. Direct na blootstelling aan de boodschap werd tevens nagegaan of de manipulatie van de loss frame en de gain frame succesvol was geweest. Dit werd gemeten aan de hand van de 33

34 volgende item: In hoeverre vond u deze tips en suggesties (of: consequenties en gevolgen) positief of negatief. De 7- punts Likertschaal liep van 1 (zeer negatief) tot 7 (zeer positief). Middels een eenwegs- variantieanalyse, die een gemiddeld significant effect van type frame liet zien, is vastgesteld dat respondenten in de gain frame conditie significant meer positieve tips en suggesties (of: consequenties en gevolgen) rapporteerden (M = 1,5, SD = 1,35) dan de respondenten in de loss frame conditie (M = -1,35, SD = 1,56), F (1, 365) = 347,93, p < 0,001, η2 = 0,48). Hierdoor is te concluderen dat de manipulatie van type frame ook succesvol is geweest. Tot slot werd bij de boodschappen met de waarom- beliefs vastgesteld of de respondenten zowel informatie die men op de korte als op de lange termijn kon overkomen had ervaren. Dit werd gemeten aan de hand van de volgende drie items: De tekst die ik zojuist heb gelezen bevatte informatie die mij.. Op korte termijn kan overkomen / Op lange termijn kan overkomen en Zowel op korte als lange termijn kan overkomen. Respondenten konden bij elk van de drie items op een 7- punts Likertschaal lopend van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) aangeven in hoeverre ze het hiermee eens of oneens waren. Verwacht werd dat er geen significante effecten van de condities op alle drie de items zouden zijn. Na samenvoeging van de eerste twee items, wees de meerwegvariantieanalyse uit dat daar geen significante effecten op waren van de condities, F (3, 175) < 1, p = 0,663. De meerweg- variantie inzake het derde item liet echter wel een zwak significant effect van de condities zien, F (3, 175) = 2,98, p = 0,033, η2 = 0,04. Een post- hoc Bonforroni- toets demonstreerde dat het significante verschil werd veroorzaakt tussen de lange termijn tijdsperspectief- conditie met negatief geformuleerde waarom- informatie en de lange termijn tijdsperspectief- conditie met positief geformuleerde waarom- informatie, M verschil = 0,91, p = 0,034. Respondenten die de positief geformuleerde informatie gezien hadden, rapporteerden significant meer korte en lange termijn consequenties (M = 1,19, SD = 34

35 1,42) waargenomen te hebben dan respondenten die waren blootgesteld aan de negatief geformuleerde informatie (M = 0,65, SD = 1,62). Ondanks het significante verschil tussen deze twee groepen, waren er geen significante verschillen tussen de andere groepen en waren de groepsgemiddelden van alle acht condities hoger dan 0 (neutraal). Dit betekent dat respondenten in alle condities het over het algemeen eens waren over het feit dat ze zowel aan korte als lange termijn consequenties in de sportpromotie boodschappen zijn blootgesteld. Op basis van bovenstaande informatie kan uitgesloten worden dat resultaten tot stand zijn gekomen doordat respondenten enkel korte of lange termijn consequenties hadden ervaren. Controlevariabelen Overweging van toekomstige consequenties Door middel van de CFC (Consideration of Future Consequences Scale)- schaal van Strathman, Gleicher, Boninger en Edwards (1994) werd gemeten in hoeverre de respondent belang hecht aan de toekomstige gevolgen van zijn of haar alledaagse gedrag. Dit is gemeten aan de hand van twaalf stellingen, waarbij men op een 7- punts Likertschaal van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens) moest aangeven in welke mate hij of zij het hiermee eens of oneens was. Twee voorbeelden van deze items zijn: Vaak houd ik mij bezig met zaken die pas over enige jaren gevolgen zullen hebben en Ik denk dat het belangrijker is mij bezig te houden met dingen die in de toekomst belangrijke gevolgen hebben dan met dingen die onmiddellijke maar minder belangrijke gevolgen hebben. Items zijn gehercodeerd zodat een lage score op de CFC- schaal respondenten karakteriseerde met een korte termijn tijdsoriëntatie en een hoge score op de CFC- schaal respondenten aangaf met een lange termijn tijdsoriëntatie. De twaalf items vormden gezamenlijk een redelijke betrouwbaarheid, Cronbach s alfa = 0,75. Hierdoor kon de CFC- schaal gevormd worden (M = 0,32, SD = 0,70). 35

36 Een meerweg- variantieanalyse liet zien dat er een zwak significant hoofdeffect van type frame op de controlevariabele was, waardoor geconcludeerd kan worden dat de variabele overweging van toekomstige consequenties significant verschilde over de condities, F (7, 359) = 3,92, p = 0,048, η2 = 0,01. Respondenten in de gain frame conditie hadden een zwak significant hogere score op de CFC- schaal (M = 0,39, SD = 0,64), wat betekent dat zij een ietwat sterkere lange termijn tijdsoriëntatie hadden dan respondenten in de loss frame conditie (M = 0,24, SD = 0,75). De variantieanalyse wees geen significante hoofdeffecten uit van type belief en type tijdsperspectief en ook geen tweeweg interactie- effecten tussen type tijdsperspectief, type frame en type belief op de controlevariabele. De analyse liet daarentegen nog wel een zwak significant drieweg interactie- effect zien van type frame, type belief en type tijdsperspectief op de controlevariabele, F (7, 359) = 5,72, p = 0,017, η2 = 0,01. Respondenten in de lange termijn tijdsperspectief- conditie die positief geformuleerde waarom- informatie gezien hadden, hadden een hogere overweging van toekomstige consequenties (meer lange termijn tijdsoriëntatie) (M = 53, SD = 0,71) aangegeven dan respondenten in de korte termijn tijdsperspectief- conditie die negatief geformuleerde hoeinformatie gezien hadden (M = 0,14, SD = 0,93). De post- hoc Bonferroni- toets liet echter zien dat dit verschil niet significant was, p = 0,206. Zie Tabel 2, in Bijlage I: Tabellen resultaten, voor alle resultaten op overweging van toekomstige consequenties en gemiddelden per conditie. Om te controleren of de variabele overweging van toekomstige consequenties van invloed kon zijn op de resultaten, zijn correlatieanalyses uitgevoerd die aangaven of er een samenhang was tussen deze variabele en de afhankelijke variabelen waargenomen ernst en vatbaarheid, response- en zelfeffectiviteit, attitude, intentie en behavioral resolve. Er bleek een zwak significante en positieve samenhang te zijn tussen de controlevariabele en attitude: hoe hoger de overweging van toekomstige consequenties, dus hoe meer tijdsperspectief op de 36

37 lange termijn georiënteerd is, des te positiever de attitude ten aanzien van voldoende sportgedrag (r = 0,15, p = 0,003). Er waren geen significante correlaties tussen de controlevariabele en de overige afhankelijke variabelen: waargenomen ernst (p = 0,981), waargenomen vatbaarheid (p = 0,172), response- effectiviteit (p = 0,624), zelfeffectiviteit (p = 0,516), intentie (p = 0,079) en behavioral resolve (p = 0,226). Door bovenstaande resultaten is besloten om te controleren voor de variabele overweging van toekomstige consequenties wanneer effecten op attitude geanalyseerd werden. Geslacht, leeftijd en BMI (Body Mass Index) De demografische variabelen geslacht en leeftijd werden in het begin van de vragenlijst vastgesteld. Respondenten konden hun geslacht aangeven door de optie man of vrouw aan te klikken. Leeftijd (M = 29,23, SD = 12,79) kon door middel van een open vraag ingevuld worden. In de vragenlijst werd eveneens de lengte en het gewicht van de respondenten vastgesteld, zodat de BMI (kg/m 2 ) (M = 22,59, SD = 3,65) berekend kon worden. Zowel lengte (M = 174,63, SD = 11,19) in centimeters als gewicht (M = 69,03, SD = 13,51) in kilogram konden worden aangegeven door middel van een open vraag. Om te garanderen dat de randomisatie geslaagd was en geslacht, leeftijd en BMI (kg/m 2 ) geen invloed hadden op de resultaten, zijn drie meerweg- variantieanalyses uitgevoerd die uitwezen dat geslacht (p = 0,355 ), leeftijd (p = 0,262 ) en BMI (kg/m 2 ) (p = 0,588) niet significant verschilden over de condities. Tevens zijn er geen hoofd- en tweeweg interactie- effecten gevonden van de condities op geslacht, leeftijd en BMI (kg/m 2 ). Op basis hiervan zijn deze variabelen niet meegenomen als controlevariabelen in de verdere analyse. 37

38 Data- analyse Voor alle onderstaand beschreven handelingen is alleen de data meegenomen van de respondenten die meer dan tien seconden besteed hadden aan de bestudering van de sportpromotie boodschap en daarbij de manipulatie van tijdsperspectief, het schrijven van het verhaaltje, op een juiste manier hadden voltooid (zie Bijlage III: Inclusie criteria). Voorafgaand aan de analyse van de hypotheses zijn allereerst enkele descriptieve waarden vastgesteld, zoals de gemiddelde leeftijd, het aantal mannen en vrouwen dat deel heeft genomen aan de studie, het aantal respondenten dat is blootgesteld aan ofwel de korte termijn tijdsperspectief- conditie of aan de lange termijn tijdsperspectief- conditie, lengte, gewicht, BMI (kg/m 2 ) en tot slot het gemiddelde sportgedrag per week. Vervolgens was via een kruistabel te zien hoeveel respondenten zijn blootgesteld aan alle acht condities en wat het percentage mannen en vrouwen was per conditie. Eveneens is een ANOVA uitgevoerd om de gemiddelde leeftijd per conditie te constateren. Voordat met de analyse van de hypotheses begonnen kon worden, zijn er drie manipulatiechecks uitgevoerd. Allereerst is met een ANOVA gecontroleerd of de negatief en positief geformuleerde informatie in de sportpromotie boodschappen inderdaad als zodanig werd ervaren. Ten tweede zijn er twee ANOVA s uitgevoerd om te verzekeren dat respondenten bij de waarom en hoe- beliefs in de sportpromotie boodschappen respectievelijk tips/ suggesties en gevolgen/ consequenties interpreteerden. En tot slot zijn er drie ANOVA s gedaan om te controleren of de boodschappen met de waarom- beliefs zowel korte als lange termijn consequenties uitdroegen. Om te garanderen dat overweging van toekomstige consequenties (CFC- schaal), leeftijd, geslacht en BMI (kg/m 2 ) gelijkmatig over de acht condities waren verspreid, zijn vier ANOVA s uitgevoerd. In totaal zijn er zes ANOVA s uitgevoerd voor de analyse van de hoofd- en interactie- effecten van type frame, type tijdsperspectief en type belief op 38

39 waargenomen ernst en vatbaarheid, response- en zelfeffectiviteit, intentie en behavioral resolve. Voor de effecten op attitude is gecontroleerd voor overweging van toekomstige consequenties en is een ANCOVA gedaan. Bij alle analyses is een eta- kwadraat (η2) berekend, die de sterkte van de significante (hoofd- en interactie) effecten van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabelen aangaf. Bij significante effecten (significantieniveau 0,05) zijn aanvullende ANOVA s uitgevoerd en is via de post- hoc Bonferroni- toets vastgesteld welke condities het significante effect op de afhankelijke variabelen veroorzaakten. Resultaten De tabellen waarnaar verwezen wordt in de resultaten- sectie zijn terug te vinden in Bijlage I: Tabellen resultaten. Effecten op waargenomen ernst De meerweg- variantieanalyse toonde geen significante hoofd- en interactie- effecten van type tijdsperspectief, type frame en type belief op waargenomen ernst (zie Tabel 2). Tevens werd het verwachte drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief op waargenomen ernst niet gevonden, F (1, 359) = 3,32, p = 0,069. Door bovenstaande nietsignificante resultaten kan hypothese H3Ba, die stelde dat mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde waarom- informatie gezien hebben hoger scoren op waargenomen ernst dan de overige condities, verworpen worden. Voor alle resultaten op waargenomen ernst en gemiddelden per conditie zie Tabel 2. 39

40 Effecten op waargenomen vatbaarheid De meerweg- variantieanalyse wees geen significant hoofdeffect uit van type frame op de waargenomen vatbaarheid. Daarbij werd het verwachte significante drieweg interactie- effect van type frame, type tijdsperspectief en type belief op waargenomen vatbaarheid niet gevonden, F (1, 359) < 1, p = 0,640 (zie Tabel 3). De analyse liet daarentegen wel een zwak significant hoofdeffect van type tijdsperspectief op waargenomen vatbaarheid zien, F (7, 359) = 16,31, p < 0,001, η2 = 0,04. Respondenten in de lange termijn tijdsperspectief- conditie hadden een significant hogere waargenomen vatbaarheid (M = 0,99, SD = 1,15) ten aanzien van de consequenties van onvoldoende sporten dan respondenten in de korte termijn tijdsperspectief- conditie (M = 0,47, SD = 1,31). De variantieanalyse toonde ook een zwak significant hoofdeffect van type belief op waargenomen vatbaarheid, F (7, 359) = 8,60, p = 0,004, η2 = 0,02. Respondenten die blootgesteld waren aan waarom- informatie hadden een significant hogere waargenomen vatbaarheid (M = 0,91, SD = 1,13) dan respondenten die waren blootgesteld aan de sportpromotie boodschappen met hoe- informatie (M = 0,54, SD = 1,35). Aan de hand van bovenstaande resultaten kan geconcludeerd worden dat hypothese H3Bb, die stelde dat mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde waarom- informatie gezien hebben hoger zouden scoren op waargenomen vatbaarheid, deels aangenomen kan worden. Ondanks dat er geen drieweg- interactie is gevonden, kan bevestigd worden dat respondenten met een lange termijn tijdsperspectief en respondenten die werden blootgesteld aan de waarom- informatie een significant hogere score hadden op waargenomen vatbaarheid dan de overige condities. Alle resultaten op waargenomen vatbaarheid en gemiddelden per conditie kunnen teruggevonden worden in Tabel 3. 40

41 Effecten op response- effectiviteit Er werden geen significante hoofdeffecten gevonden van type frame en type belief op response- effectiviteit. Daarbij bleven significante interactie- effecten van type tijdsperspectief, type frame en type belief op response- effectiviteit ook uit. Tevens werd het verwachte significante drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief op response- effectiviteit niet gevonden, F (1, 359) < 1, p = 0,542 (zie Tabel 4). De meerweg- variantieanalyse wees echter wel een zwak significant hoofdeffect van type tijdsperspectief uit op response- effectiviteit, F (7, 359) = 7,45, p = 0,007, η2 = 0,02. Respondenten in de lange termijn tijdsperspectief- conditie hadden een significant hogere score op response- effectiviteit (M = 1,58, SD = 1,04) dan respondenten met een korte termijn tijdsperspectief (M = 1,26, SD = 1,20). Bovenstaand effect is niet conform de verwachting, aangezien met hypothese H3Aa verwacht werd dat mensen met een korte termijn tijdsperspectief juist hoger zouden scoren op response- effectiviteit. Door dit tegengestelde resultaat en de andere niet significante hoofden interactie- effecten kan hypothese H3Aa, die stelde dat mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde hoe- informatie gezien hadden hoger zouden scoren op response- effectiviteit dan de overige condities, volledig verworpen worden. Alle resultaten op response- effectiviteit en gemiddelden per conditie zijn te zien in Tabel 4. Effecten op zelfeffectiviteit De meerweg- variantieanalyse wees uit dat er geen significante hoofdeffecten zijn gevonden van type tijdsperspectief, type belief en type frame op zelfeffectiviteit. Eveneens werd het verwachte drieweg interactie- effect tussen type tijdsperspectief, type frame en type belief op zelfeffectiviteit niet gevonden, F (1, 359) < 1, p = 0,389 (zie Tabel 5). Wel is er een zwak significant interactie- effect van type tijdsperspectief en type belief op zelfeffectiviteit 41

42 gevonden, F (7, 359) = 9,95, p = 0,002, η2 = 0,02. Een post-hoc Bonferroni- toets liet zien dat er een significant verschil was tussen respondenten met een lange termijn tijdsperspectief die waarom- informatie gezien hadden en respondenten met een lange termijn tijdsperspectief die aan hoe- informatie blootgesteld waren, M verschil = 0,51, p = 0,007. Respondenten met een lange termijn tijdsperspectief die waarom- informatie gezien hadden, scoorden significant hoger op zelfeffectiviteit (M = 1,47, SD = 0,94) dan respondenten met een lange termijn tijdsperspectief die hoe- informatie gezien hadden (M = 0,96, SD = 1,08). Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen respondenten met een korte termijn tijdsperspectief die ofwel waarom- informatie ofwel hoe- informatie gezien hadden. Bovenstaande resultaten zijn niet in lijn met de verwachting, die stelde dat mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde hoe- informatie gezien hebben hoger zouden scoren op zelfeffectiviteit dan de andere condities. Hierdoor, en door het uitblijven van een significant drieweg interactie- effect, kan hypothese H3Ab in zijn geheel verworpen worden. Alle resultaten op zelfeffectiviteit en gemiddelden per conditie kunnen worden afgelezen uit Tabel 5. Effecten op attitude Een meervoudige covariantie- analyse, waarbij werd gecontroleerd voor overweging van toekomstige consequenties, toonde geen significant hoofdeffect van type belief op attitude. Tevens toonden de resultaten, zoals verwacht, geen significant hoofdeffect uit van type frame op attitude, F (1, 358) < 1, p = 0,830. Type tijdsperspectief had bijna een significant effect op attitude, waarbij respondenten met een lange termijn tijdsperspectief een positievere attitude hadden (M = 2,06, SD = 0,78) dan respondenten met een korte termijn tijdsperspectief (M = 1,89, SD = 0,91), F (1, 358) = 3,45, p = 0,064 (zie Tabel 6). De correctie van gemiddelden op attitude voor het effect van de controlevariabele was minimaal voor de lange termijn 42

43 tijdsperspectief- conditie (M = 2,06, SD = 0,06) en de korte termijn tijdsperspectief- conditie (M = 1,89, SD = 0,06). Zonder te controleren voor de controlevariabele bleek type tijdsperspectief opnieuw geen significant effect te hebben op attitude, p = 0,065. Naast geen significante hoofdeffecten, zijn er eveneens geen significante interactieeffecten gevonden op attitude. Het verwachte tweeweg interactie- effect van type tijdsperspectief en type frame op attitude werd niet gevonden, F (1, 358) < 1, p = 0,692. Ook werd het verwachte drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief op attitude niet gevonden, F (1, 358) < 1, p = 0,330. Alle hoofd- en interactie- effecten op attitude en gemiddelden per conditie zijn af te lezen uit Tabel 6. Door bovenstaande resultaten kan geconcludeerd worden dat in ieder geval een deel van de eerste hypothese, H1A, aangenomen kan worden. De hypothese stelde dat er geen significant effect zou zijn van type frame op attitude en dit bevestigen de resultaten. Door de niet significante hoofd- en interactie- effecten van type tijdsperspectief en type frame kan hypothese H2Aa, die stelde dat mensen met een korte termijn tijdsperspectief die negatief gepresenteerde informatie gezien hebben hoger scoren op attitude dan mensen met een korte termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde informatie gezien hebben, in zijn geheel verworpen worden. Hypothese H2Ba stelde dat de combinatie van positief gepresenteerde informatie met een lange termijn tijdsperspectief een hogere score op attitude zou veroorzaken dan negatief gepresenteerde informatie met een lange termijn tijdsperspectief. Deze hypothese kan door het uitblijven van het tweeweg interactie- effect van type frame en type tijdsperspectief eveneens verworpen worden. Hypothese H3Bc stelde dat een lange termijn tijdsperspectief in combinatie met positief gepresenteerde waarom- informatie de hoogste score op attitude zou veroorzaken dan de overige condities. Door het niet significante drieweg interactie- effect, kan hypothese H3Bc tot slot ook verworpen worden. 43

44 Effecten op intentie De meerweg- variantieanalyse liet zien dat er geen hoofdeffecten zijn gevonden van type belief op de intentie om voldoende te sporten. Tevens toonden de resultaten, zoals verwacht, geen significant hoofdeffect van type frame op intentie, F (1, 358) < 1, p = 0,867. Er zijn ook geen tweeweg interactie- effecten gevonden van type frame, type tijdsperspectief en type belief op intentie (zie Tabel 7). Het verwachte drieweg interactie- effect van type frame, type tijdsperspectief en type belief op intentie werd eveneens niet gevonden, F (1, 359) = 1,64, p = 0,201. Wel werd een zwak significant hoofdeffect gevonden van type tijdsperspectief op intentie, F (7, 359) = 8,91, p = 0,003, η2 = 0,02. Respondenten met een lange termijn tijdsperspectief hadden een significant hogere intentie (M = 2,15, SD = 0,86) om voldoende te sporten dan respondenten met een korte termijn tijdsperspectief (M = 1,82, SD = 1,29). Zie Tabel 7 voor alle resultaten op intentie en gemiddelden per conditie. Naar aanleiding van bovengenoemde resultaten kan hypothese H1B, die stelde dat er geen significant effect van zowel positief als negatief gepresenteerde informatie op de intentie om voldoende te sporten zou zijn, geaccepteerd worden. Aangezien hypothese H1A eveneens is aanvaard, kan de eerste hypothese is zijn geheel aangenomen worden. Doordat er geen significante tweeweg- interacties zijn gevonden van type tijdsperspectief en type frame op intentie, kunnen zowel hypothese H2A als H2B volledig worden verworpen. Ondanks de afwezigheid van een drieweg- interactie op intentie kan hypothese H4B, die aanneemt dat mensen met een lange termijn tijdsperspectief die positief gepresenteerde waarom- informatie gezien hebben de hoogste score op intentie zullen hebben, deels worden bevestigd: mensen met een lange termijn tijdsperspectief hebben een hogere intentie om voldoende te gaan sporten dan mensen met een korte termijn tijdsperspectief. 44

45 Effecten op behavioral resolve Er werden geen significante hoofd- en interactie- effecten gevonden van type tijdsperspectief, type frame en type belief op behavioral resolve. Het verwachte drieweg interactie- effect van type tijdsperspectief, type frame en type belief op behavioral resolve werd ook niet gevonden, F (1, 359) < 1, p = 0,840. Zie tabel 8 voor alle resultaten op behavioral resolve en gemiddelden per conditie. Doordat er geen enkel significant effect gevonden is op behavioral resolve kan hypothese H4A, waarbij werd verwacht dat een korte termijn tijdsperspectief in combinatie met een loss frame en hoe- beliefs de hoogste score op behavioral resolve zou veroorzaken, volledig verworpen worden. Conclusie en Discussie Het feit dat een groot deel van de Nederlandse bevolking onvoldoende sport, het aantal mensen met overgewicht in Nederland nog ieder jaar toeneemt en bestaande sportinterventies niet altijd het beoogde positieve effect op sportgedrag teweegbrengen, roept de noodzaak op om te onderzoeken hoe sportpromotie boodschappen het best ontworpen kunnen worden om sportgedrag in Nederland op een positieve manier te bevorderen (CBS, 2012; Conn et al., 2011; Nationaal Kompas, 2014). Hierdoor kunnen er in de toekomst effectievere sportinterventies ingezet worden, waardoor lichamelijke inactiviteit onder de Nederlandse bevolking gereduceerd kan worden. Een veel gebruikte interventiestrategie met betrekking tot sportgedrag is message framing, waarbij de informatie in termen van winst (gain frame) en verlies (loss frame) gepresenteerd kan worden. De huidige studie nam afstand van de bestaande theorieën inzake message framing en beoogde door middel van een 2 (type frame: positief/ negatief) x 2 (type tijdsperspectief: kort/lang) x 2 (type belief: hoe/ waarominformatie) factorieel design te onderzoeken op welke manier een lange en korte termijn 45

46 tijdsperspectief de effectiviteit van positief en negatief geformuleerde hoe en waarom- beliefs kan bevorderen. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat zowel de attitude en de intentie, de twee belangrijkste voorspellers van gedrag (Fishbein & Ajzen, 1975), ten aanzien van voldoende sportgedrag niet significant hoger worden wanneer men wordt blootgesteld aan ofwel positief geformuleerde informatie ofwel negatief geformuleerde informatie. Deze bevinding gaat, zoals verwacht, in tegen de bestaande assumpties over message framing en de prospect theory, die stellen dat positief geformuleerde informatie het meest effectieve effect teweeg brengt voor de promotie van preventief sportgedrag (Kahneman & Tversky, 1979; Rothman & Salovey, 1997). Het niet- significante effect van type frame op de attitude en de intentie ten aanzien van voldoende sporten, is echter wel conform de verwachting van dit onderzoek die gebaseerd is op eerdere empirische resultaten: veel individuele studies vinden vaak geen hoofdeffect van message framing op sportintenties (Gallagher & Updegraff, 2011). Daarbij vond een studie van De Bruijn et al. (2014) ook geen hoofdeffect van type frame op intentie. Het huidige onderzoek verwachtte een interactie- effect tussen type frame en type tijdsperspectief, waarbij zowel een combinatie van een korte termijn tijdsperspectief met negatief gepresenteerde informatie en een lange termijn tijdsperspectief met positief gepresenteerde informatie het meest positieve effect op de attitude en de intentie tegenover voldoende sportgedrag zou veroorzaken. Deze effecten zijn niet gevonden. De nietsignificante resultaten sluiten niet aan bij eerder CLT- onderzoek, die uitwees dat een match tussen enerzijds een loss frame en een low level construal dat op de korte termijn wordt gevormd en anderzijds tussen een gain frame en een high level construal dat op de lange termijn wordt gevormd voor de meest positieve effecten zorgt (White et al., 2011). Tevens zijn er geen drieweg interactie- effecten gevonden tussen type frame, type tijdsperspectief en type belief op de waargenomen ernst en vatbaarheid, attitude en response- en zelfeffectiviteit. 46

47 Deze resultaten zijn niet in lijn met onderzoek van Lutchyn en Yzer (2011), dat liet zien dat waarom- beliefs meer saillant werden bij een high level construal (lange termijn tijdsperspectief) en dat hoe- beliefs meer saillant werden bij een low level construal (korte termijn tijdsperspectief). Tot slot zijn er geen significante interactie- effecten gevonden van de condities op behavioral resolve en intentie. Dit resultaat sluit niet aan bij de door de huidige studie geformuleerde verwachting, dat de intentie- maat gelijk staat aan een meer high level construal waarbij waarom- beliefs van belang zijn en de behavioral resolve- maat conceptueel gelijk is te stellen aan een low level construal waarbij hoe- beliefs de boventoon voeren. Tevens staan de resultaten haaks op de studie van De Bruijn et al. (2014), die aantoonde dat een loss frame de hoogste score op behavioral resolve veroorzaakte. De niet- significante effecten op behavioral resolve (M = 0,77, SD = 1,53) in de huidige studie suggereren dat ondanks het feit dat men wel de algemene intentie had om te sporten (M = 1,98, SD = 1,12), men niet gemotiveerd genoeg was om voldoende sporten prioriteit te maken en hier meer concrete intenties over te vormen. Het uitblijven van significante interactie- effecten op wenselijkheid- beliefs, zoals attitude en intentie, suggereert dat de condities niet significant verschilden op deze variabelen. Dit kan verklaard worden door de aanname dat de algemene wenselijkheid van sportgedrag, die vastgesteld kan worden door attitude en intentie, voorafgaand aan het onderzoek bij iedereen al hoog was. Lutchyn en Yzer (2011) trokken in hun onderzoek dezelfde conclusie en stelden dat de wenselijkheid om te sporten algemeen bekend is bij respondenten, omdat dit gezonde gedrag vaak al breed is uitgemeten in het nieuws en via sociale media. Door de hoge wenselijkheid- beliefs was het wellicht lastig om eveneens uitvoerbaarheid- gedachtes (hoebeliefs) te manipuleren bij de respondenten. Door de bekendheid van sportgedrag was de manipulatie van type frame mogelijk ook niet effectief, omdat voor- en nadelen van het 47

48 gedrag reeds bekend waren. Het grotendeels ontbreken van significante effecten door de boodschapmanipulaties (type frame en type belief) kan verklaard worden door het argument dat respondenten mogelijk niet verschilden op basis van eerdere ervaring en betrokkenheid bij sportgedrag. Eerder onderzoek laat namelijk zien dat geframede boodschappen meestal het effectiefst zijn bij mensen die reeds ervaring hebben met het gedrag en er dus hoog bij betrokken zijn (Van t Riet, Ruiter, & de Vries, 2012). Door de bekendheid van sportgedrag waren bestaande gedachtes wellicht moeilijk te beïnvloeden via de ontworpen boodschappen, omdat er mogelijk enkel bekende informatie over voldoende sportgedrag in de boodschappen aan bod kwam. Ondanks de niet bewezen interactie- effecten op de afhankelijke variabelen, zijn er wel interessante significante hoofdeffecten gevonden. De resultaten tonen eensgezind aan dat een lange termijn tijdsperspectief het meest positieve effect heeft op determinanten van sportgedrag. Zo zijn er significante hoofdeffecten gevonden van type tijdsperspectief op de waargenomen vatbaarheid, response- effectiviteit en intentie, waarbij een lange termijn tijdsperspectief op alle afhankelijke variabelen de hoogste score veroorzaakte. Een corresponderend effect is het gevonden hoofdeffect van de controlevariabele overweging van toekomstige consequenties op attitude, waarbij een lange termijn tijdsoriëntatie als persoonskenmerk de meest positieve attitude tot stand bracht. Tot slot liet een significant hoofdeffect van type belief op waargenomen vatbaarheid en een interactie- effect van type belief en type tijdsperspectief op zelfeffectiviteit zien, dat respondenten die waarominformatie gezien hadden (in combinatie met een lange termijn tijdsperspectief) hoger scoorden dan respondenten die hoe- informatie gezien hadden. 48

49 Theoretische en praktische implicaties Tot op heden wordt message framing gezien als één van de meest effectieve interventiestrategieën met betrekking tot de promotie van fysieke activiteit (Latimer et al., 2010), terwijl studies gemixte resultaten vinden. Ook deze studie vindt geen significant effect van message framing. Het feit dat deze studie wel significante effecten van tijdsperspectief vindt op verschillende determinanten van voldoende sportgedrag wijst uit dat, overeenstemmend met suggesties van White et al. (2011), de CLT een onmiskenbaar construct is om mee te nemen in onderzoek naar de promotie van gezond gedrag. De huidige studie is naar eigen weten slechts de tweede studie die de CLT toepast op sportgedrag en de eerste die zowel type tijdsperspectief, type belief en type frame manipuleert en toetst op de twee belangrijkste determinanten van gedrag, namelijk intentie en behavioral resolve. Het uitblijven van significante effecten door de geframede boodschappen en de bestaande onduidelijkheden over de effecten van positief en negatief geformuleerde informatie (Gallagher & Updegraff, 2011), impliceren dat message framing niet als voornaamste strategie voor de promotie van voldoende sportgedrag gezien moet worden. De prominent aanwezige significante effecten van type tijdsperspectief, bewijzen de effectiviteit van het manipuleren van tijdsperspectief als mindset bij de respondenten. Samengevat, leren de resultaten van deze studie ons dat de kans op uitvoering van voldoende sportgedrag wordt verhoogd, wanneer men een lange termijn visie omtrent voldoende sporten construeert. Instanties die als doel hebben om sportgedrag te promoten, wordt aangeraden om zich vooral te richten op het creëren van lange termijn doeleinden met betrekking tot voldoende sportgedrag, zodat algemene sportintenties verhoogd kunnen worden. Hoewel niet bewezen in deze studie, wordt aan de hand van eerder onderzoek aangeraden om de creatie van lange termijn doeleinden te combineren met positief geformuleerde waarom- informatie. Stel dat voldoende sportgedrag op de korte termijn bevorderd moet worden, wordt tevens aan de hand 49

50 van deze eerdere onderzoeken aangeraden om dit te combineren met negatief geformuleerde hoe- informatie (Lutchyn & Yzer, 2011; White et al., 2011). Door de niet- significante effecten op behavioral resolve, een mogelijk betere voorspeller van gedrag dan intentie (Rhodes & Horne, 2013), zijn voor de bevordering van dit construct geen praktische implicaties te formuleren. Beperkingen en toekomstig onderzoek Er zijn een aantal beperkingen toe te schrijven aan het huidige onderzoek, die eventuele replicatie van dit onderzoek in overweging moet nemen. Allereerst is daadwerkelijk sportgedrag in dit onderzoek niet gemeten. Ondanks het feit dat er wel is gekeken naar behavioral resolve, een betere voorspeller van gedrag dan intentie, zijn hier geen effecten op gevonden. Respondenten in dit onderzoek scoorden lager op behavioral resolve dan op intentie, wat bevestigd dat de behavioral resolve- maat een gevoeligere meting is dan intentie. Toekomstig onderzoek wordt aangeraden om behavioral resolve, naast de reguliere intentiemaat, mee te nemen omdat is bewezen dat bij een hogere behavioral resolve de kans groter is dat het gedrag wordt uitgevoerd dan bij een hoge intentie (Rhodes & Horne, 2013). Naast het aanwakkeren van hoe- beliefs om behavioral resolve te verhogen en daarmee de intentionbehavior gap te verkleinen, kan volgend onderzoek zich ook richtten op het stimuleren van implementatie intenties. Implementatie intenties (bijv. In situatie X, ga ik sporten ) komen tot stand door de doelgroep concrete plannen te laten formuleren en/of visualiseren betreffende voldoende sportgedrag (Gollwitzer, 1999). Door de vorming van deze concrete intentie, ontstaat een link tussen de situatie en het gewenste gedrag in het geheugen. Deze link zet een automatisch en onbewust proces in gang, waarbij de kans groter is dat het gewenste gedrag wordt uitgevoerd dan wanneer enkel een reguliere intentie (wenselijkheid- gedachte) is gevormd (Fennis, Adriaanse, Stroebe, & Pol, 2011; Gollwitzer, 1999). Replicatie van deze 50

51 studie met zowel de behavioral resolve, de implementatie intentie, de reguliere intentie- maat en een daaropvolgende gedragsmeting, zal meer inzicht bieden in de manier waarop uitvoerbaarheid- beliefs, naast de bestaande wenselijkheid- beliefs, de meest positieve invloed kunnen hebben op voldoende sportgedrag. Een tweede beperking van dit onderzoek is dat er geen voormetingen zijn gedaan van de afhankelijke variabelen en geen controleconditie gebruikt is. Hierdoor is het onzeker of blootstelling aan de manipulaties voor verandering in de afhankelijke variabelen had kunnen zorgen. Daarbij is blootstelling aan de boodschap en aandacht voor de boodschap niet adequaat vastgesteld in dit onderzoek. Door middel van een tijdopname is geconcludeerd, dat respondenten die meer dan tien seconden waren blootgesteld aan de boodschap legitieme aandacht hadden hiervoor. Het is echter ook mogelijk dat respondenten tijdens blootstelling aan de boodschap waren afgeleid of bezig waren met andere dingen. Volgend onderzoek wordt aangeraden om objectievere metingen van aandacht voor de boodschap toe te passen, zoals eye- tracking of nieuwe software, zoals MouselabWEB. Een volgende beperking van dit onderzoek is het hoge percentage (33,66 %) respondenten dat is gestopt tijdens het invullen van de vragenlijst, mogelijkerwijs door de lengte van de vragenlijst. Ook is van 38,74 procent van de respondenten die de gehele vragenlijst ingevuld hadden data niet meegenomen, omdat zij niet voldoende aandacht hadden besteed aan de boodschap of aan het schrijven van het verhaaltje, of beide. Hierbij moet erkend worden dat aanzienlijk meer onbruikbare data het gevolg was van het schrijven van het lange termijn tijdsperspectief verhaal (83 onbruikbaar) dan van het korte termijn tijdsperspectief verhaal (57 onbruikbaar). Dit kan mogelijk verklaard worden doordat men meer moeite had met de voorstelling van zijn of haar leven over vijf jaar dan in de nabije toekomst. Dit sluit aan bij de eerder genoemde studie van Liberman et al. (2002), die vond dat gebeurtenissen in de verre toekomst met minder en abstractere elementen beschreven werden 51

52 en dat gebeurtenissen in de nabije toekomst met meer en gedetailleerdere aspecten beschreven werden. Volgend onderzoek wordt aanbevolen alternatieve impliciete manipulatiestrategieën te gebruiken om een lange en korte termijn tijdsperspectief op te wekken, bijvoorbeeld een scrambled sentence test (Demeyer & De Raedt, 2014). Betreffende de boodschapmanipulaties, was meer onbruikbare data het gevolg van de positief geformuleerde waarom- boodschap (40 onbruikbaar) dan van de negatief geformuleerde hoe- boodschap (26 onbruikbaar). Dit betekent dat respondenten minder tijd hebben besteed aan het bestuderen van de positief geformuleerde waarom- boodschap dan aan de negatief gepresenteerde hoeboodschap. Wellicht komt dit doordat de positief geformuleerde waarom- boodschap informatie presenteerde die al regelmatig verkondigd wordt in gezondheidsboodschappen ( Voldoende sporten is gezond ), waardoor respondenten eerder de neiging hadden om door te klikken naar de volgende pagina dan bij de negatief geformuleerde hoe- boodschap waarin efficacy- beliefs getoond werden die nog minder breed zijn uitgemeten in de media ( Als u uw tijd niet goed indeelt, zult u niet voldoende sporten ). De zogeheten negativity bias bij message framing, die stelt dat men meer aandacht geeft aan informatie die negatief geformuleerd is dan wanneer diezelfde informatie op een positieve manier gepresenteerd wordt, sluit eveneens aan bij de bevinding dat minder onbruikbare data het gevolg was van de negatief geformuleerde informatie (Smith & Petty, 1996). Een volgende beperking van dit onderzoek is de subjectieve codering van de eerste manipulatie. De codering van het tijdsperspectief- verhaal, waarbij de manipulatie akkoord of niet akkoord werd bevonden, is enkel beoordeeld door de onderzoeker (voor meer informatie zie Bijlage III: Inclusie criteria). Voor volgend onderzoek is het gewenst om meerdere codeerders te gebruiken, waardoor een intra- coder reliability gewaarborgd kan worden. Ook is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een convenience sample, doordat veel respondenten zijn benaderd via het sociale netwerk van de onderzoeker. Hierdoor is de 52

53 steekproef wellicht niet representatief voor de Nederlandse populatie. Tot slot is de variabele fitnorm in dit onderzoek niet meegenomen. Hierdoor is het niet duidelijk of respondenten die wel of niet voldeden aan deze norm anders hebben gereageerd op de manipulaties van dit onderzoek. Hoewel sportinterventies zich met name richten op mensen die niet aan de fitnorm voldoen, is het van belang om beide groepen mee te nemen in volgend onderzoek om vast te stellen welke beliefs tussen de groepen verschillen. Replicatie van dit onderzoek zou dit nader kunnen analyseren. Wat betreft de laatste suggesties voor volgend onderzoek, wordt aangeraden om meer aandacht te besteden aan het construct tijdsperspectief aangezien deze in dit onderzoek een prominente rol heeft gespeeld. Overeenstemmend met suggesties van Lutchyn en Yzer (2011), wordt gesteld dat het interessant is om antwoord te geven op de vraag of wenselijkheid- beliefs, zoals waargenomen ernst en vatbaarheid en attitude, betere voorspellers zijn van intentie wanneer gedrag op de lange termijn geconstrueerd wordt (high level construal) en of uitvoerbaarheid- beliefs, zoals response- en zelfeffectiviteit, de voornaamste voorspellers zijn van intentie wanneer gedrag op de korte termijn geconstrueerd wordt (low level construal). Daarnaast moet in het algemeen meer onderzoek gedaan worden naar de interactie tussen type tijdsperspectief, type frame en type belief om duidelijkheid te scheppen over eventuele relaties. Er tevens wordt geadviseerd om bovenstaande relatie te toetsen op gedrag dat minder algemeen bekend is, omdat wenselijkheid met betrekking tot voldoende sportgedrag waarschijnlijk al bij een groot deel van de Nederlandse bevolking hoog is waardoor beliefs lastig te manipuleren zijn. 53

54 Literatuur Ajzen, I. (2011). The theory of planned behaviour: reactions and reflections. Psychology & Health, 26(9), doi: / Ajzen, I., & Fishbein, M. (1977). Attitude-behavior relations: A theoretical analysis and review of empirical research. Psychological Bulletin, 84(5), doi: / Armitage, C. J., & Conner, M. (2000). Social cognition models and health behaviour: A structured review. Psychology and Health, 15(2), doi: / Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological Review, 84(2), doi: // x Bartels, R. D., Kelly, K. M., & Rothman, A. J. (2010). Moving beyond the function of the health behaviour: The effect of message frame on behavioural decision-making. Psychology and Health, 25(7), doi: / Bassett-Gunter, R. L., Latimer-Cheung, A. E., Martin Ginis, K. A., & Castelhano, M. (2014). I Spy With My Little Eye: Cognitive Processing of Framed Physical Activity Messages. Journal of Health Communication, 19(6), doi: / Bassett-Gunter, R. L., Martin Ginis, K. A., & Latimer-Cheung, A. E. (2013). Do you want the good news or the bad news? Gain-versus loss-framed messages following health risk information: The effects on leisure time physical activity beliefs and cognitions. Health Psychology, 32(12), doi: /a Bui, L., Mullan, B., & McCaffery, K. (2013). Protection motivation theory and physical activity in the general Population: A systematic literature review. Psychology, Health & Medicine, 18(5), doi: /

55 Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Steeds meer overgewicht. Geraadpleegd op -welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/ wm.htm Collins, A. M., & Loftus, E. F. (1975). A spreading-activation theory of semantic processing. Psychological Review, 82(6), doi: / x Conn, V. S., Hafdahl, A. R., & Mehr, D. R. (2011). Interventions to increase physical activity among healthy adults: meta-analysis of outcomes. American Journal of Public Health, 101(4), doi: /ajph Covey, J. (2014). The role of dispositional factors in moderating message framing effects. Health Psychology, 33(1), doi: /a De Bruijn, G. J., Out, K., & Rhodes, R. E. (2014). Testing the effects of message framing, kernel state, and exercise guideline adherence on exercise intentions and resolve. British Journal of Health Psychology, 19(4), doi: /bjhp De Bruijn, G.J., Spaans, P., Jansen, B., & Van t Riet, J. (ter perse). Testing the Effect of a Message Framing Intervention on Intentions Towards Hearing Loss Prevention in Adolescents. Demeyer, I., & De Raedt, R. (2014). The Effect of Future Time Perspective Manipulation on Affect and Attentional Bias. Cognitive Therapy and Research, 38(3), doi: /s Dimmock, J. A., Jackson, B., Clear, S. E., & Law, K. H. (2013). Matching temporal frame to recipients' time orientation in exercise messaging: Does argument quality matter? Psychology of Sport and Exercise, 14(6), doi: /j.psychsport

56 Downs, D. S., & Hausenblas, H. A. (2005). Elicitation studies and the theory of planned behavior: a systematic review of exercise beliefs. Psychology of Sport and Exercise, 6(1), doi: /j.psychsport Eyal, T., Liberman, N., Trope, Y., & Walther, E. (2004). The Pros and Cons of Temporally Near and Distant Action. Journal of Personality and Social Psychology, 86(6), doi: / Fennis, B. M., Adriaanse, M. A., Stroebe, W., & Pol, B. (2011). Bridging the intention behavior gap: Inducing implementation intentions through persuasive appeals. Journal of Consumer Psychology, 21(3), doi: /j.jcps Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention, and behavior: An introduction to theory and research. Reading, MA: Addison-Wesley. Freitas, A. L., Gollwitzer, P., & Trope, Y. (2004). The influence of abstract and concrete mindsets on anticipating and guiding others' self-regulatory efforts. Journal of Experimental Social Psychology, 40(6), doi: /j.jesp Gallagher, K. M., & Updegraff, J. A. (2011). When fit leads to fit, and when fit leads to fat: How message framing and intrinsic vs. extrinsic exercise outcomes interact in promoting physical activity. Psychology & Health, 26(7), doi: / Gallagher, K. M., & Updegraff, J. A. (2012). Health message framing effects on attitudes, intentions, and behavior: a meta-analytic review. Annals of Behavioral Medicine, 43(1), doi: /s Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: strong effects of simple plans. American Psychologist, 54(7), doi: / x Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk. 56

57 Econometrica: Journal of the Econometric Society, 47(2), doi: / Kemper, H. G. C., Ooijendijk, W. T. M., & Stiggelbout, M. (2000). Consensus over de Nederlandse norm voor gezond bewegen. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 78(3), Geraadpleegd op Latimer, A. E., Brawley, L. R., & Bassett, R. L. (2010). A systematic review of three approaches for constructing physical activity messages: What messages work and what improvements are needed? International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 7(1), 36. doi: / Latimer, A. E., Salovey, P., & Rothman, A. J. (2007). The effectiveness of gain-framed messages for encouraging disease prevention behavior: Is all hope lost? Journal of Health Communication, 12(7), doi: / Liberman, N., Sagristano, M. D., & Trope, Y. (2002). The effect of temporal distance on level of mental construal. Journal of Experimental Social Psychology, 38(6), doi: /s (02) Liberman, N., & Trope, Y. (1998). The role of feasibility and desirability considerations in near and distant future decisions: A test of temporal construal theory. Journal of Personality and Social Psychology, 75(1), doi: // Lutchyn, Y., & Yzer, M. (2011). Construal level theory and theory of planned behavior: Time frame effects on salient belief generation. Journal of Health Communication, 16(6), doi: / Maddux, J. E. (1993). Social cognitive models of health and exercise behavior: An introduction and review of conceptual issues. Journal of Applied Sport Psychology, 5(2), doi: /

58 Meyerowitz, B. E., & Chaiken, S. (1987). The effect of message framing on breast selfexamination attitudes, intentions, and behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 52(3), doi: // Nationaal Kompas (2014). Hoeveel mensen zijn voldoende lichamelijk actief? Geraadpleegd op Plotnikoff, R. C., Costigan, S. A., Karunamuni, N., & Lubans, D. R. (2013). Social cognitive theories used to explain physical activity behavior in adolescents: A systematic review and meta-analysis. Preventive Medicine, 56(5), doi: /j.ypmed Plotnikoff, R. C., & Trinh, L. (2010). Protection motivation theory: is this a worthwhile theory for physical activity promotion? Exercise and Sport Sciences Reviews, 38(2), doi: /jes.0b013e3181d49612 Rhodes, R. E., & Blanchard, C. M. (2008). Do sedentary motives adversely affect physical activity? Adding cross-behavioural cognitions to the theory of planned behaviour. Psychology & Health, 23(7), doi: / Rhodes, R.E., & De Bruijn, G.J. (2013). How big is the physical activity intention- behavior gap? A meta-analysis using the action control framework. Britisch Journal of Health Psychology, 18(2), doi: /bjhp Rhodes, R.E., & De Bruijn, G.J. (2013). What predicts intention- behavior discordance? A review of the action control framework. Excersise & Sport Sciences Reviews, 41(4), doi: /jes.0b013e3182a4e6ed Rhodes, R. E., & Dickau, L. (2012). Experimental evidence for the intention-behavior relationship in the physical activity domain: A meta-analysis. Health Psychology, 31(6), doi: /a

59 Rhodes, R. E., & Horne, L. (2013). Deepening the measurement of motivation in the physical activity domain: Introducing behavioural resolve. Psychology of Sport and Exercise, 14(4), doi: /j.psychsport Rhodes, R. E., & Nigg, C. R. (2011). Advancing physical activity theory: a review and future directions. Exercise and Sport Sciences Reviews, 39(3), doi: /jes.0b013e31821b94c8 Rhodes, R. E., Plotnikoff, R. C., & Courneya, K. S. (2008). Predicting the physical activity intention behavior profiles of adopters and maintainers using three social cognition models. Annals of Behavioral Medicine, 36(3), doi: /s Rogers, R. W. (1975). A protection motivation theory of fear appeals and attitude change1. The Journal of Psychology, 91(1), doi: / Rothman, A. J., Bartels, R. D., Wlaschin, J., & Salovey, P. (2006). The Strategic Use of Gain and Loss Framed Messages to Promote Healthy Behavior: How Theory Can Inform Practice. Journal of Communication, 56(s1), S202-S220. doi: /j x Rothman, A. J., & Salovey, P. (1997). Shaping perceptions to motivate healthy behavior: the role of message framing. Psychological Bulletin, 121(1), doi: // Smith, S. M., & Petty, R. E. (1996). Message framing and persuasion: A message processing analysis. Personality and Social Psychology Bulletin, 22(3), doi: / Strathman, A., Gleicher, F., Boninger, D. S., & Edwards, C. S. (1994). The consideration of future consequences: Weighing immediate and distant outcomes of behavior. Journal 59

60 of Personality and Social Psychology, 66(4), doi: // Trope, Y., & Liberman, N. (2003). Temporal construal. Psychological Review, 110(3), doi: / x Trope, Y., Liberman, N., & Wakslak, C. (2007). Construal levels and psychological distance: Effects on representation, prediction, evaluation, and behavior. Journal of Consumer Psychology, 17(2), doi: /s (07)70013-x Van t Riet, J., Cox, A. D., Cox, D., Zimet, G. D., De Bruijn, G. J., Van den Putte, B.,... & Ruiter, R. A. (2014). Does perceived risk influence the effects of message framing? A new investigation of a widely held notion. Psychology & Health, 29(8), doi: / Van't Riet, J., Ruiter, R., & De Vries, H. (2011). Preaching to the choir? The influence of personal relevance on the effects of gain-and loss-framed health-promoting messages. Journal of Health Psychology, 17(5), doi:0.1177/ Van't Riet, J., Ruiter, R. A., Werrij, M. Q., & de Vries, H. (2010). Investigating messageframing effects in the context of a tailored intervention promoting physical activity. Health Education Research, 25(2), doi: /her/cyp061 Warburton, D. E., Charlesworth, S., Ivey, A., Nettlefold, L., & Bredin, S. S. (2010). A systematic review of the evidence for Canada s Physical Activity Guidelines for Adults. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 7(1), 39. doi: / White, K., MacDonnell, R., & Dahl, D. W. (2011). It's the mind-set that matters: The role of construal level and message framing in influencing consumer efficacy and conservation behaviors. Journal of Marketing Research, 48(3), doi: /jmkr

61 Bijlage I: Tabellen resultaten Bijlagen Tabel 2. Hoofd- en Interactie- effecten op Overweging van Toekomstige Consequenties en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 0,16 1 0,16 0,32 0,569 0,00 Lang 0,29 0, Kort 0,34 0, Frame 1,93 1 1,93 3,92 0,048 0,01 Positief 0,39 0, Negatief 0,24 0, Belief 0,06 1 0,06 0,12 0,729 0,00 Waarom 0,33 0, Hoe 0,30 0, Tijd * 0,00 1 0,00 0,00 0,982 0,00 Lang Positief 0,42 0,66 83 Frame Negatief 0,27 0,71 93 Kort Positief 0,37 0,62 93 Negatief 0,22 0,79 98 Tijd* 0,23 1 0,23 0,47 0,493 0,00 Lang Waarom 0,38 0,73 85 Belief Hoe 0,30 0,65 91 Kort Waarom 0,28 0,64 94 Hoe 0,30 0,78 97 Frame* 0,00 1 0,00 0,01 0,914 0,00 Positief Waarom 0,40 0,69 90 Belief Hoe 0,39 0,58 86 Negatief Waarom 0,26 0,67 89 Hoe 0,23 0, Tijd* 0,28 1 0,28 5,01 0,017 0,01 Lang Positief Waarom 0,53 0,71 46 Frame* Hoe 0,28 0,58 37 Belief Negatief Waarom 0,21 0,72 39 Fout 176, ,49 Hoe 0,31 0,70 54 Kort Positief Waarom 0,26 0,65 44 Hoe 0,47 0,57 49 Negatief Waarom 0,30 0,63 50 Hoe 0,14 0,

62 Tabel 3. Hoofd- en Interactie- effecten op Waargenomen Ernst en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 2,40 1 2,40 1,14 0,286 0,00 Lang 0,75 1, Kort 0,57 1, Frame 6,86 1 6,86 3,27 0,071 0,00 Positief 0,79 1, Negatief 0,53 1, Belief 1,67 1 1,67 0,79 0,373 0,00 Waarom 0,73 1, Hoe 0,58 1, Tijd * 0,39 1 0,39 0,18 0,667 0,00 Lang Positief 0,93 1,44 83 Frame Negatief 0,59 1,35 93 Kort Positief 0,67 1,46 93 Negatief 0,47 1,52 98 Tijd* 0,66 1 0,66 0,31 0,576 0,00 Lang Waarom 0,79 1,52 85 Belief Hoe 0,71 1,29 91 Kort Waarom 0,68 1,45 94 Hoe 0,46 1,53 97 Frame* 2,05 1 2,05 0,97 0,324 0,00 Positief Waarom 0,93 1,41 90 Belief Hoe 0,64 1,49 86 Negatief Waarom 0,52 1,53 89 Hoe 0,53 1, Tijd* 6,96 1 6,96 3,32 0,069 0,00 Lang Positief Waarom 1,14 1,42 46 Frame* Hoe 0,66 1,45 37 Belief Negatief Waarom 0,37 1,54 39 Fout 753, ,10 Hoe 0,75 1,19 54 Kort Positief Waarom 0,72 1,39 44 Hoe 0,63 1,54 49 Negatief Waarom 0,64 1,52 50 Hoe 0,29 1,

63 Tabel 4. Hoofd- en Interactie- effecten op Waargenomen Vatbaarheid en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 24, ,73 16,31 <0,001 0,04 Lang 0,99 1, Kort 0,47 1, Frame 0,06 1 0,06 0,04 0,949 0,00 Positief 0,73 1, Negatief 0,72 1, Belief 13, ,05 8,60 0,004 0,02 Waarom 0,91 1, Hoe 0,54 1, Tijd * 0,14 1 0,14 0,09 0,756 0,00 Lang Positief 1,00 1,12 83 Frame Negatief 0,99 1,20 93 Kort Positief 0,48 1,29 93 Negatief 0,45 1,32 98 Tijd* 0,96 1 0,96 0,63 0,427 0,00 Lang Waarom 1,13 1,10 85 Belief Hoe 0,87 1,20 91 Kort Waarom 0,71 1,14 94 Hoe 0,23 1,41 97 Frame* 0,01 1 0,01 0,01 0,975 0,00 Positief Waarom 0,93 1,09 90 Belief Hoe 0,51 1,34 86 Negatief Waarom 0,89 1,18 89 Hoe 0,56 1, Tijd* 0,33 1 0,33 0,22 0,640 0,00 Lang Positief Waarom 1,15 0,92 46 Frame* Hoe 0,81 1,29 37 Belief Negatief Waarom 1,12 1,28 39 Fout 544, ,51 Hoe 0,90 1,14 54 Kort Positief Waarom 0,71 1,21 44 Hoe 0,28 1,34 49 Negatief Waarom 0,72 1,08 50 Hoe 0,18 1,

64 Tabel 5. Hoofd- en Interactie- effecten op Response- effectiviteit en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 9,45 1 9,45 7,45 0,007 0,02 Lang 1,58 1, Kort 1,26 1, Frame 0,22 1 0,22 0,18 0,672 0,00 Positief 1,43 1, Negatief 1,40 1, Belief 2,08 1 2,08 1,64 0,201 0,00 Waarom 1,50 1, Hoe 1,33 1, Tijd * 2,02 1 2,02 1,59 0,207 0,00 Lang Positief 1,68 1,03 83 Frame Negatief 1,48 1,04 93 Kort Positief 1,21 1,24 93 Negatief 1,32 1,16 98 Tijd* 2,29 1 2,29 1,80 0,180 0,00 Lang Waarom 1,59 1,08 85 Belief Hoe 1,57 1,00 91 Kort Waarom 1,42 1,09 94 Hoe 1,11 1,23 97 Frame* 0,79 1 0,79 0,62 0,429 0,00 Positief Waarom 1,48 1,14 90 Belief Hoe 1,38 1,20 86 Negatief Waarom 1,52 1,02 89 Hoe 1,29 1, Tijd* 0,47 1 0,47 0,37 0,542 0,00 Lang Positief Waarom 1,67 1,07 46 Frame* Hoe 1,70 1,00 37 Belief Negatief Waarom 1,49 1,10 39 Fout 455, ,27 Hoe 1,48 1,00 54 Kort Positief Waarom 1,28 1,20 44 Hoe 1,14 1,29 49 Negatief Waarom 1,55 0,97 50 Hoe 1,07 1,

65 Tabel 6. Hoofd- en Interactie- effecten op Zelfeffectiviteit en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 0,43 1 0,43 0,41 0,522 0,00 Lang 1,20 1, Kort 1,15 1, Frame 0,53 1 0,53 0,50 0,480 0,00 Positief 1,15 1, Negatief 1,20 1, Belief 2,48 1 2,48 2,33 0,128 0,00 Waarom 1,26 1, Hoe 1,10 1, Tijd * 0,59 1 0,59 0,55 0,457 0,00 Lang Positief 1,24 1,06 83 Frame Negatief 1,17 1,04 93 Kort Positief 1,08 1,04 93 Negatief 1,22 1,04 98 Tijd* 10, ,58 9,95 0,002 0,02 Lang Waarom 1,47 0,94 85 Belief Hoe 0,96 1,08 91 Kort Waarom 1,07 1,04 94 Hoe 1,23 1,04 97 Frame* 0,80 1 0,80 0,75 0,385 0,00 Positief Waarom 1,18 1,05 90 Belief Hoe 1,12 1,05 86 Negatief Waarom 1,33 0,97 89 Hoe 1,08 1, Tijd* 0,79 1 0,79 0,74 0,389 0,00 Lang Positief Waarom 1,47 0,92 46 Frame* Hoe 0,96 1,15 37 Belief Negatief Waarom 1,47 0,98 39 Fout 381, ,06 Hoe 0,96 1,04 54 Kort Positief Waarom 0,88 1,10 44 Hoe 1,25 0,96 49 Negatief Waarom 1,23 0,96 50 Hoe 1,22 1,

66 Tabel 7. Hoofd- en Interactie- effecten op Attitude, gecontroleerd voor overweging van toekomstige consequenties (CFC) en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som CFC 5,20 1 5,20 7,28 0,007 0,02 Lang (hoge CFC) 2,13 0, Kort (lage CFC) 1,84 0, Tijd 2,46 1 2,46 3,45 0,064 0,00 Lang 2,06 0, Kort 1,89 0, Frame 0,03 1 0,03 0,04 0,830 0,00 Positief 1,98 0, Negatief 1,97 0, Belief 0,19 1 0,19 0,26 0,606 0,00 Waarom 2,00 0, Hoe 1,95 0, Tijd * 0,11 1 0,11 0,15 0,692 0,00 Lang Positief 2,09 0,74 83 Frame Negatief 2,03 0,82 93 Kort Positief 1,88 0,91 93 Negatief 1,91 0,91 98 Tijd* 0,30 1 0,30 0,41 0,519 0,00 Lang Waarom 2,12 0,79 85 Belief Hoe 2,00 0,77 91 Kort Waarom 1,89 0,97 94 Hoe 1,90 0,84 97 Frame* 1,19 1 1,19 1,67 0,197 0,00 Positief Waarom 1,95 0,91 90 Belief Hoe 2,01 0,75 86 Negatief Waarom 2,05 0,88 89 Hoe 1,97 0, Tijd* 0,68 1 0,68 0,95 0,330 0,00 Lang Positief Waarom 2,14 0,77 46 Frame* Hoe 2,02 0,70 37 Belief Negatief Waarom 2,10 0,81 39 Fout 255, ,71 Hoe 1,98 0,82 54 Kort Positief Waarom 1,75 1,01 44 Hoe 2,00 0,79 49 Negatief Waarom 2,01 0,94 50 Hoe 1,80 0,

67 Tabel 8. Hoofd- en Interactie- effecten op Intentie en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 10, ,88 8,91 0,003 0,02 Lang 2,15 0, Kort 1,82 1, Frame 0,03 1 0,03 0,03 0,867 0,00 Positief 1,97 1, Negatief 1,98 1, Belief 0,94 1 0,94 0,77 0,381 0,00 Waarom 2,03 1, Hoe 1,93 1, Tijd * 0,00 1 0,00 0,00 0,967 0,00 Lang Positief 2,15 0,87 83 Frame Negatief 2,15 0,85 93 Kort Positief 1,81 1,23 93 Negatief 1,82 0,35 98 Tijd* 0,62 1 0,62 0,51 0,476 0,00 Lang Waarom 2,25 0,82 85 Belief Hoe 2,06 0,88 91 Kort Waarom 1,83 1,25 94 Hoe 1,80 1,33 97 Frame* 4,12 1 4,12 3,37 0,067 0,00 Positief Waarom 1,93 1,18 90 Belief Hoe 2,02 0,99 86 Negatief Waarom 2,14 0,98 89 Hoe 1,85 1, Tijd* 2,00 1 2,00 1,64 0,201 0,00 Lang Positief Waarom 2,21 0,93 46 Frame* Hoe 2,09 0,80 37 Belief Negatief Waarom 2,30 0,69 39 Fout 438, ,22 Hoe 2,05 0,94 54 Kort Positief Waarom 1,63 1,34 44 Hoe 1,98 1,12 49 Negatief Waarom 2,01 1,15 50 Hoe 1,63 1,

68 Tabel 9. Hoofd- en Interactie- effecten op Behavioral Resolve en Gemiddelden per conditie Effecten Gemiddelden Kwadr. df Gem. F p η2 M SD n som kwadr. som Tijd 1,91 1 1,91 0,81 0,368 0,00 Lang 0,83 1, Kort 0,71 1, Frame 0,50 1 0,50 0,21 0,644 0,00 Positief 0,73 1, Negatief 0,80 1, Belief 0,00 1 0,00 0,00 0,969 0,00 Waarom 0,77 1, Hoe 0,77 1, Tijd * 4,33 1 4,33 1,84 0,176 0,00 Lang Positief 0,92 1,37 83 Frame Negatief 0,75 1,42 93 Kort Positief 0,56 1,63 93 Negatief 0,84 1,64 98 Tijd* 3,67 1 3,67 1,55 0,213 0,00 Lang Waarom 0,95 1,43 85 Belief Hoe 0,73 1,37 91 Kort Waarom 0,61 1,63 94 Hoe 0,80 1,65 97 Frame* 0,39 1 0,39 0,16 0,684 0,00 Positief Waarom 0,70 1,56 90 Belief Hoe 0,76 1,50 86 Negatief Waarom 0,83 1,53 89 Hoe 0,77 1, Tijd* 0,09 1 0,09 0,04 0,840 0,00 Lang Positief Waarom 1,00 1,46 46 Frame* Hoe 0,83 1,28 37 Belief Negatief Waarom 0,89 1,40 39 Fout 846, ,35 Hoe 0,66 1,44 54 Kort Positief Waarom 0,40 1,62 44 Hoe 0,70 1,65 49 Negatief Waarom 0,79 1,64 50 Hoe 0,90 1,

69 Bijlage II: Flow chart Aantal respondenten meegedaan aan vragenlijst n= 903 (DPMS: 225, NONDPMS: 678) Aantal respondenten gestopt n= 286 (DPMS: 39, NONDPMS: 247) Manipulatie 1 (tijdsperspectief) voltooid. n= 617 Korte termijn tijdsperspectief n= 312 (DPMS: 93, NONDPMS: 219) Lange termijn tijdsperspectief n= 305 (DPMS: 93, NONDPMS: 212) Aantal respondenten gestopt n= 14 (DPMS: 3, NONDPMS: 11) Manipulatie 2 (sportpromotie boodschappen) voltooid. n= 603 Waarom/ positief n= 150 (DPMS: 49, NONDPMS: 101) Waarom/ negatief n= 150 (DPMS: 46, NONDPMS: 104) Hoe/ positief n= 154 (DPMS: 45, NONDPMS: 109) Hoe/ negatief n= 149 (DPMS: 43, NONDPMS: 106) Aantal respondenten gestopt n= 4 (DPMS: +1*, NONDPMS: 5) Aantal respondenten dat volledige vragenlijst heeft voltooid n= 599 (DPMS: 184, NONDPMS: 415) * +1 bij DPMS komt doordat er respondenten (n=3) waren waarbij geen timerdata voor manipulatie 2 (sportpromotie boodschappen) was vastgesteld, maar wel data beschikbaar was van alle afhankelijke variabelen. Door het ontbreken van de timerdata, kon er niet vanuit worden gegaan dat deze respondenten waren blootgesteld aan de manipulatie, waardoor deze data is verwijderd. Het ontbreken van timerdata is eveneens gecheckt bij de NONDPMS (n=4) dataset (zie Bijlage III: Inclusie criteria). 69

70 Bijlage III: Inclusie criteria n= 599 minus aantal respondenten zonder timerdata bij manipulatie 2 wordt n= 592 (DPMS (-3): 181, NONDPMS (-4): 411) Aantal respondenten met 10 seconden aandacht voor manipulatie 2 n= 453 (DPMS: 151 (30 niet akkoord), NONDPMS: 302 (109 niet akkoord)) Aantal respondenten met goedgekeurde voltooiing van manipulatie 1* n= 452 (DPMS: 138 (43 niet akkoord), NONDPMS: 314 (97 niet akkoord)) Aantal respondenten meegenomen voor uiteindelijke analyse van hypotheses N= 367 (DPMS: 121, NONDPMS: 246) (67,3% vrouw, 32,7% man, gemiddelde leeftijd:29,23) * Randomisatie 1, het lange of korte termijn tijdsperspectief verhaal, is gecodeerd op basis van de volgende criteria. Bij zowel de lange als korte termijn tijdsperspectief manipulatie werden twee nieuwe variabelen toegevoegd, genaamd TurfTijdKort (of: Lang) en TurfSportKort (of: Lang). Bij de eerste variabele werd bijgehouden hoe vaak respondenten tijd (aankomende week, of dergelijks: op het ogenblik, nu, op dit moment, maandag, weekend, toekomst etc.) benoemd hadden in het verhaal. Bij de tweede variabele werd bijgehouden hoe vaak zij sport (sporten, of dergelijks: hardlopen, hockey, veel bewegen, sportschool, training, wintersport etc.) genoemd hadden in het verhaal. Respondenten die duidelijk geen aandacht hadden besteed aan het schrijven van het verhaal door bijvoorbeeld maar wat letters in te vullen, stukken te kopiëren of waarbij vermoeden was dat tekst gekopieerd was vanuit een andere taal, kregen de code 0. Vervolgens werden bovengenoemde variabelen gehercodeerd in twee nieuwe variabelen: Coderingverhaaltijd (0= tijd niet genoemd, 1= tijd enigszins genoemd, 2= tijd 3 of meer keer genoemd) en Coderingverhaalsport (0= sport niet genoemd, 1= sport enigszins genoemd, 2 = sport 3 of meer keer genoemd). Voor de uiteindelijke dataset voor analyse van de hypotheses werden enkel respondenten meegenomen die zowel bij Coderingverhaaltijd als Coderingverhaalsport code 2 (tijd/sport 3 of meer keer genoemd) hadden. Voor replicatie van dit onderzoek is het coderingschema op aanvraag beschikbaar. 70

71 Bijlage IV: Visuele stimuli Conditie 1: waarom/ gain: positief gepresenteerde waarom beliefs 71

72 Conditie 2: waarom/ loss: negatief gepresenteerde waarom beliefs 72

73 Conditie 3: hoe/ gain: positief gepresenteerde hoe beliefs 73

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Master thesis. De invloed van boodschappen met positieve versus negatieve en korte. versus lange termijn consequenties op fruitconsumptie

Master thesis. De invloed van boodschappen met positieve versus negatieve en korte. versus lange termijn consequenties op fruitconsumptie Master thesis De invloed van boodschappen met positieve versus negatieve en korte versus lange termijn consequenties op fruitconsumptie Effecten van message framing en temporale framing Universiteit van

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Bathilde Meulenbeld. Master s Thesis. Graduate School of Communication. Master s programme Persuasive. Communication Science

Bathilde Meulenbeld. Master s Thesis. Graduate School of Communication. Master s programme Persuasive. Communication Science UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM De maakbare mindset De invloed van framing en appealtypes op de constructie en determinanten van soa-testgedrag Bathilde Meulenbeld 11131918 Master s Thesis Graduate School of

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

STOPPEN MET ROKEN WERKT BETER DAN NIET STOPPEN MET ROKEN

STOPPEN MET ROKEN WERKT BETER DAN NIET STOPPEN MET ROKEN STOPPEN MET ROKEN WERKT BETER DAN NIET STOPPEN MET ROKEN Een experimenteel onderzoek naar de rol van de formulering van het antecedent en de formulering van het consequent bij de framing-effecten van een

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Master thesis. Invloed van health message framing en kernel state op disengagement beliefs en de intentie om voldoende intensief actief te zijn

Master thesis. Invloed van health message framing en kernel state op disengagement beliefs en de intentie om voldoende intensief actief te zijn Master thesis Invloed van health message framing en kernel state op disengagement beliefs en de intentie om voldoende intensief actief te zijn Naam: Dilan Ünal Studentnummer: 10047301 Thesisbegeleider:

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Figuur 1 Precede/Proceed Model

Figuur 1 Precede/Proceed Model Nederlandse samenvatting Benzodiazepinen zijn geneesmiddelen die vooral bij angstklachten en slaapstoornissen worden voorgeschreven. Ze vormen de op één na meest voorgeschreven middelen in Nederland. Tien

Nadere informatie

Master s thesis Een onderzoek naar de invloed van message framing

Master s thesis Een onderzoek naar de invloed van message framing Master s thesis Een onderzoek naar de invloed van message framing op de overtuiging van individuen om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek naar darmkanker en welke rol risicoperceptie en de regulatieve

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN Bachelorscriptie De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S4517954 29-1-2016 Begeleidster: Anneke de Graaf Thema 3: Winst- en verliesframing

Nadere informatie

De Invloed van de Kwetsbaarheid van de Lezer van een Tekst ter Preventie van Hart- en Vaatziekten op de Effectiviteit van Framing.

De Invloed van de Kwetsbaarheid van de Lezer van een Tekst ter Preventie van Hart- en Vaatziekten op de Effectiviteit van Framing. Onderzoeksverslag Masterscriptie De Invloed van de Kwetsbaarheid van de Lezer van een Tekst ter Preventie van Hart- en Vaatziekten op de Effectiviteit van Framing. Lauret Gerner S4219910 30 januari 2017

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit SAMENVATTING Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit Leiders zijn belangrijke leden van organisaties. De

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Ecstasy is een van de meest gebruikte party drugs geworden. Gecombineerd met de potentiële schadelijkheid en de ineffectiviteit van juridische maatregelen (getuige de hoge gebruikscijfers)

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen Samenvatting Samenvatting De toenemende vraag naar totale heuparthroplastieken (THA) en totale kniearthroplastieken (TKA) leidt tot groeiende wachtlijsten. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben veel

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Risicoperceptie als moderator in de effectiviteit van winst- en verliesframes en de rol van het verwerkingsproces

Risicoperceptie als moderator in de effectiviteit van winst- en verliesframes en de rol van het verwerkingsproces Risicoperceptie als moderator in de effectiviteit van winst- en verliesframes en de rol van het verwerkingsproces Naam: E-mail: Studentnr.: Instelling: Opleiding: Specialisatie: Eerste lezer: Tweede lezer:

Nadere informatie

Framing van een gezondheidsboodschap

Framing van een gezondheidsboodschap Framing van een gezondheidsboodschap Een experimenteel onderzoek naar de rol van emoties en gewicht in de effectiviteit van een winst- en verliesframe bij een boodschap over het eten van minder suiker.

Nadere informatie

De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing in de gezondheidscommunicatie

De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing in de gezondheidscommunicatie De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing in de gezondheidscommunicatie Theoretisch bachelorwerkstuk - herkansing 29/01/16 Merel Klijn Velderman - S4241991 Academisch jaar 2015-2016

Nadere informatie

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen Universiteit van Amsterdam, Media & Communicatie Instituut, Afdeling Communicatiewetenschap Naam: Jean-michel

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 SAMENVATTING Dit proefschrift is gewijd aan Bouwen aan Gezondheid : een onderzoek naar de effectiviteit van een leefstijlinterventie voor werknemers in de bouwnijverheid met een verhoogd risico op hart

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19103 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pisanti, Renato Title: Beyond the job demand control (-support) model : explaining

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

Addendum. Nederlandse Samenvatting

Addendum. Nederlandse Samenvatting Addendum A Nederlandse Samenvatting 164 Addendum Cardiovasculaire ziekten na hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap Hypertensieve aandoeningen zijn een veelvoorkomende complicatie tijdens de zwangerschap.

Nadere informatie

Conclusies: leefstijlscore

Conclusies: leefstijlscore Nationale Leefstijlbarometer / P.8 : Veenbrand speelt een rol bij de hele bevolking Bij iets meer dan de helft van de bevolking is er sprake van een veenbrand van slechte leefgewoonten: een opeenstapeling

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Energie besparen als anderen de rekening betalen: Veldexperimenten in The Student Hotel

Energie besparen als anderen de rekening betalen: Veldexperimenten in The Student Hotel Energie besparen als anderen de rekening betalen: Veldexperimenten in The Student Hotel Anouk Griffioen, Gerrit Antonides & Michel Handgraaf Wageningen University 1 Achtergrond Energiebesparing hangt voor

Nadere informatie

Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie?

Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie? Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie? Maartje van Stralen: Mine Yildirim: Femke van Nassau: Mia Kösters: Hoe evalueer ik hoe mijn interventie werkt? Analyse van mediatoren Hoe evalueer

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s Samenvatting Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s 166 Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling van het gebruik van visuele informatie voor

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

Gezond of ongezond? Het effect van visuele en tekstuele frames op de intentie om gezonder te eten

Gezond of ongezond? Het effect van visuele en tekstuele frames op de intentie om gezonder te eten Gezond of ongezond? Het effect van visuele en tekstuele frames op de intentie om gezonder te eten Student: Ashley den Toom Studentnummer: 10320067 Docent: Charlotte Blom Universiteit van Amsterdam Communicatiewetenschap

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het is een uitdaging om ouderen te identificeren die baat kunnen hebben bij een interventie gericht op de preventie van beperkingen in het dagelijks leven op het moment dat dergelijke

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Bij de ontwikkeling van metabole ziekten zoals overgewicht, type 2 diabetes en Anorexia Nervosa spelen omgevingsfactoren zoals dieet en fysieke activiteit een belangrijke rol. Er zijn echter grote individuele

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Impulsieve keuzes voor aantrekkelijke opties zijn doorgaans geen verstandige keuzes op de lange termijn (Hofmann, Friese, & Wiers, 2008; Metcalfe & Mischel, 1999). Wanneer mensen zich

Nadere informatie

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten vormen een grote bedreiging voor de volksgezondheid.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De levensverwachting van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is gemiddeld 13-30 jaar korter dan die van de algemene bevolking. Onnatuurlijke doodsoorzaken zoals

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary.

Samenvatting. Dutch Summary. Samenvatting Dutch Summary. 125 126 Dutch Summary Nederlandse Samenvatting (Summary in Dutch) Door de aanwezigheid van omstanders helpen mensen elkaar minder snel en minder vaak. Dit geldt voor zowel noodsituaties,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2 De toenemende vergrijzing van de werkende bevolking leidt ertoe dat het steeds uitdagender wordt voor werknemers om gezond en gemotiveerd hun pensioengerechtigde leeftijd te bereiken. Duurzame inzetbaarheid

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) NEDERLANDSE SAMENVATTING 195 H et belangrijkste doel van deze dissertatie was het onderzoeken van de rol die afbeeldingen van ogen kunnen spelen in het regelen

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Studentnummer: Communicatiewetenschap. Datum: Aantal woorden: 7409

Studentnummer: Communicatiewetenschap. Datum: Aantal woorden: 7409 De invloed van message framing en self-efficacy op de attitude, de intentie en de waargenomen gedragscontrole ten opzichte van de fruitconsumptie van volwassen Nederlanders Naam student: Lisa Stolp Studentnummer:

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

Onderzoek naar de werving en het behoud van vrijwilligers toegepast op de theorie van Psychologisch Eigenaarschap.

Onderzoek naar de werving en het behoud van vrijwilligers toegepast op de theorie van Psychologisch Eigenaarschap. Onderzoek naar de werving en het behoud van vrijwilligers toegepast op de theorie van Psychologisch Eigenaarschap. Master thesis onderzoek van Mandy Ziel, Merel van der Mark & Chrisje Seijkens. Universiteit

Nadere informatie

Samenvatting Dankwoord About the author

Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

13.6. Onderzoeksresultaten: Betekenis voor verander- en

13.6. Onderzoeksresultaten: Betekenis voor verander- en Inhoudsopgave Dankwoord 5 Lijst van gebruikte Afkortingen 9 Lijst van figuren 15 Lijst van tabellen 16 1. Algemene inleiding 19 1.1. Inspiraties voor het onderzoek 24 1.2. Praktische relevantie van het

Nadere informatie

samenvatting 127 Samenvatting

samenvatting 127 Samenvatting 127 Samenvatting 128 129 De ziekte van Bechterew, in het Latijn: Spondylitis Ankylopoëtica (SA), is een chronische, inflammatoire reumatische aandoening die zich vooral manifesteert in de onderrug en wervelkolom.

Nadere informatie

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld. 155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van

Nadere informatie

Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks

Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks Let's talk about alcohol: The role of interpersonal communication and health campaigns Hanneke Hendriks

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Statistiek in de alfa en gamma studies Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Wie ben ik? Marieke Westeneng Docent bij afdeling Methoden en Statistiek Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

5 Voorlichting. 5.1 Probleemanalyse

5 Voorlichting. 5.1 Probleemanalyse 5 Voorlichting Om patiënten met reumatische artritis ervan te overtuigen dat bewegen gezond is, wordt er voorlichting gegeven. De voorlichting bestaat uit vier stappen die achtereen volgens ervoor moeten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Achtergrond In 2016 werden in Nederland 169.136 kinderen geboren; hiervan werden 11.622 kinderen prematuur ofwel te vroeg geboren (na minder dan 37 weken zwangerschap) en 2.295 extreem prematuur (na minder

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Taal speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is een van de meest centrale aspecten bij de interactie tussen mensen. Ons taalgebruik wordt beïnvloed door onze

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Omgaan met Informatie over Complexe Onderwerpen: De Rol van Bronpercepties In het dagelijkse leven hebben mensen een enorme hoeveelheid informatie tot hun beschikking (bijv. via het

Nadere informatie

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda DOORDRINGEN of Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting DOORDRINKEN Jos Kuppens Henk Ferwerda In opdracht van Ministerie van Veiligheid en Justitie, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum,

Nadere informatie

Het onderzoeksteam bestaat uit

Het onderzoeksteam bestaat uit INFORMATIEBROCHURE Deze brochure bevat informatie over het doel en de opzet van Fancy, een onderzoek naar voorkeuren voor voedingsmiddelen. Daarnaast staat beschreven wat dit onderzoek inhoudt, wat wij

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING CHAPTER X 188 INLEIDING Wereldwijd neemt het aantal mensen met overgewicht steeds verder toe. In Nederland heeft ruim de helft van de huidige bevolking overgewicht, en 14% heeft

Nadere informatie

Creativity under the Gun: How Threat Features and Personal Characteristics Motivate Creative Responding Y. Cheng

Creativity under the Gun: How Threat Features and Personal Characteristics Motivate Creative Responding Y. Cheng Creativity under the Gun: How Threat Features and Personal Characteristics Motivate Creative Responding Y. Cheng Samenvatting 171 Creativity Under the Gun Mensen worden soms geconfronteerd met bedreigingen:

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Getuigen onderweg: effectevaluatie van een verkeerseducatief programma in de 3 e graad secundair onderwijs

Getuigen onderweg: effectevaluatie van een verkeerseducatief programma in de 3 e graad secundair onderwijs Getuigen onderweg: effectevaluatie van een verkeerseducatief programma in de 3 e graad secundair onderwijs Ariane Cuenen Kris Brijs Tom Brijs Karin van Vlierden Stijn Daniëls Overzicht 1. Inleiding Programma

Nadere informatie

Evaluatie van de Digitale Werkplaats

Evaluatie van de Digitale Werkplaats Evaluatie van de Digitale Werkplaats 2016 Dialogic innovatie interactie 1 Datum Utrecht, 16 juni 2017 Auteurs Robbin te Velde Tessa Groot Beumer 2 Dialogic innovatie interactie Dialogic innovatie interactie

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (dutch summary)

Nederlandse samenvatting (dutch summary) Nederlandse samenvatting (dutch summary) Private overstromingsmitigatie maatregelen in een omgeving met verander Ondanks de vele maatregelen die wereldwijd te beperken blijven overstromingen de meest voorkomende

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in marketing en management Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt,

Nadere informatie

De invloed van verhaalkenmerken op de overtuigingskracht van narratieve gezondheidsinterventies.

De invloed van verhaalkenmerken op de overtuigingskracht van narratieve gezondheidsinterventies. De invloed van verhaalkenmerken op de overtuigingskracht van narratieve gezondheidsinterventies. Een experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van de verhaalkenmerken gedrag en valentie op de overtuiging

Nadere informatie