Voorlopige hechtenis in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorlopige hechtenis in Nederland"

Transcriptie

1 Voorlopige hechtenis in Nederland Een nieuwe vorm van straf? Charlotte Maria Bijl Begeleider: dhr. prof. dr. mr. G.K. Sluiter Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Strafrecht Studentnummer: maart 2013

2 Inhoudsopgave Lijst van afkortingen 4 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Probleemgebied Onderzoeksopzet 6 Hoofdstuk 2 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 2.1 Artikel 5 Het recht op vrijheid en veiligheid De voorlopige hechtenis als uitzondering Artikel 6 Het recht op een eerlijk proces De onschuldpresumptie...14 Hoofdstuk 3 De wettelijke kenmerken inzake voorlopige hechtenis 3.1 Een korte geschiedenis van de voorlopige hechtenis Bewaring, gevangenhouding en gevangenneming De voorwaarden voor voorlopige hechtenis Ernstige bezwaren Gevallen van voorlopige hechtenis Gronden voor voorlopige hechtenis Het anticipatiegebod Schorsing van de voorlopige hechtenis Alternatieven in het kader van de schorsing 24 Hoofdstuk 4 De uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis 4.1 Het snelrecht in Nederland Het wetsvoorstel De doelstelling van het wetsvoorstel De noodzaak van het wetsvoorstel...32 Hoofdstuk 5 Evaluatie van het wetsvoorstel 5.1 Kritiek op het wetsvoorstel in het perspectief van het Wetboek van Strafvordering Kritiek op het wetsvoorstel in het perspectief van het EVRM 42 2

3 Hoofdstuk 6 - Conclusie en aanbevelingen 6.1 Samenvatting Conclusie.53 Literatuurlijst Boeken en artikelen...55 Regelgeving en parlementaire documenten..58 Rapporten en adviezen..58 Krantenartikelen 59 Elektronische bronnen...59 Jurisprudentielijst

4 Lijst van afkortingen AA Ars Aequi Art. Artikel Artt. Artikelen DD Delikt en Delinkwent EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens ELA Eenduidige Landelijke Afspraken EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Gw. Grondwet MvT Memorie van Toelichting NOvA Nederlandse Orde van Advocaten NVvR Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak OM Openbaar Ministerie OvJ Officier van Justitie P. Pagina RSJ Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming RvS Raad van State RvdR Raad voor de Rechtspraak SP Socialistische Partij Sr Strafrecht Sv Strafvordering WvSr Wetboek van Strafrecht WvSv Wetboek van Strafvordering 4

5 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding De toepassing van de voorlopige hechtenis kan gezien worden als een van de meest ingrijpende dwangmiddelen die we in Nederland kennen en is complex van aard. Bij toepassing hiervan wordt namelijk een individu zijn recht op vrijheid ontnomen, terwijl zijn schuld aan een strafbaar feit nog niet door een onafhankelijke en onpartijdige rechter is vastgesteld. Het is dan ook niet vreemd dat de Memorie van Toelichting (MvT) bij de wijziging van het oude Wetboek van Strafvordering (WvSv) in 1886 spreekt over het kwaad van de voorlopige hechtenis dat binnen de engst mogelijke grenzen moet worden beperkt. Voorlopige hechtenis maakt niet alleen inbreuk op het recht op fysieke vrijheid (art. 15 Gw en art. 5 EVRM), maar is ook tot op zekere hoogte in strijd met het beginsel van de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM). 1 Om deze redenen is voorlopige hechtenis alleen mogelijk indien dit gerechtvaardigd kan worden door de gronden die worden genoemd in artikel 67a Strafvordering (Sv): het vluchtgevaar, de geschokte rechtsorde, het gevaar voor recidive en het collusiegevaar. In september 2012 heeft de minister van Veiligheid en Justitie, Ivo Opstelten, een wetsvoorstel gepubliceerd welke voorziet in de uitbreiding van de gronden voor de voorlopige hechtenis. Het voorstel van de minister is om de toepassing van het snelrecht (een gerechtelijke afdoening binnen 17 dagen) in bijzondere gevallen als afzonderlijke grond voor voorlopige hechtenis toe te voegen aan artikel 67a Sv. Deze bijzondere gevallen zijn misdrijven, die gelet op de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, ernstig gevaarzettend en verstorend voor de openbare orde. Met omstandigheden wordt gedoeld op het feit dat de misdrijven zijn gepleegd op voor het publiek toegankelijk plaats (bijvoorbeeld tijdens bepaalde evenementen, bij uitgaansgelegenheden of winkels) of gericht zijn tegen personen die een publieke taak uitoefenen. 2 Uit onderzoek is gebleken dat Nederland binnen Europa de lijst aanvoert wat betreft het aantal voorlopig gehechten. 3 Oorzaken kunnen gevonden worden in het feit dat voorlopige 1 Corstens 2008, p Het gaat om de misdrijven: openlijke geweldpleging, brandstichting, bedreiging, mishandeling en vernieling. 3 Dit onderzoek is verricht door het International Centre for Prison Studies (ICPS) van het King s College London in 2007 en staat bekend als het World Pre-trial/Remand Imprisonment List; zie ook Uit Beijerse 2009, p

6 hechtenis in de gevallen waar mogelijk relatief gemakkelijk wordt opgelegd. Er wordt gebruik gemaakt van standaardredeneringen en een belangenafweging toegespitst op het concrete geval vindt nauwelijks plaats. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot opschorting dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis en het gebruik van alternatieven slechts in geringe mate toegepast. Het belang van de samenleving weegt in het gros van de gevallen zwaarder dan het recht van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten. Het lijkt alsof de voorlopige hechtenis in Nederland een ietwat punitief karakter heeft gekregen en dat leedtoevoeging voorafgaand aan de rechterlijke uitspraak in de afgelopen jaren misschien onbewust steeds centraler is komen te staan. We kunnen ons dan ook afvragen of het wel wenselijk is om de gronden voor voorlopige hechtenis uit te breiden. Worden de problemen die in de afgelopen jaren zijn ontstaan hierdoor niet versterkt? Is het gezien de huidige nationale praktijk überhaupt wel nodig om een nieuwe grond te introduceren? De centrale vraag die dan ook opgeworpen kan worden is of het wetsvoorstel, waarin wordt voorgesteld om de toepassing van het snelrecht in bijzondere gevallen als afzonderlijke grond voor de voorlopige hechtenis toe te voegen, verenigbaar is met de vereisten die door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan een dergelijke regeling worden gesteld en bovendien wenselijk is in het licht van de actuele Nederlandse praktijk inzake de toepassing van de voorlopige hechtenis. 1.2 Onderzoeksopzet Om tot beantwoording van bovengenoemde centrale vraagstelling te komen wordt in hoofdstuk twee allereerst het recht op vrijheid (artikel 5 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), waarbij met name de aandacht bij de onschuldpresumptie zal liggen, uiteengezet. Deze uiteenzetting is van belang om het huidige Nederlandse stelsel inzake de voorlopige hechtenis, welke in hoofdstuk drie wordt besproken, beter te begrijpen. Bij de bespreking hiervan komt zowel de wettelijke regeling van de voorlopige hechtenis als de opschorting dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis aan bod. Daarna staat in hoofdstuk vier het wetsvoorstel inzake de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis centraal. De aandacht ligt ondermeer bij een bespreking van het snelrecht als afzonderlijke grond voor de toepassing van de voorlopige hechtenis en zowel het doel als de noodzaak van het wetsvoorstel. Voorts zal in hoofdstuk vijf het wetsvoorstel worden geëvalueerd, waarbij de nadruk zal liggen op de problemen die het wetsvoorstel zowel op internationaal als nationaal niveau met zich meebrengt. Dit onderzoek eindigt in hoofdstuk zes met een conclusie. 6

7 Hoofdstuk 2 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 2.1 Artikel 5 Het recht op vrijheid en veiligheid Het recht op vrijheid wordt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens 4 gezien als een van de belangrijkste uitgangspunten in een democratische samenleving. 5 Vandaar dat in artikel 5 lid 1 EVRM is opgenomen dat iedereen het recht heeft op persoonlijke vrijheid en veiligheid. De begrippen vrijheid en veiligheid lijken op het eerste gezicht een verschillende betekenis te hebben, maar moeten volgens het Hof op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Het begrip vrijheid verwijst naar de fysieke vrijheid van een persoon; hier wordt tevens onder verstaan dat niemand willekeurig mag worden aangehouden en/of opgesloten. 6 Het begrip veiligheid verwijst niet naar het recht op fysieke veiligheid, zoals bescherming door de Staat tegen derden of het recht op sociale zekerheid, maar heeft dezelfde betekenis als het begrip vrijheid. Het recht op persoonlijke veiligheid heeft in de zin van artikel 5 lid 1 EVRM derhalve geen zelfstandige betekenis en moet in samenhang worden gezien met het recht op persoonlijke vrijheid: niemand mag willekeurig worden aangehouden en/of opgesloten. 7 Het recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid ingevolge artikel 5 lid 1 EVRM kan alleen worden ingeroepen indien er sprake is van vrijheidsberoving. Over de invulling van de term vrijheidsberoving bestaat discussie en een glasheldere definitie kan niet gegeven worden; wanneer is er nu sprake van beperking van de vrijheid en wanneer van vrijheidsberoving? 8 Dankzij jurisprudentie van het Hof is deze kwestie uitgekristalliseerd; er dient gekeken te worden naar de concrete situatie waarin een persoon zich bevindt, hierbij kan rekening worden gehouden met diverse factoren zoals de aard, de duur, de gevolgen en de wijze waarop de vrijheidsberoving plaatsvindt. 9 Zo is het opsluiten van een persoon in de 4 Hierna: het Hof. 5 Harris, O Boyle Warbrick 2008, p. 122; EHRM 24 oktober 1979, 37 (Winterwerp t. Nederland). 6 EHRM 8 juni 1976, 58 (Engel t. Nederland). 7 Vande Lanotte & Haeck 2004, p Trechsel 2005, p ; Vande Lanotte & Haeck 2004, p Algemeen wordt aanvaard dat de definitie van vrijheidsberoving omschreven moet worden als a measure taken by a public authority by which a person is kept against his or her will for a certain amount of time within a limited space and hindered by force, or a threat of the use of force, from leaving that space. 9 Van Dijk e.a. 2006, p

8 gevangenis een vorm van vrijheidsberoving en de oplegging van een straatverbod slechts een beperking van de vrijheid. 10 Het recht op vrijheid en veiligheid is een absoluut recht, desondanks zijn er enkele zowel algemene als bijzondere uitzonderingen mogelijk. In overeenstemming met artikel 15 EVRM kan een Staat maatregelen nemen die afwijken van het EVRM, bijvoorbeeld tijdens een oorlog of een andere algemene noodtoestand die het bestaan van een land bedreigt. 11 Naast deze algemene beperking bestaan er enkele bijzondere uitzonderingen, deze worden in artikel 5 lid 1 a t/m f EVRM op limitatieve wijze opgesomd en dienen in beginsel restrictief te worden uitgelegd. 12 Naast deze uitzonderingen waaronder vrijheidsberoving mogelijk is, vloeien uit artikel 5 lid 2 t/m 5 EVRM ook enkele procedurele rechten of waarborgen voor de verdachte voort. Volgens lid 2 heeft de verdachte het recht om onverwijld geïnformeerd te worden over de redenen van zijn arrestatie en van een mogelijke beschuldiging van het plegen van strafbare feiten. Deze informatie moet zowel de feitelijke als de juridische gronden bevatten. Het is belangrijk dat deze informatieverstrekking geschiedt op een voor de verdachte begrijpelijke wijze. Het is echter niet nodig dat deze redenen op schrift of in een andere vorm worden gesteld. Hoe snel deze informatie aan de verdachte gegeven moet worden is niet duidelijk en hangt af van de omstandigheden van het geval. 13 In lid 3 worden aan de verdachte zelfs twee rechten toegekend; deze rechten zijn van toepassing wanneer er sprake is van voorlopige hechtenis in de zin van artikel 5 lid 1 onder c EVRM. Allereerst geeft lid 3 het recht om onverwijld voor een rechter of andere magistraat, die bevoegd is de rechterlijke macht uit te oefenen, te worden gebracht. Hoe snel onverwijld is hangt af van de omstandigheden van het geval. Echter, uit de zaak Brogan kan men afleiden dat een termijn van vier dagen en 6 uur te lang is. 14 Verwezen wordt zowel naar de rechter die zich uitlaat over de voorlopige hechtenis als 10 Harteveld e.a. 2004, p ; Vande Lanotte & Haeck 2004, p Een van de bekendste voorbeelden waar rekening wordt gehouden met de concrete situatie waarin een persoon zich bevindt is EHRM 6 november 1980, (Guzzardi t. Italië) en is een grensgeval. Guzzardi werd vastgehouden op een klein eiland, hoewel hij zich daar vrijelijk kon bewegen waren er weinig mogelijkheden voor sociaal contact; moest hij zich tweemaal per dag melden bij de autoriteiten en was hij onderworpen aan een avondklok. Schending van artikel 5 EVRM werd hier aangenomen. 11 Vande Lanotte & Haeck 2004, p Van Dijk e.a. 2006, p In het kader van dit onderzoek is met name de uitzondering onder c de voorlopige hechtenis van belang en zal in paragraaf nader worden uitgewerkt. 13 EHRM 30 augustus 1990, 41 (Fox, Campbell en Hartley t. Verenigd Koninkrijk); De Vocht 2012a, aantekening 11; Van Dijk e.a. 2006, p EHRM 29 november 1988, 59 (Brogan t. Verenigd Koninkrijk); Harteveld 2004, p

9 de rechter die zich uitlaat over de grond van de zaak. 15 Ten tweede biedt lid 3 het recht op berechting binnen redelijke termijn of invrijheidsstelling in afwachting van de berechting. Of er sprake is van een redelijke termijn hangt wederom af van de omstandigheden van het geval, waar met grote zorgvuldigheid naar gekeken dient te worden; de verdachte moet namelijk beschermd worden tegen een te lang voorarrest. 16 Ingevolge lid 4 heeft de verdachte het recht om een procedure in te stellen bij een rechterlijke instantie om de rechtsgeldigheid van zijn vrijheidsberoving te laten toetsen. Dit recht ziet op de overige gevallen van vrijheidsberoving. (artikel 5 lid 1 onder b, d, e en f), aangezien er bij deze gevallen in tegen stelling tot de uitzonderingen onder a en c nog niet eerder de mogelijkheid bestond om de rechtsgeldigheid van de vrijheidsberoving te laten toetsen. 17 Tot slot verleent lid 5 de verdachte het recht op schadevergoeding indien er in strijd is gehandeld met artikel 5 EVRM De voorlopige hechtenis als uitzondering Ingevolge artikel 5 lid 1 sub c EVRM mag een persoon van zijn vrijheid worden beroofd overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure en indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde hem voor een bevoegde rechterlijke instantie te leiden. Bovendien is deze vrijheidsberoving slechts mogelijk indien zich een van de volgende drie gronden voordoet: (1) indien er sprake is van een redelijke verdenking dat de persoon in kwestie een strafbaar feit heeft begaan; (2) indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan (3) of hem te beletten te vluchten nadat hij een strafbaar feit heeft begaan. 19 Deze opsomming van gronden is niet cumulatief, voor de toepassing van de uitzondering onder c is slechts één van de gronden nodig. 20 De vrijheidsberoving is bovendien alleen mogelijk in het kader van een strafrechtelijke procedure. 21 Wil deze uitzondering van toepassing kunnen zijn, dan zal er tevensvoldaan moeten zijn aan een aantal nadere vereisten. In het geval dat er sprake is van vrijheidsberoving, moet onderzocht worden of die vrijheidsberoving rechtmatig is. Of dat het geval is volgt uit de vereisten in accordance with a procedure prescribed by law en lawful. Deze voorwaarde van rechtmatigheid geldt niet 15 Trechsel 2005, p De Vocht 2012a, aantekening De Vocht 2012a, aantekening Trechsel 2006, p EHRM, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Nederlandse versie), p Van Dijk e.a. 2004, p Vande Lanotte & Haeck 2004, p

10 alleen voor de uitzondering onder c, maar voor alle onder artikel 5 lid 1 a t/m f EVRM opgesomde gevallen. Het eerste vereiste houdt in dat de vrijheidsberoving verloopt volgens een eerlijke procedure, die uitgaat van een bevoegde autoriteit en die in het nationale recht is geregeld. 22 Het tweede vereiste betekent dat de vrijheidsberoving in overeenstemming dient te zijn met de nationale materiële en procedurele regels. 23 Volgens het Hof overlappen beide vereisten elkaar als het ware en benadrukken ze nogmaals de doelstelling van artikel 5 EVRM: niemand mag op willekeurige wijze van zijn vrijheid worden beroofd. 24 Bovendien is het nodig dat de nationale wetgeving met betrekking tot de vrijheidsberoving voldoet aan een aantal kwaliteitsvereisten. Zo moet de nationale wetgeving in overeenstemming zijn met het EVRM; de algemene beginselen die daarin zijn opgenomen; de gevestigde rechtsregels ( rule of law ); de jurisprudentie en het ongeschreven recht. Tevens moet de nationale wetgeving voldoende toegankelijk en begrijpelijk zijn; de burger moet kunnen weten wat zijn handelen tot gevolg kan hebben. 25 Aangezien aan de Staten een zekere mate van beoordelingsvrijheid wordt toegekend, toetst in beginsel de nationale rechter de vrijheidsberoving aan de nationale wetgeving. Het Hof toetst slechts marginaal of de vrijheidsberoving in overeenstemming is met de nationale wetgeving en artikel 5 EVRM. Alleen in de gevallen waarin evident naar voren komt dat de nationale autoriteiten het interne recht of artikel 5 EVRM hebben geschonden, kan het Hof er op eigen initiatief tussen komen. 26 Naast het vereiste van rechtmatigheid moet de vrijheidsberoving steeds gebeuren met het doel om de verdachte voor een bevoegde rechterlijke instantie te leiden. Dit vereiste geldt voor alle in artikel 5 lid 1 onder c EVRM genoemde gronden. Betekent dit dat de voorgeleiding niet alleen het doel, maar ook het resultaat van de voorlopige hechtenis moet zijn? Nee, dat is niet het geval; in de zaak Brogan heeft het Hof bepaalt dat het doel om de verdachte in kwestie voor een bevoegde rechterlijke instantie te leiden, losstaat van het uiteindelijke resultaat van de voorgeleiding. 27 Mocht na de arrestatie blijken dat de vrijheidsberoving nog steeds te rechtvaardigen is, dan bestaat er voor de Staat wel degelijk een resultaatsverbintenis om de verdachte voor een bevoegde rechterlijke instantie te leiden. In het geval de vrijheidsberoving 22 De Vocht 2012a, aantekening 4 onder a. 23 Harteveld e.a. 2004, p EHRM 24 oktober 1979, 39 en 45 (Winterwerp t. Nederland). 25 Vande Lanotte & Haeck 2004, p Vande Lanotte & Haeck 2004, p EHRM 29 november 1988 (Brogan t. Verenigd Koninkrijk); Vande Lanotte & Hack 2004, p

11 niet meer te rechtvaardigen is, bijvoorbeeld bij onvoldoende bewijs, dan moet de verdachte ingevolge art. 5 lid 3 EVRM onmiddellijk worden vrijgelaten. 28 Met de term bevoegde rechterlijke instantie wordt hetzelfde bedoeld als is opgenomen in artikel 5 lid 3 EVRM. In meerdere zaken maar als eerste in Lawless heeft het Hof bepaald dat artikel 5 lid 1 onder c en lid 3 EVRM in samenhang gelezen dienen te worden. 29 Wanneer bovenstaande het geval is, zal er bovendien een grond nodig zijn waarop de voorlopige hechtenis zal worden gebaseerd. De eerste grond stelt dat voorlopige hechtenis mogelijk is wanneer er sprake is van een redelijk vermoeden dat de persoon in kwestie een strafbaar feit heeft begaan. Allereerst zal er voldaan moeten zijn aan een redelijk vermoeden. In Fox, Campbell en Hartley kwam het Hof tot de conclusie dat een redelijk vermoeden niet gebaseerd kan worden op een persoonlijke ofwel subjectieve benadering; vereist is dat het redelijk vermoeden wordt vastgesteld aan de hand van objectieve criteria. Hierbij kan men gebruik maken van een denkproef: komt een gemiddeld persoon op basis van deze gegevens ook tot een dergelijk redelijk vermoeden? 30 Wat als redelijk gezien kan worden hangt af van de omstandigheden van het geval. 31 Tevens zal er voldaan moeten zijn aan een strafbaar feit. Voor de vraag of er sprake is van een strafbaar feit gaat het Hof uit van een autonome interpretatie van het begrip. Niet alleen de vraag of het nationale recht het feit strafbaar stelt, maar ook de aard en de ernst van het feit zijn van belang om na te gaan of er zich een strafbaar feit voordoet in de zin van artikel 5 lid 1 onder c EVRM. 32 De tweede grond stelt dat voorlopige hechtenis mogelijk is indien het redelijkerwijs noodzakelijk is te beletten dat de persoon in kwestie een strafbaar feit begaat. Het Hof heeft bepaalt dat van deze grond geen algemene werking uitgaat. Personen kunnen niet preventief van hun vrijheid worden beroofd, enkel vanwege de vrees dat zij opnieuw een strafbaar feit zouden kunnen begaan. In de zaak Jecius is dit door het Hof bevestigd. 33 Wil een beroep op deze grond kans van slagen hebben dan zal de verdachte reeds in het verleden veroordeeld dienen te zijn voor vergelijkbare strafbare feiten. Echter, dat is niet genoeg voor de 28 Vandeputte 2001, EHRM 1 juli 1961, 9 (Lawless t. Ierland). 30 EHRM 30 augustus 1990, 31 (Fox, Campbell en Hartley t. Verenigd Koninkrijk); Trechsel 2005, p Vande Lanotte & Haeck 2004, p Trechsel 2005, p ; Vande Lanotte & Haeck 2004, p EHRM 31 juli 2000, 50 (Jecius t. Litouwen),

12 aanvaarding van deze grond. Naast het verleden van de verdachte moeten concrete feiten en de persoonlijkheid van de dader het gevaar op herhaling bevestigen. 34 De derde grond stelt dat voorlopige hechtenis mogelijk is in geval er de vrees bestaat dat de persoon in kwestie zal vluchten nadat hij een strafbaar feit heeft begaan. De toepassing van de voorlopige hechtenis zal niet vaak slagen enkel op de aanwezigheid van deze grond, vaak zal er ook een andere grond aanwezig zijn. De grond voor vluchtgevaar is met name van belang voor het verdere verloop van de vrijheidsberoving; vooral de verlenging van de voorlopige hechtenis zal hierop gebaseerd zijn. Het is echter de vraag of, op den duur, alleen deze grond voldoende zal zijn om de vrijheidsberoving te laten voortduren. 35 Voor de toepassing van deze grond is de dreiging van een gevangenisstraf doorgaans niet voldoende, vaak zijn er nog specifieke (persoonlijke) omstandigheden vereist die het vluchtgevaar aannemelijk maken. 36 In de rechtspraak is nog een vierde grond voor voorlopige hechtenis ontwikkeld: de public disorder. Een beroep op deze grond is alleen mogelijk indien er feiten zijn waaruit blijkt dat, door de verdachte vrij te laten, de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Overwegingen waarbij alleen naar de ernst van het feit wordt gekeken, is in zijn algemeenheid onvoldoende om deze grond aan te nemen. 37 In Nederland wordt de public disorder vertaald als de ernstig geschokte rechtsorde. Echter, in zowel de Nederlandse literatuur als jurisprudentie bestaat er discussie tussen de public disorder enerzijds en de ernstig geschokte rechtsorde anderzijds; deze discussie spitst zich toe op het verschil in abstractieniveau bij de vaststelling van deze grond. Bij het vaststellen van de public disorder zou er, op concrete wijze, gekeken dienen te worden naar de commotie die de vrijlating van de verdachte in maatschappij teweeg zou brengen, terwijl bij het vaststellen van de ernstig geschokte rechtsorde een (relatief) abstracte wijze voldoende is. 38 In de zaken Kanzi 39 en Hendriks 40 heeft het EHRM voor Nederland duidelijkheid gescshapen: tussen de public disorder en de ernstig geschokte rechtsorde bestaat geen wezenlijk verschil. Voorts heeft het EHRM in deze zaken een tweetal aanwijzingen gegeven wanneer de public disorder kan worden aangenomen. Allereerst dient volgens het EHRM te worden gekeken naar de te 34 Vande Lanotte & Haeck 2004, p Vande Lanotte & Haeck 2004, p Harteveld 2004, p De Vocht 2012a, aantekening 13; EHRM 26 juni 1991, 51 (Letellier t. Frankrijk); EHRM 24 juli 2003, 59 (Smirnova t. Rusland). 38 Borgers 2007, p EHRM 5 juli 2007, (Kanzi t. Nederland). 40 EHRM 5 juli 2007, (Hendriks t. Nederland). 12

13 verwachten reactie van de samenleving als er iemand wordt vrijgelaten die van een bijzonder ernstig strafbaar feit wordt verdacht; van minder belang is de te verwachten gedragingen van de verdachte na diens vrijlating. Ten tweede is de mate waarin het strafbare feit in de publiciteit terecht is gekomen niet beslissend. Volgens Borgers wordt door deze aanwijzingen de indruk gewekt dat de vaststelling van de public disorder, net als de ernstig geschokte rechtsorde, een zekere abstractie in zich draagt. 41 Bovendien blijkt uit deze zaken dat een duur van drie dan wel zes maanden voor voorlopige hechtenis, gebaseerd op de grond van de public disorder dan wel de ernstig geschokte rechtsorde, door het EHRM niet als te lang wordt gezien. 42 Artikel 5 lid 1 onder c EVRM biedt aldus voldoende mogelijkheden om een persoon in een strafrechtelijke procedure van zijn vrijheid te beroven. Een redelijk vermoeden dat de verdachte een strafbaar feit heeft begaan is voldoende, althans in de eerste fase: de arrestatie en de periode van vrijheidsberoving die kort daarop volgt. Het blijven bestaan van een grond zoals opgesomd in art. 5 lid 1 onder c EVRM is een conditio sine qua non voor het voortduren van de voorlopige hechtenis. Daarnaast volgt uit artikel 5 lid 3 EVRM dat er naast deze gronden goede redenen moeten bestaan om de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De meest aangehaalde redenen door de nationale autoriteiten om de voorlopige hechtenis te laten voortduren zijn: vluchtgevaar; gevaar voor herhaling van strafbare feiten; ernstige verdenking en ernst van het misdrijf; gevaar voor vernietiging van bewijs en beïnvloeding van getuigen of de ernstig geschokte rechtsorde. 43 Het bestaan van deze gronden dient in concreto te worden getoetst; steeds moet worden aangetoond dat er een dergelijk gevaar of risico bestaat. Bestaan deze gronden niet meer, dan moet de voorlopige hechtenis onmiddellijk worden opgeheven Artikel 6 Het recht op een eerlijk proces Wanneer we uitgaan van de klassieke benadering, ligt in artikel 6 EVRM het recht op een eerlijk proces besloten. 45 Het doel van dit recht is de verdachte te beschermen tegen een willekeurig optredende overheid. 46 Artikel 6 EVRM is onder andere van toepassing indien het 41 Borgers 2007, p Borgers 2007, p Harteveld 2004, p. 56; Van Dijk e.a. 2004, p Vande Lanotte & Haeck 2004, p G.J.M. Corstens e.a 2003, Het Europese strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, p De Vocht 2012b, aantekening 1. 13

14 gaat om een onderzoek naar de gegrondheid van een strafvervolging ( criminal charge ). In de zaak Engel worden drie criteria genoemd die kunnen helpen bij het bepalen of er sprake is van een dergelijke criminal charge: de plaats van het delict in het nationale recht; de aard van het delict en de straf die op het delict staat. 47 Deze drie criteria zijn alternatieven van elkaar; als een van de drie van toepassing is, dan is er sprake van een criminal charge. 48 Met name in het eerste lid van artikel 6 EVRM is het kernrecht gelegen: iedereen heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. In het tweede lid van artikel 6 EVRM wordt gesproken over de onschuldpresumptie en in het derde lid van artikel 6 EVRM worden aan de verdachte enkele verdedigingsrechten toegekend. Voor de vraag of zich nu daadwerkelijk een schending van het recht op een eerlijk proces voordoet, dient de gehele procedure in ogenschouw te worden genomen. 49 In het kader van dit onderzoek en de toepassing van de voorlopige hechtenis, is met name de onschuldpresumptie zoals genoemd in het tweede lid van belang en zal hieronder nader worden uitgewerkt De onschuldpresumptie Beter tien schuldigen vrijuit, dan één onschuldige veroordeeld is een belangrijk adagium in het strafrecht en verwijst naar de onschuldpresumptie zoals is neergelegd in artikel 6 lid 2 EVRM: een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. 50 Deze tien-tegen-één regel heeft in numerieke zin slechts een symbolische kracht, desondanks is de kern van deze stelregel van ongekende waarde: beter ten onrechte vrijgesproken dan ten onrechte veroordeeld. 51 Zo op het eerste gezicht lijkt de presumptie van onschuld enigszins tegenstrijdig te zijn; aan de ene kant het vermoeden van onschuld en aan de andere kant het vermoeden van schuld Echter, van een tegenstrijdigheid kan niet gesproken worden. Het vermoeden dat iemand schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit is nodig wil een verdachte strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. 52 Ook bij de onschuldpresumptie gaat het niet om een feitelijk vermoeden van onschuld, er wordt slechts uitgegaan van de hypothetische onschuld van de 47 Trechsel 2005, p. 16; EHRM 8 juni 1976, 82 (Engel e.a. t. Nederland). 48 Trechsel 2005, p De Vocht 2012b, aantekening Van Sliedrecht 2009, p Van Sliedrecht 2009, p Trechsel 2005, p

15 verdachte. 53 Bij het vermoeden van onschuld zijn volgens Keijzer drie aspecten van belang. Allereerst verleent de onschuldpresumptie, wanneer het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, het recht om vrijuit te gaan. Bij twijfel mag er geen veroordeling plaatsvinden. 54 Het tweede aspect houdt in dat de verdachte behandeld moet worden als een onschuldige. Uit de zaak Minelli volgt dat er geen straf mag worden ondergaan voordat de verdachte in staat is gesteld zijn verdedigingsrechten uit te oefenen en er een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM is gevoerd. Dit heeft zowel betrekking op de straf zelf, als de toepassing van dwangmiddelen met een punitief karakter in het vooronderzoek. Ook biedt de onschuldpresumptie een goede basis voor de criteria die nodig zijn voor de toepassing van dwangmiddelen. Daarnaast mogen bekentenissen niet worden afgedwongen of door misleiding ontfutseld. 55 Het laatste aspect met betrekking tot de onschuldpresumptie stelt dat de verdachte niet zijn eigen onschuld hoeft te bewijzen. Desondanks kan aan de verdachte wel een zekere bewijslast worden toebedeeld, maar hier zijn wel grenzen aan verbonden. 56 Corstens noemt nog twee aspecten van de onschuldpresumptie. Om te beginnen de rechterlijke attitude; de rechter mag niet laten blijken of hij overtuigd is van de schuld of de onschuld van de verdachte. En ten tweede de informatieverstrekking door het Openbaar Ministerie (OM). 57 De informatie die het OM in de media openbaar maakt, mag geen oordeel geven over de schuld van de verdachte. 58 Wel mag de informatie een staat van verdenking inhouden Van Sliedrecht 2009, p Keijzer 1987, p Keijzer 1987, p ; EHRM 25 maart 1983, 37 (Minelli t. Zwitserland). 56 Keijzer 1987, p ; EHRM 7 oktober 1988, 28 (Salabiaku t. Frankrijk). 57 Corstens 2008, p. 58; EHRM 6 december 1988, (Barbera t. Spanje). 58 Corstens 2008, p. 58; EHRM 10 februari 1995, 41 (Allenet de Ribemont t. Frankrijk). 59 EHRM 28 november 2002 (Marziano t. Italië). 15

16 Hoofdstuk 3 De wettelijke kenmerken inzake voorlopige hechtenis Het Wetboek van Strafvordering kent diverse opeenvolgende vrijheidsbenemende dwangmiddelen: de aanhouding, het ophouden voor onderzoek, de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis. De voorlopige hechtenis kan gezien worden als een van de meest ingrijpende van allen en is geregeld in het eerste boek van het WvSv, onder de tweede afdeling van titel IV: Eenige bijzondere dwangmiddelen. Volgens artikel 133 Sv waarin de formele definitie van de voorlopige hechtenis wordt omschreven wordt onder voorlopige hechtenis de vrijheidsbeneming ingevolge enig bevel van bewaring, gevangenhouding of gevangenneming verstaan. Voorlopige hechtenis is derhalve een verzamelnaam en omvat de door de strafrechter bevolen vormen van vrijheidsbeneming voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de veroordeling Een korte geschiedenis van de voorlopige hechtenis Volgens Uit Beijerse kan de geschiedenis van de voorlopige hechtenis grofweg worden opgedeeld in vier perioden; in deze perioden waren grote maatschappelijke veranderingen van invloed op wijze waarop naar de voorlopige hechtenis werd gekeken. De eerste periode loopt van 1838 tot 1886; een periode waarin met name de opvattingen van de Klassieke Richting centaal stonden. 61 In het eerste WvSv uit 1838 is het fundament van onze huidige wettelijke regeling inzake de voorlopige hechtenis neergelegd. Voor de toepassing van de voorlopige hechtenis diende voldaan te zijn aan drie onafhankelijke materiële voorwaarden: (a) een genoegzame betekenis van de strafzaak (een feit van een zekere ernst); (b) een voldoende aanwijzing van schuld (meer dan een simpele verdenking) en (c) een afdoende reden (bijzondere grond). De voorlopige hechtenis werd met name beschouwd als een middel ter verzekering van de op te leggen straf. 62 De tweede periode loopt van 1886 tot 1926; in deze periode kwam de Moderne Richting opzetten. Naast het nemen van een voorschot op de straf werd ook het terugdringen van de recidive als belangrijk doel van de voorlopige hechtenis gezien. 63 De derde periode loopt van 1926 tot 1969; een periode die wordt gekenmerkt door autoritaire opvattingen. Naast de speciale preventie en het terugdringen van de recidive, werd er nog een belangrijk doel van de 60 Corstens 2008, p Uit Beijerse 1998, p Groenhuijsen 2000, p Uit Beijerse 1998, p. 7 en

17 voorlopige hechtenis geïntroduceerd: de gezagshandhaving door generale preventie. 64 Door de onmiddellijke toepassing van voorlopige hechtenis als reactie op een strafbaar feit werd het staatsgezag bevestigd. 65 De vierde periode loopt van 1969 tot 1974; in deze periode was met name de democratisering van groot belang. Als gevolg hiervan werd in 1974 de voorlopige hechtenis herzien, met als voornaamste doel het terugdringen van de toepassing van de voorlopige hechtenis. De gronden werden aangescherpt; de duur ervan werd verkort door deze te verbinden aan een maximumtermijn; de mogelijkheden tot schorsing werden uitgebreid en voor de rechter ontstond de plicht om de voorlopige hechtenis af te trekken van de uiteindelijke straf. 66 De wettelijke regeling inzake de toepassing van de voorlopige hechtenis is na deze herziening in grote lijnen hetzelfde gebleven; echter, de mogelijkheden om verdachten voorlopig te hechten zijn alleen maar toegenomen Bewaring, gevangenhouding of gevangenneming De bewaring is de eerste fase van de voorlopige hechtenis en is geregeld in artikel 63 Sv. Volgens lid 1 van hetzelfde artikel kan de rechter-commissaris, op verzoek van de Officier van Justitie (OvJ), een bevel tot bewaring verlenen. Bij toewijzing van het verzoek kan de verdachte, ingevolge artikel 64 lid 1 Sv, voor een termijn van maximaal veertien dagen in bewaring worden gehouden. 68 Na afloop van deze veertien dagen kan de OvJ van mening zijn dat de verdachte langer vastgehouden moet worden en kan hij de rechtbank ingevolge artikel 65 lid 1 Sv verzoeken om een bevel tot gevangenhouding. 69 De gevangenhouding is de tweede fase van de voorlopige hechtenis en moet door de fase van bewaring zijn voorafgegaan. 70 Volgens artikel 66 lid 1 Sv kan een bevel tot gevangenhouding voor maximaal negentig dagen worden verleend. Wanneer de gevangenhouding voor minder dan 90 dagen wordt verleend, dan kan de OvJ aan de hand van artikel 66 lid 3 Sv tot tweemaal toe een verzoek tot verlenging indienen, mits de gevangenhouding in zijn totaliteit niet meer dan negentig dagen bedraagt. 71 De derde vorm van voorlopige hechtenis is de gevangenneming en kan ingevolge artikel 65 lid 2 Sv ambtshalve of op verzoek van de OvJ worden bevolen. De 64 Uit Beijerse 1998, p Groenhuijsen 2000, p Reijntjes 1994, p. 9-10; Kamerstukken II, , 9994, nr. 3 (MvT), p Groenhuijsen 2000, p Corstens 2008, p Stamhuis 2011a, aantekening 1. Het is bovendien niet langer de rechter-commissaris, maar de raadkamer van de rechtbank die beslist over de voortzetting van de voorlopige hechtenis. 70 Corstens 2008, p Stamhuis 2011b, aantekening 1 en 4. 17

18 gevangenneming heeft dezelfde rechtsgevolgen als de gevangenhouding; het verschil zit hem in het feit dat bij de gevangenhouding de verdachte reeds in bewaring is geplaatst, terwijl de verdachte bij de gevangenneming nog op vrije voeten rondloopt De voorwaarden van de voorlopige hechtenis Wil de voorlopige hechtenis toegepast kunnen worden dan dient er voldaan te zijn aan vier wettelijke voorwaarden; deze voorwaarden vormen de kern van de voorlopige hechtenis en zijn neergelegd in de artikelen 67 en 67a Sv. Allereerst moeten er ernstige bezwaren zijn, daarnaast moet er sprake zijn van zowel een geval als een grond en tot slot moet de rechter een zogenoemde anticipatietoets uitvoeren. 73 Deze voorwaarden zullen hieronder nader worden uitgewerkt Ernstige bezwaren Als eerste voorwaarde moeten er volgens artikel 67 lid 3 Sv ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte. Een redelijk vermoeden zoals bedoeld in artikel 27 Sv is niet voldoende, er moet een stevige verdenking zijn. 74 Wanneer nu precies sprake is van een redelijk vermoeden en van ernstige bezwaren is niet altijd duidelijk; een scherpe grens ontbreekt en vaak hangt het af van de omstandigheden van het geval. 75 In zekere zin moet het waarschijnlijk zijn dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan Gevallen van voorlopige hechtenis De wetgever wilde de toepassing van de voorlopige hechtenis nog verder beperken. Naast de kwalitatieve voorwaarde van de ernstige bezwaren stelde de wetgever een abstractere tweede voorwaarde; de voorlopige hechtenis mag alleen worden opgelegd indien er sprake is van een in het wetboek omschreven geval. 77 Deze gevallen worden opgesomd in artikel 67 lid 1 en 2 Sv en kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld. De eerste categorie van gevallen is te vinden in artikel 67 lid 1 onder a Sv en kan gezien worden als de hoofdregel: een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Uit het zinsdeel naar de wettelijke 72 Stamhuis 2011a, aantekening Corstens 2008, p Corstens 2008, p Reijntjes 2011, aantekening Stamhuis 2011, aantekening Reijntjes 2011, aantekening 4. 18

19 omschrijving volgt dat er geen rekening mag worden gehouden met algemene strafverzwarende of strafverlichtende omstandigheden. Met strafverzwarende of strafverlichtende omstandigheden die in bijzondere delictsomschrijvingen zijn opgenomen mag wel rekening worden gehouden; zo kan bijvoorbeeld voor een poging tot diefstal voorlopige hechtenis worden opgelegd. 78 De tweede categorie van gevallen is omschreven in artikel 67 lid 1 onder b en c Sv en zijn te definiëren als toegevoegde delicten. Hoewel deze toegevoegde delicten niet voldoen aan de in de hoofdregel gestelde eis van een gevangenisstraf van minimaal vier jaren of meer, heeft de wetgever in deze gevallen de voorlopige hechtenis wel mogelijk willen maken. 79 De derde en laatste categorie is te vinden in artikel 67 lid 2 Sv: indien de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennis nemen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld. Het gaat om verdachten die in het buitenland woonachtig zijn; dakloos zijn of hun persoonsgegevens niet willen geven. De ratio van deze bepaling is het voorkomen van onttrekking aan de vervolging en de berechting van een strafbaar feit en de eventuele executie van de opgelegde straf Gronden voor voorlopige hechtenis Naast de voorwaarden van ernstige bezwaren en een geval van voorlopige hechtenis, is de derde voorwaarde voor de toepassing van de voorlopige hechtenis de aanwezigheid van een grond. Een grond wordt gelijk gesteld met een door de wetgever gekozen doel waarop voorlopige hechtenis is toegestaan. 81 De gronden zijn limitatief opgenomen in artikel 67a Sv; andere gronden waarop de toepassing van de voorlopige hechtenis kan worden gebaseerd zijn er niet. 82 Vluchtgevaar De eerste grond is opgenomen in artikel 67a lid 1 onder a Sv: indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte, of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, 78 Corstens 2008, p. 405; Stamhuis 2011c, aantekening Corstens 2008, p. 406; Stamhuis 2011c, aantekening 2. Enkele voorbeelden van sub b zijn discriminatiedelicten (art. 137c, d, e, g telkens lid 2 Sr), bedreiging (art. 285 Sr), mishandeling (art. 300 Sr), verduistering (art. 321 Sr), vernieling (art. 350 Sr); enkele voorbeelden van sub c zijn het veroorzaken van lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 175 lid 1 onderdeel b WVW 1994) en het gebruik van voorwetenschap en marktmanipulatie (art. 5:56 e.v. Wet op het financieel toezicht). 80 Corstens 2008, p Corstens 2008, p Stamhuis 2011d, aantekening 1. 19

20 blijkt van ernstig gevaar voor vlucht. Wil deze grond aangenomen worden, dan zal er meer moeten zijn dan een algemeen gevaar voor vlucht. Een vluchtgevaar in combinatie met een hoge gevangenisstraf die de verdachte boven het hoofd hangt of het feit dat de verdachte een buitenlander is, is niet voldoende. Er moeten concrete feiten of omstandigheden zijn die erop duiden dat de verdachte voornemens is om te vluchten. 83 Dit kan blijken uit gedragingen van de verdachte, zoals eerdere pogingen om te vluchten, eventuele voornemens om te vluchten of ergens onder te duiken om een aanhouding te voorkomen. Daarnaast kunnen ook persoonlijke omstandigheden een rol spelen, bijvoorbeeld de moraal van de verdachte, bezigheden, bezittingen, familiebanden en de banden met het land van vervolging. 84 De voorlopige hechtenis mag niet enkel en alleen worden bevolen op basis van deze grond; bovendien vermindert het gevaar voor vlucht naarmate de tijd verstrijkt. 85 Gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid De volgende algemene grond is opgenomen in artikel 67a lid 1 onder b Sv: de gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid waarvan uit bepaalde omstandigheden moet blijken. Deze grond wordt in lid 2 in een limitatieve opsomming van vier omschreven redenen nader geconcretiseerd. Wanneer zich één van deze situaties voordoet, is dat voldoende voor de toepassing van de voorlopige hechtenis. 86 Geschokte rechtsorde De eerste reden staat in artikel 67a lid 2 onder 1 Sv: indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt. Het eerste vereiste is redelijk concreet en spreekt in feite voor zich, het moet gaan om een strafbaar feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. Niet bij alle misdrijven die door een gevangenisstraf van twaalf of meer jaren worden bedreigd is de rechtsorde ernstig geschokt. 87 Het tweede vereiste is dan ook dat het moet gaan om een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt; maar wanneer is er nu precies sprake van een ernstig geschokte rechtsorde? In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de 83 Reijntjes 2008a, aantekening 4; Corstens 2008, p Reijntjes 2008a, aantekening Corstens 2008a, p. 408, Reijntjes 2008a, aantekening Reijntjes 2008a, aantekening Reijntjes 2008a, aantekening

21 maatschappelijke onrust over een ernstig strafbaar feit moet worden tegengegaan. 88 Niet is vereist dat het door de verdachte gepleegde feit daadwerkelijk tot maatschappelijke onrust leidt; vereist is dat het strafbare feit in concreto zo ernstig is dat het in strijd is met de heersende rechtsovertuiging en dat de samenleving het niet zou kunnen begrijpen en kunnen aanvaarden als de verdachte in het licht van zijn berechting op vrije voeten zou mogen rondlopen. 89 Recidivegevaar De tweede reden is te vinden in artikel 67a lid 2 onder 2 Sv: indien er rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan: waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan. 90 Deze tweede reden wordt in de praktijk het meest gebruikt en wordt in de praktijk meestal aangeduid met de vrees voor herhaling. Echter, het hoeft niet om hetzelfde strafbare feit te gaan als dat waarvoor de verdachte is aangehouden, maar wel om verwante delicten. 91 De vrees voor herhaling is een gegronde reden om voorlopige hechtenis toe te passen; in veel gevallen weegt het belang van de samenleving zwaarder dan het belang van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten. 92 Desondanks is de toepassing van deze reden niet geheel zuiver; hoe kun je nu vaststellen of er een daadwerkelijk gevaar voor herhaling is? Volgens Reijntjes biedt het spreekwoord eens een dief altijd een dief ook niet het juiste uitgangspunt voor de toepassing van de voorlopige hechtenis. 93 Volgens Corstens wordt het recidivegevaar bepaald aan de hand van de ernst van het delict en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. 94 De derde reden valt ook onder het recidivegevaar en is opgenomen in artikel 67a lid 2 onder 3 Sv: indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de 88 Reijntjes 2008a, aantekening Rb. Zwolle 29 augustus 1983, NJ 1983, Bij de veiligheid van de staat kan men denken aan misdrijven tegen de veiligheid van de staat; bij de gezondheid en veiligheid van personen kan men denken aan misdrijven uit de Opiumwet en vuurwapendelicten; bij een algemeen gevaar voor goederen dient men te kijken in Titel VII van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht. 91 Reijntjes 2008a, aantekening 6; Stamhuis 2011, aantekening 3 onder b. 92 Corstens 2008, p Reijntjes 2008a, aantekening Corstens 2008, p

22 verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en voorts er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan. De grens van zes jaar in de voorgaande reden zorgde niet altijd voor bevredigende uitkomsten; steeds maar in herhaling vallende winkeldieven, vandalen en verduisteraas vielen hier namelijk niet onder. Sinds 1995 is deze reden daarom in het artikel opgenomen en kunnen veelplegers ook voorlopig worden gehecht. 95 De gedachte hierachter is dat de veelpleger zich zal laten behandelen, zodat deze groep in de toekomst niet meer in herhaling zal vallen. 96 Collusiegevaar De vierde en laatste gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid staat in artikel 67a lid 2 onder 4 Sv: indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. Deze reden staat beter bekend als het collusiegevaar en wordt in de praktijk veel gebruikt. 97 Hiervan is sprake indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte, wanneer hij zich op vrije voeten zou bevinden, getuigen zou bewerken of sporen van het misdrijf of middelen waarmee het strafbare feit is begaan, zou vernietigen of wegwerken. Dit redelijke vermoeden moet blijken uit concrete feiten en (persoonlijke) omstandigheden 98 Toepassing van de voorlopige hechtenis op basis van deze reden mag niet enkel worden gebruikt om de verdachte te verhoren of om een bekentenis af te dwingen, dat is namelijk in strijd met het zwijgrecht zoals is neergelegd in artikel 29 lid 1 Sv. 99 Het gevaar voor het onderzoek hoeft niet te allen tijde uit de verdachte zelf te komen. De voorlopige hechtenis op basis van deze reden kan ook worden bevolen indien het bijvoorbeeld nodig is om bewijsmateriaal veilig te stellen of getuigen ongestoord te kunnen horen. Een bevel tot voorlopige hechtenis op basis van collusiegevaar wordt met name in de vroege fase van het onderzoek naar het strafbare feit afgegeven Stamhuis 2011, aantekening 3 onder c. 96 Reijntjes 2008a, aantekening Corstens 2008, p. 410; Reijntjes 2008a, aantekening Stamhuis 2011, aantekening 3 onder d. 99 Corstens 2008, p Melai e.a. 2010, aantekening 9. 22

23 3.3.4 Het anticipatiegebod Naast de drie voorgaande voorwaarden voor de toepassing van de voorlopige hechtenis ernstige bezwaren, gevallen en gronden is de vierde voorwaarde het anticipatiegebod en staat in artikel 67a lid 3 Sv: een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, wanneer ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel. Het anticipatiegebod staat in verbinding met artikel 27 lid 1 Sr (de verplichte aftrekregeling) en kan gezien worden als een uitwerking van het proportionaliteitsbeginsel. De voorlopige hechtenis mag namelijk niet worden opgelegd of worden verlengd, als de verwachting bestaat dat de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel niet zal worden opgelegd of minder lang zal duren dan de voorlopige hechtenis. 101 De rechter die over de voorlopige hechtenis moet beslissen moet als het ware anticiperen op wat de zittingsrechter zal doen. 102 De achterliggende gedachte van deze voorwaarde is dat de voorlopige hechtenis een zwaar dwangmiddel is en vooruitloopt op een toekomstige beslissing en daar moet men voorzichtig mee zijn Schorsing van de voorlopige hechtenis Sinds 1926 kent het WvSv de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis op te schorten of, indien de voorlopige hechtenis al is begonnen, te schorsen. Alleen de regeling van de schorsing is in de artikelen 80 t/m 87 Sv door de wetgever volledig uitgewerkt; in artikel 88 Sv is bepaald dat de regeling van de schorsing ook van toepassing is op de opschorting van de voorlopige hechtenis. 104 Volgens artikel 80 lid 1 Sv kan de rechter ambtshalve, op vordering van het OM of op verzoek van de verdachte bevelen dat de voorlopige hechtenis zal worden geschorst, zodra de verdachte al of niet onder zekerheidsstelling zich, in de vorm door de rechter te bepalen, bereid heeft verklaard tot nakoming van de aan de schorsing te verbinden voorwaarden. Of schorsing mogelijk is hangt af van de omstandigheden van het geval. De persoonlijke belangen van de verdachte worden door de rechter afwogen tegen de strafvorderlijke en 101 Reijntjes 2008a, aantekening 11; Corstens 2008, p Corstens 2008, p Stamhuis 2011, aantekening Reijntjes 2008b, aantekening 3. 23

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis SAMENVATTING Tekst en uitleg maart 2017 Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis 2 College voor de Rechten van de Mens Aanleiding Een verdachte die in voorlopige hechtenis zit, is nog niet

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM

De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM Foto Marten Hoogstraat (whiteframe.nl) Uit Ars Aequi februari 2012, p. 95 Masterscriptie Lily van Poucke S408631 Universiteit van Tilburg Master

Nadere informatie

Het Europees surveillancebevel, een welkome effectieve maatregel?

Het Europees surveillancebevel, een welkome effectieve maatregel? Het Europees surveillancebevel, een welkome effectieve maatregel? Een onderzoek naar de invloed van het voorstel-kaderbesluit Europees surveillancebevel op de Nederlandse praktijk inzake voorlopige hechtenis.

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis vs. artikel 5 & 6 EVRM

Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis vs. artikel 5 & 6 EVRM Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis vs. artikel 5 & 6 EVRM Masterscriptie ter afronding van de Master Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Universiteit van Tilburg Door: Joris van

Nadere informatie

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing 3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige

Nadere informatie

Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht

Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht Barbara Scheffelaar Klots Universiteit van Tilburg 12 juni 2012 Voorstel van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 360 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 19-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 365458 - KG ZA 10-564 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

U wordt verdacht. Inhoud

U wordt verdacht. Inhoud Inhoud Deze brochure 3 Aanhouding en verhoor 3 Inverzekeringstelling 3 Uw advocaat 4 De reclassering 5 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 Beperkingen en rechten 5 Voorgeleiding bij de officier

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof?

De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof? De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof? Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de huidige en toekomstige wetgeving inzake voorlopige hechtenis van verdachten van

Nadere informatie

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen. U wordt verdacht Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden en blinden. * Waar in deze brochure hij staat,

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) Aan Mevrouw/Mijnheer de Voorzitter van de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Brussel Justitiepaleis Poelaertplein

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 U WORDT VERDACHT INHOUD Deze brochure 3 Aanhouding en verhoor 3 Inverzekeringstelling 4 De reclassering 5 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 Beperkingen en rechten 6 Voorgeleiding bij de

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EHRM

De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EHRM De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EHRM In hoeverre is de voorlopige hechtenis zowel de wettelijke regeling alsmede de manier waarop die in Nederland door rechters wordt toegepast

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 460 Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3 Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling datum 7 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

de schop? Roel Joosen ANR Scriptie in de strafrechtswetenschappen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid

de schop? Roel Joosen ANR Scriptie in de strafrechtswetenschappen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid De voorlopige hechtenis op de schop? Roel Joosen ANR 379313 Scriptie in de strafrechtswetenschappen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid Master Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Onder begeleiding

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Voeging ad informandum in strafzaken

Voeging ad informandum in strafzaken Voeging ad informandum in strafzaken A.A. Franken Gouda Quint BV (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 1993 Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen IX 1. Introductie 1.1 Het begin van de voeging ad

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv]

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 916 Bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Voorstel van wet. Artikel 1

Voorstel van wet. Artikel 1 Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) Voorstel van wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag. Rapport Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag. Datum: 27 september 2011 Rapportnummer: 2011/281 2 Klacht Verzoeker klaagt

Nadere informatie

Inhoudsopgave. N.B. Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Inhoudsopgave. N.B. Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen. U wordt verdacht Inhoudsopgave Deze brochure 2 Aanhouding en verhoor 2 Inverzekeringstelling 2 Uw advocaat 3 De reclassering 3 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 4 Beperkingen en rechten

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 319 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis

Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis Concept wetsvoorstel Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017 walificatiedossier: BOA OV Module 4 Meer strafrecht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en als onderdeel van de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Aanhouding en inverzekeringstelling

Aanhouding en inverzekeringstelling Aanhouding en inverzekeringstelling 1 U bent aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Wat zijn uw rechten? U wordt verdacht van een strafbaar feit. De Rechercheur Opsporing van de Inspectie SZW

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie 1 In Nederland is er wel een definitie van verdachte. Artikel 27 lid 1 Sv.: - Als verdachte wordt vóór de vervolging is aangevangen,

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

Voorlopige hechtenis

Voorlopige hechtenis 2016 Voorlopige hechtenis EEN ONDERZOEK NAAR DE UITBREIDING VAN GRONDEN EN DE GERINGE TOEPASSING VAN SCHORSING ONDER ZEKERHEIDSTELLING Naam: Mats Groot Begeleider: Mw. mr. M. Steen Inleverdatum: 29 juli

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie