De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof?
|
|
- Julius van der Horst
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof? Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de huidige en toekomstige wetgeving inzake voorlopige hechtenis van verdachten van een terroristisch misdrijf met de preventieve hechtenis als in art. 5 EVRM. Bron: ( Phebe Sanders (649397) Faculteit der Rechtsgeleerdheid, master Rechtsgeleerdheid Onder begeleiding van: mevr. mr. S.R.B. Walther Tilburg University, 2017
2 De Nederlandse voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten Straatsburgproof? Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de huidige en toekomstige wetgeving inzake voorlopige hechtenis van verdachten van een terroristisch misdrijf met de preventieve hechtenis als bedoeld in art. 5 EVRM. Phebe Sanders (649397) Faculteit der Rechtsgeleerdheid, master Rechtsgeleerdheid Onder begeleiding van: mevr. mr. S.R.B. Walther Tilburg University, 2017
3 Voorwoord Voor u ligt mijn masterthesis die ik heb geschreven in het kader van de afronding van mijn Master Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg. Het idee om deze thesis te schrijven over de voorlopige hechtenis van verdachten van terroristische misdrijven is ontstaan vanuit mijn interesse in de rechten van verdachten binnen het Nederlandse strafprocesrecht. Hieronder vallen ook de rechten van verdachten van terroristische misdrijven. Deze verdachten worden mijns inziens gemakkelijker in hun rechten beperkt dan verdachten van reguliere misdrijven, ondanks de praesumptio innocentiae die binnen ons strafrecht centraal staat een ieder dient als onschuldig te worden gehouden tot het tegendeel bewezen is. Vanuit deze gedachte is deze thesis dan ook geschreven. Deze thesis met de daaruit voortvloeiende conclusie is bedoeld als reactie op de wetsvoorstellen van de Minister van Veiligheid en Justitie ter wijziging van de voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten. De thesis is dan ook tot stand gekomen naar aanleiding van de berichten vanuit de overheid inzake het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering en het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme. Naar aanleiding van het schrijven van deze thesis wil ik een aantal mensen bedanken. Allereerst wil ik mijn thesisbegeleidster, mevrouw mr. S.R.B. Walther bedanken voor de adviezen en feedback die zij heeft gegeven gedurende mijn thesistraject. Door haar adviezen werd ik gedurende mijn onderzoek in goede banen geleid, zodat uiteindelijk deze thesis voor u ligt. Daarnaast wil ik mijn familie en vrienden bedanken, van wie met name mijn ouders. Het heeft enige studies en jaren geduurd voordat ik eindelijk kan zeggen dat ik Meester in de Rechten ben, maar het moment is bijna daar. Bedankt voor jullie onvoorwaardelijke steun gedurende dit gehele traject, zonder jullie was dit niet gelukt. Phebe Sanders, Tilburg, 26 mei 2017
4 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding van het onderzoek Probleemstelling Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Methoden van onderzoek Leeswijzer 5 Hoofdstuk 2 De preventieve detentie van terrorismeverdachten in Nederland Inleiding De voorwaarden voor de preventieve detentie Inleiding De gevallen van voorlopige hechtenis art. 67 Sv De ernstige bezwaren De gronden van voorlopige hechtenis art. 67a Sv Het anticipatiegebod Tussenconclusie 11 Hoofdstuk 3 De voorgestelde regelingen inzake de preventieve detentie ten aanzien van terrorismeverdachten Inleiding Het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering Inleiding De codificatie van de proportionaliteit en subsidiariteit De vereenvoudiging van de verdenkingscriteria bij de voorlopige hechtenis De wijziging van de regeling van de gevangenhouding De vrijheidsbeperkende maatregel Het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme Tussenconclusie 17 Hoofdstuk 4 De rechtmatigheid van de preventieve vrijheidsbeneming volgens het EHRM Inleiding Het recht op vrijheid uit 5 lid 1 EVRM De criteria voor vrijheidsbeneming uit artikel 5 lid 1 sub c EVRM Inleiding Rechtmatige wijze van arrestatie of detentie Het strafrechtelijke doel Gronden van vrijheidsbeneming De waarborgen voor de voortzetting van de preventieve vrijheidsbeneming Inleiding Promptly and automatic Berechting of vrijlating binnen een reasonable time Tussenconclusie 29 Hoofdstuk 5 De verenigbaarheid met artikel 5 EVRM Inleiding Het Wetsvoorstel Modernisering in het licht van art. 5 EVRM Inleiding De proportionaliteit en subsidiariteit in het licht van het EVRM De vereenvoudiging van de verdenkingscriteria in het licht van het EVRM 31
5 5.2.4 De gevangenhouding in het licht van het EVRM De vrijheidsbeperkende maatregel in het licht van het EVRM Het Wetsvoorstel Terrorisme in het licht van art. 5 EVRM Tussenconclusie 35 Hoofdstuk 6 Conclusie 36 Literatuurlijst 40 Jurisprudentielijst 45 Lijst van gebruikte afkortingen 47
6 Hoofdstuk 1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt allereerst de aanleiding voor deze thesis beschreven. Daarna wordt het probleem dat centraal staat in dit onderzoek geschetst en wordt de onderzoeksvraag met bijbehorende deelvragen gegeven. Vervolgens worden de methoden van onderzoek van deze thesis toegelicht en de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van deze thesis beschreven. Ten slotte is in de leeswijzer beschreven wat er in ieder afzonderlijk hoofdstuk wordt behandeld. 1.1 Aanleiding van het onderzoek Op 25 augustus jl. heeft de (oud-)minister van Veiligheid en Justitie (minister) een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin hij schrijft dat hij voornemens is de bepaling omtrent de voorlopige hechtenis van verdachten van terroristische misdrijven uit artikel (art.) 67 lid 4 Wetboek van Strafvordering (Sv) uit te breiden naar aanleiding van de door de Kamer aanvaarde motie Segers/Samson. 1 Deze motie was ingediend naar aanleiding van de problematiek rondom terrorisme en de aanslagen in onder andere Brussel. Dit voornemen is vervolgens opgenomen in het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme. 2 Dit wetsvoorstel, dat inmiddels met de Memorie van Toelichting aan de Tweede Kamer is gezonden, beoogt het mogelijk te maken de verdachte(n) van terroristische misdrijven na afloop van de bewaring maximaal 30 dagen gevangen te houden zonder dat er sprake hoeft te zijn van ernstige bezwaren. Hierdoor moet het mogelijk worden om een ingewikkeld omvangrijk onderzoek naar terroristische activiteiten te voltooien, aldus de minister. 3 Naast dit specifieke wetsvoorstel beoogt de minister een herziening van het gehele Wetboek van Strafvordering. 4 Dit wordt bewerkstelligd middels het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering. 5 De voorwaarden voor de toepassing van de voorlopige hechtenis inzake verdachten van terroristische misdrijven worden in die zin gewijzigd dat deze verdachten maximaal voor één jaar in gevangenhouding kunnen worden gezet. 6 1 Kamerstukken II 2015/16, nr. 379 & Kamerstukken II 2015/16, nr. 394 p Hierna: Wetsvoorstel Terrorisme. 3 Kamerstukken II 2015/16, nr. 394 in samenhang met het onderzoek van B. van Gestel & C.J. de Poot Evaluatie Wet opsporing terroristische misdrijven, (Cahier ) februari 2014, (zoek op: Evaluatie Wet opsporing terroristische misdrijven), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering). 5 Hierna: Wetsvoorstel Modernisering. 6 Kamerstukken II 2015/ , nr. 278, p. 2. 1
7 Momenteel zijn de eerste twee nieuwe Wetboeken van Strafvordering aangeboden ter consultatie, zodat adviesorganen zoals de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak advies kunnen geven ten aanzien van deze Wetboeken Probleemstelling In het huidige Nederlandse strafprocesrecht zijn de voorwaarden voor de toepassing van de voorlopige hechtenis inzake verdachten van terroristische misdrijven geregeld in de art. 67 juncto (jo.) 67a Sv. 8 Het doel is krachtens art. 67a Sv het voorkomen van vlucht van de verdachte of een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid. Wanneer hieraan is voldaan, kan de verdachte van terroristische misdrijven op grond van art. 67 lid 4 Sv voor maximaal veertien dagen in bewaring worden gesteld zonder dat er wordt getoetst aan de eis van ernstige bezwaren als in art. 67 lid 3 Sv. Hierdoor is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit als in art. 27 Sv voldoende. 9 Vervolgens dient bij de gevangenhouding en neming wel sprake te zijn van ernstige bezwaren. In artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is het fundamentele recht op vrijheid geregeld. De preventieve hechtenis is toegestaan mits voldaan is aan de door het EVRM en Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan lid 1 sub c gestelde eisen in samenhang met lid 3 van art. 5 EVRM. Het uitgangspunt van het EHRM is dat niet snel tot vrijheidsbeneming mag worden besloten, het recht op vrijheid weegt in beginsel zwaarder, aldus Gerards e.a. 10 Daarnaast is een redelijk vermoeden na enige tijd niet meer voldoende. Daarom wordt er een sterkere verdenking vereist waarbij de redenen die ten grondslag liggen aan de voorlopige hechtenis relevant and sufficiënt moeten zijn om de preventieve vrijheidsbeneming te rechtvaardigen, aldus het Hof. 11 In de vorige paragraaf is aangegeven dat de minister momenteel en in de toekomst minder eisen wenst te stellen ten aanzien van de toepassing en de voortduring van voorlopige 7 (zoek op: consultatie wetboeken 1 en 2 Sv). In Wetboek 2 van het Nieuwe Wetboek van Strafvordering is de voorlopige hechtenis geregeld. 8 Van een terroristisch misdrijf is krachtens art. 83 Sr sprake indien het gaat om een van de in lid 1 tot en met lid 3 genoemde misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht, de Kernenergiewet, Wet wapens en munitie, Wet op de economische delicten of de Wet explosieven voor civiel gebruik. Daarnaast vereist lid 1 dat het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk en lid 2 dat op het misdrijf een gevangenisstraf is gesteld. 9 Artikel 27 Sv: Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. 10 Gerards e.a. 2013, p & zie o.a. EHRM 24 juli 2003, nrs /99; 48183/99 (Smirnova t. Rusland) Zie o.a. EHRM 28 oktober 1994, nr /88 (Murray t. Verenigd Koninkrijk) 55 & Sottiaux 2008, p
8 hechtenis bij terrorisme verdachten, terwijl het Europees Hof juist méér vraagt. Het is daarom de vraag of deze wijze van toepassing van de voorlopige hechtenis bij verdenking van een terroristisch misdrijf verenigbaar is met de eisen die het EVRM en het Europees Hof stellen aan de rechtmatige (voortzetting van) preventieve vrijheidsbeneming uit art. 5 EVRM. Hierdoor is de vraag gerezen of de huidige en toekomstige wetgeving verenigbaar is met de preventieve hechtenis van art. 5 EVRM. Ten aanzien van deze probleemstelling is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd die in deze thesis zal worden beantwoord: Voldoet de in het Wetsvoorstel modernisering Wetboek van Strafvordering en het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme voorgestelde regeling inzake voorlopige hechtenis van verdachten van een terroristisch misdrijf aan de voorwaarden die het EHRM stelt aan de preventieve vrijheidsbeneming als bedoeld in art. 5 lid 1 sub c EVRM? Ter beantwoording van deze hoofdvraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd die ieder afzonderlijk in een hoofdstuk worden beantwoord: 1. Wat is preventieve detentie en hoe is preventieve detentie van terrorismeverdachten in de Nederlandse wetgeving geregeld? 2. Hoe ziet de voorgestelde regeling inzake preventieve detentie ten aanzien van terrorismeverdachten eruit in het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering en het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme en wat beogen deze voorgestelde regelingen te wijzigen ten opzichte van de huidige regeling? 3. Welke voorwaarden stelt het EHRM aan de preventieve vrijheidsbeneming zoals bedoeld in art. 5 lid 1 sub c EVRM en in hoeverre is de aard van het misdrijf daarbij van invloed? 4. Voldoen de voorgestelde regelingen aan de voorwaarden die het EHRM stelt aan preventieve detentie zoals bedoeld in art. 5 lid 1 sub c EVRM? 1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Het doel van dit onderzoek is het verschaffen van inzicht in de verenigbaarheid van de huidige en toekomstige wetgeving inzake voorlopige hechtenis van verdachten van terroristische misdrijven met het toetsingskader van de preventieve hechtenis uit art. 5 EVRM. Er is door verschillende auteurs eerder onderzoek gedaan naar de verenigbaarheid van de huidige wetgeving omtrent voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten met art. 5 3
9 EVRM. 12 Daarnaast heeft de minister het Wetsvoorstel Terrorisme getoetst aan de criteria van de preventieve vrijheidsbeneming krachtens art. 5 EVRM en hebben verschillende adviesorganen zich uitgelaten over dit wetsvoorstel in het licht van art. 5 EVRM. 13 Echter, een onderzoek naar de verenigbaarheid van beide in deze thesis centraal staande toekomstige wetgeving ontbreekt nog. Derhalve is gekozen om beide wetsvoorstellen te onderzoeken binnen deze thesis en op die manier een bijdrage te leveren in de discussie binnen de rechtspraktijk inzake de voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten. Ten slotte heeft het onderzoek een maatschappelijke relevantie omdat de wetsvoorstellen betrekking hebben op de beperking van de rechten en vrijheden van een specifieke groep verdachten, die hierdoor mogelijk langere tijd onschuldig vastzitten Methoden van onderzoek 15 Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van theoretisch- en literatuuronderzoek. Voor de hoofdstukken 2 en 3 zijn de Nederlandse wet- en regelgeving, jurisprudentie van de Nederlandse strafrechter en parlementaire stukken bestudeerd. Vervolgens is er in hoofdstuk 4 een theoretisch kader (een toetsingskader) opgesteld aan de hand van het bestuderen en analyseren van art. 5 lid 1 sub c jo. lid 3 EVRM en de uitspraken van het EHRM inzake de preventieve hechtenis bij verdachten van terroristische misdrijven. Ook is er in deze drie hoofdstukken literatuuronderzoek toegepast, omdat er gebruik is gemaakt van handboeken en vaktijdschriften waarin eerder is geschreven over dit onderwerp. Aan de hand van de gevormde literatuur uit de voorgaande hoofdstukken is in hoofdstuk 5 het standpunt uiteengezet ten aanzien van de verenigbaarheid van de toekomstige wet- en regelgeving inzake de voorlopige hechtenis van verdachten van een terroristisch misdrijf met de criteria 12 Zie bijvoorbeeld K. Maessen, De toepassing van de voorlopige hechtenis ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft, zoals bedoeld in art. 66 lid 3 Sv, in het licht van het echt op vrijheid en veiligheid, zoals bedoeld in art. 5 EVRM (masterscriptie Tilburg UvT), 2009 & K. Veegens, Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachten, NTM/NJCM-bulletin 2006, afl. 2, p. 182 e.v. 13 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting Wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 18 november 2016, (zoek op: MvT Wetsvoorstel aanpak terrorisme), p & zie voor kritiek o.a. Raad voor de Rechtspraak, Conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 23 januari 2017, (zoek op: Advies conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme) & Nederlandse Orde van Advocaten, Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 20 december 2016, (zoek op: Advies conceptwetsvoorstel strafrechtelijke aanpak terrorisme 2016). 14 Zie hierover bijvoorbeeld T. Buruma, 50 dagen onschuldig vast, straks ook hier in Nederland, (NRC)31 augustus 2016, (zoek op: 50 dagen onschuldig vast). 15 IJzermans & Van Schaaijk 2007, p
10 van het Europees Hof voor de preventieve vrijheidsbeneming krachtens art. 5 lid 1 sub c EVRM. 1.5 Leeswijzer Deze thesis bestaat uit vier inhoudelijke hoofdstukken. In hoofdstuk 2 is een korte uitleg gegeven over hoe de voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten in de huidige wetgeving krachtens art. 67 jo. 67a Sv is geregeld. Vervolgens is in hoofdstuk 3 uiteengezet welke wijzigingen het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering en het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme beogen ten aanzien van de huidige regeling. In hoofdstuk 4 is het toetsingskader te lezen dat het Europees Hof hanteert voor een rechtmatige toepassing van voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten krachtens art. 5 lid 1 sub c jo. lid 3 EVRM. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 5 een antwoord gegeven op de vraag of de voorgestelde regelingen voldoen aan het Europese toetsingskader van hoofdstuk 4. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de conclusie te lezen als antwoord op de hoofdvraag. 5
11 Hoofdstuk 2 De preventieve detentie van terrorismeverdachten in Nederland 2.1 Inleiding Zoals in hoofdstuk 1 naar voren is gekomen, staan binnen deze thesis de voorgestelde regelingen inzake de voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten centraal in het licht van art. 5 EVRM. In dit hoofdstuk wordt de huidige regels voor voorlopige hechtenis belicht. Meer concreet wordt in dit hoofdstuk de volgende vraag beantwoord: Wat is preventieve detentie en hoe is preventieve detentie van terrorismeverdachten in de Nederlandse wetgeving geregeld?. Met het antwoord op deze vraag kan vervolgens in hoofdstuk 3 worden bezien welke wijzigingen de wetsvoorstellen beogen ten aanzien van de huidige regeling. Om de deelvraag van dit hoofdstuk te beantwoorden wordt in paragraaf 2.2 uiteengezet wat voorlopige hechtenis is en welke voorwaarden voor voorlopige hechtenis het Nederlandse strafprocesrecht kent. De vraag van dit hoofdstuk wordt in de laatste paragraaf beantwoord. 2.2 De voorwaarden voor de preventieve detentie Inleiding In deze paragraaf worden, zoals reeds is aangegeven, de voorwaarden van preventieve detentie besproken. De preventieve detentie betreft de periode waarin de verdachte van zijn vrijheid is ontnomen als gevolg van een bevel tot bewaring, gevangenhouding of gevangenneming. 16 De bewaring uit art. 63 lid 3 Sv duurt maximaal veertien dagen en dient vooraf te gaan aan de gevangenhouding. 17 De gevangenneming wordt bevolen ten aanzien van een verdachte die zich op vrije voeten bevindt en kan net als de gevangenhouding maximaal negentig dagen duren, tenzij het gaat om verdachten van terroristische misdrijven. 18 In dat geval is de maximale termijn twee jaren en drie maanden. 19 De toepassing van voorlopige hechtenis is in beginsel gebonden aan vier wettelijke voorwaarden uit art. 67 jo. 67a Sv. De eerste eis van de gevallen van art. 67 Sv wordt nader uiteengezet in paragraaf 2.2.2, vervolgens wordt de aanwezigheid van ernstige bezwaren besproken in paragraaf 2.2.3, de gronden van art. 67a Sv in paragraaf en ten slotte de anticipatietoets in paragraaf Indien aan deze voorwaarden is voldaan, is de rechter in het kader van het subsidiariteitsbeginsel niet verplicht tot het opleggen van de voorlopige hechtenis indien een 16 Art. 133 Sv. Een bevel wordt gegeven door de rechter(-commissaris) op vordering van de officier van justitie krachtens art. 58 Sv. 17 Art. 64 lid 1 Sv: de termijn & Hof Amsterdam 11 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017: Art. 65 lid 1 Sv: vordering door de officier van justitie. Art. 66 lid 3 Sv: termijn gevangenhouding. 19 Art. 66 lid 3 Sv: in periodes die een termijn van 90 dagen niet te boven gaan. 6
12 minder ingrijpende maatregel passender is krachtens art. 80 Sv, aldus het College voor de Rechten van de Mens. 20 Deze alternatieven bestaan bijvoorbeeld uit de borgsom of gedragsbeïnvloedende voorwaarden en worden opgelegd na de schorsing van de voorlopige hechtenis. 21 Een afgegeven bevel tot voorlopige hechtenis dient duidelijk te worden gemotiveerd op basis van concrete feiten en omstandigheden De gevallen van voorlopige hechtenis art. 67 Sv Allereerst somt artikel 67 Sv de gevallen op waarin voorlopige hechtenis mag worden bevolen en stelt het daarmee eisen aan de ernst van het strafbare feit, aldus Nan. 23 Zo is een geval aanwezig indien er sprake is van verdenking van een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld krachtens art. 67 lid 1 sub a Sv. De zinsnede naar wettelijke omschrijving impliceert dat algemene strafverminderingsen strafverhogingsgronden niet van belang zijn, aldus Reijntjes. 24 Een geval is tevens aanwezig wanneer sprake is van een van de specifiek in art. 67 lid 1 sub b en c Sv genoemde misdrijven uit commune of bijzondere wetgeving of indien er geen vaste woon- of verblijfplaats van de verdachte kan worden vastgesteld in Nederland krachtens art. 67 lid 2 Sv. 25 Ten aanzien van het laatste geval gaat het om de feitelijke situatie van de verdachte zodat een (formele) woonplaats waar de verdachte zelden of nooit verblijft niet als vaste woonplaats behoeft te worden aangemerkt, aldus Reijntjes. 26 Wel dient er hier sprake te zijn van vluchtgevaar (meer hierover volgt in paragraaf ) De ernstige bezwaren De tweede voorwaarde voor een gerechtvaardigde toepassing van de voorlopige hechtenis is de aanwezigheid van ernstige bezwaren tegen de verdachte, zodat de verdenking van art. 27 Sv niet voldoende is. 27 Dit is anders in geval van een terroristisch misdrijf, waarbij de uitzondering van art. 67 lid 4 Sv geldt en voor de bewaring een gewone verdenking wel 20 College voor de Rechten van de Mens, Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis, 27 maart 2017, (zoek op: Rapport motivering voorlopige hechtenis) p Voor algemene voorwaarden zie art. 80 lid 2 Sv en voor bijzondere voorwaarden de Aanwijzing voorwaardelijke vrijheidsstraffen en schorsing van voorlopige hechtenis onder voorwaarden, Stb. 2015, Dit is onder andere geoordeeld in EHRM 9 december 2014, nr /08 (Geisterfer t. Nederland) J. Nan, Kroniek van het straf(proces)recht, NJB J.M. Reijntjes, aant. 5 op art. 67 Sv, in A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a. (red.), Het Wetboek van Strafvordering, Deventer: Kluwer. 25 Zie ook o.a. Mevis 2009, p J.M. Reijntjes, aant. 7 op art. 67 Sv, in A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a. (red.), Het Wetboek van Strafvordering, Deventer: Kluwer. 27 Art. 67 lid 3 Sv. 7
13 voldoende is. 28 Autoriteiten hebben hierdoor meer tijd om met aanvullend onderzoek wel te komen tot ernstige bezwaren tegen de verdachte, aldus Verrest. 29 De verdenking van art. 27 Sv wordt volgens Veegens vaak met geheime informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD-informatie) bewezen geacht. 30 Voor de gevangenhouding of - neming geldt vervolgens wel het criterium ernstige bezwaren, die moeten blijken uit feiten of omstandigheden. Er wordt met deze eis, zo stellen Van Kempen & Reijntjes, gedoeld op de schuld van de verdachte in die zin dat de daderschap van de verdachte waarschijnlijk is. 31 Een anonieme tip die voor een redelijke verdenking wel voldoende is, is in dit geval zonder aanvullend bewijs ontoereikend, aldus Corstens De gronden van voorlopige hechtenis art. 67a Sv Naast de vereisten uit art. 67 Sv die in paragraaf en zijn besproken, zijn er vereisten in art. 67a Sv opgenomen. Krachtens art. 67a lid 1 Sv kan een op art. 67 Sv gegrond bevel tot voorlopige hechtenis enkel worden gegeven indien sprake is van een in het eerste lid limitatief opgesomde gronden. Deze gronden worden achtereenvolgens toegelicht Ernstig gevaar voor vlucht art. 67a lid 1 onder a Sv De eerste grond opgenomen in art. 67a lid 1 Sv is het ernstig gevaar voor vlucht. Van dit gevaar is sprake als de verdachte zich waarschijnlijk onttrekt aan de berechting en/of de executie van een opgelegde straf frustreert. 33 Dit gevaar dient te blijken uit gedragingen van de verdachte of uit hem persoonlijk betreffende omstandigheden zoals een eerdere vlucht of geuite voornemens daartoe, waarbij met name het laatste doorslaggevend is, aldus Meijer en Corstens. 34 Het enkele feit dat een verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, maar wel in een andere EU-lidstaat is niet voldoende om vluchtgevaar aan te nemen. Er dient, op grond van specifieke (persoonlijke) omstandigheden een afweging van 28 Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p P.A.M. Verrest, Wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, ArsAequi , p K. Veegens, Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachten, NTM/NJCM-bulletin 2006, afl. 2, p. 182 e.v. 31 P.H.P.H.M.C. van Kempen, Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische misdrijven: terrorisme bestrijding door marginalisering strafvorderlijke waarborgen, DD , p. 1, J.M. Reijntjes, aant. 3 op art. 67 Sv, in A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a. (red.), Het Wetboek van Strafvordering, Deventer: Kluwer, & eventueel ook Meijer e.a. 2013, p Corstens/Borgers 2014, p Ernstig impliceert dat er geen sprake mag zijn van een mogelijkheid of vaag vermoeden van vlucht, aldus de Raadkamer Gerechtshof Amsterdam 14 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016: Meijer e.a. 2013, p. 400, Corstens/Borgers 2014, p. 454 en eventueel ook A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a. (red.), Het Wetboek van Strafvordering, aant. 4 op art. 67a Sv, Deventer: Kluwer
14 alle betrokken belangen te worden gemaakt met betrekking tot de vraag of in dat specifieke geval het geven van een bevel tot voorlopige hechtenis op de grond vluchtgevaar is aangewezen, aldus de Rechtbank Amsterdam. 35 Deze praktijk is volgens Van der Laan door veel rechtbanken overgenomen Gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid art. 67a lid 1 onder b Sv Een tweede grond voor voorlopige hechtenis is de eis van gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid als gesteld in art. 67a lid 1 onder b Sv. Deze grond is aanwezig indien een van de vijf situaties uit art. 67a lid 2 Sv, die hieronder worden toegelicht, zich voordoet. 37 De 12-jaarsgrond De eerste situatie betreft de 12-jaarsgrond uit art. 67a lid 2 onder 1 Sv. Een grond voor voorlopige hechtenis is aanwezig indien er sprake is van een verdenking van een feit waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt. Deze laatste zinsnede impliceert dat enkel de verdenking van een 12-jaars feit niet voldoende is. De Rechtbank Utrecht overweegt daarnaast dat geen sprake kan zijn van een geschokte rechtsorde indien het niet gaat om een 12-jaarsfeit. 38 Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt geen duidelijke definitie van het begrip geschokte rechtsorde, aldus Van der Laan en Borgers. 39 Daarentegen geven de lagere rechters wel een (uiteenlopende) uitleg. 40 De Rechtbank Leeuwarden overweegt bijvoorbeeld dat van maatschappelijke onrust sprake is indien het in de samenleving onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zou worden geacht indien de verdachte zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten Rechtbank Amsterdam 23 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN N. van der Laan, De voorlopige hechtenis lotto, een pleidooi voor motiveren en publiceren. NJB Meijer e.a. 2013, p Rechtbank Utrecht 15 mei 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA N. van der Laan, De voorlopige hechtenis lotto, een pleidooi voor motiveren en publiceren. NJB & M.J. Borgers, De ernstig geschokte rechtsorde, een vervolg, ArsAequi , p. 10. Hierdoor wordt er veel gebruik gemaakt van Europese jurisprudentie zie Zie o.a. M.J. Borgers, De ernstig geschokte rechtsorde, een vervolg, ArsAequi waarin hij twee uiteenlopende uitspraken van het Hof Amsterdam en van de Rechtbank Haarlem heeft behandeld. 41 Rechtbank Leeuwarden 2 mei 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:BA
15 Recidivegevaar De tweede en derde grond van gewichtige redenen houden het recidivegevaar in. De tweede grond uit art. 67a lid 2 sub 2 Sv houdt in dat voorlopige hechtenis kan worden toegepast indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop een gevangenisstraf staat van zes jaar of meer of waardoor de veiligheid van de staat of personen of de gezondheid van personen ernstig in gevaar kan worden gebracht dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan zodra hij wordt vrijgelaten. De derde grond uit art. 67a lid 2 sub 3 Sv betreft een verdenking van een specifiek opgenomen misdrijf terwijl de verdachte binnen vijf jaar reeds voor een dergelijk delict onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat er recidivegevaar bestaat tot het plegen van een in art. 67a lid 2 sub 3 Sv genoemd misdrijf. De vrees moet in beide gevallen concreet en gebaseerd zijn op het vermoedelijk begane feit, de persoonlijkheid van de verdachte en met name zijn justitiële documentatie. 42 Of er een verband dient te bestaan tussen de gepleegde feit en de feiten waarvoor vrees bestaat, is niet duidelijk. Volgens Corstens stelt de wet deze eis niet terwijl Meijer e.a. stelt dat er enigszins een verwantschap moet zijn. 43 Snelrecht Een vierde grond voor gewichtige reden voor maatschappelijke veiligheid betreft toepassing van snelrecht en is opgenomen in art. 67a lid 2 sub 4 Sv. Deze grond richt zich op strafbare feiten waarbij een korte vrijheidsstraf passend is, aldus Klip. 44 De grond is aanwezig indien er sprake is van een verdenking van een specifiek opgenomen misdrijf dat is begaan in de publieke ruimten of gericht is tegen personen met een publieke taak, waarbij voorkomen moet worden dat de verdachte, voordat zijn zaak op zitting is geweest, op vrije voeten moet worden gesteld en de zaak met toepassing van het snelrecht wordt behandeld. 45 Collusiegevaar De laatste situatie die wordt aangemerkt als gewichtige reden betreft het collusiegevaar uit art. 67a lid 2 sub 5 Sv. Deze grond is bedoeld voor de situatie waarin voorlopige hechtenis redelijkerwijs noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de 42 Kamerstukken II 1992/93, , nr. 3, blz. 6 (MvT). 43 Corstens/Borgers 2014, p. 458 & Meijer e.a. 2013, p A.H. Klip, Voorlopige hechtenis, DD Aldus artikel 67a lid 2 sub v Sv & zie eventueel Corstens/Borgers 2014, p
16 dag brengen van de waarheid. Men beoogt hiermee te voorkomen dat de verdachte het strafvorderlijk onderzoek naar hem zal belemmeren door bijvoorbeeld getuigen te beïnvloeden wanneer hij in vrijheid zou worden gesteld, aldus Corstens. 46 Dit kan volgens hem gewenst zijn wanneer de verdachte zwijgt en er noodzaak is getuigen te horen die niet door de verdachte mogen worden beïnvloed. Wanneer de verdachte speekt of een gedeeltelijke bekentenis aflegt, is het collusiegevaar volgens Corstens geen grond voor de toepassing van de voorlopige hechtenis Het anticipatiegebod De vierde en tevens laatste voorwaarde voor de toepassing van de voorlopige hechtenis is het anticipatiegebod, opgenomen in art. 67a lid 3 Sv. Dit gebod houdt in dat een bevel tot voorlopige hechtenis achterwege blijft indien er volgens de rechter ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van een veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zal worden opgelegd of dat de voorlopige hechtenis langer zal duren dan de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel. De minister beoogt hiermee de toepasselijkheid van de voorlopige hechtenis in te perken. 47 Daarnaast krijgt de aftrekregeling uit art. 27 lid 1 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toepassing, aldus Stevens Tussenconclusie De preventieve detentie omvat een door de rechter(-commissaris) bevolen vorm van vrijheidsbeneming en bestaat uit de bewaring uit art. 63 Sv, de gevangenhouding en gevangenneming art. 66 lid 3 Sv. De gevangenhouding en neming kunnen ten aanzien van terrorismeverdachten door de maximale termijn van twee jaren en drie maanden langer duren dan ten aanzien van verdachten van een regulier misdrijf. Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden verleend indien er voldaan is aan een viertal wettelijke voorwaarden opgenomen in art. 67 jo. 67a Sv. Zo dient er sprake te zijn van ernstige bezwaren, tenzij het gaat om de toepassing van de bewaring bij terrorismeverdachten, dan is een verdenking als in art. 27 Sv voldoende. Ook dient zich een van de gevallen genoemd in art. 67 Sv voor te doen en een van de gronden opgenomen in art. 67a Sv. Ten slotte dient de rechter het anticipatiegebod in acht nemen uit art. 67a lid 4 Sv. 46 Corstens/Borgers 2014, p Kamerstukken II 1999/00, , nr. 3 (MvT). 48 L. Stevens, Voorlopige hechtenis en vrijheidsstraf, NJB
17 Hoofdstuk 3 De voorgestelde regelingen inzake de preventieve detentie ten aanzien van terrorismeverdachten 3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is in hoofdlijnen beschreven hoe de voorlopige hechtenis ten aanzien van terrorismeverdachten momenteel in Nederland is geregeld. In dit hoofdstuk zal de volgende vraag worden beantwoord: Hoe ziet de voorgestelde regeling inzake preventieve detentie ten aanzien van terrorismeverdachten eruit in het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering en het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme en wat beogen deze voorgestelde regelingen te wijzigen ten opzichte van de huidige regeling?. Deze voorgestelde regelingen worden in hoofdstuk 5 beoordeeld aan de hand van toetsingskader van het EHRM uit hoofdstuk 4. In paragraaf 3.2 worden de wijzigingen uiteengezet die het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering beoogt ten aanzien van de huidige voorlopige hechtenis. 49 Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 de wijziging door het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme besproken. 50 Ten slotte wordt in paragraaf 3.4 de vraag van dit hoofdstuk beantwoord. 3.2 Het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering Inleiding Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk is aangegeven worden in deze paragraaf de wijzigingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis bij terrorismeverdachten door het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering behandeld. Achtereenvolgens zal worden ingegaan op de inbedding van de proportionaliteit en subsidiariteit (paragraaf 3.2.2), de vereenvoudiging van de verdenkingscriteria (paragraaf 3.2.3), de wijziging van de regeling van de gevangenhouding (paragraaf 3.2.4) en de invoering van de vrijheidsbeperkende maatregel (paragraaf 3.2.5) Hierna: Wetsvoorstel Modernisering. 50 Hierna: Wetsvoorstel Terrorisme. 51 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p
18 3.2.2 De codificatie van de proportionaliteit en subsidiariteit De eerste wijziging die het Wetsvoorstel Modernisering beoogt te bewerkstelligen heeft betrekking op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze beginselen wenst de minister in het nieuwe Wetboek van Strafvordering te codificeren als algemene bepaling van het opsporingsonderzoek, zodat de beginselen ook gelding hebben wanneer een expliciete verwijzing bij een strafvorderlijke bevoegdheid ontbreekt en een lichtvaardige toepassing van de voorlopige hechtenis wordt voorkomen. 52 Met de inbedding van de proportionaliteit en subsidiariteit geldt als uitgangspunt dat hoe ingrijpender de bevoegdheid is, des te meer de vraag relevant is of de inzet van de bevoegdheid noodzakelijk is voor het beoogde doel en of een lichter middel niet kan volstaan, aldus de minister. 53 In het huidige recht wordt, ondanks het ontbreken van een expliciete codificatie, bij de toepassing van de vrijheidsbeneming reeds aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit getoetst De vereenvoudiging van de verdenkingscriteria bij de voorlopige hechtenis De tweede wijziging heeft betrekking op de verdenkingscriteria. Deze criteria gelden als ingangseis voor de uitoefening van bevoegdheden binnen het strafprocesrecht en vereisen dat er sprake is van verdenking van een in de wet opgenomen categorie van misdrijven, aldus de memorie van toelichting. 55 In het Wetsvoorstel Modernisering worden de verdenkingscriteria vereenvoudigd en wordt er geen gebruik meer gemaakt van het voorlopigehechteniscriterium uit art. 67 lid 1 Sv. 56 De memorie van toelichting stelt voor om vijf verdenkingscriteria te hanteren voor de toepassing van strafvorderlijke bevoegdheden, namelijk: de verdenking van een strafbaar feit, de verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van één jaar of meer is gesteld (het eenjaarscriterium), de verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van twee jaar of meer is gesteld (het tweejaarscriterium), de verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (het vierjaarscriterium) en de verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht 52 Zie bijvoorbeeld art Sv (nieuw): Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege indien het daarmee nagestreefde doel ook door middel van een bevel tot voorlopige vrijheidsbeperking kan worden verwezenlijkt. & Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Zie de criteria uit 2.2 & zie Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Dit criterium is in 2.2 reeds besproken. 13
19 jaar of meer is gesteld (het achtjaarscriterium). 57 Het wettelijk strafmaximum wordt hier doorslaggevend, aldus Keulen. 58 Voor de bewaring wordt in het Wetsvoorstel Modernisering het tweejaarscriterium als verdenkingscriterium gehanteerd. Hierdoor kan de bewaring worden bevolen ten aanzien van alle misdrijven waarop een gevangenisstraf van twee jaar of meer is gesteld, wat ruimer is dan het thans geldende vierjaarscriterium. Daarnaast komen art. 67 lid 1 onder b en c Sv te vervallen zodat bewaring niet mogelijk is ten aanzien van misdrijven die worden bedreigd met een gevangenisstraf van minder dan twee jaar. 59 Ten aanzien van de gevangenhouding en neming wordt in het Wetsvoorstel Modernisering als uitgangspunt het vierjaarscriterium gehanteerd, waarbij een uitzondering geldt ten aanzien van feiten als eenvoudige mishandeling en bedreiging indien het gaat om huiselijk geweld of ernstige bedreiging. 60 Wel dient bij de uitzondering een van de recidivegronden aanwezig te zijn die ongewijzigd worden overgenomen uit het huidige Wetboek, aldus de memorie van toelichting. 61 Naast deze uitzondering komt ook voor de gevangenhouding en neming het huidige art. 67 lid 1 onder b en c Sv te vervallen De wijziging van de regeling van de gevangenhouding Naast de wijziging van de verdenkingscriteria uit paragraaf wordt ook de regeling van de gevangenhouding gewijzigd. 63 De wijziging houdt in dat de termijn van art. 66 lid 3 Sv zodanig wordt aangepast dat deze vóór de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting maximaal één jaar kan duren met verlengingsperiodes die een termijn van drie maanden niet te boven gaan, aldus de memorie van toelichting. 64 Na deze maximale termijn moet het 57 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Zie bijvoorbeeld art. 126g Sv: een verdenking moet bestaan van een misdrijf alvorens een persoon stelselmatig mag worden geobserveerd & B.F. Keulen, De verdenkingscriteria in het nieuwe Wetboek van Strafvordering, DD Blijkt o.a. uit D. Abels e.a, Vereenvoudiging Verdenkingscriteria. De gevolgen van de voorgenomen wijziging van de verdenkingscriteria voor de opsporings- praktijk, (Bongers-Reeks ) september 2016, (zoek op: Vereenvoudiging verdenkingscriteria, de gevolgen), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p. 15 & zie huidig art. 67 lid 2 Sv. 62 Zie o.a. Kamerstukken II 2015/16, , nr. 278, p De huidige regeling is reeds in 2.2 kort uiteengezet. 64 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p
20 onderzoek ter terechtzitting een aanvang nemen. 65 Met de wetswijziging wordt de termijn voor de gevangenhouding en neming in vergelijking met onze huidige regeling, waarin de totale periode van gevangenhouding of neming van terrorismeverdachten maximaal twee jaren en drie maanden mag duren, aanzienlijk verlaagd. 66 De nieuwe termijn voor de gevangenhouding- en gevangenneming wordt in het Wetsvoorstel Modernisering namelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op verdachten van terroristische misdrijven, waardoor de afzonderlijke bepaling uit art. 66 lid 3 Sv vervalt. 67 De reden hiervoor is dat er, zo zou blijken uit het evaluatierapport van de Wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, geen opsporingsonderzoek is geweest dat na drie maanden nog niet is afgerond en waarbij het wenselijk was om delen van het dossier nog langer geheim te houden, aldus de minister De vrijheidsbeperkende maatregel De vierde wijziging ten aanzien van de voorlopige hechtenis die met het Wetsvoorstel Modernisering wordt beoogd, is de invoering van de vrijheidsbeperkende maatregel. Zoals reeds in paragraaf 2.2 is gesteld, kan de rechter de voorlopige hechtenis schorsen of opschorten en hieraan krachtens art. 80 Sv voorwaarden verbinden. De huidige systematiek van deze regeling zou volgens de memorie van toelichting onvoldoende worden bevorderd omdat voorlopige hechtenis pas kan worden geschorst als deze is bevolen en daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van voorlopige hechtenis. Uit de memorie van toelichting blijkt dat met de wetswijziging wordt beoogd dat de rechter eerst dient na te gaan of aan een verdachte vrijheidsbeperkende verplichtingen en verboden kan worden opgelegd en vervolgens pas dient te beoordelen of de voorlopige hechtenis in aanmerking komt indien dit noodzakelijk en onvermijdelijk is. 69 Voor de toepassing van de voorlopige 65 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Zie 2.2 De definitie van een terroristisch misdrijf blijft ongewijzigd zie hiervoor Minister van Veiligheid en Justitie, Conceptwetsvoorstel tot vaststelling van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Conceptwetsvoorstel nieuw boek 1). 68 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p. 34 e.v. 15
21 vrijheidsbeperking gelden de gronden geregeld in het huidige artikel 67a Sv uit paragraaf en houden de vrijheidsbeperkende maatregelen dezelfde verplichtingen, verboden en geboden in als die behorend tot de schorsing van de voorlopige hechtenis, aldus de minister. Met de invoering van de vrijheidsbeperkende maatregel worden de schorsing en opschorting van de voorlopige hechtenis afgeschaft. 70 Met deze wijziging wordt er gereageerd op de huidige praktijk waarbij rechters een weinig terughoudende toepassing van de voorlopige hechtenis hanteren Het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme In deze paragraaf zal de wijziging die het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme beoogt ten aanzien van de huidige regeling van voorlopige hechtenis inzake terrorismeverdachten worden besproken. 72 In paragraaf is reeds besproken dat het vereiste van ernstige bezwaren op grond van art. 67 lid 4 Sv bij de toepassing van de bewaring voor de duur van maximaal veertien dagen niet geldt, maar wel aan de overige voorwaarden voor voorlopige hechtenis moet zijn voldaan. Vervolgens geldt voor de gevangenhouding en neming dat voldaan dient te zijn aan de reguliere vereisten van voorlopige hechtenis, waaronder de ernstige bezwaren. Het Wetsvoorstel Terrorisme beoogt de uitzondering van art. 67 lid 4 Sv te verruimen zodat deze ook geldt voor de fase van gevangenhouding voor de duur van maximaal dertig dagen. 73 Hierdoor hoeft er voor de toepassing van de eerste fase van gevangenhouding enkel sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld als in art. 27 Sv, naast de overige voorwaarden uit art. 67 jo. 67a Sv. 74 De minister meent dat deze wijziging wenselijk is, omdat hierdoor meer tijd ontstaat om onderzoek te doen: momenteel wordt in een aantal zaken de voorlopige hechtenis niet verlengd, waarbij ingewikkeld (forensisch) onderzoek nodig, omdat het onderzoek te lang duurt en er onvoldoende bewijs is voor de ernstige bezwaren. Dit is aldus de minister 70 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, 7 februari 2017, (zoek op: Nieuwe Wetboek van Strafvordering), p Zie o.a. L. Stevens, Voorlopige hechtenis in tijden van risicomanagement. Lijdende of leidende beginselen?, DD & M. Bouwman e.a., Kroniek Formeel strafrecht 2016, Advocatenblad 2016, afl Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting Wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 18 november 2016, (zoek op: MvT Wetsvoorstel aanpak terrorisme), p Minister van Veiligheid en Justitie, Wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 18 november 2016, (zoek op: Wetsvoorstel aanpak terrorisme). 74 Kamerstukken II 2015/16, 29 54, nr. 394, p
22 onwenselijk, omdat vlucht- of recidivegevaar ontstaat bij vrijlating van een terrorismeverdachte Tussenconclusie Het Wetsvoorstel Modernisering van het Wetboek van Strafvordering beoogt een modernisering van het huidige Wetboek waardoor een aantal punten van de voorlopige hechtenis worden gewijzigd. Allereerst dient een afzonderlijke codificatie van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een al te lichtvaardige toepassing van de voorlopige hechtenis tegen te gaan. Ten tweede worden voor de toepassing van de voorlopige hechtenis twee van de vijf nieuwe verdenkingscriteria gehanteerd in plaats van het huidige voorlopigehechteniscriterium uit art. 67a Sv. Voor de toepassing van de bewaring geldt hierdoor het tweejaarscriterium in plaats van het huidige vierjaarscriterium, dat laatste blijft voor de gevangenhouding en -neming wel gelden met uitzondering van een aantal specifieke misdrijven waarbij sprake is van recidive; de artikelen 67 lid 1 onder b en c Sv komen voor het overige te vervallen. De derde wijziging heeft betrekking op de regeling van de gevangenhouding en neming uit art. 66 lid 3 Sv. Deze regeling wordt in die zin gewijzigd dat de termijn gedurende welke het bevel gevangenhouding van kracht is ten hoogste één jaar kan duren met periodes van maximaal drie maanden. De afzonderlijke regeling uit art. 66 lid 3 Sv ten aanzien van terrorismeverdachten komt te vervallen zodat ook terrorismeverdachten maximaal één jaar in gevangenhouding kunnen zitten. Dit is een verlaging van de momenteel geldende termijn uit art. 66 lid 3 Sv. Het Wetsvoorstel Modernisering voert ten slotte de vrijheidsbeperkende maatregel in als wettelijk alternatief voor de voorlopige hechtenis en worden de schorsing en de opschorting afgeschaft. Ten slotte beoogt het Wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme art. 67 lid 4 Sv te verruimen zodat de eerste dertig dagen van gevangenhouding van de terrorismeverdachte kan worden gevorderd buiten de aanwezigheid van ernstige bezwaren. Hierdoor hoeft er voor de eerste fase van gevangenhouding, enkel sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld als in art. 27 Sv naast de overige criteria van art. 67 jo. 67a Sv. 75 Minister van Veiligheid en Justitie, Memorie van Toelichting Wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, 18 november 2016, (zoek op: MvT Wetsvoorstel aanpak terrorisme), p
Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj
Nadere informatieDatum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatieSAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis
SAMENVATTING Tekst en uitleg maart 2017 Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis 2 College voor de Rechten van de Mens Aanleiding Een verdachte die in voorlopige hechtenis zit, is nog niet
Nadere informatieAan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj
Nadere informatieAan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,
Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Onderwerp Advies conceptwetsvoorstellen Vaststellingswet Boek 1 en 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
Nadere informatieWetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis vs. artikel 5 & 6 EVRM
Wetsvoorstel uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis vs. artikel 5 & 6 EVRM Masterscriptie ter afronding van de Master Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Universiteit van Tilburg Door: Joris van
Nadere informatiearrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieDe Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM
De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EVRM Foto Marten Hoogstraat (whiteframe.nl) Uit Ars Aequi februari 2012, p. 95 Masterscriptie Lily van Poucke S408631 Universiteit van Tilburg Master
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Nadere informatieGezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;
Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht
Nadere informatieHet Europees surveillancebevel, een welkome effectieve maatregel?
Het Europees surveillancebevel, een welkome effectieve maatregel? Een onderzoek naar de invloed van het voorstel-kaderbesluit Europees surveillancebevel op de Nederlandse praktijk inzake voorlopige hechtenis.
Nadere informatieVOOR RECHTSPRAAK. De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Van der Steur,
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 26januari 2016 Uw kenmerk 678021 Contactpersoon J.M.A. Timmer
Nadere informatieDe Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Nadere informatieLeidraad voor het nakijken van de toets
Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833
ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatie3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing
3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige
Nadere informatieTijdelijk verlaten van de inrichting
Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 938 Voorstel van wet van het lid De Roon tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van enige andere wetten, strekkende tot wijziging van
Nadere informatieWij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en de strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (versterking
Nadere informatieDISCUSSIESTUK. Vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming
DISCUSSIESTUK Vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering van het Wetboek
Nadere informatieVerkorte inhoudsopgave
Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige
Nadere informatieECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieWij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en de strafvorderlijke mogelijkheden om terrorisme te bestrijden
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie
Nadere informatieDoor: Karen Maessen ANR
De toepassing van de voorlopige hechtenis ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft, zoals bedoeld in artikel 66 lid 3 Sv, in het licht van het recht op vrijheid en veiligheid, zoals bedoeld
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993
ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde
Nadere informatieNo.W /II 's-gravenhage, 28 november 2014
... No.W03.14.0345/II 's-gravenhage, 28 november 2014 Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens
Nadere informatieGehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3
Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling datum 7 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 19-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 365458 - KG ZA 10-564 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieVOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp
Nadere informatiede schop? Roel Joosen ANR Scriptie in de strafrechtswetenschappen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid
De voorlopige hechtenis op de schop? Roel Joosen ANR 379313 Scriptie in de strafrechtswetenschappen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid Master Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Onder begeleiding
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieHebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I
Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding
Nadere informatieI A VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus EH DEN HAAG
I A NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 17 februari 2015 Uw kenmerk CnnI2rtn..rennn Onderwerp Advies op
Nadere informatieHof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:
Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke
Nadere informatieAangenomen en overgenomen amendementen
Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek
Nadere informatieArtikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen
Nadere informatieBesluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit
SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 976 Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor
Nadere informatieStelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet
Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-02-2010 Datum publicatie 17-06-2010 Zaaknummer 449782 / KG ZA 10-209 en 449790 / FA RK 10-696 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatieAls er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:
1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 360 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal 2
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieDe Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EHRM
De Nederlandse voorlopige hechtenis in het licht van het EHRM In hoeverre is de voorlopige hechtenis zowel de wettelijke regeling alsmede de manier waarop die in Nederland door rechters wordt toegepast
Nadere informatieVoorlopige hechtenis
2016 Voorlopige hechtenis EEN ONDERZOEK NAAR DE UITBREIDING VAN GRONDEN EN DE GERINGE TOEPASSING VAN SCHORSING ONDER ZEKERHEIDSTELLING Naam: Mats Groot Begeleider: Mw. mr. M. Steen Inleverdatum: 29 juli
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 746 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 746 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke
Nadere informatieDe uitvoering van het jeugdstrafrecht
Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze
Nadere informatieGehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. 1. Artikel 67, lid 4 Sv: wijziging toepassing bevel tot bewaring
Aan de Minister van Justitie Directie Wetgeving t.a.v. de heer mr. B.F. Keulen Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 23 december 2004 contactpersoon A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9883 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 575 Wet van 20 december 2007, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het
Nadere informatieNEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp
Nadere informatieOverzicht wettelijke grondslag (digitale) last tot toevoeging/aanwijzing
Overzicht wettelijke grondslag (digitale) last tot toevoeging/aanwijzing Let op: waar mededeling/kennisgeving OM wordt genoemd, wordt tot wijziging procedures bedoeld: last tot toevoeging Wettelijke grondslag
Nadere informatie34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016
34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede
Nadere informatieAan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 8 december 2011 Onderwerp Meerdaadse samenloop
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 464 Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)
Nadere informatieUitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieRapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277
Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische
Nadere informatieAdvies conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme
Advies conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals
Nadere informatieVoorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht
Voorstel van wet tot uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis ten aanzien van de tenuitvoerlegging van snelrecht Barbara Scheffelaar Klots Universiteit van Tilburg 12 juni 2012 Voorstel van
Nadere informatieStelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet
Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering
Nadere informatieCollege van Procureurs-Generaal
Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00
Nadere informatieDe Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 6 mei 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 360518 onderwerp Advies
Nadere informatieB E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Advies inzake Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling
Nadere informatieRapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297
Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover
Nadere informatieDatum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal 2
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke
Nadere informatieVoorlopige hechtenis in Nederland
Voorlopige hechtenis in Nederland Een nieuwe vorm van straf? Charlotte Maria Bijl Begeleider: dhr. prof. dr. mr. G.K. Sluiter Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Strafrecht Studentnummer: 5788072
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293
ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieOns kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering
Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl Aan de Minister van Justitie en Veiligheid
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 460 Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van
Nadere informatieWet Maatregel Wie bevoegd? In welke gevallen? Wetboek van
Bijlage 1 Wet Maatregel Wie bevoegd? In welke gevallen? Wetboek van Officier van justitie Strafvordering Toepassing bijzondere opsporingsbevoegdheden: o.m. observatie, infiltratie en stelselmatige informatieinwinning
Nadere informatieInleiding. 1 Strafrecht
Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen
Nadere informatie31 mei 2012 z2012-00245
De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister
Nadere informatieMinisterie van Justitie
Ministerie van Justitie a Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon F.J.E. Krips/B.F. Keulen Ons kenmerk 5357911/05/6 Datum 15 juni 2005 Onderwerp Nader rapport inzake het
Nadere informatieECLI:NL:OGEAA:2016:411
ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieAdvies conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme
De minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH Den Haag e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 2010281 onderwerp Advies conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke
Nadere informatieWij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek
Nadere informatieAlgemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.
DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar
Nadere informatieGehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1
De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1336 Vragen van het lid
Nadere informatieNederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM
Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit
Nadere informatieAdviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dr. K.H.D.M. Dijkhoff Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 19 oktober 2015 contactpersoon Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46
Nadere informatieDe dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen
De dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen Naam Marlinde Hermans Administratienummer 914618 Afstudeerrichting Scriptiebegeleider Tweede lezer Dag en tijdstip afsluitend examen Master
Nadere informatieAFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN
AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 no. 20 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 8 januari 2014, regelende de samenwerking
Nadere informatieDit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.
vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke
Nadere informatiethans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],
ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23
Nadere informatieUitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieGehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.
Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail
Nadere informatie