Rijkswaterstaat Zee en Delta Verkenning en Planuitwerking Mevrouw C. Verschuur Postbus AN Rotterdam

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus BD Den Haag Rijkswaterstaat Zee en Delta Verkenning en Planuitwerking Mevrouw C. Verschuur Postbus AN Rotterdam Postbus BD Den Haag Contactgegevens Meld- en Informatiecentrum T F Betreft ontwerp ontgrondingvergunning suppletie Roggenplaat Geachte mevrouw Verschuur, Beslissing van de Minister van Infrastructuur en Milieu op de aanvraag d.d. 21 december 2016 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Midden Nederland, om vergunning als bedoeld in artikel 3 juncto artikel 8 van de Ontgrondingenwet. De Inspectie Leefomgeving en Transport () treedt voor de Minister op als vergunningverlener respectievelijk bevoegd gezag. 1. BESLUIT De Minister heeft besloten: 1. De gevraagde vergunning te verlenen onder de voorschriften vermeld in bijlage 1; 2. Dat de winning moet plaatsvinden binnen de winplaats zoals aangegeven op de kaart in bijlage 2; 3. Dat bijlagen 1 en 2 onlosmakelijk deel uit maken van dit besluit; 4. Dat de aanvraag inclusief bijlagen deel uitmaken van dit besluit voor zover de bijlagen betrekking hebben op de ontgronding; 5. De gevraagde vergunning te verlenen tot uiterlijk 1 juli Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag. 2. OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG Door de aanleg van de Stormvloedkering Oosterschelde zijn de getijdenstromen in de Oosterschelde afgenomen. De geulen zijn daardoor te ruim bemeten en de getijstroom is niet sterk genoeg meer om de platen, die tijdens stormen zijn afgekalfd, weer op te bouwen met zand en slib uit de geulen. Dit verschijnsel staat bekend als de zandhonger van de Oosterschelde. Deze zandhonger, resulterend in het geleidelijk verdwijnen van het inter-getijdengebied, vormt een bedreiging voor de natuur-, landschaps- en recreatiewaarden als ook voor de waterveiligheid van het Pagina 1 van 14

2 gebied. Als een van de maatregelen om deze zandhonger tegen te gaan is Rijkswaterstaat voornemens om vanaf het najaar 2017 een suppletie uit te voeren op de Roggenplaat. Het zand voor deze ingreep is afkomstig vanuit de Roompot in de Oosterschelde. 3. BELEID Wettelijk kader Ingevolge artikel 3, eerste lid van de Ontgrondingenwet is het verboden zonder vergunning te ontgronden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat aan een vergunning voorschriften kunnen worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken. Bevoegd gezag Krachtens artikel 8, eerste lid Ontgrondingenwet is de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag ten aanzien van ontgrondingen in aangewezen rijkswateren. Deze bevoegdheid heeft betrekking op de Oosterschelde. In artikel 1, onder a van de Regeling ontgrondingen in rijkswateren jo. bijlage II, onderdeel 1 van het Waterbesluit is de Oosterschelde aangewezen als rijkswater ten aanzien waarvan de Minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag is voor ontgrondingen. De treedt voor de Minister op als bevoegd gezag. Beleid De aanvraag is getoetst aan artikel 2 en 6 van de Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren. De betreffende bepalingen zijn hieronder opgenomen. Artikel 2 van de Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren bevat in tabel 1 afstanden ten opzichte van kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingvergunning wordt verleend. Tabel 1. Afstanden tot de kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingsvergunning wordt verleend. Type kunstwerk of object Waterkeringen Primaire waterkeringen (afstand tot de teen van dijk) Secundaire waterkeringen en Limburgse kaden (afstand tot de teen van dijk) Locatie rijkswater Noordzee IJsselmeergebied Waddenzee Rivieren, kanalen en havens 100 m 1 Zie voetnoot m Per geval n.v.t. n.v.t. n.v.t. Per geval Grote Zeeuwse en Zuid- Hollandse wateren 100 m n.v.t. Pagina 2 van 14

3 Tabel 1. Afstanden tot de kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingsvergunning wordt verleend. Type kunstwerk of object Waterkeringen Natuur en milieu Werp-, rust- en zooggebieden van zeehonden Vogelconcentraties 500 m Per geval Natuurlijke schelpdierbanken Binnen een zone van 500 m gemeten vanuit de afgebakende mosselpercelen Binnen een zone van 1000 m vanuit de 500 m gemeten vanuit de afgebakende mosselzaad-invanginstallaties, en voorts binnen een zone van 1000 m Archeologie en cultuurhistorie Wettelijk beschermde monumenten van archeologische vondsten, locaties met melding van archeologische vondsten en wrakken Overige objecten Olie- en gasleidingen in de bodem van het betreffende rijkswater In gebruik zijnde telecommunicatiekabels in de bodem van of boven het betreffende Locatie rijkswater Noordzee IJsselmeergebied Waddenzee Rivieren, kanalen en havens Grote Zeeuwse en Zuid- Hollandse wateren 1200 m n.v.t m n.v.t m 500 m Per geval Per geval 100 m n.v.t. 100 m n.v.t. 100 m 500 m 1000 m 100 m 100 m m 100 m 100 m 500 m 4 Per geval 500 m 5 Per geval 500 m 100 m 500 m 500 m 100 m 500 m Pagina 3 van 14

4 Tabel 1. Afstanden tot de kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingsvergunning wordt verleend. Type kunstwerk of object Waterkeringen rijkswater Door ontgronding ontstaan water Overige vaste objecten van het Rijk of van derden Locatie rijkswater Noordzee IJsselmeergebied Waddenzee Rivieren, kanalen en havens n.v.t. n.v.t. n.v.t. Per geval 500 m 6 Per geval 500 m Per geval Grote Zeeuwse en Zuid- Hollandse wateren n.v.t. 500 m o o o o o Artikel 8 Voor ontgrondingen in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren in beheer bij het Rijk, alsmede de hiermee in open verbinding staande havens onder beheer van het Rijk kan een ontgrondingsvergunning worden verleend voor zandwinning als er sprake is van een multifunctionele ontgronding of, indien er zwaarwegende redenen zijn, voor andere ontgrondingen. 2 Tot 1 januari 2014 is multifunctionaliteit geen vereiste voor de verlening van een ontgrondingsvergunning voor zandwinning in de Westerschelde. 3 De ontgronding mag alleen plaatsvinden: 1. buiten de NAP -5 meter dieptelijn, en 2. tot een maximale diepte beneden de oorspronkelijke zeebodem die afhangt van de locale morfologie, stroomsnelheid en veiligheid. 4 Het derde lid is niet van toepassing op ontgrondingen ten behoeve van het mogelijk maken of verbeteren van nautische functies. 5 De niet-multifunctionele zandwinning als bedoeld in het tweede lid in de Westerschelde wordt afgebouwd en eindigt uiterlijk in Voor deze zandwinning geldt in de periode 2011 tot 2014 een maximum te vergunnen hoeveelheid van: m 3 voor de handel, m 3 voor de Nederlandse overheid, m 3 voor het Vlaams Gewest. 6 De aanleg van een overslagput ten behoeve van de overslag van beton- en metselzand, ophoogzand of grind is toegestaan zeewaarts van de NAP -7 meter dieptelijn. 7 Het diepteverschil tussen de bodem van de overslagput wordt per vergunningaanvraag op basis van de morfologie. 8 Indien te voorzien is dat de overslagput gedurende minimaal 6 maanden niet gebruikt wordt, wordt deze binnen twee maanden na beëindiging van het gebruik opgevuld met gebiedseigen materiaal tot de oorspronkelijke zeebodemligging. Pagina 4 van 14

5 In bijzondere gevallen afwijken van de Beleidsregels De Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren hebben voor de regionale diensten van Rijkswaterstaat een intern bindend karakter. Conform de toelichting bij de Beleidsregels en overeenkomstig artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan slechts van de Beleidsregels worden afgeweken als de Beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. 4. PROCEDURE De aanvraag is op 21 december 2017 ingediend. Advisering De volgende bestuursorganen en organisaties zijn op grond van artikel 3 en 10 van de Ontgrondingenwet in de gelegenheid gesteld te reageren op de aanvraag: - Burgemeester en Wethouders van gemeente Schouwen Duiveland en Beveland; - Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE); Er zijn van de bovenstaande bestuursorganen geen adviezen ontvangen. De RCE heeft wel advies uitgebracht over de aanvraag. Het (concept) Raamprogramma van Eisen, behorend bij de aanvraag, regelt de omgang met archeologie in onderhavig project en is door de RCE goed bevonden. Gecoördineerde procedure van toepassing De voorbereiding en bekendmaking van de besluiten ter uitvoering van het project suppletie Roggenplaat worden gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van artikel 10a, lid 1 van de Ontgrondingenwet De besluiten staan niet op zichzelf maar gaan gelijktijdig in procedure met elkaar: - projectplan op grond van de Waterwet, ministerie van Infrastructuur en Milieu (Rijkswaterstaat); - vergunning op grond van de Wet natuurbescherming, provincie Zeeland; - vergunning op grond van de Ontgrondingenwet, ministerie van Infrastructuur en Milieu (Inspectie Leefomgeving en Transport). De coördinatie heeft tot doel de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten voor het project tussen de betrokken bevoegde gezaginstanties af te stemmen en gelijktijdig te laten plaatshebben. De coördinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Crisis- en herstelwet Het Projectplan op grond van artikel 5.4, lid 1, van de Waterwet is genoemd in bijlage 1 bij art. 1.1 van de Crisis- en herstelwet, zodat de bepalingen in hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn op het Projectplan en op de besluiten die nodig zijn ter uitvoering van het Projectplan. De Crisis- en herstelwet bevat bijzondere procedurele bepalingen voor de beroepsprocedure. Dit betekent onder meer dat alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen en er geen pro forma beroep ingesteld kan worden: de beroepsgronden moeten in het beroepsschrift worden opgenomen en kunnen na afloop van de beroepstermijn niet meer worden aangevuld. Pagina 5 van 14

6 Mer beoordelingsnotitie In opdracht van RWS WNN is een MER beoordelingsnotitie opgesteld. De conclusie van de beoordeling is dat significante negatieve effecten voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De langjarige effecten van de suppletie vormen geen onderdeel van de uitgevoerde m.e.r.-beoordeling. De beoordeling spitst zich toe op de directe effecten van de werkzaamheden die samenhangen met de daadwerkelijke zandwinning en suppletie, inclusief bijbehorende monitoring. Voor zover er effecten te gevolge van de winning op de ecologie verwacht worden zijn deze marginaal en/of tijdelijk en herstellen ze zich snel. Archeologische objecten en conventionele explosieven worden niet verwacht ter plaatse van de winning. Zienswijzen Op het ontwerp-besluit zijn zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen op het ontwerp-besluit, die schriftelijk en mondeling binnen de termijn zijn ingediend, zijn samengevat in de Reactienota en zijn voorzien van een antwoord. De Reactienota is als bijlage. opgenomen bij dit besluit en maakt daar deel van uit. 5. MOTIVERING 1. Natuur De zandwinlocatie bevindt zich in diep open water, zodat de effecten op de beschermde soorten vaatplanten, broedvogels en landgebonden zoogdieren zijn uitgesloten. De locatie ligt in een gebied met gesedimenteerd pleistoceen zand, dat afkomstig is uit de ontgrondingskuilen, die zijn ontstaan na de bouw van de Oosterscheldekering. Het gebied bevat lage dichtheden van beschermde, bodemgebonden vissoorten kunnen ontkomen. Dit zijn in de Oosterschelde algemene soorten, zodat de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komt. 2. Foerageergebied De winlocatie is mogelijk geschikt als foerageergebied voor verschillende soorten zeezoogdieren en enkele visetende, niet-broedvogelsoorten met een instandhoudingsdoel. Het gebied is relatief arm aan bodemfauna en daardoor ook weinig aantrekkelijk voor bodembewonendende vissoorten. Hierdoor is het gebied weinig aantrekkelijk voor visetende zeezoogdieren en vogels. Gezien de beperkte tijdelijk verstoring (de werkzaamheden duren maximaal 23 weken), het feit dat er ruim voldoende alternatief foerageergebied beschikbaar is tijdens de werkzaamheden en dat de zandwinlocatie geen optimaal foerageergebied is, wordt de functionaliteit van de Oosterschelde als leefgebied voor beschermde soorten zeezoogdieren niet aangetast. 3. Vertroebeling Als gevolg van de werkzaamheden ontstaat op de winlocatie een vertroebeling van het water. Er wordt verwacht op basis van onderzoek dat deze vertroebeling tot maximaal 100 meter om het werkgebied plaatsvindt. De vertroebelingseffecten houden over het algemeen een dag aan na het opzuigen. Dit betekent dat er op een oppervlakte maximaal 1,5 km2 vertroebeling wordt veroorzaakt tijdens de zandwinning. Het materiaal dat bij de zandwinning in de Roompot met overvloei overboord gaat, verspreidt in de Roompot, Schaar van Colijnsplaat en de Voordelta. Hier komt 99% terecht in het gebied tussen de zandwinlocatie en de Pagina 6 van 14

7 stormvloedkering. Dit is een hoogdynamisch gebied met relatief weinig bodemfauna. De hier en in het zandwingebied voorkomende bodemfauna is gewend aan relatie hoogdynamische omstandigheden en zal zich na de zandwinning ook weer snel herstellen. De zandwinlocatie bestaat uit habitattype H1160 Grote baaien. De kwaliteit van dit habitattype wordt niet aangetast, omdat de bodemfauna zich na de zandwinning snel zal herstellen. 4. Conventionele explosieven (CE) Op de zandwinlocatie Roompot is na 1968 tussen de 5 en 15 meter zand gesedimenteerd. Er zal tot een maximum van 4 meter onder de huidige waterbodem zand worden opgezogen. Omdat het op te zuigen zand uit de naoorlogs gesedimenteerde laag komt, zijn hier naar verwachting geen CE aanwezig. Met betrekking tot het aspect CE ontstaat er geen belemmering voor het verlenen van onderhavige ontgrondingvergunning. 5. Waterkwaliteit en ecologie Met betrekking tot het aspect waterkwaliteit en ecologie ontstaat er geen belemmering voor het verlenen van onderhavige ontgrondingvergunning (dit aspect is uitgebreid beschreven in het projectplan). 6. Archeologie en cultuurhistorie In het zandwingebied Roompot kunnen archeologische resten verwacht worden van overblijfselen uit de Romeinse tijd tot de Nieuwe tijd. Er is een kleine kans op het voorkomen van prehistorische resten en verspoelde vuurstenen artefacten kunnen aanwezig zijn. Ook is de aanwezigheid van scheeps- en vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog niet uitgesloten. In de Roompot heeft plaatselijk meer 10 meter sedimentatie plaatsgevonden. Hier worden geen waardevolle archeologische resten in de bovenste lagen verwacht. Door het stellen van een voorschrift in deze vergunning is er met betrekking tot het aspect archeologie er geen belemmering voor het verlenen van onderhavige ontgrondingvergunning. 7. Kabels en leidingen Door het stellen van een voorschrift in onderhavige vergunning is de eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen voldoende geborgd en ontstaat er geen belemmering voor het verlenen van onderhavige ontgrondingenvergunning. 8. Ruimtelijke inpassing Het bestemmingsplan maakt het planologisch mogelijk om de ontgronding te realiseren. De betrokken gemeenten hebben geen advies uitgebracht over dit aspect. 9. Visserij en recreatie De ontgrondingswerkzaamheden zijn gepland voor de periode begin oktober 2017 tot en met half maart 2018 (5,5 maanden), of een jaar later, waarbij ook rekening is gehouden met de belangen van de recreatie- en de visserijsector. Schelpdiervisserij vindt niet plaats ter plekke of binnen de invloedssfeer van de winning. Daarmee ontstaat geen belemmering voor het verlenen van onderhavige ontgrondingvergunning. Pagina 7 van 14

8 10. Eigendom gronden Voor de ontgronding in de Roompot behoeft geen grondverwerving plaats te vinden. 6. Ondertekening Hoogachtend, DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR /WATER, PRODUCTEN EN STOFFEN E.R.A. Lamers Mededeling Inzien en zienswijzen Een ieder kan, gedurende een periode van zes weken vanaf de dag waarop de ontwerpbesluiten ter inzage zijn gelegd, schriftelijk of mondeling zijn zienswijze over de ontwerpbesluiten naar voren brengen. Waar en wanneer kunt u de ontwerpbesluiten inzien? Van vrijdag 12 mei tot en met donderdag 22 juni 2017 liggen de volgende ontwerpbesluiten ter inzage, samen met de daarop betrekking hebbende stukken (inclusief de aanvraag): - Ontwerp-Natuurbeschermingswetvergunning (Gedeputeerde Staten van Zeeland). - Ontwerp-Ontgrondingenwetvergunning (Minister van Infrastructuur en Milieu). - Ontwerp-projectplan Waterwet (Minister van Infrastructuur en Milieu). U kunt de betreffende stukken inzien op de volgende locatie: Kantoor Rijkswaterstaat Zee en Delta, Poelendaelesingel 18 te Middelburg.. Digitale inzage - De ontwerpbesluiten en alle bijbehorende stukken kunt u ook inzien via Hoe kunt u zienswijzen indienen? Van vrijdag 12 mei tot en met donderdag 22 juni 2017 kan eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen over de ontwerpbesluiten door het invullen van een zienswijzenformulier op de website van de directie Participatie: De directie Participatie ontvangt uw zienswijze bij voorkeur digitaal via het zienswijzenformulier. U ontvangt dan automatisch een ontvangstbevestiging. U kunt uw zienswijze ook op schrift zetten. In dat geval stuurt u uw zienswijze naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu t.a.v. de directie Participatie, Postbus 30316, 2500 GH Den Haag o.v.v. ontwerpbesluiten suppletie Roggenplaat. U ontvangt schriftelijk een ontvangstbevestiging. Wilt u mondeling reageren? Dit kan door telefonisch een afspraak te maken met de directie Participatie: Pagina 8 van 14

9 Wat gebeurt er met uw zienswijzen? De bevoegde gezaginstantie betrekt de ingediende zienswijzen bij het nemen van het definitieve besluit. Iedereen die een zienswijze heeft ingediend, wordt geïnformeerd over wat daarmee is gedaan. Tegen het uiteindelijke besluit kan beroep worden ingediend als men belanghebbende is en als men een zienswijze naar vorenheeft gebracht over het betreffende ontwerpbesluit, tenzij redelijkerwijs niet kan worden verweten dat geen zienswijze naar voren is gebracht. Pagina 9 van 14

10 Bijlage 1 Voorschriften Voorschriften behorende bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van met nummer. De vergunning heeft betrekking op het ontgronden binnen de winplaats zoals opgenomen in de kaart van bijlage 2 bij deze vergunning. Artikel 1: Vergunde activiteiten en randvoorwaarden 1. De ontgrondingen dienen te worden uitgevoerd op de in de aanvraag beschreven wijze en binnen de daarin beschreven gebieden en randvoorwaarden, voor zover daarvan in de navolgende voorschriften niet wordt afgeweken. 2. De ontgrondingen mogen alleen worden uitgevoerd binnen de contouren van de winplaats zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze beschikking. Ontgrondingen mogen niet dieper plaatsvinden dan maximaal 4 meter onder de huidige waterbodem (de huidige waterbodem heeft een minimale diepte van -6.5m NAP en een maximale diepte van -12,5m NAP zie bijlage 3 ). 3. De ontgrondingen mogen geen aantasting veroorzaken van de functie van constructies en kunstwerken. 4. Er mag maximaal miljoen m³ bodemmateriaal ontgraven worden. 5. De afstanden zoals aangegeven in tabel 1 Afstanden tot de kunstwerken, vaste objecten, situaties en omstandigheden waarbinnen geen ontgrondingsvergunning wordt verleend van de Beleidsregels ontgrondingen in rijkswateren met betrekking tot de grote Zeeuwse en Zuid Hollandse wateren moeten in acht worden genomen. 6. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de vrijkomende en af te voeren hoeveelheid bodemmateriaal wordt gemeten in kubieke meters. De afgevoerde hoeveelheden, de verwerkingslocatie, de toepassings- of verwijderingslocatie en de kwaliteitsklasse van de verschillende grondstromen dienen apart te worden geregistreerd. 7. In de registratie zoals genoemd in voorschrift 6 dient tevens te worden aangegeven of het vrijgekomen bodemmateriaal op de locatie Roggenplaat is verwerkt, dan wel is afgevoerd. De meet- en registratiegegevens dienen eenmaal per maand aan het bevoegd gezag te worden toegezonden. Genoemd register dient te allen tijde op het werk ter inzage te liggen voor daartoe bevoegde instanties. 8. De vergunninghouder is verplicht de ontgrondingen uit te voeren conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd werkplan, zoals omschreven in artikel 3 van de voorschriften. 9. Door het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen of instructies moeten direct worden opgevolgd. Artikel 2: Informatievoorziening 1. De vergunninghouder wijst een of meer personen aan die in het bijzonder belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij dit besluit e. De vergunninghouder deelt het bevoegd gezag uiterlijk 4 weken voor de aanvang van de ontgronding de naam, het adres en telefoonnummer mede van degene(n) die in het bijzonder belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij dit besluit e. Wijziging van de bedoelde personen dient onmiddellijk te worden gemeld aan het bevoegd gezag. Pagina 10 van 14

11 2. Zowel de start als de beëindiging van de ontgrondingswerkzaamheden moeten ten minste twee weken van te voren schriftelijk worden gemeld aan het bevoegd gezag. 3. De vergunninghouder dient te beschikken over een hydrografische kaart. Deze kaart moet bij de start van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag worden verstrekt. 4. Indien de vergunninghouder kabels, leidingen of andere voorwerpen aantreft die niet op zijn hydrografische kaart zijn aangegeven, stelt hij het bevoegd gezag hiervan onmiddellijk in kennis, met schriftelijke opgave van de coördinaten van hetgeen is aangetroffen. 5. Binnen een maand na beëindiging van de ontgrondingswerkzaamheden dient een totaaloverzicht van alle meet- en registratiegegevens zoals genoemd in de voorschrift artikel 1.6 aan het bevoegd gezag te worden toegezonden. 6. De vergunninghouder zorgt ervoor dat binnen twee weken na de beëindiging van de ontgronding, door een erkend en onafhankelijk adviesbureau een dieptemeting van de gehele ontgronding wordt uitgevoerd. De resultaten en de conclusie(s) van deze meting moeten ten minste in de vorm van een dieptelijnenkaart met dwarsprofielen ten opzichte van NAP (schaal 1:1000), binnen één maand na de meting aan het bevoegd gezag worden gestuurd. Tevens dienen de lengteprofielen, plattegrondtekeningen en overzichtstekeningen op voldoende duidelijke schaal te worden overlegd, uitgezet tegen het oorspronkelijke ontwerp. Artikel 3: Werkplan 1. De vergunninghouder begint niet eerder met ontgronden dan na schriftelijke goedkeuring van het werk- en monitoringsplan alsmede de wijzigingen daarop en de te verstrekken gegevens door het bevoegd gezag. 2. Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden. 3. De in lid 1 genoemde plannen en gegevens betreffen de volgende zaken: 1. Een werkplan met betrekking tot de ontgronding, waarin de in artikel 1 genoemde uitgangspunten en voorwaarden in acht worden genomen. In dit plan worden tenminste de volgende aspecten beschreven: a. Uitvoeringswijze van de ontgronding: de fasering van de ontgronding, wanneer vindt waar de ontgronding plaats (nadere specificatie van de beschreven uitvoering op de winlocatie in het projectplan Waterwet versie ). b. De namen, soort, vermogen, bouwjaar, milieutechnische voorzieningen en de specificaties van in te zetten schepen. c. Keuze van het juiste overige materieel met redelijkerwijs minimale effecten ten aanzien van ten minste de vertroebeling en bronemissies. d. Een grondstromenplan waarin is aangegeven wat de grondstromenbalans is en waar welke grondstoffen vrijkomen, waar welke grondstoffen zullen worden toegepast en welke grondstoffen zullen worden afgevoerd. e. De termijn waarop de werkzaamheden worden afgerond. 4. Indien uit de werkplan (lid 5, 6 en 7) blijkt dat wordt afgeweken van de vergunde werkwijze, dan wel dat de feitelijke effecten afwijken van de vergunning cq. aanvraag, dan dient dit zo spoedig mogelijk te worden Pagina 11 van 14

12 gemeld aan het bevoegd gezag. Het werkplan mag niet in strijd zijn met overige wet- en regelgeving. 5. Vergunninghouder is verplicht de werkzaamheden uit te voeren conform het goedgekeurde werkplan. Artikel 4: Handhaving (toezicht en controle) 1. Het bevoegd gezag en namens het bevoegd gezag optredende personen en instanties hebben te allen tijde vrije toegang tot alle bij de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden in gebruik zijnde werktuigen, vaartuigen en inrichtingen. 2. Aan de toezichthouder moeten alle gewenste gegevens betreffende de in de vergunning bedoelde werkzaamheden worden verstrekt. 3. Aanwijzingen ter zake van of vanwege het bevoegd gezag moeten worden opgevolgd. 4. Een afschrift van deze beschikking moet aanwezig zijn op de vaartuigen en werktuigen die in gebruik zijn bij de in deze vergunning bedoelde werkzaamheden. Artikel 5: Historische belangrijke, archeologische vondsten 1. De vergunninghouder dient tijdens de ontgravingswerkzaamheden rekening te houden met toevalsvondsten met archeologische waarden. Overeenkomstig het gestelde in artikel 5.10 van de Erfgoedwet dienen toevalsvondsten onverwijld te worden gemeld bij het bevoegd gezag. 2. Voor de in de aanvraag genoemde passieve archeologische begeleiding wordt een meldingsprotocol voor de aannemer opgesteld. Dit protocol moet 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden worden toegestuurd aan het bevoegd gezag. De werkzaamheden mogen niet worden gestart dan na goedkeuring van het protocol door het bevoegd gezag. 3. Indien bij het geplande booronderzoek archeologische resten worden aangetroffen, vindt aanvullend archeologisch onderzoek en besluitvorming plaats. Artikel 6: Maatregelen bij bijzondere omstandigheden 1. Indien zich bij het gebruik van deze vergunning bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor ernstige hinder of gevaar ontstaat voor de veiligheid van personen, de scheepvaart, de waterkering, waterkwaliteit of de ecologie neemt de vergunninghouder zo snel mogelijk alle maatregelen die nodig zijn om de hinder of het gevaar te voorkomen dan wel te beperken. 2. De vergunninghouder meldt de bijzondere omstandigheden aan het bevoegd gezag. 3. De door het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen of instructies moeten direct worden opgevolgd. Artikel 7: Beëindiging ontgronding 1. De vergunninghouder zorgt ervoor dat binnen één maand na beëindiging van de ontgrondingen al het materiaal en materieel dat direct of indirect verband houdt met de ontgrondingen is afgevoerd van de ontgrondingslocatie. Pagina 12 van 14

13 Artikel 8: Geldigheidsduur 1. Deze vergunning vervalt 4 jaar na datum verlening, indien met het ontgronden krachtens deze beschikking geen begin is gemaakt. 2. Indien tijdig - dat wil zeggen voor het verstrijken van de in lid 1 opgenomen termijn - een aanvraag tot verlenging is ingediend, wordt de in lid 1 genoemde termijn opgeschort tot de beslissing op de verlengingsaanvraag van kracht is. Artikel 9: Toesturen gegevens De in de voorschriften gevraagde gegevens worden toegestuurd aan het bevoegd gezag, zijnde de Inspectie Leefomgeving en Transport, per adres Postbus 16191, 2500 BD Den Haag en per digitale postbus te vinden via de internetsite Pagina 13 van 14

14 Bijlage 2 Winplaats ontgronding Kaart winplaats behorende bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van met nummer. Pagina 14 van 14