SmartCloud Docs. Versie 1.0

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SmartCloud Docs. Versie 1.0"

Transcriptie

1 SmartCloud Docs Versie 1.0

2 ii SmartCloud Docs

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 2. Werken met documenten. 3 Documenten maken en importeren Sjablonen - Info Documenten maken op basis van sjablonen... 4 Documenten uploaden om te delen Bestaande documenten importeren Met wachtwoord beveiligde Word-documenten openen Bestandscompatibiliteit en documenten exporteren. 8 Ondersteunde bestandsindelingen in documenten 8 Documenten opslaan Een versie publiceren Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen Documenten delen Documenten delen met personen of community's 12 Toegangsniveaus instellen voor documenten.. 13 Samenwerken aan documenten in real-time Gelijktijdige bewerking in real-time van documenten Samenwerken met behulp van commentaar in documenten Documenten bewerken Tekst opmaken in documenten Links invoegen Kop- en voetteksten maken Inhoudsopgave maken Velden in documenten invoegen Spellingcontrole uitvoeren in documenten Documenten afdrukken Documenten afdrukken naar PDF-bestanden.. 36 Werken met afbeeldingen in documenten Afbeeldingen invoegen in documenten Eigenschappen van afbeeldingen instellen Werken met tabellen in documenten Tabellen maken in documenten Tabelstijlen wijzigen in documenten Tabeleigenschappen instellen in documenten.. 39 Achtergrondkleuren instellen voor tabelcellen.. 40 Tekst uitlijnen in tabelcellen in documenten.. 40 Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen Tabelcellen samenvoegen of splitsen Het formaat van tabellen wijzigen in documenten 42 Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren Snelkeuzelijst voor documenten Toegankelijkheid in documenten Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 51 Spreadsheets maken en importeren Spreadsheets maken op basis van sjablonen.. 51 Spreadsheets uploaden om te delen Bestaande spreadsheets importeren Met wachtwoord beveiligde Excel-documenten openen Bestandscompatibiliteit en spreadsheets exporteren 55 Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets Spreadsheets opslaan Een versie publiceren Spreadsheets naar andere bestandsindelingen exporteren Spreadsheets delen Spreadsheets delen met personen of community's 59 Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets.. 60 Samenwerken aan spreadsheets in real-time Gelijktijdige bewerking in real-time van spreadsheets Samenwerken met behulp van commentaar in spreadsheets Het uiterlijk van uw spreadsheets wijzigen Lettertypen, randen en kleur Lettertypen wijzigen in spreadsheets Rijhoogte of kolombreedte wijzigen Standaardopmaak terugzetten in spreadsheetcellen Getalnotaties toewijzen Gegevens invoeren en bewerken Basisprincipes gegevensbewerking Celinhoud zoeken en vervangen Een hyperlink in een cel toevoegen De link uit een hyperlink verwijderen Een bereik automatisch vullen Werkbladcellen samenvoegen of splitsen Spellingcontrole uitvoeren in spreadsheets Spreadsheets afdrukken naar PDF-bestanden.. 79 Werken met afbeeldingen in spreadsheets Afbeeldingen invoegen in spreadsheets Afbeeldingen verplaatsen en het formaat van afbeeldingen wijzigen in spreadsheets Gegevensbereiken beheren Gegevens sorteren Instantfilters gebruiken Rijen en kolommen verbergen Rijen en kolommen afbeelden Verwijzen naar cellen op een ander werkblad.. 83 Gegevens en afbeeldingen in en tussen spreadsheets kopiëren Een bereik een naam geven Benoemde bereiken zoeken of bewerken Een benoemd bereik verwijderen Relatieve en absolute verwijzingen Werken met formules in berekeningen Formules en functies Matrixfuncties Functies voor datum en tijd Technische functies Informatiefuncties iii

4 Logische functies Wiskundige functies Spreadsheetfuncties Statistische functies Tekstfuncties Snelkeuzelijst voor spreadsheets Toegankelijkheid in spreadsheets Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 181 Presentaties maken en uploaden Presentaties maken Presentaties uploaden om te delen Bestandscompatibiliteit en presentaties exporteren 184 Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties Presentaties opslaan Een versie publiceren Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen Presentaties delen Presentaties delen met personen of community's 187 Toegangsniveaus instellen voor presentaties Samenwerken aan presentaties in real-time Gelijktijdige bewerking in real-time van presentaties Samenwerken met behulp van commentaar in presentaties Dia's opmaken Lettertypen wijzigen in presentaties Object Objecten selecteren en verplaatsen De volgorde van de objecten rangschikken Opsommingstekens en nummering Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen Dia-layout De opmaak van dia's instellen De masterstijl wijzigen Werken met de normale weergave Normale weergave Dia's wissen Dia's toevoegen Dia's verplaatsen Dia's dupliceren Spellingcontrole uitvoeren in presentaties Presentaties afdrukken Presentaties afdrukken naar PDF-bestanden Werken met afbeeldingen in presentaties Afbeeldingen in presentaties invoegen Diapresentaties Diapresentaties afspelen Overgang van dia's Overgangen tussen dia's toepassen Werken met tabellen in presentaties Tabellen in presentaties maken Rijen en kolommen toevoegen in presentaties 216 Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen 217 Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen Tekst in cellen uitlijnen Tabelstijlen in presentaties wijzigen Tabelkopteksten in presentaties definiëren Sprekersnotities bewerken Snelkeuzelijst voor presentaties Toegankelijkheid in presentaties Trefwoordenregister iv SmartCloud Docs

5 Hoofdstuk 1. SmartCloud Docs SmartCloud Docs is een nieuw officepakket voor het gelijktijdig werken aan documenten, spreadsheets en presentaties in de cloud. Het biedt gelijktijdige bewerking in real-time, waardoor gebruikers afzonderlijk of gezamenlijk aan documenten kunnen werken. Geef commentaar op een document of neem deel aan een discussie. Dit is allemaal mogelijk zonder installatie van software op de computer. Nog geen ervaring met SmartCloud Docs? Bekijk video's om te leren hoe u voordeel kunt hebben van de krachtige, functierijke SmartCloud Docs-editors. Aan de slag Begin bij het werken met SmartCloud Docs bij de toepassing Bestanden. Klik op de knop Nieuw en selecteer het bestandstype dat u wilt maken: Document, Spreadsheet of Presentatie. Het bestand wordt in SmartCloud Docs gemaakt en u kunt de inhoud in de cloud bewerken. v Hoofdstuk 2, Werken met documenten, op pagina 3 v Hoofdstuk 3, Werken met spreadsheets, op pagina 51 v Hoofdstuk 4, Werken met presentaties, op pagina 181 De toegankelijke versie van deze productdocumentatie is beschikbaar via de IBM SmartCloud for Social Business wiki. IBM Corporation 2012,2013 1

6 2 SmartCloud Docs

7 Hoofdstuk 2. Werken met documenten Zelf aan een documenten werken of met uw collega's samenwerken aan bestanden. U kunt commentaar op een document leveren of zelfs aan een discussie deelnemen. Dit kan allemaal in real-time. Selecteer een sjabloon, zoals een rapport of een brief, of upload een bestaand Lotus Symphony of Microsoft Word-bestand om te beginnen. Nog geen ervaring met SmartCloud Docs? Bekijk video's om te leren hoe u voordeel kunt hebben van de krachtige, functierijke SmartCloud Docs-editors. Aan de slag v Documenten maken en importeren v Bestandscompatibiliteit en documenten exporteren op pagina 8 v Documenten delen op pagina 12 v Samenwerken aan documenten in real-time op pagina 15 v Documenten bewerken op pagina 23 v Werken met afbeeldingen in documenten op pagina 36 v Werken met tabellen in documenten op pagina 38 v Samenwerken met behulp van commentaar in documenten op pagina 18 De toegankelijke versie van deze productdocumentatie is beschikbaar via de IBM SmartCloud for Social Business wiki. Documenten maken en importeren U kunt een document vanuit een sjabloon maken, een bestand uploaden en een bestaand document importeren. De bestandsindelingen.doc,.docx,.odt,.txt en.ott worden ondersteund. Sjablonen - Info Een sjabloon is een herbruikbare opmaak of stijl die u kunt gebruiken om snel documenten of secties te maken. U moet de eigenaar of editor van het document zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Sjablonen bevatten opmaakinstellingen en kunnen bewerkingsomgevingen bieden voor bepaalde projecten en klanten. Dankzij sjablonen hoeft u in verwante documenten niet telkens dezelfde informatie te typen. Sjablonen bevatten standaardtekst, zoals bedrijfsnamen en subkoppen of plaatshouders. IBM Corporation 2011,2012 3

8 U kunt bijvoorbeeld een factuur maken op basis van een documentsjabloon, met een vooraf gedefinieerde structuur, tekstopmaak, paginaopmaak en andere stijlen. Daarnaast voegt u een sectiesjabloon in het document in als briefhoofd van uw bedrijf. Verwante gegevens, zoals adres, en telefoonnummer, kunt u dan direct wijzigen. Verwante taken: Documenten maken op basis van sjablonen U kunt sjablonen gebruiken om documenten te maken met bepaalde opmaakselementen, zoals voor tekst, layout en achtergronden. Documenten maken op basis van sjablonen U kunt sjablonen gebruiken om documenten te maken met bepaalde opmaakselementen, zoals voor tekst, layout en achtergronden. 1. Klik in de lijst Bestanden op de naam van een document waartoe u ten minste bewerkingstoegang hebt. Als u het bestand eerder hebt geopend, wordt het in IBM Docs geopend. Als dit niet het geval is, klikt u op Bewerken in IBM Docs. 2. Klik op Bestand > Nieuw > Met sjabloon > Document. Het venster Document maken op basis van sjabloon wordt geopend. 3. Geef in het veld de bestandsnaam op en klik op OK. 4. Klik in het venster Sjablonen op de sjabloon die u wilt gebruiken. U kunt ook naar de sjabloon zoeken door de sjabloonnaam in het zoekveld in te voeren. De bijbehorende sjabloon wordt afgebeeld. 5. Klik op OK. Het nieuwe document op basis van de sjabloon wordt geopend. Tip: Als u geen sjabloon selecteert en op Annuleren klikt, wordt een leeg document gemaakt. U kunt ook rechtstreeks een leeg document maken door te klikken op Bestand > Nieuw > Document. Verwante onderwerpen: Sjablonen - Info op pagina 3 Een sjabloon is een herbruikbare opmaak of stijl die u kunt gebruiken om snel documenten of secties te maken. U moet de eigenaar of editor van het document zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Documenten uploaden om te delen U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. 4 SmartCloud Docs

9 De beheerder bepaalt wie bestanden kan uploaden en hoeveel ruimte er beschikbaar is voor het opslaan van bestanden. Als u de limiet bereikt, kunt u geen nieuwe bestanden meer toevoegen aan Bestanden. De hoeveelheid gebruikte ruimte wordt in de view Mijn bestanden afgebeeld aan het einde van de lijst met bestanden. U kunt oude versies van bestanden wissen om ruimte te maken. Om een bestand te uploaden naar Mijn bestanden voert u de volgende stappen uit: 1. Klik op Bestanden uploaden. 2. Ga naar het veld Bestanden en klik op Bladeren om het bestand te selecteren dat u wilt uploaden. Opmerking: U kunt deze stap herhalen om extra bestanden te uploaden. De te uploaden bestanden worden afgebeeld en u kunt op het bestand klikken om de bestandsnaam te bewerken of op x klikken om het bestand uit de lijst te verwijderen. 3. Optioneel: typ tags, gescheiden door een spatie. 4. Selecteer een van de volgende opties: Optie Niemand (alleen zichtbaar voor mij) Beschrijving Hiermee wordt het bestand persoonlijk. Alleen de eigenaar kan het bekijken en bewerken. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 5

10 Optie Personen of community's Iedereen in UwOrganisatie Beschrijving Hiermee deelt u het bestand met bepaalde personen of met een community. Voer de volgende stappen uit: 1. Selecteer een Persoon of een Community. 2. Selecteer het toegangsniveau als Lezer of als Editor: v Lezers kunnen een bestand lezen, erop reageren, het downloaden en aanbevelen. v Editors kunnen een bestand lezen, bewerken, erop reageren, een nieuwe versie downloaden en eigenschappen voor het bestand instellen. 3. Voer een van de volgende taken uit: v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de naam die u zoekt wordt afgebeeld, selecteert u deze. Als de naam niet wordt afgebeeld, typt u de naam of het adres en selecteert u vervolgens de persoon. v Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. 4. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. Maak het bestand beschikbaar voor iedereen in uw organisatie. Zij krijgen lezerstoegang. 5. Klik op Uploaden. 6 SmartCloud Docs

11 Verwante taken: Bestaande documenten importeren U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten op pagina 8 Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Bestaande documenten importeren U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Om een bestaand document te importeren, gaat u als volgt te werk: 1. Upload een bestand naar de lijst Bestanden. 2. Klik op Mijn bestanden. 3. Zoek het bestand dat u wilt openen in IBM Docs en klik op de bestandsnaam om naar een pagina te gaan met acties die u kunt ondernemen. 4. Klik op Bewerken in IBM Docs of Bekijken om het bestand automatisch te importeren in IBM Docs-indeling. Opmerking: Soms wordt een bepaalde opmaak van geüploade bestanden niet precies afgebeeld in IBM Docs, maar blijft deze wel behouden in het bestand. In dergelijke gevallen kunt u, zodra een versie is gepubliceerd, het bestand weer downloaden naar de oorspronkelijke opmaak. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 7

12 Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Met wachtwoord beveiligde Word-documenten openen U kunt met wachtwoord beveiligde Microsoft Word-documenten openen in IBM Docs. 1. Upload het Word-document naar Mijn bestanden. 2. Klik op de bestandsnaam. 3. Klik op Bewerken in IBM Docs. Klik op Online bewerken wanneer het venster Online bewerken met IBM Docs? wordt geopend. Vervolgens wordt er een venster geopend waar u een wachtwoord kunt invoeren. 4. Voer het wachtwoord in en klik op OK. Het document wordt geopend in IBM Docs en is gereed voor bewerking. Bestandscompatibiliteit en documenten exporteren Deze sectie geeft een overzicht van de bestandstypen die u kunt gebruiken met IBM Docs-documenten. Ondersteunde bestandsindelingen in documenten Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. 8 SmartCloud Docs

13 Tabel 1. Bestandsindelingen die kunnen worden geïmporteerd inibm Docs Documents Toepassing Bestandstype Lotus Symphony Documents.odt,.ott Microsoft Word.doc,.docx,.dot TXT-bestanden.txt Tabel 2. Bestandsindelingen die kunnen worden geëxporteerd vanuit IBM Docs Documents Toepassing Bestandstype Lotus Symphony Documents.odt Microsoft Word.doc Adobe Reader.pdf Opmerking: IBM Docs-bestanden hebben de bestandsextensies van de Open Document-indeling van Symphony, maar ze gebruiken een speciale online versie van die indelingen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 9

14 Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande documenten importeren op pagina 7 U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Documenten opslaan Gebruik de opdracht Opslaan om een document op te slaan dat u als een concept aan het bewerken bent. Gebruik Opslaan als om een concept (of een gepubliceerde versie) als een concept met een nieuwe naam op te slaan. Een conceptdocument kan door de eigenaar worden geopend en door degenen met wie de eigenaar het bestand heeft gedeeld als editors. Opmerking: Om lezers het document te kunnen laten bekijken of downloaden, moet het concept als een versie worden gepubliceerd. 1. Klik op Bestand > Opslaan. Het bestand wordt als concept opgeslagen. Belangrijk: Wanneer u uw document bewerkt, wordt het periodiek automatisch door IBM Docs opgeslagen als een concept. Maar u kunt de opdracht Opslaan gebruiken om het op elk ander moment op te slaan. 2. Als u het document wilt opslaan als een nieuw concept, klikt u op Bestand > Opslaan als. Voer een bestandsnaam in en klik op OK. Het document met een nieuwe naam is gemaakt in Mijn bestanden. Opmerking: Met de opdracht Opslaan als in IBM Docs kunnen bestanden niet worden opgeslagen in een andere bestandsindeling. Als het nodig is om een bestand te exporteren naar een Open Office- of Microsoft-indeling, kunt u de opdracht Downloaden of Downloaden als Microsoft Office-bestand gebruiken. Zelfs IBM Docs-bestanden met de extensie.odt,.odp en.ods moeten worden geëxporteerd als u ze offline wilt bewerken in een Open Office-toepassing. Dit komt omdat de IBM Docs-indelingen een speciaal type online indeling van deze indelingen is. 10 SmartCloud Docs

15 Een versie publiceren Nadat u uw document hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. 1. Klik op Bestand > Versie publiceren. Het venster Een versie publiceren wordt afgebeeld. 2. Optioneel: U kunt de beschrijvende woorden toevoegen in het veld Versiebeschrijving. 3. Klik op Publiceren. Meldingen worden verzonden naar mensen die dit bestand volgen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. IBM Docs gebruikt het Open Document Format (.odf). Als u een document bewerkt of een document maakt, wordt dit opgeslagen in de indeling.odt. Als u bijvoorbeeld een Microsoft Office Word-bestand bewerkt in IBM Docs en een versie publiceert, wordt dit geconverteerd naar de indeling.odt. U kunt het bestand in de huidige indeling downloaden of het bestand downloaden naar een andere indeling, zoals Microsoft Office of PDF. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek het document dat u wilt exporteren en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Meer acties en selecteer vervolgens Downloaden als Microsoft Office-bestand of Downloaden als PDF-bestand. Opmerking: Alleen een gepubliceerde versie van een document kan worden gedownload. Als het document nog een concept is en u bent de eigenaar of editor, publiceer dan een versie. Als u een lezer bent, vraag de eigenaar dan om het document te publiceren. 4. Optioneel: Als u Downloaden als PDF-bestand selecteert, wordt het venster Pagina-indeling afgebeeld. Geef de gewenste instellingen op en klik vervolgens op OK. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 11

16 Documenten delen 12 SmartCloud Docs Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande documenten importeren op pagina 7 U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Documenten delen met personen of community's U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten op pagina 8 Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. U kunt uw documenten openbaar maken zodat iedereen ze kan lezen of uw documenten delen met bepaalde mensen die ze kunnen lezen of bewerken, afhankelijk van hun toegangsniveau. U kunt uw documenten ook met community's delen. Documenten delen met personen of community's U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. U kunt een bestand delen bij het uploaden. U kunt het ook delen na het uploaden of nadat u uw document hebt gemaakt. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek het bestand dat u wilt delen. Schakel het selectievakje voor de bestandsnaam in. 3. Klik op de knop Delen. 4. Als u andere specifieke toestemming wilt geven, selecteert u Personen of community's en selecteert u de volgende opties: a. Selecteer een Persoon of een Community. b. Selecteer als Lezer of als Editor om toegang toe te wijzen. c. Voer een van de volgende taken uit: v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de gewenste naam erbij staat, selecteert u deze. Is dit niet het geval, dan typt u de naam of het adres en selecteert u

17 v vervolgens de persoon. Als de gewenste naam niet wordt afgebeeld, klikt u op Persoon niet gevonden? Gebruik volledige zoekopties. om de naam op te zoeken. Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. d. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. 5. Optioneel: Selecteer Iedereen in UwOrganisatie als u het bestand zichtbaar wilt maken voor iedereen in uw organisatie. 6. Klik op Delen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van documenten - Info op pagina 16 Werk samen met andere deelnemers tegelijk aan bestanden. Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande documenten importeren op pagina 7 U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Toegangsniveaus instellen voor documenten Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Gelijktijdige bewerking van documenten op pagina 17 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een document werken. U kunt in verschillende of in dezelfde alinea, tabel, afbeelding enzovoort werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in documenten op pagina 18 Als u een document gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten op pagina 8 Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Toegangsniveaus instellen voor documenten Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Door mij gedeeld. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 13

18 2. Zoek het bestand waarvoor u een toegangsniveau wilt instellen en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Bestandsgegevens bekijken en klik vervolgens op het tabblad Delen. 4. Voer een van de volgende opties uit: v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wissen, klikt u in het veld Editors of Lezers op x naast de naam van die persoon of community. v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wijzigen, moet u het oorspronkelijke niveau wissen. Als u het toegangsniveau bijvoorbeeld wijzigt van lezer in editor, moet u eerst het lezersniveau wissen. Klik vervolgens in het veld Editors op de knop Toevoegen. Selecteer als Editor om de toegang toe te wijzen. v Als u mensen met wie u het bestand deelt toestemming wilt geven om het bestand met anderen te delen, selecteert u Anderen toestaan dit bestand te delen. 14 SmartCloud Docs

19 Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van documenten - Info op pagina 16 Werk samen met andere deelnemers tegelijk aan bestanden. Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande documenten importeren op pagina 7 U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Documenten bewerken op pagina 23 Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Gelijktijdige bewerking van documenten op pagina 17 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een document werken. U kunt in verschillende of in dezelfde alinea, tabel, afbeelding enzovoort werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in documenten op pagina 18 Als u een document gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten op pagina 8 Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Samenwerken aan documenten in real-time U kunt met anderen als team samenwerken aan een document in real-time. U kunt ook gelijktijdig met andere editors documenten bewerken en commentaar en discussies toevoegen. Wanneer u online bewerkt met IBM Docs, kunt u samenwerkingsfuncties gebruiken, zoals gelijktijdige bewerking en commentaar leveren. Als u het document downloadt en het daarna weer uploadt naar IBM Docs, gaat het commentaar voor dit document verloren. Als u niet gemachtigd bent voor sociale bewerkingsmogelijkheden, is gelijktijdige bewerking samen met anderen niet mogelijk. Neem voor meer informatie contact op met de beheerder. Gelijktijdige bewerking in real-time van documenten Wanneer u een document deelt en de andere gebruikers editorstoegang verleent, bent u gereed om gelijktijdig in real-time te werken. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 15

20 Het is mogelijk een document gelijktijdig met andere editors te bewerken, waardoor teams efficiënter documenten kunnen schrijven. De wijzigingen van de editors worden in verschillende kleuren weergegeven. In de editorslijst in de flankbalk kunt u zien wie er momenteel aan de presentatie werken. Wanneer u het gelijktijdig bewerken voltooit, kan elke editor het document opslaan als concept of als een nieuwe versie in de bestandsshare. Gelijktijdige bewerking van documenten - Info Werk samen met andere deelnemers tegelijk aan bestanden. Wanneer u een document maakt, vraagt u soms input van andere mensen. In normale gevallen slaat u uw document op uw lokale station op en t u het bestand naar anderen voor input. U kunt hun wijzigingen niet zien totdat ze u het document terugsturen. Er wordt tijd verspild aan s over en weer, het consolideren van commentaar en het controleren van informatie. Hierbij kan gelijktijdige bewerking helpen. Deelnemers kunnen het bestand tegelijkertijd bewerken en wijzigingen onmiddellijk bekijken. De enige vereiste is dat u het bestand deelt en editorstoegang geeft aan deelnemers. Wijzigingen van editors worden in verschillende kleuren weergegeven zodat u altijd kunt zien wie de wijziging heeft aangebracht. U kunt ook zien wie het document aan het bewerken is door de editorlijst in de flankbalk te bekijken. Voorbeeld Linda werkt als assistent op de IT-afdeling. Ze moet elke week statusrapporten bij haar manager indienen. Linda maakt een document, waarvoor gegevens van IT-vertegenwoordigers van vijf teams nodig zijn. Voordat ze IBM Docs gebruikt, stuurde Linda bijlagen naar elke vertegenwoordiger en voegde vervolgens de antwoorden samen die door elke persoon waren teruggestuurd. Met IBM Docs maakt Linda nu een document met een tabel. Ze deelt dit document met de vijf vertegenwoordigers en vraagt hen om de verplichte secties in te vullen. Wanneer het document is voltooid, deelt Linda het document met haar manager. 16 SmartCloud Docs

21 Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van documenten Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een document werken. U kunt in verschillende of in dezelfde alinea, tabel, afbeelding enzovoort werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in documenten op pagina 18 Als u een document gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Gelijktijdige bewerking van documenten Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een document werken. U kunt in verschillende of in dezelfde alinea, tabel, afbeelding enzovoort werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Elke deelnemer aan de gelijktijdige bewerking moet beschikken over editorstoegang tot het document. Als u een document bijvoorbeeld samen met uw teamleden wilt bewerken, moet u het document met hen delen en hun toegangsniveau instellen op Editor. Om documenten gelijktijdig te bewerken, gaat u als volgt te werk: 1. Als u de eigenaar van het bestand bent en gelijktijdige bewerking start, klikt u op Door mij gedeelde bestanden in de toepassing Bestanden. U kunt ook klikken op Met mij gedeelde bestanden. 2. Klik in de lijst Bestanden op de naam van het document dat u gelijktijdig wilt bewerken. Klik vervolgens op Bewerken in IBM Docs Opmerking: Wanneer u de eigenaar van het bestand bent, wordt het in IBM Docs geopend wanneer u het bestand eerder hebt geopend. Als dit niet het geval is, wordt het venster Online bewerken met IBM Docs? geopend. Klik op Online bewerken om door te gaan. De andere editors kunnen de knop Bewerken in IBM Docs niet zien tot de eigenaar van het bestand het document al eerder in IBM Docs heeft geopend. 3. Het document wordt geopend in de modus voor gelijktijdige bewerking. 4. De namen van de editors staan in de flankbalk. Als een editor het bestand opent in de modus voor gelijktijdige bewerking, wordt zijn naam vetgedrukt en wordt er een kleur aan toegewezen. U kunt het document wijzigen en tegelijkertijd wijzigingen van anderen zien in verschillende kleuren. Opmerking: Uw wijzigingen worden gedurende het bewerkingsproces automatisch opgeslagen in het conceptdocument. 5. Wanneer u gereed bent om anderen het document te laten lezen of downloaden, klikt u op Bestand > Versie publiceren. 6. Sluit het documenttabblad. Opmerking: U krijgt een melding tijdens uw bewerkingssessie als een mede-editor het bestand wist. Klik op OK in de melding om uw concept als een nieuw bestand op te slaan en te zorgen dat de door u gemaakte wijzigingen bewaard blijven. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 17

22 Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van documenten - Info op pagina 16 Werk samen met andere deelnemers tegelijk aan bestanden. Verwante taken: Wijzigingen van editors afbeelden in documenten Als u een document gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Wijzigingen van editors afbeelden in documenten Als u een document gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Standaard worden de kleurindicators afgebeeld. Om de kleurindicators te sluiten, klikt u op Beeld > Markering gelijktijdige bewerking. Opmerking: De kleuren van de verschillende editors worden toegewezen door de beheerder. U kunt deze niet wijzigen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van documenten - Info op pagina 16 Werk samen met andere deelnemers tegelijk aan bestanden. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van documenten op pagina 17 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een document werken. U kunt in verschillende of in dezelfde alinea, tabel, afbeelding enzovoort werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Samenwerken met behulp van commentaar in documenten Wanneer u met meerdere editors samenwerkt aan een document, is het handig om commentaar toe te voegen. Dit helpt bij de communicatie met editors die op andere tijden werken. Wanneer u een opmerking maakt, wordt er een flankbalk afgebeeld met alle commentaar voor het document. U neemt deel aan een editordiscussie bij een commentaar door antwoorden toe te voegen. De discussie wordt ingesprongen weergegeven onder het commentaar. U kunt uw eigen commentaar verwijderen en met behulp van het commentaar of antwoorden aan een andere editor toewijzen. Ook kunt u aan u gerichte of door u toegevoegd commentaar bekijken. Ten slotte kunt u het commentaar filteren op editor om te zien welk commentaar of welke antwoorden aan een editor gericht of door een editor geschreven zijn. 18 SmartCloud Docs

23 Commentaar in documenten - Info Wanneer u samen aan een document moet werken, maar op verschillende tijden, kunt u door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Via dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Alle commentaar wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar, waar voor elke opmerking de volledige discussie wordt weergegeven. U kunt commentaar maken of verwijderen, een antwoord toevoegen, commentaar of antwoorden doorsturen naar een andere editor en zoeken naar trefwoorden in het commentaar. Ook kunt u aan u gericht commentaar of antwoorden bekijken, evenals commentaar of antwoorden die zijn gemaakt door of zijn gericht aan andere editors. Als u tijdens de discussie bij een opmerking informatie van iemand nodig hebt, kunt u het item aan elke willekeurige editor van het document toewijzen. Gebruik het om de opmerking aan een editor toe te wijzen. De toegewezen personen zien het aan hen gerichte commentaar of de antwoorden daarop in de flankbalk Commentaar. Voorbeeld De programmadirecteur, Tina, heeft een concept opgesteld voor een businessplan voor 2011, 2012 en wil graag dat de managers in haar project daarop reageren. Voorheen moest Tina aan alle managers een sturen en hun vragen om het commentaar te en of het bijgesloten document bij te werken. Als ze niet op dezelfde versie reageerden, moest Tina uitzoeken welk commentaar van toepassing was op welke sectie en het commentaar samenvoegen. Als Tina wilde dat iemand een kwestie nader onderzocht, moest ze deze persoon een sturen. Nu deelt Tina het businessplan met alle managers en vraagt ze om hun commentaar. De managers kunnen op verschillende momenten reageren en belangrijke kwesties bespreken. Tina kan aan elke willekeurige manager een vraag toewijzen om hem een kwestie nader te laten onderzoeken. Vervolgens kan de toegewezen manager wijzigingen aanbrengen in het plan. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 19

24 Verwante taken: Commentaar toevoegen aan documenten Wanneer u een document bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar toe te voegen. U kunt uw antwoorden aan het commentaar toevoegen. Alle commentaar en antwoorden voor een document worden afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in documenten op pagina 21 Wanneer u een document opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit document bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in documenten op pagina 22 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Commentaar toevoegen aan documenten Wanneer u een document bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar toe te voegen. U kunt uw antwoorden aan het commentaar toevoegen. Alle commentaar en antwoorden voor een document worden afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Om commentaar en antwoorden voor een document te maken, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op de plaats waar u het commentaar wilt invoegen. 2. Klik op Team > Commentaar toevoegen of klik op Commentaar toevoegen op de werkbalk. Het venster Commentaar wordt afgebeeld. 3. Typ uw commentaar in het veld en druk op Enter of klik op Toevoegen. Het commentaar wordt in het document ingevoegd en wordt in het venster afgebeeld met uw naam en de datum. Zo begint u een discussie met andere editors. 4. Optioneel: als u het commentaar wilt doorsturen naar een andere editor, tikt u het Er verschijnt een lijst met de editors van het document. Selecteer de gewenste editor in de lijst en schrijf uw commentaar. 5. Om op commentaar te antwoorden, klikt u op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen en klikt u vervolgens op Antwoorden om uw antwoord in te voeren. Druk wanneer u klaar bent op Enter. Het antwoord wordt aan het commentaar toegevoegd met een ander pictogram. 6. Optioneel: U kunt het antwoord naar elke editor doorsturen. Wanneer u het antwoord typt, voert u het in en een lijst met editors van het document wordt afgebeeld. Selecteer de gewenste editor in de lijst en voer uw antwoord in. 7. Om commentaar te verwijderen, klikt u op het prullenbakpictogram. Het commentaar wordt samen met alle antwoorden verwijderd. 20 SmartCloud Docs

25 8. Nadat u het commentaar en de antwoorden van het document hebt voltooid, klikt u op Beeld > Flankbalk om het venster Commentaar te verbergen. Verwante onderwerpen: Commentaar in documenten - Info op pagina 19 Wanneer u samen aan een document moet werken, maar op verschillende tijden, kunt u door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Via dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar bekijken in documenten Wanneer u een document opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit document bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in documenten op pagina 22 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Commentaar bekijken in documenten Wanneer u een document opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit document bekijken in het venster Commentaar. U kunt commentaar en antwoorden bekijken die u hebt gemaakt of die aan u zijn gericht. Ook kunt u commentaar en antwoorden bekijken die zijn gemaakt door of gericht aan andere editors. Om commentaar en antwoorden te bekijken, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op Commentaar op de flankbalk om het venster Commentaar af te beelden. Als de flankbalk niet wordt afgebeeld, klikt u op Beeld > Flankbalk om de flankbalk te openen. 2. Klik op de dubbele pijl om commentaar uit te vouwen en de inhoud en de discussie in detail weer te geven. De cursor springt naar de locatie waar het commentaar is gemaakt. U kunt ook klikken op het commentaarpictogram in het document. Het commentaar wordt afgebeeld in het venster Commentaar. 3. Klik op in het venster Commentaar en selecteer verzonden commentaar bekijken. Alle aan u gerichte commentaar wordt afgebeeld. Ook als slechts één antwoord op commentaar aan u is gericht, wordt de gehele discussie afgebeeld. 4. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Mijn commentaar bekijken. Alle door u geschreven commentaar wordt afgebeeld. Ook als u slechts één antwoord op commentaar hebt geschreven, wordt de gehele discussie afgebeeld. 5. Om te zien welk commentaar en welke antwoorden er door een andere editor zijn geschreven of naar een andere editor zijn doorgestuurd, klikt u in het scherm Editors op de naam van de desbetreffende editor. De optie laat elke discussie zien waarin de naam van de editor met het wordt genoemd. Klik op Geschreven door om het commentaar of de antwoorden te bekijken die door de editor zijn geschreven. Opmerking: Wanneer u op de naam van een editor klikt, wordt de naam van de editor gemarkeerd. Wanneer u nogmaals op de naam van de editor klikt, worden het commentaar en de antwoorden die zijn geschreven door of zijn gericht aan de editor gesloten. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 21

26 6. Klik op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen. U ziet de discussie van elk commentaar in detail. 7. Als u het commentaar of de antwoorden niet wilt bekijken, klikt u op de knop Sluiten om af te sluiten. Verwante onderwerpen: Commentaar in documenten - Info op pagina 19 Wanneer u samen aan een document moet werken, maar op verschillende tijden, kunt u door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Via dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan documenten op pagina 20 Wanneer u een document bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar toe te voegen. U kunt uw antwoorden aan het commentaar toevoegen. Alle commentaar en antwoorden voor een document worden afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar zoeken in documenten U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Commentaar zoeken in documenten U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. 1. Klik op de flankbalk op Commentaar om het venster Commentaar op te roepen. Als de flankbalk niet standaard wordt afgebeeld, klikt u op Beeld > Flankbalk om de flankbalk te openen. 2. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Commentaar opzoeken. 3. Voer trefwoorden in het zoekveld in. 4. Druk op Enter of klik op Zoeken. Het commentaar met de trefwoorden wordt afgebeeld. 5. Als u niet tevreden bent met de resultaten, voert u nieuwe trefwoorden in en zoekt u opnieuw. 6. Klik op Sluiten om de zoekmodus te sluiten. 22 SmartCloud Docs

27 Documenten bewerken Verwante onderwerpen: Commentaar in documenten - Info op pagina 19 Wanneer u samen aan een document moet werken, maar op verschillende tijden, kunt u door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Via dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan documenten op pagina 20 Wanneer u een document bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar toe te voegen. U kunt uw antwoorden aan het commentaar toevoegen. Alle commentaar en antwoorden voor een document worden afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in documenten op pagina 21 Wanneer u een document opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit document bekijken in het venster Commentaar. Bij het bewerken van een document kunt u opmaakeigenschappen instellen, zoals lettertype, uitlijning en inspringing. U kunt een lijst met opsommingstekens of nummers maken, een link invoegen, een kop- of voettekst maken en de spellingcontrole gebruiken. Ook kunt u het document afdrukken. Verwante taken: Documenten uploaden om te delen op pagina 4 U kunt naar Mijn bestanden elk type document uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de documenten kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande documenten importeren op pagina 7 U kunt een bestaand document importeren met de bestandsindeling.doc,.docx,.txt,.odt, of.ott. Documenten delen met personen of community's op pagina 12 U kunt een document met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt een document ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor documenten op pagina 13 Nadat u een document hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Documenten exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 11 Nadat u documenten in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.doc en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in documenten op pagina 8 Met IBM Docs kunt u met verscheidene documentbestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Tekst opmaken in documenten U kunt tekst opmaken met lettereffecten en met de instelling van lettergroottes, tekstuitlijning en inspringingen. U kunt ook lijsten met opsommingstekens of nummering maken en invoegen in een document. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 23

28 Schrifteffecten instellen U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Selecteer eerst de tekst. Als er geen tekst is geselecteerd, wordt de stijl toegepast op de tekst die u typt. v Selecteer de tekst waarvoor u schrifteffecten wilt instellen. Optie Beschrijving De geselecteerde tekst vet maken Klik op Opmaak > Teksteigenschappen > Vet. De geselecteerde tekst cursief maken Klik op Opmaak > Teksteigenschappen > Cursief. De geselecteerde tekst onderstrepen Klik op Opmaak > Teksteigenschappen > Onderstrepen. De geselecteerde tekst doorhalen Klik op Opmaak > Teksteigenschappen > Doorhalen. v Om lettertypekleuren in te stellen klikt u op de knop Letterkleur instellen op de werkbalk en selecteert u in het afgebeelde venster de gewenste kleur. Klik op Meer kleuren als u andere kleuren wilt gebruiken. v Om de tekst te markeren klikt u op de knop Markeringskleur instellen op de werkbalk en selecteert u in het afgebeelde venster de gewenste kleur. Klik op Meer kleuren als u andere kleuren wilt gebruiken. Verwante taken: Superscript of subscript maken van tekst U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Lettergrootte instellen op pagina 25 U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Tekst uitlijnen op pagina 26 U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Tekst inspringen op pagina 26 U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten op pagina 27 U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. Superscript of subscript maken van tekst U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Een subscript of superscript is een cijfer, afbeelding, symbool of indicator die kleiner wordt afgebeeld en zich boven of onder de basislijn bevindt. Subscript staat onder de basislijn, bijvoorbeeld H 2 O. Superscript staat boven de basislijn, bijvoorbeeld a 2. Subscript en superscript worden vooral gebruikt in formules, mathematische uitdrukkingen en weergaven van chemische samenstellingen of isotopen. 24 SmartCloud Docs

29 Om van een tekst superscript of subscript te maken, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer de tekst waarvan u superscript of subscript wilt maken. 2. Klik op Opmaak > Superscript of Subscript. Verwante taken: Schrifteffecten instellen op pagina 24 U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Lettergrootte instellen U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Tekst uitlijnen op pagina 26 U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Tekst inspringen op pagina 26 U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten op pagina 27 U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. Lettergrootte instellen U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Voordat u de lettergrootte instelt, kunt u de lettertypenaam voor de geselecteerde tekst opgeven en vervolgens een passende grootte voor de tekst instellen. 1. Selecteer de tekst waarvoor u de lettergrootte wilt opgeven. 2. Klik op Lettergrootte selecteren op de werkbalk en selecteer vervolgens de gewenste grootte. 3. Als u de letters snel wilt vergroten of verkleinen, klikt u op Opmaak > Teksteigenschappen > Grotere letters of Kleinere letters. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 25

30 Verwante taken: Schrifteffecten instellen op pagina 24 U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Superscript of subscript maken van tekst op pagina 24 U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Tekst uitlijnen U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Tekst inspringen U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten op pagina 27 U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. Tekst uitlijnen U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Tekstuitlijning bepaalt het uiterlijk en de positie van de randen van de alinea's. Als u een alinea bijvoorbeeld uitvult, wordt de alinea gelijkmatig langs de linker- en rechterkantlijn uitgelijnd. Links uitlijnen betekent dat de linkerrand van de alinea strak langs de linkerkantlijn loopt. Tekstuitlijning in een tabel heeft betrekking op de positie van de tekst in een cel. 1. Klik ergens in de tekst die u wilt uitlijnen. 2. Klik op Opmaak > Uitlijnen en selecteer vervolgens Links, Rechts, Centreren, of Uitvullen. Tip: U kunt tekst snel uitlijnen door te klikken op de pictogrammen Links uitlijnen, Centreren, Rechts uitlijnen of Uitvullen op de werkbalk. Verwante taken: Schrifteffecten instellen op pagina 24 U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Superscript of subscript maken van tekst op pagina 24 U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Lettergrootte instellen op pagina 25 U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Tekst inspringen U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten op pagina 27 U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. Tekst inspringen U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. 26 SmartCloud Docs

31 Inspringing bepaalt de afstand tussen de marge van de pagina en de tekst in een alinea. U kunt de inspringing van een alinea of een aantal alinea's binnen de marges groter of kleiner maken. 1. Selecteer de alinea die u wilt laten inspringen. 2. Klik op Opmaak > Inspringing vergroten. 3. Om de inspringing te verkleinen klikt u op Opmaak > Inspringing verkleinen. Tip: U kunt de alinea snel laten inspringen door te klikken op en inspringing verkleinen door te klikken op op de werkbalk. Verwante taken: Schrifteffecten instellen op pagina 24 U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Superscript of subscript maken van tekst op pagina 24 U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Lettergrootte instellen op pagina 25 U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Tekst uitlijnen op pagina 26 U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. Opsommingstekens of nummering toevoegen in documenten U kunt in een document opsommingstekens of nummering toevoegen aan een lijst. v Om opsommingstekens toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op het pictogram Opsommingstekens toevoegen of opsommingstekenstijl wijzigen op de werkbalk. 2. Typ de gewenste tekst en druk op Enter. Er wordt nog een opsommingsteken ingevoegd met de standaardopsommingstekenstijl. Tip: Als u wilt dat het volgende item in de lijst een normale alinea is (geen opsommingsteken), drukt u tweemaal op Enter. Als u meerdere niveaus met opsommingstekens in uw lijst wilt opnemen, gebruikt u het pictogram Inspringing vergroten en Inspringing verkleinen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 27

32 3. Als u de standaardopsommingstekenstijl niet wilt gebruiken, klikt u op de pijl op het pictogram Opsommingstekens toevoegen of opsommingstekenstijl wijzigen. Er wordt een venster weergegeven met alle beschikbare opsommingstekenstijlen. v 4. Selecteer de gewenste opsommingstekenstijl in het weergegeven venster. 5. Als u de opsommingstekens wilt verwijderen, selecteert u de lijst met opsommingstekens en klikt u nogmaals op het pictogram Opsommingstekens toevoegen of opsommingstekenstijl wijzigen. Om nummering toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op het pictogram Nummering toevoegen of nummeringsstijl wijzigen op de werkbalk. 2. Typ de gewenste tekst en druk op Enter. Er wordt nog een genummerd lijst-item ingevoegd met de standaardnummeringsstijl. Tip: Als u wilt dat het volgende lijst-item een normale alinea is (geen getal), drukt u tweemaal op Enter. Als u een genummerd lijst-item wilt toevoegen na deze alinea, start het item standaard met het getal 1. Als u wilt dat er verder wordt gegaan met de nummering waar de vorige lijst is opgehouden, klikt u met de rechter muisknop op het item en selecteert u Lijst voortzetten. 3. Als u de standaardnummeringsstijl niet wilt gebruiken, klikt u op de pijl op het pictogram Nummering toevoegen of nummeringsstijl wijzigen. Er wordt een venster weergegeven met alle beschikbare nummeringsstijlen. 28 SmartCloud Docs

33 4. Selecteer de gewenste nummeringsstijl in het weergegeven venster. 5. Als u de nummering wilt verwijderen, selecteert u de genummerde lijst en klikt u nogmaals op het pictogram Nummering toevoegen of nummeringsstijl wijzigen. 6. Als u meerdere nummeringsniveaus in uw lijst wilt opnemen, gebruikt u het pictogram Inspringing vergroten en pictogram Inspringing verkleinen of kiest u een vooraf opgemaakte stijl door de opdracht Opmaak > Meervoudige lijst te gebruiken. Verwante taken: Schrifteffecten instellen op pagina 24 U kunt schrifteffecten instellen voor geselecteerde tekst. U kunt de tekst vet of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. Ook kunt u een lettertypekleur opgeven. Superscript of subscript maken van tekst op pagina 24 U kunt van geselecteerde tekst superscript of subscript maken. Met een superscript of subscript kunt u een symbool, zoals een handelsmerk, toevoegen aan een woord. Lettergrootte instellen op pagina 25 U kunt in een document de lettergrootte voor de geselecteerde tekst instellen en eenvoudig vergroten of verkleinen. Tekst uitlijnen op pagina 26 U kunt tekst naar links of rechts uitlijnen, tekst centreren of tekst uitvullen. Tekst inspringen op pagina 26 U kunt geselecteerde tekst anders laten inspringen. Meervoudige lijsten in documenten maken Ingesprongen geordende lijsten of een overzicht dat de sectiekoppen van een document bevat invoegen. 1. Klik in een open document op de locatie waar u de meervoudige lijst wilt invoegen. 2. Klik op Opmaak > Meervoudige lijst. 3. Klik op een miniatuurafbeelding om een vooraf opgemaakte stijl te kiezen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 29

34 Tip: Als u de geordende koppen in uw document wilt gaan gebruiken, kiest u een stijl die koppen in de miniatuurafbeelding heeft. 4. Klik op OK. 5. Voer een van de volgende acties uit terwijl u de lijst typt: v v Voor een lijst zonder koppen gebruikt u de Tab-toets of de toetsen Shift+Tab om het inspringingsniveau voor elk item aan te geven. Het nummeringssymbool dat overeenkomt met elke laag wordt automatisch afgebeeld. Gebruik voor een lijst met koppen het pictogram Stijl selecteren om het kopniveau voor elk item aan te geven. Zowel het nummeringssymbool als het inspringingsniveau dat overeenkomt met elk kopniveau wordt automatisch afgebeeld. Opmerking: Het pictogram Stijl selecteren is niet actief tijdens een sessie voor gelijktijdig bewerken. Opmerking: U kunt ook het eerste niveau van een vooraf opgemaakt stijl toepassen op een bestaande lijst door de items linkslijnend te typen, de items te selecteren en vervolgens op Opmaak > Meervoudige lijst te klikken. Gebruik vervolgens de toetsen Enter en Tab om de subniveaus in te vullen. Als u met koppen werkt, let er dan op dat het drukken op Enter na een kop leidt tot een lopende-tekststijl voor de volgende regel, in plaats van dezelfde stijl die volgt wanneer u op Enter drukt in een lijst zonder koppen. Links invoegen In een document kunt u een link naar een webpagina of naar een adres invoegen. 1. Klik op Invoegen > Link. Het venster Link toevoegen of bewerken wordt afgebeeld. 30 SmartCloud Docs

35 2. Selecteer in het veld Type link het gewenste type link en geef de gerelateerde instellingen op: Optie URL Beschrijving Selecteer URL als u een link wilt maken naar een andere webpagina. Geef het protocol in het veld Protocol op en voer vervolgens het URL-adres in. Selecteer om een link te maken naar een adres. Geef het adres, het onderwerp en de berichttekst die u naar het adres wilt sturen op. 3. Klik op OK. 4. Nadat u de link hebt ingevoegd, kunt u deze bewerken door te klikken op Invoegen > Link of door te klikken op het pictogram Link toevoegen of bewerken op de werkbalk. Kop- en voetteksten maken In een document kunt u een koptekst maken aan het begin van de paginamarge of een voettekst aan het einde van de paginamarge. U kunt kop- en voetteksten ook bewerken en verbergen nadat u ze hebt gemaakt. Kop- en voetteksten zijn gebieden bij de begin- en eindpaginamarges waar u tekst of grafische afbeeldingen kunt toevoegen. U kunt bijvoorbeeld paginanummers, de datum, een bedrijfslogo, de naam van de auteur enzovoort invoegen. De marge is de lege ruimte buiten het afdrukgebied van een pagina. U kunt slechts één koptekst en één voettekst voor een document maken, ongeacht het aantal pagina-einden in het document. De koptekst bevindt zich in de beginmarge en de voettekst bevindt zich in de eindmarge. U kunt opgeven of de kop- en voettekst moeten worden opgenomen wanneer u het document afdrukt. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 31

36 v U voegt als volgt een koptekst aan de pagina toe: 1. Klik op Invoegen > Koptekst. Er wordt een grijs gebied aan het begin afgebeeld. 2. Dubbelklik op het grijze gebied om in de bewerkingsmodus te gaan. Er wordt een werkbalk afgebeeld. 3. Typ uw inhoud in het koptekstveld. Tip: Als u de koptekstinhoud leeg wilt maken, klikt u op Verwijderen. 4. Geef de tekstinstellingen op met de werkbalk, zoals lettergrootte, lettereffecten, letterkleur en uitlijning. 5. U kunt ook een afbeelding in het koptekstveld invoegen. Klik op de knop Afbeelding invoegen, blader naar het afbeeldingsbestand en klik vervolgens op OK. 6. Wanneer u het koptekstveld hebt voltooid, klikt u op Gereed op de werkbalk. U verlaat de bewerkingsmodus. 7. U kunt op het koptekstveld dubbelklikken om de koptekst te bewerken. v 8. Optioneel: Als u niet wilt dat de koptekst wordt afgebeeld, klikt u op. U voegt als volgt een voettekst aan de pagina toe: 1. Klik op Invoegen > Voettekst. Er wordt een grijs gebied aan het einde afgebeeld. 2. Dubbelklik op het grijze gebied om in de bewerkingsmodus te gaan. Er wordt een werkbalk afgebeeld. 3. Typ uw inhoud in het voettekstveld. Tip: Als u de voettekstinhoud leeg wilt maken, klikt u op Verwijderen. 4. Geef de tekstinstellingen op met de werkbalk, zoals lettergrootte, lettereffecten, letterkleur en uitlijning. 32 SmartCloud Docs

37 5. U kunt ook een afbeelding in het voettekstveld invoegen. Klik op de knop Afbeelding invoegen, blader naar het afbeeldingsbestand en klik vervolgens op OK. 6. Wanneer u het voettekstveld hebt voltooid, klikt u op Gereed op de werkbalk. 7. U kunt op het voettekstveld dubbelklikken om de voettekst te bewerken. 8. Optioneel: Als u niet wilt dat de voettekst wordt afgebeeld, klikt u op. Tip: Voeg als volgt een paginanummer of de datum en tijd in: 1. Dubbelklik in het kop- of voettekstgebied om in de bewerkingsmodus te gaan. De werkbalk wordt afgebeeld. 2. Klik op de knop Velden op de werkbalk. 3. Selecteer het gewenste veld in de lijst: Paginanummer, Datum en Tijd. Verwante taken: Velden in documenten invoegen U kunt de datum en tijd in het tekstgebied invoeren of in het koptekst- en voettekstgebied. U kunt een paginanummer alleen in het koptekst- en voettekstgebied invoeren. Inhoudsopgave maken U maakt een inhoudsopgave door eerst koppen in uw document toe te voegen op de juiste niveaus. 1. Klik voor elke sectiekop in het document op de koptekst, klik op Opmaak > Kop en klik vervolgens op het juiste kopniveau om dit toe te wijzen. 2. Verplaats de cursor naar de locatie waar u de inhoudsopgave wilt invoegen. 3. Klik op Invoegen > Inhoudsopgave. Er wordt een inhoudsopgave gegenereerd vanuit de koppen en afgebeeld op de locatie van de cursor. 4. Om de paginanummers te genereren, publiceert u het bestand als een nieuwe versie. 5. Als u wijzigingen aanbrengt in sectiekoppen, kunt u de inhoudsopgave automatisch vernieuwen door er met de rechter muisknop op te klikken en vervolgens te klikken op Inhoudsopgave > Bijwerken. 6. U kunt de inhoudsopgave verwijderen door er met de rechter muisknop op te klikken en vervolgens te klikken op Inhoudsopgave > Wissen. Velden in documenten invoegen U kunt de datum en tijd in het tekstgebied invoeren of in het koptekst- en voettekstgebied. U kunt een paginanummer alleen in het koptekst- en voettekstgebied invoeren. v Voeg als volgt een datum in het tekstgebied in: 1. Klik op Invoegen > Velden > Datum. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 33

38 v 2. Selecteer een datumnotatie en klik vervolgens op OK. Voeg als volgt een tijd in het tekstgebied in: 1. Klik op Invoegen > Velden > Tijd. 2. Selecteer een tijdnotatie en klik vervolgens op OK. v Voeg als volgt een paginanummer, datum en tijd in het koptekst- of voettekstgebied in: 1. Dubbelklik op het koptekst- of voettekstgebied om naar de bewerkingsmodus te gaan. De werkbalk wordt afgebeeld. 2. Klik op de knop Velden op de werkbalk. 3. Selecteer het gewenste veld in de lijst: Paginanummer, Datum en Tijd. Verwante taken: Kop- en voetteksten maken op pagina 31 In een document kunt u een koptekst maken aan het begin van de paginamarge of een voettekst aan het einde van de paginamarge. U kunt kop- en voetteksten ook bewerken en verbergen nadat u ze hebt gemaakt. Spellingcontrole uitvoeren in documenten U kunt ervoor kiezen de spelling van het gehele document te controleren wanneer u het document voltooit of de spelling te controleren terwijl u typt. Wanneer u een document bewerkt, hebt u mogelijk geen tijd om de spel- en grammaticafouten handmatig te controleren. Met deze functie kunt u de fouten 34 SmartCloud Docs

39 sneller opsporen en corrigeren. U kunt ervoor zorgen dat IBM Docs de spelling tijdens het typen onmiddellijk controleert en mogelijk fout gespelde woorden onderstreept met een rode golflijn. Wanneer u instantspellingcontrole inschakelt, wordt gestart met een spellingcontrole van het gehele document. Voordat u de spellingcontrole inschakelt, kunt u een spellingcontrolewoordenboek selecteren. 1. Klik op Extra > Woordenboeken voor spellingcontrole en selecteer één woordenboek dat u voor de spellingcontrole wilt gebruiken. 2. Klik op Extra > Spellingcontrole terwijl u typt om de spellingcontrole in te schakelen. De spellingcontrole wordt op het hele document uitgevoerd en de tekst met spel- of grammaticafouten wordt met een rode golflijn onderstreept. Vervolgens wordt wanneer u nieuwe woorden typt, de tekst met spel- of grammaticafouten ook met een rode golflijn onderstreept. 3. U kunt het volgende doen met de woorden met een rode golflijn eronder: v v v Klik met de rechter muisknop op het woord met een rode golflijn eronder. Er wordt een lijst met voorgestelde woorden afgebeeld. Selecteer het gewenste woord uit deze lijst. Als u het woord niet wilt corrigeren, klikt u met de rechter muisknop en selecteert u Negeren om de fout op deze plaats over te slaan. Als u dit woord overal in het document wilt negeren, selecteert u Alle overslaan. Wanneer u het woord weer typt, wordt het niet met een rode golflijn onderstreept. v Als het woord met een rode golflijn eronder meerdere keren in het document voorkomt en u wilt het woord alle keren dat het voorkomt tegelijk corrigeren, dan klikt u met de rechter muisknop en selecteert u Alle corrigeren. 4. Als u geen spellingcontrole op het document wilt uitvoeren, dan klikt u nogmaals op Extra > Spellingcontrole terwijl u typt om de spellingcontrole uit te schakelen. Documenten afdrukken Met de opdracht Afdrukken in een document wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. 1. Klik in een open document op Bestand > Afdrukken. Er wordt een apart browservenster geopend. 2. Standaard voegt uw browser kop- en voetteksten aan uw afgedrukte document toe. U kunt de inhoud wijzigen of zorgen dat de kop- en voetteksten niet worden afgedrukt door de stappen voor uw browser te volgen. Klik op het pictogram in uw browservenster voor specifieke stappen. Belangrijk: De kop- en voettekst die u aan uw document in IBM Docs toevoegt, kan niet worden afgedrukt. 3. Om het papierformaat en andere papierinstellingen te wijzigen, volgt u de stappen voor uw browser op dezelfde manier als in stap 2. Opmerking: De achtergrondkleuren en -afbeeldingen kunnen niet standaard worden afgedrukt. Selecteer Achtergrond afdrukken (kleuren & afbeeldingen) in het venster Pagina-instelling als u de achtergrond wilt afdrukken. 4. Klik op het pictogram Afdrukken. 5. Geef de gewenste instellingen op en klik op OK. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 35

40 Documenten afdrukken naar PDF-bestanden Het is mogelijk om een document op te slaan als een PDF-bestand, zodat u het kunt downloaden en afdrukken. 1. Ga naar een open document en klik op Bestand > Afdrukken naar PDF 2. Geef de gewenste pagina-instellingen op. Met PDF voorzien van tags worden er PDF-tags geschreven, waardoor de bestandsgrootte toeneemt. Een PDF-bestand voorzien van tags bevat informatie over de structuur van de documentinhoud. Deze structuur is belangrijk voor de weergave van het document bij gebruik van schermleessoftware. 3. Klik op OK. 4. Wanneer u het bericht Verwerking is voltooid ziet, klikt u op de link Klik hier om het bestand te downloaden. 5. Klik op Openen met en kies OK. Het bestand wordt gedownload en geopend in Adobe Reader. Adobe Reader is de standaardtoepassing, maar u kunt ook een andere toepassing kiezen om het bestand in te openen. 6. Klik in het menu van Adobe Reader op Bestand > Afdrukken. 7. Selecteer de gewenste afdrukopties en klik op OK. Werken met afbeeldingen in documenten U kunt een afbeelding invoegen en afbeeldingseigenschappen instellen. U kunt het formaat van een afbeelding wijzigen door te slepen of via het venster Eigenschappen afbeelding. Afbeeldingen invoegen in documenten U kunt afbeeldingen in een document invoegen. 1. Klik op Invoegen > Afbeelding. Het venster Afbeelding invoegen wordt afgebeeld. 36 SmartCloud Docs

41 2. Klik op Bladeren om de afbeelding te selecteren die u wilt invoegen. 3. Klik op OK. De afbeelding wordt ingevoegd in het document. Verwante taken: Eigenschappen van afbeeldingen instellen U kunt de afmetingen en andere eigenschappen van een geselecteerde afbeelding opgeven. Eigenschappen van afbeeldingen instellen U kunt de afmetingen en andere eigenschappen van een geselecteerde afbeelding opgeven. 1. Selecteer de afbeelding waarvoor u eigenschappen wilt instellen, klik met de rechter muisknop en selecteer Eigenschappen afbeelding. 2. Typ de alternatieve tekst voor de afbeelding in het veld Alternatieve tekst. 3. Geef in de velden Breedte en Hoogte de gewenste breedte en hoogte op. U kunt ook slepen om de grootte van de afbeelding naar wens aan te passen. Plaats de muisaanwijzer op het kader van de afbeelding tot u een dubbelzijdige pijl ziet en sleep het kader. 4. Geef in het veld Kader het kader op. 5. Klik op OK. Opmerking: Als u de verhoudingen hebt vergrendeld met de knop in het venster Eigenschappen afbeelding, kunt u de afmetingen van de afbeelding niet aanpassen. Klik opnieuw op de knop om de verhoudingen te ontgrendelen. U kunt de afmetingen vervolgens wijzigen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 37

42 Verwante taken: Afbeeldingen invoegen in documenten op pagina 36 U kunt afbeeldingen in een document invoegen. Werken met tabellen in documenten U kunt een tabel maken, kolommen invoegen, wissen en er afmetingen voor instellen, en tabelkoppen definiëren. U kunt verschillende eigenschappen instellen voor de tabel als geheel, maar ook voor een of meer afzonderlijke cellen. Tabellen maken in documenten U kunt een lege tabel maken of een tabel maken vanuit de vooraf gedefinieerde stijlen in documenten. v Als u een eenvoudige lege tabel wilt maken, voert u de volgende stappen uit: 1. Plaats de cursor waar u een tabel wilt invoegen. 2. Klik op Tabel > Maken. v 3. Voer het gewenste aantal rijen en kolommen in. 4. Klik op OK. Er wordt een lege tabel gemaakt. Als u een tabel wilt maken vanuit de vooraf gedefinieerde stijlen, voert u de volgende stappen uit: 1. Plaats de cursor waar u een tabel wilt invoegen. 2. Klik op de knop Tabelstijl wijzigen op de werkbalk. Er wordt een venster afgebeeld met alle beschikbare tabelstijlen. 3. Selecteer de gewenste stijl in het venster. Een tabel met de geselecteerde stijl wordt in het document ingevoegd. 38 SmartCloud Docs

43 Tabelstijlen wijzigen in documenten Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. 1. Klik op een tabel om deze te activeren. 2. Klik op de knop Tabelstijl wijzigen op de werkbalk. Er wordt een venster weergegeven met alle beschikbare tabelstijlen. 3. Selecteer de gewenste stijl in het venster. De tabel wordt in de gewenste stijl gewijzigd. Verwante taken: Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen op pagina 40 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen op pagina 41 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten op pagina 42 U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten op pagina 43 U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren op pagina 43 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Tabeleigenschappen instellen in documenten U kunt diverse eigenschappen van tabellen in documenten instellen, zoals de kaderstijl, de kaderbreedte, de kaderkleur, de kolombreedte en de rijhoogte. 1. Klik op Tabel > Tabeleigenschappen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 39

44 2. Geef de gewenste eigenschappen voor tabellen op. 3. Klik op OK. Achtergrondkleuren instellen voor tabelcellen U kunt een achtergrondkleur instellen voor tabelcellen. 1. Selecteer de cellen waarvoor u een achtergrondkleur wilt instellen. Als u een achtergrondkleur voor slechts één cel wilt instellen, klikt u op de desbetreffende cel. 2. Klik op het pictogram Achtergrondkleur instellen op de werkbalk. 3. Selecteer een kleur in het afgebeelde venster. De geselecteerde cellen worden met de kleur ingevuld. 4. Optioneel: Als u meer kleuren wilt selecteren, klikt u op Meer kleuren, selecteert u een kleur en klikt u op OK. Tekst uitlijnen in tabelcellen in documenten U kunt naar wens tekst in cellen uitlijnen in een tabel. 1. Klik op een cel waar u tekst wilt uitlijnen. 2. Klik op Tabel > Cel en selecteer vervolgens Links uitlijnen, Centreren of Rechts uitlijnen. Tip: U kunt ook met de rechter muisknop op een cel klikken en op Cel klikken en vervolgens Links uitlijnen, Centreren of Rechts uitlijnen selecteren. Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. v Om rijen toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op een cel in de rij waar u een rij wilt toevoegen. 2. Klik op Tabel > Rij > Rij invoegen boven of Rij invoegen onder. Tip: U kunt een rij snel toevoegen door te klikken op het pictogram Rij v invoegen of verplaatsen op de werkbalk. Als de tabel een rijkop heeft, kunt u geen rij toevoegen boven deze kop. Om kolommen toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 40 SmartCloud Docs

45 1. Klik op een cel in de kolom waar u een kolom wilt toevoegen. 2. Klik op Tabel > Kolom > Kolom invoegen voor of Kolom invoegen na. Tip: U kunt snel een kolom toevoegen door te klikken op het pictogram Kolom invoegen of verplaatsen op de werkbalk. Als de tabel een kolomkop heeft, kunt u geen kolom toevoegen vóór deze kop. Verwante taken: Tabelstijlen wijzigen in documenten op pagina 39 Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten op pagina 42 U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten op pagina 43 U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren op pagina 43 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. v Om een rij te verplaatsen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op een willekeurige cel in de rij die u wilt verplaatsen. 2. Klik op Tabel > Rij > Rij toevoegen boven of Rij toevoegen onder. v Tip: U kunt snel de rij omhoog of omlaag verplaatsen door met de rechter muisknop te klikken en Rij > Rij omhoog of Rij omlaag te selecteren. Als de tabel een rijkop heeft, kunt u deze rij niet omlaag verplaatsen of de tweede rij omhoog verplaatsen. Ga als volgt te werk om een kolom te verplaatsen: 1. Klik op een willekeurige cel in de kolom die u wilt verplaatsen. 2. Klik op Tabel > Kolom > Kolom naar links of Kolom naar rechts. Tip: U kunt snel de kolom voor of achter plaatsen door met de rechter muisknop te klikken en Kolom > Kolom naar links of Kolom naar rechts te selecteren. Als de tabel een kolomkop heeft, kunt u deze kolom niet achter plaatsen of de tweede kolom voor. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 41

46 Verwante taken: Tabelstijlen wijzigen in documenten op pagina 39 Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen op pagina 40 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten op pagina 43 U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren op pagina 43 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Tabelcellen samenvoegen of splitsen In een tabel kunt u rechtstreeks een cel samenvoegen met een aangrenzende onderstaande cel, of meerdere cellen tegelijk samenvoegen. U kunt een cel ook verticaal of horizontaal splitsen. v v v Om een cel samen te voegen met een aangrenzende onderstaande cel, klikt u met de rechter muisknop op de cel en selecteert u vervolgens Cel > Samenvoegen met onderstaande cel. Om meerdere cellen samen te voegen, selecteert u de cellen die u wilt samenvoegen, klikt u met de rechter muis, en selecteert u vervolgens Cel > Cellen samenvoegen. Om een cel te splitsen, klikt u met de rechter muisknop op de cel en selecteert u vervolgens Cel > Verticaal splitsen of Horizontaal splitsen. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. v v v Om de kolombreedte te wijzigen, wijst u de kolomrand aan die u wilt verplaatsen. Wanneer de muisaanwijzer een aanwijzer voor formaatwijziging is, sleept u de rand naar de nieuwe locatie. Om de rijhoogte te wijzigen, wijst u de rijrand aan die u wilt verplaatsen. Wanneer de muisaanwijzer een aanwijzer voor formaatwijziging is, sleept u de rand naar de nieuwe locatie. U wijzigt als volgt het formaat van een gehele tabel: 1. Plaats de aanwijzer op het einde van de tabel tot het formaatblokje wordt afgebeeld. 2. Plaats de aanwijzer op het formaatblokje tot er een dubbelzijdige pijl wordt afgebeeld. 3. Sleep de tabel tot het gewenste formaat. 42 SmartCloud Docs

47 Verwante taken: Tabelstijlen wijzigen in documenten op pagina 39 Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen op pagina 40 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen op pagina 41 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. 1. Klik met de rechter muisknop op een tabel en selecteer Bijschrift afbeelden. Er wordt een grijs gebied afgebeeld, waarin u het bijschrift kunt invoeren. 2. Klik op het grijze gebied en voer het bijschrift in. 3. U kunt eigenschappen bewerken voor het bijschrift, zoals uitlijning, lettergrootte enzovoort. 4. Optioneel: Klik met de rechter muisknop op een tabel en selecteer Bijschrift verbergen als u het bijschrift niet wilt afbeelden. Verwante taken: Tabelstijlen wijzigen in documenten op pagina 39 Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen op pagina 40 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen op pagina 41 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten op pagina 42 U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Kopteksten voor tabellen in documenten definiëren U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. v v Om de eerste rij te definiëren als tabelkoptekst, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste rij en selecteert u Rij > Geselecteerde rij als koptekst gebruiken. Om de eerste kolom te definiëren als tabelkoptekst, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste kolom. Selecteer vervolgens Kolom > Geselecteerde kolom als koptekst gebruiken. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 43

48 v Als u de rijkoptekst wilt verwijderen, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de koptekstrij en selecteert u Rij > Stijl koptekst verwijderen. v Als u de kolomkoptekst wilt verwijderen, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de koptekstkolom en selecteert u Kolom > Stijl koptekst verwijderen. Verwante taken: Tabelstijlen wijzigen in documenten op pagina 39 Nadat u een tabel in een document hebt gemaakt, kunt u de tabelstijl snel wijzigen als u deze niet goed vindt. Rijen en kolommen aan tabellen toevoegen op pagina 40 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen verplaatsen in tabellen op pagina 41 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Het formaat van tabellen wijzigen in documenten op pagina 42 U kunt de rijhoogte, kolombreedte wijzigen of het formaat van een gehele tabel wijzigen. Bijschriften toevoegen aan tabellen in documenten op pagina 43 U kunt bijschrift toevoegen aan tabellen en aangeven of deze moeten worden afgebeeld of verborgen. Snelkeuzelijst voor documenten Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde documenttaken. Tabel 3. Tekst opmaken Hoe kan ik... De grootte van het lettertype wijzigen? Actie Selecteer de tekst en klik op het pictogram De letterkleur wijzigen? Tekst met kleur markeren? Inspringing van tekst wijzigen? Lettergrootte selecteren op de werkbalk. U kunt de lettergrootte snel vergroten en verkleinen door te klikken op Opmaak > Teksteigenschappen > Grotere letters of Kleinere letters. Selecteer de tekst en klik op het pictogram Letterkleur instellen op de werkbalk. Selecteer de tekst en klik op het pictogram Markeringskleur instellen op de werkbalk. Selecteer de tekst die u wilt laten inspringen en klik op het pictogram Inspringing vergroten of het pictogram Inspringing verkleinen werkbalk. op de 44 SmartCloud Docs

49 Tabel 3. Tekst opmaken (vervolg) Hoe kan ik... Tekst uitlijnen? Actie Selecteer de tekst die u wilt uitlijnen en klik op Links uitlijnen, Centreren, Een koptekststijl op tekst toepassen? Nummering en opsommingstekens aan tekst toevoegen? Rechts uitlijnen of Uitvullen op de werkbalk. Selecteer de tekst waarop u koptekststijl wilt toepassen en klik op Opmaak > Koptekst. Selecteer vervolgens de gewenste koptekststijl. Klik op het pictogram Nummering toevoegen of nummeringsstijl wijzigen op de werkbalk om nummering toe te voegen. Klik op het pictogram Opsommingstekens toevoegen of opsommingstekenstijl wijzigen op de werkbalk om opsommingstekens toe te voegen. Terugkeren naar normale alinea-opmaak na Druk tweemaal op Enter. lijst met opsommingstekens of genummerde lijst? Een documentkoptekst of -voettekst aanmaken? Datum en tijd in tekst invoegen? Een link in tekst invoegen? Paginaeinden invoegen? Speciale tekens invoegen? Een horizontale regel invoegen? De spelling van de tekst controleren? Klik op Invoegen > Koptekst of Invoegen > Voettekst. Klik op Invoegen > Velden en selecteer vervolgens een optie Datum of Tijd om in te voegen. Klik op Invoegen > Link. Klik op Invoegen > Paginaeinde. Klik op Invoegen > Speciaal teken. Klik op Invoegen > Horizontale regel. Klik op Extra > Spellingcontrole terwijl u typt. Document maken op basis van sjabloon? Klik op Bestand > Nieuw > Met sjabloon > Document. Inhoudsopgave toevoegen? Klik op Opmaak > Koptekst om een koptekststijl op elke koptekst toe te passen, klik waar u de inhoudsopgave wilt toevoegen en klik vervolgens op Invoegen > Inhoudsopgave. Een inhoudsopgave bewerken? Breng wijzigingen in de kopteksten in het document aan, klik met de rechter muisknop op de inhoudsopgave en klik op Bijwerken. Een inhoudsopgave verwijderen? Klik met de rechter muisknop op de inhoudsopgave en klik op Wissen. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 45

50 Tabel 4. Werken met tabellen Hoe kan ik... Een tabel maken? Actie Om een eenvoudige tabel te maken, klikt u op Tabel > Maken. Om een tabel te maken met vooraf gedefinieerde stijlen, klikt u op Een rij aan een tabel toevoegen of een rij omhoog of omlaag verplaatsen in een tabel? het pictogram Tabelstijl wijzigen de werkbalk. Klik op de pijl op het pictogram Rij op invoegen of verplaatsen op de werkbalk en selecteer vervolgens Rij invoegen boven, Rij invoegen onder, Rij omhoog of Rij omlaag. Een kolom aan een tabel toevoegen of een Klik op de pijl op het pictogram Kolom kolom naar links of rechts verplaatsen in een tabel? invoegen of verplaatsen op de werkbalk en selecteer vervolgens Kolom invoegen voor, Kolom invoegen na, Kolom naar links of Kolom naar rechts. Kolombreedte wijzigen? Plaats de muisaanwijzer op de kolomrand tot deze een aanwijzer voor formaatwijziging wordt. Sleep de rand naar de gewenste nieuwe locatie. De rijhoogte wijzigen? Plaats de muisaanwijzer op de rijrand tot deze een aanwijzer voor formaatwijziging wordt. Sleep de rand naar de gewenste nieuwe locatie. Het formaat van een gehele tabel wijzigen? Plaats de muisaanwijzer op het einde van de tabel tot het formaatblokje en een Cellen samenvoegen? Een cel splitsen? Snel alle inhoud uit een cel wissen? Kaders aan een tabel toevoegen? dubbelzijdige pijl worden afgebeeld. Sleep de tabel tot het gewenste formaat. Selecteer de cellen die u wilt samenvoegen, klik met de rechter muisknop en selecteer vervolgens Cel > Cellen samenvoegen. Als u een cel wilt samenvoegen met de cel eronder, klikt u met de rechter muisknop op de cel en selecteert u Cel > Samenvoegen met onderstaande cel. Klik met de rechter muisknop op de cel en selecteer vervolgenscel > Verticaal splitsen of Horizontaal splitsen. Klik met de rechter muisknop in de cel en selecteer Cel > Inhoud wissen. Klik met de rechter muisknop op de tabel en selecteertabel > Tabeleigenschappen. 46 SmartCloud Docs

51 Tabel 4. Werken met tabellen (vervolg) Hoe kan ik... Achtergrondkleuren voor de cellen instellen? Een bijschrift aan een tabel toevoegen? Kolom- of rijkopteksten toevoegen? Actie Selecteer de cellen en klik vervolgens op het pictogram Achtergrondkleur instellen op de werkbalk. Als u een achtergrondkleur wilt instellen voor één cel, hoeft u het niet te selecteren. Klik er gewoon op. Klik met de rechter muisknop op de tabel en klik op Bijschrift afbeelden. Om de eerste rij te definiëren als kolomkopteksten, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste rij en selecteert u Rij > Geselecteerde rij als koptekst gebruiken. Om de eerste kolom te definiëren als rijkopteksten, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste kolom. Selecteer vervolgens Kolom > Geselecteerde kolom als koptekst gebruiken. Tabel 5. Werken met afbeeldingen Hoe kan ik... Een afbeelding invoegen? Afbeeldingseigenschappen instellen zoals breedte, hoogte, kader en uitlijning van de afbeelding? De grootte van de afbeelding snel wijzigen? Actie Klik op Invoegen > Afbeelding. Klik op de afbeelding en klik op Opmaak > Eigenschappen afbeelding. Klik op de afbeelding en plaats de muisaanwijzer boven een kader tot u een dubbelzijdige pijl ziet en sleep het kader. Door het slepen blijft de breedte-hoogteverhouding niet bewaard. Tabel 6. Met anderen samenwerken in real-time Hoe kan ik... Actie Het huidige document delen om anderen in Klik op Bestand > Delen. te stellen als editor? Commentaar toevoegen? Plaats de cursor waar u commentaar wilt toevoegen en klik op Team > Commentaar toevoegen. Indicators voor gelijktijdige bewerking afbeelden of verbergen? Klik op Beeld > Markering gelijktijdige bewerking. Toegankelijkheid in documenten U kunt sneltoetsen gebruiken als u taken wilt uitvoeren in documenten. Alle snelkoppelingen gelden voor Windows. Gebruik in Mac OS de Command-toets in plaats van Ctrl. Een toegankelijke versie van deze informatie is eveneens beschikbaar via de IBM SmartCloud for Social Business wiki. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 47

52 Tabel 7. Sneltoetsen die in IBM Docs-documenten kunnen worden gebruikt Actie Sneltoets Het volledige typgebied accentueren Ctrl+A De selectie vet maken Ctrl+B De selectie cursief maken Ctrl+I Het document opslaan Ctrl+S De selectie onderstrepen Ctrl+U De functie Opnieuw starten Ctrl+Y of Ctrl+Shift+Z De functie Ongedaan Maken starten Ctrl+Z Naar het begin van het document gaan Ctrl+Home Naar het einde van het document gaan Ctrl+End De alinea centreren Ctrl+Shift+E De alinea links uitlijnen Ctrl+Shift+L De alinea rechts uitlijnen Ctrl+Shift+R De alinea uitvullen Ctrl+Shift+J De regel laten inspringen Ctrl+M Naar de vorige cel in de tabel gaan Ctrl+Q De regel minder ver laten inspringen Ctrl+Shift+M Eén venster omhoog gaan Page Up Eén venster omlaag gaan Page Down Van cel naar cel gaan in een tabel. Als de Tabtoets cursor in de laatste cel van de tabel staat, voegt u met de tabtoets een nieuw rij toe. Door het menu navigeren als het menu de focus heeft. Omlaag gaan in een menu Eén niveau teruggaan in een uitgevouwen menustructuur De selectie naar rechts uitbreiden met één teken De selectie naar links uitbreiden met één teken De selectie omhoog uitbreiden met één regel De selectie omlaag uitbreiden met één regel Een nieuwe regel invoegen in dezelfde alinea Het menu Bestand openen. Deze sneltoets werkt niet onder Mac OS. Het menu Bewerken openen. Deze sneltoets werkt niet onder Mac OS. Het menu Beeld openen. Deze sneltoets werkt niet onder Mac OS. Het menu Invoegen openen. Deze sneltoets werkt niet onder Mac OS. Pijl naar links of rechts Pijl omlaag Pijl naar links of Esc Shift+pijl naar rechts Shift+pijl naar links Shift+pijl omhoog Shift+pijl omlaag Shift+Enter Alt+Shift+F Alt+Shift+E Alt+Shift+V Alt+Shift+I 48 SmartCloud Docs

53 Tabel 7. Sneltoetsen die in IBM Docs-documenten kunnen worden gebruikt (vervolg) Actie Sneltoets Het menu Indeling openen. Deze sneltoets Alt+Shift+M werkt niet onder Mac OS. Het menu Tabel openen. Deze sneltoets Alt+Shift+B werkt niet onder Mac OS. Het menu Team openen. Deze sneltoets Alt+Shift+A werkt niet onder Mac OS. Het menu Functies openen. Deze sneltoets Alt+Shift+T werkt niet onder Mac OS. Het menu Help openen. Deze sneltoets werkt niet onder Mac OS. Van de werkbalk naar het typgebied gaan. Naar de header gaan Naar de footer gaan Dit document afdrukken Superscript toepassen op de selectie Subscript toepassen op de selectie De normale alineaopmaak gebruiken Headerstijl 1 gebruiken Headerstijl 2 gebruiken Headerstijl 3 gebruiken Headerstijl 4 gebruiken Headerstijl 5 gebruiken Headerstijl 6 gebruiken Een link invoegen Commentaar invoegen De cursor vanuit het commentaarscherm naar het typgebied verplaatsen Verder gaan in de tabvolgorde Terug gaan in de tabvolgorde De header bewerken Alt+Shift+H Beperking: Als u al een menu hebt geopend in IBM, kunt u met Alt+Shift+* niet openen zoals verwacht. Met Alt+F10 wordt de focus naar de werkbalk verplaatst. Met de pijl naar links of naar rechts kunt u door de items op de werkbalk navigeren. Wilt u een item selecteren, druk dan op Enter of op de spatiebalk. Voor de gecombineerde werkbalk drukt u op de pijl omlaag om de lijst te openen. Ctrl+Alt+O en vervolgens Ctrl+Shift+H Ctrl+Alt+O en vervolgens Ctrl+Shift+F Ctrl+P Ctrl+. Ctrl+, Ctrl+Shift+0 Ctrl+Shift+1 Ctrl+Shift+2 Ctrl+Shift+3 Ctrl+Shift+4 Ctrl+Shift+5 Ctrl+Shift+6 Ctrl+K Shift+F2 Esc Tabtoets Shift+Tab Met Ctrl+Shift+H wordt het headergebied geopend. Druk op Alt+F10 om de focus op de werkbalk te plaatsen en druk op de pijl naar links of naar rechts om door de items te navigeren. Hoofdstuk 2. Werken met documenten 49

54 Tabel 7. Sneltoetsen die in IBM Docs-documenten kunnen worden gebruikt (vervolg) Actie Sneltoets De footer bewerken Met Ctrl+Shift+F wordt het headergebied geopend. Druk op Alt+F10 om de focus op de werkbalk te plaatsen en druk op de pijl naar links of naar rechts om door de items te navigeren. 50 SmartCloud Docs

55 Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets Hiermee kunt u gegevens berekenen, analyseren en beheren. Verscheidene functiecategorieën zijn beschikbaar voor het maken van formules om complexe berekeningen op uw gegevens uit te voeren. Nog geen ervaring met SmartCloud Docs? Bekijk video's om te leren hoe u voordeel kunt hebben van de krachtige, functierijke SmartCloud Docs-editors. Aan de slag v Spreadsheets maken en importeren v Spreadsheets delen op pagina 59 v Samenwerken aan spreadsheets in real-time op pagina 62 v Samenwerken met behulp van commentaar in spreadsheets op pagina 66 v Het uiterlijk van uw spreadsheets wijzigen op pagina 71 v Formules en functies op pagina 86 De toegankelijke versie van deze productdocumentatie is beschikbaar via de IBM SmartCloud for Social Business wiki. Spreadsheets maken en importeren Deze sectie geeft informatie over het maken van spreadsheets en het werken met bestaande spreadsheets in uw webbrowser. Spreadsheets maken op basis van sjablonen U kunt een sjabloon in een galerij selecteren die de juiste elementen bevat voor gebruik in spreadsheets voor specifieke zakelijke doeleinden. U moet de eigenaar of editor van een spreadsheet zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. 1. Klik in de lijst Bestanden op de naam van een spreadsheet waartoe u ten minste bewerkingstoegang hebt. Klik vervolgens op Bewerken in IBM Docs. 2. Klik op Bestand > Nieuw > Met sjabloon > Spreadsheet. 51

56 3. Klik op de miniatuur van de gewenste sjabloon. Tip: Om alleen sjablonen van een bepaald type te zien, zoals sjablonen die zijn gerelateerd aan financiën, klikt u eerst op de naam van een categorie. 4. Geef een naam op voor uw nieuwe spreadsheetbestand en klik op OK. Verwante onderwerpen: Lettertypen, randen en kleur op pagina 72 Om belangrijke gegevens te accentueren kunt u de stijl en uitlijning van tekst wijzigen, en cellen en bereiken voorzien van randen en achtergrondkleuren. Verwante taken: Bestaande spreadsheets importeren op pagina 54 Nadat u spreadsheets van IBM Lotus Symphony of een ander programma hebt geüpload naar uw bestandslijst, kunt u ze importeren zodat u en anderen er in een webbrowser mee kunnen werken. Ondersteunde bestandsindelingen zijn IBM Lotus Symphony (.ods) en Microsoft Excel (.xls,.xlsx). Een versie publiceren op pagina 57 Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Standaardopmaak terugzetten in spreadsheetcellen op pagina 73 Met de opdracht Standaardopmaak kunt u eerder toegepaste lettertypen, randen, achtergronden en getalnotaties ongedaan maken. Spreadsheets uploaden om te delen U kunt naar Mijn bestanden elk type spreadsheetbestand uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de spreadsheets kan bekijken, downloaden of bewerken. De beheerder bepaalt wie bestanden kan uploaden en hoeveel ruimte er beschikbaar is voor het opslaan van bestanden. Als u de limiet bereikt, kunt u geen nieuwe bestanden meer toevoegen aan Bestanden. De hoeveelheid gebruikte ruimte wordt in de view Mijn bestanden afgebeeld aan het einde van de lijst met bestanden. U kunt oude versies van bestanden wissen om ruimte te maken. Om een bestand te uploaden naar Mijn bestanden voert u de volgende stappen uit: 52 SmartCloud Docs

57 1. Klik op Bestanden uploaden. 2. Ga naar het veld Bestanden en klik op Bladeren om het bestand te selecteren dat u wilt uploaden. Opmerking: U kunt deze stap herhalen om extra bestanden te uploaden. De te uploaden bestanden worden afgebeeld en u kunt op het bestand klikken om de bestandsnaam te bewerken of op x klikken om het bestand uit de lijst te verwijderen. 3. Optioneel: typ tags, gescheiden door een spatie. 4. Selecteer een van de volgende opties: Optie Niemand (alleen zichtbaar voor mij) Personen of community's Iedereen in UwOrganisatie Beschrijving Hiermee wordt het bestand persoonlijk. Alleen de eigenaar kan het bekijken en bewerken. Hiermee deelt u het bestand met bepaalde personen of met een community. Voer de volgende stappen uit: 1. Selecteer een Persoon of een Community. 2. Selecteer het toegangsniveau als Lezer of als Editor: v Lezers kunnen een bestand lezen, erop reageren, het downloaden en aanbevelen. v Editors kunnen een bestand lezen, bewerken, erop reageren, een nieuwe versie downloaden en eigenschappen voor het bestand instellen. 3. Voer een van de volgende taken uit: v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de naam die u zoekt wordt afgebeeld, selecteert u deze. Als de naam niet wordt afgebeeld, typt u de naam of het adres en selecteert u vervolgens de persoon. v Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. 4. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. Maak het bestand beschikbaar voor iedereen in uw organisatie. Zij krijgen lezerstoegang. 5. Klik op Uploaden. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 53

58 Verwante taken: Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets op pagina 55 Teams kunnen in hun webbrowser werken met spreadsheets in verschillende bestandsindelingen. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Bestaande spreadsheets importeren Nadat u spreadsheets van IBM Lotus Symphony of een ander programma hebt geüpload naar uw bestandslijst, kunt u ze importeren zodat u en anderen er in een webbrowser mee kunnen werken. Ondersteunde bestandsindelingen zijn IBM Lotus Symphony (.ods) en Microsoft Excel (.xls,.xlsx). 1. Klik op de pagina met de bestandslijst op de knop Bestanden uploaden. 2. Klik op Bladeren om naar de directory op uw computer te navigeren waar de spreadsheet zich bevindt. Belangrijk: Alleen spreadsheets met maximaal 5000 rijen kunnen worden geïmporteerd. 3. Selecteer het bestand en klik op Openen. 4. Klik op Uploaden. De bestandsnaam wordt in de bestandslijst afgebeeld. 5. Klik op de bestandsnaam om een pagina te openen met acties die u kunt ondernemen. 6. Klik op Bewerken in IBM Docs of Bekijken om het bestand automatisch te importeren in IBM Docs-indeling. Opmerking: Soms wordt een bepaalde opmaak van geüploade bestanden niet precies afgebeeld in IBM Docs, maar blijft deze wel behouden in het bestand. Voor een niet-ondersteunde formule ziet u bijvoorbeeld de formulenaam in de cel in plaats van de berekende waarde. In dergelijke gevallen kunt u, zodra een versie is gepubliceerd, het bestand weer downloaden naar de oorspronkelijke opmaak. 54 SmartCloud Docs

59 Verwante taken: Spreadsheets maken op basis van sjablonen op pagina 51 U kunt een sjabloon in een galerij selecteren die de juiste elementen bevat voor gebruik in spreadsheets voor specifieke zakelijke doeleinden. U moet de eigenaar of editor van een spreadsheet zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Een versie publiceren op pagina 57 Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Spreadsheets naar andere bestandsindelingen exporteren op pagina 58 Nadat u spreadsheets hebt bewerkt in IBM Docs, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.xls en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets Teams kunnen in hun webbrowser werken met spreadsheets in verschillende bestandsindelingen. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Met wachtwoord beveiligde Excel-documenten openen U kunt met wachtwoord beveiligde Microsoft Excel-documenten openen in IBM Docs. 1. Upload het Excel-document naar Mijn bestanden. 2. Klik op de bestandsnaam. 3. Klik op Bewerken in IBM Docs. Klik op Online bewerken wanneer het venster Online bewerken met IBM Docs? wordt geopend. Vervolgens wordt een venster geopend waar u een wachtwoord kunt invoeren. 4. Voer het wachtwoord in en klik op OK. Het document wordt geopend in IBM Docs en is gereed voor bewerking. Bestandscompatibiliteit en spreadsheets exporteren Deze sectie geeft een overzicht van de bestandstypen die u kunt gebruiken met IBM Docs-spreadsheets. Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets Teams kunnen in hun webbrowser werken met spreadsheets in verschillende bestandsindelingen. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 55

60 Tabel 8. Bestandsindelingen die in IBM Docs Spreadsheets kunnen worden geïmporteerd Toepassing Bestandstype IBM Lotus Symphony Spreadsheets.ods,.ots Microsoft Excel.xls,.xlsx,.xlt Tabel 9. Bestandsindelingen die vanuit Spreadsheets kunnen worden geëxporteerd Toepassing Bestandstype IBM Lotus Symphony Spreadsheets.ods Microsoft Excel.xls Adobe Reader.pdf Opmerking: IBM Docs-bestanden hebben de bestandsextensies van de Open Document-indeling van Symphony, maar zijn een bepaald onlinetype van die indelingen. 56 SmartCloud Docs

61 Verwante taken: Spreadsheets uploaden om te delen op pagina 52 U kunt naar Mijn bestanden elk type spreadsheetbestand uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de spreadsheets kan bekijken, downloaden of bewerken. Bestaande spreadsheets importeren op pagina 54 Nadat u spreadsheets van IBM Lotus Symphony of een ander programma hebt geüpload naar uw bestandslijst, kunt u ze importeren zodat u en anderen er in een webbrowser mee kunnen werken. Ondersteunde bestandsindelingen zijn IBM Lotus Symphony (.ods) en Microsoft Excel (.xls,.xlsx). Spreadsheets naar andere bestandsindelingen exporteren op pagina 58 Nadat u spreadsheets hebt bewerkt in IBM Docs, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.xls en.pdf. Een versie publiceren Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Spreadsheets opslaan Gebruik de opdracht Opslaan om een spreadsheet op te slaan die u als concept aan het bewerken bent. Gebruik Opslaan als om een concept (of een gepubliceerde versie) op te slaan als een concept met een nieuwe naam. Een conceptspreadsheet kan door de eigenaar worden geopend en door degenen met wie de eigenaar het bestand heeft gedeeld als editors. Opmerking: Om lezers de spreadsheet te kunnen laten bekijken of downloaden, moet het concept als een versie worden gepubliceerd. 1. Klik op Bestand > Opslaan. Het bestand wordt als concept opgeslagen. Belangrijk: Wanneer u uw spreadsheet bewerkt, wordt deze periodiek automatisch door IBM Docs opgeslagen als een concept. Maar u kunt de opdracht Opslaan gebruiken om de spreadsheet op elk ander moment op te slaan. 2. Als u de spreadsheet wilt opslaan als een nieuw concept, klikt u op Bestand > Opslaan als. Voer een bestandsnaam in en klik op OK. Er is een spreadsheet met een nieuwe naam gemaakt in Mijn bestanden. Verwante taken: Een versie publiceren Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Een versie publiceren Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. 1. Klik op Bestand > Versie publiceren. Het venster Een versie publiceren wordt afgebeeld. 2. Optioneel: U kunt de beschrijvende woorden toevoegen in het veld Versiebeschrijving. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 57

62 3. Klik op Publiceren. Meldingen worden verzonden naar mensen die dit bestand volgen. Verwante taken: Spreadsheets maken op basis van sjablonen op pagina 51 U kunt een sjabloon in een galerij selecteren die de juiste elementen bevat voor gebruik in spreadsheets voor specifieke zakelijke doeleinden. U moet de eigenaar of editor van een spreadsheet zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Bestaande spreadsheets importeren op pagina 54 Nadat u spreadsheets van IBM Lotus Symphony of een ander programma hebt geüpload naar uw bestandslijst, kunt u ze importeren zodat u en anderen er in een webbrowser mee kunnen werken. Ondersteunde bestandsindelingen zijn IBM Lotus Symphony (.ods) en Microsoft Excel (.xls,.xlsx). Spreadsheets naar andere bestandsindelingen exporteren Nadat u spreadsheets hebt bewerkt in IBM Docs, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.xls en.pdf. Spreadsheets opslaan op pagina 57 Gebruik de opdracht Opslaan om een spreadsheet op te slaan die u als concept aan het bewerken bent. Gebruik Opslaan als om een concept (of een gepubliceerde versie) op te slaan als een concept met een nieuwe naam. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets op pagina 55 Teams kunnen in hun webbrowser werken met spreadsheets in verschillende bestandsindelingen. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. Spreadsheets naar andere bestandsindelingen exporteren Nadat u spreadsheets hebt bewerkt in IBM Docs, kunt u de documenten exporteren naar andere bestandsindelingen, zoals.xls en.pdf. IBM Docs gebruikt het Open Document Format (.odf). Als u een spreadsheet bewerkt of maakt, wordt deze opgeslagen in de indeling.ods. Als u bijvoorbeeld een Microsoft Excel-bestand bewerkt in IBM Docs en een versie publiceert, wordt dit geconverteerd naar de indeling.ods. U kunt het bestand in de huidige indeling naar uw lokale computer downloaden of het bestand downloaden naar een andere indeling, zoals Microsoft Office of PDF. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek de spreadsheet die u wilt exporteren en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Meer acties en selecteer vervolgens Downloaden als Microsoft Office-document of Downloaden als PDF-bestand. Opmerking: Alleen een gepubliceerde versie van een spreadsheet kan worden gedownload. Als de spreadsheet nog een concept is en u bent de eigenaar of editor, publiceer dan een versie. Als u een lezer bent, vraag de eigenaar dan om het document te publiceren. 4. Optioneel: Als u Downloaden als PDF-bestand selecteert, wordt het venster Pagina-indeling afgebeeld. Geef de gewenste instellingen op en klik vervolgens op OK. 58 SmartCloud Docs

63 Spreadsheets delen Verwante taken: Bestaande spreadsheets importeren op pagina 54 Nadat u spreadsheets van IBM Lotus Symphony of een ander programma hebt geüpload naar uw bestandslijst, kunt u ze importeren zodat u en anderen er in een webbrowser mee kunnen werken. Ondersteunde bestandsindelingen zijn IBM Lotus Symphony (.ods) en Microsoft Excel (.xls,.xlsx). Een versie publiceren op pagina 57 Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in spreadsheets op pagina 55 Teams kunnen in hun webbrowser werken met spreadsheets in verschillende bestandsindelingen. Bestanden kunnen van de ene naar de andere indeling worden geëxporteerd. U kunt uw spreadsheets openbaar maken zodat iedereen ze kan lezen of uw spreadsheets delen met bepaalde mensen die ze kunnen lezen of bewerken, afhankelijk van hun toegangsniveau. U kunt uw spreadsheets ook met community's delen. Spreadsheets delen met personen of community's U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. U kunt een bestand delen bij het uploaden. U kunt het ook delen na het uploaden of nadat u uw spreadsheet hebt gemaakt. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek het bestand dat u wilt delen. Schakel het selectievakje voor de bestandsnaam in. 3. Klik op de knop Delen. 4. Als u andere specifieke toestemming wilt geven, selecteert u Personen of community's en selecteert u de volgende opties: a. Selecteer een Persoon of een Community. b. Selecteer als Lezer of als Editor om toegang toe te wijzen. c. Voer een van de volgende taken uit: v v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de gewenste naam erbij staat, selecteert u deze. Is dit niet het geval, dan typt u de naam of het adres en selecteert u vervolgens de persoon. Als de gewenste naam niet wordt afgebeeld, klikt u op Person not listed? Use full search (Wordt de persoon niet afgebeeld? Gebruik een volledige zoekopdracht) om de naam op te zoeken. Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 59

64 60 SmartCloud Docs d. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. 5. Optioneel: Selecteer Iedereen in UwOrganisatie als u het bestand zichtbaar wilt maken voor iedereen in uw organisatie. 6. Klik op Delen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Commentaar in spreadsheet - Info op pagina 66 Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Spreadsheets uploaden om te delen op pagina 52 U kunt naar Mijn bestanden elk type spreadsheetbestand uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de spreadsheets kan bekijken, downloaden of bewerken. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Gelijktijdige bewerking van spreadsheets op pagina 64 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een spreadsheet werken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in spreadsheets op pagina 65 Als u een spreadsheet gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Commentaar toevoegen aan spreadsheets op pagina 68 Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in spreadsheets op pagina 69 Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in spreadsheets op pagina 70 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Spreadsheets opslaan op pagina 57 Gebruik de opdracht Opslaan om een spreadsheet op te slaan die u als concept aan het bewerken bent. Gebruik Opslaan als om een concept (of een gepubliceerde versie) op te slaan als een concept met een nieuwe naam. Een versie publiceren op pagina 57 Nadat u uw spreadsheet hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen.

65 1. Klik in de toepassing Bestanden op Door mij gedeeld. 2. Zoek het bestand waarvoor u een toegangsniveau wilt instellen en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Bestandsgegevens bekijken en klik vervolgens op het tabblad Delen. 4. Voer een van de volgende opties uit: v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wissen, klikt u in het veld Editors of Lezers op x naast de naam van die persoon of community. v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wijzigen, moet u het oorspronkelijke niveau wissen. Als u het toegangsniveau bijvoorbeeld wijzigt van lezer in editor, moet u eerst het lezersniveau wissen. Klik vervolgens in het veld Editors op de knop Toevoegen. Selecteer als Editor om de toegang toe te wijzen. v Als u mensen met wie u het bestand deelt toestemming wilt geven om het bestand met anderen te delen, selecteert u Anderen toestaan dit bestand te delen. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 61

66 Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Commentaar in spreadsheet - Info op pagina 66 Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Spreadsheets uploaden om te delen op pagina 52 U kunt naar Mijn bestanden elk type spreadsheetbestand uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de spreadsheets kan bekijken, downloaden of bewerken. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Gelijktijdige bewerking van spreadsheets op pagina 64 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een spreadsheet werken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in spreadsheets op pagina 65 Als u een spreadsheet gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Commentaar toevoegen aan spreadsheets op pagina 68 Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in spreadsheets op pagina 69 Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in spreadsheets op pagina 70 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Samenwerken aan spreadsheets in real-time U kunt met anderen als team samenwerken aan een spreadsheet in real-time. U kunt in real-time gelijktijdig met andere editors werken en commentaar en discussies maken. Wanneer u online werkt met IBM Docs, kunt u de samenwerkingsfuncties gebruiken zoals gelijktijdige bewerking en commentaar leveren. Als u de spreadsheet downloadt en deze daarna weer uploadt naar IBM Docs, gaan het commentaar voor deze spreadsheet verloren. Als u geen rechten hebt voor sociale bewerkingsmogelijkheden, is gelijktijdige bewerking samen met anderen niet mogelijk. U kunt voor meer informatie contact opnemen met de beheerder. 62 SmartCloud Docs

67 Gelijktijdige bewerking in real-time van spreadsheets Wanneer u een spreadsheet deelt en de andere gebruikers editorstoegang verleent, bent u gereed om gelijktijdig in real-time te werken. Het is mogelijk een spreadsheet gelijktijdig met andere editors te bewerken, waardoor teams efficiënter spreadsheets kunnen maken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. De wijzigingen van de editors worden in verschillende kleuren weergegeven. In de editorslijst in de flankbalk kunt u zien wie er momenteel aan de presentatie werken. Wanneer u het gelijktijdig bewerken voltooit, kan elke editor het spreadsheet opslaan als concept of als een nieuwe versie in de bestandsshare. Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Als u een spreadsheet maakt, hebt u soms input of gegevens nodig van collega's of vrienden, en wilt u de spreadsheet gelijktijdig bewerken. Met traditionele office-software moet u daarvoor de spreadsheet opslaan op uw harde schijf en vervolgens per of via een USB-stick naar uw collega's sturen. Bovendien moeten uw collega's een softwareprogramma, zoals Lotus Symphony of Microsoft Office op hun computer installeren. Zij brengen wijzigingen aan, die u pas kunt zien wanneer u de spreadsheet terugkrijgt. Er gaat veel tijd verloren aan het heen en weer sturen van bijlagen. Met gelijktijdige bewerking is dit probleem verleden tijd. Zolang er internettoegang is, kan iedereen de spreadsheet tegelijkertijd bewerken, en u ziet de wijzigingen onmiddellijk. De enige voorwaarde is dat u het bestand met uw collega's deelt en hun editorstoegang geeft. Voor veel klanten is Lotus Symphony een slimme keuze. Het is gratis, ondersteunt besturingssystemen van Windows, Linux en Mac OS en is een krachtig en volledig officepakket voor al uw documenten. IBM Docs ondersteunt gebruikersprofielen en Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 63

68 -scenario's, zonder daarvoor een krachtige client nodig te hebben. Met IBM Docs kunt u verregaand samenwerken aan meer dynamische en informele documenten, spreadsheets en presentaties. Via gelijktijdige bewerking kunt u verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. In de editorslijst in de flankbalk kunt u eenvoudig zien wie er momenteel aan het document werken. Wijzigingen van verschillende editors worden gemarkeerd in verschillende kleuren en IBM Docs slaat de wijzigingen onmiddellijk en automatisch op. Elke editor kan de spreadsheet na bewerking opslaan op de server. Voorbeeld Linda werkt als assistent op de IT-afdeling en moet een statusrapport inleveren bij haar manager. Ze maakt een spreadsheet en heeft daarvoor gegevens nodig van IT-vertegenwoordigers van de vijf teams. Voorheen moest Linda elke vertegenwoordiger een sturen met de spreadsheet, en de vijf versies die ze terugkreeg samenvoegen. Nu kan Linda dankzij IBM Docs het rapport efficiënt voltooien. Ze maakt een spreadsheet, deelt deze met de vijf vertegenwoordigers, geeft hun editorstoegang en vraagt of ze de vereiste gegevens willen invoeren. Linda kan de gegevens van de vijf vertegenwoordigers direct bekijken. Wanneer de gelijktijdige bewerking is voltooid, kan Linda de spreadsheet delen met haar manager en hem vragen om zijn opmerkingen. Verwante onderwerpen: Getalnotaties toewijzen op pagina 74 Afhankelijk van de getalnotatie kan een getal er anders uitzien dan de werkelijke waarde die in de cel is ingevoerd. Getalnotaties maken onderscheid tussen soorten gegevens, bijvoorbeeld tussen valuta's en percentages. Getalnotaties hebben alleen invloed op de weergave van de getallen door IBM Docs en niet op de manier waarop getallen worden opgeslagen en berekend. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een spreadsheet werken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in spreadsheets op pagina 65 Als u een spreadsheet gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Gelijktijdige bewerking van spreadsheets Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een spreadsheet werken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. 64 SmartCloud Docs

69 Elke deelnemer aan de gelijktijdige bewerking moet beschikken over editorstoegang tot de spreadsheet. Als u bijvoorbeeld een spreadsheet samen met uw teamleden wilt bewerken, moet u de spreadsheet met hen delen en hun toegangsniveau instellen op Editor. Om presentaties gelijktijdig te bewerken, gaat u als volgt te werk: 1. Als u de eigenaar van het bestand bent en gelijktijdige bewerking start, klikt u op Door mij gedeelde bestanden in de toepassing Bestanden. U kunt ook klikken op Met mij gedeelde bestanden. 2. Klik in de lijst Bestanden op de naam van de spreadsheet die u gelijktijdig wilt bewerken. Klik vervolgens op Bewerken in IBM Docs Opmerking: Wanneer u de eigenaar van het bestand bent, wordt de spreadsheet in IBM Docs geopend wanneer u de spreadsheet eerder hebt geopend. Als dit niet het geval is, wordt het venster Online bewerken met IBM Docs? geopend. Klik op Online bewerken om door te gaan. De andere editors kunnen de knop Bewerken in IBM Docs niet zien tot de eigenaar van het bestand de spreadsheet al eerder in IBM Docs heeft geopend. 3. De spreadsheet wordt geopend in de modus voor gelijktijdige bewerking. 4. De namen van de editors staan in de flankbalk. Als een editor het bestand opent in de modus voor gelijktijdige bewerking, wordt zijn naam vetgedrukt en wordt er een kleur aan toegewezen. U kunt de spreadsheet wijzigen en tegelijkertijd wijzigingen van anderen zien in verschillende kleuren. Opmerking: Uw wijzigingen worden gedurende het bewerkingsproces automatisch opgeslagen in de conceptspreadsheet. 5. Wanneer u gereed bent om anderen de spreadsheet te laten lezen of downloaden, klikt u op Bestand > Versie publiceren. 6. Sluit het spreadsheettabblad. Opmerking: U krijgt een melding tijdens uw bewerkingssessie als een mede-editor het bestand wist. Klik op OK in de melding om uw concept als een nieuw bestand op te slaan en te zorgen dat de door u gemaakte wijzigingen bewaard blijven. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Verwante taken: Wijzigingen van editors afbeelden in spreadsheets Als u een spreadsheet gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Wijzigingen van editors afbeelden in spreadsheets Als u een spreadsheet gelijktijdig bewerkt, worden wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 65

70 Standaard worden de kleurindicators afgebeeld. Om de kleurindicators te sluiten, klikt u op Beeld > Markering gelijktijdige bewerking. Opmerking: De kleuren van de verschillende editors worden toegewezen door de beheerder. U kunt deze niet wijzigen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets op pagina 64 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een spreadsheet werken. U kunt verschillende cellen bewerken, maar ook in dezelfde cel, kolom of rij werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Samenwerken met behulp van commentaar in spreadsheets Wanneer u met meerdere editors samenwerkt aan een spreadsheet, is het handig om commentaar toe te voegen. Dit helpt bij de communicatie met editors die op andere tijden werken. Wanneer u commentaar toevoegt, wordt er een flankbalk afgebeeld met alle commentaar voor de spreadsheet. U neemt deel aan een editordiscussie bij commentaar door antwoorden toe te voegen. De discussie wordt ingesprongen weergegeven onder het betreffende commentaar. U kunt uw eigen commentaar verwijderen en met behulp van het commentaar of antwoorden aan een andere editor richten. Ook kunt u aan u gericht of door u gemaakt commentaar bekijken. Ten slotte kunt u het commentaar filteren op editor om te zien welk commentaar of welke antwoorden aan een editor gericht of door een editor geschreven zijn. Commentaar in spreadsheet - Info Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. 66 SmartCloud Docs

71 Alle commentaar wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar, waar voor elke opmerking de volledige discussie wordt weergegeven. U kunt commentaar maken of verwijderen, een antwoord toevoegen, commentaar of antwoorden doorsturen naar een andere editor en zoeken naar trefwoorden in het commentaar. Ook kunt u aan u gericht commentaar of antwoorden bekijken, evenals commentaar of antwoorden die zijn gemaakt door of gericht aan andere editors. Als u tijdens de discussie bij een reactie informatie van iemand nodig hebt, kunt u het item aan elke willekeurige editor van de spreadsheet toewijzen. Gebruik het om de opmerking aan een editor toe te wijzen. De toegewezen gebruikers zien het aan hen gerichte commentaar of de antwoorden daarop in de flankbalk Commentaar. Voorbeeld De programmadirecteur, Tina, heeft een concept opgesteld voor een businessplan voor 2011, 2012 en wil graag dat de managers in haar project daarop reageren. Voorheen moest Tina aan alle managers een sturen en hun vragen om het commentaar te en of de bijgesloten spreadsheet bij te werken. Als ze niet op dezelfde versie reageerden, moest Tina uitzoeken welk commentaar van toepassing was op welke sectie en het commentaar samenvoegen. Als Tina wilde dat iemand een kwestie nader onderzocht, moest ze deze persoon een sturen. Nu deelt Tina het businessplan met alle managers en vraagt ze om hun commentaar. De managers kunnen op verschillende momenten reageren en belangrijke kwesties bespreken. Tina kan aan elke willekeurige manager een vraag richten om hem een kwestie nader te laten onderzoeken. Vervolgens kan de toegewezen manager wijzigingen aanbrengen in het plan. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 67

72 Verwante taken: Commentaar toevoegen aan spreadsheets Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in spreadsheets op pagina 69 Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in spreadsheets op pagina 70 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Commentaar toevoegen aan spreadsheets Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. In spreadsheets kunt u alleen commentaar maken voor cellen, en slechts één opmerking per cel. 1. Klik op de cel waarvoor u commentaar wilt toevoegen. 2. Klik op Team > Commentaar toevoegen of klik op Commentaar toevoegen op de werkbalk. Het venster Commentaar wordt afgebeeld. 3. Typ uw commentaar in het veld en druk op Enter of klik op Toevoegen. Het commentaar wordt ingevoegd in de spreadsheet, en in het venster afgebeeld met uw naam, de datum en de tijd. Zo begint u een gesprek met andere editors. 4. Optioneel: als u commentaar wilt doorsturen naar een andere editor, tikt u het Er verschijnt een lijst met de editors van het document. Selecteer de gewenste editor in de lijst en schrijf uw commentaar. 5. Optioneel: U kunt slechts één opmerking maken per cel. Klik nogmaals op Team > Commentaar toevoegen als u ander commentaar voor een andere cel wilt maken. Het commentaar wordt als parallelle mappen afgebeeld in de flankbalk. 68 SmartCloud Docs

73 6. Om op commentaar te reageren klikt u op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen en klikt u vervolgens op Antwoorden om uw antwoord in het veld in te voeren. Druk wanneer u klaar bent op Enter. Het antwoord wordt aan het commentaar toegevoegd met een ander pictogram. 7. Optioneel: Als u het antwoord wilt doorsturen naar een andere editor, tikt u het Er verschijnt een lijst met de editors van het document. Selecteer de gewenste editor in de lijst en voer uw antwoord in. 8. Om commentaar te verwijderen, klikt u op het prullenbakpictogram. Het commentaar wordt samen met alle antwoorden verwijderd. 9. Nadat u het commentaar en de antwoorden van de spreadsheet hebt voltooid, klikt u op Beeld > Flankbalk om het venster Commentaar te verbergen. Verwante onderwerpen: Commentaar in spreadsheet - Info op pagina 66 Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar bekijken in spreadsheets Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. Commentaar zoeken in spreadsheets op pagina 70 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Commentaar bekijken in spreadsheets Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. U kunt commentaar en antwoorden bekijken die u hebt gemaakt of die aan u zijn gericht. Ook kunt u commentaar en antwoorden bekijken die zijn gemaakt door of gericht aan andere editors. Om commentaar en antwoorden te bekijken, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op Commentaar op de flankbalk om het venster Commentaar af te beelden. Als de flankbalk niet wordt afgebeeld, klikt u op Beeld > Flankbalk om de flankbalk te openen. 2. Klik op de dubbele pijl om commentaar uit te vouwen en de inhoud en de discussie in detail weer te geven. De cursor springt naar de locatie waar het commentaar is gemaakt. U kunt ook klikken op het commentaarpictogram in de spreadsheet. Het commentaar wordt afgebeeld op de flankbalk. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 69

74 3. Klik op in het venster Commentaar en selecteer verzonden commentaar bekijken. Alle aan u gerichte commentaar worden afgebeeld. Ook als slechts één antwoord op commentaar aan u is gericht, wordt de gehele discussie afgebeeld. 4. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Mijn commentaar bekijken. Alle door u geschreven commentaar wordt afgebeeld. Ook als u slechts één antwoord op commentaar hebt geschreven, wordt de gehele discussie afgebeeld. 5. Om te zien welk commentaar en welke antwoorden er door een andere editor zijn geschreven of naar een andere editor zijn doorgestuurd, klikt u in het scherm Editors op de naam van de desbetreffende editor. De optie laat elke discussie zien waarin de naam van de editor met het wordt genoemd. Klik op Geschreven door om het commentaar of de antwoorden te bekijken die door de editor zijn geschreven. Opmerking: Wanneer u op de naam van een editor klikt, wordt de naam van de editor gemarkeerd. Wanneer u nogmaals op de naam van de editor klikt, worden het commentaar en de antwoorden die zijn geschreven door of zijn gericht aan de editor gesloten. 6. Klik op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen. U ziet de discussie van elk commentaar in detail. 7. Als u het commentaar of de antwoorden niet wilt bekijken, klikt u op de knop Sluiten om af te sluiten. Verwante onderwerpen: Commentaar in spreadsheet - Info op pagina 66 Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan spreadsheets op pagina 68 Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar zoeken in spreadsheets U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Commentaar zoeken in spreadsheets U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. 1. Klik op de flankbalk op Commentaar om het venster Commentaar op te roepen. Als de flankbalk niet standaard wordt afgebeeld, klikt u op Beeld > Flankbalk om de flankbalk te openen. 2. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Commentaar opzoeken. 70 SmartCloud Docs

75 3. Voer trefwoorden in het zoekveld in. 4. Druk op Enter of klik op Zoeken. Het commentaar met de trefwoorden wordt afgebeeld. 5. Als u niet tevreden bent met de resultaten, voert u nieuwe trefwoorden in en zoekt u opnieuw. 6. Klik op Sluiten om af te sluiten. Verwante onderwerpen: Commentaar in spreadsheet - Info op pagina 66 Wanneer u samen aan een spreadsheet moet werken, maar op verschillende tijden, kunt door middel van commentaar in IBM Docs informatie uitwisselen. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan spreadsheets op pagina 68 Wanneer u een spreadsheet bewerkt of evalueert, kunt u met andere editors samenwerken door commentaar te maken voor een bepaalde cel. Alle commentaar voor een spreadsheet wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in spreadsheets op pagina 69 Wanneer u een spreadsheet opent en de flankbalk wordt niet standaard afgebeeld, dan kunt u een selectie maken om de flankbalk af te beelden. U kunt dan alle commentaar en antwoorden in dit spreadsheet bekijken in het venster Commentaar. Spreadsheets delen met personen of community's op pagina 59 U kunt een spreadsheet met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de spreadsheet ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Toegangsniveaus instellen voor spreadsheets op pagina 60 Nadat u uw spreadsheet hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. Het uiterlijk van uw spreadsheets wijzigen U kunt de effectiviteit van uw spreadsheets verbeteren door eenvoudige aanpassingen in de manier waarop de spreadsheets eruitzien. Raadpleeg voor een overzicht van de mogelijkheden het onderwerp Lettertypen, randen en kleur. Raadpleeg het onderwerp Snelkeuzelijst voor spreadsheets voor hulp bij het aanbrengen van eenvoudige wijzigingen. Zie de aanvullende onderwerpen voor acties die meer instructies nodig hebben. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 71

76 Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Lettertypen, randen en kleur Om belangrijke gegevens te accentueren kunt u de stijl en uitlijning van tekst wijzigen, en cellen en bereiken voorzien van randen en achtergrondkleuren. Met de werkbalkpictogrammen in uw spreadsheet kunt u de volgende verbeteringen aanbrengen. Denk eraan om voordat u op een pictogram klikt de tekst, de cel of het bereik te selecteren. Lettertypen U kunt de grootte en de uitlijning van de tekst aanpassen om het uiterlijk van uw spreadsheets te verbeteren. Randen U kunt rond cellen en bereiken randen aanbrengen. Een rand omsluit de cel of het bereik aan alle kanten. Randen zijn niet hetzelfde als de rasterlijnen tussen de cellen in een werkblad. Voor randen kunt u verschillende kleuren instellen, en ze zijn altijd zichtbaar op een afdruk. Kleur U kunt de kleur van de tekst en de randen wijzigen en cellen en bereiken van een achtergrondkleur voorzien. 72 SmartCloud Docs

77 Verwante taken: Standaardopmaak terugzetten in spreadsheetcellen Met de opdracht Standaardopmaak kunt u eerder toegepaste lettertypen, randen, achtergronden en getalnotaties ongedaan maken. Spreadsheets maken op basis van sjablonen op pagina 51 U kunt een sjabloon in een galerij selecteren die de juiste elementen bevat voor gebruik in spreadsheets voor specifieke zakelijke doeleinden. U moet de eigenaar of editor van een spreadsheet zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Lettertypen wijzigen in spreadsheets U kunt het lettertype van de geselecteerde tekst in een spreadsheet wijzigen. 1. Selecteer de cel of het bereik waarvoor u het lettertype van de tekst wilt wijzigen. 2. Klik op Opmaak > Lettertype en klik vervolgens op de naam van het gewenste lettertype. Rijhoogte of kolombreedte wijzigen Versleep de randen van de bijbehorende kop om de rijhoogte of kolombreedte te wijzigen. 1. Versleep een van de randen van de rijkop om de grootte van een rij te wijzigen. 2. Versleep een van de randen van de kolomkop om de grootte van een kolom te wijzigen. Standaardopmaak terugzetten in spreadsheetcellen Met de opdracht Standaardopmaak kunt u eerder toegepaste lettertypen, randen, achtergronden en getalnotaties ongedaan maken. U kunt de standaardopmaak terugzetten in een cel, een kolom, een rij, meerdere aaneengesloten rijen of een bereik. 1. Selecteer het deel van het werkblad waarvoor u de standaardopmaak wilt terugzetten. 2. Klik op Opmaak > Standaardopmaak. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 73

78 Getalnotaties toewijzen Verwante onderwerpen: Lettertypen, randen en kleur op pagina 72 Om belangrijke gegevens te accentueren kunt u de stijl en uitlijning van tekst wijzigen, en cellen en bereiken voorzien van randen en achtergrondkleuren. Verwante taken: Spreadsheets maken op basis van sjablonen op pagina 51 U kunt een sjabloon in een galerij selecteren die de juiste elementen bevat voor gebruik in spreadsheets voor specifieke zakelijke doeleinden. U moet de eigenaar of editor van een spreadsheet zijn om een sjabloon te kunnen selecteren. Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Afhankelijk van de getalnotatie kan een getal er anders uitzien dan de werkelijke waarde die in de cel is ingevoerd. Getalnotaties maken onderscheid tussen soorten gegevens, bijvoorbeeld tussen valuta's en percentages. Getalnotaties hebben alleen invloed op de weergave van de getallen door IBM Docs en niet op de manier waarop getallen worden opgeslagen en berekend. De waarde 25,451 kan bijvoorbeeld worden afgebeeld als 25,45. Een getal krijgt automatisch een notatie als u het invoert met behulp van een tijdnotatie, een datumnotatie, een percentageteken of een valutateken. Als u bijvoorbeeld 12:31:57 invoert, wordt er automatisch een tijdnotatie (UU:MM:SS) aan die cel toegewezen. De notatie die in deze gevallen wordt toegepast, is specifiek voor uw locale. Gebruik Opmaak > Getal om een andere notatie toe te passen op getallen in een geselecteerd bereik. Getalnotatiecategorieën Getalnotaties zijn onderverdeeld in de volgende categorieën: getal, percentage, valuta, wetenschappelijk en datum of tijd. Elke categorie bevat subcategorieën voor de notatie, zoals of een getal met of zonder decimalen moet worden afgebeeld. De specifieke inhoud van de subcategorieën is afhankelijk van uw standaardlocale-instelling. Opmerking: Wanneer u Microsoft Excel- of IBM Symphony-spreadsheets bewerkt in IBM Docs, behouden getallen die zijn afgebeeld in wetenschappelijke (exponentiële) notatie het zelfde aantal gehele getallen, decimalen en exponenten dat ze in het oorspronkelijke bestand hadden. Wanneer u wetenschappelijke notatie invoert in een nieuw IBM Docs-spreadsheet, krijgt het getal een notatie met 2 decimaalposities en 2 exponenten. Voer bijvoorbeeld 3e10 in een cel in en 3.00E+10 wordt afgebeeld. Voorbeelden In de volgende tabel is hetzelfde getal op verschillende manieren genoteerd. Tabel 10. Hetzelfde getal met verschillende notaties Getalnotatie 1234,567 wordt afgebeeld als Afgerond SmartCloud Docs

79 Tabel 10. Hetzelfde getal met verschillende notaties (vervolg) Getalnotatie 1234,567 wordt afgebeeld als Met decimalen 1234,57 Als percentage ,70% Opmerking: als u een getal wijzigt in een percentage, wordt het getal vermenigvuldigd met 100. De notatie met percentages wordt vaak gebruikt om decimale getallen af te beelden als percentage, bijvoorbeeld 0,08 als 8%. Valuta 1234,57 Wetenschappelijk 1.23E+03 Opmerking: In betreffende locales, zoals Duits, wordt door IBM Docs een komma (, ) gebruikt als het decimale scheidingsteken in plaats van een punt (.). Valutanotatie Standaard is de locale-instelling voor de valutanotatie gelijk aan de taalinstelling in uw webbrowser. U kunt de standaardlocale voor uw spreadsheets wijzigen met de opdracht Bestand > Locale voor document instellen. Met behulp van de opdracht Opmaak > Getal kunt u aan verschillende cellen in dezelfde spreadsheet een andere valuta toewijzen. Zo kunt u de ene cel afbeelden in dollars en de andere in euro's. Als gebruikers die een spreadsheet Met mij gedeelde bestanden bewerken hun browsers op verschillende talen hebben ingesteld, ziet elke persoon de valutanotatie van zijn eigen browsertaal. Ze zien echter alle het valutateken voor de locale waarin het bestand is gemaakt. Als een gebruiker Spreadsheetinstellingen gebruikt om een locale te selecteren die verschilt van de locale die in zijn browser is ingesteld, ziet alleen hij of zij de nieuwe valutanotatie. Anderen blijven de notatie zien die hoort bij hun browserinstelling. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Gegevens invoeren en bewerken De meeste bewerkingstaken in IBM Docs zijn eenvoudig zonder hulp uit te voeren. Raadpleeg de volgende onderwerpen voor een overzicht van de basisprincipes en voor taken waar u mogelijk hulp bij nodig hebt. Basisprincipes gegevensbewerking U bouwt een spreadsheet op door gegevens, zoals getallen, tekst, datums, tijden en formules, in te voeren en te bewerken. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 75

80 U kunt gegevens invoeren in een cel of in de formulebalk als de cel is geselecteerd. Als u gegevens invoert in een cel, bevestigt u de invoer door op Enter te drukken of buiten de cel te klikken. U bewerkt gegevens door te dubbelklikken op de cel of door te klikken op de formulebalk als de cel is geselecteerd. Getallen invoeren als tekst Als het eerste ingevoerde teken een cijfer is, is de aanname dat u een waarde invoert die u in berekeningen wilt gebruiken. Invoer met zowel letters als cijfers wordt behandeld als tekst en wordt binnen de cel links uitgelijnd. Het kan voorkomen dat u getallen als tekst wilt behandelen, bijvoorbeeld kalenderjaren zoals 2011,2012 en 2012 die u als kolomkop wilt gebruiken of een postcode die begint met nul. In een spreadsheet wordt een nul aan het begin van een getal verwijderd, tenzij het getal wordt herkend als tekst. Om een getal in te voeren als tekst, plaatst u aan het begin een apostrof ('). De apostrof is niet zichtbaar in de cel, maar wel in de formulebalk wanneer u een cel met een apostrof selecteert. Verwante verwijzing: Snelkeuzelijst voor spreadsheets op pagina 174 Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Celinhoud zoeken en vervangen U kunt naar tekst of getallen zoeken in het geselecteerde bereik, in het huidige werkblad of in alle werkbladen in het huidige spreadsheet. Wanneer u de volgende procedures uitvoert, kunt u de zoekopdracht beperken of uitbreiden door een of meer van deze opties te selecteren: v v v Hoofdlettergevoelig Celinhoud komt alleen overeen als het gebruik van hoofdletters en kleine letters gelijk is aan dat in het veld Zoeken. Gehele cel Celinhoud komt alleen overeen in cellen waar geen andere inhoud in staat dan die is ingevoerd voor zoeken. In alle werkbladen zoeken Alle werkbladen in de huidige spreadsheet worden in de zoekopdracht opgenomen. Opmerking: Zoeken en vervangen ondersteunt momenteel niet het gebruik van expressies. v Ga als volgt te werk om tekst of getallen te vinden: 76 SmartCloud Docs

81 v 1. Klik in een spreadsheet op Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Voer de tekens die u wilt zoeken in het veld Zoeken in. 3. Om uw zoekopdracht te beperken of uit te breiden, selecteert u een van de eerder beschreven opties. 4. Klik op Zoeken. Om naar het volgende overeenkomende item te gaan, klikt u nogmaals op Zoeken enzovoort. 5. Zodra u klaar bent, klikt u op OK. Ga als volgt te werk om tekst of getallen te zoeken en te vervangen: 1. Klik in een spreadsheet op Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Voer de tekens die u wilt zoeken in het veld Zoeken in. 3. Voer in het veld Vervangen de tekens in waardoor u de gevonden items wilt vervangen. 4. Om uw zoekopdracht te beperken of uit te breiden, selecteert u een van de eerder beschreven opties. 5. Voer een van de volgende handelingen uit: Om te beoordelen of elk gevonden item moet worden vervangen, voert u in het veld Vervangen de tekens in waardoor u de gevonden items wilt vervangen. Klik op Zoeken en als u dit gevonden item wilt vervangen, klikt u op Vervangen. Klik nogmaals op Zoeken om naar het volgende item te gaan, enzovoorts. Om alle gevonden items te vervangen, klikt u op Alles vervangen. 6. Zodra u klaar bent, klikt u op OK. Een hyperlink in een cel toevoegen U kunt een link maken naar een webpagina vanuit een spreadsheetcel door een hyperlink in de cel toe te voegen.u kunt slechts één hyperlink per cel toevoegen. 1. Klik op de cel en geef de URL op waarnaar u een link wilt aanbrengen vanuit de cel (bijvoorbeeld 2. Druk op Enter. 3. Om de hyperlink te gebruiken, klikt u op de cel en houdt u de cursor boven de URL totdat die onderstreept wordt. 4. Klik op de URL. Verwante taken: De link uit een hyperlink verwijderen U kunt de link uit een hyperlink in een spreadsheet verwijderen zonder de tekst of de URL te verwijderen. De link uit een hyperlink verwijderen U kunt de link uit een hyperlink in een spreadsheet verwijderen zonder de tekst of de URL te verwijderen. 1. Klik op de cel die de hyperlink bevat. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 77

82 2. Houd de cursor boven het woord Verwijderen totdat het onderstreept is. 3. Klik op Verwijderen. Verwante taken: Een hyperlink in een cel toevoegen op pagina 77 U kunt een link maken naar een webpagina vanuit een spreadsheetcel door een hyperlink in de cel toe te voegen.u kunt slechts één hyperlink per cel toevoegen. Een bereik automatisch vullen Door te slepen kunt u een bereik automatisch vullen met een reeks gegevens. Het bereik wordt gevuld op basis van de gegevens die in de cel of het bereik zijn ingevoerd. Wanneer u een bereik automatisch vult, wordt de waarde in de cel die u versleept in elke volgende cel in de rij of kolom met 1 verhoogd of verlaagd. Waarden in een bereik worden uitgebreid volgens het rekenkundige patroon in het bereik. Als u bijvoorbeeld een bereik versleept waarvan de waarden in de cellen met 2 worden verhoogd, wordt in elke nieuwe cel die u vult de waarde ook met 2 verhoogd. Om een bereik automatisch te vullen, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer de cel of het bereik met de gegevens waarop u de reeks wilt baseren. 2. Versleep de zwarte indicator aan het eind van de cel of het bereik op de volgende manier: v Om een kolom te vullen met verhoogde waarden ten opzichte van de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik, sleept u de indicator omlaag. v Om een kolom te vullen met verlaagde waarden ten opzichte van de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik, sleept u de indicator omhoog. v Om een rij te vullen met verhoogde waarden ten opzichte van de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik, sleept u de indicator naar rechts. v Om een rij te vullen met verlaagde waarden ten opzichte van de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik, sleept u de indicator naar links. Tip: Om de inhoud van een geselecteerde cel of een geselecteerd bereik te wissen, sleept u de zwarte indicator de cel of het bereik in. Nadat u de stappen hebt voltooid, ziet u het volgende resultaat: v De cellen in de kolom of rij zijn gevuld met de waarde of reeks waarden, en de opmaak, van de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik. v Als de oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik tekst of een formule bevat, wordt deze gekopieerd naar de cellen waarnaar u hebt gesleept. Als de 78 SmartCloud Docs

83 v oorspronkelijke cel of het oorspronkelijke bereik een formule bevat met absolute waarden, wijzigen de verwijzingen niet als gevolg van het gebruik van automatisch vullen. Als u verborgen rijen of kolommen omspant bij het gebruik van automatisch vullen, ziet u de gegevens als u de rijen of kolommen later afbeeldt. Als u rijen omspant die zijn verwijderd door Instantfilter, ziet u de gegevens niet als u stopt met het filteren van die rijen. Werkbladcellen samenvoegen of splitsen Binnen een rij kunt u aangrenzende cellen samenvoegen tot één cel of een samengevoegde cel splitsen in individuele cellen. Een samengevoegde cel neemt de inhoud en stijlen over van de eerste cel in het oorspronkelijke bereik. Als bij gelijktijdige bewerking twee personen de cellen in een bereik tegelijkertijd samenvoegen, worden alleen wijzigingen in deze eerste cel bewaard. Bij het splitsen van een samengevoegde cel worden de inhoud en stijlen van de oorspronkelijke cellen hersteld. Om cellen samen te voegen of te splitsen, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer de cel(len) die u wilt samenvoegen of splitsen. 2. Klik op het pictogram Cellen samenvoegen of splitsen. Als u meerdere cellen hebt geselecteerd, worden deze samengevoegd; als u een samengevoegde cel hebt geselecteerd, wordt deze gesplitst. Spellingcontrole uitvoeren in spreadsheets U kunt de spelling in een spreadsheet controleren wanneer u de spreadsheet hebt voltooid. 1. Klik op Extra > Handmatige spellingcontrole uitvoeren. Het venster Spellingcontrole wordt geopend. 2. Ga als volgt te werk om de handmatige spellingcontrole uit te voeren: v Als het programma spelfouten vindt, is het verkeerd gespelde woord in het veld Woord niet gevonden in de zin rood en onderstreept. Er wordt een lijst met voorgestelde woorden afgebeeld in het veld Vervangen door. Selecteer het gewenste woord in de lijst en klik op Vervangen om het verkeerd gespelde woord te verbeteren. Als u dit woord niet wilt verbeteren, klikt u op Negeren. v Als het programma verkeerd gespelde woorden vindt maar er wordt geen correct woord voorgesteld, wordt in het veld Vervangen door het bericht Geen suggesties afgebeeld. Klik op Negeren om verder te gaan. 3. Nadat u de spellingcontrole hebt voltooid, wordt het bericht De spellingcontrole is voltooid afgebeeld in het veld Woord niet gevonden. Klik op Gereed. Spreadsheets afdrukken naar PDF-bestanden Het is mogelijk om een spreadsheet op te slaan als een PDF-bestand, zodat u het kunt downloaden en afdrukken. 1. Ga naar een open spreadsheet en klik op Bestand > Afdrukken naar PDF 2. Selecteer de gewenste pagina-instellingen. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 79

84 v v v v Met Koptekst wordt aan het begin van elke pagina de naam van het werkblad toegevoegd. Met Voettekst wordt aan het einde van elke pagina het paginanummer toegevoegd. Met PDF voorzien van tags worden er PDF-tags geschreven, waardoor de bestandsgrootte toeneemt. Een PDF-bestand voorzien van tags bevat informatie over de structuur van de documentinhoud. Deze structuur is belangrijk voor de weergave van het document bij gebruik van schermleessoftware. Met Boven naar beneden, naar rechts wordt groot werkblad verdeeld in pagina's die in deze volgorde worden afgedrukt. v Met Links naar rechts, naar beneden wordt groot werkblad verdeeld in pagina's die in deze volgorde worden afgedrukt. 3. Klik op OK. 4. Wanneer u het bericht Verwerking is voltooid ziet, klikt u op de link Klik hier om het bestand te downloaden. 5. Klik op Openen met en kies OK. Het bestand wordt gedownload en geopend in Adobe Reader. Adobe Reader is de standaardtoepassing, maar u kunt ook een andere toepassing kiezen om het bestand in te openen. 6. Klik in het menu van Adobe Reader op Bestand > Afdrukken. 80 SmartCloud Docs

85 7. Selecteer de gewenste afdrukopties en klik op OK. Werken met afbeeldingen in spreadsheets U kunt een afbeelding in een spreadsheet invoegen en vervolgens het formaat van de afbeelding wijzigen en de afbeelding verplaatsen. Afbeeldingen invoegen in spreadsheets Gebruik het menu om een afbeelding in een spreadsheet in te voegen. 1. Klik op Invoegen > Afbeelding. Het venster Afbeelding invoegen wordt afgebeeld. 2. Klik op Bladeren om de afbeelding te selecteren die u wilt invoegen. 3. Klik op OK. De afbeelding wordt ingevoegd in de spreadsheet. Afbeeldingen verplaatsen en het formaat van afbeeldingen wijzigen in spreadsheets Verplaats afbeeldingen en wijzig het formaat door te slepen. Gegevensbereiken beheren 1. Klik op de afbeelding om deze te selecteren. 2. Om de afbeelding te verplaatsen, plaatst u de muisaanwijzer binnen de rand van de afbeelding totdat u een kruiscursor ziet en sleept u. 3. Om het formaat van de afbeelding te wijzigen, plaatst u de muisaanwijzer boven de rand van de afbeelding tot u een dubbelzijdige pijl ziet en sleept u. Deze sectie geeft informatie over het sorteren van gegevens in een werkblad of bereik, en over het verwijzen naar gegevens in een ander werkblad. Een bereik kan een enkele cel, een rechthoekig, aaneengesloten cellenblok, een werkblad of een spreadsheet zijn. Een bereik wordt weergegeven met de adressen van de eerste en laatstecellen, gescheiden door een dubbele punt. Bijvoorbeeld A1:B4. Met de volgende procedures kunt u uw gegevens beheren. Gegevens sorteren U kunt de gegevens in een kolom of in een bereik oplopend of aflopend sorteren, op basis van de waarden in een kolom die u opgeeft. Voor Engels is de sorteervolgorde alfabetisch. In Release 1 wordt de sorteervolgorde voor Duits, Japans en Frans bepaald door de localeregels; voor andere talen wordt de volgorde alleen bepaald door Unicode-waarden. 1. Selecteer de kolom of het bereik waarvoor u gegevens wilt sorteren. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 81

86 Opmerking: Als u Bereik bevat kolomlabels selecteert, begint het sorteren bij de rij onder het kolomlabel (koppen). 2. Klik op Gegevens > Sorteren, en selecteer Oplopend of Aflopend, afhankelijk van de gewenste volgorde. Instantfilters gebruiken Met instantfilters wordt er een keuzelijst met invoerveld ingevoegd in een datumkolom, zodat u kunt aangeven welke records (rijen) er moeten worden afgebeeld. 1. Selecteer de kolom die de waarde of tekenreeks bevat die u wilt instellen als het filtercriterium. 2. Selecteer Gegevens > Instantfilter. Er wordt een pijlknop aan de kop van de kolom toegevoegd. 3. Klik op de pijlknop of druk op Alt+cursor-omlaagtoets. Er wordt een scherm afgebeeld met alle filtercriteria. Selecteer de gewenste criteria en klik op OK. De records die voldoen aan het geselecteerde filtercriterium worden afgebeeld. Met behulp van de cursortoetsen kunt u naar de criteria navigeren. Wilt u het scherm sluiten, dan drukt u op de Esc-toets. 4. U kunt de gefilterde kolom sorteren door te klikken op Oplopend sorteren of Aflopend sorteren aan het begin van de filterlijst. Rijen en kolommen verbergen U kunt rijen en kolommen in een spreadsheet verbergen. 1. Om rijen te verbergen, voert u de volgende stappen uit: a. Selecteer een of meer rijen die u wilt verbergen door te klikken op of te slepen over de rijkoppen. b. Klik op Opmaak > Rij verbergen. 2. Om kolommen te verbergen, voert u de volgende stappen uit: a. Selecteer een kolom die u wilt verbergen door op de kolomkop te klikken. Tip: U kunt niet meerdere kolomkoppen selecteren door te slepen, maar u kunt wel meerdere kolomkoppen verbergen door deze stappen te volgen voor elke kolom die u wilt verbergen. b. Klik op Opmaak > Kolom verbergen. 3. Een onderbreking in de rij- of kolomkoppen geeft aan dat er rijen of kolommen verborgen zijn. Verwante taken: Rijen en kolommen afbeelden U kunt verborgen rijen en kolommen in een spreadsheet afbeelden. Rijen en kolommen afbeelden U kunt verborgen rijen en kolommen in een spreadsheet afbeelden. 1. Voer een van de volgende acties uit om verborgen rijen af te beelden: v Selecteer een bereik dat een of meer verborgen rijen bevat en klik op Opmaak > Rij afbeelden. v Selecteer de rijen aan beide kanten van de verborgen rijen door de rijkoppen te slepen. Klik met de rechter muisknop op de selectie en selecteer Rij afbeelden. De verborgen rij(en) wordt/worden afgebeeld. 82 SmartCloud Docs

87 2. Voer een van de volgende acties uit om een verborgen kolom af te beelden: v Selecteer de kolom na de verborgen kolom en klik op Opmaak > Kolom afbeelden. v Selecteer de kolom na de verborgen kolom, klik met de rechter muisknop op de selectie en selecteer Kolom afbeelden. De verborgen kolom wordt afgebeeld. Verwante taken: Rijen en kolommen verbergen op pagina 82 U kunt rijen en kolommen in een spreadsheet verbergen. Verwijzen naar cellen op een ander werkblad Om te voorkomen dat u dezelfde gegevens op meerdere werkbladen moet beheren, kunt u celwaarden op verschillende werkbladen aan elkaar koppelen met behulp van een verwijzing. Stel dat u in cel A1 van werkblad 2 een formule invoert, bijvoorbeeld =Blad 1!A1, die deze cel koppelt aan cel A1 op werkblad 1. Dan ziet u de volgende keer dat u naar cel A1 op werkblad 2 gaat de inhoud van cel A1 van werkblad 1 in plaats van de formule. 1. Klik op de cel waaraan u een verwijzing naar een cel op een ander werkblad wilt toevoegen. 2. Voer een formule in voor de cel waarnaar u verwijst. Opmerking: In formules kunt u naar een bereik van cellen op hetzelfde werkblad of op een ander werkblad verwijzen door te slepen om het bereik te selecteren en op Enter te drukken. Het bereikadres wordt automatisch aan de formule toegevoegd. Gegevens en afbeeldingen in en tussen spreadsheets kopiëren Gebruik het pictogram Web-klembord om spreadsheetgegevens en -afbeeldingen te kopiëren en plakken. U kunt de opdrachten Kopiëren en Plakken in het pictogram Web-klembord gebruiken om gegevens en afbeeldingen binnen een spreadsheet te kopiëren, waaronder van het ene tabblad naar het andere, en van de ene spreadsheet naar de andere. De toetsen Ctrl+C en Ctrl+V werken ook binnen een spreadsheet; probeer echter niet de twee methoden door elkaar te gebruiken. Het werkt bijvoorbeeld niet om het Web-klembord te gebruiken om te kopiëren en vervolgens Ctrl+V om te plakken. Ga als volgt te werk om het Web-klembord te gebruiken: 1. Selecteer de cel, het bereik of de afbeelding van waaruit u gegevens naar een andere spreadsheet wilt kopiëren. Tip: Als het bereik dat u selecteert een afbeelding bevat, worden alleen de gegevens gekopieerd. Om zowel de gegevens als de afbeelding te kopiëren, moet u eerst deze stappen uitvoeren op het bereik en vervolgens op de afbeelding. 2. Klik op de werkbalk op het pictogram Web-klembord en klik op Kopiëren in de lijst. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 83

88 3. Klik op de locatie waar u de gegevens of de afbeelding wilt plakken. 4. Klik op het pictogram Web-klembord en klik op Plakken in de lijst. Opmerking: In sommige omgevingen kunt u niet van de ene spreadsheet naar de andere plakken als de spreadsheet waar u de gegevens in wilt plakken in een andere browser staat als de oorspronkelijke spreadsheet. Neem voor meer informatie contact op met de beheerder. Een bereik een naam geven Door belangrijke celbereiken een naam te geven en de namen te gebruiken in plaats van bereikadressen in formules, worden formules eenvoudiger te schrijven en te begrijpen. 1. Sleep in een open spreadsheet om het bereik te selecteren dat u een naam wilt geven. 2. Klik op Invoegen > Benoemd bereik > Nieuw bereik. 3. Voer een bereiknaam in. Opmerking: Een bereiknaam moet beginnen met een letter, schuine streep naar links (\) of liggend streepje(_). Zorg dat de naam geen spaties bevat. Gebruik de letters "r" of "c" niet op zichzelf als naam, omdat deze letters sneltoetsen zijn in IBM Docs-spreadsheets. Maak geen namen die eruit zien als celadressen, zoals Q2 of FY98. Namen zijn niet hoofdlettergevoelig en kunnen maximaal 255 tekens lang zijn. 4. Als u het adres nog niet hebt opgegeven waarnaar het bereik verwijst, voert u een van de volgende acties uit: v Met het venster Nieuw bereik nog open, sleept u in het werkblad om het bereik te selecteren. Het bereikadres wordt automatisch in het veld Verwijst naar afgebeeld. v Voer het bereikadres handmatig in het veld Verwijst naar in. 5. Klik op OK. Benoemde bereiken zoeken of bewerken Gebruik het venster Bereiken beheren om alle benoemde bereiken in een spreadsheet te zoeken, of aan te passen welke cellen worden opgenomen in een specifiek bereik. 1. Klik op Invoegen > Benoemd bereik > Bereiken beheren. 84 SmartCloud Docs

89 2. Om de locatie van een benoemd bereik te zien, klikt u op de bereiknaam. Het bijbehorende bereik van cellen wordt geacccentueerd in het werkblad. 3. Om aan te passen welke cellen worden opgenomen in een benoemd bereik, voert u een van de volgende acties uit: v Met het venster Bereiken beheren geopend klikt u in het werkblad en selecteert u het gewenste bereik van cellen opnieuw. Klik op Toepassen. Het bereikadres wordt automatisch in het veld Verwijst naar afgebeeld. v Klik op de bereiknaam, bewerk het bereikadres in het veld Verwijst naar en klik op Toepassen. 4. Klik op Sluiten. Een benoemd bereik verwijderen Gebruik het venster Bereiken beheren om een benoemd bereik te verwijderen zonder de gegevens te wissen die het bereik bevat. 1. Klik op Invoegen > Benoemd bereik > Bereiken beheren. 2. In de lijst met benoemde bereiken klikt u op het bereik dat u wilt verwijderen. Vervolgens klikt u op de X. 3. Klik op OK. 4. Klik op Sluiten. Relatieve en absolute verwijzingen In een formule kunt u gegevens weergeven met het adres van de cel waarin de gegevens zich bevinden. Als u een formule of de gegevens waarnaar deze verwijst, verplaatst, worden automatisch de benodigde wijzigingen aangebracht om ervoor te zorgen dat de Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 85

90 formule naar dezelfde gegevens blijft verwijzen. Wanneer u een formule echter kopieert, kunt u kiezen of de formule naar de oorspronkelijke of naar andere gegevens moet verwijzen, door in de formule absolute of relatieve verwijzingen naar de celadressen te gebruiken. Relatieve verwijzingen Wanneer u een formule met celadressen kopieert, worden de adressen aangepast aan de nieuwe locatie(s) op het werkblad. Adressen (bijvoorbeeld B25) die bij het kopiëren worden aangepast, worden relatieve verwijzingen genoemd. En de absolute verwijzingen blijven intact wanneer u één formulecel sleept met een absolute verwijzing erin. Bijvoorbeeld: als de formule =A1+A2 zich in cel A4 bevindt en u kopieert de formule naar B4, dan verandert de formule in B4 in =B1+B2. De celadressen in de formule worden automatisch aangepast aan de nieuwe locatie van de formule. Absolute verwijzingen Soms wilt u dat een formule die u naar een andere locatie kopieert naar dezelfde cellen blijft verwijzen. Om ervoor te zorgen dat de formule altijd naar dezelfde cellen verwijst, moet u de verwijzingen naar deze cellen absoluut maken. Een absolute verwijzing verwijst altijd naar dezelfde cel of hetzelfde bereik. Om een relatieve verwijzing absoluut te maken, kunt u een dollarteken ($) voor de kolomletter en voor het rijnummer plaatsen, bijvoorbeeld $B$25. Indien nodig kunt u ook een $ voor de naam van een werkblad plaatsen, bijvoorbeeld $Werkblad2!$B$25. Verwante onderwerpen: Formules en functies U voert een formule in een spreadsheet in om een berekening uit te voeren voor getallen, tekst of andere formules. Als u formules gebruikt, worden uw gegevens dynamisch. Functies zijn geïntegreerde formules die automatisch specifieke berekeningen uitvoeren. U kunt een functie afzonderlijk gebruiken als formule of combineren met andere functies en formules. Gebruik operators om aan te geven hoe de onderdelen van een formule verband houden met elkaar. Werken met formules in berekeningen In deze sectie wordt achtergrondinformatie gegeven over formules en functies en zijn de functieonderwerpen ondergebracht in categorieën, zodat u bij elkaar behorende functies gemakkelijk kunt vinden. Formules en functies U voert een formule in een spreadsheet in om een berekening uit te voeren voor getallen, tekst of andere formules. Als u formules gebruikt, worden uw gegevens dynamisch. Functies zijn geïntegreerde formules die automatisch specifieke berekeningen uitvoeren. U kunt een functie afzonderlijk gebruiken als formule of combineren met andere functies en formules. Gebruik operators om aan te geven hoe de onderdelen van een formule verband houden met elkaar. Het invoeren van een formule in een cel gaat op dezelfde manier als het invoeren van andere gegevens in een spreadsheet. Formules moeten altijd beginnen met een gelijkteken (=). U kunt naar een bereik van cellen op hetzelfde werkblad of op een 86 SmartCloud Docs

91 ander werkblad verwijzen door te slepen om het bereik te selecteren en op Enter te drukken. Het bereikadres wordt automatisch aan de formule toegevoegd. Zodra u de formule hebt ingevoerd, verschijnt het resultaat in de cel. De formule zelf wordt afgebeeld in de formulebalk. U kunt de getallen of tekst die u wilt berekenen rechtstreeks in de formule typen. Het is ook mogelijk de gegevens in te voeren in andere cellen en vervolgens de celadressen te gebruiken in de formule. Gebruik een uitroepteken (!) om een werkbladnaam te scheiden van een cel- of bereikadres, bijvoorbeeld Werkbblad2!A1 of Werkblad2!A1:A4. Gebruik een komma (,) om het ene argument van het andere te scheiden in een functie, bijvoorbeeld =SUM(Werkblad1!A1,5,1234). Om te voorkomen dat een argument dat een komma bevat, bijvoorbeeld 1,234, wordt beschouwd als twee argumenten, moet u het argument tussen aanhalingstekens zetten, bijvoorbeeld "1, 234". Sommige locales, zoals Duits, gebruiken een puntkomma (;) om argumenten te scheiden. In deze gevallen ziet u een bericht met instructies als u probeert een komma tussen argumenten in te voeren. Opmerking: Als u uw spreadsheet hebt geïmporteerd vanuit IBM Lotus Symphony, dat een punt (.) gebruikt om een werkblad te scheiden van cellen en een puntkomma (;) om argumenten te scheiden, worden ze geconverteerd naar! en, wanneer u de spreadsheet bewerkt. Tabel 11. Voorbeelden van formules Formule Resultaat =A1+10 De inhoud van cel A1 plus 10 =A1*16% 16% van de waarde van A1 =A1*A2 De uitkomst van de vermenigvuldiging van A1 en A2 =ROUND(A1,1) De inhoud van A1, afgerond tot op één decimaalpositie. =B8-SUM(B10:B14) B8 min de som van de cellen B10 tot en met B14 =SUM(B8,SUM(B10:B14)) De som van de cellen B10 tot en met B14 plus de waarde van B8 =SUM(B1:B65536) De som van alle getallen in kolom B =IF(trim(A1)="","Cell should not be Ongeldige invoer corrigeren. empty",a1) Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 87

92 Tip: De rekenkundige basistekens (+, -, *, /) kunnen in formules worden gebruikt volgens de regel Meneer Van Dale Wacht Op Antwoord. In plaats van de functie =SUM(A1:B1) te gebruiken, kunt u ook =A1+B1 intypen. U kunt ook haakjes gebruiken. Het resultaat van de formule =(1+2)*3 is niet gelijk aan de uitkomst van =1+2*3. De volgende operators worden ondersteund. Tabel 12. Operators per type Type Operators Beschrijving Rekenkundige operators +-*/%^ Symbolen voor optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, percentage en machtsverheffing Tekstoperator & Symbool voor het combineren van tekenreeksen Logische operators = < > <= >= <> Symbolen voor gelijk aan, minder dan enzovoort Verwijzingsoperators :, spatie Symbolen voor berekeningen waar cellen bij betrokken zijn. Een dubbele punt geeft een celbereik aan; een komma een aaneenschakeling, of vereniging, van cellen; en een spatie een intersectie van cellen Verwante onderwerpen: Relatieve en absolute verwijzingen op pagina 85 In een formule kunt u gegevens weergeven met het adres van de cel waarin de gegevens zich bevinden. Matrixfuncties Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de matrixfuncties. De functie FREQUENCY FREQUENCY geeft de frequentieverdeling aan in een set waarden. Syntaxis FREQUENCY (NumberSequenceList_data,NumberSequenceList_bins) NumberSequenceList_data vertegenwoordigt de set waarden die moet worden geteld. NumberSequenceList_bins vertegenwoordigt de intervallen waarin u de gegevens wilt verdelen Voorbeeld In de volgende tabel worden in kolom A ongesorteerde meetwaarden afgebeeld. Kolom B bevat de intervallen die u hebt ingevoerd voor de klassen waarin u de gegevens in kolom A wilt verdelen. Volgens het in B1 ingevoerde interval is het resultaat van de functie FREQUENCY het aantal gemeten waarden van minder dan of gelijk aan 5. Omdat de limiet in B2 10 is, is het tweede resultaat van de 88 SmartCloud Docs

93 functie FREQUENCY het aantal gemeten waarden die groter zijn dan 5 en kleiner dan of gelijk aan 10. De tekst die u hebt ingevoerd in B6, >25, is alleen ter informatie. Tabel 13. Voorbeeld van de functie FREQUENCY A B C > Gebruik een bereik van één kolom waarin u de frequentiefunctie volgens de klasselimieten kunt invoeren. U moet de functie in één veld meer dan het klasseplafond invoeren. Gebruik in dit voorbeeld het bereik C1:C6. Voer de functie {=FREQUENCY(A1:A11,B1:B5)} in elke cel in het bereik in. De resultaten van de frequenties vindt u in C1:C5. De functie MMULT MMULT berekent het product van twee matrices. Syntaxis Het aantal kolommen voor de eerste matrix moet overeenkomen met het aantal rijen voor de tweede matrix. De vierkante matrix heeft een gelijk aantal rijen en kolommen. MMULT (matrix1,matrix2) matrix1 als het eerste argument vertegenwoordigt de eerste matrix met een specifiek aantal kolommen. matrix2 als het tweede argument vertegenwoordigt de tweede matrix met hetzelfde aantal rijen als het aantal kolommen in de eerste matrix. Voorbeeld Kies de functie MMULT. Selecteer de eerste matrix, voeg een komma toe na de bereikwaarden die aan de formule zijn toegevoegd en selecteer vervolgens de tweede matrix. Druk op Enter. De uitvoermatrix wordt nu afgebeeld in het eerst geselecteerde bereik. De functie SUMPRODUCT SUMPRODUCT vermenigvuldigt overeenkomende elementen in de gegevens matrices en retourneert de som van die producten. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 89

94 Syntaxis SUMPRODUCT (matrix1,matrix2,...matrix30) matrix1, matrix2,...matrix30 vertegenwoordigen matrices waarvan de overeenkomende elementen moeten worden vermenigvuldigd. Minstens één matrix moet deel uitmaken van de reeks argumenten. Als slechts één matrix is gegeven, worden alle matrixelementen opgeteld. Voorbeeld =SUMPRODUCT(A1:D1,A2:D2,A3:D3) levert 158 op waarbij Matrix A1:D1 het aantal verkochte eenheden is Matrix A2:D2 is de prijs per eenheid Matrix A3:D3 is het percentage genomen korting. In elke kolom vermenigvuldigt SUMPRODUCT eenheden verkocht per prijs per genomen korting en voegt vervolgens de vier producten toe. Tabel 14. Voorbeeld SUMPRODUCT A B C D $5,00 $20,00 $100,00 $1,00 3,80,50 1,00,90 Inline matrixconstanten in formules IBM Docs ondersteunt inline matrixconstanten in formules. Een inline matrix wordt omringd door accolades, bijvoorbeeld {' en '}. Elementen kunnen elk een getal zijn (waaronder negatieve getallen), een logische constante (TRUE, FALSE) of een literaalreeks. Niet-constante expressies zijn niet toegestaan. Matrices kunnen worden ingevoerd met een of meer rijen en een of meer kolommen. Alle rijen moeten bestaan uit hetzelfde aantal elementen; alle kolommen moeten bestaan uit hetzelfde aantal elementen. Het kolomscheidingsteken (scheidingselementen in één rij) is de komma (,). Dit scheidingsteken is niet taal- en localeafhankelijk. Matrices kunnen niet zijn genest. Voorbeelden Tabel 15. Voorbeelden van inline matrices Matrix Beschrijving ={1,2,3} Een matrix met één rij die bestaat uit de drie getallen 1, 2 en SmartCloud Docs

95 Tabel 15. Voorbeelden van inline matrices (vervolg) Matrix =SIN({1,2,3}) Beschrijving Ingevoerd als een matrixformule, levert het resultaat op van drie SIN-be rekeningen met de argumenten 1, 2 en 3. Voorwaardelijke arrayberekeningen Een voorwaardelijke arrayberekening is een array- of matrixformule met een functie IF(). Het voorwaardeargument in de formule is een gebiedverwijzing of een matrixresultaat. In het volgende voorbeeld wordt de >0 test van de{=if(a1:a3>0,"yes","no")} formule toegepast op elke cel in het bereik A1:A3 en het resultaat wordt gekopieerd naar de overeenkomende cel. Tabel 16. Voorbeeld van een voorwaardelijke arrayberekening A B (formule) B (resultaat) 1 1 {=IF(A1:A3>0,"yes","no")} ja 2 0 {=IF(A1:A3>0,"yes","no")} nee 3 1 {=IF(A1:A3>0,"yes","no")} ja Functies voor datum en tijd U gebruikt deze spreadsheetfuncties voor het invoegen en bewerken van datums en tijden. De functie DATE DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat Syntaxis DATE(jaar, maand, dag) jaar is een geheel getal tussen of maand is een geheel getal tussen 1 en 12 dat de maand aangeeft. dag is een getal tussen 1 en 31 dat de dag van de maand aangeeft. U kunt datums rechtstreeks in de DATE-functie invoeren als argument of als bereikverwijzing. Voorbeeld =DATE(09,1,3) levert op. Het equivalent in de uitgeschreven datumnotatie is 3 januari Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 91

96 Verwante verwijzing: De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie DATEDIF Levert als resultaat het aantal jaren, maanden of dagen tussen twee datums op. Syntaxis DATEDIF (begindatum, einddatum, notatie) Berekent het verschil tussen begindatum en einddatum in de eenheid die is opgegeven in notatie, een code die u als tekst invoert. Tabel 17. Notatiecodes voor het opgeven van geretourneerde eenheid Notatie J M D MD JM JD Geretourneerde eenheid Jaren Maanden Dagen Dagen; maanden en jaren worden genegeerd Maanden; jaren worden genegeerd Dagen; jaren worden genegeerd Voorbeeld =DATEDIF(" "," ","JD") levert 29 op. =DATEDIF(" "," ","JD") levert 28 op. 92 SmartCloud Docs

97 Verwante verwijzing: De functie DAYS op pagina 94 DAYS berekent het verschil tussen twee datumwaarden. Het resultaat is een geheel getal dat het aantal dagen tussen de twee opgegeven dagen aangeeft. De functie DAY DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. Syntaxis DAY(getal) Voorbeeld =DAY(1) levert 31 op. =DAY(NOW()) levert de huidige dag op. =DAY(C4) levert 31 op als de inhoud van C4 gelijk is aan Opmerking: Het is de bedoeling dat IBM Docs zo nauwkeurig mogelijk en zo compatibel mogelijk is met Microsoft Excel. Daarom is er vanaf , of een numerieke waarde die groter is dan 60, geen verschil tussen de twee toepassingen. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 93

98 Verwante verwijzing: De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie DAYS DAYS berekent het verschil tussen twee datumwaarden. Het resultaat is een geheel getal dat het aantal dagen tussen de twee opgegeven dagen aangeeft. Syntaxis DAYS(datum_2,datum_1) datum_1 is de begindatum. datum_2 is de einddatum. Als datum_2 eerder valt dan datum_1, is het resultaat een negatief getal. Voorbeeld =DAYS("1/1/2015",NOW()) levert het aantal dagen op vanaf vandaag tot 1 januari SmartCloud Docs

99 =DAYS("10/10/1990","10/10/1980") levert 3652 op. Verwante verwijzing: De functie DATEDIF op pagina 92 Levert als resultaat het aantal jaren, maanden of dagen tussen twee datums op. De functie HOUR HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. Syntaxis HOUR(getal) getal is een tijdwaarde uitgedrukt als decimaal getal, waarbij het uur het resultaat is. Voorbeeld =HOUR(NOW()) levert het huidige uur op. =HOUR(C4) levert 17 op als de inhoud van C4 17:20:00 is. =HOUR(0.5) levert12 op als 0.5 overeenkomt met :00:00. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 95

100 Verwante verwijzing: De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie MINUTE MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TIME op pagina 101 TIME berekent de huidige tijdwaarde uit de waarden voor uur, minuut en seconde. U kunt de functie gebruiken om een combinatie van deze drie elementen te converteren naar een decimale tijdwaarde. De functie MINUTE MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. Syntaxis MINUTE(getal) getal is een tijdwaarde uitgedrukt als decimaal getal, waarbij de minuut het resultaat is. 96 SmartCloud Docs

101 Voorbeeld =MINUTE(NOW()) levert de huidige minuut op. =MINUTE(C4) levert 20 op als de inhoud van C4 17:20:00 is. =MINUTE(0, ) levert 20 op omdat dit hetzelfde is als =MINUTE(20/(24*60)) en overeenkomt met :20:00. Verwante verwijzing: De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MONTH MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TIME op pagina 101 TIME berekent de huidige tijdwaarde uit de waarden voor uur, minuut en seconde. U kunt de functie gebruiken om een combinatie van deze drie elementen te converteren naar een decimale tijdwaarde. De functie MONTH MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 97

102 Syntaxis MONTH(getal) getal is als tijdwaarde een decimaal getal, waarbij de maand het resultaat is. Voorbeeld =MONTH(1) levert 12 op omdat de tijdwaarde 1 overeenkomt met Opmerking: Het is de bedoeling dat IBM Docs zo nauwkeurig mogelijk en zo compatibel mogelijk is met Microsoft Excel. Daarom is er, behalve voor de datums , en of de numerieke waarden 32, 1 en 0, geen verschil tussen de twee toepassingen. Verwante verwijzing: De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie NETWORKDAYS NETWORKDAYS levert het aantal werkdagen op tussen de begindatum en de einddatum. Desgewenst kunt u vrije dagen aftrekken. 98 SmartCloud Docs

103 Syntaxis NETWORKDAYS (begindatum,einddatum,vrije dagen) begindatum is de datum vanaf wanneer de berekeningen beginnen. Als de datum een werkdag is, wordt deze in de berekening opgenomen. einddatum is de datum tot wanneer de berekening wordt uitgevoerd. Als de datum een werkdag is, wordt deze in de berekening opgenomen. vrije dagen is een optionele lijst met dagen waarop niet wordt gewerkt. Voer een celbereik in waarin de vrije dagen afzonderlijk worden opgesomd. Voorbeeld Om te bepalen hoeveel werkdagen er vallen tussen en , gebruikt u de begindatum in C3 en de einddatum in D3. De cellen F3 tot J3 bevatten de volgende vrije dagen voor kerst en nieuwjaar: " ", " ", " ", " ", " ". =NETWORKDAYS(C3,D3,F3:J3) levert 17 werkdagen op. De functie NOW NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. Syntaxis NOW() Voorbeeld =NOW()-A1 levert het verschil op tussen de datum in A1 en de huidige tijd. Maak het resultaat op als getal. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 99

104 Verwante verwijzing: De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie SECOND SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie TIME op pagina 101 TIME berekent de huidige tijdwaarde uit de waarden voor uur, minuut en seconde. U kunt de functie gebruiken om een combinatie van deze drie elementen te converteren naar een decimale tijdwaarde. De functie SECOND SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. Syntaxis SECOND(getal) getal is een tijdwaarde uitgedrukt als decimaal getal, waarbij de seconde het resultaat is. 100 SmartCloud Docs

105 Voorbeeld =SECOND(NOW()) levert de huidige seconde op. =SECOND(C4)) levert 17 op als de inhoud van C4 17:20:17 is. =SECOND(0, )) levert 17 op als de tijdwaarde hetzelfde is als =SECOND(17/(24*60*60)) en overeenkomt met :00:17. Verwante verwijzing: De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TIME TIME berekent de huidige tijdwaarde uit de waarden voor uur, minuut en seconde. U kunt de functie gebruiken om een combinatie van deze drie elementen te converteren naar een decimale tijdwaarde. De functie TIME TIME berekent de huidige tijdwaarde uit de waarden voor uur, minuut en seconde. U kunt de functie gebruiken om een combinatie van deze drie elementen te converteren naar een decimale tijdwaarde. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 101

106 Syntaxis TIME(uur, minuut, seconde) uur is een geheel getal dat het uur aangeeft. minuut is een geheel getal dat de minuut aangeeft. seconde is een geheel getal dat de seconde aangeeft. Voorbeeld =TIME("0,0,0") levert 00:00:00 op. =TIME("4,20,4") levert 04:20:04 op. Verwante verwijzing: De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie TODAY TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. Syntaxis TODAY() TODAY is een functie zonder argumenten. Voorbeeld =TODAY() levert de huidige systeemdatum van de computer op. 102 SmartCloud Docs

107 Verwante verwijzing: De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie YEAR op pagina 105 YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie WEEKDAY WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. De functie WEEKDAY WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. Syntaxis WEEKDAY(getal,type) getal, als een datumwaarde, is een decimaal waarvoor de weekdag als een geheel getal wordt geretourneerd. type (optioneel) bepaalt het type berekening. Bij type = 1 worden de weekdagen geteld vanaf zondag. Dit is de standaard, ook als het argument type ontbreekt. Tabel 18. Weekdagen geretourneerd op basis van argument type Type Geheel getal geretourneerd (weekdag) 1 of ontbrekend (standaardwaarde) 1 (zondag) tot en met 7 (zaterdag) Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 103

108 Tabel 18. Weekdagen geretourneerd op basis van argument type (vervolg) Type Geheel getal geretourneerd (weekdag) 2 1 (maandag) tot en met 7 (zondag) 3 0 (maandag) tot en met 6 (zondag) 11 1 (maandag) tot en met 7 (zondag) 12 1 (dinsdag) tot en met 7 (maandag) 13 1 (woensdag) tot en met 7 (dinsdag) 14 1 (donderdag) tot en met 7 (woensdag) 15 1 (vrijdag) tot en met 7 (donderdag) 16 1 (zaterdag) tot en met 7 (vrijdag) 17 1 (zondag) tot en met 7 (zaterdag) Voorbeeld WEEKDAY("6/14/2000") levert 4 op. Het argument type ontbreekt en dus wordt de standaardtelling gebruikt. De standaardtelling begint met zondag als dag juni 2000 was een woensdag en dus dag 4. WEEKDAY("7/24/1996",1) levert 4 op. Het argument type is 1; daarom is zondag dag juli 1996 was een woensdag en daarom dag 4. WEEKDAY("7/24/1996",2) levert 3 op. Het argument type is 2; daarom is maandag dag juli 1996 was een woensdag en daarom dag 3. WEEKDAY(NOW()) levert het nummer van de huidige dag op. Om een functie te maken die berekent of de dag in cel A1 een werkdag is, gebruikt u de functies IF en WEEKDAY als volgt: IF(WEEKDAY(A1,2)<6,"werkdag","weekeinde") 104 SmartCloud Docs

109 Verwante verwijzing: De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie YEAR YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. De functie WEEKNUM WEEKNUM berekent het weekgetal van het jaar voor de interne datumwaarde. Syntaxis WEEKNUM (getal,modus) getal is het interne datumnummer. modus stelt het begin van de week in en het berekeningstype; 1 = zondag, 2 = maandag. Voorbeeld 1 januari 1995 was een zondag (waarde modus van 1). Zowel =WEEKNUM(" ",1) als =WEEKNUM(" ",2) levert 1 op in IBM Docs. Zelfs wanneer de week op maandag begint, wordt 1 januari (zondag) berekend als behorend bij de eerste week van het jaar. De functie YEAR YEAR levert het jaar als getal op volgens de internationale berekeningsregels. Syntaxis YEAR(getal) getal geeft de interne datumwaarde weer waarvoor het jaar moet worden berekend. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 105

110 Voorbeeld =YEAR(1) levert 1899 op omdat 1 overeenkomt met =YEAR(367) levert 1901 op omdat 367 overeenkomt met Opmerking: Het is de bedoeling dat IBM Docs zo nauwkeurig mogelijk en zo compatibel mogelijk is met Microsoft Excel. Daarom is er vanaf , of een numerieke waarde die groter is dan 1, geen verschil tussen de twee toepassingen. Verwante verwijzing: De functie DATE op pagina 91 DATE converteert een datum die geschreven is als jaar, maand, dag, naar een intern serieel getal en geeft dit weer in de opmaak van de cel. Standaard wordt in een cel met de functie DATE de datumnotatie gebruikt. U kunt aan de cellen echter ook de getalnotatie 0 toewijzen. Hiermee geeft u het interne datumgetal daadwerkelijk weer als getal. Als de waarden van maand en dag te hoog zijn, worden ze getransporteerd naar het volgende cijfer. Als u =DATE(00,12,31) invoert, is het resultaat Als u echter =DATE(00,13,31) invoert, is het resultaat De functie TODAY op pagina 102 TODAY levert de huidige systeemdatum van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt wanneer u het document opnieuw opent of wijzigt. De functie NOW op pagina 99 NOW levert de systeemdatum en -tijd van de computer op. De waarde wordt bijgewerkt als u het document opnieuw berekent of telkens als u een celwaarde wijzigt. De functie MONTH op pagina 97 MONTH levert de maand op voor een gegeven datumwaarde. Het resultaat is een getal tussen 1 en 12. De functie DAY op pagina 93 DAY levert de dag op voor een gegeven datumwaarde. De dag wordt geretourneerd als een waarde tussen 1 en 31. Het is ook mogelijk om een negatieve waarde voor de datum of tijd in te voeren. De functie HOUR op pagina 95 HOUR levert het uur op voor een gegeven tijdwaarde. Het uur krijgt de vorm van een geheel getal tussen 0 en 23. De functie MINUTE op pagina 96 MINUTE berekent de minuut voor een interne tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie SECOND op pagina 100 SECOND levert de seconde op voor een gegeven tijdwaarde. Het resultaat is een getal tussen 0 en 59. De functie WEEKDAY op pagina 103 WEEKDAY levert de dag van de week op voor een gegeven datumwaarde. De dag krijgt de vorm van een geheel getal tussen 1 en 7. De dag van de week waarop de nummering begint is afhankelijk van het type. Technische functies Gebruik dit onderwerp als naslagmateriaal voor de technische functie die momenteel wordt ondersteund. 106 SmartCloud Docs

111 De functie CONVERT CONVERT converteert een waarde van de ene maateenheid naar de andere maateenheid. Syntaxis CONVERT(getal,van_eenheid,naar_eenheid) getal is een waarde. van_eenheid geeft de maateenheid op van waaruit wordt geconverteerd. De van_eenheid is de naam van een eenheid uit de volgende tabel, als tekst ingevoerd tussen " " (aanhalingstekens). naar_eenheid geeft de maateenheid op waarnaar wordt geconverteerd. De naar_eenheid is de naam van een eenheid uit de volgende tabel, als tekst ingevoerd tussen " " (aanhalingstekens). Eenheidsnamen zijn hoofdlettergevoelig. CONVERT levert #N/A op als de van_eenheid of naar_eenheid niet overeenkomt met een eenheid uit de onderstaande tabellen. CONVERT levert ook #N/A op als van_eenheid en naar_eenheid uit verschillende groepen eenheden afkomstig zijn. Tabel 19. Eenheden voor massa Eenheid g sg lbm u ozm Massa Gram Slug Pond (avoirdupoids) U (atomaire massa-eenheid) Ons (avoirdupoids) Tabel 20. Eenheden voor afstand Eenheid m mi Nmi Pica in ft yd ang Afstand Meter Engelse mijl Zeemijl Pica Inch Foot Yard Angstrom Tabel 21. Eenheden voor tijd Eenheid jr dag u mn sec Tijd Jaar Dag Uur Minuut Seconde Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 107

112 Tabel 22. Eenheden voor druk Eenheid Pa atm mmhg Druk Pascal Atmosfeer millimeter kwik Tabel 23. Eenheden voor kracht Eenheid N dyn lbf Kracht Newton Dyne Pound-force Tabel 24. Eenheden voor energie Eenheid J e c cal ev PKU Wh flb BTU Energie Joule Erg Thermodynamische calorie Calorie Elektronvolt Paardenkracht-uur Wattuur Foot-pound British thermal unit Tabel 25. Eenheden voor vermogen Eenheid PK W Vermogen Paardenkracht Watt Tabel 26. Eenheden voor magnetisme Eenheid T ga Magnetisme Tesla Gauss Tabel 27. Eenheden voor temperatuur Eenheid C F K Temperatuur Celsius Fahrenheit Kelvin Tabel 28. Eenheden voor vloeistofvolume Eenheid tsp Vloeistofvolume Theelepel 108 SmartCloud Docs

113 Tabel 28. Eenheden voor vloeistofvolume (vervolg) Eenheid Vloeistofvolume tbs Eetlepel oz Fluid ounce cup Kopje pt Pint qt Quart gal Gallon l Liter De voorvoegsels (ingevoerd met " ") die in de onderstaande tabel staan vermeld, zijn ook geldig voor eenheden. CONVERT levert #N/A op als de eenheid geen voorvoegsel ondersteunt. Tabel 29. Eenheidsvoorvoegsels Voorvoegsel Beschrijving Vermenigvuldigingsfactor E exa 1E+18 P peta 1E+15 T tera 1E+12 G giga 1E+09 M mega 1E+06 k kilo 1E+03 h hecto 1E+02 e dekao 1E+01 d deci 1E-01 c centi 1E-02 m milli 1E-03 u micro 1E-06 n nano 1E-09 p pico 1E-12 f femto 1E-15 a atto 1E-18 Voorbeeld CONVERT(10, "C", "F") levert 50 op CONVERT(1,"sec","msec") levert 1000 op Informatiefuncties Dit onderwerp bevat links naar beschrijvingen en voorbeelden van de informatiefuncties die u in spreadsheets kunt gebruiken. De gegevens in de volgende tabel vormen de basis van enkele van de voorbeeldsecties bij de informatiefuncties. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 109

114 Tabel 30. Voorbeeldgegevens in een spreadsheet Rij C D 2 x-waarde y-waarde De functie ERRORTYPE ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ERRORTYPE(verwijzing) verwijzing bevat het adres van de cel waarin de fout optreedt. Voorbeeld Als in cel A1 Err:518 staat, levert de functie =ERRORTYPE(A1) het nummer 518 op. 110 SmartCloud Docs

115 Verwante verwijzing: De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie FORMULA FORMULA geeft de formule uit een formulecel weer op een willekeurige positie. Het resultaat van de formule is een tekenreeks op de verwijzingspositie. Als er geen formulecel kan worden gevonden of het argument geen verwijzing is, wordt de foutwaarde #N/A ingesteld. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 111

116 Syntaxis FORMULA(verwijzing) Voorbeeld Cel A8 bevat als resultaat van een formule de waarde 23. U kunt de functie FORMULA in cel A1 gebruiken om de formule in A8 af te beelden. De functie ISBLANK ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISBLANK(waarde) waarde is de te controleren inhoud. Voorbeeld =ISBLANK(D2) levert FALSE op. 112 SmartCloud Docs

117 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 113

118 een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISERR(waarde) waarde is een waarde of expressie waarvan u wilt controleren of er een andere fout dan #N/A aanwezig is. Voorbeeld =ISERR(C5) levert FALSE op. 114 SmartCloud Docs

119 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 115

120 foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. Syntaxis ISERROR(waarde) waarde is een waarde waarvan wordt gecontroleerd of het een foutwaarde is. Voorbeeld =ISERROR(C8) levert FALSE op. 116 SmartCloud Docs

121 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 117

122 waarde oneven is. Syntaxis ISEVEN(waarde) waarde is de waarde die u wilt controleren. Als waarde geen geheel getal is, worden alle cijfers na de komma genegeerd. Het teken van waarde wordt ook genegeerd. Voorbeelden =ISEVEN(48) levert TRUE op. =ISEVEN(33) levert FALSE op. =ISEVEN(0) levert TRUE op. =ISEVEN(-2,1) levert TRUE op. =ISEVEN(3,999) levert FALSE op. 118 SmartCloud Docs

123 Verwante verwijzing: De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISFORMULA ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 119

124 Syntaxis ISFORMULA(verwijzing) verwijzing geeft de cel aan waarvan u wilt controleren of deze een verwijzing bevat. Voorbeeld =ISFORMULA(C4) levert FALSE op. Verwante verwijzing: De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. 120 SmartCloud Docs

125 Syntaxis ISLOGICAL(waarde) waarde is de waarde waarvan u wilt vaststellen of het een logische getalnotatie is. Voorbeeld =ISLOGICAL(D5) levert FALSE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 121

126 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) 122 SmartCloud Docs

127 bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISNA(waarde) waarde is de te controleren waarde of expressie. Voorbeeld =ISNA(D3) levert FALSE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 123

128 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op 124 SmartCloud Docs

129 als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISNONTEXT(waarde) waarde is een waarde of expressie waarvan wordt gecontroleerd of de inhoud een tekst, een getal of een booleaanse waarde is. Voorbeelden =ISNONTEXT(D2) levert FALSE op. =ISNONTEXT(D9) levert TRUE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 125

130 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout 126 SmartCloud Docs

131 optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISNUMBER(waarde) waarde is een expressie waarvan u wilt controleren of deze een tekst of een getal bevat. Voorbeeld =ISNUMBER(C3) levert TRUE op. =ISNUMBER(C2) levert FALSE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 127

132 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISODD 128 SmartCloud Docs

133 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. Syntaxis ISODD(waarde) waarde is de waarde die u wilt controleren. Als de waarde geen geheel getal is, worden alle cijfers na de komma genegeerd. Het teken van waarde wordt ook genegeerd. Voorbeeld =ISODD(33) levert TRUE op. =ISODD(48) levert FALSE op. =ISODD(3,999) levert TRUE op. =ISODD(-3,1) levert TRUE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 129

134 Verwante verwijzing: De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISREF ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISREF ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. 130 SmartCloud Docs

135 Syntaxis ISREF(waarde) waarde is de waarde waarvan u wilt vaststellen of het een verwijzing is. Voorbeeld =ISREF(C5) levert TRUE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 131

136 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout 132 SmartCloud Docs

137 optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis ISTEXT(waarde) waarde is de waarde, het getal, de booleaanse waarde of de foutwaarde die gecontroleerd moet worden. Voorbeeld =ISTEXT(D9) levert TRUE op. =ISTEXT(C3) levert FALSE op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 133

138 Verwante verwijzing: De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie TYPE op pagina 136 TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie NA op pagina 135 NA Levert de foutcode #N/A op. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie N 134 SmartCloud Docs

139 N levert het getal 1 op als de parameter TRUE is. N levert de parameter op als de parameter een getal is. Voor andere parameters levert N het getal 0 op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis N(waarde) waarde is de parameter die moet worden geconverteerd naar een getal. Voorbeeld =N(TRUE) levert 1 op. =N(FALSE) levert 0 op. =N(100) levert 100 op. =N("abc") levert 0 op. De functie NA NA Levert de foutcode #N/A op. Syntaxis NA() Voorbeeld =NA() converteert de inhoud van een cel naar #N/A. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 135

140 Verwante verwijzing: De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISFORMULA op pagina 119 ISFORMULA levert TRUE op als een cel een formulecel is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie TYPE TYPE levert het waardetype op. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Syntaxis TYPE(waarde) waarde is een specifieke waarde waarvan het gegevenstype wordt vastgesteld. Waarde 1 = getal, waarde 2 = tekst, waarde 4 = booleaans, waarde 8 = formule, waarde 16 = foutwaarde. 136 SmartCloud Docs

141 Voorbeeld =TYPE(C2) levert 2 op. =TYPE(D9) levert 1 op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 137

142 138 SmartCloud Docs Verwante verwijzing: De functie ISBLANK op pagina 112 ISBLANK levert TRUE op als de verwijzing naar een cel leeg is. U gebruikt deze functie om te controleren of de inhoud van een cel leeg is. Een cel met een formule is niet leeg. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ERRORTYPE op pagina 110 ERRORTYPE levert het nummer op van een foutwaarde die in een andere cel optreedt. Aan de hand van dit nummer kunt u een foutbericht opstellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISEVEN op pagina 117 ISEVEN levert TRUE op als de waarde een even geheel getal is of FALSE als de waarde oneven is. De functie ISODD op pagina 128 ISODD levert TRUE op als de waarde een oneven geheel getal is of FALSE als de waarde even is. De functie ISERR op pagina 113 ISERR levert TRUE op als de waarde naar een foutwaarde verwijst anders dan #N/A. U kunt deze functie gebruiken om foutwaarden in cellen te beheren. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISERROR op pagina 115 ISERROR controleert of een cel algemene foutwaarden bevat. ISERROR herkent de foutwaarde #N/A. Als de cel waarnaar wordt verwezen een fout bevat zoals #N/A, #DIV/0 of #Err 522, levert deze TRUE op. De functie ISLOGICAL op pagina 120 ISLOGICAL levert TRUE op als de cel een logische getalnotatie heeft. U gebruikt deze functie om te zoeken naar de waarden TRUE en FALSE in cellen. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNA op pagina 122 ISNA levert TRUE op als de cel de foutwaarde #N/A (waarde niet beschikbaar) bevat. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNONTEXT op pagina 124 ISNONTEXT controleert of de celinhoud een getal of een tekst is. Levert FALSE op als de inhoud een tekst is. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISNUMBER op pagina 126 ISNUMBER levert TRUE op als de waarde naar een getal verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISTEXT op pagina 132 ISTEXT levert TRUE op als de celinhoud naar tekst verwijst. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. De functie ISREF op pagina 130 ISREF controleert of de inhoud van een of meer cellen een verwijzing is. Deze functie verifieert het type verwijzing in een cel of celbereik. Als er een fout optreedt, wordt er een logische of numerieke waarde weergegeven. Logische functies Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de logische functies. De functie AND AND levert TRUE op als alle argumenten waar zijn. Als een van de elementen onwaar is, stuurt de functie de waarde FALSE terug.

143 De argumenten voor de functie AND zijn zelf logische expressies (TRUE, 1<5, 2+3=7, B8<10) die logische waarden opleveren of matrices (A1:C3) die logische waarden bevatten. Opmerking: Wanneer u een celbereik invoert terwijl de functie een enkele waarde verwacht, wordt de waarde uit het celbereik aangenomen die zich in dezelfde kolom of rij bevindt als de formule. Als het ingevoerde bereik buiten de actieve kolom of rij van de formule valt, levert de functie de fout #VALUE! op. Syntaxis AND(logische waarde 1, logische waarde 2,...logische waarde 30) logische waarde 1, logische waarde 2... tot en met logische waarde 30 zijn te controleren voorwaarden. Alle voorwaarden zijn waar of onwaar. Als een bereik wordt ingevoerd als argument, gebruikt de functie de waarde die zich in de huidige kolom of rij bevindt. Het resultaat is TRUE als de logische waarde in alle cellen waar is. Voorbeeld De logische waarden van de vermeldingen 12<13, 14>12 en 7<6 moeten worden gecontroleerd: =AND(12<13,14>12,7<6) levert FALSE op. =AND(FALSE,TRUE) levert FALSE op. De functie FALSE FALSE levert de logische waarde FALSE op. De functie vereist geen argumenten en retourneert altijd de logische waarde FALSE. Syntaxis FALSE() Voorbeeld =FALSE() levert FALSE op. =NOT(FALSE()) levert TRUE op. De functie IF IF geeft een uit te voeren logische test aan. Syntaxis IF(test,DanWaarde,AndersWaarde) test is een waarde of expressie die TRUE of FALSE kan zijn. DanWaarde (optioneel) is de resultaatwaarde als de logische test TRUE oplevert. AndersWaarde is de resultaatwaarde als de logische test FALSE oplevert. In IBM Docs-functies kunnen parameters die als optioneel zijn gemarkeerd, alleen worden weggelaten wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters, waarbij de laatste twee parameters optioneel zijn, kunt u bijvoorbeeld Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 139

144 parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten. U kunt echter niet alleen parameter 3 weglaten. Voorbeeld =IF(A1>5,100,"te klein") Als de waarde van A1 groter is dan 5, krijgt de huidige cel de waarde 100. Anders wordt de tekst "te klein" (zonder aanhalingstekens) ingevoerd. De functie NOT NOT inverteert de logische waarde en geeft deze als resultaat. Syntaxis NOT(logische waarde) logische waarde is de waarde die u wilt omkeren. Voorbeeld =NOT(A) A=TRUE levert A=FALSE op. De functie OR OR levert TRUE op als minimaal één van de argumenten TRUE is. Deze functie levert alleen de waarde FALSE op als alle argumenten de logische waarde FALSE hebben. De argumenten voor de functie OR zijn zelf logische expressies (TRUE, 1<5, 2+3=7, B8<10) die logische waarden opleveren of matrices (A1:C3) die logische waarden bevatten. Opmerking: Wanneer u een celbereik invoert terwijl de functie een enkele waarde verwacht, wordt de waarde aangenomen die zich in dezelfde kolom of rij bevindt als de formule. Als het ingevoerde bereik buiten de actieve kolom of rij van de formule valt, levert de functie de fout #VALUE! op. Syntaxis OR(logische waarde, logische waarde 2,...logische waarde 30) logische waarde 1, logische waarde 2... logische waarde 30 zijn te controleren voorwaarden. Alle voorwaarden zijn TRUE of FALSE. Als een bereik wordt ingevoerd als argument, gebruikt de functie de waarde die zich in de huidige kolom of rij bevindt. Voorbeeld De logische waarden van de vermeldingen 12<11, 13>22 en 45=45 moeten worden gecontroleerd. =OR(12<11,13>22,45=45) levert TRUE op. =OR(FALSE,TRUE) levert TRUE op. 140 SmartCloud Docs

145 De functie TRUE TRUE levert de logische waarde TRUE op. De functie TRUE() vereist geen argumenten, en retourneert altijd de logische waarde TRUE. Syntaxis TRUE() Voorbeeld Als A=TRUE en B=FALSE, gelden de volgende voorbeelden: =AND(A,B) levert FALSE op. =OR(A,B) levert TRUE op. =NOT(AND(A,B)) levert TRUE op. Wiskundige functies Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de wiskundige functies. De functie ABS ABS levert de absolute waarde van een getal op. Syntaxis ABS(getal) getal is het getal waarvan u de absolute waarde wilt berekenen. De absolute waarde van een getal is de waarde zonder het teken +/-. =ABS(-56) levert 56 op. =ABS(12) levert 12 op. =ABS(0) levert 0 op. De functie ACOS ACOS berekent de inverse trigonometrische cosinus van een getal. Syntaxis ACOS (getal) Deze functie berekent de inverse trigonometrische cosinus van getal, die de hoek is (in radialen), waarvan de cosinus getal is. De berekende hoek ligt tussen 0 en pi. Voorbeeld =ACOS(-1) levert 3, (pi-radialen) op. =DEGREES(ACOS(0.5)) levert 60 op. De cosinus van 60 graden is 0,5. De functie ASIN ASIN berekent de inverse trigonometrische sinus van een getal. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 141

146 Syntaxis ASIN (getal) Deze functie berekent de inverse trigonometrische sinus van getal, die de hoek is (in radialen), waarvan de sinus getal is. De berekende hoek ligt tussen -pi/2 en +pi/2. Voorbeeld =ASIN(0) levert 0 op. =ASIN(1) levert 1, (pi/2-radialen) op.. =DEGREES(ASIN(0.5)) levert 30 op. De sinus van 30 graden is 0,5. De functie ATAN ATAN berekent de inverse trigonometrische tangens van een getal. Syntaxis ATAN (getal) Deze functie berekent de inverse trigonometrische tangens van getal, die de hoek is (in radialen) waarvan de tangens Getal is. De berekende hoek ligt tussen -pi/2 en pi/2. Voorbeeld =ATAN(1) levert 0, (pi/4-radialen).. =DEGREES(ATAN(1)) levert 45 op. De tangens van 45 graden 1. De functie CEILING CEILING rondt een getal naar boven af op het dichtstbijzijnde veelvoud van de significantie. Syntaxis CEILING(getal,increment,modus) getal is het af te ronden getal. increment is het getal waarvan het veelvoud voor de afronding wordt gebruikt. modus is een optionele waarde. Als de waarde van modus wordt opgegeven en gelijk is aan nul, en als getal en increment negatief zijn, wordt er afgerond op basis van de absolute waarde van getal. Als u exporteert naar Microsoft Excel wordt de modus genegeerd, omdat dit programma geen derde parameter gebruikt. Belangrijk: Als zowel getal als increment negatief is en de waarde van modus gelijk is aan nul of niet is opgegeven, verschillen de resultaten in IBM Docs en Microsoft Excel nadat de import is voltooid. Als u de spreadsheet naar Excel exporteert, gebruikt u modus=1 om dezelfde resultaten te zien in Excel als in IBM Docs. 142 SmartCloud Docs

147 Voorbeeld =CEILING(-11,-2) levert -10 op. =CEILING(-11,-2,0) levert -10 op. =CEILING(-11,-2,1) levert -12 op. De functie COUNTBLANK COUNTBLANK levert het aantal lege cellen op. Syntaxis COUNTBLANK(bereik) Dit levert het aantal lege cellen op in het celbereik bereik. Voorbeeld =COUNTBLANK(A1:B2) levert 4 op als de cellen A1, A2, B1 en B2 leeg zijn. De functie COUNTIF COUNTIF berekent het aantal cellen in een celbereik dat voldoet aan bepaalde criteria. Syntaxis COUNTIF(bereik, criterium) bereik is het bereik waarop het criterium van toepassing is. criterium beschrijft het criterium in de vorm van een getal, een expressie of een tekenreeks. Aan de hand van dit criterium worden de cellen geteld. U kunt ook een celbereik aangeven dat het zoekcriterium bevat. Als u letterlijke tekst zoekt, moet u deze opnemen tussen dubbele aanhalingstekens. Een criterium kan ook jokertekens bevatten. Om een enkel teken aan te geven, gebruikt u? (vraagteken) in de tekst die de voorwaarde opgeeft. Om een willekeurig aantal opeenvolgende tekens aan te geven, gebruikt u * (sterretje). Gebruik bijvoorbeeld B* om alle items te omvatten die met B beginnen en B??? om alle items te omvatten die met B beginnen en drie andere tekens bevatten. Om een werkelijk vraagteken of sterretje aan te geven, gebruikt u ~ (tilde) voorafgaand aan?of*. Voorbeeld A1:A10 is een celbereik dat de getallen 2000 tot 2009 bevat. Cel B1 bevat het getal In cel B2 voert u een formule in: =COUNTIF(A1:A10,2006) levert 1 op. =COUNTIF(A1:A10,B1) levert 1 op. =COUNTIF(A1:A10,">=2006") levert 4( ) op. =COUNTIF(A1:A10,"<"&B1) wanneer B bevat, levert 6 op. =COUNTIF(A1:A10,C2) waarbij cel C2 de tekst >2006 bevat, telt het aantal cellen in het bereik A1:A10 die >2006 zijn. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 143

148 Om alleen negatieve getallen te tellen, voert u =COUNTIF(A1:A10,"<0") in. De functie EVEN Met EVEN wordt een positief getal omhoog afgerond op het volgende even gehele getal en wordt een negatief getal omlaag afgerond op het volgende even gehele getal. Syntaxis EVEN(getal) Levert getal op, omhoog afgerond op het volgende even gehele getal, weg van nul. Voorbeeld =EVEN(2.3) levert 4 op. =EVEN(2) levert 2 op. =EVEN(0) levert 0 op. =EVEN(0) levert 0 op. De functie EXP EXP berekent e tot de macht van een getal. De constante e heeft een waarde van ongeveer 2, Syntaxis EXP (getal) getal is de macht tot welke e moet worden verheven. Voorbeeld =EXP(1) levert 2, op, de wiskundige constante e, naar de nauwkeurigheid van de spreadsheettoepassing. De functie FACT FACT berekent de faculteit van een getal. Faculteiten worden als volgt berekend: 1*2*3*4*... *. Syntaxis FACT(getal) FACT levert number! (getal!) op, de faculteit van getal. =FACT(0) levert per definitie 1 op. De faculteit van een negatief getal levert de fout invalid argument (ongeldig argument) op. 144 SmartCloud Docs

149 Voorbeeld =FACT(3) levert 6 op. =FACT(0) levert 1 op. De functie FLOOR FLOOR rondt een getal naar beneden af op het dichtstbijzijnde veelvoud van de significantie. Syntaxis FLOOR(getal,significantie,modus) getal is het af te ronden getal. significantie is het getal waarvan het veelvoud voor de afronding wordt gebruikt. modus is een optionele waarde. Als de waarde van modus wordt opgegeven en niet gelijk is aan nul, en als getal en significantie negatief zijn, wordt er afgerond op basis van de absolute waarde van het getal. Als u exporteert naar Microsoft Excel wordt de modus genegeerd, omdat dit programma geen derde parameter gebruikt. Belangrijk: Als zowel getal als significantie negatief is en als de waardemodus gelijk is aan nul of niet is opgegeven, verschillen de resultaten in IBM Docs en Microsoft Excel na het exporteren. Als u de spreadsheet naar Excel exporteert, gebruikt u modus=1 om dezelfde resultaten te zien in Excel als in IBM Docs. Voorbeeld =FLOOR( -11;-2) levert -12 op. =FLOOR( -11;-2;0) levert -12 op. =FLOOR( -11;-2;1) levert -10 op. De functie INT Rondt een getal naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal. Negatieve getallen worden op het gehele getal eronder afgerond. Syntaxis INT (getal) Deze functie levert een getal op dat naar beneden is afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. Voorbeeld =INT(5.7) levert 5 op. =INT(-1.3) levert -2 op. De functie LN LN berekent de natuurlijke logaritme van een getal op basis van de constante e. De constante e heeft een waarde van ongeveer 2, Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 145

150 Syntaxis LN (getal) getal is de waarde waarvan de natuurlijke logaritme moet worden berekend. Voorbeeld =LN(3) levert de natuurlijke logaritme van 3 op (ongeveer 1,0986). =LN(EXP(321)) levert 321 op. De functie LOG LOG berekent de logaritme van een getal met een opgegeven basis. Syntaxis LOG (getal,basis) getal is de waarde waarvan de logaritme moet worden berekend. basis (optioneel) is de basis voor de logaritmeberekening. Voorbeeld =LOG(10,3) levert de logaritme met basis 3 van 10 op (ongeveer 2,0959). =LOG(7^4,7) levert 4 op. De functie MOD MOD levert de rest op wanneer een geheel getal wordt gedeeld door een ander geheel getal. Syntaxis MOD (getal,getal) Voor argumenten van gehele getallen retourneert deze functie de modulus van een deling, dat wil zeggen de rest van de bewerking waarbij het getal op de eerste positie, het deeltal, wordt gedeeld door het getal op de tweede positie, de deler. Deze functie is geïmplementeerd als deeltal - deler * INT(deeltal/deler), en deze formule geeft het resultaat als de argumenten geen gehele getallen zijn. Voorbeeld =MOD(22,3) levert 1 op, de rest wanneer 22 wordt gedeeld door 3. =MOD(11.25,2.5) levert De functie ODD ODD rondt een positief getal omhoog af op het dichtstbijgelegen oneven gehele getal en rondt een negatief getal omlaag af op het dichtstbijgelegen oneven gehele getal integer. 146 SmartCloud Docs

151 Syntaxis ODD(getal) Levert getal omhoog afgerond op het volgende oneven gehele getal, weg van nul. Voorbeeld =ODD(1,2) levert 3 op. =ODD(1) levert 1 op. =ODD(0) levert 1 op. =ODD(-3,1) levert -5 op. De functie PI PI levert 3, op, de waarde van de wiskundige constante pi tot op 14 decimaalposities. Syntaxis PI() Voorbeeld =PI() levert 3, op. De functie POWER POWER levert een getal op dat tot een macht verheven is. Syntaxis POWER(basis, macht) POWER levert basis tot de macht macht op. Hetzelfde resultaat kan worden behaald door de machtsverheffingsoperator ^ te gebruiken: Basis^Macht Voorbeeld =POWER(4,3) levert 64 op, dat is 4 tot de macht 3. =4^3 levert ook 4 tot de macht 3 op. De functie PRODUCT PRODUCT vermenigvuldigt getallen die als argument zijn opgegeven. Syntaxis PRODUCT(getal1, getal2,...getal30) Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 147

152 getal1 tot getal30 zijn maximaal 30 argumenten waarvan het product moet worden berekend. PRODUCT levert getal1 * getal2 * getal3 *... op Voorbeeld =PRODUCT(2,3,4) levert 24 op. De functie RAND RAND levert een willekeurig getal op tussen 0 en 1. Syntaxis RAND () Deze functie levert telkens als de toepassing herberekeningen uitvoert een nieuw willekeurig getal op. Voorbeeld =RAND() levert een willekeurig getal op tussen 0 en 1. De functie RANDBETWEEN RANDBETWEEN levert een willekeurig geheel getal in een opgegeven bereik op. Syntaxis RANDBETWEEN(onderwaarde, bovenwaarde) Levert een willekeurig geheel getal op tussen de opgegeven onderwaarde en bovenwaarde, beide inclusief. Deze functie levert telkens als IBM Docs herberekeningen uitvoert, een nieuw willekeurig getal op. Om de herberekening handmatig te laten uitvoeren, gebruikt u de toetscombinatie Shift+Ctrl+F9. =RANDBETWEEN(20,30) levert een geheel getal op van De functie ROUND ROUND rondt een getal af op een aantal decimaalposities. Deze functie rondt af op het dichtstbijzijnde getal. Zie ROUNDDOWN en ROUNDUP voor alternatieven. Syntaxis ROUND(getal, aantal) Levert getal op, afgerond op aantal decimaalposities. Als aantal wordt weggelaten of nul is, rondt de functie af op het dichtstbijzijnde gehele getal. Als aantal negatief is, rondt de functie af op de dichtstbijzijnde 10, 100, 1000 enzovoort. Voorbeeld =ROUND(2,348,2) levert 2,35 op. 148 SmartCloud Docs

153 =ROUND(-32,4834,3) levert -32,483 op. Wijzig de celopmaak om alle decimalen te bekijken. =ROUND(2,348,0) levert 2 op. =ROUND(2,5) levert 3 op. =ROUND(987,65,-2) levert 1000 op. De functie ROUNDDOWN ROUNDDOWN rondt een getal met een bepaalde precisie naar beneden af, richting nul. Zie ROUNDUP en ROUND voor alternatieven. Syntaxis ROUNDDOWN (getal, aantal) Levert getal naar beneden afgerond (richting nul) op tot aantal decimaalposities. Als Aantal wordt weggelaten of nul is, rondt de functie naar beneden af op een geheel getal. Als aantal negatief is, rondt de functie naar beneden af op de volgende 10, 100, 1000 enzovoort. Voorbeeld =ROUNDDOWN(1.234,2) levert 1,23 op. =ROUNDDOWN(45.67,0) levert 45 op. =ROUNDDOWN(-45.67) levert -45 op. =ROUNDDOWN(987.65,-2) levert 900 op. De functie ROUNDUP ROUNDUP rondt een getal met een bepaalde precisie naar boven af, weg van nul. Zie ROUNDDOWN en ROUND voor alternatieven. Syntaxis ROUNDUP (getal, aantal) Levert getal naar boven afgerond op (weg van nul) tot aantal decimaalposities. Als Aantal wordt weggelaten of nul is, rondt de functie naar boven af op een geheel getal. Als aantal negatief is, rondt de functie naar boven af op de volgende 10, 100, 1000 enzovoort. Voorbeeld =ROUNDUP(1.1111,2) levert 1,12 op. =ROUNDUP(1.2345,1) levert 1,3 op. =ROUNDUP(45.67,0) levert 46 op. =ROUNDUP(-45.67) levert 46 op. =ROUNDUP(987.65,-2) levert 1000 op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 149

154 De functie SQRT SQRT levert de positieve vierkantswortel uit een getal. Syntaxis SQRT (getal) Levert de positieve vierkantswortel uit getal. Voorbeeld =SQRT(16) levert 4 op. =SQRT(-16) levert een ongeldig argument-fout op. De functie SUBTOTAL SUBTOTAL berekent subtotalen. Als een bereik al subtotalen bevat, worden deze niet voor verdere berekeningen gebruikt. Syntaxis SUBTOTAL (functie, bereik) functie is een getal dat staat voor een van de functies in de volgende tabel: Tabel 31. Functie-indexen en overeenkomende functies Functie-index Functie 1 AVERAGE 2 COUNT 3 COUNTA 4 MAX 5 MIN 6 PRODUCT 7 STDEV 8 STDEVP 9 SUM 10 VAR 11 VARP bereik is het bereik waarvan de cellen zijn opgenomen. De functie SUM SUM telt alle getallen in een celbereik op. Syntaxis SUM(getal1, getal2,...getal30) getal1 tot getal30 zijn maximaal 30 argumenten waarvan de som moet worden berekend. 150 SmartCloud Docs

155 Voorbeeld Als u de getallen 2, 3 en 4 invoert in de tekstvakken getal 1, 2 en 3, krijgt u als resultaat 9. =SUM(A1,A3,B5) berekent de som van de drie cellen. =SUM (A1:E10) berekent de som van alle cellen in het bereik A1 tot E10. Voorwaarden die zijn verbonden met AND kunnen op de volgende manier worden gebruikt met de functie SUM(): Aanname bij dit voorbeeld: u hebt rekeningen ingevoerd in een tabel. Kolom A bevat de datum van de rekening, kolom B het bedrag. U wilt nu het totaalbedrag voor een specifieke maand berekenen, bijvoorbeeld voor de periode >= tot < Het bereik met datums is A1:A40 en het bereik B1:B40 bevat de bedragen. C1 bevat de begindatum van de gewenste rekeningen. C2 bevat de einddatum , die niet meer wordt meegerekend. Voer de volgende formule in als matrixformule: =SUM((A1:A40>=C1)*(A1:A40<C2)*B1:B40) Om deze formule als matrixformule in te voeren, drukt u om de formule te sluiten op de toetsen Shift + Ctrl + Enter in plaats van alleen op Enter. De formule wordt nu tussen accolades weergegeven in de formulebalk. {=SUM((A1:A40>=C1)*(A1:A40<C2)*B1:B40)} De formule is erop gebaseerd dat het resultaat van een vergelijking 1 is als aan de criteria is voldaan en anders 0. Ten slotte wordt het totaal van de afzonderlijke waarden opgeteld, de resultaatmatrix. De functie SUMIF SUMIF telt cellen op volgens een opgegeven criterium. U gebruikt deze functie om in een bereik te zoeken naar een bepaalde waarde. Syntaxis SUMIF(bereik, criterium, sombereik) bereik is het bereik waarop het criterium van toepassing is. criterium is de cel waarin het criterium is weergegeven of het zoekcriterium zelf. Als het criterium in de formule is opgenomen, moet het tussen dubbele aanhalingstekens staan. Een criterium kan ook jokertekens bevatten. Om een enkel teken aan te geven, gebruikt u? (vraagteken) in de tekst die de voorwaarde opgeeft. Om een willekeurig aantal opeenvolgende tekens aan te geven, gebruikt u * (sterretje). Gebruik bijvoorbeeld B* om alle items te omvatten die met B beginnen en B??? om alle items te omvatten die met B beginnen en drie andere tekens bevatten. Om een werkelijk vraagteken of sterretje aan te geven, gebruikt u ~ (tilde) voorafgaand aan? of *. sombereik is het bereik waarvan de waarden worden opgeteld. Als deze parameter niet is vermeld, worden de waarden in het bereik opgeteld. Voorbeeld Om alleen negatieve getallen op te tellen: =SUMIF(A1:A10,"<0") Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 151

156 =SUMIF(A1:A10,">0",B1:10) telt alleen waarden van het bereik B1:B10 op als de overeenkomende waarden in het bereik A1:A10 >0 zijn. Zie COUNTIF() voor syntaxisvoorbeelden die bij SUMIF() kunnen worden gebruikt. De functie TRUNC TRUNC kapt een getal af door decimaalposities te verwijderen. Syntaxis TRUNC(getal, aantal) Levert getal op met maximaal aantal decimaalposities. Overtollige decimaalposities worden verwijderd, ongeacht het teken. TRUNC(getal; 0) geeft voor positieve getallen hetzelfde resultaat als INT(getal), maar wordt voor negatieve getallen effectief afgerond naar nul. Voorbeeld =TRUNC(1.239,2) levert 1,23 op. De 9 gaat verloren. =TRUNC( ,3) levert -1,234 op. Alle negens gaan verloren. Spreadsheetfuncties Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de spreadsheetfuncties. De functie ADDRESS ADDRESS retourneert een celadres (verwijzing) als tekst, aan de hand van de opgegeven rij- en kolomnummers. Optioneel kunt u bepalen hoe het adres wordt geïnterpreteerd. Het adres kan worden geïnterpreteerd als een absoluut adres (bijvoorbeeld $A$1), een relatief adres (als A1) of als een mengvorm (A$1 of $A1). U kunt ook de naam van het werkblad opgeven. Voor compatibiliteit ondersteunen de functies ADDRESS en INDIRECT een optioneel argument. Met dit argument kunt u opgeven of de R1C1-adresnotatie wordt gebruikt in plaats van de gewone A1-notatie. In ADDRESS wordt het argument ingevoegd als het vierde argument, waardoor het optionele werkbladnaamargument naar de vijfde positie wordt verschoven. In INDIRECT wordt het argument toegevoegd als het tweede argument In beide functies wordt, als het argument wordt ingevoegd met de waarde 0, de R1C1-notatie gebruikt. Als het argument niet is opgegeven of een andere waarde heeft dan 0, wordt de A1-notatie gebruikt. Als de R1C1-notatie wordt gebruikt, retourneert ADDRESS adrestekenreeksen met behulp van het uitroepteken (!) als scheidingsteken voor de werkbladnaam, en INDIRECT verwacht het uitroepteken als scheidingsteken van de werkbladnaam. Beide functies gebruiken nog altijd de punt (.) als scheidingsteken voor de werkbladnaam met de A1-notatie. 152 SmartCloud Docs

157 Syntaxis ADDRESS (rij, kolom, abs, A1, werkblad) rij is het rijnummer voor de celverwijzing. kolom is het kolomnummer voor de celverwijzing (het nummer, niet de letter) abs bepaalt het verwijzingstype. Met een waarde van 1 of leeg is het verwijzingstype absoluut ($A$1). Met een waarde van 2 is het rijverwijzingstype absoluut; de kolomverwijzing is relatief (A$1). Met een waarde van 3 is het rijverwijzingstype relatief; het kolomverwijzingstype is absoluut ($A1). Met een waarde van 4 is het verwijzingstype relatief (A1). A1 is optioneel. Als dit argument is ingesteld op 0, wordt de R1C1-notatie gebruikt. Als het argument afwezig is of is ingesteld op een andere waarde dan 0, dan wordt de A1-notatie gebruikt werkblad is de naam van het werkblad. Deze moet tussen aanhalingstekens staan. ADDRESS(1, 1, 2, "Werkblad2") retourneert het volgende: Werkblad2!A$1 Als de cel A1 op werkblad 2 de waarde -6 bevat, kunt u indirect naar de cel verwijzen met een functie in B2. Voer =ABS(INDIRECT(B2)) in. Het resultaat is de absolute waarde van de celverwijzing die is opgegeven in B2, in dit geval is dat 6. Verwante verwijzing: De functie COLUMN COLUMN levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie ROW op pagina 158 ROW levert het rijnummer van een celverwijzing op. De functie COLUMN COLUMN levert het kolomnummer op van een celverwijzing. Als de verwijzing een cel is, levert de functie het kolomnummer van de cel op. Als de parameter een celgebied is en de formule wordt ingevoerd als matrixformule, levert de functie de corresponderende kolomnummers op in een matrix van één rij. Als u de functie COLUMN en de gebiedsverwijzing niet als matrixformule gebruikt, wordt alleen het kolomnummer van de eerste cel in het gebied opgehaald. Syntaxis COLUMN(verwijzing) verwijzing is de verwijzing naar een cel of celgebied waarvan u het eerste kolomnummer zoekt. Als u geen verwijzing invoert, is het resultaat het kolomnummer van de cel waarin de formule staat. De verwijzing naar de huidige cel wordt automatisch ingesteld. Voorbeeld =COLUMN(A1) levert 1 op. Kolom A is de eerste kolom in de tabel. =COLUMN(C3:E3) levert 3 op. Kolom C is de derde kolom in de tabel. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 153

158 =COLUMN(D3:G10) levert 4 op, omdat kolom D de vierde kolom in de tabel is en de functie COLUMN niet wordt gebruikt als matrixformule. In dit geval wordt altijd de eerste waarde van de matrix gebruikt als resultaat. {=COLUMN(B2:B7)} en =COLUMN(B2:B7) leveren beide 2 op, omdat de verwijzing alleen kolom B als tweede kolom bevat. Omdat gebieden van één kolom slechts één kolomnummer hebben, maakt het niet uit of u de formule gebruikt als matrixformule. =COLUMN() levert 3 op als u de formule hebt ingevoerd in kolom C. {=COLUMN(Konijn)} levert een matrix van één rij op (3, 4) als Konijn de naam van het gebied (C1:D3) is. Verwante verwijzing: De functie ADDRESS op pagina 152 ADDRESS retourneert een celadres (verwijzing) als tekst, aan de hand van de opgegeven rij- en kolomnummers. Optioneel kunt u bepalen hoe het adres wordt geïnterpreteerd. Het adres kan worden geïnterpreteerd als een absoluut adres (bijvoorbeeld $A$1), een relatief adres (als A1) of als een mengvorm (A$1 of $A1). U kunt ook de naam van het werkblad opgeven. De functie ROW op pagina 158 ROW levert het rijnummer van een celverwijzing op. De functie COLUMNS COLUMNS levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie ROWS op pagina 159 ROWS levert het aantal rijen op in een verwijzing of matrix. De functie COLUMNS COLUMNS levert het kolomnummer op van een celverwijzing. Syntaxis Als de verwijzing een cel is, levert de functie het kolomnummer van de cel op. COLUMNS(array) array is de verwijzing naar een cel of een celgebied waarvan u het eerste kolomnummer zoekt. Voorbeeld =COLUMNS(B5) levert 1 op, omdat een cel slechts één kolom bevat. =COLUMNS(A1:C5) is gelijk aan 3. De verwijzing omvat drie kolommen. 154 SmartCloud Docs

159 Verwante verwijzing: De functie COLUMN op pagina 153 COLUMN levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie ROW op pagina 158 ROW levert het rijnummer van een celverwijzing op. De functie ROWS op pagina 159 ROWS levert het aantal rijen op in een verwijzing of matrix. De functie HLOOKUP HLOOKUP zoekt een waarde of verwijzing naar cellen onder het geselecteerde gebied. Deze functie controleert of de eerste rij van een matrix een bepaalde waarde bevat. De functie levert in dezelfde kolom de waarde op uit de rij van de matrix die in de index is vermeld. Syntaxis HLOOKUP(zoekcriterium, matrix, index, gesorteerd) zoekcriterium is de waarde waarnaar wordt gezocht in de eerste rij van de matrix. Het zoekcriterium kan ook jokertekens bevatten. Om een enkel teken aan te geven, gebruikt u? (vraagteken) in de tekst die de voorwaarde opgeeft. Om een willekeurig aantal opeenvolgende tekens aan te geven, gebruikt u * (sterretje). Gebruik bijvoorbeeld B* om alle items te omvatten die met B beginnen en B??? om alle items te omvatten die met B beginnen en drie andere tekens bevatten. Om een werkelijk vraagteken of sterretje aan te geven, gebruikt u ~ (tilde) voorafgaand aan? of *. matrix is de verwijzing. Index is het nummer van de rij in de matrix die de gezochte waarde bevat. De eerste rij heeft het nummer 1. gesorteerd is een optioneel argument dat aangeeft om of de eerste matrixkolom oplopend gesorteerd moet worden. Voer de booleaanse waarde FALSE in als de eerste kolom niet oplopend gesorteerd moet worden. Gesorteerde kolommen zijn sneller te doorzoeken en de functie levert altijd een waarde op. De gevonden waarde ligt tussen de hoogste en laagste waarde in de gesorteerde lijst. In ongesorteerde lijsten moet de waarde exact overeenkomen. Anders levert de functie #N/A op. Voorbeeld Stel u wilt het nummer van een gerecht op een menu invoeren in cel A1 en de naam van het gerecht als tekst in de aangrenzende cel B1. De toewijzing van het nummer aan de naam staat in de matrix A4:AZ5. Opmerking: AZ geeft kolomnummer 52 aan. A4 bevat 52, A5 bevat de naam "Groentesoep" enzovoort, voor 52 gerechten op het menu. Voer de volgende formule in B1 in: =HLOOKUP(A1, A4:AZ5, 2) Zodra u in A1 een getal invoert, wordt in B1 de bijbehorende tekst vermeld die is opgeslagen in de tweede rij van de verwijzing A4:AZ5. Als het ingevoerde getal niet bestaat, verschijnt de tekst die bij het volgende getal hoort. Om dit te Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 155

160 voorkomen voert u in de formule als laatste parameter FALSE in, zodat het programma een foutbericht genereert als er een niet-bestaand getal wordt ingevoerd. Verwante verwijzing: De functie INDEX op pagina 157 INDEX levert de inhoud van een cel op, opgegeven per rij en kolom of met een optionele bereiknaam. De functie VLOOKUP op pagina 160 VLOOKUP gebruikt een verticale zoekopdracht met verwijzing naar aangrenzende cellen. De functie HYPERLINK HYPERLINK opent een hyperlink wanneer u op de cel klikt die de hyperlink bevat. Als u het optionele argument celltext gebruikt, zoekt de formule de URL en wordt vervolgens de tekst of het getal afgebeeld. Als u de optionele parameter celltext gebruikt, zoekt de formule de URL en beeldt vervolgens de tekst of het getal af. Tip: Om een cel met een hyperlink te openen met het toetsenbord, selecteert u de cel en drukt u op F2 om naar de bewerkingsmodus te gaan. Plaats de cursor vooraan de hyperlink, druk op Shift+F10 en selecteer vervolgens Hyperlink openen. Syntaxis HYPERLINK(url,celltext) url geeft het linkdoel op. celltext (optioneel) is de tekst of het getal dat in de cel wordt afgebeeld en als het resultaat wordt geretourneerd. Als het argument celltext niet is opgegeven, wordt de URL afgebeeld in de celtekst en wordt als het resultaat geretourneerd. Voorbeeld =HYPERLINK(" beeldt de tekst in de cel af en voert de hyperlink uit wanneer erop wordt geklikt. =HYPERLINK(" hier") beeldt de tekst Klik hier in de cel af en voert de hyperlink uit wanneer erop wordt geklikt. =HYPERLINK(" beeldt het getal af en opent de hyperlink wanneer erop wordt geklikt. =HYPERLINK($B4) waarbij cel B4 bevat. De functie voegt toe aan de URL van de hyperlinkcel en retourneert dezelfde tekst die wordt gebruikt als het formuleresultaat. =HYPERLINK(" op") & "voorbeeld.org" beeldt de tekst Klik op voorbeeld.org af in de cel en opent de hyperlink wanneer erop wordt geklikt. =HYPERLINK("#Werkblad1!A1","Ga naar boven") beeldt de tekst Ga naar boven af en springt naar cel Werkblad1!A1 in dit document. 156 SmartCloud Docs

161 =HYPERLINK("file:///C:/writer.odt#Specificatie","Ga naar bladwijzer van schrijfprogramma") beeldt de tekst Ga naar bladwijzer van schrijfprogramma. Vervolgens wordt het opgegeven tekstdocument geladen en de bladwijzer met de naam Specificatie geopend. De functie INDEX INDEX levert de inhoud van een cel op, opgegeven per rij en kolom of met een optionele bereiknaam. Syntaxis INDEX(verwijzing, rij, kolom, bereik) verwijzing is een celverwijzing die rechtstreeks is ingevoerd of in de vorm van een bereiknaam. Als de verwijzing uit meerdere bereiken bestaat, moet u de verwijzing of bereiknaam tussen haakjes plaatsen. rij (optioneel) is het rijnummer van het verwijzingsbereik en het resultaat is een getal. kolom (optioneel) is het kolomnummer van het verwijzingsbereik en het resultaat is een getal. bereik (optioneel) is de index van het subbereik als u werkt met een meervoudig bereik. Voorbeeld =INDEX(A1:B6,1,1) levert de waarde aan het begin van het bereik A1:B6 op. Verwante verwijzing: De functie VLOOKUP op pagina 160 VLOOKUP gebruikt een verticale zoekopdracht met verwijzing naar aangrenzende cellen. De functie HLOOKUP op pagina 155 HLOOKUP zoekt een waarde of verwijzing naar cellen onder het geselecteerde gebied. Deze functie controleert of de eerste rij van een matrix een bepaalde waarde bevat. De functie levert in dezelfde kolom de waarde op uit de rij van de matrix die in de index is vermeld. De functie INDIRECT INDIRECT levert de verwijzing op die is opgegeven door een tekenreeks. Gebruik deze functie als u wilt dat een formule altijd verwijst naar een bepaald celadres, ongeacht de inhoud van de cel nadat rijen of cellen zijn verplaatst of gewist. Deze functie kan ook worden gebruikt om het gebied van een overeenkomende tekenreeks op te leveren. Syntaxis INDIRECT(ref,ref_style) ref is een verplicht argument dat de verwijzing naar een bereik is. ref_style (optioneel) bepaalt of ref in A1-stijl (de naam van kolommen bestaat uit letters en de naam van rijen uit getallen) is of in R1C1-stijl (de naam van zowel kolommen als rijen bestaat uit getallen). Als ref_style True is of ontbreekt, is ref in A1-stijl. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 157

162 Voorbeeld =INDIRECT(A1) is gelijk aan 100 als cel A1 C108 als verwijzing bevat en cel C108 een waarde van 100 bevat. =SUM(INDIRECT("a1:" & ADDRESS(1,3))) telt de cellen op in het gebied van A1 tot de cel. Het celadres wordt gedefinieerd door rij 1 en kolom 3. Daarom is gebied A1:C1 opgeteld. Verwante verwijzing: De functie OFFSET OFFSET levert de waarde van een cel, waarvan de locatie met een bepaald aantal rijen en kolommen is verschoven. De functie OFFSET OFFSET levert de waarde van een cel, waarvan de locatie met een bepaald aantal rijen en kolommen is verschoven. Syntaxis OFFSET(verwijzing,rijen,kolommen,hoogte, breedte) verwijzing is de cel van waaruit de functie zoekt naar de nieuwe verwijzing. rijen is het aantal cellen omhoog (negatieve waarde) of omlaag van de referentiecel. kolommen is het aantal cellen links (negatieve waarde) of rechts van de referentiecel. hoogte (optioneel) is de verticale hoogte van een gebied dat begint bij de nieuwe referentiepositie. breedte (optioneel) is de horizontale breedte van een gebied dat begint bij de nieuwe referentiepositie. Voorbeeld =OFFSET(A1,2,2) levert de waarde in cel C3 op (vanuit A1 twee rijen omlaag en twee kolommen naar rechts). Als C3 de waarde 100 bevat, levert deze functie de waarde 100 op. =SUM(OFFSET(A1,2,2,5,6)) bepaalt het totaal van het gebied dat begint in cel C3. Dit gebied heeft een hoogte van vijf rijen en een breedte van zes kolommen (area=c3:h7). Verwante verwijzing: De functie INDIRECT op pagina 157 INDIRECT levert de verwijzing op die is opgegeven door een tekenreeks. Gebruik deze functie als u wilt dat een formule altijd verwijst naar een bepaald celadres, ongeacht de inhoud van de cel nadat rijen of cellen zijn verplaatst of gewist. Deze functie kan ook worden gebruikt om het gebied van een overeenkomende tekenreeks op te leveren. De functie ROW ROW levert het rijnummer van een celverwijzing op. ROW Als er naar een cel wordt verwezen, is het resultaat het rijnummer van de cel. 158 SmartCloud Docs

163 Syntaxis ROW(verwijzing) verwijzing is een cel, een gebied of de naam van een gebied. Als u geen verwijzing opgeeft, is het resultaat het rijnummer van de cel die de formule bevat. De verwijzing naar de huidige cel wordt automatisch ingesteld. Voorbeeld =ROW(B3) levert 3 op, omdat de verwijzing verwijst naar de derde rij in de tabel. {=ROW(D5:D8)} levert een matrix van één kolom op (5,6,7,8) omdat de opgegeven verwijzing de rijen 5 tot en met 8 bevat. =ROW(D5:D8) levert 5 op. {=ROW(A1:E1)} en =ROW(A1:E1) leveren beide 1 op. =ROW() levert 3 op als u de formule hebt ingevoerd in rij 3. Verwante verwijzing: De functie ADDRESS op pagina 152 ADDRESS retourneert een celadres (verwijzing) als tekst, aan de hand van de opgegeven rij- en kolomnummers. Optioneel kunt u bepalen hoe het adres wordt geïnterpreteerd. Het adres kan worden geïnterpreteerd als een absoluut adres (bijvoorbeeld $A$1), een relatief adres (als A1) of als een mengvorm (A$1 of $A1). U kunt ook de naam van het werkblad opgeven. De functie COLUMN op pagina 153 COLUMN levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie COLUMNS op pagina 154 COLUMNS levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie ROWS ROWS levert het aantal rijen op in een verwijzing of matrix. De functie ROWS ROWS levert het aantal rijen op in een verwijzing of matrix. Syntaxis ROWS(matrix) matrix is de verwijzing of het benoemde gebied waarvan het totale aantal rijen moet worden bepaald. Voorbeeld =ROWS(B5) levert 1 op omdat een cel slechts één rij bevat. =ROWS(A10:B12) levert 3 op. =ROWS(Konijn) levert 2 op als de naam van het gebied (C1:D3) Konijn is. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 159

164 Verwante verwijzing: De functie COLUMNS op pagina 154 COLUMNS levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie COLUMN op pagina 153 COLUMN levert het kolomnummer op van een celverwijzing. De functie ROW op pagina 158 ROW levert het rijnummer van een celverwijzing op. De functie SHEET SHEET levert het werkbladnummer op van een verwijzing of een tekenreeks met de werkbladnaam. Als u geen parameters invoert, is het resultaat het nummer van het werkblad waarin de formule staat. Syntaxis SHEET(verwijzing) verwijzing is optioneel en is de verwijzing naar een cel, een gebied of een tekenreeks met de werkbladnaam. Voorbeeld =SHEET(Werkblad2!A1) levert 2 op als Werkblad2 het tweede werkblad is in het spreadsheetdocument. De functie VLOOKUP VLOOKUP gebruikt een verticale zoekopdracht met verwijzing naar aangrenzende cellen. VLOOKUP controleert of een bepaalde waarde aanwezig is in de eerste kolom van een matrix. De functie plaatst de waarde dan op dezelfde regel in een specifieke matrixkolom die volgens een index is benoemd. Syntaxis VLOOKUP(zoekcriterium, matrix, index, sorteervolgorde) zoekcriterium is de waarde die u zoekt in de eerste kolom van de matrix. Het zoekcriterium kan ook jokertekens bevatten. Om een enkel teken aan te geven, gebruikt u? (vraagteken) in de tekst die de voorwaarde opgeeft. Om een willekeurig aantal opeenvolgende tekens aan te geven, gebruikt u * (sterretje). Gebruik bijvoorbeeld B* om alle items te omvatten die met B beginnen en B??? om alle items te omvatten die met B beginnen en drie andere tekens bevatten. Om een werkelijk vraagteken of sterretje aan te geven, gebruikt u ~ (tilde) voorafgaand aan? of *. matrix is de verwijzing. index is het nummer van de kolom in de matrix die de gezochte waarde bevat. De eerste kolom heeft het nummer 1. sorteervolgorde is een optioneel argument, dat aangeeft of de eerste matrixkolom oplopend gesorteerd moet worden. Voer de booleaanse waarde FALSE in als de eerste kolom niet oplopend gesorteerd moet worden. Gesorteerde kolommen zijn sneller te doorzoeken en de functie levert altijd een waarde op. De gevonden waarde ligt tussen de hoogste en laagste waarde in de gesorteerde lijst. In ongesorteerde lijsten moet de waarde exact overeenkomen. Anders wordt het bericht #N/A afgebeeld. 160 SmartCloud Docs

165 Voorbeeld Stel u wilt het nummer van een gerecht op een menu invoeren in cel A1 en de naam van het gerecht als tekst in de aangrenzende cel B1. De toewijzing van nummer en naam staat in de matrix D1:E100. D1 bevat 100, E1 bevat de naam "Groentesoep" enzovoort, voor 100 gerechten op het menu. De getallen in kolom D worden oplopend gesorteerd, het optionele argument sorteervolgorde is dus niet nodig. Voer de volgende formule in B1 in: =VLOOKUP(A1, D1:E100, 2) Zodra u in A1 een getal invoert, wordt in B1 de bijbehorende tekst vermeld die is opgeslagen in de tweede kolom van de verwijzing D1:E100. Als het ingevoerde getal niet bestaat, verschijnt de tekst die bij het volgende getal hoort. Om dit te voorkomen voert u in de formule als laatste argument FALSE in, zodat het programma een foutbericht genereert als er een niet-bestaand getal wordt ingevoerd. Verwante verwijzing: De functie INDEX op pagina 157 INDEX levert de inhoud van een cel op, opgegeven per rij en kolom of met een optionele bereiknaam. De functie HLOOKUP op pagina 155 HLOOKUP zoekt een waarde of verwijzing naar cellen onder het geselecteerde gebied. Deze functie controleert of de eerste rij van een matrix een bepaalde waarde bevat. De functie levert in dezelfde kolom de waarde op uit de rij van de matrix die in de index is vermeld. Statistische functies Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de statistische functies. De functie AVERAGE AVERAGE levert het gemiddelde van de argumenten op. Syntaxis AVERAGE(getal1, getal2,...getal30) getal 1, getal 2... getal 30 zijn numerieke waarden of bereiken. Voorbeeld =AVERAGE(A1:A50) De functie AVERAGEA AVERAGEA berekent het gemiddelde van de argumenten. De waarde van een tekst is 0. Syntaxis AVERAGEA (getal 1, getal 2,... getal 30) getal 1, getal 2,...getal 30 zijn waarden of bereiken. Tekst heeft de waarde 0. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 161

166 Voorbeeld =AVERAGEA(A1:A50) De functie COUNT COUNT telt hoeveel getallen er voorkomen in een reeks argumenten. Tekstitems worden genegeerd. Syntaxis COUNT(waarde1, waarde2,...waarde30) waarde 1, waarde 2 enzovoort zijn 1 tot 30 waarden of bereiken die de te tellen waarden aangeven. Voorbeeld U wilt de waarden 2, 4, 6 en acht in de velden met waarde 1-4 tellen. =COUNT(2,4,6,"acht") = 3. Het aantal getelde getallen is dus 3. De functie COUNTA COUNTA telt hoeveel waarden er voorkomen in een reeks argumenten. Tekstitems worden ook geteld, ook als deze lege tekenreeksen met lengte 0 bevatten. Als een argument een matrix of verwijzing is, worden lege cellen in de matrix of verwijzing genegeerd. Syntaxis COUNTA(waarde1, waarde2,...waarde30) waarde 1, waarde 2 enzovoort tot maximaal waarde 30 zijn 1 tot 30 argumenten die de te tellen waarden aangeven. Voorbeeld U wilt de waarden 2, 4, 6 en acht in de velden met waarde 1-4 tellen. =COUNTA(2,4,6,"acht") = 4. Het aantal getelde getallen is dus 4. De functie LARGE LARGE levert de n-de hoogste waarde van een set waarden op. Syntaxis LARGE(matrix,n-de_positie) matrix is het celbereik van de set waarden. n-de_positie is de rang van de waarde. Voorbeeld =LARGE(A1:C50,2) geeft de op één na grootste waarde in A1:C50. De functie MAX MAX levert de maximumwaarde uit een reeks argumenten op. 162 SmartCloud Docs

167 MAX geeft 0 als resultaat als er geen numerieke waarde of fout is aangetroffen in de celbereiken die als celverwijzing zijn doorgegeven. Tekstcellen worden door MAX() genegeerd. De functie MAXA() geeft 0 als resultaat als er geen waarde (numeriek of tekst) of fout wordt aangetroffen. Als er een argument wordt doorgegeven dat uit een literaalreeks bestaat, bijvoorbeeld MAX("vlagtwedde"), wordt er een foutmelding geretourneerd. Syntaxis MAX(getal1,getal2,...getal30) getal 1, getal 2... getal 30 zijn numerieke waarden of bereiken. Voorbeeld =MAX(A1,A2,A3,50,100,200) levert de grootste waarde in de lijst op. =MAX(A1:B100) levert de grootste waarde in de lijst op. De functie MEDIAN MEDIAN geeft de mediane (middelste) waarde in de lijst als resultaat. Syntaxis MEDIAN(getal 1,getal 2,...getal 255) MEDIAN rangschikt de getallen op logische wijze (laagste tot hoogste). Als er een oneven aantal waarden wordt gegeven, geeft MEDIAN de middelste waarde als resultaat. Als er een even aantal waarden wordt gegeven, geeft MEDIAN het rekenkundige gemiddelde van de twee middelste waarden als resultaat. Voorbeeld =MEDIAN(5,12,65,82,9) levert 12 op. =MEDIAN(5,12,65,82,9,78) levert 38,50 op. De functie MIN MIN levert de minimumwaarde uit een reeks argumenten op. MIN geeft 0 als resultaat als er geen numerieke waarde of fout is aangetroffen in de celbereiken die als celverwijzing zijn doorgegeven. Tekstcellen worden door MIN() genegeerd. De functie MINA() geeft 0 als resultaat als er geen waarde (numeriek of tekst) of fout wordt aangetroffen. Als er een argument wordt doorgegeven dat uit een literaalreeks bestaat, bijvoorbeeld MIN("vlagtwedde"), wordt er een foutmelding geretourneerd. Syntaxis MIN(getal1, getal2,...getal30) Voorbeeld =MIN(A1:B100) levert de kleinste waarde in de reeks op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 163

168 De functie MODE MODE bepaalt de meest voorkomende waarde in een gegevensset. Als er meerdere waarden met dezelfde frequentie zijn, wordt de kleinste waarde geretourneerd. Er wordt een foutbericht weergegeven als geen enkele waarde tweemaal voorkomt. Syntaxis MODE (getal 1,getal 2,...getal 30) getal 1, getal 2,...getal 30 zijn numerieke waarden of bereiken. Voorbeeld Met de volgende matrix A1:A11: Tabel 32. Voorbeeld van de functie MODE A =MODE(A1:A11) levert 16 op omdat deze waarde tweemaal voorkomt in de matrix. De functie RANK RANK berekent de rang van een getal in een steekproef. Syntaxis RANK (getal, verwijzing, volgorde) getal is de waarde waarvan de rang moet worden bepaald. verwijzing is de matrix of het bereik van gegevens in de steekproef. volgorde (optioneel) is de volgorde van de reeks. Volgorde = 0 betekent aflopend van het laatste item van de matrix tot het eerste item (dit is de standaardwaarde), Volgorde = 1 betekent oplopend van het eerste item van het bereik tot het laatste item. 164 SmartCloud Docs

169 Voorbeeld =RANK(A10,A1:A50) berekent de rang van de waarde in A10 in het waardebereik A1:A50. Als getal niet bestaat in het bereik, wordt een foutbericht afgebeeld. De functie SMALL SMALL levert de n-de laagste waarde van een set waarden op. Syntaxis SMALL(matrix,n-de_positie) matrix is het celbereik van de set waarden. n-de_positie is de rang van de waarde. Voorbeeld =SMALL(A1:C50,2) geeft als resultaat de één na laagste waarde in A1:C50. De functie STDEV STDEV maakt een schatting van de standaarddeviatie op basis van een steekproef. Syntaxis STDEV(getal1,getal2,...getal30) getal1,getal2,...getal30 zijn numerieke waarden of bereiken die een steekproef vertegenwoordigen die is gebaseerd op een volledige populatie. Voorbeeld =STDEV(A1:A50) levert de geschatte standaarddeviatie op op basis van de gegevens waarnaar wordt verwezen. De functie STDEVP STDEVP berekent de standaarddeviatie op basis van de volledige populatie. Syntaxis STDEVP(getal1,getal2,...getal30) getal1, getal2,...getal30 zijn numerieke waarden of bereiken die een steekproef vertegenwoordigen op basis van een volledige populatie. Voorbeeld =STDEVP(A1:A50) levert een standaarddeviatie op van de gegevens waarnaar wordt verwezen. Tekstfuncties Gebruik deze functielijst als naslagmateriaal voor de tekstfuncties. De functie BASE BASE converteert een positief geheel getal uit een specifiek talstelsel naar een tekst. De cijfers 0-9 en de letters A-Z worden gebruikt. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 165

170 Syntaxis BASE (getal, radix, minimumlengte) getal is het positieve gehele getal dat u wilt converteren. radix geeft de basis van het talstelsel aan. Het kan elk positief geheel getal zijn tussen 2 en 36. minimumlengte (optioneel) bepaalt de minimumlengte van de tekenreeks die is gemaakt. Als de tekst korter is dan de aangegeven minimumlengte, worden voor de tekenreeks nullen toegevoegd. Voorbeeld BASE(17,10,4) levert 0017 op in het decimale systeem. BASE(17,2) levert op in het binaire systeem. BASE(255,16,4) levert 00FF op in het hexadecimale systeem. De functie CONCATENATE CONCATENATE voegt verschillende tekenreeksen tot één tekenreeks samen. Syntaxis CONCATENATE(tekst 1,...tekst 30) tekst 1, tekst 2 enzovoort zijn maximaal 30 tekstreeksen die tot één reeks moeten worden samengevoegd. Voorbeeld CONCATENATE("Hartelijk ","gefeliciteerd ","mevr. ","Schoonbeek") levert Hartelijk gefeliciteerd mevr. Schoonbeek op. De functie EXACT EXACT vergelijkt twee tekstreeksen en geeft het resultaat TRUE als ze gelijk zijn. Deze functie is hoofdlettergevoelig. Syntaxis EXACT(tekst 1,tekst 2) tekst 1 is de eerste tekst voor de vergelijking. tekst 2 is de tweede tekst voor de vergelijking. Voorbeeld =EXACT("IBM lab5","ibm Lab5") levert FALSE op. 166 SmartCloud Docs

171 Verwante verwijzing: De functie LEN LEN levert de lengte van een tekenreeks op, inclusief spaties. De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie LEFT LEFT levert het eerste teken of de eerste tekens op in een tekenreeks. Syntaxis LEFT (tekst, lengte) tekst is de tekst waar de eerste gedeeltelijke woorden moeten worden bepaald. lengte is een optioneel argument dat het aantal tekens opgeeft voor de begintekst. Als deze parameter niet is gedefinieerd, levert dit één teken op. Voorbeeld LEFT("uitvoer",3) levert uit op. Verwante verwijzing: De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie RIGHT op pagina 170 RIGHT definieert het laatste teken of de laatste tekens in een tekenreeks. De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie LEN LEN levert de lengte van een tekenreeks op, inclusief spaties. Syntaxis LEN (tekst) tekst is de tekst waarvan de lengte moet worden bepaald. Voorbeeld LEN("Goedemiddag") levert 12 op. LEN(12345,67) levert 8 op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 167

172 Verwante verwijzing: De functie EXACT op pagina 166 EXACT vergelijkt twee tekstreeksen en geeft het resultaat TRUE als ze gelijk zijn. Deze functie is hoofdlettergevoelig. De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie LOWER LOWER converteert alle hoofdletters in een tekenreeks naar kleine letters. Syntaxis LOWER(tekst) tekst is de tekst die u wilt omzetten. Voorbeeld =LOWER("VOORBEELD") levert voorbeeld op. Verwante verwijzing: De functie PROPER op pagina 169 PROPER zorgt dat alle woorden in een tekenreeks met een hoofdletter beginnen. De functie UPPER op pagina 174 UPPER converteert de tekenreeks in het tekstveld naar een tekst in hoofdletters. De functie MID Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op Syntaxis: MID( Tekst T,Start geheel getal,lengte geheel getal) Resultaatwaarde: Tekst Parameters: Tekst: elke tekenreeksexpressie die u wilt wijzigen. Start: numerieke expressie die de tekenpositie aangeeft binnen de tekenreeks waar het te retourneren tekenreeksgedeelte begint. Lengte: numerieke expressie die het aantal tekens oplevert dat u wilt retourneren. Semantiek Levert de tekens vanaf T op, beginnend bij de tekenpositie Start tot Lengte tekens. Voor de conversies van gehele getallen Start=INT(Start) en Length=INT(Lengte). Als er minder dan Lengte tekens zijn, beginnend bij Start, worden zo veel tekens als mogelijk geretourneerd, beginnend bij Start. Als Start > LEN(T) wordt de lege tekenreeks ("") geretourneerd. Als Start < 0 wordt een fout geretourneerd. Als Start >=0 en Length=0 wordt de lege tekenreeks geretourneerd. 168 SmartCloud Docs

173 Opmerking: MID(T,1,Lengte) levert dezelfde resultaten op als LEFT(T,Lengte). Voorbeeld =MID("output",4,3) levert put op. Verwante verwijzing: De functie LEFT op pagina 167 LEFT levert het eerste teken of de eerste tekens op in een tekenreeks. De functie RIGHT op pagina 170 RIGHT definieert het laatste teken of de laatste tekens in een tekenreeks. De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie REPLACE REPLACE vervangt een deel van een tekst door een andere tekenreeks. U kunt deze functie gebruiken voor het converteren van tekens en getallen, die automatisch in tekst worden omgezet. Het resultaat van de functie wordt altijd als tekst afgebeeld. De functie SUBSTITUTE op pagina 172 SUBSTITUTE vervangt oude tekst door nieuwe tekst in een tekenreeks. De functie TRIM op pagina 173 TRIM verwijdert spaties aan het begin van een tekenreeks of lijnt de celinhoud links uit. De functie PROPER PROPER zorgt dat alle woorden in een tekenreeks met een hoofdletter beginnen. Syntaxis PROPER (tekst) tekst verwijst naar de te converteren tekst. Voorbeeld PROPER("ibm software lab") levert Ibm Software Lab op. Verwante verwijzing: De functie LOWER op pagina 168 LOWER converteert alle hoofdletters in een tekenreeks naar kleine letters. De functie UPPER op pagina 174 UPPER converteert de tekenreeks in het tekstveld naar een tekst in hoofdletters. De functie REPLACE REPLACE vervangt een deel van een tekst door een andere tekenreeks. U kunt deze functie gebruiken voor het converteren van tekens en getallen, die automatisch in tekst worden omgezet. Het resultaat van de functie wordt altijd als tekst afgebeeld. Een tekst die getallen bevat, moet tussen dubbele aanhalingstekens staan om te voorkomen dat de tekst wordt gezien als getal. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 169

174 Syntaxis REPLACE(tekst, positie, lengte, nieuwe tekst) tekst is de tekst waarvan een gedeelte wordt vervangen. positie is de positie in de tekst waar de vervanging begint. lengte is het aantal tekens van de te vervangen tekst. nieuwe tekst is de tekst dietekst vervangt. Voorbeeld =REPLACE(" ",1,1,"444") levert " " op. Eén teken op positie 1 wordt vervangen door de volledige nieuwe tekst. Verwante verwijzing: De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie SUBSTITUTE op pagina 172 SUBSTITUTE vervangt oude tekst door nieuwe tekst in een tekenreeks. De functie TRIM op pagina 173 TRIM verwijdert spaties aan het begin van een tekenreeks of lijnt de celinhoud links uit. De functie REPT REPT herhaalt een tekenreeks een gegeven aantal maal. Het resultaat kan maximaal 255 tekens zijn. Syntaxis REPT (tekst, aantal) tekst is de tekst die moet worden herhaald. aantal is het aantal herhalingen. Voorbeeld REPT("Goedemorgen", 2) levert GoedemorgenGoedemorgen op. De functie RIGHT RIGHT definieert het laatste teken of de laatste tekens in een tekenreeks. Syntaxis RIGHT (tekst, aantal) Tekst is de tekst waarvan u het laatste deel nodig hebt. Aantal (optioneel) is het aantal tekens in het laatste deel van de tekst. Voorbeeld RIGHT("Hui",2) levert ui op. 170 SmartCloud Docs

175 Verwante verwijzing: De functie LEFT op pagina 167 LEFT levert het eerste teken of de eerste tekens op in een tekenreeks. De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie SEARCH SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie RIGHTB In talen waarin de dubbelbyte tekenset wordt gebruikt, levert RIGHTB het opgegeven aantal bytes op aan het einde van een tekenreeks. Syntaxis RIGHTB (tekst, aantal) tekst is de tekst waarvan een gedeelte aan het einde, aangegeven door aantal, wordt geretourneerd. aantal (optioneel) is het aantal tekens (bytes) dat moet worden geretourneerd van het laatste gedeelte van de tekst. RIGHTB telt interpunctie en spaties als tekens. Als de eerste byte van de geretourneerde tekst de laatste helft is van een dubbelbyte teken, vervangt RIGHTB het onvolledige teken door een spatie. Voorbeeld RIGHTB("Single byte",4) levert byte op. De functie SEARCH SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. Syntaxis SEARCH(zoek_tekst, tekst, positie) zoek_tekst is de tekst die u zoekt. Het argument zoek_tekst kan ook jokertekens bevatten. Om een enkel teken aan te geven, gebruikt u een vraagteken (?) in de tekst die de voorwaarde aangeeft. Om een willekeurig aantal opeenvolgende tekens aan te geven, gebruikt u een sterretje (*). Gebruik bijvoorbeeld B* om alle items te zoeken die met B beginnen, en B??? om alle items te zoeken die met B beginnen en drie andere tekens bevatten. Om een werkelijk vraagteken of sterretje aan te geven, gebruikt u tilde (~) voorafgaand aan? of *. tekst is de tekst waarin wordt gezocht. positie (optioneel) is de positie in de tekst waar de zoekactie begint. Voorbeeld =SEARCH(54, ) levert 10 op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 171

176 Verwante verwijzing: De functie EXACT op pagina 166 EXACT vergelijkt twee tekstreeksen en geeft het resultaat TRUE als ze gelijk zijn. Deze functie is hoofdlettergevoelig. De functie LEN op pagina 167 LEN levert de lengte van een tekenreeks op, inclusief spaties. De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie LEFT op pagina 167 LEFT levert het eerste teken of de eerste tekens op in een tekenreeks. De functie RIGHT op pagina 170 RIGHT definieert het laatste teken of de laatste tekens in een tekenreeks. De functie REPLACE op pagina 169 REPLACE vervangt een deel van een tekst door een andere tekenreeks. U kunt deze functie gebruiken voor het converteren van tekens en getallen, die automatisch in tekst worden omgezet. Het resultaat van de functie wordt altijd als tekst afgebeeld. De functie SUBSTITUTE SUBSTITUTE vervangt oude tekst door nieuwe tekst in een tekenreeks. De functie TRIM op pagina 173 TRIM verwijdert spaties aan het begin van een tekenreeks of lijnt de celinhoud links uit. De functie SUBSTITUTE SUBSTITUTE vervangt oude tekst door nieuwe tekst in een tekenreeks. Syntaxis SUBSTITUTE (tekst,oud,nieuw,welke) tekst is de tekst waarin tekstsegmenten moeten worden vervangen. oud is het tekstsegment dat (een aantal maal) moet worden vervangen. nieuw is de tekst die het tekstsegment moet vervangen. welke is een optioneel argument dat aangeeft hoeveel maal de zoektekst moet worden vervangen. Als deze parameter ontbreekt, wordt de zoektekst in het hele bestand vervangen. Voorbeeld SUBSTITUTE(" ","3","abc") levert 12abc12abc12abc op. SUBSTITUTE(" ","3","abc",2) levert 12312abc123 op. 172 SmartCloud Docs

177 Verwante verwijzing: De functie REPLACE op pagina 169 REPLACE vervangt een deel van een tekst door een andere tekenreeks. U kunt deze functie gebruiken voor het converteren van tekens en getallen, die automatisch in tekst worden omgezet. Het resultaat van de functie wordt altijd als tekst afgebeeld. De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie TRIM TRIM verwijdert spaties aan het begin van een tekenreeks of lijnt de celinhoud links uit. De functie TEXT TEXT converteert een getal naar tekst met de aangegeven opmaak. Syntaxis TEXT (waarde, opmaakcode) waarde is de numerieke waarde die moet worden geconverteerd. opmaakcode is de tekst die de opmaak definieert. Gebruik scheidingstekens voor decimalen en duizendtallen op basis van de taal die in de celopmaak is ingesteld. De functie TRIM TRIM verwijdert spaties aan het begin van een tekenreeks of lijnt de celinhoud links uit. Syntaxis TRIM (tekst) tekst verwijst naar tekst waarin voorafgaande spaties zijn verwijderd of naar de cel waarin de inhoud links is uitgelijnd. Voorbeeld TRIM(" hallo") levert "hallo" op. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 173

178 Verwante verwijzing: De functie REPLACE op pagina 169 REPLACE vervangt een deel van een tekst door een andere tekenreeks. U kunt deze functie gebruiken voor het converteren van tekens en getallen, die automatisch in tekst worden omgezet. Het resultaat van de functie wordt altijd als tekst afgebeeld. De functie MID op pagina 168 Levert het opgegeven gedeelte van een tekenreeksexpressie op De functie SEARCH op pagina 171 SEARCH levert de positie van een tekstsegment op in een tekenreeks. U kunt desgewenst het beginpunt van de zoekactie instellen. De zoekterm kan een getal zijn of een reeks tekens. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig. De functie SUBSTITUTE op pagina 172 SUBSTITUTE vervangt oude tekst door nieuwe tekst in een tekenreeks. De functie UPPER UPPER converteert de tekenreeks in het tekstveld naar een tekst in hoofdletters. Syntaxis UPPER(tekst) tekst zijn de kleine letters die u wilt converteren naar hoofdletters. Voorbeeld =UPPER("Goedemorgen") levert GOEDEMORGEN op. Verwante verwijzing: De functie LOWER op pagina 168 LOWER converteert alle hoofdletters in een tekenreeks naar kleine letters. De functie PROPER op pagina 169 PROPER zorgt dat alle woorden in een tekenreeks met een hoofdletter beginnen. Snelkeuzelijst voor spreadsheets Dit onderwerp kunt u raadplegen voor het uitvoeren van bepaalde spreadsheettaken. Tabel 33. Werken met cellen, rijen en kolommen Hoe kan ik... Cellen samenvoegen of splitsen? Actie Selecteer de cellen of cel en klik op het pictogram Cellen samenvoegen of splitsen. Tekst in een cel automatisch laten teruglopen? Een hyperlink in een cel toevoegen? Selecteer de tekst en zorg dat de opdracht Opmaak > Tekstterugloop is geselecteerd. Klik op de cel en geef de URL op waarnaar u een link wilt hebben vanuit de cel (bijvoorbeeld Druk op Enter. 174 SmartCloud Docs

179 Tabel 33. Werken met cellen, rijen en kolommen (vervolg) Hoe kan ik... Actie Rijen verbergen of afbeelden? Selecteer een rij of meerdere aaneengesloten rijen. Om rijen te verbergen, klikt u op Opmaak > Rij verbergen. Om eerder verborgen rijen af te beelden, selecteert u een aantal rijen die de verborgen rijen bevatten en klikt u op Opmaak > Rij afbeelden. Kolommen verbergen of afbeelden? Selecteer de kolom die u wilt verbergen en klik op Opmaak > Kolom verbergen. Om een eerder verborgen kolom af te beelden, selecteert u de kolom achter de verborgen kolom en klikt u op Indeling > Kolom afbeelden. De grootte van een rij of kolom wijzigen? Versleep de rand van de kop voor de rij of de kolom. Tabel 34. Werken met gegevens Hoe kan ik... De getalnotatie van geselecteerde gegevens wijzigen? Actie Voor de valuta- of percentagenotatie selecteert u de cel of het bereik en klikt u op het pictogram Notatie als valuta of het Geselecteerde gegevens terugzetten naar de standaard getalnotatie? Toekomstige getalnotaties wijzigen om deze overeen te laten stemmen met een andere taal? Getallen als tekst laten herkennen? Een formule in een cel invoeren? Een functie in een cel of formule invoeren? Benoemde bereiken zoeken, bewerken of verwijderen? Instellen dat de focus naar rechts gaat in plaats van omlaag, wanneer u op Enter drukt? De volgorde van gegevens in een bereik sorteren? pictogram Notatie als percentage. Voor andere notaties klikt u op Opmaak > Getal en selecteert u een notatie in de lijst. Selecteer de cel of het bereik waarvoor u de getalnotatie wilt wijzigen en klik op Opmaak > Standaardopmaak. Klik op Bestand > Locale voor document instellen en selecteer de gewenste locale. Typ een apostrof (') vóór het getal. Selecteer de cel en typ de formule in de formulebalk. Begin de formule met een gelijkteken (=). Klik in de cel of de formulebalk, klik op de knop Alle formules en selecteer een functie in de lijst. Tip: Om snel de functie SUM of AVERAGE in te voeren, selecteert u de cel, het bereik of de kolom waarop u de functie wilt toepassen en klik op Invoegen > Functie. Klik op Invoegen > Benoemd bereik > Bereiken beheren Klik op Beeld > Enter verplaatst cursor naar rechts. Klik op Gegevens > Sorteren en selecteer vervolgens Oplopend of Aflopend. Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 175

180 Tabel 34. Werken met gegevens (vervolg) Hoe kan ik... Gewenste gegevens filteren? Actie Klik op Gegevens > Instantfilter. Tabel 35. Het uiterlijk van uw spreadsheets wijzigen Hoe kan ik... Actie Een achtergrondkleur aan een cel of bereik toevoegen? Selecteer de cel of het bereik en klik op het pictogram Achtergrondkleur instellen Een rand aan een cel of bereik toevoegen? Tekst binnen een cel uitlijnen? De kleur van tekst wijzigen?. Selecteer de cel of het bereik en klik op het pictogram Kaderkleur instellen. Klik op Opmaak > Uitlijnen en selecteer vervolgens de juiste uitlijningsoptie. Selecteer de tekst en klik op het pictogram Teruggaan naar de standaardview? Letterkleur instellen. Selecteer de cel of het bereik dat u wilt wijzigen en klik op Opmaak > Standaardopmaak. Tabel 36. Met anderen samenwerken in real-time Hoe kan ik... Actie Het huidige document delen? Klik op Bestand > Delen. Commentaar toevoegen? Plaats de cursor waar u commentaar wilt toevoegen en klik op Team > Commentaar toevoegen. Indicators voor gelijktijdige bewerking afbeelden of verbergen? Klik op Beeld > Markering gelijktijdige bewerking. 176 SmartCloud Docs

181 Verwante onderwerpen: Lettertypen, randen en kleur op pagina 72 Om belangrijke gegevens te accentueren kunt u de stijl en uitlijning van tekst wijzigen, en cellen en bereiken voorzien van randen en achtergrondkleuren. Getalnotaties toewijzen op pagina 74 Afhankelijk van de getalnotatie kan een getal er anders uitzien dan de werkelijke waarde die in de cel is ingevoerd. Getalnotaties maken onderscheid tussen soorten gegevens, bijvoorbeeld tussen valuta's en percentages. Getalnotaties hebben alleen invloed op de weergave van de getallen door IBM Docs en niet op de manier waarop getallen worden opgeslagen en berekend. Gelijktijdige bewerking van spreadsheets - Info op pagina 63 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een spreadsheet via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van spreadsheets veel eenvoudiger en efficiënter. Basisprincipes gegevensbewerking op pagina 75 U bouwt een spreadsheet op door gegevens, zoals getallen, tekst, datums, tijden en formules, in te voeren en te bewerken. Het uiterlijk van uw spreadsheets wijzigen op pagina 71 U kunt de effectiviteit van uw spreadsheets verbeteren door eenvoudige aanpassingen in de manier waarop de spreadsheets eruitzien. Verwante taken: Standaardopmaak terugzetten in spreadsheetcellen op pagina 73 Met de opdracht Standaardopmaak kunt u eerder toegepaste lettertypen, randen, achtergronden en getalnotaties ongedaan maken. Toegankelijkheid in spreadsheets Toegankelijkheidsfuncties zijn bedoeld voor gebruikers met een lichamelijke handicap, bijvoorbeeld een beperkte mobiliteit of een beperkt gezichtsvermogen. Dankzij deze functies kunnen deze gebruikers werken met producten van de informatietechnologie. Alle sneltoetsen werken onder Windows. Onder Mac gebruikt u de Command-toets in plaats van de Ctrl-toets. In dit product worden de standaardnavigatietoetsen van Microsoft Windows en Macintosh gebruikt. De volgende tabel bevat de sneltoetscombinaties voor een aantal extra acties die u in een spreadsheet kunt uitvoeren. Er is ook een toegankelijke versie van deze informatie beschikbaar in de IBM SmartCloud for Social Business wiki. Tabel 37. Sneltoetscombinaties in spreadsheets Actie Naar de cel onder de huidige cel gaan. Als de optie Enter verplaatst cursor naar rechts is geselecteerd: naar de volgende cel in dezelfde rij gaan. Naar de cel boven de huidige cel gaan. Als de optie Enter verplaatst cursor naar rechts is geselecteerd: naar de vorige cel in dezelfde rij gaan. De eerder ingevoerde inhoud van een cel bewerken Alle cellen in het huidige spreadsheet selecteren Sneltoets Enter Shift+Enter F2 of Enter Ctrl+A Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 177

182 Tabel 37. Sneltoetscombinaties in spreadsheets (vervolg) Actie Sneltoets De tekst in de cel vet maken Ctrl+B De tekst in de cel cursief maken Ctrl+I De tekst in de cel onderstrepen Ctrl+U Geselecteerde gegevens en bijbehorende Ctrl+C stijlen kopiëren naar het klembord Gegevens en bijbehorende stijlen plakken Ctrl+V van het klembord naar een geselecteerde locatie De geselecteerde gegevens en de bijbehorende stijlen knippen en op het klembord plaatsen Het venster Pagina-indeling afbeelden en de conversie naar een PDF-bestand starten. Dat bestand kunt u vervolgens downloaden en afdrukken. Ctrl+X Ctrl+P De functie Opnieuw starten Ctrl+Y De functie Ongedaan Maken starten Ctrl+Z Woorden of woordgroepen in een Ctrl+F spreadsheet opzoeken In de bewerkingsmodus: beginnen op een Alt+Enter nieuwe in een cel. In de bewerkingsmodus: een regeleinde Ctrl+Enter invoegen in een cel. In de bewerkingsmodus: de invoer in een cel Esc annuleren. De inhoud van een geselecteerde cel of Delete of Backspace geselecteerd celbereik wissen De actieve spreadsheet opslaan Ctrl+S In een rij: naar de volgende cel in dezelfde Tabtoets rij gaan. In een geselecteerd bereik: naar de volgende cel in dezelfde rij gaan totdat de rand van het bereik is bereikt; vervolgens naar de eerste cel in de volgende rij van het bereik gaan, enzovoort. In een rij: naar de vorige cel in dezelfde rij gaan. In een geselecteerd bereik: naar de vorige cel in dezelfde rij gaan totdat de rand van het bereik is bereikt; vervolgens naar de laatste cel in de vorige rij van het bereik gaan, enzovoort. Naar de rand van het huidige gegevensgebied gaan (een reeks cellen die gegevens bevatten; deze reeks wordt omsloten door lege cellen of randen van het spreadsheet). Als geen enkele cel gegevens bevat: naar de verste cel gaan in de richting van de desbetreffende pijl. Een bereik van cellen selecteren Shift+Tabtoets Ctrl+pijltoets (links, rechts, omhoog of omlaag) Shift+pijltoets (links, rechts, omhoog of omlaag) 178 SmartCloud Docs

183 Tabel 37. Sneltoetscombinaties in spreadsheets (vervolg) Actie Sneltoets Naar het begin van de huidige rij gaan Home Naar de laatste cel in de huidige rij gaan. De Einde cel waar u heen gaat, moet gegevens bevatten of moet een andere stijl hebben dan de standaardstijl. Naar het begin van het huidige spreadsheet gaan Naar het eind van het huidige spreadsheet gaan Eén of meer rijen met cellen selecteren Alle cellen in het spreadsheet selecteren Formaat van de rij wijzigen Formaat van de kolom wijzigen Het filtermenu openen Het filtermenu sluiten. De focus op de menubalk plaatsen De focus op de werkbalk plaatsen De focus op de flankbalk plaatsen De focus in het typgebied plaatsen Overschakelen naar een ander spreadsheet Ctrl+Home Ctrl+End Shift+Spatiebalk Ctrl+Shift+spatiebalk Nadat er een rij is geselecteerd: Alt+pijl omhoog of omlaag. Nadat er een kolom is geselecteerd: Alt+pijl naar rechts of naar links. Nadat Instant Filter is geselecteerd: Alt+pijl omlaag. Esc Alt+Shift+F Alt+F10 Shift+F2 Shift+F2 (als de flankbalk de focus heeft) of Esc Ctrl+Page Up of Ctrl+Page Down of Ctrl+Tabtoets Hoofdstuk 3. Werken met spreadsheets 179

184 180 SmartCloud Docs

185 Hoofdstuk 4. Werken met presentaties Maak effectieve, professionele presentaties. Met behulp van sjablonen kunt u op een snelle, eenvoudige manier presentaties met verschillende stijlen maken. U kunt ook bestaande presentaties uploaden van uw computer naar SmartCloud Docs voor online bewerking. U kunt presentaties met uw collega's in real-time bewerken en met anderen samenwerken via commentaar en discussies. Nog geen ervaring met SmartCloud Docs? Bekijk video's om te leren hoe u voordeel kunt hebben van de krachtige, functierijke SmartCloud Docs-editors. Aan de slag v Presentaties maken en uploaden v Presentaties delen op pagina 187 v Samenwerken aan presentaties in real-time op pagina 189 v Samenwerken met behulp van commentaar in presentaties op pagina 192 v Dia's opmaken op pagina 197 De toegankelijke versie van deze productdocumentatie is beschikbaar via de IBM SmartCloud for Social Business wiki. Presentaties maken en uploaden U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Verwante taken: Presentaties afdrukken op pagina 209 Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. Presentaties maken U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. Presentaties uploaden om te delen op pagina 182 U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 186 Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties op pagina 184 Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Presentaties maken U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. 181

186 v U maakt als volgt een presentatie in de toepassing Bestanden: 1. Klik op de knop Nieuw en kies vervolgens Presentatie. 2. Geef een naam op voor de nieuwe presentatie en klik op Maken. v Ga als volgt te werk om een presentatie in IBM Docs te maken: 1. Selecteer Bestand > Nieuw > Presentatie. Het venster Presentatie maken wordt geopend. 2. Geef een naam op voor de nieuwe presentatie en klik op OK. Er wordt een nieuwe presentatie gemaakt in een nieuw venster. Verwante taken: Presentaties afdrukken op pagina 209 Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. Presentaties maken en uploaden op pagina 181 U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Presentaties uploaden om te delen U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 186 Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties op pagina 184 Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Presentaties uploaden om te delen U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. De beheerder bepaalt wie bestanden kan uploaden en hoeveel ruimte er beschikbaar is voor het opslaan van bestanden. Als u de limiet bereikt, kunt u geen nieuwe bestanden meer toevoegen aan Bestanden. De hoeveelheid gebruikte ruimte wordt in de view Mijn bestanden afgebeeld aan het einde van de lijst met bestanden. U kunt oude versies van bestanden wissen om ruimte te maken. Om een bestand te uploaden naar Mijn bestanden voert u de volgende stappen uit: 1. Klik op Bestanden uploaden. 2. Ga naar het veld Bestanden en klik op Bladeren om het bestand te selecteren dat u wilt uploaden. Opmerking: U kunt deze stap herhalen om extra bestanden te uploaden. De te uploaden bestanden worden afgebeeld en u kunt op het bestand klikken om de bestandsnaam te bewerken of op x klikken om het bestand uit de lijst te verwijderen. 3. Optioneel: typ tags, gescheiden door een spatie. 4. Selecteer een van de volgende opties: 182 SmartCloud Docs

187 Optie Niemand (alleen zichtbaar voor mij) Personen of community's Iedereen in UwOrganisatie Beschrijving Hiermee wordt het bestand persoonlijk. Alleen de eigenaar kan het bekijken en bewerken. Hiermee deelt u het bestand met bepaalde personen of met een community. Voer de volgende stappen uit: 1. Selecteer een Persoon of een Community. 2. Selecteer het toegangsniveau als Lezer of als Editor: v Lezers kunnen een bestand lezen, erop reageren, het downloaden en aanbevelen. v Editors kunnen een bestand lezen, bewerken, erop reageren, een nieuwe versie downloaden en eigenschappen voor het bestand instellen. 3. Voer een van de volgende taken uit: v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de naam die u zoekt wordt afgebeeld, selecteert u deze. Als de naam niet wordt afgebeeld, typt u de naam of het adres en selecteert u vervolgens de persoon. v Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. 4. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. Maak het bestand beschikbaar voor iedereen in uw organisatie. Zij krijgen lezerstoegang. 5. Klik op Uploaden. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 183

188 Verwante taken: Presentaties afdrukken op pagina 209 Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. Presentaties maken en uploaden op pagina 181 U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Presentaties maken op pagina 181 U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 186 Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Bestandscompatibiliteit en presentaties exporteren Deze sectie geeft een overzicht van de bestandstypen die u kunt gebruiken met IBM Docs-presentaties. Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Tabel 38. Bestandsindelingen die kunnen worden geïmporteerd in IBM Docs Presentaties Toepassing Lotus Symphony Presentaties Microsoft PowerPoint Bestandstype.odp,.otp.ppt,.pptx,.pot 184 SmartCloud Docs

189 Tabel 39. Bestandsindelingen die kunnen worden geëxporteerd vanuit IBM Docs Presentaties Toepassing Lotus Symphony Presentaties Microsoft PowerPoint Adobe Reader Bestandstype.odp.ppt.pdf Opmerking: IBM Docs-bestanden hebben de bestandsextensies van de Open Document-indeling van Symphony, maar ze gebruiken een speciale online versie van die indelingen. Verwante taken: Presentaties afdrukken op pagina 209 Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. Presentaties maken en uploaden op pagina 181 U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Presentaties maken op pagina 181 U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. Presentaties uploaden om te delen op pagina 182 U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 186 Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties op pagina 184 Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Presentaties opslaan Gebruik de opdracht Opslaan om een presentatie op te slaan die u als een concept aan het bewerken bent. Gebruik Opslaan als om een concept (of een gepubliceerde versie) op te slaan als een concept met een nieuwe naam. Een conceptpresentatie kan door de eigenaar worden geopend en door degenen met wie de eigenaar het bestand heeft gedeeld als editors. Opmerking: Om lezers de presentatie te kunnen laten bekijken of downloaden, moet het concept als een versie worden gepubliceerd. 1. Klik op Bestand > Opslaan. Het bestand wordt als concept opgeslagen. Belangrijk: Wanneer u uw presentatie bewerkt, wordt deze periodiek automatisch door IBM Docs opgeslagen als een concept. Maar u kunt de opdracht Opslaan gebruiken om de presentatie op elk ander moment op te slaan. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 185

190 2. Als u de presentatie wilt opslaan als een nieuw bestand, klikt u op Bestand > Opslaan als. Voer een bestandsnaam in en klik op OK. Er is een presentatie met een nieuwe naam gemaakt in Mijn bestanden. Een versie publiceren Nadat u uw presentatie hebt bewerkt, kunt u een versie naar de server publiceren. Vervolgens kunnen anderen deze versie downloaden. 1. Klik op Bestand > Versie publiceren. Het venster Een versie publiceren wordt afgebeeld. 2. Optioneel: U kunt de beschrijvende woorden toevoegen in het veld Versiebeschrijving. 3. Klik op Publiceren. Meldingen worden verzonden naar mensen die dit bestand volgen. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. IBM Docs gebruikt het Open Document Format (.odf). Als u een presentatie bewerkt of een presentatie maakt, wordt deze opgeslagen in de indeling.odt. Als u bijvoorbeeld een Microsoft Office PowerPoint-bestand bewerkt in IBM Docs en een versie publiceert, wordt dit geconverteerd naar de indeling.odp. U kunt het bestand in de huidige indeling downloaden of het bestand downloaden naar een andere indeling, zoals Microsoft Office of PDF. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek de presentatie die u wilt exporteren en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Meer acties en selecteer vervolgens Downloaden als Microsoft Office-bestand of Downloaden als PDF-bestand. Opmerking: Alleen een gepubliceerde versie van een presentatie kan worden gedownload. Als de presentatie nog een concept is en u bent de eigenaar of editor, publiceer dan een versie. Als u een lezer bent, vraag de eigenaar dan om het document te publiceren. 4. Optioneel: Als u Downloaden als PDF-bestand selecteert, wordt het venster Pagina-indeling afgebeeld. Geef de gewenste instellingen op en klik vervolgens op OK. 186 SmartCloud Docs

191 Presentaties delen Verwante taken: Presentaties afdrukken op pagina 209 Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. Presentaties maken en uploaden op pagina 181 U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Presentaties maken op pagina 181 U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. Presentaties uploaden om te delen op pagina 182 U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties op pagina 184 Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. U kunt uw presentaties openbaar maken zodat iedereen ze kan lezen of uw presentaties delen met bepaalde mensen die ze kunnen lezen of bewerken, afhankelijk van hun toegangsniveau. U kunt uw presentaties ook met community's delen. Presentaties delen met personen of community's U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. U kunt een bestand delen bij het uploaden. U kunt het ook delen na het uploaden of nadat u uw presentatie hebt gemaakt. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Mijn bestanden. 2. Zoek het bestand dat u wilt delen. Schakel het selectievakje voor de bestandsnaam in. 3. Klik op de knop Delen. 4. Als u andere specifieke toestemming wilt geven, selecteert u Personen of community's en selecteert u de volgende opties: a. Selecteer een Persoon of een Community. b. Selecteer als Lezer of als Editor om toegang toe te wijzen. c. Voer een van de volgende taken uit: v v Om het bestand te delen met personen, klikt u op het veld. De namen van de mensen waarmee u recent bestanden hebt gedeeld, worden afgebeeld. Als de gewenste naam erbij staat, selecteert u deze. Is dit niet het geval, dan typt u de naam of het adres en selecteert u vervolgens de persoon. Als de gewenste naam niet wordt afgebeeld, klikt u op Persoon niet gevonden? Gebruik volledige zoekopties. om de naam op te zoeken. Om het bestand te delen met een community, typt u de eerste letters van de naam en selecteert u de community zodra deze wordt afgebeeld. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 187

192 Belangrijk: Als u een bestand deelt met een openbare community, wordt het bestand ook openbaar. d. Voeg desgewenst een bericht toe voor de mensen met wie u het bestand hebt gedeeld. 5. Optioneel: Selecteer Iedereen in UwOrganisatie als u het bestand zichtbaar wilt maken voor iedereen in uw organisatie. 6. Klik op Delen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van presentaties - Info op pagina 189 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een presentatie via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van presentaties veel eenvoudiger en efficiënter. Commentaar in presentaties op pagina 193 Als u niet tegelijkertijd samenwerkt aan een presentatie, kunt u via commentaar met de andere editors communiceren. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van presentaties op pagina 191 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een presentatie werken. U kunt verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in presentaties op pagina 192 Als u een presentatie gelijktijdig bewerkt, worden de wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Commentaar toevoegen aan presentaties op pagina 194 Wanneer u een presentatie bewerkt of evalueert, kunt u commentaar toevoegen voor objecten op een dia, zoals afbeeldingen en tekstvakken. Alle commentaar voor een presentatie wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in presentaties op pagina 195 Wanneer u een presentatie opent, wordt de flankbalk standaard afgebeeld en is Dia's geactiveerd. Om het venster Commentaar af te beelden, klikt u op Commentaar. Vervolgens kunt u alle commentaar en antwoorden in deze presentatie bekijken. Commentaar in presentaties zoeken op pagina 196 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Toegangsniveaus instellen voor presentaties Nadat u uw presentatie hebt gedeeld met personen of met een community, kunt u hun toegangsniveau opnieuw instellen. U kunt het toegangsniveau ook wissen. 1. Klik in de toepassing Bestanden op Door mij gedeeld. 2. Zoek het bestand waarvoor u een toegangsniveau wilt instellen en klik vervolgens op Meer. 3. Klik op Bestandsgegevens bekijken en klik vervolgens op het tabblad Delen. 188 SmartCloud Docs 4. Voer een van de volgende opties uit: v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wissen, klikt u in het veld Editors of Lezers op x naast de naam van die persoon of community.

193 v v Als u het toegangsniveau voor een persoon of community wilt wijzigen, moet u het oorspronkelijke niveau wissen. Als u het toegangsniveau bijvoorbeeld wijzigt van lezer in editor, moet u eerst het lezersniveau wissen. Klik vervolgens in het veld Editors op de knop Toevoegen. Selecteer als Editor om de toegang toe te wijzen. Als u mensen met wie u het bestand deelt toestemming wilt geven om het bestand met anderen te delen, selecteert u Anderen toestaan dit bestand te delen. Samenwerken aan presentaties in real-time U kunt met anderen als team samenwerken aan een presentatie in real-time. U kunt in real-time gelijktijdig met andere editors werken en commentaar en discussies maken. Wanneer u online werkt met IBM Docs, kunt u de samenwerkingsfuncties gebruiken zoals gelijktijdig bewerken en commentaar leveren. Als u de presentatie downloadt en deze daarna weer uploadt naar IBM Docs, gaat het commentaar voor deze presentatie verloren. Als u niet gemachtigd bent voor sociale bewerkingsmogelijkheden, is gelijktijdige bewerking samen met anderen niet mogelijk. U kunt voor meer informatie contact opnemen met de beheerder. Gelijktijdige bewerking in real-time van presentaties Wanneer u een presentatie deelt en de andere gebruikers editorstoegang verleent, bent u gereed om gelijktijdig in real-time te werken. Het is mogelijk een presentatie gelijktijdig met andere editors te bewerken, waardoor teams efficiënter presentaties kunnen schrijven. U kunt verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. De wijzigingen van de editors worden in verschillende kleuren weergegeven. In de editorslijst in de flankbalk kunt u zien wie er momenteel aan de presentatie werken. Wanneer u het gelijktijdig bewerken voltooit, kan elke editor de presentatie opslaan als concept of als een nieuwe versie in de bestandsshare. Gelijktijdige bewerking van presentaties - Info U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een presentatie via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van presentaties veel eenvoudiger en efficiënter. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 189

194 Als u een presentatie maakt, hebt u soms input of gegevens nodig van collega's of vrienden, en wilt u de presentatie gelijktijdig bewerken. Met traditionele office-software moet u daarvoor de presentatie opslaan en vervolgens per of via een USB-stick naar uw collega's sturen. Bovendien moeten uw collega's een softwareprogramma, zoals Lotus Symphony of Microsoft Office op hun computer installeren. Zij brengen wijzigingen aan, die u pas kunt zien wanneer u de presentatie terugkrijgt. Er gaat veel tijd verloren aan het heen en weer sturen van bijlagen. Met gelijktijdige bewerking is dit probleem verleden tijd. Als er internettoegang is, kan iedereen de presentatie tegelijkertijd bewerken, en u ziet de wijzigingen onmiddellijk. De enige voorwaarde is dat u het bestand met uw collega's deelt en hun editorstoegang geeft. Voor veel klanten is Lotus Symphony een slimme keuze. Het is gratis, ondersteunt besturingssystemen van Windows, Linux en Mac OS en is een krachtig en volledig officepakket voor al uw documenten. IBM Docs ondersteunt gebruikersprofielen en -scenario's, zonder daarvoor een krachtige client nodig te hebben. Met IBM Docs kunt u verregaand samenwerken aan meer dynamische en informele documenten, spreadsheets en presentaties. Via gelijktijdige bewerking kunt u verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. Er kan echter slechts één editor tegelijk in hetzelfde tekstvak werken. Andere mede-editors worden geblokkeerd wanneer ze proberen tekst binnen dat tekstvak te bewerken wanneer de eerste editor de tekst aan het bijwerken is. In de editorslijst in de flankbalk kunt u eenvoudig zien wie er momenteel aan het document werken. Wijzigingen van verschillende editors worden gemarkeerd in verschillende kleuren en IBM Docs slaat de wijzigingen onmiddellijk en automatisch op. Elke editor kan de presentatie na bewerking opslaan op de server. Voorbeeld Linda werkt als assistent op de IT-afdeling en moet een jaarpresentatie houden voor haar team. Ze heeft voor haar presentatie gegevens nodig van IT-vertegenwoordigers van de vijf teams. Voorheen moest Linda elke 190 SmartCloud Docs

195 vertegenwoordiger een sturen met de presentatie, en de vijf versies die ze terugkreeg samenvoegen. Nu kan Linda dankzij IBM Docs de presentatie efficiënt voltooien. Ze maakt een presentatie met tabellen, deelt deze met de vijf vertegenwoordigers, geeft hun editorstoegang en vraagt of ze de vereiste gegevens willen invoeren. Linda kan de gegevens van de vijf vertegenwoordigers direct bekijken. Wanneer de gelijktijdige bewerking is voltooid, kan Linda de presentatie delen met haar manager en hem vragen om zijn opmerkingen. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van presentaties Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een presentatie werken. U kunt verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Wijzigingen van editors afbeelden in presentaties op pagina 192 Als u een presentatie gelijktijdig bewerkt, worden de wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Gelijktijdige bewerking van presentaties Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een presentatie werken. U kunt verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Elke deelnemer aan de gelijktijdige bewerking moet beschikken over editorstoegang tot de presentatie. Als u een presentatie bijvoorbeeld samen met uw teamleden wilt bewerken, moet u de presentatie met hen delen en hun toegangsniveau instellen op Editor. Om presentaties gelijktijdig te bewerken, gaat u als volgt te werk: 1. Als u de eigenaar van het bestand bent en gelijktijdige bewerking start, klikt u op Door mij gedeeld in de toepassing Bestanden. Klik anders op Met mij gedeeld. 2. Klik in de lijst Bestanden op de naam van de presentatie die u gelijktijdig wilt bewerken. Opmerking: Wanneer u de eigenaar van het bestand bent, wordt dit in IBM Docs geopend wanneer u het bestand eerder hebt geopend. Als dit niet het geval is, klikt u op Bewerken in IBM Docs. Het venster Online bewerken met IBM Docs? wordt geopend. Klik op Online bewerken om door te gaan. De andere editors kunnen de knop Bewerken in IBM Docs niet zien tot de eigenaar van het bestand de presentatie al eerder in IBM Docs heeft geopend. 3. De presentatie wordt geopend in de modus voor gelijktijdige bewerking. 4. De namen van de editors staan in de flankbalk. Als een editor het bestand opent in de modus voor gelijktijdige bewerking, wordt zijn naam vetgedrukt en wordt er een kleur aan toegewezen. U kunt de presentatie wijzigen en tegelijkertijd wijzigingen van anderen zien in verschillende kleuren. Opmerking: Uw wijzigingen worden gedurende het bewerkingsproces automatisch opgeslagen in de conceptpresentatie. 5. Wanneer u gereed bent om anderen de presentatie te laten lezen of downloaden, klikt u op Bestand > Versie publiceren. 6. Sluit het presentatietabblad. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 191

196 Opmerking: U krijgt een melding tijdens uw bewerkingssessie als een mede-editor het bestand wist. Klik op OK in de melding om uw concept als een nieuw bestand op te slaan en te zorgen dat de door u gemaakte wijzigingen bewaard blijven. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van presentaties - Info op pagina 189 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een presentatie via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van presentaties veel eenvoudiger en efficiënter. Verwante taken: Wijzigingen van editors afbeelden in presentaties Als u een presentatie gelijktijdig bewerkt, worden de wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Wijzigingen van editors afbeelden in presentaties Als u een presentatie gelijktijdig bewerkt, worden de wijzigingen per editor in een andere kleur aangegeven. U kunt de kleurindicators afbeelden of verbergen. Standaard worden de kleurindicators afgebeeld. Om de kleurindicators te sluiten, klikt u op Beeld > Markering gelijktijdige bewerking. Opmerking: De kleuren van de verschillende editors worden toegewezen door de beheerder. U kunt deze niet wijzigen. Verwante onderwerpen: Gelijktijdige bewerking van presentaties - Info op pagina 189 U kunt IBM Docs gebruiken om tegelijkertijd samen met anderen een presentatie via internet te bewerken. Daardoor wordt het maken van presentaties veel eenvoudiger en efficiënter. Verwante taken: Gelijktijdige bewerking van presentaties op pagina 191 Binnen een team kunnen meerdere editors tegelijkertijd aan een presentatie werken. U kunt verschillende dia's bewerken, maar ook in dezelfde dia werken. Elke editor kan alle wijzigingen meteen zien. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Samenwerken met behulp van commentaar in presentaties Wanneer u met meerdere editors samenwerkt aan een presentatie, is het handig om commentaar toe te voegen. Dit helpt bij de communicatie met editors die op andere tijden werken. Als u commentaar toevoegt, wordt dit afgebeeld in het venster Commentaar. U neemt deel aan een editordiscussie bij commentaar door antwoorden toe te voegen. De discussie wordt ingesprongen weergegeven onder het betreffende commentaar. U kunt uw eigen commentaar verwijderen en met behulp van het commentaar of antwoorden aan een andere editor toewijzen. Ook kunt u aan u gericht of door u gemaakt commentaar bekijken. Ten slotte kunt u het commentaar 192 SmartCloud Docs

197 filteren op editor om te zien welk commentaar of welke antwoorden aan een editor gericht of door een editor geschreven zijn. Commentaar in presentaties Als u niet tegelijkertijd samenwerkt aan een presentatie, kunt u via commentaar met de andere editors communiceren. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Alle commentaar wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar, waar voor elke opmerking de volledige discussie wordt weergegeven. U kunt commentaar maken of verwijderen, een antwoord toevoegen, commentaar of antwoorden doorsturen naar een andere editor en zoeken naar trefwoorden in het commentaar. Ook kunt u aan u gericht commentaar of antwoorden bekijken, evenals commentaar of antwoorden die zijn gemaakt door of zijn gericht aan andere editors. Als u tijdens de discussie bij uw antwoord informatie van iemand nodig hebt, kunt u het item aan elke willekeurige editor van de presentatie toewijzen. Gebruik het om het antwoord aan een editor toe te wijzen. De toegewezen personen zien het aan hen gerichte commentaar of de antwoorden daarop in de flankbalk Commentaar. Voorbeeld De programmadirecteur, Tina, geeft een presentatie aan het hele projectteam over een businessplan voor 2011, Ze heeft een conceptpresentatie gemaakt en ze wil graag dat managers in haar project daarop reageren. Voorheen moest Tina aan alle managers een sturen en hun vragen om het commentaar te en of de bijgesloten presentatie bij te werken. Als ze niet op dezelfde versie reageerden, moest Tina uitzoeken welk commentaar van toepassing was op welke sectie en het commentaar samenvoegen. Als Tina wilde dat iemand een kwestie nader onderzocht, moest ze deze persoon een sturen. Nu deelt Tina deze planpresentatie met alle managers en vraagt ze om hun commentaar. De managers kunnen op verschillende momenten reageren en belangrijke kwesties bespreken. Tina kan aan elke willekeurige manager een vraag toewijzen om hem een kwestie nader te laten onderzoeken. Vervolgens kan de toegewezen manager wijzigingen aanbrengen in het plan. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 193

198 Verwante taken: Commentaar toevoegen aan presentaties Wanneer u een presentatie bewerkt of evalueert, kunt u commentaar toevoegen voor objecten op een dia, zoals afbeeldingen en tekstvakken. Alle commentaar voor een presentatie wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in presentaties op pagina 195 Wanneer u een presentatie opent, wordt de flankbalk standaard afgebeeld en is Dia's geactiveerd. Om het venster Commentaar af te beelden, klikt u op Commentaar. Vervolgens kunt u alle commentaar en antwoorden in deze presentatie bekijken. Commentaar in presentaties zoeken op pagina 196 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Commentaar toevoegen aan presentaties Wanneer u een presentatie bewerkt of evalueert, kunt u commentaar toevoegen voor objecten op een dia, zoals afbeeldingen en tekstvakken. Alle commentaar voor een presentatie wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Om commentaar voor een presentatie te maken, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op een dia in de view Dia's en klik op het object waarvoor uw commentaar wilt invoegen. 2. Klik op Commentaar toevoegen op de werkbalk. Het venster Commentaar wordt afgebeeld. 3. Typ uw commentaar in het veld en druk op Enter of klik op Toevoegen. Het commentaar wordt ingevoegd in de presentatie, en in het venster afgebeeld met uw naam, de datum en de tijd. Zo begint u een discussie met andere gebruikers. 4. Optioneel: Als u commentaar wilt doorsturen naar een andere editor, tikt u het Er verschijnt een lijst met de editors van het document. Selecteer de gewenste editor in de lijst en schrijf uw commentaar. 5. Optioneel: U kunt slechts één opmerking per object maken op een dia. Klik nogmaals op Commentaar toevoegen op de werkbalk als u commentaar wilt toevoegen voor een ander object. 6. Om te reageren op commentaar klikt u op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen. Klik vervolgens op Antwoorden om uw antwoord in te voeren. Druk wanneer u klaar bent op Enter. Het antwoord wordt aan het commentaar toegevoegd met een ander pictogram. 194 SmartCloud Docs

199 7. Optioneel: U kunt het antwoord naar elke editor doorsturen. Wanneer u het antwoord typt, voert u het in en een lijst met editors van het document wordt afgebeeld. Selecteer de gewenste editor in de lijst en voer uw antwoord in. 8. Om commentaar te verwijderen, klikt u op het prullenbakpictogram. Het commentaar wordt samen met alle antwoorden verwijderd. 9. Klik wanneer u alle commentaar voor de dia hebt toegevoegd op Dia's om over te schakelen naar die view. Klik op een andere dia waarvoor u commentaar wilt maken. Het commentaar wordt als parallelle mappen afgebeeld in de flankbalk. Klik op een commentaaritem om de gedetailleerde inhoud en de discussie te bekijken. Verwante onderwerpen: Commentaar in presentaties op pagina 193 Als u niet tegelijkertijd samenwerkt aan een presentatie, kunt u via commentaar met de andere editors communiceren. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar bekijken in presentaties Wanneer u een presentatie opent, wordt de flankbalk standaard afgebeeld en is Dia's geactiveerd. Om het venster Commentaar af te beelden, klikt u op Commentaar. Vervolgens kunt u alle commentaar en antwoorden in deze presentatie bekijken. Commentaar in presentaties zoeken op pagina 196 U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Commentaar bekijken in presentaties Wanneer u een presentatie opent, wordt de flankbalk standaard afgebeeld en is Dia's geactiveerd. Om het venster Commentaar af te beelden, klikt u op Commentaar. Vervolgens kunt u alle commentaar en antwoorden in deze presentatie bekijken. U kunt commentaar en antwoorden bekijken die u hebt gemaakt of die aan u zijn gericht. Ook kunt u commentaar en antwoorden bekijken die zijn gemaakt door of zijn gericht aan andere editors. Om commentaar en antwoorden te bekijken, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op de flankbalk op Commentaar om het venster Commentaar af te beelden. 2. Klik op de dubbele pijl om commentaar uit te vouwen en de inhoud en de discussie in detail weer te geven. De cursor springt naar de dia waar het commentaar is gemaakt. U kunt ook klikken op het commentaarpictogram in de presentatie. De flankbalk Commentaar wordt geopend met de focus op het commentaar dat u hebt aangeklikt. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 195

200 3. Klik op in het venster Commentaar en selecteer verzonden commentaar bekijken. Alle aan u gerichte commentaar wordt afgebeeld. Ook als slechts één antwoord op commentaar aan u is gericht, wordt de gehele discussie afgebeeld. 4. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Mijn commentaar bekijken. Alle door u geschreven commentaar wordt afgebeeld. Ook als u slechts één antwoord op commentaar hebt geschreven, wordt de gehele discussie afgebeeld. 5. Om te zien welk commentaar en welke antwoorden er door een andere editor zijn geschreven of naar een andere editor zijn doorgestuurd, klikt u in het scherm Editors op de naam van de desbetreffende editor. De optie laat elke discussie zien waarin de naam van de editor met het wordt genoemd. Klik op Geschreven door om het commentaar of de antwoorden te bekijken die door de editor zijn geschreven. Opmerking: Wanneer u op de naam van een editor klikt, wordt de naam van de editor gemarkeerd. Wanneer u nogmaals op de naam van de editor klikt, worden het commentaar en de antwoorden die zijn geschreven door of zijn gericht aan de editor gesloten. 6. Klik op het pictogram met de dubbele pijl om het commentaar uit te vouwen. U ziet de discussie van elk commentaar in detail. 7. Als u het commentaar of de antwoorden niet wilt bekijken, klikt u op de knop Sluiten om af te sluiten. Verwante onderwerpen: Commentaar in presentaties op pagina 193 Als u niet tegelijkertijd samenwerkt aan een presentatie, kunt u via commentaar met de andere editors communiceren. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan presentaties op pagina 194 Wanneer u een presentatie bewerkt of evalueert, kunt u commentaar toevoegen voor objecten op een dia, zoals afbeeldingen en tekstvakken. Alle commentaar voor een presentatie wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar in presentaties zoeken U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Commentaar in presentaties zoeken U kunt snel naar specifiek commentaar gaan door in het venster Commentaar te zoeken naar trefwoorden. 1. Klik op de flankbalk op Commentaar om het venster Commentaar op te roepen. Als de flankbalk niet wordt weergegeven, klikt u op Beeld > Flankbalk. 2. Klik op in het venster Commentaar en selecteer Commentaar opzoeken. 3. Voer trefwoorden in het zoekveld in. 196 SmartCloud Docs

201 4. Druk op Enter of klik op Zoeken. Het commentaar met de trefwoorden wordt afgebeeld. 5. Als u niet tevreden bent met de resultaten, voert u nieuwe trefwoorden in en zoekt u opnieuw. 6. Klik op Sluiten om de zoekmodus te sluiten. Verwante onderwerpen: Commentaar in presentaties op pagina 193 Als u niet tegelijkertijd samenwerkt aan een presentatie, kunt u via commentaar met de andere editors communiceren. Met dit commentaar kunt u de evaluatiestatus en de reacties van anderen volgen. Verwante taken: Commentaar toevoegen aan presentaties op pagina 194 Wanneer u een presentatie bewerkt of evalueert, kunt u commentaar toevoegen voor objecten op een dia, zoals afbeeldingen en tekstvakken. Alle commentaar voor een presentatie wordt afgebeeld in de flankbalk Commentaar. Commentaar bekijken in presentaties op pagina 195 Wanneer u een presentatie opent, wordt de flankbalk standaard afgebeeld en is Dia's geactiveerd. Om het venster Commentaar af te beelden, klikt u op Commentaar. Vervolgens kunt u alle commentaar en antwoorden in deze presentatie bekijken. Presentaties delen met personen of community's op pagina 187 U kunt een presentatie met personen of community's delen en editors- of lezerstoegang voor ze instellen. U kunt de presentatie ook voor iedereen in uw organisatie beschikbaar maken om te lezen. Dia's opmaken IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 197

202 Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Dia-layout op pagina 202 U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen op pagina 200 U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De opmaak van dia's instellen op pagina 203 Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. De masterstijl wijzigen op pagina 204 IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. Lettertypen wijzigen in presentaties U kunt de geselecteerde tekst in een presentatie snel wijzigen in verschillende lettertypen en lettergrootten. 1. Selecteer de tekst waarvoor u het lettertype en de lettergrootte wilt opgeven. 2. Klik op Lettertype kiezen op de werkbalk en selecteer vervolgens de naam van het gewenste lettertype. 3. Klik op Lettergrootte selecteren op de werkbalk en selecteer vervolgens de gewenste grootte. Opmerking: Het lettertype en de lettergrootte kunnen alleen worden gewijzigd wanneer de bewerkingsmodus actief is en wanneer er tekst is geselecteerd. Object Objecten zijn elementen die u aan een dia kunt toevoegen, zoals tabellen, grafische afbeeldingen, tekstvakken en andere elementen. Objecten kunnen de communicatie en presentatie van uw presentaties verrijken. Objecten zijn onafhankelijk. U kunt ze gewoonlijk verslepen, vergroten en verkleinen en bewerken. Voorbeeld Als u een presentatie houdt over financiële rapporten, hebt u objecten zoals tabellen en diagrammen nodig om de cijfers te presenteren. Als u een nieuw 198 SmartCloud Docs

203 product introduceert, hebt u objecten zoals grafische afbeeldingen of video's nodig om het product van alle kanten te laten zien. Verwante taken: Werken met afbeeldingen in presentaties op pagina 211 Met afbeeldingen kunt u de informatie beter overbrengen. U kunt afbeeldingen invoegen uit een galerij, maar ook een bestand op uw computer of van het internet gebruiken. U kunt de afbeeldingen ook bewerken, bijvoorbeeld inzoomen, uitzoomen of de positie wijzigen. Afbeeldingen in presentaties invoegen op pagina 211 Afbeeldingen zijn een goed hulpmiddel om de boodschap van een presentatie over te brengen. Objecten selecteren en verplaatsen Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. 1. Klik op een dia met meerdere objecten. 2. Selecteer objecten. v Om één object te selecteren, klikt u erop. v Om meerdere objecten tegelijkertijd te selecteren, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u op de objecten klikt. 3. Verplaats objecten. v Sleep de geselecteerde objecten naar de gewenste locatie. v Gebruik de cursortoetsen op het toetsenbord om het geselecteerde object naar de gewenste locatie te verplaatsen. Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Dia-layout op pagina 202 U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen op pagina 200 U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De opmaak van dia's instellen op pagina 203 Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. De masterstijl wijzigen op pagina 204 IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. De volgorde van de objecten rangschikken Nadat u objecten in IBM Docs Presentaties hebt ingevoegd, moet u mogelijk de stapelvolgorde van de tekst en de afbeeldingen rangschikken. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 199

204 Ga als volgt te werk om de stapelvolgorde van een geselecteerd object te wijzigen: 1. Selecteer het object waarvan u de stapelvolgorde wilt wijzigen. 2. Klik op Opmaak > Op voorgrond of klik met de rechter muisknop op het geselecteerde object en selecteer Op voorgrond in het contextmenu. Het geselecteerde object bevindt zich dan vóór de andere objecten. 3. Klik op Opmaak > Naar achtergrond of klik met de rechter muisknop op het geselecteerde object en selecteer Naar achtergrond in het contextmenu. Het geselecteerde object bevindt zich dan achter de andere objecten. Opsommingstekens en nummering Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Een opsommingsteken is een punt of een ander symbool dat vóór de onderdelen in een lijst wordt geplaatst. Nummering verwijst naar opeenvolgende nummers voor onderdelen in een lijst. Opsommingstekens worden gebruikt om gelijkwaardige punten weer te geven, terwijl met behulp van nummering een volgorde wordt aangebracht. Voorbeeld Als u een nieuw product introduceert, geeft u een overzicht van de functies. U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan de lijst met functies om de presentatie beter te organiseren en uw punten duidelijk over te brengen aan de toehoorders. Verwante onderwerpen: Dia-layout op pagina 202 U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De opmaak van dia's instellen op pagina 203 Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. De masterstijl wijzigen op pagina 204 IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. 200 SmartCloud Docs

205 1. Selecteer de tekst op de dia die u wilt toevoegen aan een lijst. 2. Klik op het pictogram Opsommingstekens toevoegen of opsommingstekenstijl wijzigen of op het pictogram Nummering toevoegen of nummeringsstijl wijzigen op de werkbalk. De standaardstijl voor opsommingstekens of nummering wordt op de onderdelen in uw lijst toegepast. 3. Om een andere stijl voor opsommingstekens of nummering te kiezen, selecteert u de tekst, klikt u op de pijl omlaag in het desbetreffende pictogram en klikt u op de gewenste stijl. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 201

206 Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Dia-layout U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. De opmaak van dia's instellen op pagina 203 Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. De masterstijl wijzigen op pagina 204 IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. Dia-layout U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. De dia-layout heeft betrekking op de totale indeling van de elementen op een dia. Gewoonlijk bevat een dia-layout een aantal plaatshouders voor een bepaald type inhoud, zoals tekst, tabellen, afbeeldingen en andere elementen. U kunt op elke dia een andere dia-layout toepassen. Als u de gewenste opmaak niet vindt bij de vooraf gedefinieerde opmaaktypen, kunt u de huidige opmaak anders rangschikken. Voorbeeld Voor het introduceren van nieuwe producten kunt u verschillende soorten objecten in een dia invoegen, zoals tekst, afbeeldingen, tabellen of lijsten. In plaats van deze objecten zelf te ordenen, kunt u een vooraf gedefinieerde opmaak kiezen en deze waar nodig aanpassen. 202 SmartCloud Docs

207 Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen op pagina 200 U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De opmaak van dia's instellen Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. De masterstijl wijzigen op pagina 204 IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. De opmaak van dia's instellen Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. 1. Selecteer een dia in het venster Dia's. 2. U kunt de opmaak op verschillende manieren openen. v Klik met de rechter muisknop op de dia en selecteer Dia-layout. v Klik op Dia-layout op de werkbalk. v Selecteer Dia-layout in het menu Opmaak. 3. Selecteer een opmaak in het venster Dia-layout en klik op de knop Sluiten. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 203

208 Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Dia-layout op pagina 202 U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen op pagina 200 U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De masterstijl wijzigen IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. De masterstijl wijzigen IBM Docs biedt vele masterstijlen die u in uw presentaties kunt gebruiken. 1. Selecteer een dia in het venster Dia's. 2. Selecteer Opmaak > Masterstijl. 3. Selecteer in het venster Masterstijlen een sjabloon en klik op de knop Sluiten. De geselecteerde stijl wordt op alle dia's toegepast. 204 SmartCloud Docs

209 Verwante onderwerpen: Opsommingstekens en nummering op pagina 200 Opsommingstekens en nummering worden vaak op dia's gebruikt om ideeën helder en beknopt weer te geven in een aantal punten. U kunt opsommingstekens en nummering met verschillende stijlen instellen. Dia-layout op pagina 202 U kunt een vooraf ingestelde layout toepassen op uw presentatie. Het is aan te raden om de dia-layout in te stellen voordat u de masterstijl instelt. Verwante taken: Dia's opmaken op pagina 197 IBM Docs bevat allerlei opmaakfuncties. U kunt lettertypen wijzigen, objecten op een dia verplaatsen, nummers of opsommingstekens aan tekst toevoegen, de dia-layout instellen of de masterstijl wijzigen. Objecten selecteren en verplaatsen op pagina 199 Nadat u objecten in een presentatie hebt ingevoegd, kunt u de positie ervan wijzigen om de opmaak aantrekkelijker te maken. Opsommingstekens of nummering aan dia's toevoegen op pagina 200 U kunt opsommingstekens of nummering toevoegen aan onderdelen in een lijst en kiezen uit verschillende stijlen voor opsommingstekens en nummering, waaronder kleuren en symbolen voor opsommingstekens en decimalen voor nummering. De opmaak van dia's instellen op pagina 203 Met een goede opmaak kunt u de informatie beter overbrengen. In IBM Docs kunt u de opmaak voor uw dia instellen. Werken met de normale weergave In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Verwante onderwerpen: Normale weergave De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Verwante taken: Dia's wissen op pagina 206 U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. Dia's toevoegen op pagina 207 U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. Dia's verplaatsen op pagina 207 U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Dia's dupliceren op pagina 208 Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Normale weergave De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 205

210 De normale weergave is de belangrijkste bewerkingsview. Hierin bewerkt en ontwerpt u een presentatie. Deze view heeft vier vensters. Dia's U kunt de dia's in uw presentatie afbeelden als miniaturen. Op die manier kunt u eenvoudig door de presentatie bladeren en de effecten van uw ontwerp en eventuele wijzigingen bekijken. Ook kunt u de volgorde van de dia's wijzigen of dia's toevoegen of wissen. Diaeditor U kunt een grote weergave van de huidige dia bekijken om deze te ontwerpen. Hier kunt u tekst toevoegen en afbeeldingen, tabellen, tekstvakken of andere elementen invoegen. Commentaar In het venster Commentaar kunt u commentaar opstellen en antwoorden formuleren. Editors U kunt de lijst met editors zien in het venster Editors. In nieuwe presentaties is de normale weergave de standaardview. Dit is de beste weergave voor het ontwerpen van de presentatie. U kunt de huidige dia bewerken in de diaeditor en de effecten direct zien in het venster Dia's. Verwante taken: Werken met de normale weergave op pagina 205 In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Dia's wissen U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. Dia's toevoegen op pagina 207 U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. Dia's verplaatsen op pagina 207 U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Dia's dupliceren op pagina 208 Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Dia's wissen U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. 1. Selecteer in het venster Dia's een of meer dia's. 2. Klik met de rechter muisknop op een van de geselecteerde dia's en selecteer Dia wissen. 206 SmartCloud Docs

211 Verwante onderwerpen: Normale weergave op pagina 205 De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Verwante taken: Werken met de normale weergave op pagina 205 In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Dia's toevoegen U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. Dia's verplaatsen U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Dia's dupliceren op pagina 208 Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Dia's toevoegen U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. 1. Selecteer in het venster Dia's een dia waarna u een nieuwe dia wilt toevoegen. 2. Om een dia toe te voegen, gaat u als volgt te werk: v Klik met de rechter muisknop op de geselecteerde dia en selecteer Dia maken. v Selecteer Nieuwe dia in het menu Invoegen. Verwante onderwerpen: Normale weergave op pagina 205 De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Verwante taken: Werken met de normale weergave op pagina 205 In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Dia's wissen op pagina 206 U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. Dia's verplaatsen U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Dia's dupliceren op pagina 208 Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Dia's verplaatsen U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 207

212 1. Selecteer in het venster Dia's een of meer dia's. 2. Om de dia's te verplaatsen, gaat u als volgt te werk: v Sleep de geselecteerde dia's naar de gewenste plek in de presentatie. v Klik met de rechter muisknop op een van de geselecteerde dia's en selecteer Omhoog of Omlaag. v Klik met de rechter muisknop op een van de geselecteerde dia's en selecteer Knippen of klik op Knippen in het menu Bewerken. Klik vervolgens met de rechter muisknop op de dia waarvoor of waarna u de dia's wilt invoegen en selecteer Plakken voor of Plakken na. Verwante onderwerpen: Normale weergave op pagina 205 De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Verwante taken: Werken met de normale weergave op pagina 205 In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Dia's wissen op pagina 206 U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. Dia's toevoegen op pagina 207 U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. Dia's dupliceren Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Dia's dupliceren Een duplicaat van een dia is een nieuwe dia die exact gelijk is aan de geselecteerde dia, inclusief dia-layout, masterstijl, lettertype en andere elementen. U kunt een of meer duplicaten maken, afhankelijk van het aantal dia's dat u selecteert. Gedupliceerde dia's worden direct na de geselecteerde dia's ingevoegd. Als u voor uw presentatie meerdere precies dezelfde dia's nodig hebt, kunt u dia's dupliceren. 1. Selecteer in het venster Dia's een of meer dia's die u wilt dupliceren. 2. Klik op Invoegen > Dia dupliceren. De geselecteerde dia's worden gedupliceerd. 208 SmartCloud Docs

213 Verwante onderwerpen: Normale weergave op pagina 205 De normale weergave is de standaardview in IBM Docs Presentaties. Alle bewerkingstaken worden geopend vanuit deze view. Verwante taken: Werken met de normale weergave op pagina 205 In de normale weergave kunt u de structuur van uw presentatie bewerken. U kunt nieuwe dia's toevoegen, dia's verwijderen en de volgorde van de dia's naar wens aanpassen. Dia's wissen op pagina 206 U kunt dia's die u niet in uw presentatie wilt gebruiken, wissen. Maar u kunt of moet minstens één dia overhouden in uw presentatie. Dia's toevoegen op pagina 207 U kunt op twee manieren dia's toevoegen aan uw presentatie. Dia's verplaatsen op pagina 207 U kunt dia's verplaatsen om uw presentatie aan te passen aan verschillende doelgroepen. Spellingcontrole uitvoeren in presentaties Presentaties afdrukken U kunt IBM Docs de spelling laten controleren in verschillende talen terwijl u typt en u kunt ook de spelling van de gehele presentatie controleren wanneer u deze voltooit. 1. De standaardtaal voor spellingcontrole is Engels (Verenigde Staten), als u de woordenboektaal wilt wijzigen, klikt u op Extra > Woordenboeken voor spellingcontrole en selecteert u de taal van uw tekst. 2. Klik op Extra > Spellingcontrole terwijl u typt. De spellingcontrole wordt op de gehele presentatie uitgevoerd en de tekst met spel- of grammaticafouten wordt met een rode golflijn onderstreept. Vervolgens wordt wanneer u nieuwe woorden typt, de tekst met spel- of grammaticafouten ook met een rode golflijn onderstreept. 3. Klik met de rechter muisknop op het woord met een rode golflijn eronder. Er wordt een lijst met voorgestelde woorden afgebeeld. Selecteer het gewenste woord uit deze lijst. Als u het woord niet wilt corrigeren, klikt u met de rechter muisknop en selecteert u Negeren. Tip: Als het woord met een rode golflijn eronder meerdere keren in de presentatie voorkomt, kunt u met de rechter muisknop klikken en Alle overslaan of Alle corrigeren selecteren. 4. Als u geen spellingcontrole op de presentatie wilt uitvoeren, dan klikt u nogmaals op Extra > Spellingcontrole terwijl u typt om de spellingcontrole uit te schakelen. Met de opdracht Afdrukken in een presentatie wordt een nieuw browservenster geopend waarin u opmaakopties kunt kiezen. 1. Klik in een open presentatie op Bestand > Afdrukken. Er wordt een apart browservenster geopend. 2. Standaard voegt uw browser kop- en voetteksten aan uw afgedrukte dia's toe. U kunt de inhoud wijzigen of zorgen dat de kop- en voetteksten niet worden afgedrukt door de stappen voor uw browser te volgen. Klik op het pictogram voor specifieke stappen. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 209

214 3. Om het papierformaat en andere papierinstellingen te wijzigen, volgt u de stappen voor uw browser op dezelfde manier als in stap Klik op het pictogram Afdrukken. 5. Geef de gewenste instellingen op en klik op OK. Verwante taken: Presentaties maken en uploaden op pagina 181 U kunt een presentatie maken en bestaande presentaties uploaden van uw computer naar Bestanden om ze online te bewerken met behulp van IBM Docs. Presentaties maken op pagina 181 U kunt een presentatie in de toepassing Bestanden maken of vanuit het menu Bestand in IBM Docs. Presentaties uploaden om te delen op pagina 182 U kunt naar Mijn bestanden elk type presentatie uploaden dat door de beheerder wordt toegestaan. U bepaalt zelf wie de presentaties kan bekijken, downloaden of bewerken. Presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen op pagina 186 Nadat u presentaties in IBM Docs hebt bewerkt, kunt u de presentaties exporteren naar andere bestandsindelingen zoals.ppt en.pdf. Verwante verwijzing: Ondersteunde bestandsindelingen in presentaties op pagina 184 Met IBM Docs kunt u met verscheidene presentatiebestandsindelingen werken. Bestanden kunnen van de ene indeling naar de andere indeling worden geëxporteerd, zoals.odp,.ppt en.pdf. Presentaties afdrukken naar PDF-bestanden Het is mogelijk om een presentatie op te slaan als een PDF-bestand, zodat u het kunt downloaden en afdrukken. 1. Ga naar een open presentatie en klik op Bestand > Afdrukken naar PDF 2. Geef de gewenste pagina-instellingen op. 210 SmartCloud Docs Met PDF voorzien van tags worden er PDF-tags geschreven, waardoor de bestandsgrootte toeneemt. Een PDF-bestand voorzien van tags bevat informatie over de structuur van de documentinhoud. Deze structuur is belangrijk voor de weergave van het document bij gebruik van schermleessoftware.

215 3. Klik op OK. 4. Wanneer u het bericht Verwerking is voltooid ziet, klikt u op de link Klik hier om het bestand te downloaden. 5. Klik op Openen met en kies OK. Het bestand wordt gedownload en geopend in Adobe Reader. Adobe Reader is de standaardtoepassing, maar u kunt ook een andere toepassing kiezen om het bestand in te openen. 6. Klik in het menu van Adobe Reader op Bestand > Afdrukken. 7. Selecteer de gewenste afdrukopties en klik op OK. Werken met afbeeldingen in presentaties Met afbeeldingen kunt u de informatie beter overbrengen. U kunt afbeeldingen invoegen uit een galerij, maar ook een bestand op uw computer of van het internet gebruiken. U kunt de afbeeldingen ook bewerken, bijvoorbeeld inzoomen, uitzoomen of de positie wijzigen. Verwante onderwerpen: Object op pagina 198 Objecten zijn elementen die u aan een dia kunt toevoegen, zoals tabellen, grafische afbeeldingen, tekstvakken en andere elementen. Objecten kunnen de communicatie en presentatie van uw presentaties verrijken. Verwante taken: Afbeeldingen in presentaties invoegen Afbeeldingen zijn een goed hulpmiddel om de boodschap van een presentatie over te brengen. Afbeeldingen in presentaties invoegen Afbeeldingen zijn een goed hulpmiddel om de boodschap van een presentatie over te brengen. 1. Ga naar het venster Dia's en selecteer een dia waarop u afbeeldingen wilt invoegen. 2. Selecteer Afbeelding in het menu Invoegen of klik op Afbeelding invoegen op de werkbalk. Het venster Afbeelding toevoegen wordt geopend. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 211

216 Diapresentaties 3. Om een afbeelding in te voegen, gaat u als volgt te werk: v Klik op een afbeelding in de Afbeeldingengalerij. v Klik op de pagina Afbeelding uit bestand op Bladeren en geef een afbeeldingsbestand op dat u wilt uploaden. 4. Klik op OK. Verwante onderwerpen: Object op pagina 198 Objecten zijn elementen die u aan een dia kunt toevoegen, zoals tabellen, grafische afbeeldingen, tekstvakken en andere elementen. Objecten kunnen de communicatie en presentatie van uw presentaties verrijken. Verwante taken: Werken met afbeeldingen in presentaties op pagina 211 Met afbeeldingen kunt u de informatie beter overbrengen. U kunt afbeeldingen invoegen uit een galerij, maar ook een bestand op uw computer of van het internet gebruiken. U kunt de afbeeldingen ook bewerken, bijvoorbeeld inzoomen, uitzoomen of de positie wijzigen. Wanneer u een presentatie voor anderen wilt houden, speelt u de diapresentatie af. U kunt desgewenst effecten aan de diapresentatie toevoegen. Voor een diapresentatie wordt het volledige computerscherm gebruikt. U kunt bekijken hoe de afbeeldingen, bewegende elementen en overgangseffecten er uiteindelijk uit komen te zien. Met de pijltoetsen navigeert u door de diapresentatie. Om de effecten van de presentatie goed te laten uitkomen, gebruikt u een diapresentatie. U kunt de diapresentatie tijdens het bewerken afspelen om het 212 SmartCloud Docs

217 effect te bekijken, en als u niet tevreden bent dia's aanpassen. Herhaal deze handeling totdat u tevreden bent met het eindresultaat. Verwante onderwerpen: Overgang van dia's Met de functie Overgang van dia's kunt u bewegende effecten instellen tussen dia's in een presentatie. Verwante taken: Diapresentaties afspelen Standaard begint een diapresentatie met de eerste dia. U gaat handmatig door naar de volgende dia's tot de laatste dia. U kunt er echter ook voor kiezen de diapresentatie vanaf de huidige dia af te spelen. Overgangen tussen dia's toepassen op pagina 214 De overgang van dia's is een belangrijk effect in uw presentaties. U kunt aan elke dia in de presentatie een overgangseffect toevoegen. Diapresentaties afspelen Standaard begint een diapresentatie met de eerste dia. U gaat handmatig door naar de volgende dia's tot de laatste dia. U kunt er echter ook voor kiezen de diapresentatie vanaf de huidige dia af te spelen. Overgang van dia's Tijdens een diapresentatie gaat u met de pijl naar rechts en de pijl omlaag naar de volgende dia, en met de pijl naar links en de pijl omhoog naar de vorige dia. 1. Om een diapresentatie af te spelen, gaat u als volgt te werk: v Selecteer Diapresentatie afspelen in het menu Presentatie of klik op Diapresentatie starten op de werkbalk om de diapresentatie te starten vanaf de eerste dia. v Selecteer Afspelen vanaf huidige dia om de diapresentatie vanaf de huidige dia af te spelen. 2. Navigeer met de pijltoetsen door de diapresentatie. Verwante onderwerpen: Diapresentaties op pagina 212 Wanneer u een presentatie voor anderen wilt houden, speelt u de diapresentatie af. U kunt desgewenst effecten aan de diapresentatie toevoegen. Overgang van dia's Met de functie Overgang van dia's kunt u bewegende effecten instellen tussen dia's in een presentatie. Verwante taken: Overgangen tussen dia's toepassen op pagina 214 De overgang van dia's is een belangrijk effect in uw presentaties. U kunt aan elke dia in de presentatie een overgangseffect toevoegen. Met de functie Overgang van dia's kunt u bewegende effecten instellen tussen dia's in een presentatie. U kunt voor elke dia een eigen bewegend effect instellen, of één overgangseffect toepassen op alle dia's in de presentatie. Een voorbeeld van een bewegend effect is zoals langzaam zwart worden. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 213

218 Elke spreker wil graag dat de aandacht van zijn toehoorders is gericht op de presentatie. In plaats van de standaardovergang te gebruiken, kunt u bewegende effecten toevoegen aan de diapresentatie. Verwante onderwerpen: Diapresentaties op pagina 212 Wanneer u een presentatie voor anderen wilt houden, speelt u de diapresentatie af. U kunt desgewenst effecten aan de diapresentatie toevoegen. Verwante taken: Diapresentaties afspelen op pagina 213 Standaard begint een diapresentatie met de eerste dia. U gaat handmatig door naar de volgende dia's tot de laatste dia. U kunt er echter ook voor kiezen de diapresentatie vanaf de huidige dia af te spelen. Overgangen tussen dia's toepassen De overgang van dia's is een belangrijk effect in uw presentaties. U kunt aan elke dia in de presentatie een overgangseffect toevoegen. Overgangen tussen dia's toepassen De overgang van dia's is een belangrijk effect in uw presentaties. U kunt aan elke dia in de presentatie een overgangseffect toevoegen. 1. Selecteer in het venster Dia's een of meer dia's. 2. Selecteer Diaovergang toepassen in het menu Presentatie. Het venster Selecteer een overgang wordt geopend. U kunt ook klikken op de knop Selecteer een overgang op de werkbalk 3. Selecteer in het gebied Selecteer een overgang de diaovergang die u wilt gebruiken voor de geselecteerde dia's. 4. Als u deze wilt toepassen op alle dia's, klikt u op Alle dia's in het veld Toepassen op. 214 SmartCloud Docs

219 Verwante onderwerpen: Diapresentaties op pagina 212 Wanneer u een presentatie voor anderen wilt houden, speelt u de diapresentatie af. U kunt desgewenst effecten aan de diapresentatie toevoegen. Overgang van dia's op pagina 213 Met de functie Overgang van dia's kunt u bewegende effecten instellen tussen dia's in een presentatie. Verwante taken: Diapresentaties afspelen op pagina 213 Standaard begint een diapresentatie met de eerste dia. U gaat handmatig door naar de volgende dia's tot de laatste dia. U kunt er echter ook voor kiezen de diapresentatie vanaf de huidige dia af te spelen. Werken met tabellen in presentaties U kunt een tabel maken, kolommen invoegen, wissen en het formaat ervan wijzigen. U kunt verschillende eigenschappen instellen voor de tabel als geheel, maar ook voor een of meer afzonderlijke cellen. Tabellen in presentaties maken Wanneer u tabellen in presentaties maakt, kunt u de standaardtabel gebruiken of sjablonen om complexe tabellen te maken. Standaardtabellen maken 1. Klik op Tabel > Maken en het venster Tabel maken wordt geopend. 2. Geef in het venster Tabel maken een waarde op in het veld Aantal rijen en Aantal kolommen. 3. Klik op OK. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 215

220 Verwante taken: Rijen en kolommen toevoegen in presentaties U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen op pagina 217 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen op pagina 218 U kunt de grootte van een tabel wijzigen door het formaat van kolommen of rijen te wijzigen. Tabelstijlen in presentaties wijzigen op pagina 218 Nadat u een tabel in een presentatie hebt gemaakt, kunt u als de tabelstijl u niet bevalt, deze snel wijzigen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren op pagina 219 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Rijen en kolommen toevoegen in presentaties U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. v Om rijen toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op een cel in de rij waar u een rij wilt toevoegen. 2. Klik op Tabel > Rij > Rij invoegen. Het dialoogvenster Rij invoegen wordt geopend. U kunt kiezen om rijen onder of boven in te voegen. Tip: U kunt een rij snel toevoegen door te klikken op Rij invoegen of v verplaatsen op de werkbalk of u kunt met de rechter muisknop klikken en Rij > Rij invoegen boven of Rij invoegen onder selecteren. Als de tabel een rijkop heeft, kunt u geen rij toevoegen boven deze kop. Om kolommen toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik op een cel in de kolom waar u een kolom wilt toevoegen. 2. Klik op Tabel > Kolom > Kolom invoegen. Het dialoogvenster Kolom invoegen wordt geopend. U kunt kiezen om kolommen voor of na in te voegen. Tip: U kunt een kolom snel toevoegen door te klikken op Kolom invoegen of verplaatsen op de werkbalk of u kunt met de rechter muisknop klikken en Kolom > Kolom invoegen voor of Kolom invoegen na selecteren. Als de tabel een kolomkop heeft, kunt u geen kolom toevoegen boven deze kop. 216 SmartCloud Docs

221 Verwante taken: Tabellen in presentaties maken op pagina 215 Wanneer u tabellen in presentaties maakt, kunt u de standaardtabel gebruiken of sjablonen om complexe tabellen te maken. Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen op pagina 218 U kunt de grootte van een tabel wijzigen door het formaat van kolommen of rijen te wijzigen. Tabelstijlen in presentaties wijzigen op pagina 218 Nadat u een tabel in een presentatie hebt gemaakt, kunt u als de tabelstijl u niet bevalt, deze snel wijzigen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren op pagina 219 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. v Om een rij te verplaatsen, gaat u als volgt te werk: 1. Klik met de rechter muisknop op een cel in de rij die u wilt verplaatsen. 2. Selecteer Rij > Rij omhoog of Rij omlaag. Tip: U kunt een rij snel verplaatsen door te klikken op Rij invoegen of v verplaatsen op de werkbalk. Als de tabel een rijkop heeft, kunt u deze rij niet omlaag verplaatsen of de tweede rij omhoog. Ga als volgt te werk om een kolom te verplaatsen: 1. Klik met de rechter muisknop op een cel in de kolom die u wilt verplaatsen. 2. Selecteer Kolom > Kolom naar links of Kolom naar rechts. Tip: Om een kolom snel voor of achter te plaatsen, kunt u klikken op Kolom invoegen of verplaatsen op de werkbalk. Als de tabel een kolomkop heeft, kunt u deze kolom niet achter plaatsen of de tweede kolom voor. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 217

222 Verwante taken: Tabellen in presentaties maken op pagina 215 Wanneer u tabellen in presentaties maakt, kunt u de standaardtabel gebruiken of sjablonen om complexe tabellen te maken. Rijen en kolommen toevoegen in presentaties op pagina 216 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen U kunt de grootte van een tabel wijzigen door het formaat van kolommen of rijen te wijzigen. Tabelstijlen in presentaties wijzigen Nadat u een tabel in een presentatie hebt gemaakt, kunt u als de tabelstijl u niet bevalt, deze snel wijzigen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren op pagina 219 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen U kunt de grootte van een tabel wijzigen door het formaat van kolommen of rijen te wijzigen. 1. Klik op een tabel en er verschijnen acht ankers bij vier hoeken van de tabel en in het midden van elke kant van het kader. 2. Sleep deze ankers om het formaat van de tabel naar wens te wijzigen. Verwante taken: Tabellen in presentaties maken op pagina 215 Wanneer u tabellen in presentaties maakt, kunt u de standaardtabel gebruiken of sjablonen om complexe tabellen te maken. Rijen en kolommen toevoegen in presentaties op pagina 216 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen op pagina 217 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Tabelstijlen in presentaties wijzigen Nadat u een tabel in een presentatie hebt gemaakt, kunt u als de tabelstijl u niet bevalt, deze snel wijzigen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren op pagina 219 U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Tekst in cellen uitlijnen Nadat u een tabel hebt gemaakt, kunt u de tekst naar wens uitlijnen in de cellen. 1. Klik op de cellen in de tabel die u wilt uitlijnen. 2. Selecteer Tabel > Cel > Links uitlijnen, Centreren of Rechts uitlijnen of u kunt met de rechter muisknop op de cellen klikken en Cel > Links uitlijnen, Centreren of Rechts uitlijnen selecteren in het contextmenu. Tabelstijlen in presentaties wijzigen Nadat u een tabel in een presentatie hebt gemaakt, kunt u als de tabelstijl u niet bevalt, deze snel wijzigen. 1. Klik op de tabel. 2. Klik op Stijltabel op de werkbalk. Het venster Stijltabel wordt geopend. 218 SmartCloud Docs

223 3. Selecteer de tabelstijl die u bevalt in de stijllijst. U kunt ook klikken op Aangepaste tabel om de tabelstijl te maken die u bevalt. Verwante taken: Tabellen in presentaties maken op pagina 215 Wanneer u tabellen in presentaties maakt, kunt u de standaardtabel gebruiken of sjablonen om complexe tabellen te maken. Rijen en kolommen toevoegen in presentaties op pagina 216 U kunt rijen en kolommen toevoegen aan een tabel. Rijen en kolommen in presentaties verplaatsen op pagina 217 U kunt in een tabel een rij omhoog of omlaag verplaatsen, en een kolom naar links of naar rechts. Formaat van rijen en kolommen in presentaties wijzigen op pagina 218 U kunt de grootte van een tabel wijzigen door het formaat van kolommen of rijen te wijzigen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. Tabelkopteksten in presentaties definiëren U kunt de eerste rij en de eerste kolom definiëren als tabelkoptekst. U kunt de kopteksten ook weer verwijderen. v v v v Om de eerste rij te definiëren als tabelkoptekst, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste rij en selecteert u Rij > Geselecteerde rij als koptekst gebruiken. Om de eerste kolom te definiëren als tabelkoptekst, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de eerste kolom. Selecteer vervolgens Kolom > Geselecteerde kolom als koptekst gebruiken. Als u de rijkoptekst wilt verwijderen, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de koptekstrij en selecteert u Rij > Stijl koptekst verwijderen. Als u de kolomkoptekst wilt verwijderen, klikt u met de rechter muisknop op een willekeurige cel in de koptekstkolom en selecteert u Kolom > Stijl koptekst verwijderen. Hoofdstuk 4. Werken met presentaties 219

SmartCloud Docs. Versie 1.0

SmartCloud Docs. Versie 1.0 SmartCloud Docs Versie 1.0 ii SmartCloud Docs Inhoudsopgave Werken met documenten....... 3 Documenten maken en importeren....... 3 Sjablonen - Info............ 3 Documenten maken op basis van sjablonen...

Nadere informatie

Beknopte handleiding. Uw bestanden beheren Klik op Bestand om uw Word-bestanden te openen, op te slaan, af te drukken en te beheren.

Beknopte handleiding. Uw bestanden beheren Klik op Bestand om uw Word-bestanden te openen, op te slaan, af te drukken en te beheren. Beknopte handleiding Microsoft Word 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Werkbalk Snelle toegang

Nadere informatie

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Gebruik Google Drive om vanaf elke gewenste locatie uw bestanden, mappen, Google-documenten, Google-spreadsheets en Google-presentaties op te slaan en te openen.

Nadere informatie

Aan de slag. Zie meer opties Klik op deze pijl om meer opties te bekijken in een dialoogvenster.

Aan de slag. Zie meer opties Klik op deze pijl om meer opties te bekijken in een dialoogvenster. Aan de slag Microsoft PowerPoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. De benodigde opdrachten zoeken Klik op een

Nadere informatie

Powerpoint 2013 Snelstartgids

Powerpoint 2013 Snelstartgids Aan de slag Microsoft Powerpoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Pagina 1 van 9 Aan de slag Wanneer

Nadere informatie

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Inleiding 15

INHOUD. Ten geleide 13. 1 Inleiding 15 INHOUD Ten geleide 13 1 Inleiding 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Webbased 15 1.3 Alle voordelen op een rij 15 1.4 En nu? 16 1.5 Een Google Apps-account aanmaken 16 1.6 Inloggen 19 1.7 Test jezelf 21 2 Chrome-browser

Nadere informatie

Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken

Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken Ziet Google Agenda er bij u anders uit dan zoals hier weergegeven? U lost dit op door over te schakelen op de nieuwe stijl! Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken De agendaweergave

Nadere informatie

OneNote 2013 Snelstartgids

OneNote 2013 Snelstartgids Aan de slag Microsoft OneNote 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Uw notities in de cloud houden Als u

Nadere informatie

Word 2013 Snelstartgids

Word 2013 Snelstartgids Microsoft Word 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Pagina 1 van 6 Wanneer u Word 2013 voor het eerst

Nadere informatie

Excel 2010 in 17 stappen

Excel 2010 in 17 stappen Omschrijving Volledige progressieve training Excel 2010 in 17 stappen (17 modules, 153 rubrieken) Duur 12:45 Inhoud 1. Ontdek Excel, vul een tabel in De basisfuncties van Excel: voer uw eerste handelingen

Nadere informatie

Een korte handleiding door Frederic Rayen

Een korte handleiding door Frederic Rayen Een korte handleiding door Frederic Rayen Van installeren tot het gebruik P a g i n a 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Hoe AbiWord version 2.8.6 installeren?... 4 Schermonderdelen... 5 Uitleg bij elke werkbalk...

Nadere informatie

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten

I) Wat? II) Google documenten. Deel 2 documenten Google Drive Deel 2 documenten I) Wat? 1) De meeste mensen bewerken teksten in de tekstverwerker Word van Microsoft Office. Het is echter ook mogelijk teksten op internet te bewerken en te bewaren. Het

Nadere informatie

1. OpenOffice.org downloaden en installeren 13 1.1 Downloaden en installeren... 14 1.2 Achtergrondinformatie... 20 1.3 Tips... 21

1. OpenOffice.org downloaden en installeren 13 1.1 Downloaden en installeren... 14 1.2 Achtergrondinformatie... 20 1.3 Tips... 21 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De volgorde van lezen... 11 Website... 11 Toets uw

Nadere informatie

Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.:

Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.: Cursus Inhoud 15 Modules - 15 Vragen Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.: * Praktijkopdrachten met real-time feedback bij gemaakte fouten * Rijke interactieve multimedia

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 9 Blijf op de hoogte 9 Introductie Visual Steps 10 Wat heb je nodig? 10 Voorkennis 11 Hoe werk je met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 9 Blijf op de hoogte 9 Introductie Visual Steps 10 Wat heb je nodig? 10 Voorkennis 11 Hoe werk je met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Blijf op de hoogte... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heb je nodig?... 10 Voorkennis... 11 Hoe werk je met dit boek?... 11 De schermafbeeldingen... 12 De website en aanvullende

Nadere informatie

Aan de slag. Meer opties Klik op deze pijl om meer opties in een dialoogvenster te zien.

Aan de slag. Meer opties Klik op deze pijl om meer opties in een dialoogvenster te zien. Aan de slag Microsoft PowerPoint 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Vinden wat u zoekt Klik op een linttabblad

Nadere informatie

Handleiding Afdrukken samenvoegen

Handleiding Afdrukken samenvoegen Handleiding Afdrukken samenvoegen Versie: 1.0 Afdrukken Samenvoegen Datum: 17-07-2013 Brieven afdrukken met afdruk samenvoegen U gebruikt Afdruk samenvoegen wanneer u een reeks documenten maakt, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Office 365 gebruiken op uw iphone of ipad

Office 365 gebruiken op uw iphone of ipad Office 365 gebruiken op uw iphone of ipad Snelstartgids E-mail controleren U kunt uw iphone of ipad instellen voor het versturen en ontvangen van e-mail van uw Office 365-account. Altijd toegang tot uw

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 13

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 13 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 De volgorde van lezen... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 Website... 11 Toets uw

Nadere informatie

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN Met E-mail samenvoegen voor Word en Outlook kunt u o.a. een brochure of nieuwsbrief maken en deze per e-mail verzenden naar uw Outlook-lijst met contactpersonen

Nadere informatie

Het Wepsysteem. Het Wepsysteem wordt op maat gebouwd, gekoppeld aan de gewenste functionaliteiten en lay-out van de site. Versie september 2010

Het Wepsysteem. Het Wepsysteem wordt op maat gebouwd, gekoppeld aan de gewenste functionaliteiten en lay-out van de site. Versie september 2010 Het Wepsysteem Het Wepsysteem is een content management systeem, een systeem om zonder veel kennis van html of andere internettalen een website te onderhouden en uit te breiden. Met het Content Management

Nadere informatie

Migreren naar Access 2010

Migreren naar Access 2010 In deze handleiding Het uiterlijk van Microsoft Access 2010 verschilt aanzienlijk van Access 2003. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u niet te veel tijd hoeft te besteden aan het leren werken

Nadere informatie

Uw TEKSTEDITOR - alle iconen op een rij

Uw TEKSTEDITOR - alle iconen op een rij Uw TEKSTEDITOR - alle iconen op een rij Hieronder ziet u alle functionaliteiten van uw teksteditor onder elkaar ( op alfabetische volgorde). Afbeelding (zie foto) Bestanden (zie link) Broncode Citaat Documenten

Nadere informatie

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving Kennismaking Word is een tekstverwerkingsprogramma. U kunt er teksten mee maken, zoals brieven, artikelen en verslagen. U kunt ook grafieken, lijsten en afbeeldingen toevoegen en tabellen maken. Zodra

Nadere informatie

Office 365 gebruiken op uw Windows Phone

Office 365 gebruiken op uw Windows Phone Office 365 gebruiken op uw Windows Phone Snelstartgids E-mail controleren U kunt uw Windows Phone instellen voor het versturen en ontvangen van e-mail van uw Office 365-account. Altijd toegang tot uw agenda,

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 2010

Inhoudsopgave. Deel 1 Word 2010 Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Nieuwsbrief... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heeft u nodig?... 10 Verschillende versies... 11 Uw voorkennis... 11 Hoe werkt u met dit boek?... 12 De volgorde van lezen...

Nadere informatie

4. Documentweergave kiezen 5. Afbeeldingen 6. Tabellen 113 Computergids Word 2019, 2016 en Office 365

4. Documentweergave kiezen 5. Afbeeldingen 6. Tabellen 113 Computergids Word 2019, 2016 en Office 365 Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Bonushoofdstukken... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10

Nadere informatie

Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op.

Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op. Word 2016 - basis Aan de slag met Word 2016? Ontdek de basisfuncties. Maak een nieuw document aan, typ teksten en maak het geheel vervolgens netjes op. Welke Word? Word 2016 is te koop als onderdeel van

Nadere informatie

PLAKKEN Nadat u een gedeelte heeft geknipt of gekopieerd kunt u met dit icoon de selectie weer in het veld plakken.

PLAKKEN Nadat u een gedeelte heeft geknipt of gekopieerd kunt u met dit icoon de selectie weer in het veld plakken. KNIPPEN Als u na de selectie van een gedeelte van een tekst of een afbeelding op dit icoon klikt, knipt u de selectie uit het veld. Op deze manier kunt u het geselecteerde verwijderen, maar het ook juist

Nadere informatie

Via het tabblad Pagina-indeling, groep Pagina-instelling kun je de afdrukstand en het papierformaat instellen.

Via het tabblad Pagina-indeling, groep Pagina-instelling kun je de afdrukstand en het papierformaat instellen. SAMENVATTING HOOFDSTUK 9 Pagina-indeling, de Pagina-instelling Via het tabblad Pagina-indeling, groep Pagina-instelling kun je de afdrukstand en het papierformaat instellen. Klik op de knop Afdrukstand

Nadere informatie

Excel 2013 Snelstartgids

Excel 2013 Snelstartgids Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Pagina 1 van 6 Aan de slag

Nadere informatie

2.12 Een document opslaan als Oefeningen Achtergrondinformatie Tips... 54

2.12 Een document opslaan als Oefeningen Achtergrondinformatie Tips... 54 Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Nieuwsbrief... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heeft u nodig?... 10 De website bij het boek... 11 Uw voorkennis... 11 Bonushoofdstukken... 12 Hoe werkt u met dit boek?...

Nadere informatie

Microsoft Word 365. Kennismaken AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365

Microsoft Word 365. Kennismaken AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365 Microsoft Word 365 Kennismaken Inleiding Microsoft Word is het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma ter wereld. De mogelijkheden die Word biedt zijn talrijk, maar als je nog nooit met Word gewerkt

Nadere informatie

Basiskennis van PowerPoint

Basiskennis van PowerPoint Basiskennis van PowerPoint Pow erpoint is een krachtige toepassing voor presentaties. Om Pow erpoint echter zo doeltreffend mogelijk te kunnen gebruiken, hebt u eerst enige basiskennis nodig. In deze zelfstudie

Nadere informatie

Microsoft Word Kennismaken

Microsoft Word Kennismaken Microsoft Word 2013 Kennismaken Inleiding Microsoft Word is het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma ter wereld. De mogelijkheden die Word biedt zijn talrijk, maar als je nog nooit met Word gewerkt

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel 1 - Word 15

Inhoudsopgave. Deel 1 - Word 15 Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Nieuwsbrief... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heeft u nodig?... 10 Uw voorkennis... 11 De volgorde van lezen... 11 Hoe werkt u met dit boek?... 12 Website... 13 Toets

Nadere informatie

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt.

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Aan de slag Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Werkbalk Snelle toegang Voeg uw favoriete

Nadere informatie

OFFICE 365. Start Handleiding Leerlingen

OFFICE 365. Start Handleiding Leerlingen OFFICE 365 Start Handleiding Leerlingen Meer info: Naast deze handleiding is er zeer veel informatie reeds voorhanden op het internet of door op het vraagteken te klikken in de Office 365 omgeving. Ook

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 2014 web2work Pagina 1 van 16

Inhoudsopgave. 2014 web2work Pagina 1 van 16 Inhoudsopgave Aanmelden bij Office 365... 2 Office 365 voor het eerste gebruiken... 2 Persoonlijke instellingen Office 365... 3 Wijzigen wachtwoord... 4 Instellen voorkeurstaal... 4 Office Professional

Nadere informatie

3. Afbeeldingen en vormen 77 3.1 Afbeeldingen invoegen... 78

3. Afbeeldingen en vormen 77 3.1 Afbeeldingen invoegen... 78 Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Nieuwsbrief... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heeft u nodig?... 10 Uw voorkennis... 11 De volgorde van lezen... 11 Hoe werkt u met dit boek?... 12 Website... 13 Toets

Nadere informatie

Aan de slag. Onlineaccounts bekijken of hiertussen schakelen Klik op uw account-id om instellingen te wijzigen of tussen accounts te schakelen.

Aan de slag. Onlineaccounts bekijken of hiertussen schakelen Klik op uw account-id om instellingen te wijzigen of tussen accounts te schakelen. Aan de slag Microsoft OneNote 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Schakelen tussen aanraken en muis Als u OneNote

Nadere informatie

bla bla Documents Gebruikershandleiding

bla bla Documents Gebruikershandleiding bla bla Documents Gebruikershandleiding Documents Documents: Gebruikershandleiding publicatie datum maandag, 14. september 2015 Version 7.8.0 Copyright 2006-2013 OPEN-XCHANGE Inc., Dit document is intellectueel

Nadere informatie

Leerlingdossier & handelingsplannen. Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? FAQ

Leerlingdossier & handelingsplannen. Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? FAQ FAQ Leerlingdossier & handelingsplannen Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? De online tekstverwerker beschikt over veel mogelijkheden voor het bewerken van tekst. U vindt de online

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 8 Introductie Visual Steps... 8 Meer over andere Office 2010-programma s... 8 Wat heeft u nodig?... 9 Bonushoofdstuk... 9 Toets

Nadere informatie

MS PowerPoint Les 2. Wanneer we niet te veel tijd willen steken in de opmaak van onze presentatie, kunnen we gebruik maken van sjablonen.

MS PowerPoint Les 2. Wanneer we niet te veel tijd willen steken in de opmaak van onze presentatie, kunnen we gebruik maken van sjablonen. MS PowerPoint Les 2 Sjablonen (Templates) Wanneer we niet te veel tijd willen steken in de opmaak van onze presentatie, kunnen we gebruik maken van sjablonen. In PowerPoint beschikken we over honderden

Nadere informatie

bla bla Documenten Gebruikershandleiding

bla bla Documenten Gebruikershandleiding bla bla Documenten Gebruikershandleiding Documenten Documenten: Gebruikershandleiding publicatie datum vrijdag, 06. februari 2015 Version 7.6.2 Copyright 2006-2013 OPEN-XCHANGE Inc., Dit document is intellectueel

Nadere informatie

Formulieren maken. U kent ze waarschijnlijk wel, die notitieblokjes voor het noteren van een telefoongesprek.

Formulieren maken. U kent ze waarschijnlijk wel, die notitieblokjes voor het noteren van een telefoongesprek. Les 14 Formulieren maken In deze les leert u een hoe u met velden een invulformulier voor een telefoonnotitie maakt. Hierbij wordt gebruikgemaakt van velden, secties en beveiliging. Daarvoor moet wel een

Nadere informatie

4.1 4.2 5.1 5.2 6.1 6.2 6.3 6.4

4.1 4.2 5.1 5.2 6.1 6.2 6.3 6.4 Handleiding CMS Inhoud 1 Inloggen 2 Algemeen 3 Hoofdmenu 4 Pagina s 4.1 Pagina s algemeen 4.2 Pagina aanpassen 5 Items 5.1 Items algemeen 5.2 Item aanpassen 6 Editor 6.1 Editor algemeen 6.2 Afbeeldingen

Nadere informatie

Snel aan de slag met BasisOnline en InstapInternet

Snel aan de slag met BasisOnline en InstapInternet Snel aan de slag met BasisOnline en InstapInternet Inloggen Surf naar www.instapinternet.nl of www.basisonline.nl. Vervolgens klikt u op de button Login links bovenin en vervolgens op Member Login. (Figuur

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Leerlingdossier & handelingsplannen

Leerlingdossier & handelingsplannen FAQ Leerlingdossier & handelingsplannen Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? De online tekstverwerker beschikt over veel mogelijkheden voor het bewerken van tekst. U vindt de online

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE Ms Word 2007

INHOUDSOPGAVE Ms Word 2007 INHOUDSOPGAVE Ms Word 2007 Inleiding... 11 Overzicht van de functietoetsen... 12 DEEL 1 Eenvoudige tekstverwerking... 13 1 Ms Word starten... 13 2 De schermonderdelen... 14 3 Opdrachten geven... 16 3.1

Nadere informatie

Inventarisatie Microsoft Office

Inventarisatie Microsoft Office Om te bepalen welke modules voor u wenselijk zijn verzoeken wij u onderstaande vragenlijst zo volledig mogelijk in te vullen. Voornaam + achternaam: E-mail: Telefoon (Optioneel): Werkgever: Wat is de aard

Nadere informatie

Hieronder ziet u alle functionaliteiten van uw teksteditor onder elkaar ( op alfabetische volgorde).

Hieronder ziet u alle functionaliteiten van uw teksteditor onder elkaar ( op alfabetische volgorde). Uw TEKSTEDITOR - alle iconen op een rij Hieronder ziet u alle functionaliteiten van uw teksteditor onder elkaar ( op alfabetische volgorde). Afbeelding (zie foto) Bestanden (zie link) Broncode Citaat Documenten

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versis. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Algemene basis instructies

Algemene basis instructies Inhoud: Algemene basis instructies... 2 Pictogrammen en knoppen... 2 Overzicht... 3 Navigeren (bladeren)... 3 Gegevens filteren... 4 Getoonde gegevens... 5 Archief... 5 Album... 5 Tabbladen en velden...

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De website bij het boek... 11 Bonushoofdstukken...

Nadere informatie

Handleiding. Yvonne Rijks-Waardenburg. Tine Strikkers. Christel van de Steenoven-Livius. Pagina 1

Handleiding. Yvonne Rijks-Waardenburg. Tine Strikkers. Christel van de Steenoven-Livius. Pagina 1 Handleiding Yvonne Rijks-Waardenburg Tine Strikkers Christel van de Steenoven-Livius 1 Inhoud 1. Inloggen SharePoint 3 2. Groepspagina bewerken ` 4 3. Foto s 3.1 Foto s uploaden 8 3.2 Foto s bewerken 10

Nadere informatie

Nieuwe functies in Sametime 9.0

Nieuwe functies in Sametime 9.0 Nieuwe functies in Sametime 9.0 ii Nieuwe functies in Sametime 9.0 Inhoudsopgave Nieuwe functies in Sametime 9.0.... 1 iii iv Nieuwe functies in Sametime 9.0 Nieuwe functies in Sametime 9.0 In Sametime

Nadere informatie

MAKKELIJK OVERSTAPPEN VAN WORD NAAR WRITER

MAKKELIJK OVERSTAPPEN VAN WORD NAAR WRITER WERKEN MET LIBREOFFICE WRITER MAKKELIJK OVERSTAPPEN VAN WORD NAAR WRITER De functies in LibreOffice, en het gebruiken daarvan, lijken heel sterk op dat in andere office-programma's, zoals die van Microsoft.

Nadere informatie

Aan de slag. Hulp opvragen Klik op het vraagteken om Help-inhoud te zoeken.

Aan de slag. Hulp opvragen Klik op het vraagteken om Help-inhoud te zoeken. Aan de slag Microsoft Access 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. De schermgrootte wijzigen of een database afsluiten

Nadere informatie

IBM SmartCloud for Social Business. IBM SmartCloud Engage en IBM SmartCloud Connections Gebruikershandleiding

IBM SmartCloud for Social Business. IBM SmartCloud Engage en IBM SmartCloud Connections Gebruikershandleiding IBM SmartCloud for Social Business IBM SmartCloud Engage en IBM SmartCloud Connections Gebruikershandleiding IBM SmartCloud for Social Business IBM SmartCloud Engage en IBM SmartCloud Connections Gebruikershandleiding

Nadere informatie

PowerPoint 2010 in 12 stappen

PowerPoint 2010 in 12 stappen Omschrijving Volledige progressieve training PowerPoint 2010 in 12 stappen (12 modules, 123 rubrieken) Duur 14:21 Inhoud 1. Leer PowerPoint kennen en maak uw eerste dia's Ontdek PowerPoint en voer uw eerste

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave Microsoft Word 7 Werken met het lint 7 Documenten maken en bewerken 8 In verschillende weergaven werken 11 Tekens en alinea s opmaken 13 Tekst en afbeeldingen bewerken en verplaatsen

Nadere informatie

OneDrive voor bedrijven en scholen

OneDrive voor bedrijven en scholen OneDrive voor bedrijven en scholen V1.0 26 juni 2014 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Eerste aanmelding... 3 Aanmaken van een nieuwe folder... 4 Toevoegen van een document.... 5 1. Het documenten aanmaken

Nadere informatie

Toelichting op enkele knoppen: (als u de muis bij een knop houdt, verschijnt een tekst met een korte aanwijzing (tooltip) bij deze knop).

Toelichting op enkele knoppen: (als u de muis bij een knop houdt, verschijnt een tekst met een korte aanwijzing (tooltip) bij deze knop). FAQ Leerlingdossier & handelingsplannen Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? De online tekstverwerker beschikt over veel mogelijkheden voor het bewerken van tekst. U vindt de online

Nadere informatie

Uitgeverij cd/id multimedia

Uitgeverij cd/id multimedia Computer Basis boek Office 2010 Word, Excel & PowerPoint Korte inhoud Inhoudsopgave 5 Voorwoord 13 Deel 1 Werken in Office 2010 15 Deel 2 Aan de slag met Word 2010 47 Deel 3 Aan de slag met Excel 2010

Nadere informatie

Handleiding BlackBerry Edit

Handleiding BlackBerry Edit Handleiding BlackBerry Edit Handleiding BlackBerry Edit Wat is BlackBerry Edit BlackBerry Edit is een mobiele app voor smartphones en tablets. Met BlackBerry Edit kun je eenvoudig Microsoft Office-kwaliteitsdocumenten

Nadere informatie

15. Tabellen. 1. wat rijen, kolommen en cellen zijn; 2. rijen en kolommen invoegen; 3. een tabel invoegen en weer verwijderen;

15. Tabellen. 1. wat rijen, kolommen en cellen zijn; 2. rijen en kolommen invoegen; 3. een tabel invoegen en weer verwijderen; 15. Tabellen Misschien heeft u al eens geprobeerd om gegevens in een aantal kolommen te plaatsen door gebruik te maken van spaties, kolommen of tabs. Dat verloopt goed totdat u gegevens wilt wijzigen of

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 2 INSTRUCT

INHOUDSOPGAVE 2 INSTRUCT 2 INSTRUCT INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 VOORWOORD... 8 GEBRUIK VAN HET CURSUSBOEK... 8 ONLINE ONDERSTEUNING... 10 INLEIDING: ALGEMENE BASISKENNIS... 10 1 WORD, BASISMOGELIJKHEDEN... 16 Toets vooraf...

Nadere informatie

Beknopte gebruikershandleiding Editor

Beknopte gebruikershandleiding Editor Beknopte gebruikershandleiding Editor Deze handleiding beschrijft de mogelijkheden van de teksteditor. Let op! Niet iedere website heeft echter alle opties beschikbaar. Mocht u toch nog problemen ervaren,

Nadere informatie

Je nieuwe e-mailadres gebruiken Om je mail te lezen ga je naar de site: https://login.microsoftonline.com Je ziet dan onderstaand inlogscherm:

Je nieuwe e-mailadres gebruiken Om je mail te lezen ga je naar de site: https://login.microsoftonline.com Je ziet dan onderstaand inlogscherm: Je nieuwe e-mailadres gebruiken Om je mail te lezen ga je naar de site: https://login.microsoftonline.com Je ziet dan onderstaand inlogscherm: Log in met je e-mailadres en het wachtwoord dat je hebt gekregen.

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 9 De website bij het boek... 10 Bonushoofdstukken...

Nadere informatie

Handleiding. HetSchoolvoorbeeld.nl. HetSchoolvoorbeeld 2.1. Websites voor het onderwijs. Websites Social media Mediawijsheid Grafisch ontwerp

Handleiding. HetSchoolvoorbeeld.nl. HetSchoolvoorbeeld 2.1. Websites voor het onderwijs. Websites Social media Mediawijsheid Grafisch ontwerp HetSchoolvoorbeeld.nl Websites voor het onderwijs Handleiding HetSchoolvoorbeeld 2.1 Websites Social media Mediawijsheid Grafisch ontwerp Handleiding HetSchoolvoorbeeld 2.1 Pagina 1 Inhoud 1 Opbouw van

Nadere informatie

Vragen opmaken in de editor

Vragen opmaken in de editor Vragen opmaken in de editor De tekstvakken van WTMaak zijn in versie 5.0 opgebouwd volgens de HTML5-methode. Hiermee kunt u direct zien wat u invoegt of opmaakt, de zogenaamde WYSIWYG methode (What You

Nadere informatie

Novell Vibe-invoegtoepassing

Novell Vibe-invoegtoepassing Novell Vibe-invoegtoepassing 5 juni 2012 Novell Snel aan de slag Met behulp van de Novell Vibe-invoegtoepassing voor Microsoft Office kunt u werken met documenten op de Vibe-site zonder dat u Microsoft

Nadere informatie

WISKUNDE EN ICT. 1 Wiskundige symbolen N, R, 2 Symbolen

WISKUNDE EN ICT. 1 Wiskundige symbolen N, R, 2 Symbolen Vergelijkingseditor 2003 Module 1a en ICT 1 WISKUNDE EN ICT Tijdens de lessen wiskunde op deze hogeschool met de laptop moet je ook voor wiskunde de laptop zinvol gebruiken. Dat dit niet zo evident is,

Nadere informatie

Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13

Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13 1 Erratum Basisgids Adobe Photoshop Elements versie 13 In dit PDF-bestand vindt u aanvullende informatie over versie 13 van het programma Adopbe Photoshop Elements. In het algemeen zijn er weinig verschillen

Nadere informatie

Het lint in Excel 2007

Het lint in Excel 2007 Het lint in Excel 2007 De gebruikersinterface van Excel 2007 is erg grafisch en behoorlijk kleurrijk van opzet. De kern van deze grafische gebruikersinterface bestaat uit het lint, de brede balk boven

Nadere informatie

Teksten op je WordPress site zetten of aanpassen

Teksten op je WordPress site zetten of aanpassen www.smitloopbaan.nl/beheer/ Teksten op je WordPress site zetten of aanpassen Je kunt met WordPress op 2 manieren teksten en afbeeldingen op je website plaatsen : op een pagina of in een bericht. De vaste

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Inleiding 9

Inhoudsopgave. Inleiding 9 Inhoudsopgave Inleiding 9 1. Starten met Excel 11 1.1 Excel starten 12 1.2 Het lint 13 1.3 Het lint aanpassen 14 1.4 Werkbalk Snelle toegang aanpassen 16 1.5 Miniwerkbalk 18 1.6 Livevoorbeeld bekijken

Nadere informatie

bla bla Documenten Gebruikershandleiding

bla bla Documenten Gebruikershandleiding bla bla Documenten Gebruikershandleiding Documenten Documenten: Gebruikershandleiding publicatie datum vrijdag, 14. november 2014 Version 7.6.1 Copyright 2006-2013 OPEN-XCHANGE Inc., Dit document is intellectueel

Nadere informatie

Inhoudsopgave Visual Steps - Dit is de inhoudsopgave van de Visual Steps-titel Cursusboek MOS Word 2016 en 2013 Basis

Inhoudsopgave Visual Steps - Dit is de inhoudsopgave van de Visual Steps-titel Cursusboek MOS Word 2016 en 2013 Basis Inhoudsopgave Voorwoord... 9 Blijf op de hoogte... 9 Introductie Visual Steps... 10 Wat heb je nodig?... 10 Voorkennis... 11 Hoe werk je met dit boek?... 11 De schermafbeeldingen... 12 De website en aanvullende

Nadere informatie

Google Drive: uw bestanden openen en organiseren

Google Drive: uw bestanden openen en organiseren Google Drive: uw bestanden openen en organiseren Met Google Drive kunt u bestanden, mappen en Google documenten opslaan en openen, waar u ook bent. Wanneer u een bestand op internet, uw computer of een

Nadere informatie

Berichten maken en beheren

Berichten maken en beheren Berichten maken en beheren Berichten (of het Engels: posts) zijn de basis van WordPress. Als uw website een blog is, zijn de berichten het meest gebruikte onderdeel. Anderszins zijn berichten actualiteiten,

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 13 Nieuwsbrief 13 Introductie Visual Steps 14 Wat heeft u nodig? 15 De website bij het boek 15 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 13 Nieuwsbrief 13 Introductie Visual Steps 14 Wat heeft u nodig? 15 De website bij het boek 15 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 13 Nieuwsbrief... 13 Introductie Visual Steps... 14 Wat heeft u nodig?... 15 De website bij het boek... 15 Hoe werkt u met dit boek?... 16 Uw voorkennis... 17 Toets uw kennis...

Nadere informatie

Inleiding. - Teksten aanpassen - Afbeeldingen toevoegen en verwijderen - Pagina s toevoegen en verwijderen - Pagina s publiceren

Inleiding. - Teksten aanpassen - Afbeeldingen toevoegen en verwijderen - Pagina s toevoegen en verwijderen - Pagina s publiceren Inleiding Voor u ziet u de handleiding van TYPO3 van Wijngaarden AutomatiseringsGroep. De handleiding geeft u antwoord geeft op de meest voorkomende vragen. U krijgt inzicht in het toevoegen van pagina

Nadere informatie

Gmail: verzenden, beantwoorden, bijlagen en afdrukken

Gmail: verzenden, beantwoorden, bijlagen en afdrukken Ziet Gmail er bij u anders uit dan zoals hier weergegeven? U lost dit op door over te schakelen op de nieuwe stijl! Gmail: verzenden, beantwoorden, bijlagen en afdrukken Uw postvak IN Meld u aan bij Gmail.

Nadere informatie

Spreadsheets. Spreadsheets

Spreadsheets. Spreadsheets Spreadsheets In deze module wordt van de kandidaat verwacht dat hij een goed begrip heeft van spreadsheets en dat hij laat zien een spreadsheet te kunnen gebruiken om accurate resultaten te produceren.

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Basiskennis... 1-23 Muistechnieken... 1-23 Windows Verkenner... 1-24

Hoofdstuk 2 Basiskennis... 1-23 Muistechnieken... 1-23 Windows Verkenner... 1-24 Module 1 Basisvaardigheden Hoofdstuk 1 De Fluent Interface... 1-9 Lint... 1-9 Backstage... 1-12 Knopafbeeldingen in het lint... 1-15 Werkbalk Snelle toegang... 1-15 Scherminfo... 1-15 Miniwerkbalk... 1-16

Nadere informatie

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan.

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Een mailing verzorgen Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Voor deze techniek zijn twee bestanden

Nadere informatie

Handleiding digitaal dossier

Handleiding digitaal dossier Handleiding digitaal dossier Handleiding digitaal dossier... 1 Omschrijving... 2 Login met persoonlijke account... 3 Geen persoonlijke account... 3 Automatisch omwisselen naar persoonlijke account... 4

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Kennismaken met Word 2010 Hoofdstuk 2: Vensters en knoppen Hoofdstuk 3: Dialoogvensters en rechtermuisknop

INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Kennismaken met Word 2010 Hoofdstuk 2: Vensters en knoppen Hoofdstuk 3: Dialoogvensters en rechtermuisknop INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Kennismaken met Word 2010 2 Word activeren 3 Beginscherm en het lint 4 Meer elementen van het programmavenster 5 Een programma sluiten 6 Hoofdstuk 2: Vensters en knoppen 8 Het

Nadere informatie

Inhoud training Microsoft Word

Inhoud training Microsoft Word Inhoud training Microsoft Word Basis & Gevorderd Word Basis Hoofdstuk 0 Basisvaardigheden o Indeling in schijven, mappen en bestanden o Beheren van bestanden en mappen o Bestanden opslaan o Bestanden openen

Nadere informatie

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office PowerPoint Basis PowerPoint openen 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office Klik op Microsoft PowerPoint 2010 Wacht nu tot het programma volledig is opgestart.

Nadere informatie

Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Excel Beginners 2013. 2011, Serasta Uitgegeven in eigen beheer info@serasta.nl Eerste druk: mei 2013

Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Excel Beginners 2013. 2011, Serasta Uitgegeven in eigen beheer info@serasta.nl Eerste druk: mei 2013 Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Excel Beginners 2013 2011, Serasta Uitgegeven in eigen beheer info@serasta.nl Eerste druk: mei 2013 ISBN: 978-90-817910-8-3 Dit boek is gedrukt op een papiersoort

Nadere informatie

Aanvullend bestand Basisboek Office 2013 en 2010

Aanvullend bestand Basisboek Office 2013 en 2010 Aanvullend bestand Basisboek Office 2013 en 2010 In dit bestand vindt u een overzicht van de verschillen in Microsoft Office 2016 in vergelijking met Basisboek Office 2013 en 2010. Ook als u Office gebruikt

Nadere informatie

Aan de slag. Weergeven van of schakelen tussen onlineaccounts Klik op uw account-id om instellingen te wijzigen of te schakelen tussenaccounts.

Aan de slag. Weergeven van of schakelen tussen onlineaccounts Klik op uw account-id om instellingen te wijzigen of te schakelen tussenaccounts. Aan de slag Microsoft OneNote 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Schakelen tussen aanraakbediening en

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Training MANUAL DE USUARIO NAC SPORT ELITE Version 1.3.400 Nacsport Training wwww.nacsport.com 1 Index 1- AFBEELDINGEN 2- OEFENINGEN 3- TRAINING 4- KALENDER Nacsport Training wwww.nacsport.com

Nadere informatie

Excel 2013 (N/N) : Texte en néerlandais sur la version néerlandaise du logiciel

Excel 2013 (N/N) : Texte en néerlandais sur la version néerlandaise du logiciel Omgeving Excel 2013 opstarten 11 Excel 2013 afsluiten 14 Het lint gebruiken/beheren 14 Werken met het tabblad BESTAND 15 De laatste handelingen ongedaan maken 16 Opnieuw uitvoeren van eerder ongedaan gemaakte

Nadere informatie