'Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig".

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "'Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig"."

Transcriptie

1 Namens belanghebbende werd het eerder ter behoud van recht ingediend cassatieberoep voorzien van middelen en een conclusie bij schriftuur van 15 juli Namens belanghebbende maak ik graag van de gelegenheid gebmik om - binnen de door u gestelde termijn - het cassatiélieröe ti v^ middel én een aangepaste conclusie als hieróhder omschreveni De conclusie komt in de plaats van de bij schriftuur van 15 juli jl 'omschreven conclusiè, met name voor wat betreft de gevraagde vergoeding van de door belanghebbende geleden schade als gevolg van de overschrijding van de redelijke tennijnen. Namens belanghebbende verzoek Ik uw Raad deze aanvullende schriftuur aan te mericen ais een integraal onderdeel van het door belanghebbende ingesteld cassatieberoep. casz "Ie' mm teil mmxss&^x:\v...

2 MIDDEL XII (vergoeding kosten van rechtsbijstand) Schending van iiet recht en In het algemeen beginselen van een goede procesorde, althans verzuim van vormen waarvan de niet inachtneming de nietigheid ten gevolge moet liebben, doordien het Hof de verzoeken van belanghebbende tot een integrale vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten en de kosten van de rechtsbijstand in beroep heeft gepasseerd, althans op onvoldoende gronden heeft venworpen en zich heeft beperkt tot een marginale vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Zulks ten onrechte, nu de wijze van behandeling van de bezwaren door de inspecteur en de beroepen door het Hof belanghebbende heeft genoopt tot het maken van (veel) hogere kosten dan gebruikelijk en het bovendien gaat om een veelvoud van bezwaarschriften en beroepszaken dan dewelke door het Hof ter bepaling van de vergoeding in aanmerking zijn genomen. Bovendien heeft het Hof niet, althans onvoldoende, gerespondeerd op de te dier zake door beianghebbende ten processe ingenomen en onderbouwde standpunten. Mitsdien is de bestreden uitspraak van het Hof onvoldoende naar de eisen der wet met redenen omkleed Toelichting op middel Xlli 1.1. In de bezwaarfase heeft belanghebbende per onderscheidenlijke zaak gevraagd om integrale vergoeding van de gemaakte kosten van rechtskundige bijstand ca. (bezwaarschrift oa. 23 januari 2003; beroepschrift van 11 augustus 2004 en elders). Bij uitspraak/uitspraken van de inspecteur zijn deze verzoeken afgewezen. Dit nieftegenstaande het feit, dat in de bezwaarfase namens belanghebbende aan de inspecteur diverse verzoeken zijn gedaan tot nadere toeiichting cq. overiegging van stukken, die tot het voeren van adequaat verweer nuftig of noodzakelijk konden worden geacht. Als voorbeeld moge dienen de door het Hof in de bestreden uitspraak sub 3.8. gerelateerde brief van belanghebbendes gemachtigde van 11 december Dat de verzoeken van belanghebbende niet onredelijk waren moge reeds blijken uit het feit, dat deze nadien in de procedure(s) voor het IHof, derhalve na tussenicomst van de rechter, alsnog - zij het deels - werden gehonoreerd. Reeds deswege had tot een hogere procesvergoeding in de bezwaarfase besloten moeten worden, (vgi. Rb. Zutphen 15 juni 2011, nr 09/15 FutD ), althans had het Hof daaraan niet voorbij mogen gaan met de enkele overweging: 'Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig". Voor de beroepsfase heeft het Hof de vergoeding vastgesteld op 3.864,- wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is het Hof uitgegaan van vijf punten a 322,- X 2 (gewicht van de zaak). Er was echter voor het Hof alle reden in het onderhavig geval te komen tot de toekenning van een integrale proceskostenvergoeding wegens de beroepsmatig aan belanghebbende verleende rechtsbijstand. Naar uit de bestreden uitspraak (sub 2) blijkt, zijn de eerste ziftingen van het Hof (pas) gehouden op 7 maart respectievelijk 6 april 2007, waarna de draad weer werd opgepakt in het najaar Voor de tussenliggende tijdvakken van non-activiteit is geen rechtvaardiging ge- en te geven. Dat alleen al het grote inten/ai tussen de zittingen noodzakelijkenwijze moest leiden tot extra inspanningen van belanghebbendes gemachtigde(n) behoeft geen betoog. Dat klemt temeer, waar de eerste zittingen in feite ongedaan zijn gemaakt door de latere wijziging van samenstelling van het Hof (zie de uitspraak sub 2.5.), die noopte tot een herbehandeling in volle omvang.

3 1.2. In dit verband is mede van belang, dat tiet Hof zicii van zijn taal< als gesciiillenbesleciiter onvoldoende hieeft geicweten. Het Hof heeft tevens de beslissing van de onderhavige zaal«ten onrechte extern gevoegd en een confectioneuze uitspraalc gedaan, waarin op een groot aantal door belanghebbendes gemachtigde(n) degelijk onderbouwde standpunten géén adequate respons is gegeven. In vergelijking tot de uitspraak van het Hof Amsterdam, waarop door Uw Raad bij arrest van 15 april 2011 {V-N 2011/20.4) in cassatie recht is gedaan, vormt zulks wel een zeer dunne wijze van rechtspleging. Oat blijkt tevens uit de andere middelen die al zijn geformuleerd en toegelicht. Deze aanpak van het Hof noopt niet alleen Uw Raad tot extra werk, maar ook een ander Hof, althans wanneer Uw Raad na vernietiging tot venwijzing mocht besluiten. Het spreekt voor zich, dat daarmee ook de kosten voor de aan beianghebbende te verlenen rechtsbijstand nodeloos zullen oplopen. MET CONCLUSIE: dat het Uw Raad moge behagen op voormelde en/of op door Uw Raad ambtshalve te bevinden gronden de bestreden uitspraak van het Hof te vernietigen, de verhogingen c.q. boeten vervallen te verklaren en te bepalen dat het griffierecht aan belanghebbende wordt gerestitueerd en tevens de inspecteur, althans de Staat te veroordelen tot integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand, althans tot tenminste tot een veelvoud van de door het Hof toegekende vergoeding. Daarenboven verzoek Ik Uw Raad de inspecteur, althans de Staat, te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade van belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke behandeiingstermijn(en); zowel door de inspecteur als door het Hof. Op de voet van het door Uw Raad d.d. 10 Juni 2011, nr 09/05112, V-N 2011/31.5 gewezen arrest valt deze schade forfaitair te becijferen op 500,- per halfjaar Uitgaande van een maximale behandelingsduur van twee jaar in bezwaar en vervolgens in beroep is de termijnsoverschrijding (afgerond) te berekenen op in totaal 10 halve jaren a 500,- derhalve op Hierbij ga ik ervan uit, dat dit verzoek nog in cassatie kan worden gedaan, mede met het oog op de rechtsbescherming van belanghebbende, die immers pas zeer recent op de hoogte kon zijn van de dienaangaand bij Uw Raad levende opvattingen. Beianghebbende wii dit beroep te gelegener tijd mondeling nader (doen) bepleiten.

4 Den Haag, - 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 20H-5742 Verweerschrift inzake het beroep in cassatie (rolnummer 11/01326) van SHHMMMMi teihhmnam tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 28 januari 2011, nr. 04/02663, betreffende de navorderingsaanslagen Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1990 en 1991 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting voor de jaren 1991 en AAN DE HOGE RAAD DER NEDERUVNDEN Naar aanleiding van het bovenvermelde beroep in cassatie heb Ik de eer het volgende op te merken. Middel I (Correcties onvoldoende gemotiveerd, ten onrechte omkering) Belanghebbende meent dat niet bewezen is dat onjuiste aangiften zijn gedaan, nu de aangiftebiljetten niet tot de gedingstukken behoren. Als bijlage zijn echter wel de elementennota's verstrekt, waaruit kan worden afgeleid dat de rekening bij KB Lux niet is opgegeven. Dat de belanghebbende de (Inkomsten uit de) KB Luxrekening niet heeft opgegeven ligt ook voor de hand nu belanghebbende steeds heeft ontkend dat hij rekeninghouder is geweest. Uit onderdeel 3.2. van de uitspraak volgt dat het Hof dit op grond van de stukken van het geding ook feitelijk heeft vastgesteld. Ik acht dat niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft in r.o dan ook kunnen oordelen dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de rente en tegoeden niet eerder in de heffing zijn betrokken. Voorts miskent belanghebbende dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aan de op hem rustende inlichtingenpllcht heeft voldaan, doordat hij geen informatie heeft verstrekt over het verloop en de stand van de aan hem toe te rekenen rekening bij KB Lux. Daarmee kon het Hof omkering van de bewijslast toepassen en diende de inspecteur slechts in het kader van de redelijke schatting aannemelijk te maken dat ook in eerdere jaren tegoeden Pagina 1

5 werden aangehouden en daarna een redelijke schatting te maken van de hoogte van de rente en de tegoeden. Dat voor de aannemelijkheid van niet aangegeven rente c.q. tegoeden alleen het fiche met de stand per 31 januari 1994 als bewijsstuk is aangevoerd, neemt niet weg dat mede gelet op de omvang van het saldo per 31 januari 1994 aannemelijk kan worden geacht dat ook in de daaraan voorafgaande jaren al tegoeden bij de KB Lux werden aangehouden. Belanghebbende heeft het tegendeel niet doen blijken. Belanghebbende heeft geen bewijsmiddelen ingebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de rekening in de jaren voor 1994 nog niet was geopend. Ook is niet bewezen dat het saldo per 31 januari 1994 afkomstig is uit middelen die na de onderhavige jaren 1990 en 1991 zijn verkregen. Anders dan beianghebbende stelt heeft het Hof wel gemotiveerd waarom het aannemelijk acht dat ook in de jaren 1990 en 1991 tegoeden werden aangehouden bij KB Lux (zie r.o ). Wat betreft de verhogingen verwijs ik naar mijn verweer inzake middel X. Middel II (voeging zaken) Gemachtigde verliest uit het oog dat in alle zaken dezelfde gemachtigde optreedt en dat met name stukken zijn ingebracht die betrekking hebben op de werkwijze van de Belastingdienst in het rekeningenproject In z'n algemeenheid. Gemachtigde heeft blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 15 oktober 2010 (zie pagina 2, 1' alinea) ook ingestemd met de werkwijze van het Hof. Dat het Hof hier opmerkt dat de instemming betrekking heeft op al hetgeen in die zaken Is en zal worden aangevoerd en overgelegd, is naar mijn oordeel geen schending van de procesorde. Met het "toekomstelement" heeft het Hof mijns inziens alleen gedoeld op hetgeen tijdens die mondelinge behandeling nog zal worden aangevoerd en overgelegd. Uit de uitspraak blijkt in ieder geval dat In deze zaak na de mondelinge behandeling van 15 oktober 2010 niets meer is aangevoerd dan wel overgelegd. De door gemachtigde veronderstelde onzekerheden hebben zich derhalve niet voor kunnen doen. Dat het Hof in de eerdere processen-verbaal van mondelinge behandeling de achternaam (zonder voorletters, woonplaats of andere aanvullende gegevens) van Pagina 2

6 een belanghebbende heeft vermeld, is wellicht minder gewenst nu alle belastingplichtigen van de gevoegd behandelde zaken kennis konden nemen van die processen-verbaat. Anderzijds kan niet worden gesteld dat het Hof met deze vermelding de identiteit van die andere belastingplichtige heeft geopenbaard. Stukken uit andere zaken behoren niet tot procesdossier. Het Hof merkt slechts op dat hetgeen in die andere zaken Is aangevoerd en overgelegd ook in de andere zaken geacht moet worden te zijn aangevoerd en overgelegd. Het Hof heeft de uitspraak in alle zaken derhalve gebaseerd op hetgeen in alle zaken is aangevoerd dan wel overgelegd. Nu In alle zaken dezelfde gemachtigde optrad namens belanghebbenden en ook namens de inspecteur steeds dezelfde personen optraden is dat een werkbare oplossing. Ook voor de Hoge Raad is op grond van overweging 2.6. duidelijk dat voor de niet individuele verweren ook naar de procesdossiers van de andere zaken gekeken moet worden voor een compleet beeld van hetgeen is aangevoerd dan wel overgelegd. Van enige benadeling van belanghebbende is dan ook geen sprake. Middel III (onduidelijk proces-verbaat, onvermelde argumenten) Uit het proces-verbaat van de mondelinge behandeling blijkt dat uitsluitend gemachtigde namens belanghebbende aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling van 15 oktober Met hetgeen in r.o is overwogen kan dan ook alleen zijn bedoeld door het Hof dat gemachtigde namens belanghebbende geen nader standpunt heeft ingenomen naar aanleiding van de door het Hof gedane uitlatingen ten aanzien van de adequate identificatie. Ten aanzien van de gevoegde behandeling van de zaken, verwijs ik naar mijn verweer Inzake middel II. De stelling dat de microfiches op onrechtmatige wijze verkregen zouden zijn, heeft het Hof niet onbehandeld gelaten. In r.o en r.o heeft het Hof deze stelling gemotiveerd verworpen. Dat het Hof daarbij niet alle argumenten van belanghebbende bespreekt, maakt dat oordeel niet onbegrijpelijk. Gelet op onderdeel 2.6. van de uitspraak en de gelijkluidende motivering van het Hof In de uitspraken van alle daar genoemde zaken (hetgeen gemachtigde bekend Is), kan ervan worden uitgegaan dat het Hof alle argumenten van belanghebbende heeft meegewogen bij het gegeven oordeel. Pagina 3

7 Overigens vormt liet Belgisclie vonnis, gelet op de rechtspraak van uw Raad, geen belemmering om de gegevens in Nederiand te gebruiken. In de uitspraak van Hof Amsterdam van 18 januari 2006, nr. 03/04509 (UN: AU9845), die leidde tot het arrest van uw Raad van 21 maart 2008, nr , BNB 2008/159c* (UN: BA8179) gaat het Hof ln r.o verondersteuenderwijs uit van een onrechtmatige verkrijging in België. Dit vormde geen belemmering voor het gebruik door de Nederlandse fiscus. Uw Raad heeft dit oordeel bevestigd. Voorts waren in die procedure - net als overigens in de onderhavige zaak - de onduidelijkheden rond de verkrijging in het verweerschrift vermeld. Ook in het beroepschrift en de diverse pleitnota's werden allerlei scenario's rond deze verkrijging ai aangevoerd. Uw Raad heeft dus reeds een oordeel gegeven met de wetenschap van deze onduidelijkheden. Ten aanzien van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven ziet belanghebbende over het hoofd dat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 oktober 2010 blijkt dat voorafgaand aan die zitting het Hof de geschoonde versie "Draaiboeken en Nieuwsbrieven" naar de stand van 20 september 2010 zijn ingediend door de inspecteur. Dit wordt ook bevestigd door onderdeel 2.4. van de uitspraak. Daarmee is duidelijk dat het Hof zijn oordeel in r.o op deze versies van "Draaiboeken en Nieuwsbrieven" heeft gebaseerd. Middel IV (stukken geding) Het Hof heeft op basis van de door de inspecteur gegeven toelichting kunnen oordelen dat de weggelaten passages uit het Draaiboek en de Nieuwsbrieven niet ingebracht behoeven te worden in aanvulling op hetgeen reeds was overgelegd (zie onderdelen 2.4. en van de uitspraak). Daarbij merk ik op dat de overgelegde versies gebaseerd zijn op artikel 8:29 Awb-oordelen van andere gerechtshoven, hetgeen partijen en het Hof bekend was. Voor zover het Draaiboek en de Nieuwsbrieven informatie bevatten, die voor de besluitvorming in deze zaak van belang kan zijn geweest, is alles reeds overgelegd. Tevens merk ik op dat beianghebbende niet heeft gereageerd op het betoog van de inspecteur dat de weggelaten passages geen betrekking hebben op Individuele posities van enige belastingplichtige. Nu de weggelaten passages geen betrekking hebben op individuele posities van belastingplichtigen, kon het Hof voor zijn oordeel dat de inspecteur niet gehouden was meer in te brengen, volstaan met zich aan te sluiten Pagina 4

8 bij Inet oordeel van andere rechters en was er geen noodzaak om ook zelf een geheimhoudingsprocedure te starten. Overigens heeft de Hoge Raad In eerdere arresten inzake KB Lux de bezwaren tegen het niet volledig overleggen van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven, steeds verworpen (zie bijv. HR 21 oktober 2011, nr. 10/03314, UN: BT8744, r.o. 3.4.). Wat betreft de opmerkingen over de correspondentie met de Belgische autoriteiten kan ik belanghebbende niet volgen. In het bij het verweerschrift gevoegde infoset (bijlagen B) is deze correspondentie reeds overgelegd. Middel V (onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen) De door belanghebbende ten tonele gevoerde Belgische jurisprudentie vormt gelet op de rechtspraak van uw Raad geen belemmering om de gegevens in Nederiand te gebruiken. In de uitspraak van Hof Amsterdam van 18 januari 2006, nr. 03/04509 (UN: AU9845), die leidde tot het arrest van uw Raad van 21 maart 2008, nr , BNB 2008/159C* (UN: BA8179) gaat het Hof In r.o verondersteuenderwijs uit van een onrechtmatige verkrijging In België. Dit vormde geen belemmering voor het gébruik door de Nederiandse fiscus. Uw Raad heeft dit oordeel bevestigd. Voorts waren in die procedure - net als overigens in de onderhavige zaak - de onduidelijkheden rond de verkrijging in het verweerschrift vermeld. Ook in het beroepschrift en de diverse pleitnota's werden alleriei scenario's rond deze verkrijging al aangevoerd. Uw Raad heeft dus een oordeel gegeven met de wetenschap van deze onduidelijkheden. Daarmee bevestigde de belastingkamer van de Hoge Raad de lijn van de strafkamer, zoals die blijkt uit de r.o tot en met 3.9. van het arrest HR 14 november 2006, nr /05, UN: AX7471, V-N 2007/2.3. Overigens volgt uit geen van de aangedragen stukken dat bij de onrechtmatige verkrijging in Luxemburg overheidsdienaren betrokken waren. In dit kader verwijs ik ook naar de pleitnota van de inspecteur (zittingen 8/15 oktober 2010) waarin een en ander ook uitgebreid is toegelicht. Middel VI (identificatie) Pagina 5

9 Bij de klachten ten aanzien van het oordeel inzake de identificatie van belanghebbende, verliest gemachtigde uit het oog dat in het verweerschrift is aangegeven dat van het totaal van de geïdentificeerde belastingplichtigen er hebben erkend dat zij een rekening hebben aangehouden bij KB Lux. Dat betekent dat in 88,5% van de gevallen de identificatie door de belanghebbende Is erkend. Dit grote percentage belanghebbenden, die op grond van de door de Belastingdienst verrichte identificatie hebben erkend dat het klopt dat zij onder het vermelde rekeningnummer een rekening aanhielden bij KB Lux, zegt Iets over de betrouwbaarheid van de identificatie en ook over de betrouwbaarheid van de gegevens op de microfiches. Daarbij komt dat in de onderhavige zaak sprake is van een unieke combinatie van twee broers, die ook nog op aansluitende huisnummers bij elkaar wonen. Bijkomend is ook nog vastgesteld dat deze twee broers ook in Nederland gezamenlijke (beleggings)rekeningen aanhielden. Op grond van deze omstandigheden heeft het Hof kunnen en mogen oordelen dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een adequate identificatie. Overigens is anders dan waar gemachtigde kennelijk van uitgaat geen sprake van een gecodeerde rekening. Ten aanzien van het door belanghebbende aangeboden voorwaardelijk bewijsaanbod merk ik op dat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 april 2007 blijkt dat de pleitnota, waarin dit aanbod is gedaan, is aangehouden ('gestald') tot het horen van getuigen door Hof Amsterdam in andere zaken. Dat belanghebbende dit aanbod expliciet heeft herhaald in de pleitnota van 15 oktober 2010 Is mij niet gebleken. Belanghebbende heeft slechts opgemerkt dat in het kader van de gewijzigde samenstelling van de kamer van het Hof, hij er van uit gaat dat de eerder overgelegde pleitnotities tot de gedingstukken behoren. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 oktober 2010 blijkt dat het Hof belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld om zich te beraden over zijn processuele positie voor het geval het Hof van oordeel zou zijn dat sprake is van een adequate identificatie. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Onder deze omstandigheden heeft het Hof aan het 'gestalde' voorwaardelijke bewijsaanbod voorbij kunnen gaan. Ten slotte merk ik op dat belanghebbende voor zover mij bekend inderdaad strafrechtelijk Is vrijgesproken in verband met de zogenoemde Pagina 6

10 minimumbewijsregel (ten aanzien van de jaren 1999 en 2000) en niet omdat de identificatie onvoldoende zou zijn. Voor zover belangtiebbende l<laagt over het oordeel van het Hof dat aannemelijk is dat belanghebbende ook in 1990 en 1991 rekeninghouder was bij KB Lux wil Ik wijzen op hetgeen door de inspecteur is aangedragen met betrekking tot de gegevens van meewerkers/erkenners. Uit deze informatie kan worden opgemaakt dat een belangrijk deel van de rekeninghouders ook in eerdere en latere jaren tegoeden aanhield bij KB Lux. Op grond van deze gegevens heeft het Hof aannemelijk kunnen achten dat dit ook voor belanghebbende gold. De omvang van het saldo per 31 januari 1994 en het feit dat belanghebbende geen bewijs heeft bijgebracht voor de stelling dat dit saldo in eerder jaren nog niet aanwezig was, kan daarbij als ondersteunend bewijs dienen. Middel VII (voortvarendheid/verlengde navorderingstermijn) Voor de beoordeling van de vraag in hoeverre de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend te werk is gegaan, knoopt belanghebbende qua aanvang van de termijn aan bij de verkrijging door de Nederiandse Belastingdienst van de uit België afkomstige gegevens. Daarbij miskent belanghebbende dat die gegevens op dat moment nog niet gekoppeld konden worden aan individuele belastingplichtigen. Daartoe was eerst nodig dat belanghebbende geïdentificeerd kon worden als rekeninghouder van KB Lux. Voor het rekeningenproject als geheel is vooronderzoek gedaan door de FIOD/ECD en is vervolgens een projectorganisatie opgezet. Het rekeningenproject is vervolgens eind 2001 van start gegaan. Binnen het project is eerst onderzocht in hoeverre de verkregen informatie gebruikt kon worden en heeft vervolgens de identificatie van de rekeninghouders plaatsgevonden. Na identificatie is belanghebbende op grond van de hoogte van het saldo op het fiche geselecteerd voor strafrechtelijk onderzoek (jaren 1999 en 2000). Na identificatie en na aanvang van het strafrechtelijk onderzoek is de inspecteur geïnformeerd en heeft deze op 9 december 2002 een brief gezonden ter verkrijging van informatie inzake in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Deze brief is niet voor het einde van het jaar 2002 beantwoord, zodat de inspecteur ter behoud van rechten (verjaring 12-jaarstermijn) voor het jaar 1990 Pagina 7

11 (IB)/1991 (VB) per 31 december 2002 navorderingsaanslagen heeft opgelegd. De correspondentie aangaande de informatieverzameling heeft zich in 2003 (met inbegrip van het bezwaar over 1990) voortgezet. Na diverse brieven over en weer, waarbij belanghebbende geen informatie heeft verschaft over de relcening bij KB Lux zijn per brief van 25 augustus 2003 de navorderingsaanslagen 1991 (IB)/1992 (VB) aangekondigd. Reeds op basis van dit geheel aan het procesdossier ontleende globale overzicht van feiten en omstandigheden heeft het Hof kunnen oordelen dat de termijn voor het opleggen van de navorderingsaanslagen niet onaanvaardbaar lang is geweest. In dat kader kan op gewezen worden op de pleitnota van de inspecteur van 8 oktober 2010, waarin uitgebreid is Ingegaan op de voortvarendheid. Dat is mondeling ter zitting nog aangevuld. Dit betrof een algemeen betoog dat op grond van de processuele afspraak geacht werd in alle 23 in onderdeel 2.6. van de uitspraak genoemde zaken te zijn gehouden. Daar is uitgebreid uiteengezet welke acties zijn ondernomen en is bijvoorbeeld ook uitgelegd welke redenen er zijn geweest om de aanslagen in twee (of meer) etappes op te leggen. Nu niet gebleken is dat de inspecteur gedurende langere periodes zonder reden heeft stilgezeten is het evenredigheidsbeginsel niet In het geding. De inspecteur heeft voldoende voortvarend gehandeld. Middel VIII (omkering van de bewijslast) Gelet op het niet onbegrijpelijke oordeel van het hof aangaande de identificatie van belanghebbende als rekeninghouder en de hoogte van het saldo op het fiche per 31 januari 1994, bestond er een gerechtvaardigd vermoeden dat belanghebbende ook in de periode voorafgaand aan 31 januari 1994 substantiële bedragen niet in zijn aangifte had vermeld. Nu belanghebbende de hierover gevraagde inlichtingen niet heeft verschaft en steeds is blijven ontkennen dat hij rekeninghouder Is geweest, heeft belanghebbende niet aan de op hem rustende inlichtingenverplichting voldaan, dan wel onjuiste inlichtingen verstrekt. Op basis van bovenstaande heeft het Hof omkering van de bewijslast mogen toepassen. Dit is door de Hoge Raad ook bevestigd in de arresten van 15 april 2011 (zie bijvoorbeeld UN: BN6324) inzake een andere rekeninghouder bij KB Lux. Pagina 8

12 Dat sprake is van onjuiste aangiften acht belanghebbende niet bewezen. Daarbij miskent belanghebbende dat de inspecteur als bijlagen bij het verweerschrift de elementennota's heeft verstrekt, waaruit kan worden opgemaakt dat van de rekening bij KB Lux niets in de aangifte was opgenomen. Dat ligt ook voor de hand nu belanghebbende steeds heeft ontkend dat hij rekeninghouder is geweest. Uit onderdeel 3.2. van de uitspraak volgt dat het Hof op grond van de stukken van het geding ook feitelijk heeft vastgesteld dat met betrekking tot de rekening bij KB Lux niets in de aangifte was opgenomen. Dat oordeel is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft in r.o dan ook kunnen oordelen dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de rente en tegoeden niet eerder iri de heffing waren betrokken. Wat betreft de boete wijst belanghebbende er terecht op dat uit de arresten van 15 april 2011, nrs. 09/05192 en 09/03085, V-N 2011/20.4 volgt dat per aangifte de opzet tot het doen van de onjuiste aangifte bewezen dient te worden. Daarbij wijs ik er wel op dat in die zaak op het fiche een zeer gering bedrag vermeld stond en de aanslagen voor alle jaren waren gebaseerd op basis van een redelijke schatting tot bedragen die ver uitstegen boven het van het fiche bekende saldo. In casu staat feitelijk vast dat per 31 januari 1994 op de rekening een saldo staat van in ieder geval f In dat geval is aannemelijk dat ook in de daaraan voorafgaande jaren een saldo werd aangehouden. Nu voorts vaststaat dat in de aangiften voor de onderhavige jaren (zie onderdeel 3.2 van de uitspraak) niets is aangegeven ter zake van dit buitenlandse tegoed is voldoende bewezen dat het inkomen en vermogen is verzwegen. Op grond hiervan heeft het Hof in r.o kunnen oordelen dat belanghebbende met betrekking tot elk van de in geding zijnde jaren bedragen aan inkomsten en vermogen niet in zijn aangifte heeft verantwoord, en dat het niet anders kan dan dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat van hem te weinig belasting is geheven. Ik wijs er hierbij op dat In casu de aanslagen niet zijn gebaseerd op gegevens van andere belastingplichtigen (meewerkers/erkenners), doch uitsluitend op het bij belanghebbende zelf geconstateerde hoge saldo per 31 januari 1994, Uit uw arresten van 15 april 2011 maak ik op dat de hoogte van het per 31 januari 1994 aangetroffen saldo als onderbouwing kan dienen. Pagina 9

13 Middel IX (onredelijke schattting) Belangliebbende merkt terecht op dat In het onderhavige geval voor de schatting van het saldo en de inkomsten geen gebruik is gemaakt van de 95%-norm en de factor 1,5. Uit het verweerschrift van de inspecteur blijkt duidelijk dat in gevallen als het onderhavige, met een saldo op het fiche boven de f , voor de schatting werd aangesloten bij het van het fiche bekende saldo. Daarbij werd er vanuit gegaan dat het saldo in de loop van de jaren toenam door de verkrijging van (rente)inkomsten. Voor de jaren voorafgaand aan 31 januari 1994 is het saldo contant gemaakt tegen de rente van een 12 maandsdeposito. Door de correctie te baseren op een afgeleide van de voor belanghebbende zelf bekende gegevens, is naar mijn opvatting juist sprake van een redelijke schatting. Het Hof heeft naar mijn oordeel dan ook kunnen oordelen, wat er ook zij van de gegeven motivering, dat geen sprake is van een onredelijke uitkomst. Dat geldt ook voor het aspect dat de berekende rente-inkomsten en saldi bij beide broers voor het geheel zijn belast. Belanghebbende heeft namelijk niet aangegeven hoe het inkomen en het saldo over beide broers verdeeld behoort te worden. Belanghebbende gaat er thans ten onrechte van uit dat sprake zou zijn van een verdeling. Middel X (de verhoging ten principale) In de eerste plaats kan er op gewezen worden dat in deze zaak een andere schattingsmethodiek is gebruikt dan in de 15 april arresten. Voorts verwijs ik naar de laatste alinea van mijn verweer inzake middel VIII. Uitgaande van een juiste identificatie en de aannemelijkheid dat een groot deel van het omvangrijke saldo per 31 januari 1994 ook eerder aanwezig was, is voldoende bewezen dat belanghebbende deze omvangrijke tegoeden een reeks van jaren buiten het zicht van de fiscus heeft ondergebracht bij een bank in een land met bankgeheim (r.o ). Door deze buiten het zicht van de fiscus gehouden tegoeden en inkomsten al die jaren niet in de desbetreffende aangiften op te nemen, kon het Hof concluderen dat sprake is van opzet en een ernstige fraude. Ik vermag niet in te zien dat het verzwijgen van die inkomsten en dat vermogen anders dan opzettelijk zou kunnen zijn gebeurd. Pagina 10

14 Ten aanzien van de stelling dat tiet belangliebbende niet duidelij!< was wat tiem werd venketen, breng ik in herinnering dat belanghebbende in eerste instantie strafrechtelijk is vervolgd. In dat kader Is hem ook In een zeer vroeg stadium de cautie gesteld. Ook moet hem zondermeer duidelijk zijn geweest dat hem werd verweten dat het aan zijn opzet te wijten was, dat aanvankelijk te weinig belasting werd geheven, omdat de met de KB Lux-rekening samenhangende inkomsten en vermogens niet zijn verantwoord. Ook in de aankondiging van de navorderingsaanslagen is een en ander duidelijk verwoord. Van een schending van de verdedigingsrechten is dan ook geen sprake. Ten aanzien van de vrijspraak in de strafzaak miskent belanghebbende dat de strafzaak geen betrekking had op de jaren van de onderhavige navorderingsaanslagen. Het una-via beginsel geldt per aanslag. Nu belanghebbende voor de onderhavige navorderingsaanslagen niet is vervolgd, verzet het una-via beginsel zich niet tegen oplegging van een boete. Voor de klachten omtrent het voorwaardelijk bewijsaanbod verwijs ik naar hetgeen ik daarover heb opgemerkt bij middel VI. Middel XI (Straftoemeting) Gelet op de omvang van het verzwegen saldo en de verzwegen inkomsten en de wijze waarop deze bestanddelen buiten het zicht van de fiscus zijn gehouden, heeft het Hof in ro kunnen oordelen dat sprake Is van een ernstige fraude. Gelet op de wijze van schatten van de correcties heeft het Hof ook kunnen oordelen dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld. Om die reden heeft het Hof ook mogen oordelen dat de toepassing van omkering van de bewijslast in casu geen aanleiding hoeft tè zijn tot matiging van de opgelegde verhogingen. Daarbij dient bedacht te worden dat de correcties, anders dan in de eerder aangehaalde arresten van 15 april 2011, niet zijn gebaseerd op gegevens van derden, doch op het per 31 januari 1994 op de rekening van belanghebbende aanwezige hoge saldo. Pagina 11

15 XII (Vergoeding Icosten rechtsbijstand) Op basis van de mij door de griffie van de Hoge Raad toegezonden stukken kan ik ten aanzien van het in een aanvullend schriftuur d.d. 17 augustus 2011 ingediende Middel XII niet vaststellen of dlt middel binnen de voor de motivering van het beroep gestelde termijn is ingediend. In hoeverre dlt middel behandeld kan worden, dient naar mijn opvatting dan ook nader onderzocht te worden. In casu Is geen sprake van een door de inspecteur genomen besluit waarvan van meet af aan duidelijk is dat het geen stand zal kunnen houden. Het Hof behoeft daarom niet af te wijken van de forfaitaire vergoedingen, zoals opgenomen in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. Uit uw arrest HR 8 april 2011, nr. 10/00652, V-N 2011/19.9, UN: BQ0415 leid ik af dat de uitzondering wegens bijzondere omstandigheden door de rechter terughoudend dient worden toegepast. Ook de discussie over het begrip 'op de zaak betrekking hebbende stukken' was niet zo duidelijk dat de inspecteur verweten kan worden dat hij hier tegen beter weten in standpunten heeft ingenomen. De inspecteur heeft op dat terrein ook aan zijn geheimhoudingsverplichting en zijn strategisch belang om bepaalde Informatie niet te verstrekken te denken. Oe discussie over op de zaak betrekking hebbende stukken was nieuw en in ontwikkeling. Bovendien wilde het Hof bepaalde stukken niet ontvangen. Dat kan de Inspecteur niet tegengeworpen worden. Voorts merk ik op dat belanghebbende het feit dat het Hof de behandeling van de zaak laat stilliggen ziet als grond voor integrale kostenvergoeding door de Inspecteur. Van een herbehandeling in volle omvang is geen sprake. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 oktober 2010 zijn de oude pleitnota's niet opnieuw ingebracht. Hof en partijen zijn gewoon verder gegaan waar ze warén gebleven. Tevens merk ik op dat belanghebbende vooruitloopt op de uitkomst van deze zaak. Zoals blijkt uit mijn verweer geef ik u in overweging het beroep ongegrond te verklaren. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding wil ik overigens nog wel wijzen op het feit dat sprake is van in ieder geval negen zaken (in cassatie zijn mij negen zaken bekend), die voor een zeer groot deel een uniform karakter hebben en waar ook gelijkluidende processtukken zijn ingediend. Dit blijkt ook uit de gevoegde Pagina 12

16 behandeling van de 23 door het Hof in onderdeel 2.6. genoemde zaicen. Het Hof heeft met dit aspect bij de toel<enning van de proceskostenvergoeding geen rekening gehouden. Zeker in de onderhavige zaak, waarbij de procedure van de broer van belanghebbende in feite identiek Is, had het Hof op grond van onderdeel C2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht de vergoeding per zaak dienen te matigen. Ik verzoek dit punt zo nodig als incidenteel beroep aan te merken. Verzoek immateriële schadevergoeding In de eerste plaats merk ik op dat belanghebbende het verzoek tot toekenning van immateriële schadevergoeding voor het eerst In cassatie doet. Nu voor de beoordeling van een dergelijk verzoek een onderzoek van feitelijke aard nodig is (aan wie is de vertraging te wijten?), waarvoor In cassatie geen ruimte bestaat, kan dit verzoek niet meer in deze fase worden gedaan. In dat kader wijs Ik ook op artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waar voor de cassatiefase niet is bepaald dat artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is. Voorts wil ik er op wijzen dat uit het arrest HR, 10 juni 2011, nr. 09/05112, V-N 2011/31.5 volgt dat voor de fase voorafgaand aan de behandeling door het Hof in beginsel twee jaar geldt en voor het Hof zelf ook een periode van twee jaar. De bezwaarschriften zijn in casu allen binnen de termijn van twee jaar afgedaan, waarbij een groot deel van de tijd verloren is gegaan omdat belanghebbende weigerde de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Gevaarzetting leidt tot uitsluiting cq. redresseren van schadevergoeding. Dit kan worden afgeleid uit de algemene leerstukken omtrent onrechtmatige daad. Gevaarzetting wil zeggen dat men een gevaarlijke situatie in het leven roept, waarmee een normaal denkend en handelend mens geen rekening hoeft te houden. Op basis van deze uitgangspunten zou gesteld kunnen worden dat belastingplichtigen die bewust onjuist aangifte doen, daarmee een voor hen zelf gevaarlijke (stressvolle situatie) In het leven roepen. Indien er later een (juridisch) Pagina 13

17 geschil ontstaat dat zijn grond vindt in die onjuiste aangifte^, dan dient de schade In de vorm van frustratie en spanning als gevolg van gevaarzetting, voor rekening van de belastingplichtige te blijven. Een andere redenering Is dat het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte kan kwalificeren als 'eigen schuld' zodat de vergoedingsplicht van de overheid vermindert of zelfs vervalt, een en ander analoog aan artikel 6:101 lid 1 B.W. Het is een omstandigheid die mede heeft geleid tot het ontstaan van de schade en die op goede gronden aan belastingplichtige is toe te rekenen. Voor zover de overschrijding van de behandelingstermijn veroorzaakt zou zijn door het Hof dient op grond van het eerder aangehaalde arrest van 10 juni 2011, V-N 2011/31.5, r.o overigens de minister van Veiligheid en Justitie in de zaak betrokken te worden. Ten slotte merk ik op dat belanghebbende bij de berekening van de vergoeding van het uitgangspunt lijkt uit te gaan dat recht bestaat op een vergoeding per betwiste aanslag. Dit is in een situatie waarin feitelijk sprake is van een of meer geschilpunten die alle aanslagen betreffen, een onjuist uitgangspunt. Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat het ingestelde beroep niet tot cassatie van de aangevallen uitspraak zal kunnen leiden. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGr^IEi^lST, loco ' En da onjuistheid uiteraard door de rechter wordt bevestigd. Pagina 14

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 24-04-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Buitenlandse Bankrekening

Buitenlandse Bankrekening Buitenlandse Bankrekening De conclusies uit enkele praktijk situaties Conclusies Vrijspraak in strafzaak geen beletsel voor navordering Buitenlands Vermogen Alle informatie van zwartspaarders wilsafhankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/7254 uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser (gemachtigde: mr. drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur. Kenmerk: 99/03616 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx pagina 1 van 6 LJN: BW3384, Gerechtshof Arnhem, 11/00577, 11/00578 en 11/00579 Datum 03-04-2012 uitspraak: Datum 20-04-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Inkomstenbelasting.

Nadere informatie

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer; Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I Griffie 3050/81 Type: ev HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer; GEZIEN het beroepschrift van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur

Nadere informatie

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen Rechtbank Zeeland-West-Brabant belastingrecht, meervoudige kamer 2 mei 2013 Nr. AWB 12/5894 UITSPRAAK van 2 mei 2013 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het

Nadere informatie

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-13/00338 Uitspraak van 3 januari 2014 in het geding tussen: [X], wonende te [Z], belanghebbende, en de directeur van de Belastingdienst/

Nadere informatie

Inleiding. Passenheim-van Schoot

Inleiding. Passenheim-van Schoot Kijk op NLFiscaal voor online versie NLF 2017/2539 Verlengde navorderingstermijn; navorderingsaanslag niet voortvarend opgelegd (1) HR, 13 oktober 2017, 17/00228, ECLI:NL:HR:2017:2602 SAMENVATTING In deze

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-12-2010 Datum publicatie 05-01-2011 Zaaknummer 09/00549 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015

Nadere informatie

NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839

NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839 Kijk op NLFiscaal voor online versie NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839 SAMENVATTING De activiteiten van A (bv)

Nadere informatie

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 10/00867 Schriftelijke uitspraak op het hoger beroep van BigffiwnrrmBriWiflMI^^^^^ te hierna: belanghebbende,

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

MIDDEL I (invloed bedrijfsdoel op 'eenzelfde economische functie')

MIDDEL I (invloed bedrijfsdoel op 'eenzelfde economische functie') ^ ^ i Kc[ MIDDEL I (invloed bedrijfsdoel op 'eenzelfde economische functie') Schending en/of verkeerde toepassing van het recht, meer in het bijzonder van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx pagina 1 van 5 LJN: BW5380, Gerechtshof Leeuwarden, BK 11/00154 Inkomstenbelasting Datum 08-05-2012 uitspraak: Datum 10-05-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:In

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden Hoge Raad der Nederlanden D e r d e K a m e r nr. 24.702 12 oktober 1988 AHN Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568 ECLI:NL:RBDHA:2015:5568 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 08-07-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 8571 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur, uitspraak / GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 09/00515 Uitspraak van de eerste meervoudige Belastingkamer op het hoger beroep van de voorzitter

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 1985,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098 ECLI:NL:GHDHA:2017:2098 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 14-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-17/00015 Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/00631 uitspraakdatum: 18 maart 2014 Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning Art. 8:42 Awb Een grensverkenning Themamiddag Formeel Recht BD-Nvab, 29 oktober 2015 Ludwijn Jaeger Koos Spreen Brouwer Opdracht aan de inspecteur: verplichting de op de zaak betrekking hebbende stukken

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85 GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN DERDE ENKELVOUDIGE UITSPRAAK BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep namens X te Z

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB Den Haag, 30 OKT 2013 Kenmerk: DGB 2013-5372 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage y van 24 september 2013, nr. 12/00808, inzakeflhhhhhhfflffii te "Z betreffende

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/team Auto/BPM, kantoorl^p, de Inspecteur,

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/team Auto/BPM, kantoorl^p, de Inspecteur, uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummers BK-18/00241 t/m BK-18/00260. de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/team Auto/BPM, kantoorl^p,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:30

ECLI:NL:GHDHA:2016:30 ECLI:NL:GHDHA:2016:30 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-01-2016 Datum publicatie 13-01-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-15/00227

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer; Belastingkamer: Nummer: 883/79 HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer; Gezien het beroepschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. voorheen de vennootschap

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College, Hierna zet ik namens en ten behoeve van mijn cliënt, wonende aan de WÉH^M^^^^ te te mijnen kantore, hierna te noemen: "belanghebbende", die te dezer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond. Rapport Een onderzoek naar de beslissing van de directeur Belastingen van de Belastingdienst op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx pagina 1 van 5 LJN: BV7053, Gerechtshof Arnhem, 11/00315 Datum uitspraak:14-02-2012 Datum 28-02-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Omzetbelasting.

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHARL:2014:2681 ECLI:NL:GHARL:2014:2681 Instantie Datum uitspraak 01-04-2014 Datum publicatie 11-04-2014 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 13/00862 en 13/00863 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Gerechtshof te Amsterdam tweede meervoudige belastingkamer 6 juli 1999 nr. P98/3213 UITSPRAAK op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur, P. 1. Loop van het geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644 ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-10-2002 Datum publicatie 08-10-2002 Zaaknummer 01/3644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking.

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking. Gerechtshof te 's-gravenhage tweede meervoudige belastingkamer 18 juli 2002 Nr. BK-00/01752 UITSPRAAK op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 13/00784 Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna: belanghebbende,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 01-03-2011 Datum publicatie 21-03-2011 Zaaknummer 10/00433, 10/00439 en 10/00440 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 22-10-2004 Datum publicatie 28-10-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK 1978/02 Inkomstenbelasting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer 09/00638 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 14/000542 uitspraakdatum: 27 januari 2015 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van

Nadere informatie

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de Inspecteur.

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de Inspecteur. Gerechtshof te Amsterdam tweede meervoudige belastingkamer 9 april 1998 kenmerk: P96/2204 UITSPRAAK op het beroep van X B.V. (i.o.) te Y, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst

Nadere informatie

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Eerste Enkelvoudige Belastingkamer. Gezien het beroepschrift ingediend door Y te Z namens X te Z, ingekomen ter griffie op 29 april 1982 onder nummer 2344/82 en gericht tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_57 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546 ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 16/00546 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Instituut Financieel Management

Instituut Financieel Management FFEBLR0111 IB (niet-winst) Instituut Financieel Management Opdracht 1b (inleveren in week 3) De tekst van artikel 1.2 Wet IB is per 1 januari 2011 ingrijpend gewijzigd. Vanaf 2001 t/m 2010 luidde de tekst

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:613 ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, Kenmerk: 2129/88 LJ GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen de uitspraak van de Inspecteur

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 14 augustus 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 14 augustus 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 4 SEP 2013 Kenmerk: DGB 2013-4390 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/03828) tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 27 juni 2013, nr. 12/03968, op een beroepschrift

Nadere informatie

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060.

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060. \81e>vat>' uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer Uitspraak van 30 maart 2018 in het geding tussen: y z >B.V. te' I, belanghebbende, en P de inspecteur van de Belastingdienst,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24072013 Datum publicatie 21082013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK12/00764 Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747 ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747 Instantie Datum uitspraak 19-05-2010 Datum publicatie 11-08-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 09/6595 SUCCR Belastingrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 Rapport Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem bij zijn beschikking van 7 juli 2005 geen ambtshalve vermindering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 Instantie Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 05-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant AWB-12_5516 Belastingrecht

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987 GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN BELASTINGKAMER UITSPRAAK Nr. 208/86 10 april 1987 Uitspraak (na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 januari 1986, nr. 23.254) van bet Gerechtshof te

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:2361

ECLI:NL:RBGEL:2017:2361 ECLI:NL:RBGEL:2017:2361 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 25-04-2017 Datum publicatie 26-04-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 3141 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer.

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer. Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer. GEZIEN het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 21 augustus 1985, no.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:CRVB:2016:4517 ECLI:NL:CRVB:2016:4517 Instantie Datum uitspraak 23-11-2016 Datum publicatie 29-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4198 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis

Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis ECLI:NL:GHARL:2014:2897 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 08-04-2014 Datum publicatie 18-04-2014 Zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:310

ECLI:NL:GHAMS:2014:310 pagina 1 van 6 ECLI:NL:GHAMS:2014:310 Instantie Datum uitspraak 30-01-2014 Datum publicatie 12-02-2014 Zaaknummer 12/00966 Rechtsgebieden Gerechtshof Amsterdam Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 Instantie Datum uitspraak 28-06-2007 Datum publicatie 24-08-2007 Zaaknummer 06/00183 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z

van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z Gerechtshof te 's-gravenhage twaalfde enkelvoudige belastingkamer 8 oktober 1999 Nr. BK-97/01395 PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 04-06-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Zaaknummer AWB 13/675 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie