De regering wil de bereikbaarheid van de steden vergroten door de infrastructuur te verbeteren: d.w.z nieuwe wegen, spoorwegtraject enz.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De regering wil de bereikbaarheid van de steden vergroten door de infrastructuur te verbeteren: d.w.z nieuwe wegen, spoorwegtraject enz."

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier woorden 29 januari ,4 59 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 1: Beschrijvende Economie 1.1: Economie is overal Privatisering: het afstoten van taken door de overheid. De regering wil de bereikbaarheid van de steden vergroten door de infrastructuur te verbeteren: d.w.z nieuwe wegen, spoorwegtraject enz. Door langdurige werkloosheid wordt het telkens moeilijker om ergens weer te werken. Beschrijvende economie: de beschrijving van personen en organisaties. Theoretische economie: de nadruk ligt op het bestuderen van oorzaken en gevolgen van verschijnselen, zoals de werkloosheid & het achterblijven van de ontwikkelingslanden 1.2: Consumenten en hun organisaties Consumptiegoederen: de goederen die consumenten kopen. Stoffelijke consumptiegoederen: een fiets, fles cola, trui, broek. Onstoffelijke consumptiegoederen: bezoekje aan de bioscoop, taxi rit. Dit noemen we diensten. Primaire consumptiegoederen: voedsel, kleding, huisvesting: de dingen die nodig zijn om een goed leven te kunnen leiden. Luxe consumptiegoederen: vakanties, videorecorders, radio. Duurzame consumptiegoederen: goederen die geruime tijd worden gebruikt. Pagina 1 van 54

2 We kunnen consumptiegoederen dus op 3 manieren indelen: in stoffelijke en onstoffelijke goederen in primaire en luxe goederen in duurzame en niet duurzame goederen Consumentisme: het streven van de consumenten voor een gelijke strijd tussen ondernemingen en consumenten. Consumentenbond: een vereniging met ruim leden. Consumentengids: het maandblad van de bond, waarin er geschreven wordt over de kwaliteit en de prijzen van producten. Productinformatie: op het geproduceerde middel moet de samenstelling staan. 1.3: Regelingen om de consument te beschermen De overheid beschermt de belangen v.d consumenten met verschillende regelingen: dwingend rechtelijke regeling algemene voorwaarden regeling consumentenkoop: regelt de rechter van een consument als het gekochte product niet aan zijn / haar verwachtingen voldoet. productaansprakelijkheid: consumenten kunnen de schade die zij ondervinden door het gebruik van een product verhalen op de producent. warenwet: regelt het toezicht op de kwaliteit van met name voedselproducten. colportagewet: beschermt de consumenten tegen te opdringerige verkoopmethoden van ondernemingen. wet misleidende reclame: verbiedt reclame die onjuiste informatie bevat. Verder is de positie van de consument versterkt omdat consumenten collectief tegen een consument kunnen procederen. Merit-goederen: goederen waarvan de overheid het gebruik stimuleert. Voor deze goederen geeft de overheid subsidies. (bibliotheken, musea, natuurgebieden) Pagina 2 van 54

3 Demerit-goederen: goederen waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen. De overheid heft op deze producten hoge accijnzen zodat de consument er een hoge prijs voor moet betalen. (alcohol, sigaretten) 1.4: Ondernemingen Productie: het geschikter maken van goederen voor het gebruik. Tot de productiefactoren behoren: natuur: grond, delfstoffen en bossen. arbeid: alles wat mensen met lichamelijke en geestelijke inspanning verrichten. kapitaal Kapitaalgoederen: machines, gebouwen, transportmiddelen. Specialisatie: zich toeleggen op de productie van 1 of enkele soorten goederen. Ambachtsbedrijf: als de productie voornamelijk uit handwerk bestaat. Afzetgebied: het gebied tot waar ondernemingen kunnen verkopen. 1.5: Geld Geld: geld is elk algemeen aanvaard ruilmiddel. Chartale geld: de bankbiljetten en munten. Girale geld: bankrekeningen. Rekening courant tegoeden: bankrekeningen. We onderscheiden 3 functies van geld: ruilmiddel: geld zorgt voor een soepel verloop van het ruilverkeer. rekeneenheid: we rekenen in geld. Pagina 3 van 54

4 oppotmiddel: geld achter de hand houden voor onvoorziene gebeurtenissen. Fiduciair geld: men vertrouwt erop dat we met de bankbiljetten in omloop kunnen betalen. Nominale waarde: de waarde die op het biljet of munt vermeld staat. Stoffelijke waarde: de kosten van het stukje papier of de munt. Er is 1 bank in ons land die het alleenrecht heeft om bankbiljetten in omloop te brengen. Dat is De Nederlandsche Bank. DNB wordt ook wel circulatiebank genoemd. 1.6: Banken Een belangrijke activiteit van banken is het verstrekken van leningen of krediet. 1.7: De Nederlandsche Bank DNB is opgericht in 1814 door koning Willem I. Monopolie: alleenrecht. Bij de bankwet van 1948 is DNB genationaliseerd. (aandelen in hand van de staat) Taken van DNB: de waarde van de gulden stabiliseren. bankbiljetten uitgeven. geldverkeer met het buitenland bevorderen. toezicht uitoefenen op alle in Nederland gevestigde banken. optreden als bankier van de staat. optreden als bankier van de particuliere banken. Interne waarde: de koopkracht van de gulden in Nederland. Externe waarde: de waarde van de gulden t.o.v de Duitse mark. Pagina 4 van 54

5 Circulatiebank: DNB is circulatiebank omdat zij de bankbiljetten uitgeeft. Ook is DNB bankier van de banken omdat alle banken bij haar een rekening aanhouden en in geval van nood een beroep op haar kunnen doen. Ze is ook staatsbank omdat het rijk een rekening bij haar heeft. 1.8: De overheid Overheid in enge zin: de centrale overheid in Den Haag. (Het Rijk) Overheid in ruime zin: de overheid in Den Haag, de provincies en de gemeenten. Collectieve sector: de overheid in ruime zin plus de instellingen die onze sociale wetten uitvoeren. De collectieve sector wordt ook wel publieke sector genoemd. Particuliere sector: het bedrijfsleven en de consumptiehuishoudingen. Overheid in Enge zin Overheid in ruime zin Gemeenten Lagere overheden Collectieve sector Provincies Sector sociale zekerheid Miljoenennota: de minister van Financien biedt op de derde dinsdag van september aan het parlement de miljoenennota aan. Hierin staat de begroting voor het volgende jaar. Pagina 5 van 54

6 1.9: Centraal Planbureau en Centraal Bureau voor de statistiek Macro-economische verkenning (CPB): de voorspelling voor het volgende jaar. Centraal economisch plan (CBS): een veel uitgebreidere voorspelling voor het lopende jaar. Statistisch jaarboek (CBS): cijfermatige gegevens over de werkgelegenheid en prijsstijging van het afgelopen jaar. Nationaal product: wat alle Nederlanders verdienen in een jaar. Bruto Binnenlands Product: wat alle Nederlandse samen verdienen in 1 jaar. Nationale Rekeningen: weergave van de betalingen in een land in een jaar. 1.10: Internationale Handel Vrijhandel: de invoer en uitvoer van producten zonder enige belemmering. Protectie: landen proberen op allerlei manieren import vanuit het buitenland te weren. Protectie kan in verschillende vormen plaatsvinden, namelijk door: invoertarieven: overheid heft belasting op de invoer van een product. quotering: slechts een beperkte hoeveelheid van een product mag het land in. non-tarifaire belemmeringen: extreem hoge kwaliteitseisen. De wereldhandel vindt voor het grootste deel tussen 3 blokken plaats: VS, Canada en Mexico EU Japan G7: VS, Duitsland, Japan, Groot Britannie, Frankrijk, Italie en Canada. Pagina 6 van 54

7 1.11: Samenwerking tussen landen Economische integratie: landen werken op verschillende manieren samen. vrijhandelsgebied: landen kunnen vrij invoeren. douane-unie: lidstaten kennen niet alleen onderlinge vrijhandel, maar ook een gemeenschappelijke handelspolitiek. gemeenschappelijke markt: er is behalve vrij verkeer van goederen ook vrij verkeer van personen en geldkapitaal. (De EU) economische unie: de gemeenschappelijke markt wordt aangevuld met gemeenschappelijke economische politiek. monetaire unie: de lidstaten gebruiken 1 gemeenschappelijk geldsoort. 1.12: Ontwikkelingslanden Ontwikkelingslanden hebben de volgende kenmerken: een laag inkomen per hoofd van de bevolking weinig industrialisatie geringe economische groei de exportopbrengsten worden verkregen met de uitvoer van 1 of slechts een beperkt aantal grondstoffen achterstand op het gebied van onderwijs en kennis 1.13: Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingshulp kan in verschillende vormen worden gegeven: financiele hulp: schenkingen van geld of leningen tegen zachte voorwaarden. technische hulp: het zenden of opleiden van deskundigen. Pagina 7 van 54

8 voedselhulp: voedsel geven. Multilaterale hulp: verloopt via internationale organisaties, zoals de VN. Bilaterale hulp: rechtstreeks van land tot land. Gebonden hulp: het gevende land geeft hulp onder voorwaarden. Programmalanden: bepaalde landen die op het programma staan van een land om geholpen te worden. Volgens de wereldbank zijn deze factoren van grote betekenis van derdewereldlanden. investeren in mensen door de nadruk op scholing en gezondheidszorg. onderwijsvriendelijk economisch klimaat, goed prijsmechanisme. betere plek in de wereldeconomie door vrij verkeer van goederen, kapitaal, mensen en kennis. 1.14: Economische kringloop Sectoren van de economie: ondernemingen, banken, overheid, buitenland. Markten voor consumptiegoederen Geld gekochte aangeboden betaling voor consumptie consumptie consumptie goederen goederen goederen Consumptiehuishoudingen Ondernemingen Loon pacht aangeboden arbeid, gekochte diensten geld Winst interest grond en kapitaal van prod. factoren Markten voor diensten van productiefactoren Pagina 8 van 54

9 1.15: Prijsvorming op markten markt: het geheel van de vraag naar en het aanbod van een goed of dienst. concrete markten: de Albert Cuyp. Abstracte markten: de markt voor wasmiddelen, arbeidsmarkt, kapitaalmarkt. Evenwichtsprijs: als de gevraagde en de aangeboden hoeveelheid van een goed aan elkaar gelijk zijn bij dezelfde prijs. 1.16: Economische orde Economische orde: de manier waarop het economisch leven in een land is georganiseerd. In een centraal geleide economie regelt de centrale overheid het economisch leven tot in de details. Alle onderneming zijn collectieve eigendom. Ondernemingen hebben zelf geen vrijheid om te beslissen wat ze produceren. Vrije markteconomie: de prijzen van de goederen spelen een belangrijke rol, de overheid bemoeit zich minder met de economie en ondernemingen hebben vrijheid. Prijsmechanisme: prijzen komen tot stand op markten. Gemengde economische orde: voor een deel bepaalt de overheid de omvang en de samenstelling van de productie in een land, maar ook zijn ondernemingen gedeeltelijk vrij. 1.17: De Nederlandse overlegeconomie Georienteerde economie: de particuliere sector laat zich mede leiden door de doeleinden van de overheid. Sociaal-Economische Raad (SER): hier kan de overheid advies vragen over belangrijke beslissingen. De SER bestaat uit 33 leden, 11 kroonleden, 11 vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en 11 van werknemersorganisaties. Pagina 9 van 54

10 VNO-NCW: Verbond van Nederlandse Ondernemingen - Nederlands Christelijk Werkgeversbond. (een belangrijke organisatie) Werknemerorganisaties FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging CNV: Christelijk Nationaal Vakverbond MHP: Middelbaar en Hoger Personeel. Vakcentrales: overkoepelende organisaties van vakbonden. Categorale vakbonden: vakbonden die niet bij een vakcentrale zijn aangesloten. Centraal akkoord: als de werknemerscentrales en de werkgeverscentrales overeenstemming met elkaar bereiken in de Stichting van de Arbeid. Dit akkoord bevat richtlijnen voor de CAO over arbeidsvoorwaarden. Hoofdstuk 2: Grondbegrippen 2.1: Schaarste en keuzes De economische kant van het gedrag van de mensen is dat zij altijd moeten kiezen. Alle goederen zijn schaars: de hoeveelheid goederen is altijd beperkt t.o.v de behoeften. De schaarste dwingt ons om economische keuzes te maken. Economie: bestudeert de verschijnselen die samenhangen met de schaarste. 2.2: Schaarste en welvaart Schaars en zeldzaam is niet hetzelfde. Pagina 10 van 54

11 Voorbeeld: brood is geen zeldzaam goed. Het is wel schaars. Het brood is verbouwd en gemalen, de bakker heeft moeten werken en zijn oven moeten kopen, hoe meer de bakker brood bakt, des te minder taarten hij kan maken. Op de grond die nodig is voor het verbouwen van brood kan men geen huizen bouwen. Alternatief aanwendbaar: dat iets voor verschillende doeleinden kan worden gebruikt. Welvaart: de mate van behoeftebevrediging, voorzover deze afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen. 2.3: Collectieve sector en particuliere sector Er zijn een paar grote verschillen tussen de overheid en een onderneming in de particuliere sector: de productie van de overheid hoeft niet kostendekkend te zijn bij de overheid beslist men over het inzetten van de schaarse middelen met behulp van het budgetmechanisme. Een particuliere onderneming let vooral op de winstgevendheid. Het prijsmechanisme staat centraal in een particuliere onderneming. Prijsmechanisme: de prijzen en prijsverhoudingen bepalen welke goederen de ondernemingen in welke hoeveelheden zullen produceren. Budgetmechanisme: voor alle overheidsactiviteiten wordt de hoogte van de toegestane uitgaven vastgesteld. Politici: kamerleden en ministers. Ambtenaren zullen vaak streven naar een sterkere positie van de afdeling waar ze werkzaam zijn. Pressiegroepen: vakbonden, organisaties van werkgevers of de milieubeweging. 2.4: Collectieve goederen Pagina 11 van 54

12 Zuiver collectieve goederen: iedere Nederlander heeft er profijt van. De overheid produceert zelf deze goederen. Wij betalen deze goederen via de belasting. Voorbeeld: de dijken die ons beschermen tegen de zee. Quasi-collectieve goederen: mensen kunnen wel individueel betalen. Voorbeelden: onderwijs en het wegennet (tolwegen). De overheid levert ook een groot aantal: Zuiver individuele goederen: de afnemers betalen deze goederen naar de mate waarin zij ze gebruiken. Voorbeelden: Gas, water en elektriciteit. Privatiseren: overheidsactiviteiten worden overgeheveld naar de particuliere sector. Men hoopt dat de productie efficienter wordt of dat de kwaliteit verbeterd. 2.5: Micro, meso en macro micro-economie: de economie van het kleine, bv. Op welke wijzen 1 consumptiehuishouding haar inkomen besteedt. Allocatie: het inzetten van de productiemiddelen bij de verschillende productiemogelijkheden. Meso-economie: een bepaalde bedrijfstak, bv. chemische industrie of de bouw. Ook bepaalde sectoren, zoals agrarische sector vallen onder meso-economie. Macro-economie: bestedingen die de ondernemingen gezamenlijk doen voor het kopen van machines en materialen, of de consumptie van alle consumenten samen. Bruto Binnenlands Product: de totale productie in een land in 1 jaar. Bedrijfseconomie: houdt zich vooral bezig met wat er gebeurt binnen de muren van een onderneming. Commerciele economie: men let vooral op de positie van de onderneming op inkoop en verkoop markten. 2.6: Modellen Pagina 12 van 54

13 Een model geeft een versimpelde weergave van de werkelijkheid. Hierdoor krijgen we een beter inzicht in de verschijnselen die te maken hebben met schaarste. Een model beschrijft de werkelijkheid nooit volledig. Analytisch model: als men een model ontwerpt om de werkelijkheid nader te onderzoeken. Beleidsmodel: bekijkt hoe door ander beleid het BBP zal veranderen. 2.7: Economische orde en economische politiek In Nederland kennen wij een vrije prijsvorming op markten. In onze gemengde economische orde ontwikkelt zich een samenspel tussen overheid en bedrijfsleven. Het voeren van economische politiek blijft een belangrijke taak van de overheid. 2.8: Economische politiek Economische politiek: het beinvloeden van het economisch leven door de overheid en monetaire autoriteiten. De belangrijkste onderdelen van economische politiek zijn: monetair beleid: het voeren van een monetair beleid behorot in ons land tot de taken van DNB. DNB is eigendom van de staat maar een onafhankelijke instelling. inkomenspolitiek: als de overheid invloed probeert uit te oefenen op de hoogte en de verdeling van de inkomens in Nederland door belastingtarieven te wijzigen. mededelingsbeleid: heeft als doel de onderlinge concurrentie van ondernemingen in goede banen te leiden. Prijsbeleid: de minister van Economische zaken kan maximum en minimum prijzen instellen voor goederen. milieubeleid: de overheid probeert het verontreinigen van lucht en water en het vervuilen van onze omgeving tegen te gaan. Een waarderingsoordeel berust altijd op een overtuiging. Pagina 13 van 54

14 Zijnsoordeel: oordelen van constaterende aard. Voorbeeld: de belastingopbrengsten zullen lager worden als de economische groei vermindert. Ze hoeven niet altijd waar te zijn. Hoofdstuk 3: Consument en loonvorming 3.1: Loon en salaris loon: het inkomen uit arbeid. Pacht/huur: het geld dat eigenaren ontvangen door grond en gebouwen te verhuren. Interest: de vergoeding voor het spaargeld dat mensen beleggen. Aan de eigenaren van een onderneming betaalt men een deel van de gemaakte winst: het dividend. Nominale loon: het geldbedrag dat iemand ontvangt door te werken. Reele loon: hoeveel goederen er voor het nominale loon gekocht kunnen worden. Het reele loon hangt af v.d prijzen v.d goederen waaraan men zijn inkomen besteedt. Prijscompensatie: aanpassing van de nominale lonen aan de gestegen prijzen. Van het brutoloon houdt de werkgever loonbelastingen en premies voor sociale verzekeringen in. Nettoloon: wat overblijft na de loonbelastingen en premies voor sociale verzekeringen. De loonkosten die een werkgever moet betalen voor een werknemer bedragen meer dan het brutoloon. (ondernemingen betalen zelf een deel van premies van soc. Verzek.) Wig: het verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon van de werknemer. 3.2: Consumentenprijsindex indexcijfers: getallen waarmee je de ontwikkeling van een grootheid in de loop v.d tijd weergeeft. Voorbeeld: fles cola kost in 1998 f 3,00 en in 1999 f 3,30 Bereken het prijsindexcijfer voor Pagina 14 van 54

15 1998 noem je het basisjaar en stel je op 100, 1999 is het beschouwde jaar. 330 : 300 x 100 = 1,1 x 100 = 110 Enkelvoudig indexcijfer: het prijsindexcijfer voor een goed. Samengesteld prijsindexcijfer: de ontwikkeling van een aantal prijzen in de loop v.d tijd met een indexcijfer weergegeven. Consumentenprijsindex: geeft de gemiddelde prijsontwikkeling weer van alle consumptiegoederen die in het huishoudboekje v.d consument voorkomen. Wegingsfactor: kijken hoeveel procent van het inkomen de consumenten aan goederen uitgeeft. 3.3: Psychologische aspecten van het consumentengedrag Consumptiepioniers: consumenten die als eerst nieuwe goederen willen aanschaffen. Character merchandising: het verkopen van allerlei goederen door middel van de combinatie met een stripfiguur. (Dit is vooral voor kinderen) 3.4: Kopen op afbetaling Kopen op afbetaling komt veel voor, vooral bij grote aankopen zoals een auto. Het afbetalingskrediet is een dure kredietvorm. Dit komt omdat het risico voor de kredietgever groot is en de administratiekosten hoog zijn. Effectieve rente: de rente die je werkelijk moet betalen. Ontsparen: dat er meer consumptief wordt besteed dan iemands inkomen bedraagt. 3.5: De personele inkomensverdeling personele inkomensverdeling: de verdeling van het nationaal inkomen over de personen in een land. Inkomensverschillen kunnen ontstaan door verschil in verantwoordelijkheid, opleiding, leeftijd, inspanning. Pagina 15 van 54

16 Voor Lorenz-Curve zie je eigen aantekeningen. 3.6: Primaire, secundaire en tertiaire inkomensverdeling De personele inkomensverdeling kunnen we onderscheiden in: primaire inkomensverdeling: de verdeling voordat belastingen en sociale premies zijn geheven en sociale uitkeringen en subsidies zijn ontvangen. secundaire inkomensverdeling: wanneer wel rekening is gehouden met de herverdeling van de inkomens door belastingen, premies, uitkeringen en subsidies. De secundaire is een stuk minder ongelijk dan de primaire. Dit komt doordat de hogere inkomens meer belasting betalen. Inkomensnivellering: als de personele inkomensverschillen zijn verkleind. Tertiaire inkomensverdeling: overheidsdiensten, vele groepen in de samenleving maken hier gebruik van. Vermogen: iemand persoonlijke bezittingen minus zijn schulden. 3.7: De progressie inkomensbelasting Een belasting waarmee iedereen te maken krijgt is de inkomensbelasting. Het is progressief, naarmate het inkomen hoger is, des te hoger het belastingpercentage. Aftrekposten die veel voorkomen zijn pensioenpremies, studiekosten en giften. Ook hypotheekrente is een belangrijke aftrekpost. Voor belastheffing geldt: Belastbaar inkomen = bruto jaarinkomen - de aftrekposten. Belastingvrije som: een deel van het inkomen waarover geen belasting betaald hoeft te worden. Pagina 16 van 54

17 Het inkomen waarover je belasting moet betalen bereken je als volgt: Alle inkomsten uit arbeid en bezit opgeteld Af de aftrekbare bedragen Belastbaar inkomen Af: belastingvrije som Belastbare som Belastingdruk: de belastingen uitgedrukt in een percentage van het belastbaar inkomen Het belastingpercentage dat van toepassing is op het extra inkomen dat iemand gaat verdienen heet het marginale tarief. Als er inflatie is maakt de overheid de verzwaring van de belastingdruk ongedaan. 3.8: Sociale zekerheid Voor de sociale verzekeringen moeten we premies betalen. Deze worden betaald door werkgever / werknemer en soms een beetje v.d overheid. De uitgaven voor de sociale verzekeringen worden rechtstreeks door de overheid betaald. De sociale verzekeringen worden ingedeeld in: Volksverzekeringen: gelden voor iedereen Werknemersverzekeringen: alleen van toepassing op mensen in loondienst. Inkomstenderving Gezondheidszorg Pensioen en kinderbijslag Pagina 17 van 54

18 WW ZW AAW WAO ZFW AWBZ AOW AWW AKW Afkortingen AAW = Algemene ArbeidsongeschiktheidsWet AOW = Algemene Ouderdomswet AWBZ = Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AWW = Algemene Weduwe- en Wezenwet AKW = Algemene KinderbijslagWet WAO = Wet op de Arbeidsongeschiktsheidsverzekering WW = Werkloosheidswet ZFW = Ziektefondswet ZW = Ziektewet Omslagstelsel: de werkenden betalen via premieheffing het bedrag dat voor ouderdomsuitkeringen nodig is. Kapitaaldekkingsstelsel: iedere individuele werknemer vormt eigen reserve om de ouderdomsuitkering te betalen. 3.9: Sociale-Verzekeringswetten De sociale verzekeringswetten kunnen we in 3 groepen verdelen: Wetten die betrekking hebben op het wegvallen van inkomen. de werkloosheidswet, garandeert werknemers minimaal een half jaar een uitkering. Duur v.d uitkering hangt af van iemand arbeidsverleden. De wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ) Door deze wet is de werkgever verplicht minimaal 70% van het loon aan een ziek geworden werknemer door te betalen. Bij langer dan 52 weken ziek komt ie in aanmerking voor WAO uitkering. Wetten die de kosten van medische verzorging betreffen. De ziektenfondsenwet (ZFW) heeft tot doel de verzekerden te voorzien van medische verzorging. Pagina 18 van 54

19 De algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) verzekert de geneeskunde risico's die niet via het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar gedekt zijn. Wetten die het ouderdoms en nabestaandenpensioen regelen: De Algemene OuderdomsWet (AOW) garandeert alle Nederlanders vanaf 65 jaar een inkomen. De Algemene Nabestaandenwet (ANW) zorgt voor uitkering als een kostwinner overlijdt. De uitkering is afhankelijk van het inkomen. 3.10: Problemen in de sociale zekerheid Mogelijkheden om te bezuinigen: Bevorderen dat er minder uitkeringen komen, d.m.v het terugdringen van ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Dit heet ook wel het volumebeleid. Tegengaan van oneigenlijk gebruik v.d sociale zekerheid door strengere controle, eenvoudigere regels en hogere boetes. De koppeling loslaten, waardoor de uitkeringen minder stijgen dan de lonen in het bedrijfsleven. Negatieve selectie: gezonde mensen gaan bij andere verzekeringen tegen een lagere premie, dit leidt ertoe dat de andere mensen bij een hogere premie moeten, waardoor die weer bij een lagere premie zullen gaan. Hierdoor blijven de minst gezonde mensen over die de hoogste premies moeten betalen. (ofzo) Opportunistisch gedrag: mensen gaan zich risicovoller gedragen omdat ze verkerd zijn. Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4.1: Van ruil naar handel Arbeidsproductiviteit: de productie per werker in een periode. Transactiekosten: de kosten van het ruilverkeer. Specialisatie: een onderneming of werknemer gaat zich toeleggen op het produceren van 1 of slechts Pagina 19 van 54

20 enkele soorten goederen. Specialisatie kan op drie manieren plaatsvinden: externe arbeidsverdeling: de een maakt schoenen, ander radioapparatuur. interne arbeidsverdeling: de ene werknemer is directeur, ander boekhouder. Geografische arbeidsverdeling: arbeidsverdeling tussen landen of regio's, in Spanje zijn er sinasappels kwekers, in Nederland bollenkwekers. 4.2: De bedrijfskolom In een bedrijfskolom wordt weergegeven welke weg een goed aflegt van oerproducent tot consument. Elke regel van de bedrijfskolom noem je een geleding of bedrijfstak. Integratie: een samenvoeging van twee opeenvolgende geledingen. Differentiatie: als er een bedrijfskolom bij komt. Parallellisatie: een onderneming gaat aanverwante activiteiten uit een andere bedrijfskolom erbij doen. Branchevervaging: een uitgebreide vorm van parallellisatie. 4.3: Indelingen van ondernemingen (1) Er zijn 4 criteria volgens welke ondernemingen kunnen worden ingedeeld: het product of de producten die zij voortbrengen. de eigendom en aansprakelijkheid. particuliere of staatseigendom. de omvang. 1: Indeling naar product: ondernemingen worden gerekend tot de: Pagina 20 van 54

21 Primaire sector: onderneming die hun producten vrijwel rechtstreeks van de natuur krijgen (landbouw, mijnbouw, bosbouw, visserij) Secundaire sector: alle industriele ondernemingen. (ze verwerken grondstoffen tot eindproducten) Tertiaire sector: banken, handel, verzekeringen, accountants, vervoersmaatschappijen. De commerciele dienstverlenende ondernemingen. Quartaire sector: de niet commerciele dienstverlening (bejaardenzorg, ziekenhuizen) 2: Eigendom en aansprakelijkheid: Ondernemingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld: eenmanszaak: eigendom en leiding is in handen van 1 persoon. De eigenaar is met zijn hele vermogen aansprakelijk voor de schulden v.d onderneming. Ook prive bezit kan worden overgenomen als hij schulden niet kan betalen. vennootschap onder firma: 2 of meer mensen gezamenlijk leiding en eigendom. Ze zijn allemaal met prive vermogen aansprakelijk voor schulden. Commanditaire vennootschap: 2 soorten eigenaars, de beherende en de stille vennoten. De beherende heeft de leiding. De beherende is met prive vermogen aansprakelijk voor schulden. De stille alleen met het geld dat het in de onderneming steekt. NV: de eigenaars zijn de aandeelhouders. De aandelen van een NV zijn vrij verhandelbaar op de effectenbeurs. BV: Een BV heeft vaak kleine groep aandeelhouders en kan niet op de beurs worden verkocht. Coà peratieve vereniging: een groep ondernemers, gezamenlijk eigendom van een onderneming. Leden alleen aansprakelijk voor bedrag van deelname in ond. Raad van Commissarissen: bekijkt of het beleid van de directie wel goed is en of de onderneming genoeg winst maakt. 4.4: Indelingen van ondernemingen (2) 3: Particuliere eigendom of staatseigendom Veruit de meeste ondernemingen zijn eigendom van particulieren. Pagina 21 van 54

22 Het doel van deze ondernemingen is winst behalen. Als een onderneming staatseigendom is, komt de bediening van het publiek op de eerste plaats. 4: Omvang van de onderneming Men kan onderneming meten naar: omzet, aantal werknemers, aantal vestigingen, balanstotaal of de omvang van aandelenvermogen. Ondernemingsraad: verplicht bij ondernemingen met meer dan 35 werknemers, de gekozen vertegenwoordigen de werknemers. Directies moeten ermee overleggen. 4.5: Groei en concentratie Interne groei: de onderneming bereikt van binnenuit een grote productie. Als een onderneming productiefactoren uitbreidt kunnen er schaalvoordelen/nadelen komen. Schaalvoordelen: medewerkers kunnen zich meer specialiseren op taken waar ze het beste bij passen. Schaalnadelen: werk kan eentonig worden, onderneming wordt bureaucratischer. Externe groei: het groeiproces komt tot stand door het overnemen van andere ondernemingen. Fusies zijn gericht op 2 dingen: het benutten van schaalvoordelen het benutten van synergie: voordelen door een betere combinatie van middelen. 4.6: Grote concerns Concern: een groep ondernemingen, bestaande uit een moedermaatschappij (holding company) en een aantal dochtermaatschappijen. Holding company: bezit de aandelen van de dochtermaatschappijen. De dochtermaatschappijen verzorgen de productie. (werkmaatschappijen) Pagina 22 van 54

23 Franchising: mensen mogen een bedrijfsnaam gebruiken maar moeten zich wel aan een hoop regels houden en ze moeten daar producten inkopen. Kartel: afspraken tussen ondernemingen uit eenzelfde bedrijfstak met het doel de concurrentie te beperken. Multinationals: ondernemingen die hun afzet over veel landen hebben verspreid. Voordelen: ze kunnen daar produceren waar de arbeid of grondstoffen goedkoop zijn. 4.7: Vijandige overname Hier valt nix over samen te vatten. 4.8: Informatietechnologie Mechanisatie: het invoeren van machines. Automatisering: door de ontwikkeling van computers is het mogelijk geworden de bediening en besturing van machines automatisch te laten plaatsvinden. 4.9: De marketingmix Marketingmix: Ondernemingen proberen op de markten hun positie te handhaven. De marketingmix bestaat uit 4 onderdelen: productiebeleid: omvat de keuze van het aantal producten dat de onderneming maakt en de eigenschappen ervan. distributiebeleid: de wijze waarop men de goederen verkoopt. reclamebeleid: bekendheid geven aan een product, de voorkeur van de consumenten verstevigen. prijsbeleid: welke prijs de onderneming gaat vragen voor hun product. productdifferentiatie: hoe men de producten gaat onderscheiden van die van de concurrenten. Innovatieconcurrentie: het ontwikkelen van nieuwe producten, de ondernemingen concurreren met Pagina 23 van 54

24 elkaar. Afzetkanalen: waar men de goederen verkoopt. Logistiek: de goederen moeten op de juiste tijd op de juiste plaats zijn. 4.10: De markt veroveren Penetratiepolitiek: eerst een lage prijs zodat ze veel verkopen, dan een iets hogere prijs zodat de verkopen winstgevend worden. Productiecapaciteit: de maximale hoeveelheid productiemiddelen die een onderneming kan inzetten. Afroompolitiek: eerst een hoge prijs, alleen een kleine groep kan die hoge prijs betalen, pas na een tijdje lagere prijs zodat anderen het gaan kopen. De afroompolitiek gebruikt men als de productiecapaciteit nog klein is. 4.11: Jaarstukken Deze vat ik niet samen omdak er geen zin meer in heb. Economie samenvatting Hoofdstuk 5 5.1: Arbeid Formele sector: al het verrichte arbeid dat het CBS registreert. Informele sector: alles wat het CBS niet registreert, zoals vrijetijdswerk, huishouding, zwart werk. Voor zwart werk hoeft de ontvanger geen loonbelasting en sociale premies af te dragen. Wig: het verschil tussen de brutoloonkosten voor de werkgever en het nettoloon. Pagina 24 van 54

25 Formele sector: wit Betaald Informele sector: zwart Arbeid Onbetaald Informele sector 5.2: Indeling van arbeid Geschoolde arbeid: arbeid waarvoor je een goede opleiding hebt gehad. Ongeschoolde arbeid: werk dat je kan doen zonder dat je er een opleiding voor nodig hebt. Hoofdarbeid: ontwerpers van reclames, secretaresses van een directie, docenten in het onderwijs. Handarbeid: naaisters in ateliers, diamantbewerkers en automonteurs. Uitvoerende arbeid: de werknemers voeren de opdrachten uit die door de leiding zijn gegeven. Leidinggevende arbeid: degene die opdrachten geven. Delegeren: taken overlaten aan lager geplaatsten in een organisatie. Emancipatie: de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen in de samenleving en in het arbeidsproces. 5.3: Arbeidsvreugde Arbeidsvreugde: het plezier dat je in je werk hebt, arbeidsvreugde hangt af van de werkplek, apparatuur, werktijden, schone ruimtes. Pagina 25 van 54

26 Flexibele werktijden: zelf beslissen op welke tijden je werkt. Parttime: niet de hele week werken maar een paar dagen. Duobaan: 2 personen bezetten samen 1 arbeidsplaats. 5.4: Aanbod van arbeid Arbeidsmarkt: de markt waarop arbeid wordt gevraagd door de overheid en het bedrijfsleven. Werknemer: geniete een bescherming door de sociale wetgeving, zijn verzekerd van inkomen tijdens ziekte en werkloosheid. Ondernemers zijn niet verzekerd van inkomen tijdens ziekte en werkloosheid, ze moeten de premie geheel zelf betalen. Startende ondernemers: jonge mensen die toch een gok wagen om een eigen onderneming te beginnen. Beroepsbevolking: mensen die langer dan 12 uur per week werken, die tussen de 15 en 64 jaar zijn en ook de mensen zonder baan maar die wel werk zoeken. Beroepsbevolking bestaat uit 2 groepen: de afhankelijke beroepsbevolking: de werknemers en werklozen. de niet afhankelijke beroepsbevolking: zelfstandige ondernemers, boeren, mensen met eigen bedrijf. Leerplichtwet: als je nog geen 15 bent moet je full time naar school. Bevolkingsaanwas: migratie overschot + geboorteoverschot. Participatiegraad: beroepsbevolking uitgedrukt als een percentage van de potentiele beroepsbevolking. 5.5: Vraag naar arbeid Pagina 26 van 54

27 De vraag naar aanbod staat tegenover het aanbod van arbeid. Personeelsadvertenties: mensen worden uitgenodigd om te solliciteren naar functies. Arbeidsbureaus: spelen een bemiddelende rol tussen vraag en aanbod. Uitzendbureaus: dit gaat meestal om tijdelijke arbeidskrachten, bij deze bureaus zijn heel veel mensen ingeschreven die tijdelijk werk zoeken. Headhunters: mensen die andere bedrijven langsgaan op zoek naar goede werknemers die voor hun bedrijf willen komen werken. 5.6: De Arbeidsmarkt CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomsten, hier worden dingen zoals het loon besproken. Primaire arbeidsvoorwaarden: loon, arbeidstijd. Secundaire arbeidsvoorwaarden: vakantieregelingen, pensioenregelingen, apparatuur. Vakbonden: werknemers van 1 of meer bedrijfstakken hebben zich georganiseerd, ze vertegenwoordigen de werknemers. En organiseren acties om hun doelen te bereiken. 5.7: De loonvorming op de arbeidsmarkt Initiele loonstijging: koopkracht van de lonen zal met een bepaald percentage of bedrag stijgen. Incidentele loonstijging: loonstijging die je krijgt doordat je bijvoorbeeld bevorderd wordt naar een hogere functie. Modale werknemer: de gemiddelde werknemer. Vrije beroepen: artsen, advocaten, architecten. Hun tarieven worden vastgesteld samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Pagina 27 van 54

28 Trendbeleid: het volgen van de loonontwikkeling in de marktsector. 5.8: Deelmarkten van de arbeidsmarkt Jeugdwerkgarantiewet: jongeren tussen de 16 en 21 jaar die langer dan 6 maanden werkloos zijn, garandeert hun een tijdelijke baan. Wet gelijke behandeling: deze wet zorgt dat de achterstand van vrouwen op de arbeidsmarkt minder wordt. Positieve actie: een vrouw krijgt de voorkeur boven een man wanneer zij voor een functie een geschikte kandidaat is. Een volwassen werknemer van 23 jaar of ouder mag niet minder verdienen dan het minimumloon. 5.9: Werkloosheid Werkloosheid: als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag spreekt men van werkloosheid. Niet-Geregistreerde werkloosheid: mensen die een baan zouden willen hebben maar er toch van af zien omdat er toch geen werk te vinden is. (jongeren en gehuwde vrouwen bijvoorbeeld) Verborgen werkgelegenheid: het zwart werk en het overwerk. Hysterese: als iemand lang werkloos is veroudert zijn vroegere werkervaring. 5.10: Oorzaken van werkloosheid Conjuncturele werkloosheid: sommige werknemers raken overbodig doordat ondernemingen minder te doen hebben. Structurele werkloosheid: er zijn te weinig arbeidsplaatsen ten opzichte van de beroepsbevolking, dit Pagina 28 van 54

29 kan komen door te weinig investeringen van ondernemingen, dienstverlening en infrastructuur. Kwantitatieve structurele werkloosheid: aantal arbeidsplaatsen is te klein ten opzichte van de beroepsbevolking. Kwalitatieve structurele werkloosheid: arbeidsplaatsen verminderen door nieuwe techniek. Herscholen/bijscholen: als iemand niet meer nodig is voor een bepaald beroep, moet diegene ander werk zoeken, en dus opnieuw dingen leren. Productinnovatie: productvernieuwing. 5.11: Bestrijding van conjuncturele werkloosheid Onderbesteding: het algemeen tekort aan vraag. Productiecapaciteit: het productievermogen Onderbezetting: dit komt door onderbesteding. 5.12: Bestrijding van structurele werkloosheid Structurele werkloosheid kan worden bestreden door te bevorderen dat er meer arbeidsplaatsen komen. Het bevorderen van investeringen is van belang, omdat daardoor de productiecapaciteit groter wordt. Door lagere loonkosten zullen bedrijven meer investeren omdat de winsten van de ondernemingen stijgen. 5.13: Bestrijding van werkloosheid door korter werken Herindeling van beschikbare arbeidsplaatsen op meerdere manieren: Pagina 29 van 54

30 VUT (Vervroegde Uittreding), iemand gaat eerder met pensioen dan met 65 jaar. verkortingen van de werkweek, door kortere werktijd zijn er meer mensen nodig. deeltijdwerk, een werknemer bezit slechts voor een deel een arbeidsplaats. langere vakanties, meer snipperdagen, flexibelere werktijden. 5.14: Andere oorzaken van werkloosheid Frictiewerkloosheid: voor het zoeken van een nieuwe baan is tijd nodig. Seizoenswerkloosheid: In bepaalde jaargetijden is er meer vraag naar werk dan in andere jaargetijden. HOOFDSTUK 6 Geld: Ongedifferentieerde koopkracht die algemeen, door iedereen, wordt aanvaard. Nominale waarde: De waarde die op een munt vermeld staat Intrinsieke waarde: De waarde aan goud of zilver die de munt bevat, stoffelijke waarde Bankbiljetten: Ontvangstbewijzen die zich in bankbiljetten ontwikkeld hebben Credit Cards: Veel betalingen worden nu ook gedaan met Credit Cards. Standaardmunt: De beschreven vorm, waarin gouden munten als betaalmiddel in omloop zijn Goud kernstandaard: de goudvoorraad is grotendeels opgeslagen bij de circulatie bank. Papierenstandaard: sinds 1936 de vaste verhouding tussen de gulden en een hoeveelheid goud werd verbroken afschaffing goudstandaard. Deviezen: buitenlandse geldsoorten die gebruikt worden voor het doen van internationale betalingen Pagina 30 van 54

31 Bretton Woods: waar westerse landen afspraken maakten aan het eind van de WO2 over een vaste band tussen goud en de gulden Sleutelvaluta: belangrijke valuta's zijn sleutelvaluta's zoals de dollar en yen Giraal geld: bestaat uit direct opvraagbare tegoeden bij banken, waarmee men door middel van overschrijving kan betalen (Credit Card, Pin Pas) Dagafschrift: regelmatig ontvangen de rekeninghouders van de banken een dagafschrift waarop alle veranderingen (mutaties) in het tegoed staan vermeld. Maatschappelijke geldhoeveelheid: al het girale geld en het chartale geld dat in handen is van het publiek. Het publiek is iedereen behalve geldscheppende instellingen Substitutie: de omzetting van chartaal geld in giraal geld (of omgekeerd) Geldschepping: vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid Geldvernietiging: verkleining maatschappelijke geldhoeveelheid Transformatie: het omzetten van `niet geld' in geld Termijndeposito: een tegoed dat niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid behoord Kredietverlening: belangrijke vorm van geldschepping (wederzijdse schulaanvaarding) Ondernemer leent geld bij bank, bank stelt bedrag in vorm van rekening courant beschikbaar de ondernemer kan dan met dit tegoed langs de girale weg zijn leveranciers betalen. Liquiditeit: het vermogen om aan de normale opvragingen van de rekening houders te voldoen. Met kijkt dus naar het kasgeld van die bank. Solvabiliteit: het vermogen om eventuele terugbetaalde kredieten uit eigen middelen op te vangen Primaire liquiteitenmassa: Als het chartale en girale geld dat niet in handen is van de geldscheppende instellingen, de maatschappelijke geldhoeveelheid dus, noemen we de primaire liquiditeitenmassa, ook wel M1 Secundaire liquiditeiten: zijn kortlopende vorderingen van het publiek op geldscheppende instellingen, die op korte terimijn zonder veel kosten en koersverlies op grote schaal in binnenlands geld kunnen worden omgezet. (kortetermijndeposito's, spaargelden) Pagina 31 van 54

32 Binnenlandse liquiditeitenmassa: bestaat uit de primaire liquiditeite plus de secundaire liquiditeitenmassa. De binnenlandse liquiditeitenmassa wordt M3 genoemd. M3 - korte spaartegoeden wordt M2 genoemd. Transactiemotief: Het grootste deel van de kasvoorraden en de banktegoeden waarover het publiek beschikt, is bestemd voor de betaling van transacties. We zeggen dan dat men geld in kas of op een rekening courant heeft vanwege het transactiemotief. Actieve kassen: transactiekassen. Met het geld in de actieve kassen oefenen de consumenten en de ondernemingen vraag uit. Het bedrag dat in de actieve kassen zit, hangt af van de hoogte van het bruto binnenlandsproduct. Inactieve kassen: men geeft het geld nog niet direct uit, men heeft het opgepot. 2 redenen waarom ze oppotten: 1. voorzorgsmotief: geld achterhouden voor onvoorziene gebeurtenissen 2. speculatiemotief: stijging of daling aandelenkoersen verwacht, is dan beter om nog ff te wachten met beleggen. De hoogte van inactieve kassen is afhankelijk van de rente stand, rentestand hoger = minder geld in inactieve kas. Oppotten: Wanneer consumenten of ondernemers geld overhevelen van de actieve kas naar de inactieve kas. Ontpotten: geld uit de inactieve kas overbrengen naar de actieve kas Omloopsnelheid geld: geeft aan hoeveel keer een geldeenheid gemiddeld in een jaar in andere handen overgaat (V) Geldstroom: Als je de maatschappelijke geldhoeveelheid vermenigvuldigd met de omloopsnelheid van het geld, vind je het bedrag van alle betalingen die in een jaar gedaan zijn, dit is de geldstroom Goederenstroom: Tegenover geldstroom staat goederenstroom, we nemen het gemiddelde van alle transacties en vermenigvuldigen deze met het aantal transacties. De uitkomst is de waarde van de goederenstroom in 1 jaar Monetaire inflatie: stijging M * V Monetaire deflatie: daling M * V Monetair evenwicht: M * V constant Verkeersvergelijking van Fisher: M * V = P * T, als M door geldschepping stijgt, is het mogelijk dat V daalt. De vergroting van de geldhoeveelheid verzandt da in de kleinere omloop snelheid van het geld. Prijsinflatie: P (gemiddelde prijsniveau van de transacties) stijgt Pagina 32 van 54

33 Deflatie: geldstroom neemt af door geldvernietiging en/of oppotting. De geldvernietiging zal gevolg zijn van aflossingen op kredieten, terwijl er weinig nieuwe kredieten worden gevraagd. Monetaristen: kleine groep economen die menen dat de aard en de omvang van de geldcirculatie een zelfstandige invloed op het economisch proces hebben. Bekendste: Friedman 1912 in 1976 Nobelprijs voor economie. Geldgroeiregel: In elk land moet een centrale bank ervoor zorgen dat de geldhoeveelheid per jaar met niet meer dan een vast, laag percentage groeit. Krapgeldpolitiek: alleen een reele toename van het BBP, een reele productieverhoging dus, die wordt veroorzaakt door de groei van de productiecapaciteit. Er komt dan alleen geld in omloop dat de reele verhongingen financiert (de stijging van T). Friedman en andere menen dat deze krapgeldpolitiek voldoende is om de problemen van inflatie en werkloosheid tegen te gaan. Stagflatie: Een combinatie van inflatie en werkeloosheid, die in jaren zeventig veel voorkwam. Monetaire financiering: geldscheppende instellingen vragen om geld te maken om de tekorten van de overheid te financieren, er wordt daardoor veel geld in omloop gebracht dat door niemand verdient is. Verwachtingen monetaristen: Een soepel monetair beleid lokt de verwachting uit dat de prijzen zullen gaan stijgen. Lonen zullen dan ook gaan stijgen, die de productiviteit overtreffen. Daardoor ontstaat werkeloosheid, zodat in hun redenering werkloosheid en inflatie best samen kunnen gaan. Om werkloosheid te bestrijden moet men de geldgroeiregel toepassen. Kosteninflatie: Loonstijgingen hoger dan productiviteit stijging. HOOFDSTUK 7 Aandelen: anders dan bij obligaties geven deze geen recht op aflossing. Het geld wordt voor zeer lange tijd aan de onderneming afgestaan en vormt daar een onderdeel van het eigen vermogen. Door verkoop kunnen er wisselende aandeelhouders zijn. Als tegenprestatie ontvangen de aandeelhouders soms een percentage van de winst (Dividend), maar bij verlies krijgen de aandeelhouders niets Pagina 33 van 54

34 Aandelenemissie: een onderneming geeft nieuwe aandelen uit.. Meestal bemiddelen banken hierbij Bedrijfseconomisch toezicht: de DNB let erop dat de banken liquide en solvabel zijn. Een bank die liquide is beschikt over voldoende kasmiddelen om aan de chartale opvragingen van het publiek te voldoen. Een bank die solvabele is staat eventuele verliezen, bijvoorbeeld op haar kredietportefeuille, uit eigen middelen op te vangen Callopties: men probeert winst te maken door een koersstijging Chartaal betalingsverkeer: (de munten en biljetten) De ECB bepaalt de hoeveelheid uit te geven bankbiljetten en munten in de Eurozone. De feitelijke uitgifte kan zowel door de ECB als door de nationale centrale banken worden verzorgd Commissionair in effecten: transacties met effecten worden uitgevoerd door de banken of door commissionairs in effecten. Dit zijn ondernemingen die in opdracht van hun klanten effecten kopen of verkopen. Alleen banken en commissionairs die lid zijn van de Vereniging voor Effectenhandel hebben toegang tot de beurs. Deze moet zorgen dat alles volgens strikte regels verloopt. Daggeldlening: een krediet dat per dag kan worden opgezegd Depositofaciliteit: vorm van Permanente faciliteiten. Kredietinstellingen met een liquiditeitsoverschot kunnen hiervan gebruik maken. De rente hierover, de depositorente vormt de bodem voor de geldmarktrente en is dus lager dan de refi-rente Depositorente: rente van de depositofaciliteit. Deze rente vormt de bodem voor de geldmarktrente en is dus lager dan de refi-rente Effecten: obligaties, pandbrieven en aandelen ECB: Europese Centrale Bank. Tak van de ESCB. De raad van Bestuur van de ECB besluit over het Pagina 34 van 54

35 monetaire beleid, de rente, in het eurogebied. De president ECB Wim Duisenberg De primaire doelstelling is het handhaven van prijsstabiliteit in het Eurogebied. Zoals de koopkracht en de interne waarde. Extern niet omdat het eurogebied als geheel een tamelijk gesloten economie is. EMU: Economisch Monetaire Unie, 11 lidstaten: Nederland, Belgie, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Ierland, Italie, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Finland. Om deel te mogen doen aan de EMU, moeten lidstaten voldoen aan een aantal voorwaarden, deze zijn vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. Na toetreding moet je, je houden aan het Stabiliteitspact. ESCB: Europees Stelsel van Centrale Banken. Bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de centrale banken van alle 15 lidstaten van de Europese Unie. Belangrijkste besluitvormende orgaan is de Raad van Bestuur van de ECB. Monetair beleid is in handen van het ESCB. Het doel is het handhaven van prijsstabiliteit in de Euro zone. Hieronder verstaan we een stijging van de geharmoniseerde consumptieprijzen met minder dan 2% op jaarbasis. `fine-tuning' instrumenten: vorm van Open-markttransacties. Met deze instrumenten kan worden ingesprongen op onverwachte veranderingen in de liquiditeitsverhoudingen op de geldmarkt. Voorbeelden zijn: wederinkoop, deviezenwaps en termijndeposito's. Geldmarkt: krediet op korte termijn. Deze kredieten hebben over het algemeen een looptijd tot een jaar. Het onderdeel v/d geldmarkt waar de banken onderling kort krediet vragen en aanbieden noemt men de geldmarkt in enge zin. Belangrijke krediet vorm op de geldmarkt is rekening courant krediet. De algemene banken zijn zowel de vragers als aanbieders. Geldscheppende instellingen: banken die meer krediet verlenen dan zij zelf aan geldmiddelen hebben Giraal effectenverkeer: afwikkeling van effecten op de effectenbeurs. Als eigendomsbewijs ontvangt Pagina 35 van 54

36 de koper van effecten van zijn bank een afschrift, waarop staat hoeveel en welke effecten hij bezit Girale betalingsverkeer: DNB overwerkt het interbancaire betalingsverkeer in een eigen geautomatiseerd betalingssysteem, TOP genoemd. Sinds 1 januari 1999 is het betalingsverkeer van DNB gekoppeld aan dat van andere centrale banken in de EU. Samen vormen zij het ESCB betalingsverkeerssysteem TARGET. Ook banken kunnen hun geldmarkttransacties en andere grote grensoverschrijdende betalingen afwikkelen via TARGET Groothandelsmarkt: grote marktpartijen ontmoeten elkaar op de effectenbeurs zoals institutionele beleggers. Deze handel verloopt via beeldschermen. Herfinancieringtransacties: vorm van open markttransactie. Deze transacties nemen het grootste deel van de kredietverlening aan banken voor hun rekening. Kredietinstellingen ontvangen liquiditeiten tegen afgifte van onderpand. De rente die zij hiervoor moeten betalen is de refi-rente. 2 herfinancieringacties: 1 met een looptijd van 2 weken en 1 van 3 maanden. Institutionele beleggers: financiele instellingen die regelmatig grote bedragen beleggen. De belangrijkste zijn: de pensioenfondsen en de levensverzekeringsmaatschappijen Jaarverslag DNB: hierin geeft de president van de Bank onder meer zijn visie op de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Aan deze visie wordt veel belang gehecht door onder andere de regering, financiele marktpartijen en ondernemingen Jaarverslag ECB: de president van de ECB geeft onder meer zijn visie op de ontwikkeling van de economie in het eurogebied. Kapitaalmarkt: hier verhandelt men geld met een lange looptijd. Vermogensoverdrachten in de vorm van waardepapieren, zoals schuldbekentenissen, obligaties en aandelen. De vragers zijn de Pagina 36 van 54

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en g Samenvatting door een scholier 1227 woorden 13 februari 2005 6,9 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 6: Geld en g 6.1: De

Nadere informatie

3,1. Samenvatting door een scholier 1604 woorden 11 mei keer beoordeeld. Hoofdstuk 3 3.3: Psychologische aspecten van het consumentengedrag

3,1. Samenvatting door een scholier 1604 woorden 11 mei keer beoordeeld. Hoofdstuk 3 3.3: Psychologische aspecten van het consumentengedrag Samenvatting door een scholier 1604 woorden 11 mei 2003 3,1 14 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 3 3.3: Psychologische aspecten van het consumentengedrag Motivatieonderzoek = onderzoek naar waarom

Nadere informatie

Samenvatting Economie H1: Beschrijvende economie

Samenvatting Economie H1: Beschrijvende economie Samenvatting Econ H1: Beschrijvende econ Samenvatting door een scholier 1399 woorden 11 mei 2003 6 10 keer beoordeeld Vak Econ ECONOMIE HOOFSTUK 1: BESCHRIJVENDE ECONOMIE 1.1 Econ is overal Privatisering:

Nadere informatie

Samenvatting Economie H1 t/m H5

Samenvatting Economie H1 t/m H5 Samenvatting Economie H1 t/m H5 Samenvatting door een scholier 4462 woorden 11 januari 2003 7,2 67 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 1: Beschrijvende Economie 1.1: Economie

Nadere informatie

7,2. Samenvatting door een scholier 2770 woorden 18 februari keer beoordeeld. Kern van de economie. Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4.

7,2. Samenvatting door een scholier 2770 woorden 18 februari keer beoordeeld. Kern van de economie. Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4. Samenvatting door een scholier 2770 woorden 18 februari 2004 7,2 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4.1 Arbeidsproductiviteit - de productie per werker

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1 Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari 2016 5,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode H4 4.1 Mensen hebben verschillende motieven om te werken. Behalve om geld te verdienen, werken

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december 2005 7,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H5 Paragraaf 1 Geld = ongedifferentieerde koopkracht die door iedereen wordt geaccepteerd

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 & 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 & 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 & 2 Samenvatting door een scholier 2294 woorden 17 januari 2010 10 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie hoofdstuk 1 & 2 Het aanpassen van allochtonen naar

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

8,2. Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari keer beoordeeld. Samenvatting H1 en H2

8,2. Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari keer beoordeeld. Samenvatting H1 en H2 Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari 2004 8,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting H1 en H2 Productie: het toevoegen van waarden met behulp van productiefactoren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1393 woorden 20 januari 2002 7,2 28 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Economie samenvatting hoofdstuk 1 Privatisering=

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1792 woorden 20 januari 2002 5,1 32 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 2 2.2 Gedwongen besparingen zijn

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke

Nadere informatie

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

H2 Te veel geld maakt ongelukkig Samenvatting door M. 940 woorden 15 november 2012 3.3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H2 Te veel geld maakt ongelukkig 2.1 introductie De oorzaak van hyperinflatie is bijna altijd dezelfde:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2582 woorden 4 mei 2004 5,9 18 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie H1 Beschrijvende economie is de beschrijving van

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement Samenvatting door C. 1209 woorden 29 mei 2016 7,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Monetaire Zaken H.1 Geld * Geld -> Chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1948 woorden 17 november 2009 7,2 12 keer beoordeeld Vak Economie Economie, arbeidsmarkt PTA 2 Hoofdstuk 1; De arbeidsmarkt op. 1.1 op

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 977 woorden 10 maart 2004 7,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Beroepsbevolking: aantal mensen tussen 15-65 jaar Werkzame beroepsbevolking:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1969 woorden 4 april 2006 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en 65 die kunne, willen

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken.

Nadere informatie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie 5.1 Aan de slag! Arbeid = werk Vacature = een advertentie voor een baan geplaatst door een werkgever Solliciteren = jezelf voorstellen / presenteren aan een werkgever Sollicitatiebrief = jezelf voorstellen

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting door R. 1640 woorden 24 juni 2014 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. Geld Begrippen Directe ruil Indirecte

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1500 woorden 30 mei 2006 6,8 66 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1, de arbeidsmarkt op. Aanbod van arbeid

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting door een scholier 1263 woorden 23 november 2002 5,9 14 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 en 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting door een scholier 1729 woorden 18 februari 2007 4,3 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Economie samenvatting H3 en H4(tot 4.5)

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting door een scholier 946 woorden 15 november 2007 5 8 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 7: de overheid Samenvatting voor GR ECONOMISCHE ORDE

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 Inhoud 1 Inleiding 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 modellen 12 2 Markt of overheid 1 de vraag 14 Prijzen en gevraagde hoeveelheid 14 D De vraagfunctie 14 D Verschuiving

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 en 8

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 en 8 Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 en 8 Samenvatting door een scholier 323 woorden 1 april 2006 7,3 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 7 - Geld en geldtheorie 7.1 De geschiedenis

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken. Samenvatting door een scholier 1221 woorden 5 januari 2004 5,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 4: werk, werk, werk 4.1 Het aanbod van arbeid Beroepsbevolking: het aantal mensen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector Paragraaf 3.1 Betaalde en onbetaalde arbeid Je kunt werken bij de overheid en bij ondernemingen. Als je werkt verdien je geld hiermee kun je goederen en diensten kopen. Als je werkt krijg je geld voor

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1534 woorden 1 februari 2007 10 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 2 Bedrijven kunnen op verschillende

Nadere informatie

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober 2002 6,7 96 keer beoordeeld Vak Economie Aanbod van arbeid -> de beroepsbevolking: werknemers en werklozen. Aandeelhouder -> de eigenaren van een

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als: Samenvatting door een scholier 886 woorden 20 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economisch bekeken Marketingmix bestaat uit 6 P's Prijsbeleid Plaatsbeleid Productbeleid Promotiebeleid Presentatiebeleid

Nadere informatie

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober 2011 4,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting (zie ook bijlage, voor duidelijkere samenvatting met markering) Arbeidsmarkt

Nadere informatie

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september 2004 7,9 28 keer beoordeeld Vak Economie Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt Hoofdstuk 1. De arbeidsmarkt op. Een concrete arbeidsmarkt, is een

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld Boekverslag door E. 1574 woorden 31 oktober 2011 6.7 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie: 1.1 Schaarste is spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst 4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst De arbeidsvoorwaarden van veel werknemers zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan. Samenvatting door Marit 1960 woorden 24 januari 2016 7,2 16 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO economie H.4 1 klaar met de opleiding Als je klaar bent met je opleiding ga je op zoek naar een werkkring.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1330 woorden 15 februari 2011 5,6 39 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie samenvatting hoofdstuk 1. 1.1 Directe ruil =

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties

Nadere informatie

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid Samenvatting door een scholier 2137 woorden 18 juni 2008 7 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie: Geldschepping H17 17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid De maatschappelijke geldhoeveelheid

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Samenvatting Economie Welvaart

Samenvatting Economie Welvaart Samenvatting Economie Welvaart Samenvatting door een scholier 1616 woorden 16 juni 2005 7,7 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 1.3 Schaarste Om je behoeften te bevredigen heb je middelen nodig:

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1 Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april 2004 5,7 24 keer beoordeeld Vak Economie Economie hoofdstuk 1 van module 1 Geef voordelen en nadelen van werken en werkeloosheid - werken: zwaar, vies,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 2364 woorden 29 januari 2006 6 14 keer beoordeeld Vak Economie H 1 De arbeidsmarkt op 1.2 Het aanbod van arbeid Aanbod van arbeid:

Nadere informatie

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?

Nadere informatie

Economie Elementaire economie 3 VWO

Economie Elementaire economie 3 VWO Economie Elementaire economie 3 VWO Les 13 Introductie overheid Ontwerp power point: Henk Douna docent: Jeannette de Beus De komende weken: de overheid Consumenten De markt Producenten Bijvoorbeeld Goederenmarkt

Nadere informatie

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland Paragraaf 1 Geld Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland Er is sprake van directe ruil wanneer er goederen tegen goederen worden geruild. We spreken van indirecte ruil wanneer er eerst

Nadere informatie

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven. Boekverslag door Een scholier 1354 woorden 17 december 2002 7.6 26 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie PW Hoofdstuk 4 4.1 Beroepsbevolking: Het aantal mensen tussen 15 en 65 jaar, dat

Nadere informatie

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur Samenvatting door een scholier 1067 woorden 13 juli 2001 4 44 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting:Internationale Handel Hoofdstuk 1: ****Nederland Handelsland**** 1.1 Export/Import: de waarde van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen Werkstuk Economie Lesbrief inkomen Werkstuk door een scholier 2411 woorden 19 februari 2000 6,2 173 keer beoordeeld Vak Economie HOOFDSTUK 1 INKOMEN 1.1 SOORTEN INKOMEN Als we het in de economie over inkomen

Nadere informatie

Examen aantekeningen 2014

Examen aantekeningen 2014 Examen aantekeningen 2014 Basisbehoeften zijn behoeften die je nodig hebt om in leven te blijven. Bijvoorbeeld eten en drinken, kleding en een huis. Luxe behoeften heb je niet echt nodig bijvoorbeeld televisie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Voor in GR: examen

Samenvatting Economie Voor in GR: examen Samenvatting Eco Voor in GR: examen eco Samenvatting door een scholier 653 woorden 20 mei 2007 6,5 9 keer beoordeeld Vak Methode Eco Centraal examen Examen eco Zet dit in je rekenmachine voor je (havo)

Nadere informatie

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari 2003 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Arbeidsmarkt: De wijze waarop vraag en aanbod zodanig bij elkaar komen dat er een prijs (=loon)

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting door een scholier 1544 woorden 9 januari 2008 7,4 36 keer beoordeeld Vak Economie De arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: de arbeidsmarkt op Deelnemingspercentage/participatiegraad:

Nadere informatie

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets A. LEER EN TOETSPLAN Onderwerp: Kiezen Kerndoel(en): 40 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties 46 De leerling leert in de eigen omgeving effecten te herkennen

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 april 2004 7,4 17 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 4, 6 en 9 (Transactie)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 4, 6 en 9 (Transactie) Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 4, 6 en 9 (T) Samenvatting door een scholier 1042 woorden 6 oktober 2004 6,4 10 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk: 1, 4, 6 en 9. Hoofdstuk 1 Economie: algemeen,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 2188 woorden 14 februari 2016 8,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 9: Schommelingen in de economie 9.1 Schommelingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 Samenvatting door een scholier 2086 woorden 13 januari 2006 3,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 9: Betalen in binnen- en buitenland 9.1 Geld Algemeen aanvaard

Nadere informatie

arbeid inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets tot stand te brengen => werk

arbeid inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets tot stand te brengen => werk Boekverslag door D. 667 woorden 1 mei 2007 7.8 19 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Begrippen H3 WERK ABW Algemene Bijstandswet AKW Algemene Kinderbijslagwet ANW Algemene

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2077 woorden 7 december 2005 7,8 25 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 1: Vorming van inkomen Arbeidsverdeling: Iedereen

Nadere informatie

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD Samenvatting door S. 2413 woorden 30 juli 2012 5,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 GELD Hoe meer geld er in omloop is, hoe groter de kans op inflatie (koopkracht neemt af en vermogen wordt

Nadere informatie

8,2. Begrippen. Theorie. Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen

8,2. Begrippen. Theorie. Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen Samenvatting door een scholier 1293 woorden 26 juni 2003 8,2 205 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De vorming van inkomen Inkomen in natura: een inkomen dat uit goederen bestaat. Zelfvoorzienend:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari 2006 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Arbeidsmarkt 1: Het Aanbod van Arbeid Het aanbod bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 64

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.

Nadere informatie

Arbeidsmarkt: begrippenlijst

Arbeidsmarkt: begrippenlijst Begrippenlijst door een scholier 2193 woorden 10 juni 2004 7,7 77 keer beoordeeld Vak Economie Arbeidsmarkt: begrippenlijst - Aanbod van arbeid = mensen die willen werken zijn de aanbieders van arbeid;

Nadere informatie

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december 2010 4,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 4.1 het aanbod van arbeid Arbeid is een productiefactor. De arbeidsmarkt is de abstracte

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart 2003 6 14 keer beoordeeld Vak Economie Monetair Beleid 1. Inleiding en herhaling Chartaal en giraal geld vormen samen de maatschappelijke geldhoeveelheid

Nadere informatie

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid = mensen Door werkgevers: bedrijven en overheid Werkgelegenheid Hoe lager het loon, hoe groter de vraag naar arbeid Aanbod van arbeid: beroepsbevolking (iedereen tussen de

Nadere informatie