7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld
|
|
- Gustaaf van den Velde
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december ,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H5 Paragraaf 1 Geld = ongedifferentieerde koopkracht die door iedereen wordt geaccepteerd Ongedifferentieerde koopkracht = met geld kun je bijna alles kopen en je kunt er overal mee terecht Nominale waarde = de waarde die op de munt vermeld staat Intrinsieke waarde = de waarde aan goud of zilver die de munt bevat Bankbiljetten = zijn ontstaan door de ontvangstbewijzen die de goudsmeden gaven als mensen gouden munten bij hen in bewaring hadden gegeven Volwaardige munten = wat erin zit(intrinsieke waarde) is wat er op staat(nominale waarde) Er werd voor goud en zilver als munten gekozen, omdat - het zeldzame edele metalen waren, niet voor het oprapen - niet makkelijk aangetast door water of weersinvloeden De band tussen de nominale en intrinsieke waarde werd verbroken doordat mensen de randjes van de munten gingen schrapen om er weer een nieuwe van te maken. Om dit te voorkomen werden de zijkanten gekarteld of er kwam een inscriptie op. Paragraaf 2 Gouden standaard = goud was lange tijd de basis van het geldstelsel (standaard) Goudenmuntenstandaard = als er gouden munten als betaalmiddel in de omloop zijn(bestond tot het begin van WOI, 1914) Standaardmunt = basis van het geld, Goudkernstandaard = de goudvoorraad is grotendeels opgeslagen bij de circulatiebank. Er zijn bankbiljetten in de omloop, zonder intrinsieke waarde, die kunnen worden ingewisseld voor goud. (in NL van 1918 tot 1936) Papieren standaard = niet meer mogelijk om bankbiljetten om te wisselen voor goud en wordt de vaste verhouding tussen de gulden en een hoeveelheid goud verbroken Deviezen = internationaal aanvaarde betaalmiddelen, zoals de dollar. Bij de goudkernstandaard moest de dekking 40 procent zijn De Nederlandsche Bank moest goud in de kelders hebben ter waarde van 40 procent van alle bankbiljetten die in de omloop waren. In 1936 is de gouden standaard afgeschaft. Toen kwam de papieren standaard, vanaf 1956 moesten de bankbiljetten en opvraagbare tegoeden door 50 procent zijn gedekt door goud en deviezen. Bij deviezen was de feitelijke dekking ruim boven de 100 procent. Sinds de euro moeten er goud en deviezen worden aangehouden om alles te dekken. Pagina 1 van 5
2 Paragraaf 3 Circulatiebank = de Europese Centrale Bank, de enige bank die bankbiljetten in omloop mag brengen Chartaal of stoffelijk geld = bankbiljetten en munten Giraal of onstoffelijk geld = bestaat uit rekening-couranttegoeden (bank- of girorekeningen) Afschrift = hierop staan de veranderingen(mutaties) van het tegoed op de rekening Chippen = pas waarop een bepaald tegoed kan worden gezet en mee betaald kan worden Creditcards = hiermee kun je in winkels, hotels en restaurants worden betaald door het plaatsen van een handtekening op een speciaal formulier, de creditcard- maatschappij betaald en eens in de maand krijg je een rekening voor de betalingen die zijn gedaan. Er is maar één bank die bankbiljetten mag maken, de Europese Centrale Bank, om het vertrouwen in het geld te houden. Via particuliere banken(abn Amro, Postbank enz.) komen ze in de omloop. Paragraaf 4 Maatschappelijke geldhoeveelheid(mg) = de totale hoeveelheid chartaal en giraal geld die in handen is van het publiek Effectenkredietinstellingen = leggen zich toe op het handelen in effecten in opdracht van particulieren en institutionele beleggers Het publiek dat de mg in handen heeft bestaat uit: 1. de consumenten 2. de ondernemingen 3. de overheid de geldscheppende instellingen tellen hier NIET mee. Geldscheppende instellingen zijn: 1. de Europese Centrale Bank 2. particuliere banken die in staat zijn nieuw giraal geld uit te geven(abn Amro, Postbank enz.) 3. effectenkredietinstellingen Geldschepping vindt plaats, omdat rekeninghouders nooit allemaal tegelijk hun tegoeden komen opvragen. Daarom wordt een beperkt percentage geld in kas aangehouden. Daardoor is de mg groter dan de hoeveelheid chartaal geld in handen van het publiek en in de kassen van geldscheppende instellingen. Omdat het geld in de kas van geldscheppende instellingen is voor de dekking van de girale tegoeden van het publiek, telt het niet mee in de mg. Paragraaf 5 Substitutie = het omzetten van chartaal geld in giraal geld en andersom. Mg verandert niet. Termijndeposito s = tegoeden die voor een bepaalde tijd tegen rente bij een bank zijn vastgezet Rekening-couranttegoeden = tegoeden die direct opvraagbaar zijn Schema bankbalans Activa Passiva Kas Rekening-couranttegoeden Tegoed bij de Europese Centrale Bank Termijndeposito s Debiteuren(verleende kredieten) Spaartegoeden Pagina 2 van 5
3 Vreemde valuta s(buitenlands geld) Overige beleggingen Overige passiva Aan de passivakant staan de bedragen die klanten van de bank op hun bankrekeningen en spaarrekeningen hebben gestort. Aan de activakant zie je wat de bank met die tegoeden heeft gedaan. - Een deel wordt verplicht in kas aangehouden - Een deel wordt bij de Europese Centrale Bank aangehouden - Een deel wordt gebruikt om kredieten te verstrekken - De rest wordt aangehouden in vreemde valuta s(dollars, yens, Britse ponden) - En wordt gebruikt voor overige beleggingen Paragraaf 6 Geldschepping = de maatschappelijke geldhoeveelheid wordt groter Geldvernietiging = tegenovergestelde van geldschepping Transformatie = het omzetten van niet-geld in geld(vreemde valuta s euro s). Mg verandert wel Kredietverlening = de bank zet een benodigd bedrag(krediet) in de vorm van rekening-couranttegoed beschikbaar Wederzijdse schuldaanvaarding = de bank stelt geld beschikbaar aan iemand Niet-geldscheppende banken = banken die geen geld maken, maar krediet verlenen die ze van spaarders hebben ontvangen(hypotheekbanken) Geldschepping vindt plaats als de rekening-couranttegoeden hoger worden,terwijl de kas van de bank gelijk blijft. Dit gebeurt als het publiek vreemde valuta s omzetten in euro s. Vreemde valuta s horen niet tot onze geldhoeveelheid, het rekening-couranttegoed wel. Als er geld van een termijndeposito naar een bankrekening wordt overgeboekt is er sprake van geldschepping, omdat er niet-geld in geld is omgezet. Als het geld van een bankrekening naar een termijndeposito wordt geboekt, is er sprake van geldvernietiging; geld wordt omgezet in niet-geld. Kredietverlening is de belangrijkste vorm van geldschepping; er wordt geld ter beschikking gesteld in rekening-couranttegoed. De kredietverlening van niet-geldscheppende banken schematisch: spaargelden niet-geldscheppende banken kredieten Doordat er geen nieuw geld wordt uitgegeven, blijft de maatschappelijke geldhoeveelheid gelijk als een niet-geldscheppende bank krediet verleent. Paragraaf 8 Actieve kassen = geld dat rond gaat, inhoud hangt af van wat we verdienen Inactieve kassen = geld gaat niet rond Transactiemotief(kas) = er moet geld zijn om chartale betalingen te doen Voorzorgsmotief(kas) = geld achter de hand houden voor onvoorziene gebeurtenissen Speculatiemotief(kas) = geld om te beleggen Oppotting = geld actief maken Ontpotting = geld inactief maken Pagina 3 van 5
4 Omloopsnelheid = het aantal keren dat een euro gemiddeld van hand tot hand gaat Het publiek(consumenten, ondernemingen en de overheid)hebben de mg in twee soorten kassen: 1. de actieve kas, ook wel transactiekas 2. de inactieve kas Het grootste deel van de mg is bestemd voor betalingen van transacties, de actieve kassen. Als het nationaal inkomen hoger wordt, stijgt ook het bedrag in de actieve kassen, omdat er meer transacties plaatsvinden. De rest van de mg wordt in de inactieve kas gehouden voor onvoorziene gebeurtenissen(voorzorgsmotief) en om te beleggen(speculatiemotief). Hoe hoger de rente, hoe leger de inactieve kassen zijn, omdat er dan wordt belegd. Ontpotting doet zich voor als opgepot geld weer wordt uitgegeven of belegd. Bij oppotting neemt de omloopsnelheid af, bij ontpotting neemt die toe. Paragraaf 9 Geldstroom = het totale bedrag aan transacties Goederenstroom = gelijk aan gemiddelde prijs van alle transacties, vermenigvuldigd met het transacties in een jaar. Monetaire inflatie = als MV(maatschappelijke geldhoeveelheid en omloopsnelheid) toeneemt door geldschepping of door ontpotting Monetaire deflatie = als MV afneemt door geldvernietiging of oppotting Monetair evenwicht = als de geldstroom MV niet verandert Verkeersvergelijking van Fisher = M.V=P.T Mg x de omloopsnelheid = totale bedrag van alle betalingen in een jaar(geldstroom) Gem.prijs van alle transacties x aantal transacties = goederenstroom (vb: gem.prijs transacties = 6,00, in totaal transacties, 6,00x = ,-) M= maatschappelijke geldhoeveelheid V= omloopsnelheid Alle betalingen is M x V. Als M groter wordt geldschepping Als V groter wordt ontpotting P= gemiddelde prijs per transactie T= het aantal transacties PT= de waarde van alle transacties De geldstroom MV moet gelijk zijn aan de waarde van de transacties PT. Paragraaf 10 Monetaristen = economen die de rol van het geld in de economie erg belangrijk vinden Monetaire financiering = in sommige landen kan de regering de centrale banken dwingen geld te maken om overheidstekorten te financieren. Hierdoor stijgen de prijzen in het land sterk Als M stijgt terwijl V gelijk blijft, neemt de geldhoeveelheid toe(monetaire inflatie) als MV stijgt, moet PT ook stijgen. Zolang er meer geproduceerd kan worden, neemt T toe, dan leidt de monetaire inflatie tot meer bestedingen. Als T niet meer kan toenemen, stijgt P. Kort: T : zolang de productiecapaciteit nog niet volledig bezet is Pagina 4 van 5
5 M of P : als T maximaal is Geldvernietiging komt voor als er meer kredieten worden aangevraagd dan er nieuwe worden aangevraagd. Dat gebeurt in laagconjunctuur(onderbesteding). Als dit voorkomt proberen banken bestedingen te stimuleren. Dan groeit de geldstroom en daardoor weer de productie. Monetaristen zijn bezorgd over het geldscheppend vermogen van de banken. Ze zijn bang dat er voortdurend prijsinflatie is. Groei geldhoeveelheid mag niet groter zijn dan groei nationaal inkomen. Paragraaf 11 Prijsinflatie = sterke toeneming van de mg Nominale rente = het percentage dat de bank over het gespaarde bedrag vergoedt Reële rente = de rente die je overhoudt als rekening wordt gehouden met de prijsstijging Bij een matige inflatie komt de ruilmiddelfunctie van het geld niet in gevaar, omdat het verlies aan koopkracht op korte termijn niet zo groot is. Behalve als in sommige landen de prijzen met meer dan 100% stijgt, dan gaan mensen hun eigen munteenheid zoveel mogelijk omwisselen voor geld of goederen waarvan ze verwachten dat die waardevaster zijn. Als de landen waar Nederlandse goederen naar toe worden gevoerd minder inflatie hebben, worden de Nederlandse producten daar duurder. Dus dan kunnen Nederlandse ondernemingen in die landen minder goed concurreren met andere ondernemingen. Paragraaf monetaire inflatie (MV groter) het saldo van geldschepping en oppotting is groter dan het saldo van de geldvernietiging en ontpotting. Als T niet meer kan stijgen, ontstaat er prijsinflatie. 2. bestedingsinflatie consumenten willen meer goederen kopen dan de producenten kunnen maken. De overheid kan dan belastingen verhogen, eigen betsedingen verminderen of geldschepping beperken 3. kosteninflatie prijzen stijgen doordat productiekosten omhoog gaan. Dat gebeurt als prijzen van grondstoffen en energie stijgen of als de loonstijging hoger is dan de groei van de arbeidsproductiviteit. De overheid veroorzaakt kosteninflatie als ze hogere prijzen gaan vragen voor hun diensten. 4. geïmporteerde inflatie de bron van prijsstijgingen zit in het buitenland, doordat ingevoerde grondstoffen of eindproducten duurder zijn geworden 5. verwachtingen over inflatie als er wordt verwacht dat de inflatie zal toenemen, vragen werknemers meer loon, en maken ondernemingen hun producten duurder. Er kan dan een loon-prijsspiraal ontstaan; lonen en prijzen stijgen om de beurt. Als de prijzen dalen spreken we van prijsdeflatie; bij laagconjunctuur of onderbestedingen bij grote conjuncturele werkloosheid. Consumenten kopen minder goederen en ondernemers kunnen dan hun prijzen verlagen. De loonstijgingen zijn dan vaak ook gematigd en lagere arbeidskosten en daling van grondstofprijzen kunnen de deflatie ook bevorderen. Pagina 5 van 5
Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping
Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en g Samenvatting door een scholier 1227 woorden 13 februari 2005 6,9 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 6: Geld en g 6.1: De
Nadere informatieH2 Te veel geld maakt ongelukkig
Samenvatting door M. 940 woorden 15 november 2012 3.3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H2 Te veel geld maakt ongelukkig 2.1 introductie De oorzaak van hyperinflatie is bijna altijd dezelfde:
Nadere informatie2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement
Samenvatting door C. 1209 woorden 29 mei 2016 7,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Monetaire Zaken H.1 Geld * Geld -> Chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting door R. 1640 woorden 24 juni 2014 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. Geld Begrippen Directe ruil Indirecte
Nadere informatieMACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD
pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn
Nadere informatieH2 HET ONTSTAAN VAN GELD
Samenvatting door S. 2413 woorden 30 juli 2012 5,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 GELD Hoe meer geld er in omloop is, hoe groter de kans op inflatie (koopkracht neemt af en vermogen wordt
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10
Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 2188 woorden 14 februari 2016 8,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 9: Schommelingen in de economie 9.1 Schommelingen
Nadere informatieVroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.
Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 7 en 8
Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 en 8 Samenvatting door een scholier 323 woorden 1 april 2006 7,3 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 7 - Geld en geldtheorie 7.1 De geschiedenis
Nadere informatieSamenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland
Paragraaf 1 Geld Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland Er is sprake van directe ruil wanneer er goederen tegen goederen worden geruild. We spreken van indirecte ruil wanneer er eerst
Nadere informatie6,3. Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni keer beoordeeld. Economie in context
Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni 2012 6,3 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Paragraaf 19.1: Consumentenprijsindex en gevolgen inflatie. Inflatie: stijging van
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:
Nadere informatie7,2. Samenvatting door een scholier 2770 woorden 18 februari keer beoordeeld. Kern van de economie. Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4.
Samenvatting door een scholier 2770 woorden 18 februari 2004 7,2 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 4: Ondernemingen 4.1 Arbeidsproductiviteit - de productie per werker
Nadere informatieWAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel!
GELDZAKEN havo 4 WAT IS GELD? Een betaalmiddel Chartaal geld: alle bankbiljetten en munten Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! Giraal geld: digitaal geld = onstoffelijk (niet tastbaar) Giraal
Nadere informatie6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE
Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende
Nadere informatie5,7. Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni 2012 5,7 25 keer beoordeeld Vak Economie KREDIETCRISIS Bankencrisis Omdat Amerikaanse banken op grote schaal hypotheekleningen verstrekken aan mensen
Nadere informatie17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid
Samenvatting door een scholier 2137 woorden 18 juni 2008 7 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie: Geldschepping H17 17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid De maatschappelijke geldhoeveelheid
Nadere informatieKatern 4 Waarde van de munt
Katern 4 Waarde van de munt Begrippen CPI = geeft aan hoe hoog de kosten voor het levensonderhoud zijn Deflatie = geld wordt meer waard Geldillusie = mensen denken dat ze rijker zijn dan in werkelijkheid
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatieEconomie. Boekje Geldzaken Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:
Boekje Geldzaken Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 & h4 samengevat 3 h5 & h6 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6,7 & 8 Links
Nadere informatieWaarom houden gezinnen chartaal (kas)geld aan (i.p.v. giraal op de bank)? 1) Transactiemotief Gezinnen hebben contant geld nodig voor L1 = actieve kas
Domein G Geldwezen Ruil en arbeidsverdeling: 1) Directe ruil: goederen goederen Geringe arbeidsverdeling 2) Indirecte ruil: goederen geld goederen Meer arbeidsverdeling nodig Eigenschappen van geld: 1)
Nadere informatie6.5. Boekverslag door X woorden 24 maart keer beoordeeld. Module 5 Geld en bankwezen. Hoofdstuk 1: Geld
Boekverslag door X. 1374 woorden 24 maart 2004 6.5 65 keer beoordeeld Vak Economie Module 5 Geld en bankwezen. Hoofdstuk 1: Geld - directe ruil = goederen tegen goederen ruilen. o nadelen: waarde moeilijk
Nadere informatieUIT theorie Fisher
De econoom Fisher. Fisher was een econoom die zijn theorie over de werking van geld lang voor de depressie in de jaren 30 van vorige eeuw publiceerde (the purchasing power of money 1911). Dit was een uitbreiding
Nadere informatieUIT geld en banken
Hoe ontstaat geld in de economie? Geld heb je nodig om spullen mee te kunnen kopen, zonder geld valt er niets te kopen, en als er te weinig geld is zitten mensen te wachten op geld voordat ze het uit kunnen
Nadere informatieDe wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord
Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?
Nadere informatieDomein Goede Tijden, Slechte Tijden
Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.
Nadere informatieAntwoorden Economie Checklists 27 tot en met 29 Pincode deel 3
Antwoorden Economie Checklists 27 tot en met 29 Pincode deel 3 Antwoorden door een scholier 4672 woorden 4 mei 2003 6 31 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode 27.1. Is inflatie hetzelfde als geldontwaarding?
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieSamenvatting door A woorden 29 april keer beoordeeld. Katern 4 Waarde van de munt. Begrippen
Samenvatting door A. 2354 woorden 29 april 2015 7 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Katern 4 Waarde van de munt Begrippen CPI = geeft aan hoe hoog de kosten voor het levensonderhoud zijn Deflatie
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Inkomen
Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2077 woorden 7 december 2005 7,8 25 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 1: Vorming van inkomen Arbeidsverdeling: Iedereen
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave
Nadere informatieDomein Goede Tijden, Slechte Tijden
Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6
Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1640 woorden 19 januari 2004 7,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Directe ruil=
Nadere informatieEconomie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.
Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op. Economie gaat in essentie over het maken van keuzes. De behoeften van mensen zijn onbegrensd, maar hun middelen zijn beperkt. Door dit spanningsveld
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen)
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting door een scholier 1996 woorden 17 oktober 2004 6,6 28 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie, proefwerk Ho. 1 en 2 Hoofdstuk
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave Is Brazilië uitgedanst? maximumscore 2 Op oktober 205 was
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /03
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieSamenvatting Economie H1 t/m H3
Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting door J. 1711 woorden 28 oktober 2012 7,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Samenvatting Module 1 Hoofdstuk 1 t/m 3. Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op
Nadere informatieKatern De waarde van de munt
Vwo katern 5 De waarde van de munt - hoofdstuk 1 Geldontwaarding Katern De waarde van de munt hoofdstuk 1 Geldontwaarding Opdracht 1 a Het gaat om 2,4 procentpunt. In de zin de centrale bank verwacht dat
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER 2016 09.00 10.30 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 B / 11 2016 NGO-ENS B / 11 Opgave 1
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-I
4 Antwoordmodel Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 voorbeelden van juiste antwoorden: Een antwoord
Nadere informatieHOOFDSTUK 17: DE GELDMARKT
1 HOOFDSTUK 17: DE GELDARKT 1. GELDSOORTEN 1.1. De geldhoeveelheid in enge zin (1) 1 = CP + D met CP = Chartaal geld, in handen van het Publiek D = giraal geld, in handen van het publiek Chartaal geld
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart 2003 6 14 keer beoordeeld Vak Economie Monetair Beleid 1. Inleiding en herhaling Chartaal en giraal geld vormen samen de maatschappelijke geldhoeveelheid
Nadere informatieUIT VWO geld en banken
Hoe ontstaat geld in de economie? Geld heb je nodig om spullen mee te kunnen kopen, zonder geld valt er niets te kopen, en als er te weinig geld is zitten mensen te wachten op geld voordat ze het uit kunnen
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 9
Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 Samenvatting door een scholier 2086 woorden 13 januari 2006 3,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 9: Betalen in binnen- en buitenland 9.1 Geld Algemeen aanvaard
Nadere informatieHet rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.
Samenvatting door een scholier 1412 woorden 18 juli 2015 6,7 33 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De klassieken Keynes Lange termijn/geen termijn Korte termijn Prijsmechanisme: vraag en aanbod
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieSectorwerkstuk Economie Inflatie
Sectorwerkstuk Economie Inflatie Sectorwerkstuk door een scholier 2560 woorden 7 januari 2007 6,3 70 keer beoordeeld Vak Economie De inflatie van Nederland en de Eurozone tussen 2000 en 2004. Inhoudsopgave:
Nadere informatieCorrectiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER 2015 15.15-16.45 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10 2015 NGO-ENS B / 10 Opgave
Nadere informatieMicronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden
Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:
Nadere informatieDeze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.
SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER 2015 15.15-16.45 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat
Nadere informatieProfielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid
Profielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid Profielwerkstuk door een scholier 2839 woorden 6 maart 2002 6,2 126 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Op 1 Januari 2002 was
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale Handel
Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 3
Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1330 woorden 15 februari 2011 5,6 39 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie samenvatting hoofdstuk 1. 1.1 Directe ruil =
Nadere informatieM * V = P * T (T kan ook Y (reëel inkomen zijn)
Centrale bank leent aan banken geld. Banken kunnen geld uitlenen aan gezinnen en bedrijven. Gezinnen consumeren meer, bedrijven investeren meer. De bedrijven gaan meer produceren. (Er ontstaat meer welvaart
Nadere informatieMaak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek.
Opgave 1 M-vragen Maak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek. Euros to 1 RL 1 Is in de periode 31 maart 17 april sprake van een devaluatie van de euro ten opzichte
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieSamenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid
Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting door Marise 1679 woorden 6 maart 2017 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Conjunctuur en economisch
Nadere informatieHOOFDSTUK 17: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 17: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte verklaring bij je antwoord. a) Door zijn liquiditeit is geld altijd een uitstekend
Nadere informatie6,7. Samenvatting door een scholier 2242 woorden 16 november keer beoordeeld. Economie - Percent
Samenvatting door een scholier 2242 woorden 16 november 2010 6,7 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie - Percent H.11 moderne productie wordt gekenmerkt door arbeidsverdeling/specialisatie.
Nadere informatieDe spanning tussen de beperkte middelen (tijd en geld) en de oneindige behoeften van de mens = keuzestress.
Samenvatting door Martijn 2576 woorden 3 maart 2018 9,5 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Samenvatting Economie H1 en H2 1. Keuzes maken Hoe maak je keuzes? De spanning tussen de beperkte
Nadere informatieTENTAMEN. HvA-HES ALGEMENE ECONOMIE
TENTAMEN HvA-HES ALGEMENE ECONOMIE 2012- H2 Onderwijseenheid : AECVS2FE01-1 & AECVS2FS01-1 Opleiding FRE & FSM 2 e jaars Datum : 5 juli 2012 Tijd : 17.15 19.15 uur VRJ NB Opgave 1, 2 en 3 moet door iedereen
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 138 woorden 17 december 2013 5 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 1.1 Schaarste à de spanning tussen de menselijke behoeften
Nadere informatieEindexamen economie pilot vwo 2011 - II
Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk
Samenvatting Economie Hoofdstuk 21 22 23 Samenvatting door E. 2523 woorden 12 juli 2013 5,7 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 21 22 23 Havo 4 en 5 Hoofdstuk 21: Conjuctuur
Nadere informatie6.4. Boekverslag door M woorden 19 april keer beoordeeld. Economie zonder grenzen. Hoofdstuk 1 Geld
Boekverslag door M. 4323 woorden 19 april 2005 6.4 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie zonder grenzen Hoofdstuk 1 Geld Tekst 1 Indirecte en directe ruil Directe ruil: Goederen ruilen voor
Nadere informatieInleiding bank- en verzekeringswezen 4 INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168)
INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168) sd.cbv10.4.v1 ECABO, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Inkomen
Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2112 woorden 10 maart 2004 5,5 28 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Inkomen Hoofdstuk 1 De vorming van inkomen Microniveau= de
Nadere informatiePraktische opdracht Economie Inflatie
Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?
Nadere informatieHoofdstuk 1: Waar produceren
Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het buitenland, importeert & exporteert veel Er is meer keuze aan goederen of diensten dan in een gesloten economie Concurrentiepositie
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-I
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 6
Samenvatting Economie Module 6 Samenvatting door een scholier 2955 woorden 20 januari 2004 7,9 40 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Bankbiljetten, munten
Nadere informatieEconomische crisis vragen
Economische crisis vragen 1. Op welke manier kan je de toegevoegde waarde van een bedrijf berekenen? Omzet ingekocht van derden = toegevoegde waarde/productie 2. Leg uit dat productie en inkomen aan elkaar
Nadere informatieDeze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.
SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 15:30-17:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale handel
Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatie5, Ruilmiddelen en specialisatie De functies van geld. Samenvatting door een scholier 5489 woorden 7 september 2005.
Samenvatting door een scholier 5489 woorden 7 september 2005 5,9 9 keer beoordeeld Vak Economie 8.1 Geld De eerste vormen van handeldrijven werden goederen geruild tegen goederen. Er is dan sprake van
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART 2016 08.45-10.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 B / 9 2015 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (21
Nadere informatie6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon
Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 5 t/m 9
Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 t/m 9 Samenvatting door een scholier 3046 woorden 27 mei 2007 6,7 3 keer beoordeeld Vak Economie Economie: samenvatting hoofdstuk 5. Geld ongedifferentieerde koopkracht
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Bankzaken 1 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste verklaring: De inflatie van 1,6% is een gemiddelde waarin de
Nadere informatiebruto inkomen (per persoon)
Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen
Nadere informatieLoonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag
Samenvatting Economie Europa Samenvatting door S. 1608 woorden 27 maart 2017 7,5 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het
Nadere informatieRuilen over de tijd (havo)
1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatie