- De Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) is om advies gevraagd, welke op 23 november 2011 met een positief advies heeft gereageerd.

Transcriptie

1 q Reg.nr. : R-VER/2O73/2470 Beoordeling ziensw jzen Inleiding. Ten behoeve van de verplaatsing van de intensieve veehouderij van de heer W.P,A. lans aan de Mondsestraat 4 in Haps zocht de gemeente Cuijk naar een geschikte locatie voor hervestiging van het bedrijf. Hierbij werd over de gemeentegrenzen heen gezocht, In het kader van de Reconstructiewet zijn in de gemeente Boxmeer een 3-tal landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) aangewezen. Een belangrijk onderdeel van de reconstructie vormt de afwaartse beweging van agrarische bedrijven vanuit extensiveringsgebieden rond dorpen en natuur. Op deze wijze ontstaat er per saldo een afname van de geurhinder en geurgehinderden, alsmede een afname van de ammoniakdepositie op bos- en natuurgebieden. Voorwaarde hiervoor is dat er LOG's zijn aangewezen waar de agrarische bedrijven terecht kunnen en duurzame toekomstmogelijkheden hebben, In mei 2006 is het ontwikkelingsplan afgerond dat toeziet op een optimale ontwikkeling van het LOG Overloonsch Vlak. Een ontwikkelingsplan is tevens voorwaarde om nieuwvestiging in het LOG mogelijk te maken. Hierna zijn nog nadere onderzoeken uitgevoerd om de (milieu)gevolgen vanuit het LOG in een vroeg stadium inzichtelijk te maken. Omdat er geen overige kandidaten uit de eigen gemeente waren, en de provincie Noord- Brabant (eigenaar) instemde met het te zijner tijd verkopen van de gronden, is de locatie Crooijmansweg 10 door de gemeente Boxmeer aan de heer Jans aangeboden. De ZLTO heeft namens de heerjans op 18 juli 2011een verzoek gedaan om het bestaande bouwblok aan de Crooijmansweg 10 te vergroten tot 2,5 ha en om hieraan de aanduiding "Intensieve Veehouderij" (IV) toe te kennen zodat de bestaande rundveehouderij omgezet kan worden naar een varkenshouderij. De op 23 april 2010 vastgestelde provinciale "Verordening Ruimte Noord-Brabant" stond het inmiddels echter niet meer toe om een dergelijk bouwblok te vergroten tot meer dan 1,5 ha, maar kende wel een ontheffingsmogelijkheid die het mogelijk maakte om een bouwblok voor intensieve veehouderij in een LOG te vergroten tot 2,5 ha, Om die reden is al op 1 oktober 2010 ontheffing aangevraagd en door de provincie ook verleend op 13 maart Het voornemen tot het verlenen van ontheffing is in het staatsblad (Staatscourant) gepubliceerd op 22 december ZOLL. Voorts zijn de volgende feiten van belang om in dit verband te vermelden, - De Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) is om advies gevraagd, welke op 23 november 2011 met een positief advies heeft gereageerd. - Middels een zogenaamde "duurzame locatie toets" is ook vastgesteld dat het hier inderdaad een duurzame locatie betreft. - Door het Regionaal Milieubedrijf (RMB) is de achtergrondbelasting onlangs nogmaals berekend middels het rekenprogramma Vstacks-gebied. Hierin is de bijdrage van alle veehouderijen in de omtrek van de planlocatie weergegeven. Uit de berekening volgt dat de achtergrondbelasting voor de geurgevoelige objecten na realisatie nog altijd voldoet aan de streefwaarden van de gemeente Boxmeer uit de geurverordening, en dat een acceptabel woonen leefklimaat gewaarborgd is. - Op 22 januari 2013 is omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu verleend; aangezien geen zienswijzen en/of beroep is ingekomen, is deze vergunning onherroepelijk, - Tenslotte is een anterieure overeenkomst en een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer vanwege het verhalen van kosten. Hierin zijn ook afspraken opgenomen met betrekking tot het realiseren van de landschappelijke inpassing (tevens een voorwaarde in de provinciale ontheffing),

2 Gezien het voorgaande kon worden overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 en 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2008" kent 2 wijzigingsmogelijkheden die in dit kader van belang zijn. Op basis van artikel onder A van het bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een agrarisch bouwblok om te schakelen op bedrijfsniveau naar intensieve veehouderij door het alsnog toevoegen van de aanduiding "Intensieve Veehouderij" (IV), Daarnaast biedt artikel onder 8,3 de bevoegdheid aan het college om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 2008" t.b.v. het toevoegen van de aanduiding 'IV' aan het agrarisch bouwblok heeft ter inzage gelegen van 12 december 2Ol2tot en met 22 januari2ol3.in deze periode zijn geen zienswijzen ingediend, en het besluit is vastgesteld op 19 februari Dit besluit is onherroepelijk. Vervolgens is het ontwerpbesluit tot vergroting van het bouwblok van agrarische bouwblokken voor een intensieve veehouderij van 30 januari tot en met 12 maart 2013 ter inzage gelegd. Er is één zienswijze ingekomen. A. Ontvankelijkheid Vanaf 30 januari tot en met 12 maart 2013 konden zienswijzen naar voren worden gebracht ten aanzien van het ontwerpbesluit tot wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 2008" t.b,v. de vergroting van het agrarisch bouwblok tot een omvang van 2,5 ha van het perceel Crooijmansweg 10 te Overloon. Er is één zienswijze ingekomen, welke tijdig is ingediend en daarom als zienswijze ontvankelijk is, De zienswijze is ingebracht door de heer W.J.A.M. Egelmeers en mevrouw M.J,G. Cornelissen-Egelmeers, Roosendaalseweg 3, 5825 HD Overloon (hierna: "de indieners van de zienswijze") en is ontvangen op 27 februari De woning aan de Roosendaalseweg 3 is gelegen op ca. 400 meter afstand van het perceel Crooijmansweg 10. B. Inhoud van de zienswijzen De heer Egelmeers en mevrouw Cornelissen zijn samengevat van mening dat: 1, er alternatieve locaties voor intensieve veehouderij voorhanden zijn en andere LOG's beschikbaar zijn, waardoor de noodzaak voor een bestemmingsplanwijziging voor Crooijmansweg 10 vervalt; 2. de gemeente Boxmeer zich met deze verandering opstelt als onbetrouwbare overheid en dat onvolledige informatie is verstrekt; 3. de risico's voor de volksgezondheid toenemen met de vestiging van een intensieve veehouderij; 4. de stankoverlast toeneemt en daarmee het woongenot afneemt; 5, de waarde van het pand Roosendaalseweg 3 afneemt aangezien er een minder aantrekkelijke woonomgeving ontstaat. C. Beoordeling van de zienswijzen 1. Hoewel in het buitengebied van de gemeente Boxmeer meerdere LOG's zijn aangewezen, betekent dit niet automatisch dat men zich daar kan vestigen. Nieuwvestiging in een LOG is slechts mogelijk als er voor dat LOG een ontwikkelingsplan is opgesteld. Het LOG "Overloonsch Vlak" is het enige LOG - pag.2/5 - +

3 waarvoor een dergelijk ontwikkelingsplan is opgesteld (juli 2008, vaststelling gemeenteraad 19 februari 2009). Er werd destijds in het ontwikkelingsplan van een aantal mogelijke vestigingslocaties uitgegaan, De Provincie Noord-Brabant was bereid de locatie Crooijmansweg 10 te verkopen voor de vestiging van het bedrijf van de heer Jans, en er was al sprake van een bestaand bouwblok. Op 23 april 2010 werd echter door de provincie Noord-Brabant nieuwe regelgeving vastgesteld (Verordening Ruimte Noord-Brabant 2010, fase 1 in werking 1 juni 2010), welke nieuwvestiging van bedrijven met een bouwblok van meer dan 1,5 ha onmogelijk maakte. In de Verordening ruimte werd een ontheffingsmogelijkheid geboden voor de zogenaamde "lopende gevallen". Ofwel: als er al concrete plannen in ontwikkeling zijn mogen deze doorontwikkeld worden en kan daarvoor ontheffing worden aangevraagd. Voor de locaties welke in de zienswijze worden genoemd (Rieterdreef en Oploseweg 1 en 2) waren geen concrete plannen in ontwikkeling. Deze locaties waren vanaf dat moment dan ook niet meer beschikbaar voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen met een bouwblok boven de 1,5 ha. Voor de locatie Crooijmansweg 10 waren de plannen al wel zodanig voorbereid dat ontheffing kon worden aangevraagd, Zoals hiervoor vermeld is de ontheffing in maart 2012 verleend. Concluderend moet worden vastgesteld dat er geen alternatieve locaties meer zijn voor de vestiging van het bedrijf van de heer Jans. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond, 2. In de eerste plaats merken wij op dat de verstrekte mededelingen in zijn algemeenheid geen aanleiding zijn om al dan niet over te gaan tot vaststelling van een bestemmingsplan. Daarbij is met name van belang of sprake is van een "goede ruimtelijke ordening". Verder merken wij op dat het bij mondeling verstrekte informatie moeilijk is om na te gaan wat nu wel of niet is gezegd. De indieners van de zienswijze geven aan dat zij voorafgaand aan de vestiging in 2011 op het adres Roosendaalseweg 3 te Overloon hebben geïnformeerd naar het vigerende bestemmingsplan. Daarbij hebben zij de indruk gekregen dat ontwikkeling van bedrijven groter dan 1,5 ha slechts mogelijk was op 4 locaties (Rieterdreef, Oploseweg 1 en 2 en Vredepeelweg). Op dat moment konden die locaties al niet meer uitgebreid worden boven de 1,5 ha. Er is volgens de indieners van de zienswijze niet gesproken over de mogelijkheid dat het bouwblok op de Crooijmansweg 10 uitgebreid zou worden. Los van de vraag wat daadwerkelijk aan de indieners van de zienswijze is medegedeeld, lag het niet vermelden van deze locatie voor de hand aangezien op 15 april 2011 door de provincie het voornemen tot weigeren van de ontheffing aan de gemeente Boxmeer is toegezonden. Hier is door de gemeente bezwaar tegen ingediend, en op een hernieuwd verzoek is vervolgens wel met een positief ontwerpbesluit gereageerd. Dit is echter pas eind december 2011 ontvangen. Pas vanaf dat moment kon er (voorzichtig) vanuit worden gegaan dat de ontheffing uiteindelijk verleend zal worden en vergroting van het bouwblok mogelijk wordt. Overigens is dit voornemen om ontheffing te verlenen ook bekendgemaakt door de provincie Noord-Brabant en konden belanghebbenden gedurende 6 weken zienswijzen naar voren brengen. Op 13 maart 2072is de ontheffing verleend. Naar ons oordeel heeft de gemeente Boxmeer derhalve correct geïnformeerd op basis van de gegevens die op dat moment beschikbaar waren. Overigens dient in dit verband te worden opgemerkt dat de vestig ng of uitbreiding van veehouderijen slechts mogelijk is na langlopende procedures en onderhevig is aan veranderende inzichten en regelgeving waarvan de voorbereidingshandelingen zich veelal achter de schermen afspelen en pas naar buiten toe zichtbaar worden wanneer daadwerkelijk zicht is op realisering, Tot slot moet ook worden geconstateerd dat de heer Egelmeers en mevrouw Cornelissen in de directe nabijheid van een LOG zijn gaan wonen, een gebied dat juist is aangewezen voor ontwikkeling van intensieve, agrarische bedrijven met als doel - pag.3/5 - +

4 om deze bedrijven zoveel mogelijk uit de extensiveringsgebieden te halen. Enige nieuwe ontwikkelingen/uitbreidingen en daarmee wellicht het ervaren van meer stankoverlast zijn daarmee voorzienbaar. Ruimtelijke regelgeving is dynamisch en het eenmalig inwinnen van informatie bij de gemeente is daarmee een'momentopname'. 3. In de op 22 januari 2013 verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu zijn reeds afwegingen gemaakt op het gebied van (volks)gezondheid en zijn de van belang zijnde voorschriften opgenomen. In deze procedure zijn de gevraagde activiteiten voorgelegd aan de GGD. Het door de GGD uitgebrachte advies is verwerkt in de verleende omgevingsvergunning onderdeel milieu. De vergunning is reeds onherroepelijk. Gezien het feit dat de GGD adviezen in de vergunning zijn opgenomen kan geconcludeerd worden dat aan alle veiligheidseisen en gezondheidseisen zal worden voldaan. De zienswijze die betrekking heeft op de risico's voor de volksgezondheid, is hoofdzakelijk van belang in de procedure omtrent de omgevingsvergunning onderdeel milieu. In de ruimtelijke procedure worden de eerder gemaakte afwegingen uit de vergunning overgenomen. 4. Er wordt in de zienswijze aangegeven dat de'waarde van een geur overlast kaart beperkt is en niet strookt met de werkelijkheid'. Vanuit de ruimtelijke regelgeving bestaat de noodzaak om vooraf in kaart te brengen hoe de verwachte geuroverlast eruit zal zien, o.a. om te kunnen bepalen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor geurhinder afkomstig van veehouderijen is van belang of er bij geurgevoelige objecten sprake is van een goed woonen leefklimaat. De normen omtrent het woonen leefklimaat zijn vastgelegd in de geurverordening van de gemeente Boxmeer (Verordening Geurhinder en Veehouderij 2008). Hoewel het bestaande rapport naar ons oordeel voldoende inzicht bood in de bestaande geurbelasting op de omgeving, is naar aanleiding van de ingediende zienswijze op ons verzoek door het RMB nogmaals de achtergrondbelasting berekend middels het rekenprogramma Vstacksgebied (de achtergrondbelasting is de gezamenlijke geurbelasting van alle rond een geurgevoelig object gelegen agrarische bedrijven). Hierin is de bijdrage van alle veehouderijen in de omtrek van de planlocatie weergegeven. Uit de berekening volgt dat de achtergrondbelasting voor de geurgevoelige objecten na realisatie van de uitbreiding nog altijd voldoet aan de streefwaarden van de gemeente Boxmeer uit de geurverordening, en dat een acceptabel woonen leefklimaat ter plaatse van de woning Roosendaalseweg 3 gewaarborgd rs. Verder wordt in de zienswijze aangegeven dat moderne luchtwassers de stank in belangrijke mate kunnen terugdringen, maar dat wordt betwijfeld of deze wel altijd functioneren (en dat in de afweging rekening gehouden moet worden met voorzieningen die niet optimaal functioneren). Dit zijn echter zaken die geregeld worden binnen de omgevingsvergunning. In de op 22 januari 2013 verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu zijn inderdaad luchtwassers opgenomen. Bovendien is daar de wettelijke verplichting aan verbonden dat elektronische monitoring moet worden aangelegd, waarbij eventueel falen van de luchtwassers wordt gesignaleerd. Op de aanleg van dit systeem en van de werking van de luchtwassers wordt gehandhaafd. Tenslotte wordt nog gesteld dat het woongenot afneemt door de fysieke aanwezigheid van de bebouwing en de beperkte inplanting daarvan. Het betreft echter een locatie waar reeds een bestaand bouwblok èn bestaande bebouwing aanwezig is. De nieuwe bebouwing komt, gezien vanuit de locatie Roosendaalseweg - pag.4/5

5 3, voornamelijk achter de al bestaande bebouwing te liggen, Daarbij bestaat de plicht tot landschappelijke inpassing, zoals ook blijkt uit de inrichtingsschets. Als men naar de huidige situatie kijkt, dan is het ook mogelijk om in het reeds bestaande bouwblok wijzigingen in de bebouwing aan te brengen, of nieuwe bebouwing op te richten. In dat geval zou zelfs geen verplichting tot landschappelijke inpassing gelden. De uitbreiding van het bouwblok vindt overigens voornamelijk plaats aan de noordwestzijde, en niet aan de zuid-oostzijde waar de Roosendaalseweg 3 is gelegen. Er is derhalve voor de Roosendaalseweg 3 geen sprake van verslechtering van de situatie na vergroting van het bouwblok. 5. Of sprake zal zijn van waardevermindering van de woning valt in dit kader niet vast te stellen. Voor zover sprake zou zijn van planschade merken wij op dat een verzoek om planschade ingediend kan worden, Of als gevolg van onderhavig besluit sprake zal zijn planschade valt op voorhand niet te zeggen. Een van de factoren die bij de vaststelling van een eventuele toekenning van planschade aan de orde zijn, is de voorzienbaarheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling dient de voorzienbaarheid van een planologische wijziging te worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag, of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen, Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. In het bestemmingsplan "Buitengebied 2008" is voorzien in de ontwikkeling van LOG's. Aangezien het gebied is aangewezen als LOG, mocht worden verwacht dat hier ook daadwerkelijk ontwikkelingen plaatsvinden. De nadruk ligt op landbouw en veehouderij, en daarom minder op de woonomgeving, Daarmee is niet gezegd dat bij uitbreiding van een veehouderij geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld geurgevoelige objecten of een aanvaardbaar woonen leefklimaat. Uiteraard moet aan alle eisen daaromtrent worden voldaan. Ten tijde van de aankoop van de woning was het gebied al aangewezen als LOG. Door provinciale regelgeving zijn de mogelijkheden in het LOG zelfs beperkter geworden (maximum van 1,5 ha) en daarmee is de bescherming van de woonomgeving weer meer gegarandeerd, De eventuele waardevermindering is derhalve geen argument om in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet tot vaststelling van het wijzigingsplan over te gaan. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond Op het voorstel dat door de heer Egelmeers en mevrouw Cornelissen in de brief van 19 februari 2013 wordt gedaan wordt hier niet ingegaan. Daarbij wordt verwezen naar punt t hierboven vermeld. Op de vragen die tevens in genoemde brief worden gesteld, wordt in een apart schrijven aan de heer Egelmeers en mevrouw Cornelissen antwoord gegeven. Resume besloten de zienswij niet over te nemen / ongegrond te verklaren Boxmeer, 13 Burgem wethouders êf, de sec f, m drs. ir H M. van de Loo K. oest - pag. 5/5 - q