Masterthese Klinische Forensische Psychologie Jasmijn Manenschijn ( )

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Masterthese Klinische Forensische Psychologie Jasmijn Manenschijn ( )"

Transcriptie

1 Een onderzoek naar de dadertypologie van relationeel geweld van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) op basis van een clusteranalyse en het klinisch oordeel Masterthese Klinische Forensische Psychologie Jasmijn Manenschijn ( ) Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen Begeleider UvA: Bruno Verschuere Begeleidster de Waag: Joan van Horn Datum: September 2014

2 Samenvatting Huidig onderzoek onderzocht in hoeverre de dadertypologie (Alleen huiselijk geweld, Licht antisociaal, Dysfoor/borderline, Algemeen gewelddadig/antisociaal) van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994; 2000) teruggevonden kon worden bij 126 relationeel geweldplegers die waren geaccepteerd voor behandeling bij de Waag, centrum voor ambulante forensische GGZ, op basis van enerzijds een clusteranalyse en anderzijds het klinisch oordeel. Huidig onderzoek vond de vierledige dadertypologie, zoals vergelijkbaar met de typologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (2000). De dadertypologie werd verder onderzocht op interne en externe validiteit. Het naast elkaar leggen van de twee interne analyses liet zien dat zowel de clusteranalyse als het klinisch oordeel de vier dadertypes, in navolging van Holtworth-Munroe en Stuart (1994), kon onderscheiden. Voor de clusteranalyse gold dat deze de dadertypes wist te differentiëren aan de hand van de ernst van de fysieke agressie, het toegebracht letsel, de algemeenheid van het geweld en de antisociale persoonlijkheidskenmerken. Het klinisch oordeel wist de dadertypes te onderscheiden door middel van de ernst van de fysieke agressie, de algemeenheid van het geweld en voor de borderline- en antisociale persoonlijkheidskenmerken. Het naast elkaar leggen van de twee externe analyses liet vergelijkbare resultaten zien. De clusteranalyse kon de dadertypes differentiëren op de ernst van het geweld en de algemeenheid van het geweld. Het klinisch oordeel vond tevens dat de dadertypes verschilden op de ernst van het geweld en de algemeenheid van het geweld. Aanvullend vond het klinisch oordeel dat de aanwezigheid van een stemmingsstoornis de dadertypes kon onderscheiden. Het klinisch oordeel lijkt daarmee in huidig onderzoek in totaliteit de betere analyse te zijn. De directe vergelijking van de clusteranalyse met het klinisch oordeel liet zien dat twee van de vier dadertypes (Alleen huiselijk geweld en Licht antisociaal) significant waren. De implicaties en beperkingen van huidig onderzoek zijn besproken. 2

3 Inleiding De Volkskrant (2014): Een 33-jarige vrouw is gisternacht in Steenwijk omgebracht, mogelijk door haar man (33). Hij is als verdachte opgepakt voor doodslag c.q. moord. Omstreeks uur kwamen bij de meldkamer diverse meldingen binnen van ruzie in een huis aan de Burgemeester Voetelinkstraat, zo meldt de politie. Ter plaatse troffen agenten buiten een zwaargewonde vrouw (33) aan. Gistermiddag had de man na een ruzie met de vrouw een huisverbod gekregen. Omstanders en politie verleenden gisternacht eerste hulp totdat de ambulance kwam. Die heeft de vrouw in kritieke toestand overgebracht naar het ziekenhuis, waar zij korte tijd later aan haar verwondingen overleed. In de tussentijd meldde de 33-jarige verdachte zich bij het politiebureau in Steenwijk. In het huis waren drie kinderen aanwezig. Zij zijn opgevangen. Het gezin was bekend bij de politie en hulpverleningsinstanties in verband met eerdere gevallen van huiselijk geweld. De man had gistermiddag, kort voor het dodelijke misdrijf, een huisverbod gekregen omdat de man en de vrouw ruzie hadden. Het huisverbod werd opgelegd om in een afkoelingsperiode de hulpverlening beter op gang te kunnen brengen. Relationeel geweld: een homogene of heterogene dadergroep? Krantenberichten zoals deze weerspiegelen de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland, namelijk huiselijk (of relationeel) geweld: in Nederland is meer dan een kwart van de bevolking (in een bepaalde periode of meerdere perioden van zijn of haar leven) wekelijks of dagelijks slachtoffer (geweest) van huiselijk geweld (Ministerie van Justitie, 2002). Het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland wordt jaarlijks geschat op minstens personen. Huiselijk geweld wordt gedefinieerd als fysiek, seksueel of psychisch geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. Deze huiselijke kring bestaat uit (ex-) partners, gezinsleden, familieleden en ook huisvrienden (Van Dijk, Flight, Oppenhuis & Duesmann, 1997). Ruim 60% van het huiselijk geweld bestaat uit partner- of ex-partner geweld (relationeel geweld). Vrouwen zijn daarbij vaker (60%) slachtoffer dan mannen (40%). De gevolgen van relationeel geweld strekken zich ver uit: emotionele en relationele gevolgen (scheidingen), gevolgen voor opleiding, werken, wonen en financiën (verhuizingen, ziekteverzuim, ontslagen) en lichamelijk letsel (Van der Veen & Bogaerts, 2010). Deze grote maatschappelijke impact resulteerde in een landelijk beleid met betrekking tot relationeel geweld. Het kabinet richt zich daarbij op drie punten: een gerichte aanpak van de plegers, het versterken van de positie van (potentiële) slachtoffers (preventie, signaleren, opvang en nazorg) en het doorbreken van intergenerationele overdracht van geweld in huiselijke kring (TK, XVI nr. 156). Onderzoek naar de prevalentie, de grote maatschappelijke impact en de bemoeienis van het kabinet lijken het probleem relationeel geweld aardig in kaart te hebben gebracht. Toch blijkt een gerichte aanpak van de plegers niet zo eenvoudig in één zin te vangen, een effectieve wijze om de prevalentie van relationeel geweld terug te dringen is tot op heden nog niet 3

4 gevonden. Om dit vraagstuk te kunnen ondervangen dient meer onderzoek te worden gedaan naar deze groep plegers. Eerder onderzoek wijst uit dat relationeel geweldplegers een heterogene groep vormen en dat zij geschaard kunnen worden in verschillende typen daders (Saunders, 1992; Holtzworth-Munroe & Stuart, 1994; Tweed & Dutton, 1998; Holtzworth-Munroe, 2000). Een van de meest gebruikte classificaties om relationele geweldplegers in te delen is die van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Zij onderzochten hoe en waarom verschillende typen daders gewelddadig zijn naar hun partners. De auteurs analyseerden met behulp van een meta-analyse vijftien bestaande dadertypologieën. Hiervoor gebruikten zij zowel rationele/deductieve als empirische (clusteranalyse) strategieën. Holtzworth- Munroe en Stuart (1994) vonden bij deze vijftien typologieën drie onderliggende dimensies: de ernst van het geweld, de generaliseerbaarheid van het geweld (binnen en/of buiten de relatie) en de psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis van de dader. Op basis van deze dimensies werden drie dadertypes van relationeel geweld vastgesteld: Alleen huiselijk geweld, Dysfoor/borderline en Algemeen gewelddadig/antisociaal (zie tabel 1). Daders behorende tot het dadertype Alleen huiselijk geweld zijn vergeleken met de andere dadertypes het minst gewelddadig. Psychologisch (emotioneel) of seksueel misbruik komt weinig voor en het geweld vindt alleen plaats binnen de relatie. Er is weinig sprake van psychopathologie en van persoonlijkheidsproblematiek, hoewel sommige daders een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis kunnen hebben. Daders in de groep Dysfoor/borderline zijn een stuk gewelddadiger (matig tot ernstig) en er is ook sprake van geweld buiten de relatie. De aanwezigheid van psychopathologie/ persoonlijkheidsproblematiek is in deze groep hoog. Relationeel geweldplegers behorende tot deze groep kunnen zwaar depressief zijn en veel woede ervaren. Borderline of schizoïde persoonlijkheidsstoornis komen net als middelenmisbruik- vaak voor in deze groep. Daders uit de groep Algemeen gewelddadig/antisociaal zijn het meest gewelddadig en gebruiken zowel binnen als buiten de relatie ernstig geweld. In deze groep is vaak sprake van problematisch middelenmisbruik en daders voldoen aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis (Holtzworth-Munroe & Stuart, 1994). De psychische problematiek van de pleger krijgt binnen de dadertypologie van Holtzwort-Munroe en Stuart (1994) een prominente plek. Volgens Dinwiddie (1992) is dit terecht, omdat relationeel geweldplegers vaker gediagnosticeerd worden met een psychische stoornis dan niet-geweldplegers, waaronder een aan middelen gebonden stoornis, met name alcohol, antisociale persoonlijkheidsstoornis en depressieve stoornis. In een ander onderzoek bevestigden Danielson, Moffitt, Caspi en Silva (1998) de aanwezigheid van psychische problematiek bij relationele geweldplegers. Zij onderzochten de comorbiditeit van relationeel geweld en psychische stoornissen bij volwassenen. De auteurs maakten een onderscheid in algemeen relationeel geweld (onder andere duwen, vastgrijpen, gooien van een object) en in ernstig relationeel geweld (onder andere bijten, 4

5 schoppen, wurgen, bedreigen, gebruik van een wapen of mes). De resultaten wezen uit dat psychische stoornissen aanzienlijk vaker voorkwamen als er sprake is van ernstig relationeel geweld. Meer dan de helft van de mannelijke plegers die een ernstige vorm van geweld gebruikten, voldeden aan de dsmcriteria van ten minste één psychische stoornis (88% van de geweldplegers). Daarnaast hadden zij een significant verhoogde aanwezigheid van angstklachten (bij 28% van de geweldplegers) en middelenmisbruik (68% van de geweldplegers). Ook een antisociale persoonlijkheidsstoornis werd vaker gediagnosticeerd in deze groep van mannelijke geweldplegers (20%). Dat psychische stoornissen vaker voorkomen als er sprake is van ernstig relationeel geweld zien we terug in de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994): bij een matig tot hoge ernst van het geweld wordt vaker een persoonlijkheidsstoornis gevonden dan bij een laag tot matige ernst van het geweld (zie ook tabel 1). Tabel 1 Dadertypes van relationeel geweld: hoe ze verschillen op de beschrijvende dimensies Alleen huiselijk Licht Dysfoor/ Algemeen geweld antisociaal borderline gewelddadig Dimensie /antisociaal Ernst van het geweld Laag Matig Matig-hoog Matig-hoog Psychologisch en Laag Matig Matig-hoog Matig-hoog seksueel geweld Algemeenheid van het geweld Geweld buiten het Laag Matig Laag-matig Hoog gezin Crimineel gedrag Laag Matig Laag-matig Hoog Psychopathologie/ persoonlijkheidsstoornis Persoonlijkheids- Niet of Antisociale Borderline/ Antisociaal/ stoornis passief/afhankelijk trekken/ NAO schizoïde psychopathie Alcohol/drug misbruik Laag-matig Matig Matig Hoog Depressie Laag-matig Laag-matig Hoog Laag Woede Matig Matig Hoog Matig Aangepast van Typologies of Male Batterers: Three Subtypes and the Differences Among Them, door A. Holtzworth-Munroe en G.L. Stuart, 1994, Psychological Bulletin, 116, p Copyright 1994 door American Psychological Association. Onafhankelijke onderzoeken bieden (gedeeltelijke) ondersteuning voor de dadertypologie van relationeel geweld van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) (Hamberger, Lohr, Bonge & Tolin, 1996; Tweed & Dutton, 1998; Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000; Waltz, Babcock, Jacobson & 5

6 Gottman, 2000; Delsol, Margolin & John, 2003; Huss, Langhinrichsen-Rohling, 2006). Hamberger et al. (1996) vonden drie clusters die overeen kwamen met de typologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Zij richtten zich echter enkel op de persoonlijkheidsstructuur van de daders, omdat volgens de auteurs psychopathologie en geweld niet als twee onafhankelijke variabelen gezien kunnen worden. Tweed en Dutton (1998) richtten zich op de dimensies ernst van het geweld en op de persoonlijkheidskarakteristieken van de dader en vonden met behulp van een clusteranalyse bij een groep van 79 gewelddadige mannen twee subtypen die overeenkwamen met de dadertypen Algemeen gewelddadig/antisociaal en Dysfoor/borderline van de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) onderzochten de dimensies algemeenheid van het geweld en de psychopathologie/ persoonlijkheidsstoornis van de dader. Ondanks de kleinere groep deelnemers (N=49) vonden zij bewijs voor de driedelige dadertypologie van Holtworth-Munroe en Stuart (1994). Waltz et al. (2000) vonden tevens empirische ondersteuning voor de dadertypologie bij een groep van 75 relationeel geweldplegers. Zij analyseerden de data van alle drie dimensies (ernst van het geweld, algemeenheid van het geweld en psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis van de dader). Delsol et al. (2003) vonden in een groep van 153 getrouwde stellen één vergelijkbaar dadertype (Alleen huiselijk geweld) op basis van de drie dimensies van de dadertypologie. Daarnaast vonden de auteurs bewijs voor twee andere dadertypes die zij beschreven als Gemiddeld gewelddadig en Algemeen gewelddadig/psychopathologie. Het type Gemiddeld gewelddadig werd gekenmerkt door een matige tot ernstige vorm van geweld en bij deze plegers was over het algemeen geen sprake van psychopathologie. Wel werd door ongeveer de helft van deze plegers middelenmisbruik gerapporteerd. Het type Algemeen gewelddadig/psychopathologie werd gekenmerkt door een hoge mate van psychopathologie. Dit type pleger had veelal depressieve klachten, was bekend met middelenmisbruik en scoorde verhoogd op kenmerken van de borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ernst van het geweld bleek dit type pleger minder goed te kunnen onderscheiden, er was geen overheersend patroon van ernstig dan wel minder ernstig gewelddadig gedrag. Huss en Langhinrichsen-Rohling (2006) vonden daarentegen wel bewijs voor de vierledige dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (2000) in een groep van 131 relationeel geweldplegers op basis van de drie beschrijvende dimensies. Ook in een eigen onderzoek (Holtzworth-Munroe, Stuart, Meehan, Herron & Rehman, 2000) werd met behulp van een clusteranalyse de dadertypologie empirisch ondersteund. In totaal deden 102 relationeel geweldplegers mee aan het onderzoek. De auteurs hebben zich gericht op de drie beschrijvende dimensies. Met behulp van een clusteranalyse werden de oorspronkelijke drie dadertypes gevonden. Zij vonden nog een vierde dadertype Licht antisociaal. Deze groep bestaat uit plegers van relationeel geweld die zich minder goed lieten indelen in de oorspronkelijke drie groepen. De groep Licht antisociaal valt tussen de types Alleen huiselijk geweld en Algemeen gewelddadig/antisociaal in. In deze groep is de ernst van het relationele geweld matig en kunnen relationeel geweldplegers ook geweld buiten de relatie gebruiken. In tegenstelling tot het type Alleen huiselijk geweld kunnen plegers in deze groep trekken hebben van een antisociale 6

7 persoonlijkheidsstoornis. Echter, de persoonlijkheidsproblematiek is niet zo ernstig als bij plegers behorende tot de groep Algemeen gewelddadig/antisociaal. Volgens de auteurs bestaat er een algemene globale verdeling van plegers van relationeel geweld waarin 36% van de plegers kan worden onderverdeeld in de groep Alleen huiselijk geweld, 33% in de groep Licht antisociaal, 15% in de groep Dysfoor/borderline en 16% valt in de groep Algemeen gewelddadig/antisociaal. In Nederland is de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) ook onderzocht (De Ruiter, 2011; Thijssen & De Ruiter, 2011). De Ruiter (2011) onderzocht 100 reclasseringsdossiers van relationeel geweldplegers. De auteur gebruikte het risicotaxatie instrument de B-SAFER (Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk) om de drie dimensies (ernst van het geweld, algemeenheid van het geweld, psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis van de dader) te scoren die aan de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) ten grondslag ligt. De auteur vond vier subtypes die vergelijkbaar zijn met de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994; 2000). Alleen de groep Dysfoor/borderline zoals beschreven door Holtzworth-Munroe en Stuart werd niet teruggevonden, omdat uit de gebruikte items van de B-SAFER niet voldoende duidelijk werd aan welke psychische problematiek de daders leden. Deze plegers werden wel gekenmerkt door enkele borderline-kenmerken, maar niet voldoende om te kunnen spreken van de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. Zij behoorden dus niet tot de groep Dysfoor/borderline en werden in plaats daarvan geclusterd tot de groep psychopathologie (21% van de steekproef), omdat er wel sprake was van psychische problematiek (De Ruiter, 2011). De grootste groep was het type Alleen huiselijk geweld (37%). De groep Algemeen gewelddadig/antisociaal bestond uit 18% van de steekproef, de groep Licht antisociaal bestond uit 24% van de steekproef. De dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (2000) lijkt een waardevolle en empirisch ondersteunde manier te zijn om te differentiëren tussen daders van relationeel geweld. Er zijn echter ook nog een aantal tegenstrijdigheden. Hoewel er verschillen zijn tussen de kenmerken van de dadertypes in verschillende onderzoeken (bijvoorbeeld De Ruiter, 2011 versus Delsol, Margolin & John, 2003), wordt er toch gesproken over de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (2000). Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over het aantal dadertypes. De oorspronkelijke theorie van Holtzworth-Munroe en Stuart in 1994 schrijft over drie dadertypes, terwijl in een later onderzoek nog een vierde type wordt toegevoegd aan de typologie (Holtzworth-Munroe, Meehan, Herron, Rehman & Stuart, 2000). Dit vierde type wordt vervolgens niet als regel teruggevonden in nieuw onderzoek naar de dadertypologie (Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000; Waltz, Babcock, Jacobson & Gottman, 2000). Onderzoeken die (gedeeltelijke) empirische ondersteuning bieden voor de dadertypologie laten zich lastig met elkaar vergelijken door een wisselend gebruik van het aantal dimensies. Zo onderzochten Tweed en Dutton (1998) de dimensies ernst van het geweld en psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis en richtten Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) zich op de dimensies algemeenheid van het geweld en psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis. 7

8 De behandeling van relationele geweldplegers: van theorie naar praktijk De behandeling van relationele geweldplegers is niet bijzonder effectief, zo blijkt uit diverse studies (o.a. Babcock, Green & Robie, 2004). Een mogelijke manier om de effectiviteit van de behandeling te vergroten is het ontwikkelen van een behandeling op maat waarbij de behandeling wordt gematcht met het type pleger. Dat zou betekenen dat de heterogene dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) dit proces van matching zou kunnen ondersteunen. Daarbij zou de behandeling op maat nog verder kunnen worden vergroot door toepassing van de vier basisprincipes van het Risk-Need- Responsivity (RNR) model (Andrews, Bonta & Hoge, 1990): het risicoprincipe, het behoefteprincipe, het responsiviteitsprincipe en het integriteitprincipe. Het risicoprincipe houdt in dat bij een hoger recidiverisico een intensievere behandeling gewenst is dan bij een lager risico. Het behoefteprincipe richt zich op de dynamische (veranderbare) risicofactoren van de pleger, de zogeheten criminogene behoeften van iedere pleger: onder andere antisociale cognities, antisociale persoonlijkheid, middelenmisbruik en een antisociaal netwerk. Het responsiviteitsprincipe stelt dat de behandeling moet worden afgestemd op de motivatie en de mogelijkheden van de pleger. Dit principe bestaat uit algemene responsiviteit en specifieke responsiviteit. De algemene responsiviteit heeft te maken met de gekozen interventie, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie, en of deze bij de pleger past. Specifieke responsiviteit heeft te maken met het afstemmen van behandeling op de persoonlijkheid, motivatie en de vaardigheden van de pleger. Het integriteitprincipe stelt dat een behandeling uitgevoerd moet worden zoals deze bedoeld is (Andrews, Bonta & Wormith, 2006). Dat een behandeling volgens de RNR-principes effectief is lieten Andrews et al. zien in een meta-analyse. Er werd een daling van 26% gevonden in het recidiverisico voor relationeel geweldplegers die werden behandeld volgens de principes van het RNR-model in vergelijking met plegers die geen behandeling kregen. Het behoefteprincipe bleek het grootste aandeel te hebben in het verlagen van het recidiverisico (-19%) (Andrews, Bonta & Wormith, 2006). Dat het behoefteprincipe een belangrijke factor is in het terugdringen van het recidiverisico op partnergeweld liet ook Kraanen (2014) zien in een onderzoek naar de invloed van een van de criminogene behoeften. Zij onderzocht onder andere in hoeverre een gecombineerde behandeling gericht op partnermishandeling en problematisch middelengebruik effectief was bij een groep relationeel geweldplegers die in behandeling waren bij een instelling voor verslavingszorg. Zij vond dat bij deelnemers die de behandeling hadden afgerond, het partnergeweld en het middelengebruik significant waren afgenomen. Uitgaande van de principes van het RNR-model, stellen Holtzworth-Munroe en Meehan (2004) dat het identificeren van dadertypen van partnergeweld van invloed kan zijn op de behandeluitkomst. Zo vonden Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) bijvoorbeeld dat de daders in de groep Algemeen gewelddadig/antisociaal de slechtste behandeluitkomst hadden en het meest geneigd waren om de behandeling vroegtijdig te stoppen. Eckhardt en collega s (2008) voegden hieraan toe dat de meest gewelddadige groepen (Algemeen gewelddadig/antisociaal en Dysfoor/borderline) het meest geneigd waren om te stoppen met de behandeling. En de groep Alleen huiselijk geweld zou de grootste 8

9 kans hebben om de behandeling volledig af te ronden. De dadertypologie kan dus ook gebruikt worden voor een betere inschatting van de behandelresponsiviteit per type pleger. Ondanks dat niet altijd dezelfde en evenveel dadertypes worden gevonden, kan de dadertypologie dus een nuttig instrument zijn om verschillende typen plegers van relationeel geweld te matchen aan een bepaalde behandeling. Daarnaast kan het RNR model worden ingezet waarbij de karakteristieken van ieder type pleger volgens het model kan worden benaderd. Er dient bijvoorbeeld meer te worden ingezet op de responsiviteit van de typen en dan voornamelijk de motivatie per type pleger. Ook het risico op herhaling van geweld binnen de relatie is verschillend voor ieder type pleger en dient op basis daarvan benaderd te worden. Voor de behandeling van relationele geweldplegers zou dit een behandeling op maat kunnen leveren wat het recidiverisico en de effectiviteit van de interventie ten goede komt. De typologie in de praktijk: het klinisch oordeel De dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) is middels een empirische methode, de clusteranalyse, tot stand gekomen. In de praktijk heeft een forensisch psycholoog echter een individu voor zich, en is de clusteranalyse niet toepasbaar. De vraag is of een behandelaar het dadertype, zoals beschreven door Holtworth-Munroe en Stuart (1994; 2000), bij relationele geweldplegers kan herkennen. Behandelaren gebruiken daarvoor hun klinisch oordeel. In de onderzoekswereld echter bestaat er wantrouwen jegens het klinisch oordeel, omdat deze het zou afleggen tegen de empirische methode (statistiek) voor wat betreft betrouwbaarheid en validiteit. Toch is de huidige praktijk nog steeds afhankelijk van het oordeel van de clinici. Voordat de empirische methode in opkomst kwam, hebben clinici immers zelf de beslissingen moeten maken over het risico op recidive en moest er zonder een instrument een diagnose gesteld worden. Betekent dit dat er al die tijd foute inschattingen zijn gemaakt? Natuurlijk niet. In 1954 stelde Paul E. Meehl zelfs dat onder de juiste omstandigheden het getrainde klinisch oordeel significant beter is dan de destijds beschikbare statistische methoden wat betreft voorspellende en diagnostische beslissingen van menselijk gedrag (Meehl, 1959). Bijvoorbeeld bij het beantwoorden van een open vraag of bij het nemen van een snelle beslissing door gebrek aan tijd. Het klinisch oordeel lijkt dus op bepaalde momenten wel in zijn voordeel te zijn. Toch moet Meehl zijn mening uiteindelijk bijstellen op basis van de uitkomsten van twee studies die hij en zijn collega s uitvoerden (Dawes, Faust & Meehl, 1989; Grove & Meehl, 1996). In deze studies concludeerden de onderzoekers dat de empirische methode beter is dan het getrainde klinisch oordeel. Samengevat zijn de (mens)factoren die het klinisch oordeel onbetrouwbaar maken dezelfde ontbrekende (mens)factoren die de empirische methode succesvol maken: een computer is niet vermoeibaar, maakt geen slordigheidsfouten en wordt niet beïnvloed door drogredenen. Het klinisch oordeel daarentegen is erg gevoelig voor interpretatiefouten met als gevolg een over het algemeen beperkte mate van validiteit en betrouwbaarheid (Dawes, Faust & Meehl, 1989). 9

10 Ook in recente onderzoeken naar de validiteit van het klinisch oordeel van de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) bleek het klinisch oordeel onvoldoende betrouwbaar en valide te zijn (Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000). Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) lieten vijf onafhankelijke ggz professionals 49 casussen indelen in de drie subtypes van de dadertypologie. Zij maakten deze indeling op basis van gelijkenissen tussen het individuele profiel en de beschrijving van de drie daderprofielen. De professionals werden niet getraind in het scoren van de typologie. De auteurs vonden dat het klinisch oordeel van de vijf ggz professionals in het geheel 64,1% overeenkwam met de empirische methode (clusteranalyse) in het indelen van plegers in dadertypes van relationeel geweld. De vijf professionals waren het onderling volledig eens in slechts een van de vier casussen. De slechte onderlinge overeenstemming tussen de vijf professionals in dit onderzoek pleiten niet voor het klinisch oordeel (Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000). In Nederland is een pilotonderzoek (Hollanders, 2013) uitgevoerd naar de samenhang tussen het klinisch oordeel van de behandelaar en de zelfrapportage van de pleger voor wat betreft de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Zij vonden enkel een significant verband tussen de dimensie psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis van de dader zoals beoordeeld door de behandelaar en door de cliënt zelf. Ook dit onderzoek doet twijfelen aan de betrouwbaarheid van het klinisch oordeel. Daarentegen vond een onderzoek van Lohr, Bonge, Witte, Hamberger & Langhinrichsen-Rohling (2005) positievere resultaten. Zij gebruikten de data van de studie van Hamberger en collega s (1996) en lieten zeven clinici, ervaren in het werkveld, 36 casussen indelen in een van de drie types. De resultaten van de clinici bleken over het algemeen aanzienlijk accuraat in vergelijking met de geclusterde indeling van Hamberger et al. (1996). De indeling per dadertype was echter minder accuraat voor het type niet-pathologisch (vergelijkbaar met het dadertype Alleen huiselijk geweld). De auteurs stelden dat de typologie mogelijk te weinig handvaten bood om daders te kunnen onderscheiden, anders dan de gerichtheid op psychopathologie. De literatuur concludeert dus al sinds de jaren 80 dat de empirische methode over het algemeen beter wordt beoordeeld dan het klinisch oordeel. Daar staat tegenover dat ondanks de significant superieure empirische methode, clinici toch vaak gebruik blijven maken van hun eigen oordeel. Doel van het onderzoek Sinds de gepubliceerde dadertypologie van relationeel geweld van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) heeft veel onderzoek zich gericht op de empirische validiteit van de typologie (Holtzworth- Munroe & Stuart, 1994; Hamberger, Lohr, Bonge & Tolin, 1996; Tweed & Dutton, 1998; Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000; Waltz, Babcock, Jacobson & Gottman, 2000). Er is echter tot op heden nog maar weinig onderzoek gedaan naar de validiteit van het klinisch oordeel van de dadertypologie. Onderzoeken die het klinisch oordeel wel hebben onderzocht laten beperkingen zien in het oordeel van clinici, het oordeel is onvoldoende betrouwbaar en valide. Er is echter nog te 10

11 weinig onderzoek gedaan om met zekerheid te zeggen waarom het klinisch oordeel te wensen overlaat in het indelen van plegers van relationeel geweld in empirisch vastgelegde dadertypes. De onderzoeksvraag van huidig onderzoek is: in hoeverre kunnen bij relationeel geweldplegers die zijn geaccepteerd voor behandeling bij de Waag, centrum voor ambulante forensische ggz, de dadertypologie (Alleen huiselijk geweld, Licht antisociaal, Dysfoor/borderline, Algemeen gewelddadig/antisociaal) van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) worden teruggevonden op basis van clusteranalyse en op basis van het klinisch oordeel? Ter beantwoording van deze vraag zijn twee doelen gesteld. Het eerste doel is het uitvoeren van een onderzoek naar de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994; 2000). Met behulp van een clusteranalyse wordt de empirische validiteit van de dadertypologie onderzocht (zie ook: Holtzworth-Munroe & Stuart, 1994; Hamberger, Lohr, Bonge & Tolin, 1996; Tweed & Dutton, 1998; Langhinrichsen-Rohling, Huss & Ramsey, 2000; Waltz, Babcock, Jacobson & Gottman, 2000; De Ruiter, 2011; Thijssen & De Ruiter, 2011). Daarnaast zal gekeken worden naar de indeling van relationeel geweldplegers in dadertypes door behandelaren en zal dit klinisch oordeel, net als de clusteranalyse, getoetst worden op empirische validiteit. Er worden gegevens uit diverse instrumenten (zelfrapportage en klinische interviews) gebruikt om via clusteranalyse en het klinisch oordeel tot een indeling in de vier typologieën te komen. De eerste deelvraag is in hoeverre de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) kan worden teruggevonden bij relationeel geweldplegers, aangemeld voor behandeling bij de Waag. Er wordt verwacht dat de vierledige typologie in huidige onderzoeksgroep teruggevonden zal worden. Vervolgens worden de clusteranalyse en het klinisch oordeel gecontroleerd op interne en externe validiteit. Ter beoordeling van de interne validiteit werden variabelen gebruikt indicatief voor de dimensies ernst van het geweld (maat voor fysieke agressie en toegebracht letsel), algemeenheid van het geweld (maat voor agressie buiten de relatie) en psychopathologie/persoonlijkheidstoornis (kenmerken van de borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis). Er wordt verwacht dat de groep Alleen huiselijk geweld over het geheel genomen het laagste zal scoren op de aanwezigheid van (relationeel) geweld, en dat zij weinig tot geen borderline of antisociale trekken hebben. Van het dadertype Licht antisociaal wordt verwacht dat deze plegers een matige ernst van het geweld rapporteren en dat er bij deze groep tevens geweld buiten de relatie gebruikt wordt. Dit type scoort naar verwachting meer op de antisociale kenmerken dan op de borderline kenmerken. Van het type Dysfoor/borderline wordt verondersteld dat er een matig tot ernstige vorm van geweld wordt gebruikt, zowel binnen als buiten de relatie, en dat er in hoge mate sprake is van kenmerken van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Van het type Algemeen gewelddadig/antisociaal wordt tevens een matige tot ernstige vorm van het geweld verwacht, zowel binnen als buiten de relatie, en deze plegers scoren veelal hoog op de kenmerken van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. De externe validatie richt zich op andere, maar met de interne validatie vergelijkbare, variabelen indicatief voor de dimensies 11

12 ernst van het geweld en algemeenheid van het geweld. De dimensie psychopathologie /persoonlijkheidsstoornis richt zich in de externe validatie meer op psychische klachten zoals stemmings- en angsstoornissen. Uitgaande van de dadertypologie wordt verwacht dat de groep Alleen huiselijk geweld laag zal scoren op een aan middelen gebonden stoornis, een angststoornis en een stemmingsstoornis. Van de groepen Licht antisociaal en Dysfoor/borderline daarentegen wordt verwacht dat zij meer klachten rapporteren met betrekking tot middelenmisbruik, stemmingsproblematiek en angstklachten, waarin de groep Dysfoor/borderline hoger zal scoren op een depressie. De groep Algemeen gewelddadig/antisociaal wordt verondersteld het hoogste te scoren op middelenmisbruik, deze plegers zullen weinig stemmings- en angstklachten rapporteren. Het tweede doel van huidig onderzoek is om de clusteranalyse met het klinisch oordeel te vergelijken: hoe verschilt het klinisch oordeel van de clusteranalyse wat betreft het indelen van relationeel geweldplegers in de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Ervaren behandelaren in het forensisch psychiatrische veld delen op basis van eigen verkregen gegevens (het klinisch oordeel) de relationeel geweldplegers in, in een van de vier dadertypes van de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). 12

13 Methode Inclusie- en exclusiecriteria Relationeel geweldplegers kwamen in aanmerking voor het onderzoek wanneer zij ouder dan 18 jaar waren, de Nederlandse taal spraken en wanneer er sprake was geweest van enige vorm van huiselijk geweld (verbaal, fysiek, dreiging, problematisch gedrag voor partner en/of gezinsleden) in de afgelopen acht weken, ten tijde van het intakegesprek. De intaker bepaalde op basis van juridische gegevens (proces verbaal) of naar aanleiding van zelfrapportage van cliënt of hij/zij in aanmerking kwam voor het onderzoek. Plegers konden niet deelnemen aan het onderzoek als zij zodanige ernstige psychische problematiek lieten zien dat crisisinterventie en eventueel een opname nodig was. Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestond uit plegers van relationeel geweld (verder cliënten genoemd) die in behandeling waren bij de Waag, centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De deelnemers waren deels vrijwillig in behandeling gegaan of zij hadden een juridische maatregel opgelegd gekregen. Huidig onderzoek vond plaats binnen een groter onderzoek en was goedgekeurd door de Ethische Commissie. Onderzoeksdeelnemers ondertekenden vóór aanvang van het onderzoek een informed consent. Het totaal aantal onderzoeksdeelnemers was 131 (van wie 18 vrouwen). Van deze 131 cliënten ontbraken de gegevens van vijf cliënten op één of meerdere meetinstrumenten. Het aantal geïncludeerde cliënten in de huidige studie was 126. De jongste deelnemer was 20 jaar, de oudste deelnemer was 62 jaar. De gemiddelde leeftijd van de onderzoeksgroep was 37.6 jaar (SD=9.8). Voor de variabelen etniciteit, dagbesteding en forensisch kader ontbraken de gegevens van acht cliënten (N=118). Dat betekent dat het grootste gedeelte van de onderzoeksdeelnemers van westerse afkomst was (81.4%) en dat meer dan de helft zich vrijwillig had aangemeld voor behandeling (83.1%). Van deze 118 deelnemers is verder bekend dat 39% geen geregelde dagbesteding had en dat de helft van de groep (50.8%) aangaf dat zij minimaal drie dagen (on)betaald aan het werk waren. De overige 10.2% had een andere dagbesteding en was bijvoorbeeld nog aan het studeren. Geplande analyses en poweranalyse In huidig onderzoek werden de deelnemers enerzijds opgedeeld in dadertypes aan de hand van een clusteranalyse en anderzijds werden zij aan de hand van het klinisch oordeel verdeeld. Vervolgens werd de gevonden typologie getoetst op (1) interne validatie en (2) op externe validiteit. Huidig onderzoek had twee doelen, waarvan het eerste doel was om de vierledige dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994; 2000) te onderzoeken op validiteit: in hoeverre kan de dadertypologie worden teruggevonden bij relationeel geweldplegers, aangemeld voor behandeling bij de Waag. De dadertypes werden getypeerd door de frequentie en ernst van het geweld, 13

14 er werd gekeken of er ook agressie buiten de relatie werd gerapporteerd en als laatste werden klachten met betrekking tot psychopathologie en persoonlijkheidsproblematiek als typerend geacht. Om tot deze geclusterde indeling te komen werden de analyses in verschillende fases gedaan, beginnend met de clusteranalyse. De data werd gecontroleerd op uitschieters en de onderzoeksgroep werd beschreven aan de hand van demografische variabelen. Aan de hand van de hiërarchische clusteranalyse (Ward s method) werd het effect van de uitbijters (CTS-2) onderzocht. De k-means clusteranalyse werd vervolgens uitgevoerd om de eerste deelvraag te onderzoeken. Voor deze analyse werden opnieuw de gegevens gebruikt van de schalen letsel en fysiek van de CTS-2 (indicatief voor de ernst van het geweld), de MOAS deel B (indicatief voor de algemeenheid van het geweld) en de schalen borderline en antisociaal van de PDQ-R (indicatief voor psychopathologie/ persoonlijkheidsstoornis). Onderzocht werd of de clusteranalyse de vier specifieke groepen genereerde zoals vooropgesteld door Holtzworth-Munroe en Stuart (2000). De groepen werden gecontroleerd voor de variabelen geslacht, etniciteit, dagbesteding en forensisch kader aan de hand van ANOVA s, waarbij resultaten significant werden geacht bij p <.05. Daarnaast werd aan behandelaren gevraagd om middels hun klinisch oordeel de relationeel geweldplegers in een van de vier dadertypes in te delen. Vervolgens werd de typologie zoals verkregen door de clusteranalyse en door het klinisch oordeel zowel intern als extern gevalideerd met behulp van een reeks One-way ANOVA s. Interne validatie clusteranalyse en het klinisch oordeel De clusteranalyse en het klinisch oordeel werden onderzocht op interne validiteit aan de hand van One-way ANOVA s met als onafhankelijke variabele het dadertype zoals gegenereerd door de clusteranalyse of zoals beoordeeld door de behandelaar (Alleen huiselijk geweld, Licht antisociaal, Dysfoor/borderline en Algemeen gewelddadig/antisociaal) en met als afhankelijke variabelen de scores op de instrumenten behorende bij de drie dimensies zoals gebruikt in de clusteranalyse (ernst van het geweld, algemeenheid van het geweld, psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis). Vervolgens werden de significante groepsverschillen nader onderzocht met behulp van de post-hoc Tukey analyse. Externe validatie clusteranalyse en het klinisch oordeel Ter bepaling van de externe validiteit van de clusteranalyse en het klinisch oordeel werden de dadertypes ook vergeleken op variabelen die niet gebruikt werden voor de groepsindeling. Uit de beschikbare metingen werd gekozen voor theoretisch belangrijke externe variabelen: ernst van agressie binnen de relatie (MOAS deel A, ingevuld door cliënten en door behandelaren), ernst agressie buiten de relatie (MOAS deel B, zelfrapportage) en angst- en stemmingsstoornissen en aan middelen gebonden stoornissen (MINI). De variabelen van de MINI zijn categorisch van aard, in plaats van een ANOVA werd daarom een Chi-kwadraattoets gebruikt. Vervolgens werden de significante groepsverschillen nader onderzocht met behulp van de post-hoc Tukey analyse. 14

15 De tweede deelvraag van huidig onderzoek betreft hoe het klinisch oordeel van de clusteranalyse verschilt voor wat betreft het indelen van relationeel geweldplegers in de dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994). Een Chi-kwadraattoets werd gebruikt om te onderzoeken of de verdeling in typologieën op basis van de clusteranalyse en het klinisch oordeel overeenkomen. Daarnaast werden aan de hand van kruistabellen de percentuele verdelingen van de clusteranalyse en de indeling door behandelaren tegen elkaar afgezet om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. In hoeverre kunnen bij relationeel geweldplegers die zijn geaccepteerd voor behandeling bij de Waag, centrum voor ambulante forensische ggz, de dadertypologie (Alleen huiselijk geweld, Licht antisociaal, Dysfoor/borderline, Algemeen gewelddadig/antisociaal) van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) worden teruggevonden op basis van clusteranalyse en op basis van het klinisch oordeel? De hoofdanalyse, de clusteranalyse, kan niet worden ondersteund met een poweranalyse omdat het een andere vorm van statistiek betreft. Om de interne validiteit te toetsen werden een reeks one-way ANOVA s gebruikt om de groepen te vergelijken op de dimensies die gebruikt werden voor de groepsindeling (ernst van het geweld, algemeenheid van het geweld en psychopathologie /persoonlijkheidsstoornis). Voor een one-way ANOVA werd een F-toets gebruikt met een alfa van α=.05, een power van.80 en in navolging van eerder onderzoek- een gemiddeld effect (f) van.25 (Faul, Erdfelder, Lang & Buchner, 2007). Op basis van eerdere studies werd per studie de bijbehorende effectgrootte f berekend. Als uitgangspunt werd gekozen voor een alfa van.05 en een power van.80. Dit leverde bij het onderzoek van Waltz, Babcock, Jacobson en Gottman (2000) een effect op van.37 bij een N=75 en 3 groepen. Met een alfa van.05, een power van.80 en met 4 als totaal aantal groepen, leverden de 102 deelnemers van het onderzoek van Holtzworth-Munroe, Meehan, Herron, Rehman en Stuart (2000) een effectmaat van 0.33 op. Echter, het onderzoek van De Ruiter (2011) had met een alfa van.05, een power van.80, 4 groepen en 146 deelnemers een effectmaat van.28. Een effectgrootte (f) van.30 ligt tussen een gemiddeld (.25) en groot (.40) effect in. Met een effectgrootte (f) van.30, een alfa van.05, een power van.80 en vier groepen, was een onderzoeksgroep grootte vereist van 128 cliënten (Faul, Erdfelder, Lang & Buchner, 2007). Het aantal geïncludeerde cliënten was in huidig onderzoek 126. Instrumenten Voor dit onderzoek werden de gegevens gebruikt van de CTS2, PDQ-R, MOAS, MINI) gebruikt. De vragenlijsten en interviews die niet gebruikt werden in huidig onderzoek, maar wel werden afgenomen ten behoeve van het grotere onderzoek, zijn de Ultrakorte Vragenlijst voor ADHD bij Volwassenen (UKV), the Adult Self-Reported Scale (ASRS), the Intimate Partner Violence Control Scale (IPVCS), Diagnostisch Interview voor ADHD bij Volwassenen (DIVA) en het Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis II Personality Disorders (SCID-II). 15

16 Modified Overt Agression Scale (MOAS) De MOAS (Kay, Wolkenfeld & Murrill, 1988) is een instrument ter observatie van verschillende vormen van agressief gedrag. De MOAS kent vier categorieën van agressief gedrag: verbale agressie, fysieke agressie tegen voorwerpen, fysieke agressie tegen zichzelf en fysieke agressie tegen anderen. Elke categorie wordt gescoord op een vierpuntsschaal, oplopend in ernst. De behandelaar scoort op basis van de informatie van de cliënt, zijn/haar eigen klinische indruk en andere informatie op elke categorie. Het instrument is betrouwbaar en valide bevonden, dit is onderzocht bij een grotendeels schizofrene populatie (EFP, 2008). Huidig onderzoek gebruikte een aangepaste versie van de MOAS waarin de categorie fysieke agressie tegen zichzelf vervangen is door de categorie agressief gedrag binnen- en buitenshuis. Deze versie was niet gevalideerd. De totaalscore varieerde van 0 (geen agressie) tot 24 (maximale ernst van agressie). De zes items werden verdeeld in deel A (agressie binnen de relatie) en in deel B (agressie buiten de relatie). De MOAS werd door zowel behandelaar als door cliënt zelf ingevuld. Huidig onderzoek gebruikte de MOAS deel B, ingevuld door cliënt, als maat voor de dimensie algemeenheid van het geweld. Conflict Tactics Scale 2 (CTS2) De CTS (Straus, 1979) is ontwikkeld om psychisch en fysiek geweld te meten tussen partners en bestaat oorspronkelijk uit 19 items. Tevens geeft de CTS informatie over de onderhandelingsstrategieën van beide partners. De CTS2 (herziene versie) bestaat uit 78 items en is een veelgebruikte zelfrapportagevragenlijst die door de pleger en diens partner wordt ingevuld. De lijst bestaat uit vijf subschalen: fysiek geweld (score tussen 0-300), psychische agressie (score tussen 0 en 200), letsel (score tussen 0 en 175), seksueel misbruik/dwang (score tussen 0 en 175) en onderhandelen (score tussen 0 en 150). Volgens Straus, Hamby, Boney-McCoy en Sugarman (1996), kunnen de schalen letsel en fysiek worden verdeeld in minder ernstig en ernstig. Zij maken daarbij een onderscheid in de items behorende bij de schalen. Dat betekent voor de schaal injury dat de zes items worden verdeeld in twee minder ernstig en in vier ernstig. Minder ernstig letsel wordt uitgevraagd door bijvoorbeeld: mijn partner liep een verstuiking, blauwe plek of kleine snee op door een gevecht met mij ; mijn partner had de volgende dag nog fysieke pijn als gevolg van een gevecht met mij. Ernstig letsel wordt bevraagd met onder andere de volgende items: mijn partner raakte bewusteloos doordat hij/zij op het hoofd geraakt werd door mij tijdens een gevecht ; mijn partner had een botbreuk door een gevecht met mij. Voor de schaal fysiek wordt eenzelfde onderscheid gemaakt. Minder ernstige fysieke agressie: ik draaide de arm van mijn partner om of trok aan zijn/haar haar ; ik duwde mijn partner of gaf hem/haar een zet. Ernstige fysieke agressie: ik verstikte mijn partner ; ik sloeg mijn partner in elkaar. De CTS2 heeft een goede betrouwbaarheid en varieert van.79 tot.95. De validiteit wordt ook als zeer goed beoordeeld (Straus, Hamby, Boney-McCoy & Sugarman, 1996). Huidig onderzoek 16

17 gebruikte de schalen fysiek geweld en letsel van de CTS2 als maten voor de dimensie ernst van het geweld. Personality Diagnostic Questionnaire-Revised (PDQ-R) De PDQ-R (Hyler, Skodol, Oldham, Kellman & Doidge, 1992) meet persoonlijkheidsstoornissen zoals beschreven volgens de DMS-IV en wordt in de forensische setting vaak als screener gebruikt. De 133 items zijn onderverdeeld per stoornis. Per stoornis worden enkele stellingen gegeven waarop juist of onjuist geantwoord dient te worden. Uit onderzoek is gebleken dat de PDQ-R een hoge sensitiviteit heeft, maar een matige specificiteit. Dit betekent dat deze vragenlijst gevoelig is voor wat betreft het diagnosticeren van persoonlijkheidsproblematiek. De betrouwbaarheid en validiteit van de PDQ-R zijn als redelijk beoordeeld (Ouwersloot, Van den Brink, Diekstra & Hoogduin, 1994). De PDQ-R heeft zijn tekortkomingen als screener en kan niet vaststellen of er een persoonlijkheidsstoornis aanwezig is bij de pleger. Wel kan een verhoogde score duiden op trekken van een persoonlijkheidsstoornis. Huidig onderzoek gebruikte de PDQ-R als maat voor de dimensie psychopathologie/ persoonlijkheidsstoornis van de dader. De schalen borderline- (acht items) en de antisociale persoonlijkheidsstoornis (tien items) werden gebruikt. Voorbeelden van items van de borderline persoonlijkheidsstoornis zijn: ben ik vaker bij echte vechtpartijen betrokken geweest dan de meeste anderen en voel ik me vaak leeg of verveeld. Heb ik verschillende keren moeilijkheden met justitie gehad (of zou die gekregen hebben als ik gepakt was) en heb ik mijn vrouw, echtgenoot of kinderen geslagen als ik dacht dat ze dat verdiend hadden zijn voorbeelden van items behorende bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Indeling dadertypologie Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) formuleerden een dadertypologie voor relationeel geweld. De behandelaar werd gevraagd of hij/zij de cliënt bij het meest toepasselijke type wilde indelen (Alleen huiselijk geweld, Dysfoor/borderline, Licht antisociaal, Algemeen gewelddadig/antisociaal) door een kruisje bij het juiste type te zetten op het formulier (zie Appendix I). Als richtlijn werd de dadertypologie kort beschreven en werd de tabel, zoals geformuleerd door Holtzworth-Munroe en Stuart, als extra hulpmiddel aangereikt. Alle behandelaren kregen informatie over de wijze van scoring van deze dadertypologie. Dat wil zeggen, de dadertypologie was reed bekend bij de behandelaren maar werd nogmaals kort herhaald met aandacht voor de belangrijkste kenmerken per type pleger. Er is tot op heden nog niets bekend over de betrouwbaarheid en validiteit van dit instrument. MINI International Neuropsychiatric Interview Plus (MINI) De MINI (Sheehan et al., 1998) meet As-I stoornissen zoals beschreven staat volgens de DSM-IV-TR. Elke module, van alle 23 As-I stoornissen, bestaat uit een aantal vragen dat overeenkomt met de belangrijkste criteria van de bijbehorende psychiatrische stoornis. Onderzoek naar betrouwbaarheid en 17

18 validiteit van de MINI levert een redelijk tot goede beoordeling op (Sheehan et al., 1998). Huidig onderzoek maakte gebruik van een verdeling van As-I stoornissen in de volgende categorieën: een aan middelen gebonden stoornis, een angststoornis, een psychotische stoornis, een stemmingsstoornis en een restcategorie. Procedure en onderzoeksopzet Huidig onderzoek vond plaats binnen een groter onderzoek naar relationeel geweld en ADHD. Kenmerken van ADHD waren geen voorwaarde om deel te kunnen nemen aan het onderzoek. Of er al dan niet sprake was van ADHD werd in het kader van het groter onderzoek uitgezocht aan de hand van een gestructureerd interview. Voor huidig onderzoek gold dat wanneer cliënten voldeden aan de inclusiecriteria, hen tijdens het intakegesprek werd gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Bij toezegging vulden cliënten enkele zelfrapportagevragenlijsten in (waaronder CTS-2, MOAS, PDQ-R). De ingevulde vragenlijsten werden gescoord waarop cliënt telefonisch werd uitgenodigd voor het onderzoek naar ADHD, psychische klachten en persoonlijkheidsproblematiek (DIVA, MINI, SCID- II). Dit onderzoek werd gedaan door een getrainde onafhankelijke behandelaar en duurde gemiddeld één tot anderhalf uur. Na afloop van het onderzoek werden de resultaten aan de deelnemer teruggekoppeld in aanwezigheid van de betreffende behandelaar. Aan de behandelaren werd gedurende de tijdsduur van het onderzoek gevraagd om de beoordelingsformulieren Dadertypologie (van belang in huidig onderzoek) en Geweldsdynamieken in te vullen voor de deelnemende cliënten. De data werd verzameld op de Waag Utrecht en Amersfoort. 18

19 Resultaten Preliminaire analyses De scores op de CTS-2 vertoonden enkele uitschieters. Om te bepalen of deze uitbijters al dan niet geïncludeerd konden worden, werd een hiërarchische clusteranalyse (Ward s method) gedaan met en zonder de uitbijters. De Ward s method genereert op statistische wijze het optimale aantal clusters (Burns & Burns, 2009) waarbij de scores op de MOAS, CTS-2 fysiek en letsel, PDQ-R antisociaal en borderline werden vergeleken op gelijkenissen en verschillen en zij werden uiteindelijk samengevoegd tot clusters. Analyses met en zonder uitbijters lieten zien dat het aantal gewenste clusters altijd vier bleef. De uitbijters toonden zich echter wel van invloed op de verdeling van het aantal deelnemers over de vier clusters. De uitbijters van de CTS-2 waren scores op de items behorende tot de schalen fysiek en letsel. Bijvoorbeeld: ik schopte mijn partner, mijn partner had de volgende dag nog fysieke pijn als gevolg van een gevecht met mij en mijn partner had een botbreuk door een gevecht met mij. Zo gaf bijvoorbeeld één deelnemer aan dat hij in een periode van acht weken zijn partner 28 maal letsel had toegebracht (M=1.50, SD=3.82). In de huidige onderzoeksgroep lijken deze uitbijters passend voor een kleine groep plegers die verantwoordelijk zijn voor heel erg ernstig geweld (Johnson, 1995) en zijn deze items mogelijk bepalend voor onder andere het verschil tussen de mildere en de ernstigere vormen van partnergeweld (Algemeen huiselijk geweld en Algemeen gewelddadig /antisociaal) (Holtzworth-Munroe & Stuart, 1994). De hoofdanalyses werden daarom gedaan met vier clusters en de uitbijters werden geïncludeerd. Hoofdanalyses, deel I De clusterverdeling In navolging van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994; 2000) werden de vier clusters gegenereerd met behulp van de k-means clustering (Burns & Burns, 2009). Als variabelen werden de CTS-2 letsel en fysiek (indicatief voor de ernst van het geweld), MOAS (algemeenheid van het geweld) en de PDQ-R borderline en antisociaal (indicatief voor psychopathologie/persoonlijkheidsstoornis) gebruikt. De 126 deelnemers werden verdeeld over vier clusters. De dadertypologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) in gedachten nemend, konden de clusters tot bijbehorende typen toebedeeld worden, zie tabel 2. Het dadertype Alleen huiselijk geweld (cluster 1) heeft de laagste scores op fysieke agressie en op het toebrengen van letsel aan de partner. Er is enige sprake van het gebruik van agressie buiten de relatie en deze groep herkent zich meer in borderline- dan in antisociale kenmerken. Het type Licht antisociaal (cluster 2) kent een hogere frequentie van fysieke agressie, maar de kans op het toebrengen van letsel bij de partner was ook aanwezig. Er is in vergelijking met de andere groepen matig sprake van agressie buiten de relatie en dit type scoort verhoogd op zowel borderline- als ook antisociale kenmerken. Deelnemers behorende tot de groep Dysfoor/borderline (cluster 3) scoren hoog op toebracht letsel en lager op fysieke agressie, het geweld vindt bij dit type enkele plaats binnen de 19

Risicofactoren en Recidiverisico bij Plegers van Partnergeweld vergeleken voor. verschillende Dadertypologieën. Marèl Lentfert (10782931)

Risicofactoren en Recidiverisico bij Plegers van Partnergeweld vergeleken voor. verschillende Dadertypologieën. Marèl Lentfert (10782931) Risicofactoren en Recidiverisico bij Plegers van Partnergeweld vergeleken voor verschillende Dadertypologieën Marèl Lentfert (10782931) Universiteit van Amsterdam Masterthese Klinische Forensische Psychologie

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen Achtergrond symposium Criminaliteit heeft grote gevolgen voor samenleving: -Fysieke verwondingen -Psychische klachten -Materiële schade -Kosten:

Nadere informatie

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik KFZ call 2015-9 Projectgroep Auteurs: Fleur Kraanen, Joan van Horn*, Jan van Amsterdam, Roos Dekker, Juliette Hutten en Lieke Nentjes. Klinische Psychologie,

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

De B-SAFER, meer dan een risicotaxatie-instrument? De indeling van plegers van partnergeweld aan de hand van de B-SAFER

De B-SAFER, meer dan een risicotaxatie-instrument? De indeling van plegers van partnergeweld aan de hand van de B-SAFER De B-SAFER, meer dan een risicotaxatie-instrument? De indeling van plegers van partnergeweld aan de hand van de B-SAFER Nora van Buitenen Universiteit van Amsterdam Studentnr: 5975638 Begeleiding: Lieke

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09 Samenvatting 21580_rietdijk F.indd 161 10-02-12 15:09 People at ultra high risk for psychosis Schizofrenie en aanverwante psychotische stoornissen hebben grote negatieve gevolgen voor het sociaal en psychisch

Nadere informatie

Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap

Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap Lienja van Eijkern, Róisín Downes, & René Veenstra Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Verschillen in Impliciet en Expliciet Gemeten Attitudes ten Aanzien van Geweld tussen Subtypes Relationele Geweldplegers en Algemene Geweldplegers

Verschillen in Impliciet en Expliciet Gemeten Attitudes ten Aanzien van Geweld tussen Subtypes Relationele Geweldplegers en Algemene Geweldplegers Running head: Verschillen in Impliciet en Expliciet Gemeten Attitudes ten Aanzien van Geweld tussen Subtypes Relationele Geweldplegers en Algemene Geweldplegers Annieke Judith van Veenhuisen (10384758)

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

De relatie tussen subtypen relationeel geweldplegers en de adviezen van de reclassering *

De relatie tussen subtypen relationeel geweldplegers en de adviezen van de reclassering * De relatie tussen subtypen relationeel geweldplegers en de adviezen van de reclassering * Jill Thijssen & Corine de Ruiter Relationeel geweld wordt gedefinieerd als lichamelijk geweld, poging tot of dreiging

Nadere informatie

Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP)

Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP) Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP) De effectiviteit van een gecombineerde behandeling gericht op problematisch middelengebruik en partnergeweld bij plegers van partnergeweld

Nadere informatie

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L. Kraanen Samenvatting Criminaliteit is een belangrijk probleem en zorgt

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek KWANTITATIEF ONDERZOEK Outcome- en follow-up onderzoek 15-18 i.s.m. Prof. Dr. Reitske Meganck - UGent Van 1 april 15 tot 31 maart 17 werden patiënten bij hun opname in Rustenburg bevraagd of ze wilden

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort De bestrijding van huiselijk geweld is een van de taken van gemeenten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO, nu nog prestatieveld

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Partnermishandeling Recente inzichten voor behandeling

Partnermishandeling Recente inzichten voor behandeling Partnermishandeling Recente inzichten voor behandeling Agnes Scholing & Hester Mobach De Waag, Centrum voor ambulante Forensische GGZ 18-11-11 VGCt najaarscongres Veldhoven 1 Stelling 1 Partnermishandeling

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ Dilemma s bij risicotaxatie Risicotaxatie is een nieuw en modieus thema in de GGZ Veilige zorg is een illusie Hoe veiliger de zorg, hoe minder vrijheid voor

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Hulpverlening aan plegers van huiselijk geweld: (On)mogelijkheden, methodische aspecten en resultaten

Hulpverlening aan plegers van huiselijk geweld: (On)mogelijkheden, methodische aspecten en resultaten Hulpverlening aan plegers van huiselijk geweld: (On)mogelijkheden, methodische aspecten en resultaten Prof.dr. Corine de Ruiter Universiteit Maastricht en Trimbos-instituut 29-5-2007 1 De cyclus van relationeel

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Rooden, Stephanie Maria van Title: Clinical patterns in Parkinson s disease Date:

Nadere informatie

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ)

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Mirte Forrer, Jeugdbescherming Regio Amsterdam Claudia van der Put, Universiteit van Amsterdam Jeugdbescherming Ieder kind veilig GGW FFPS

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy Samenvatting 194 Dit proefschrift start met een algemene inleiding in hoofdstuk 1 om een kader te scheppen voor de besproken artikelen. Migratie is een historisch fenomeen die vaak resulteert in verbeterde

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen een overzicht van behandelprogramma s gericht op dynamische risicofactoren (Thornton, 2013) Behandelprogramma: (psycho) therapeutische interventies op cognities, emoties en gedrag richtlijnen opstellen,

Nadere informatie

Partnergeweld: risico s wikken en wegen. Anne Groenen Thomas More Kempen

Partnergeweld: risico s wikken en wegen. Anne Groenen Thomas More Kempen Partnergeweld: risico s wikken en wegen - Anne Groenen Thomas More Kempen Op zoek naar een evenwichtig recept Ingrediënten Tools Wikken en wegen Ingrediënten Partnergeweld is wereldwijd 1 van de belangrijkste

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 99 Nederlandse Samenvatting Depressie is een veel voorkomend en ernstige psychiatrisch ziektebeeld. Depressie komt zowel bij ouderen als bij jong volwassenen voor. Ouderen en jongere

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Inhoud Theoretische achtergrond Ontwikkeling SIPP Domeinen en facetten

Nadere informatie

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld?

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld? Werkt de aanpak van kindermishandeling en? Eerste resultaten van een grootschalig onderzoek: hoe vaak komen kindermishandeling en voor? En hoe ernstig is het geweld? INLEIDING EERSTE FACTSHEET Werkt de

Nadere informatie

Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst

Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst B. Penterman psychiater GGZ Oost Brabant Instrumenten The Historical, Clinical, and Riskindicators (HCR- 20) Historische, Klinische en

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

wordt per signaal beoordeeld op grond van gemiddeld vier items. In totaal zijn er 79 items.

wordt per signaal beoordeeld op grond van gemiddeld vier items. In totaal zijn er 79 items. SAMENVATTING Achtergrond en doelstelling onderzoek De Wet tijdelijk huisverbod die op 1 januari 2009 van kracht is geworden, biedt aan burgemeesters de mogelijkheid om potentiële plegers van huiselijk

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 3. Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

SAMENVATTING. Inleiding

SAMENVATTING. Inleiding SAMENVATTING Inleiding De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is op 1 januari 2009 in werking getreden. Met een huisverbod kan een (potentiële) pleger van huiselijk geweld tien dagen uit huis worden geplaatst.

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE

ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE FACTSHEET 1: OMVANG, AARD & GEVOLGEN VAN GEWELDSINCIDENTEN De Vrije Universiteit Amsterdam doet onderzoek naar geweld in de psychiatrie. Aan hulpverleners werkzaam

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar)

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar) 3a Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar) Deze factsheet beschrijft de resultaten van de gezondheidspeiling najaar 2005 van volwassenen tot 65 jaar in Zuid-Holland Noord met betrekking tot de geestelijke

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Onderzoek met de SAPROF

Onderzoek met de SAPROF Onderzoek met de SAPROF De Vries Robbé & De Vogel SAPROF 2 e Editie handleiding, 2012 Betrouwbaarheid en validiteit Retrospectief dossieronderzoek In verschillende internationale instellingen wordt momenteel

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

Samenvatting. Aanleiding onderzoek Samenvatting Aanleiding onderzoek In Nederland kan aan individuen met een psychische stoornis die een ernstig misdrijf hebben gepleegd, de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) worden opgelegd. Indien

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

NPM-2017 NATIONALE PREVALENTIESTUDIE MISHANDELING VAN KINDEREN EN JEUGDIGEN. Samenvatting

NPM-2017 NATIONALE PREVALENTIESTUDIE MISHANDELING VAN KINDEREN EN JEUGDIGEN. Samenvatting Samenvatting NPM-2017 NATIONALE PREVALENTIESTUDIE MISHANDELING VAN KINDEREN EN JEUGDIGEN Leiden University, Institute of Education and Child Studies TNO Child Health Lenneke Alink / Mariëlle Prevoo / Sheila

Nadere informatie

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Psychische stoornissen komen geregeld voor bij ouderen (65-plus).

Nadere informatie

Functional limitations associated with mental disorders

Functional limitations associated with mental disorders Samenvatting Functional limitations associated with mental disorders Achtergrond Psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, alcohol -en drugsmisbruik komen erg vaak voor in de algemene bevolking.

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Dubbele diagnosemonitor

Dubbele diagnosemonitor Dubbele diagnosemonitor Ervaringen met vijf jaar doelgroepenmonitoring Dr. Gerdien de Weert-van Oene Projectleider DD monitor g.weert@iriszorg.nl www.nispa.nl Schema *: DD-monitor De DD monitor naar meetinstrumenten

Nadere informatie

16. Statistische analyse Meldpunt

16. Statistische analyse Meldpunt 16. Statistische analyse Meldpunt Statistische analyse Meldpunt Inleiding In de periode 19 juli 2010 tot en met 16 maart 2012 ontving de commissie zevenhonderdeenenveertig meldingen van seksueel misbruik.

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies. Geachte, Pearson start een onderzoek naar Innerview. Innerview is een beslissingsondersteunend instrument (BOI) voor doorverwijzing in de geestelijke gezondheidszorg en is uniek in zijn soort als het gaat

Nadere informatie

Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data. Paul Emmelkamp

Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data. Paul Emmelkamp Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data Ingrid Wigard Thomas Ehring Paul Emmelkamp Achtergrond Samenwerking PsyQ met Universiteit

Nadere informatie

Intensieve zorg bij hoog risico. Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht

Intensieve zorg bij hoog risico. Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht Intensieve zorg bij hoog risico Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht Programma Vraag vanuit de samenleving What Works Zorgprogramma Intensieve Zorg Casus Discussie RVZ:

Nadere informatie

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor! Directe Hulp bij Huiselijk Geweld U staat er niet alleen voor! U krijgt hulp Wat nu? U bent in contact geweest met de politie of u heeft zelf om hulp gevraagd. Daarom krijgt u nu Directe Hulp bij Huiselijk

Nadere informatie

Nieuwe zelfrapportage vragenlijsten voor de forensische psychiatrie

Nieuwe zelfrapportage vragenlijsten voor de forensische psychiatrie Nieuwe zelfrapportage vragenlijsten voor de forensische psychiatrie Dr. Ruud H.J. Hornsveld, FPC de Kijvelanden: Ruud.Hornsveld@Kijvelanden.nl Nieuwe meetinstrumenten Doel Diagnostiek door vergelijking

Nadere informatie

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Benadering van deelnemers Deelnemers aan de cohortstudie werden bij het tweede interview benaderd volgens een zogenaamd benaderingsprotocol,

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Avila coaching Overwegende dat Avila coaching verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie