Handleiding. Voor de ploegbesturing VEO-R 360. Versie 1.0. Wij staan voor veiligheid. Art. Nr NL-1/ LEMKEN GmbH & Co.

Transcriptie

1 Handleiding Voor de ploegbesturing VEO-R 360 Versie 1.0 Wij staan voor veiligheid LEMKEN GmbH & Co. KG Weseler Straße 5, D Alpen / Postfach 11 60, D Alpen Telefon ( ) 81-0, Telefax ( ) lemken@lemken.com, Internet: Art. Nr NL-1/03.02

2

3 GEBRUIK VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN Maak u vertrouwd met het functioneren en de bediening van het LEMKEN-werktuig, voordat u deze in gebruik neemt. Daarvoor dient deze handleiding met veiligheidsvoorschriften! Tot het gebruik volgens de voorschriften behoren ook de door de fabrikant voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds-, en verzorgingsvoorschriften! De elektronische besturing VEO-R 360 mag alleen door die personen worden gebruikt, onderhouden en in bedrijf worden gesteld, die met het werktuig vertrouwd zijn en van de gevaren op de hoogte zijn! De geldende veiligheidsvoorschriften als ook de algemene geldende veiligheidstechnische, medische en verkeersvoorschriften dienen in acht te worden genomen! INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING DE OPBOUW VAN HET MENU WEGWIJZER VOOR DE INSTELLINGEN EN FUNKTIES BEDIENINGSTERMINAL LST2 MET DISPLAY Bedieningsterminal Het display DE TOETSEN EN TOETSFUNCTIES Auto-Toetsen Auto-Toets (3) Auto-Toets (4) Functietoetsen Functietoetsen bij de menu-weergave (MB 1 tot en met MB 4) Functietoetsen in het menubeeld (MB 5) Functietoetsen in de menubeelden (MB 6 tot en met MB 9) Functietoetsen in de menubeelden (MB 10 tot en met MB 14) Overige functietoetsen TIJDENS HET BEDRIJF Draaien van het ploegraamwerk Automatisch-bedrijf Handbediend

4 6.2 Pakkerarm Instellingen Werkbreedte per ploeglichaam (MB 2) Hoekverstelling (MB 3) De eerste-voorbreedte (MB 4) Aan- en afkoppelpositie De transportstand Instelwaarden opslaan in de menubeelden MB 2, MB 3 en MB Veranderen van een werkelijke waarde Het opslaan van een werkelijke waarde Het instellen van een waarde die opgeslagen dient te worden AFSTELLEN VAN DE MEETAPPARATUUR Algemeen Afstellen van de draai-cilinder Afstellen van de werkbreedte verstelcilinders Afstellen van de eerste-voorbreedte verstelcilinder Het omschakeltijdstip van de draaicilinder Instellen van het omschakeltijdstip STORINGEN EN STORINGEN VERHELPEN Zekeringen Storingserkenning en beoordeling Ventielbenaming

5 1 INLEIDING De elektronische ploegbesturing VEO-R werkt op een bedrijfsspanning van 12 Volt met een tolerantiebereik van 10 tot 15 Volt. De ploegbesturing moet met deze spanning worden voorzien om een storingsvrij functioneren te garanderen. Over- en onderbelasting leiden tot bedrijfsstoringen en kunnen onder omstandigheden het elektrische systeem verstoren. Bovendien moet de stroomzekering van de spanningsbron minstens 16 Ampère bedragen. De elektronische ploegbesturing VEO-R 360 is door Lemken ontwikkeld voor de Lemken aanbouw-wentelploeg Vari-Opal. De ploegbesturing bestaat uit een processor en een bedieningsterminal. De processor bevindt zich aan de ploeg. De bedieningsterminal wordt in de trekkercabine ondergebracht. Wanneer de elektronische ploegbesturing wordt ingeschakeld, verschijnt er in het display van de bedieningsterminal het startmenu (MB 0) Vanuit dit startmenu zijn alle andere bedieningsmenu s met de toets bedieningsterminal bereikbaar. op de Door het indrukken van de Return-toets het startmenu (MB 0) weer oproepbaar. Is vanuit ieder bedieningsmenu Let op! De hoofdschakelaar (6) op de bedieningsterminal mag pas worden ingeschakeld na het starten van de trekkermotor! (Bij enkele trekkers treedt tijdens het starten een spanningsval optreden respectievelijk de spanningstoevoer naar het werktuig wordt dan volledig onderbroken. Bij een ingeschakelde bedieningsterminal verschijnt dan in het display (2) een storingsmelding. Daaropvolgend moet dan de bedieningsterminal worden uit- en aangeschakeld. De ploegbesturing is daarna weer bedieningsklaar. 3

6 2 DE OPBOUW VAN HET MENU MB 0 MB 5 MB 1 MB 6 MB 10 MB 2 MB 7 MB 11 MB 3 MB 8 MB 12 MB 4 MB 9 MB 13 MB 14 4

7 3 WEGWIJZER VOOR DE INSTELLINGEN EN FUNKTIES Afstellen van de meetinrichting van de werkbreedteverstelcilinder. MB 12 * S Afstellen van de meetinrichting van de draai-cilinder MB 11 * S Afstellen van de meetinrichting van de eerstevoorbreedte-verstelcilinder MB 13 S Aan- en afkoppelstand MB 1 S. 11 Werkbreedte-instelling MB 2 S. 10 Draaien van het ploegraamwerk tijdens automatischbedrijf MB 2 - MB 4 S. 9 Draaien van het ploegraamwerk, handmatig MB 2 - MB 4 S. 9 Foutmeldingsscherm MB 6 - MB 9 S. 17 Informatie voor het opheffen van de storing MB 6 - MB 9 S Hoekinstelling MB 3 S. 10 Pakkerarm MB 10 S. 10 Opslaan MB 2 - MB 4 S.12 Startmenu MB 0 S. 3 Opheffen van storingen MB 6 - MB 9 S Transportstand MB 1 S. 11 Omschakeltijdstip van de draai-cilinder MB 14 * S. 14 Eerste-voorbreedte-instelling MB 3 S. 11 * Vanaf fabriek standaard ingesteld. Alleen bij storingen opnieuw afstellen. Zie hiervoor ook paragraaf 7! 5

8 4 BEDIENINGSTERMINAL LST2 MET DISPLAY 4.1 Bedieningsterminal De bedieningsterminal LST2 (1) bestaat uit een compacte unit met (2) - Display, (3) + (4) - Auto Toetsen, (automatisch) (5) - 6 Functietoetsen, (6) - Hoofdschakelaar, (7) - Signaalgever (pieptoon), (8) - Lichtdioden, (9) - Zekeringen F1 en F2, (10) - Aansluitpoort voor een optioneel bedieningsapparaat (b.v. Joystick), (11) - Aansluiting voor de kabelverbinding: Bedieningsterminal processor (12) - Diagnosepoort en (13) - Aansluiting Spanningstoevoer met 3-polige stekker volgens DIN Het display In het display worden als eerste de functies weergegeven, die met de functietoetsen (5) kunnen worden uitgekozen n als tweede de actuele bedrijfstoestand waarin de ploegbesturing op dat functioneert. 6

9 5 DE TOETSEN EN TOETSFUNCTIES 5.1 Auto-Toetsen Auto-Toets (3) Bij het indrukken van de Auto-Toets (3) aan de linkerzijde van de bedieningsterminal, wordt het ploegraamwerk automatisch ingezwenkt, gedraaid en weer uitgezwenkt Auto-Toets (4) Bij het indrukken van de Auto-Toets (4) wordt de vangpen van de pakkerarm bediend. De Auto-Toetsen zijn alleen in de menubladen MB 2, MB 3 en MB 4 actief. In het menubeeld MB 1 kan met behulp van de Auto-Toetsen de ploeg alleen in de aan- of afkoppelpositie of in de transportstand worden gedraaid. 5.2 Functietoetsen De functietoetsen (5) bezitten geen vaste functies. Bij het indrukken van een functietoets wordt altijd die functie uitgevoerd, die direct boven de desbetreffende functietoets in het display wordt weergegegeven. Tijdens het automatisch-bedrijf (gestart vanuit MB 2, MB 3 of MB 4) zijn alle functietoetsen, zoals in het display wordt weergegeven, STOP-toetsen. In de volgende paragrafen worden de afzonderlijke functietoetsen, afhankelijk van de weergave op het display, beschreven Functietoetsen bij de menu-weergave (MB 1 tot en met MB 4) Enter-Toets De werkelijke waarde wordt opgeslagen. Return-Toets Terugkeren naar het startmenu (MB 0). Blader-Toets Plus-Toets Bladeren door de menu s MB 1 tot en met MB 4 volgens de menu-opbouw. De werkelijke waarde verhogen. Min-Toets T-Toets De werkelijke waarde verminderen. 1. kort indrukken = opgeslagen waarde in het desbetreffende menubeeld benaderen. 2. langer als 2 seconden indrukken = alle opgeslagen waarden (uit MB 2, MB 3 en MB 4) benaderen. 7

10 5.2.2 Functietoetsen in het menubeeld (MB 5) Plus-Toets Kontrast respectievelijk lichtinval verhogen. Min-Toets Kontrast respectievelijk lichtinval verminderen Return-Toets Terug naar het startmenu MB Functietoetsen in de menubeelden (MB 6 tot en met MB 9) Blader-Toets Bladeren in de menuweergaven volgens de menuopbouw. 8 Return-Toets Terug naar het startmenu MB Functietoetsen in de menubeelden (MB 10 tot en met MB 14) Afsteltoets OT-Toets Pijl-rechts-Toets Pijl-links-Toets MIN-Toets MAX-Toets Overige functietoetsen STOP-Toets OK-Toets Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt de afstelfunctie ingeschakeld. Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt het menubeeld omschakeltijdstip weergegeven. Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt de naar rechts draaiende uitdraaiwaarde van de draai-cilinder opgeslagen. Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt de naar links draaiende uitdraaiwaarde van de draai-cilinder opgeslagen. Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt de minimale inzwenkwaarde van de hydraulische cilinder opgeslagen. Bij het gelijktijdig indrukken met de Enter-Toets wordt de maximale uitzwenkwaarde van de hydraulische cilinder opgeslagen. Tijdens het automatisch-bedrijf kunnen alle automatische processen worden onderbroken! Bij een storingsmelding = ERROR word de storing door het indrukken van deze toets bevestigd. Het akoestische signaal valt weg. Indien de storing toch nog aanwezig blijft, wordt deze door de knipperende lichtdioden aangetoond.

11 6 TIJDENS HET BEDRIJF 6.1 Draaien van het ploegraamwerk Automatisch-bedrijf In de menubeelden MB 2, MB 3 of MB 4 de linker Toets indrukken. Het ploegraamwerk wordt nu automatisch ingezwenkt, gewenteld en weer uitgezwenkt. Daarbij worden weer die waarden voor de werkbreedte per ploeglichaam, de hoekstelling en de eerste-voorbreedte benadert, die voor het wentelen ook aanwezig waren Handbediend Wanneer in het menubeeld MB 3 handmatig gewenteld worden. Hiervoor moet als eerste de toets verschijnt, kan het ploegraamwerk en bij het bereiken van de middelste stand de toets worden ingedrukt = de draai-cilinder moet met behulp van de handbediening worden omgeschakeld. Verschijnt alleen dan in het display, wanneer de werkbreedte-verstelcilinder en indien voorhanden ook de eerste-voorbreedte-verstelcilinder zich in een stand bevinden, waarin een storingsvrij uitvoeren van het wentelen gegarandeerd kan worden. 9

12 De functie handmatig wentelen van het ploegraamwerk moet alleen dan gebruikt worden, wanneer het automatische bedrijf niet meer mogelijk is. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een kapotte draai-potentiemeter. 6.2 Pakkerarm In de menubeelden MB 2, MB 3 of MB 4 de rechter toets indrukken. De vangpen van de pakkerarm wordt hierdoor bediend en een meegetrokken pakker wordt hierdoor losgekoppeld. Na enkele seconden wordt de vangpen weer automatisch in de vangstand teruggeschoven.es Packerarmes wird jetzt betätigt und ein mitgeführter Packer ausgeklinkt. Tijdens het zwenken en draaien respectievelijk de pakkerbediening, verschijnt in het display altijd het symbool van de op dat moment uitgevoerde functies. Gelijktijdig verschijnen onder in het display de STOP-symbolen. Indien er een gevaarlijke situatie optreedt moet de STOP-toets worden ingedrukt; de op dat moment uitgevoerde functie wordt meteen onderbroken. 6.3 Instellingen Vanuit de trekkercabine kunnen de werkbreedte per ploeglichaam, de eerstevoorbreedte en de naar rechts en links hellende hoekinstelling door middel van een knopdruk worden ingesteld, veranderd en opgeslagen worden Werkbreedte per ploeglichaam (MB 2) Werkbreedte per ploeglichaam vergroten => toets indrukken Werkbreedte per ploeglichaam verkleinen => toets indrukken Indien de ingestelde waarde opgeslagen moet worden de indrukken. toets 10

13 6.3.2 Hoekverstelling (MB 3) De hoekverstelling moet voor de links- en de rechtswendende ploegarbeid afzonderlijk worden ingesteld. Ploeglichaam meer op de schaarpunt draaien => Ploeglichaam meer op het schaarblad draaien => indrukken indrukken De naar rechts wendende hoekverstelling kan in een range van 70 tot en met 90 worden ingesteld. De naar links draaiende hoekverstelling kan in een range van -70 tot en met 90 worden ingesteld. indrukken, wanneer de ingestelde waarde moet worden opgeslagen De eerste-voorbreedte (MB 4) De eerste-voorbreedte vergroten => De eerste-voorbreedte verkleinen => toets indrukken toets indrukken De eerste-voorbreedte wordt in % weergegeven. indrukken, wanneer de ingestelde eerste-voorbreedte moet worden opgeslagen. 6.4 Aan- en afkoppelpositie Om het aan- en afkoppelen van de ploeg te vergemakkelijken, kan de ploeg in de ideale aan- en afkoppelpositie worden gedraaid. Daarvoor moet de toets Auto1 in het menubeeld MB 1 worden ingedrukt. Hierdoor wordt de werkbreedte per ploeglichaam op 40 cm, de hoekverstelling op 90 en de eerste-voorbreedte op 50% ingesteld. 11

14 6.5 De transportstand Voordat het ploegraamwerk in de transportstand wordt gedraaid, moeten de vergrendelingspennen aan de ploegkop 180 worden gedraaid. Daarna, wanneer de ploeg volledig is opgehefd, in menubeeld MB 1 de toets Auto2 indrukken. De ploeg wordt nu automatisch in de halfgedraaide transportstand gedraaid. Tijdens het uitvoeren van de functie van de aan- en afkoppelpositie respectievelijk de transportstand, wordt in het display de op dat moment uitgevoerde functie grafisch weergegeven. Gelijktijdig verschijnen onder in het display de STOP-symbolen. Indien er een gevaarlijke situatie optreedt moet de STOP-toets worden ingedrukt; de op dat moment uitgevoerde functie wordt meteen onderbroken. 6.6 Instelwaarden opslaan in de menubeelden MB 2, MB 3 en MB 4 De afzonderlijke werkelijke waarden van de hoekverstelling, werkbreedte of de eerstevoorbreedte kunnen opgeslagen worden. Daardoor kunnen deze instelwaarden indien het gewenst is, weer worden ingesteld Bij het opslaan van waarden worden de waarden die daarvoor in het geheugen waren opgeslagen, gewist en overschreven. LET OP! De opgeslagen instelwaarde (het klein weergegeven getal) wordt rechtsboven in het display weergegeven. De werkelijke waarde (het groot weergegeven getal) staat daaronder weergegeven. 12

15 6.6.1 Veranderen van een werkelijke waarde of toets indrukken, zie hoofdstuk Instellingen. De verandering van de werkelijke waarde wordt niet opgeslagen Het opslaan van een werkelijke waarde Indrukken; De werkelijke waarde wordt opgeslagen en de oude opgeslagen instelwaarde wordt gewist en overschreven Het instellen van een waarde die opgeslagen dient te worden Wanneer de rechts boven in het display weergegeven waarde die is opgeslagen ingesteld moet worden, moet de toets kort worden ingedrukt. Wanneer alle opgeslagen waarden voor de werkbreedte per ploeglichaam, de hoekverstelling en de eerste-voorbreedte ingesteld dienen te worden, moet de toets, langer dan 2 seconden worden ingedrukt. 13

16 7 AFSTELLEN VAN DE MEETAPPARATUUR 7.1 Algemeen Het afstellen van de meetapparatuur is door de fabriek uitgevoerd. Indien er in het display bijvoorbeeld de foutmelding A.1.X verschijnt, dan duidt dat op een meetwaarde met een fout, die het systeem niet accepteert. In dit geval moet de meetapparatuur van de afzonderlijke hydraulische cilinders opnieuw worden afgesteld (geijkt). Daarvoor moet de ploeg volledig worden opgehefd en ingezwenkt. Hierna moet in het menubeeld MB 0 de toets en aansluitend in menubeeld MB 10 de toetsen en gelijktijdig worden ingedrukt Afstellen van de draai-cilinder Voor het afstellen van de draai-cilinder moet de ploeg door het indrukken van de min-toets (zuigerstang schuift in) en daarna het indrukken van de plus-toets (zuigertoets schuift uit) telkens in de rechtswendende en linkswendende werkstand worden gedraaid. De min-toets moet zo lang worden ingedrukt, tot dat de ploeg de middelste stand bereikt heeft. Daarna moet de plus-toets zo lang worden ingedrukt tot dat de zuigerstang van de draai-cilinder weer volledig uitgeschoven is. Let op! Tijdens het afstellen moet de de hydraulische cilinder met de hand worden omgeschakeld. Nadat de draai-cilinder volledig uitgeschoven is, moet de enter-toets en 1 van de beide pijltoetsen worden ingedrukt, om de uitgeschoven lengte van de draaicilinder op te slaan. Bevindt de ploeg zich in de rechtswendende ploegstand, dan moeten de toetsen enter en pijl-rechts worden ingedrukt. Bevindt de ploeg zich in de linkswendende ploegstand, dan moeten de toetsen enter en pijl-links worden ingedrukt. Daarna moet de min-toets worden ingedrukt, om de ploeg in de tegenovergestelde ploegstand te draaien. Bij het bereiken van de middelste stand, moet de plus-toets worden ingedrukt. Nadat de hydraulische cilinder weer volledig is uitgeschoven, moeten de enter-toets en de desbetreffende pijl-toets worden ingedrukt om de uitgeschoven lengte van de draai-cilinder op te slaan. De draai-cilinder is nu afgesteld. 14

17 7.1.2 Afstellen van de werkbreedte verstelcilinders indrukken, om de hydraulische cilinder volledig uit te schuiven. Daarna de toetsen en gelijktijdig indrukken, om deze waarden op te slaan. indrukken, om de hydraulische cilinder volledig in te schuiven. Daarna de toetsen en gelijktijdig indrukken, om deze waarde op te slaan. De werkbreedte verstelcilinder is nu afgesteld Afstellen van de eerste-voorbreedte verstelcilinder indrukken, om de hydraulische cilinder volledig uit te schuiven. Daarna de toetsen en gelijktijdig indrukken, om deze waarde op te slaan. indrukken, om de hydraulische cilinder volledig in te schuiven. Daarna de toetsen en gelijktijdig indrukken, om deze waarde op te slaan. De eerste-voorbreedte verstelcilinder is nu afgesteld. 7.2 Het omschakeltijdstip van de draaicilinder Wanneer de draaicilinder te laat of te vroeg omschakelt, dan treedt er een onderbreking of storing van het wentelen op. Een te vroeg omschakelen is te herkennen aan een harde omschakel-slag of aan het terug wentelen van het ploegraamwerk na een merkbare slag. Een te laat omschakelen herkent men aan een onderbreking van het wentelen. Indien er een storing optreedt, kan het omschakeltijdstip geoptimaliseerd worden. Dit wordt in de volgende paragraaf beschreven. Van te voren moet er gecontroleerd worden of de trekkerhydrauliek voldoende druk levert en olievolumestroom voldoende is. Let op! Voordat het omschakeltijdstip wordt ingesteld, moeten de afzonderlijke meetapparatuur van de hydraulische cilinders worden afgesteld. 15

18 7.3 Instellen van het omschakeltijdstip Het omschakeltijdstip kan van 2,5 voor OT (= bovenste dode punt) tot en met 0 ingesteld worden. Rechtswendend van 2,5 tot en met 0 en linkswendend van 2,5 tot en met 0. Vanaf de fabriek is 1,5 respectievelijk 1,5 ingesteld. Uitgaand van menubeeld MB 0 moet als eerste en daarna in menubeeld MB10 en gelijktijdig worden ingedrukt. Nu kunnen in menubeeld MB 14 de parameters 1 en 2 worden veranderd. PAR 1 veranderen, indien het naar rechts wendende omschakeltijdstip veranderd dient te worden. PAR 2 veranderen, indien het naar links wendende omschakeltijdstip veranderd dient te worden. Met de toets moet daarna de cursor worden geactiveerd. Met en de cursor op PAR 1 of PAR 2 zetten en daarna indrukken. Nu met of de waarde veranderen en met opslaan. 16

19 8 STORINGEN EN STORINGEN VERHELPEN Indien een storing optreedt, verschijnt er de storingsmelding ERROR in het display, er luidt een pieptoon en de 8 lichtdioden knipperen. Daarnaast wordt er een foutmeldingscode weergegeven, bijvoorbeeld code: B.0.X. De storingsmelding wordt door het indrukken van de OK-toets bevestigd. De pieptoon verdwijnt en de storingsmelding verdwijnt van het display. De storing wordt alleen nog aangeduid door het knipperen van de lichtdioden. De op dat moment weergegeven code geeft aan welke storing op dat moment optreedt, bijvoorbeeld: Code: A.1.X = Spanningsregelaar is defect of meetwaardefout. Om de storing te identificeren moet eerst de toets, daarna de toets en daarna de toets worden ingedrukt, om in het menubeeld MB 6 te komen. Zie hiervoor ook het hoofdstuk storingserkenning en -beoordeling. Code: B.0.X = draadbreuk Om de storing te identificeren moet eerst de Return-toets, daarna de Info-toets en daarna de Blader-toets worden ingedrukt, om in het menubeeld MB 7 te komen. Zie hiervoor ook het hoofdstuk storingserkenning en -beoordeling! Code: C.0.X = Kortsluiting Om de storing te identificeren moet eerst de Returntoets, daarna de Info-toets en daarna de Blader-toets worden ingedrukt, om in het menubeeld MB 8 te komen. Zie hiervoor ook het hoofdstuk storingserkenning en -beoordeling! Code: D.0.X = Systeemfout Om de storing te identificeren moet eerst de Return-toets, daarna de Info-toets en daarna de Blader-toets worden ingedrukt, om in het menubeeld MB 9 te komen. Zie hiervoor ook het hoofdstuk storingserkenning en -beoordeling! Let op! De lichtdioden knipperen net zo lang, tot dat de fout gevonden is en de storing wordt verholpen. 17

20 8.1 Zekeringen De zekeringen F1 en F2 aan de zijkant van de box van de bedieningsterminal dienen als elektronische zekering van de elektronische ploegbesturing VEO- R 360. Indien er een storing optreedt moeten deze zekeringen worden gecontroleerd en indien nodig worden vervangen. Blijft het display van de bedieningsterminal ondanks een intacte stroomvoorziening donker, dan moet de zekering F1 worden gecontroleerd. De zekering F2 moet worden gecontroleerd indien bij een intacte stroom- en olievoorziening geen handmatige of automatische functies met de ploeg meer kunnen worden uitgevoerd. De zekering F1 is een middeltrage 1 A glaszekering met het artikelnummer: en de zekering F2 is een trage 16 A glaszekering met het artikelnummer: Storingserkenning en beoordeling Na het indrukken van de toets, de toets in het menubeeld MB 0 en de toets verschijnen de menubeelden MB 6 tot en met MB 9. De onderstaande menubeelden MB 6 tot en met MB 9 zijn de storingscodelijsten. MB 6 Voorbeeld: Storingscode: B.0.03:1 MB 7 MB 8 MB 9 18

21 Daar, waar achter de code een 1 verschijnt, bijvoorbeeld code: B.0.03: 1, is een storing te vinden en wel met behulp van de onderstaande storingscodelijst. Daarin staat op dezelfde regel achter de code B.0.03 de storingsbeschrijving, de oorzaak en de maatregelen die getroffen moeten worden. De 0 achter de storingscode betekent: storingsloze functie! De 1 achter de storingscode betekent: storing! Bij dit voorbeeld is een draadbreuk bij het ventiel V2a opgetreden. De elektrische verbinding naar het magneetventiel is onderbroken. Zodra de lichtdioden niet meer knipperen, is de storing effectief verholpen. Storingscode Beschrijving Oorzaak Maatregel A.0.01 Zekering F2 defect Zekering vernieuwen (16A traag) A.0.02 A.0.03 A.0.04 A.0.05 Storing sensorspanning Meetwaardenfout wendas ploeg Meetwaardenfout werkbreedtecilinder Meetwaardenfout eerste-voorbreedtecilinder Storingsveroorzakende sensorspanning, spanningsregelaar defect Storingsveroorzakende meetwaarde van de draaipotentiometer Storingsveroorzakende meetwaarde meetapparatuur werkbreedte-cilinder Storingsveroorzakende meetwaarde meetapparatuur eerste-voorbreedte-cilinder Service Opnieuw afstellen Opnieuw afstellen Opnieuw afstellen B.0.01 Draadbreuk ventiel V1a elektrische verbinding naar B.0.02 Draadbreuk ventiel V1b elektrische verbinding naar B.0.03 Draadbreuk ventiel V2a elektrische verbinding naar B.0.04 Draadbreuk ventiel V2b elektrische verbinding naar B.0.05 Draadbreuk ventiel V3a elektrische verbinding naar B.0.06 Draadbreuk ventiel V3b elektrische verbinding naar B.0.07 Draadbreuk ventiel V4 elektrische verbinding naar B.0.08 Draadbreuk ventiel V5 elektrische verbinding naar B.0.09 Draadbreuk ventiel V6 elektrische verbinding naar 19

22 C.0.01 Kortsluiting ventiel V1a elektrische verbinding naar C.0.02 Kortsluiting ventiel V1b elektrische verbinding naar C.0.03 Kortsluiting ventiel V2a elektrische verbinding naar C.0.04 Kortsluiting ventiel V2b elektrische verbinding naar C.0.05 Kortsluiting ventiel V3a elektrische verbinding naar C.0.06 Kortsluiting ventiel V3b elektrische verbinding naar C.0.07 Kortsluiting ventiel V4 elektrische verbinding naar C.0.08 Kortsluiting ventiel V5 elektrische verbinding naar C.0.09 Kortsluiting ventiel V6 elektrische verbinding naar D.0.01 processorstoring D.0.02 CAN-BUS processorstoring D.0.03 Storing spannings over- / onderbelasting D.0.04 Storing bij het opslaan van gegevens D.0.05 Temperatuursstoring Algemene processorstoring processor > Service Storing communicatie Optische controle indien bedieningsterminal - Processor nodig > Service Storingen in de trekker spanningsvoorziening Storingen bij het opslaan bij de processor De maximale toegestane temperatuur is overschreden. Optische controle indien nodig > Service > Service De processor laten afkoelen 20

23 8.3 Ventielbenaming De afzonderlijke ventielen worden voor de volgende functies ingezet: Ventiel V1a Ventiel V1b Ventiel V2a Ventiel V2b Ventiel V3a Ventiel V3b Ventiel V4 Ventiel V5 Ventiel V6 = Ventiel voor de vergroting van de werkbreedte = Ventiel voor de verkleining van de werkbreedte = Ventiel voor het inschuiven van de draai-cilinder = Ventiel voor het uitschuiven van de draai-cilinder = Ventiel voor de vergroting van de eerste-voorbreedte = Ventiel voor de verkleining van de eerste-voorbreedte = Ventiel voor de pakkerarm = Ventiel voor de ijlgang = Ventiel voor de Load-Sensing (optioneel) Let op! Voor het gebruik van de afzonderlijke hydraulische verbruikers moet de trekker over een hydraulisch systeem met een constante-stroomsysteem of een load-sensing-systeem beschikken. Maak u vertrouwd met het functioneren en de bediening van het LEMKEN-werktuig en de daartoe behorende ploegbesturing met zijn bediening, voordat u deze in gebruik neemt. Doorvoor dient deze handleiding en de handleiding van de LEMKEN ploeg met veiligheidsvoorschriften! Om te kunnen wentelen moet het werktuig altijd volledig worden opgehefd! Voor het transport moet het Uni-pendelwiel, zoals in de handleiding van de LEMKEN ploeg wordt beschreven, worden omgeklapt! Bij de transportstand moet de ploeg door middel van de vergrendelingspen aan de ploegkop worden vergrendeld! Wanneer de ploeg gedraaid dient te worden, moet de vergrendelingspen aan de ploegkop worden ontgrendeld en de ploeg volledig worden opgehefd! 21