Spoortak en Wissel. Begrippenkader. Assetmanagement. Gerben Schut Inge ten Velde BID00023-V002. Definitief. Documentnummer: BID00023

Transcriptie

1 Assetmanagement Begrippenkader Van Werkgroep BID00023 Auteurs Stefan Berghuis Gerben Schut Inge ten Velde BID00023-V002 Versie 2.0 Datum 1 april 2017 Kenmerk Bestand Status Definitief Datum van kracht: Versie: 002 Documentnummer: BID00023

2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding Doel Scope Leeswijzer 3 2 Het spoornetwerk: van concreet naar abstract Verschillende views op het spoornetwerk Geografische view Functionele view 6 3 Knooppunten Algemeen Generieke afspraken Gewoon Wissel Half Engels wissel Engels wissel Kruising Stootjuk en Terra incognita 11 4 Spoortak Spoortak Spoortaknaam Spoortakrichting Spoortaklengte 13 5 Spoor Spoor Spoornaam Pseudo spoornaam Spoorgrenzen 15 Bijlage: volgnummernamen 16 Documenthistorie Ver. Datum Omschrijving Auteurs april 2016 Eerste versie AM Informatie april 2017 Document geheel herschreven Stefan Berghuis Gerben Schut Inge ten Velde BID Begrippenkader 2/17

3 1 Inleiding 1.1 Doel De BID voorziet in het begrippenkader rondom het gebruik van spoortak en wissel, de bouwstenen van het spoornetwerkmodel. Doel van het document is dit spoornetwerk uniform toepasbaar te beschrijven, zodat zowel mensen als systemen over dit netwerk kunnen communiceren. De in dit document vastgelegde afspraken ondersteunen een eenduidige uitwisseling van gegevens over het spoornetwerk, ongeacht vanuit welk domein, proces, toepassing of perspectief het spoornetwerk beschouwd, gebruikt of beschreven wordt. De BID00023 voorziet in een concretisering van de generieke topologie van de railinfrastructuur 1 en sluit aan bij het Informatie Model Spoor. Voor een volledig begrip van dit document, is het aan te raden eerst of ook het IMSpoor kaderdocument 2 te lezen. 1.2 Scope De scope van de BID00023 betreft de knooppunten en verbindingen waaruit het spoornetwerk is opgebouwd. Er wordt beschreven hoe vanuit verschillende invalshoeken over het spoornetwerk gecommuniceerd kan worden. Aanvullend zijn ook afspraken opgenomen over de naamgeving en over de decompositie van de knooppunten wissel en kruising. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is er aandacht voor de verschillende views op het spoornetwerk; Hoofdstuk 3 en 4 geven het begrippenkader waarin de focus met name ligt op het gemeenschappelijke en de verschillende views niet meer tegen elkaar worden afgezet: o In hoofdstuk 3 komen de verschillende objecttypen langs die een knooppunt kunnen zijn (wissel, kruising, stootjuk en terra incognita); o In hoofdstuk 4 komt de spoortak aan bod die de knooppunten met elkaar verbindt; In hoofdstuk 5 wordt het begrip spoor (afkomstig uit de logistieke wereld) kort toegelicht om het onderscheid tussen spoortak en spoor duidelijk te maken. Aanvullend wordt de systematiek van de pseudo spoornaam uitgelegd; In de bijlage staat beschreven hoe knooppunten en spoortakken benoemd moeten worden in situaties waarin de formele afspraken over naamgeving niet van toepassing zijn. 1 Generic Topology model for rail infrastructure, A foundation for standardized handling of rail infrastructure data auteurs: Ron Nagtegaal, Dirk Kes 2 Informatiemodel Spoor - het Kader versie 2.0 auteurs: Ard Flinterman, Inge ten Velde, René Wubbels. BID Begrippenkader 3/17

4 2 Het spoornetwerk: van concreet naar abstract 2.1 Verschillende views op het spoornetwerk Buiten ligt het spoornetwerk dat is opgebouwd uit spoorstaven, dwarsliggers, wissels, wisselstellers, puntstukken etc. Binnen is datzelfde spoornetwerk vastgelegd in de informatiesystemen van ProRail. Afhankelijk van de informatiebehoefte, kan het netwerk op verschillende abstractieniveaus beschouwd worden: 1. In het objectregistratiesysteem kijken we hoe de objecten met hun samenstellende delen en fysieke eigenschappen zijn vastgelegd en hoe deze objecten gegroepeerd zijn onder een spoortak of een wissel; 2. In de geografische view zien we diezelfde spoortak en wissel afgebeeld op de as van het spoor zoals die over het aardoppervlak loopt; 3. In de functionele view zien we hoe de topologie geconcretiseerd is door weer diezelfde spoortak en wissel; 4. In de topologie beschouwen we diezelfde spoortak en wissel als een verbinding en een knooppunt in een zuiver abstract netwerk 3. Om tot bruikbare informatie te komen, is echter snel het functionele ontwerp nodig en speelt deze meest abstracte view nauwelijks een rol. 3 Een dergelijke abstracte beschrijving van een netwerk is een generieke en internationaal toegepaste methode, die gebruikt wordt voor meerdere toepassingen variërend van gas-, water- en elektriciteit distributies tot het netwerk van fietsknooppunten. BID Begrippenkader 4/17

5 De BID00023 beschrijft in het midden van dit spectrum de twee meest gebruikte views op het spoornetwerk: de geografische view en de functionele view. Hierna twee voorbeelden die het verschil tussen de geografische en functionele view direct inzichtelijk maken: Als wissels strak tegen elkaar aanliggen, dan is er in de geografische view geen verbindende spoortak 4 aanwezig. In de functionele view bestaat er echter een virtuele spoortak: in een logisch netwerk kunnen knooppunten immers niet zonder een verbinding met elkaar verbonden worden; In de geografische view kan een spoortak doorlopen tot (ver) achter het stootjuk, terwijl diezelfde spoortak in de functionele view ophoudt met bestaan op de positie waar het stootjuk begint: spoortak loopt door onder en achter stootjuk spoortak stopt bij stootjuk In de volgende twee paragrafen worden beide views nader toegelicht. 4 Als bij complexe wisselconstructies (wisseloverloop of kruiswissels) wissellengtes (LT) overlappen, dan wordt in de geografie het midden van de overlap als grens tussen het ene en het andere wissel genomen (L T staat voor de totale lengte van het wissel incl. de liggers tot aan de wringing). BID Begrippenkader 5/17

6 2.2 Geografische view De geografische view kijkt langs de as van het spoor naar de spoortak en het wissel zoals deze op het aardoppervlak liggen. In de geografische view wordt voor de wissellengte met L T 5 gerekend en worden de spoortakken tussen de wissels strak gekarteerd tot de locaties waar het ene wissel eindigt en het volgende wissel begint (dit zijn de locaties waarop het wissel is ingelast). geografische view: spoortakken en wissels volgen de curves langs de as van het spoor De focus ligt op posities, afstanden, vorm en lengte. Deze gegevens zijn input voor processen als bijv. het berekenen van perronlengtes of het relateren van meetwaarden aan een exacte positie op een wissel of een spoortak. 2.3 Functionele view De functionele view op de spoortak beschouwt de spoortak puur als een functioneel object waarover een trein kan rijden van bijv. het ene wissel naar het andere wissel. In deze view is de blik netwerk georiënteerd en zijn lengtes van spoortak en wissel van minder belang en dus ook minder nauwkeurig. functionele view: spoortak verbindt wissel met wissel De focus ligt op relaties, connecties, volgorde, richting. Deze gegevens zijn input voor processen als treintijdberekeningen of planning van buitendienststellingen. Indien gegevens als posities, afstanden, vorm of lengte nodig zijn, worden deze opgehaald uit het geografische domein. 5 Wissellengte LT staat voor de totale lengte van het wissel inclusief de liggers tot aan de wringing (conform OVS Ontwerpvoorschriften Wissels en kruisingen). BID Begrippenkader 6/17

7 3 Knooppunten 3.1 Algemeen De knooppunten uit de generieke topologie van de railinfrastructuur worden geconcretiseerd door de volgende objecttypen: Wissel (Gewoon wissel, Half Engels wissel en Engels wissel) Kruising Stootjuk 6 Terra Incognita (TI) 3.2 Generieke afspraken Voor knooppunten in het spoornetwerk van ProRail 7 gelden de volgende afspraken: a) Knooppunten worden uniek geïdentificeerd door een PUIC; b) Namen van wissels ontstaan in het ontwerp 8 ; c) Namen van wissels zijn uniek per PPLG 9 en Geocodegebied; d) Namen van kruisingen zijn afgeleid van een wisselnaam; e) Namen van stootjukken en TI s zijn afgeleid van een wissel of kruisingnaam; f) Knooppunten hebben per aansluiting een kantcode die bestaat uit 1 letter. In de volgende paragrafen per knooppunttype een nadere toelichting. 3.3 Gewoon Wissel Kantcodes V (Voor) L (Links) R (Rechts) De aansluiting bij de voorkant van de wisseltong krijgt de letter V. Kijkend vanuit de voorkant van de wisseltong, worden aan de twee andere aansluitingen de kantcodes L en R toegekend. Gangen Er zijn twee gangen: van V naar L en van V naar R. Gangen zijn bi-directioneel. Wisselbeen V dient beide gangen. Decompositie 3 wisselbenen De wisselbenen zijn genoemd naar de kantcode letters (V, L en R) Opmerking Een symmetrisch wissel kan worden beschouwd als een Gewoon Wissel 6 Stootjuk staat in de BID00023 voor de verschillende varianten van een spoorbeëindigingsconstructie 7 Knooppunten van derden dragen de naam die is toegekend door een andere beheerder, bijv. Strukton Rail Short Lines, Tata-steel, Infraspeed, Rail Service Center Rotterdam, Infrabel, DB Netz, Museumlijnen enz. 8 Conform Procedure Infrabenamingen 9 Primair ProcesLeidings Gebied BID Begrippenkader 7/17

8 3.4 Half Engels wissel Kantcodes P, Q, S, T De kantcode letters zijn betekenisloos. Kantcode P wordt toegekend aan de aansluiting rechts vanuit het kruisstuk, kijkend in de richting van de laagste stellernaam. De overige kantcodes krijgen Q, S en T met de klok mee. Gangen Er zijn 3 gangen: twee kruisende en 1 buiten gang. Gangen zijn bi-directioneel. De korte wisselbenen P en Q dienen zowel de kruisende gangen als de buiten gang. Opmerking Engelse wissels hebben twee stellers (bijv. steller 1 en steller 3 ) Legenda Decompositie Het half Engels wissel telt 9 wisselbenen. De wisselbenen worden genoemd naar de kantcode letters; bij de namen van de halve kruisende benen worden de kantcode letters voorafgegaan door de naam van de wisselsteller. 4 korte wisselbenen: van aansluiting naar tong: P, Q, S en T 4 halve kruisende wisselbenen: 1P, 1T, 3Q en 3S 1 buiten been: P-Q (de letter die het laagst in het alfabet staat, wordt als eerste vermeld) BID Begrippenkader 8/17

9 3.5 Engels wissel Kantcodes P, Q, S, T De kantcode letters zijn betekenisloos. Kantcode P wordt toegekend aan de aansluiting rechts vanuit het kruisstuk, kijkend in de richting van de laagste stellernaam. De overige kantcodes krijgen Q, S en T met de klok mee. Gangen Er zijn 4 gangen: twee kruisende en 2 buiten gangen. Gangen zijn bi-directioneel. De korte wisselbenen dienen zowel de kruisende als de buiten gangen. Opmerking Engelse wissels hebben twee stellers (bijv. steller 1 en steller 3 ). Legenda Decompositie Het Engels wissel telt 10 wisselbenen. De wisselbenen worden genoemd naar de kantcode letters; bij de namen van de halve kruisende benen worden de kantcode letters voorafgegaan door de naam van de wisselsteller. 4 korte wisselbenen: van aansluiting naar tong: P, Q, S en T 4 halve kruisende wisselbenen: 1P, 1T, 3Q en 3S 2 buiten benen: P-Q en S-T (de letter die het laagst in het alfabet staat, wordt als eerste vermeld) BID Begrippenkader 9/17

10 3.6 Kruising Naam K+wisselnaam De naam van de kruising is afgeleid van de naam van een van de wissels waarheen vanuit de kruising naartoe kan worden gereden. De naam van de kruising wordt als volgt opgebouwd: K + de laagste wisselnaam De naam van de kruising en de kantcodes worden eenmaal uitgegeven en zijn daarna definitief. Kantcodes Gangen Decompositie Opmerking 1 Opmerking 2 P, Q, S en T (letters zijn betekenisloos) Kantcode P wordt toegekend aan de aansluiting die leidt naar het naamgevend wissel. De overige kantcodes krijgen Q, S en T met de klok mee. Er zijn 2 gangen: 1 per kruisingbeen. Gangen zijn bi-directioneel. 4 halve kruisingbenen De 4 halve kruisingbenen worden genoemd naar de kantcode letters: P, Q, S en T Als de naam van de kruising niet uniek is binnen het PPLG en binnen het geocodegebied, dan dient de naam gekozen te worden van het één na laagste wissel enz. t/m de naam van het drie na laagste wissel (zie 4.2 voor bepalen laagste wisselnaam). Een kruiswissel is een kruising die (nagenoeg) direct omsloten wordt door 4 wissels BID Begrippenkader 10/17

11 3.7 Stootjuk en Terra incognita Een Stootjuk (SJ) is het knooppunt waarop in de functionele view het spoor eindigt. In werkelijkheid en ook in de geografische view, kan het spoor nog een stuk achter het stootjuk doorlopen (zie ook figuur in 2.1); Een Terra Incognita (TI) is geen infra-object, maar een geografische locatie in de infrastructuur waar het door ProRail in kaart gebrachte spoor ophoudt, maar waar het spoor in werkelijkheid doorloopt. Kantcodes Stootjuk en Terra Incognita Stootjuk en TI hebben elk één aansluiting en daarmee één kantcode waaraan de letter V (voorkant) wordt toegekend. Naamgeving Stootjuk en Terra Incognita Net als namen van kruisingen zijn ook de namen van stootjukken en TI s niet oorspronkelijk maar afgeleid en wel van een wissel of een kruising. De opbouw is als volgt: Naam stootjuk: SJ + _ + naam aansluitend wissel/kruising + kantcode aansluitend wissel/kruising; Naam terra incognita: TI + _ + naam aansluitend wissel/kruising + kantcode aansluitend wissel/kruising. Voor beide geldt dat, als het naamgevende object een (half) Engels wissel is, de naam van de aansluitende steller wordt gebruikt (bijv. 217A of 217B). Voorbeelden afgeleid van naam Stootjuk Gewoon Wissel SJ_123V SJ_123L SJ_123R (Half) Engels Wissel SJ_217AP SJ_217BQ SJ_217AT SJ_217BS Kruising SJ_K101P SJ_K101Q SJ_K101S SJ_K101T afgeleid van naam Terra Incognita Gewoon Wissel TI_123V TI_123L TI_123R (Half) Engels Wissel TI_217AP TI_217BQ TI_217AT TI_217BS Kruising TI_K101P TI_K101Q TI_K101S TI_K101T BID Begrippenkader 11/17

12 4 Spoortak 4.1 Spoortak De spoortak is de verbinding tussen de knooppunten in het spoornetwerk. De spoortak dient als de kapstok om allerlei gegevens aan te relateren: niet alleen functionele, geografische en fysieke gegevens, maar bijv. ook onderhoud-, prestatie- en conditiegegevens. 4.2 Spoortaknaam Om eenduidig gegevens uit te kunnen wisselen over het spoornetwerk, is het noodzakelijk dat de spoortak uniek geïdentificeerd is. De unieke code van de spoortak is de PUIC 10 en dit is de sleutel waarop systemen gegevens over de spoortak uitwisselen. Voor de communicatie tussen mensen wordt echter een spoortaknaam gebruikt; deze spoortaknaam wordt afgeleid uit de naam van het naamgevende object plus de kantcode. Om te kunnen bepalen welk van de twee aangrenzende knooppunten nu het naamgevende object is, zijn er de volgende regels: 1. Regel ProRail : als één van beide objecten geen ProRail eigendom is en niet bediend/beheerd wordt door ProRail, dan is het ProRail object het naamgevende object; 2. Regel Hiërarchie : Wissel gaat boven Kruising, Kruising gaat boven Stootjuk en Stootjuk gaat boven Terra Incognita; dit betekent bijv. dat indien er een wissel aan de spoortak ligt, het wissel bepalend is voor de spoortaknaam; 3. Regel Engelse wissels : als één of beide objecten een (half) Engels wissel zijn, dan geldt de naam van de steller die aan de spoortak grenst als de wisselnaam; 4. Regel Laagste nummer : als beide objecten even hoog in de hiërarchie zijn, dan gaat het object dat in de naam het laagste nummer heeft voor. Toelichting bij regel 4 Als wisselnamen (bij Engelse wissels: stellernamen) ook uit letters bestaan (bijv. 123A en 123B), dan eerst de letter wegdenken en indien de nummers dan even hoog zijn, het alfabet laten uitmaken welke wissel-/stellernaam het laagst is (A laagste letter, Z hoogste letter); Als wisselnamen een streepje tussen twee nummers hebben (bijv ), dan het nummer beschouwen alsof je het streepje weglaat ( ). Voorbeelden spoortaknaam: afgeleid van spoortaknaam Gewoon Wissel 123V 123L 123R (Half) Engels Wissel 217AP 217BQ 217AS 217BT Kruising K101P K101Q K101S K101T Stootjuk SJ_1041V 10 Voor de PUIC maakt ProRail gebruik van de UUID-4 vanwege de tijd/locatie-onafhankelijkheid in versie 4, die de 32 hex-digits random genereert. Voorbeeld: f47ac10b-58cc-4372-a567-0e02b2c3d479 BID Begrippenkader 12/17

13 Uniciteit van de spoortaknaam De spoortaknaam is niet uniek. Een naam is bedoeld om in het intermenselijk gebruik een object te identificeren; daarbij is het geaccepteerd als de identificatie niet 100% uniek is. Veelal zal de gebruiker een kaart raadplegen en zal er geen misverstand over zijn of bijv. spoortak 1234V nu in Groningen of in Rotterdam ligt. Afhankelijk van het proces en de toepassing waarin de spoortaknaam gebruikt wordt, is minder of meer uniciteit noodzakelijk en wordt de spoortaknaam bijv. gebaseerd op zowel het van- als het tot- knooppunt of aangevuld met een gebied en een kilometerlint. Meest voorkomende voorbeelden: de van knooppunt-tot knooppunt naam, bijv. 1039V-1041L (niet uniek); de spoortak identificatie of de lange spoortaknaam met de geocode ervoor en de kilometrering (afgerond naar hectometers) erachter, bijv. 555_123V_83.5 (uniek). Zodra PUIC is doorgevoerd in alle systemen, is het gebruik van een van-tot spoortaknaam of een lange spoortaknaam niet meer nodig. 4.3 Spoortakrichting De administratieve ( default ) richting van een spoortak loopt vanuit het naamgevende knooppunt naar het andere knooppunt. Kijkend vanuit het naamgevende knooppunt, wordt bijv. bepaald of een sein of bord mee of tegen staat: mee: van laag naar hoog rijdend kijk je naar de voorkant van het sein/bord; tegen: van laag naar hoog rijdend kijk je naar de achterkant van het sein/bord. Objecten hebben ofwel in één richting van een spoortak betekenis, zoals borden en seinen, of in beide richtingen, zoals bijvoorbeeld WIDO 11 s en lassen. 4.4 Spoortaklengte Voor het bepalen van afstanden en posities zijn referentiepunten nodig waaraan geografische informatie kan worden gekoppeld. Deze referentiepunten zijn de tong en de las van het wissel. Afhankelijk van de toepassing kan op basis van één van beide referentiepunten een lengte worden berekend. De BID00023 spoortaklengte loopt van las tot las. 11 Waarschuwings Installatie Dienst Overpad BID Begrippenkader 13/17

14 5 Spoor 5.1 Spoor Een spoor is een ononderbroken, benaamd deel van één of meer spoortakken, eenduidig begrensd door daarvoor geldige spoorgrenzen en bedoeld als van- of naar-locatie voor een beweging, dan wel als opstelplaats voor materieel. Het begrip spoor wordt primair gebruikt in de processen van de logistieke keten. Sporen hebben een naam die staat voor een adres waar een trein heen gestuurd of opgesteld kan worden. Spoor versus Spoortak Een spoor ligt op één of meer spoortakken; op een spoortak kunnen meerdere sporen liggen. In de meeste gevallen ligt een spoor op één spoortak. Alleen als de spoorgrens een gespijkerd, geklemd of vergrendeld wissel is, dan kan een spoor liggen op meerdere aaneensluitende spoortakken. Sporen vervullen een functie in de exploitatie van de treindienst. Belangrijkste functies zijn: Afhandelingsfuncties (sporen t.b.v. halteren, opstellen en reinigen van treinen) Dienstregelingsfuncties (tijdmeetlocaties bij de planning/sturing rond dienstregelpunten) Transportfunctie (kilometers maken en routering en rijwegen) 5.2 Spoornaam Een spoor wordt binnen een bepaald gebied uniek aangeduid met een spoornaam 12 in de vorm van een nummer en/of letters. In de regel binnen emplacementen met een nummer en op vrijebanen met een of meerdere letters. 5.3 Pseudo spoornaam Niet elke spoortak maakt echter in zijn geheel deel uit van een spoor ofwel: niet ieder deel van een spoortak is voorzien van een spoorbenaming ofwel heeft een adres. In de asset keten worden sporen gebruikt in de processen t.b.v. onderhoud en inspectie (ook de monteur moet immers naar een adres gestuurd kunnen worden). Om deze processen te kunnen ondersteunen, is het daarom nodig dat van elke spoortak alle delen voorzien zijn van een naam: om die reden zijn - aanvullend op de formele spoornaam - de zgn. pseudo spoornamen nodig. N.B. Spoortakken die een volgnummernaam (zie bijlage) hebben, krijgen geen pseudo spoornaam. 12 Conform Procedure Infrabenamingen BID Begrippenkader 14/17

15 De pseudo-spoornaam is opgebouwd uit twee delen die resp. naar het begin en het einde van het voor en achterliggende spoor verwijzen: Het eerste deel bestaat uit: de beginletter(s) van het type infra-object dat aansluit op het begin van het niet benoemde deel van de spoortak: w(wissel), k(kruising), sj(stootjuk), ti(terra incognita) en s(spoor); de naam van het infra-object dat aansluit op het begin van het niet benoemde deel van de spoortak, bijv. de spoornaam of de wisselnaam; als het type infra-object een wissel/kruising is, dan wordt de kantcode toegevoegd. Het tweede deel bestaat uit: de beginletter(s) van het type infra-object dat aansluit op het eind van het niet benoemde deel van de spoortak: w(wissel), k(kruising), sj(stootjuk), ti(terra incognita) en s(spoor); de naam van het infra-object dat aansluit op het eind van het niet benoemde deel van de spoortak, bijv. de spoornaam of de wisselnaam; als het type infra-object een wissel/kruising is, dan wordt de kantcode toegevoegd. Het eerste en het tweede deel van de pseudo spoornaam worden gescheiden door een liggend streepje. Voorbeeld: sbc-w1025v dit pseudo spoor loopt van spoor BC tot de voorkant van wissel Spoorgrenzen Een spoorgrens is een grens van een spoor. Belangrijkste spoorgrenzen zijn wissel, stootjuk en bediend sein. Het type grens bepaalt mede het type spoor en zijn gebruiksmogelijkheden. Knooppunten kunnen òòk een spoorgrens zijn, maar dit geldt niet andersom: er zijn meer spoorgrenzen dan knooppunten, bijv. het bediend sein, het stop- of blokbord of de blokmarkeerlamp. BID Begrippenkader 15/17

16 Bijlage: volgnummernamen In deze bijlage staat beschreven hoe knooppunten en spoortakken benoemd kunnen worden in situaties waarin de formele afspraken over naamgeving niet van toepassing zijn. Het betreft een relatief klein aantal uitzonderingen of infra die definitief buiten exploitatie is 13. Uitgangspunt is dat de afspraken in dit verband zo eenvoudig mogelijk moeten zijn en resulteren in alternatieve namen die automatisch gegenereerd kunnen worden, uniek zijn en ook duidelijk te onderscheiden zijn van de formele namen. Knooppunten Er zijn situaties waarin de naam van een knooppunt onbekend is, bijvoorbeeld: een wissel van een andere infrabeheerder heeft geen bij ProRail bekende naam (denk aan (aftakkende) netwerken van industrie- of havengebieden of aan buitenlands spoor); een wissel of stootjuk is na sanering van een deel van het netwerk nog niet opgeruimd. In dergelijke situaties kan voor het knooppunt geen formele naam worden afgeleid. In dat geval dient een naam met een volgnummer te worden gegenereerd. Daarbij geldt de afspraak dat deze volgnummernamen niet gebruikt mogen worden om weer namen van andere knooppunten of namen van spoortakken af te leiden. Spoortakken Ook zijn er situaties waarin namen van spoortakken niet mogen of kunnen worden afgeleid van een knooppunt, bijvoorbeeld: beide begrenzers van de spoortak hebben een volgnummernaam; na een sanering is de spoortak nog fysiek aanwezig, maar niet meer functioneel (buiten exploitatie) en aan geen van beide kanten begrensd door een knooppunt. In dergelijke situaties kan voor de spoortak geen formele naam worden afgeleid. In dat geval dient een naam met een volgnummer te worden gegenereerd. Opbouw volgnummernamen Knooppunt opbouw naam voorbeeld Wissel W_X + 4 cijfers W_X0001 Kruising K_X + 4 cijfers K_X0001 Stootjuk SJ_X + 4 cijfers SJ_X0001 Terra incognita TI_X + 4 cijfers TI_X0001 Spoortak ST_X + 4 cijfers ST_X0001 De X geeft aan dat het een volgnummernaam betreft en geen formele naam. Met de in deze bijlage beschreven systematiek kunnen eventueel nog mogelijke relaties tussen knooppunten onderling en knooppunten en spoortakken niet meer worden vastgelegd in de naam, maar alleen nog worden gedetecteerd met behulp van een geografische view. 13 Als infra definitief buiten exploitatie wordt gesteld, dan kan de 'formele' naam behouden worden; als dat conflicten oplevert, dient de naam aangepast te worden naar een volgnummernaam. BID Begrippenkader 16/17

17 Colofon Titel Documentnummer Versie/Datum 2.0 Status BID00023-V002 Definitief Van Auteurs Opdrachtgever Distributie BID00023 Beheergroep Stefan Berghuis Gerben Schut Inge ten Velde Martin Beindorff BID00023 beheergroep, IMSpoor projectgroep, vertegenwoordigers van BIM-Spoordata projecten en afdelingen Configuratiedata schema/geo en Configuratiedata fysiek Document BID00023 versie 2.0 Autorisatie paraaf datum gecontroleerd opdrachtgever BID Begrippenkader 17/17