Commissie Bezwaarschriften Delft Hoorzitting van 9 mei 2016, uur. Pleitnota C.E. Barnhoorn. namens: 19 omwonenden. inzake:

Transcriptie

1 Commissie Bezwaarschriften Delft Hoorzitting van 9 mei 2016, uur Pleitnota C.E. Barnhoorn namens: 19 omwonenden inzake: het bezwaar van omwonenden tegen de omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan Noordwest deelgebied 2 en het bouwen van een bouwwerk die op 3 december 2015 is verleend aan de heer L.J. Wesseling. 1 Inleiding Wesseling heeft al meerdere pogingen gedaan om een vergunning te krijgen voor een dansschool in Delft. De eerste poging is mislukt omdat de omgevingsvergunning door de rechtbank is vernietigd wegens geluid- en parkeeroverlast. De tweede poging voor de locatie Buitenwatersloot werd geweigerd door het college. Een dansschool met zalenverhuur in een rustige woonwijk werd ruimtelijk niet aanvaardbaar geacht. En nu staan we hier: het college heeft de omgevingsvergunning op 3 december 2015 toch verleend. Een verweerschrift van 27 bladzijden, een zeer uitgebreide ruimtelijke onderbouwing en verschillende onderzoeken. Het is nogal wat. Het college heeft veel woorden nodig om te komen tot de conclusie: een dansschool in een rustige woonwijk is ruimtelijk aanvaardbaar. Niets is echter minder waar. Het exploiteren van een dansschool aan de Buitenwatersloot geeft veel geluid- en parkeeroverlast. Bovendien is het beleid van de gemeente Delft er juist op gericht de bedrijvigheid in de rustige woonwijk af te schalen. Het is daarom logisch dat er veel weerstand bestaat tegen het vestigen van de dansschool. Ik wil hier drie punten benadrukken: 1. Er wordt een onjuiste procedure gevolgd. 2. Er is onvoldoende rekening gehouden met de geluidoverlast die uitgaat van de dansschool. 3. Parkeeroverlast wordt niet voorkomen.

2 2 Onjuiste procedure Het vestigen van een dansschool in een rustige woonwijk kan niet door middel van een kruimelgeval worden vergund. Door het 5 pagina s lange betoog van het college lijkt het erg ingewikkeld, maar dat is het niet. In de kern draait het om één bepaling: artikel 5, lid 6, van bijlage II bij het Bor. Dit artikel bepaalt dat de kruimelgevallenregeling artikel 4, onderdelen 9 en 11 niet van toepassing is op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Van een dergelijke activiteit is hier nu juist sprake. Dit blijkt alleen al uit het feit dat er een vormvrije m.e.r.-beoordeling (bijlage 12 bij de ruimtelijke onderbouwing) is gemaakt. Wesseling is kennelijk zelf al van mening dat er sprake is van een activiteit die is opgenomen onder categorie D 11.3: De aanleg, wijziging, of uitbreiding van een industrieterrein. In het verweerschrift neemt het college een nieuw standpunt in. Het vestigen van een dansschool in het pand aan de Buitenwatersloot kwalificeert niet als een wijziging van een industrieterrein. Er zou sprake zijn van een bedrijventerrein, niet een industrieterrein. Er is uiteraard een verschil tussen een industrieterrein en een bedrijventerrein. Een industrieterrein is gericht op industriële ondernemingen, die zich volgens de Van Dale met de verwerking van grondstoffen tot (half)producten bezighoudt. Op een bedrijventerrein bevinden zich juist bedrijven waar geen productie plaatsvindt, zoals meubelboulevards en kantoorpanden. Als we kijken naar het geldende bestemmingsplan ter plaatse dan geldt voor het terrein aan de Buitenwatersloot de bestemming Bedrijfsdoeleinden met de nadere aanduiding 2 en I. De gronden zijn daarmee aangewezen voor bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Lijst met Bedrijfstypen (bijlage 4 bij het bezwaarschrift). Dit betekent dat er wel degelijk industrie is toegestaan op het terrein aan de Buitenwatersloot. Ook feitelijk is er op het terrein aan de Buitenwatersloot sprake van industrie. Op het terrein bevinden zich de volgende bedrijven: Machinefabriek Pleyte B.V. Van Putten Instruments B.V. Naaktgeboren B.V. Centwerk B.V. Er is dus sprake van een wijziging van het industrieterrein en daarmee van een activiteit als bedoeld in het Besluit m.e.r.

3 Mocht uw Commissie tot de conclusie komen dat het terrein aan de Buitenwatersloot toch een bedrijventerrein is, dan valt het toestaan van de dansschool bovendien onder de restcategorie D11.2 (stedelijk ontwikkelingsproject). «Meubelboulevard» of «bedrijfskantoren» vallen wel onder «bedrijventerrein», maar niet onder «industrieterrein». Zij vallen echter weer wel onder het begrip stedelijk ontwikkelingsproject (D 11.2). Stb. 2011, 102, blz. 51. Dit oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ook in een zaak over het toestaan van een muziekcentrum in de oude Nobelpanden in Leiden. AbRvS 28 november 2012, nr /1/R4 (Bestemmingsplan De Nobel ). Linksom of rechtsom: er sprake van een activiteit genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het college stelt tot slot nog dat niet alleen gekeken moet worden of er sprake is van een activiteit als bedoeld in het Besluit m.e.r., maar ook moet worden beoordeeld of van die activiteit substantiële milieugevolgen uitgaan. Dit blijkt nergens uit: niet uit de wet (artikel 5, lid 6, bijlage II, Bor), niet uit de Nota van Toelichting en niet uit de rechtspraak. De wetgever is op dit punt duidelijk. Het gaat er om of de activiteit is opgenomen in kolom 1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Of bijvoorbeeld de drempelwaarden worden overschreden is totaal niet relevant. Stb. 2014, 333, blz. 58. Kortom, er wordt hier een onjuiste procedure gevolgd. Niet de reguliere, maar de uitgebreide voorbereidingsprocedure is op het bestreden besluit van toepassing. De omgevingsvergunning is verleend in strijd met de wet. 3 Geluid In het bezwaar hebben omwonenden al gewezen op de onaanvaardbare geluidoverlast die de dansschool voor hen oplevert. Het akoestisch onderzoek bevestigt dat er sprake is van onaanvaardbare geluidoverlast. In de nachtperiode wordt de ambitiewaarde van 40 db(a) met 11 db(a) overschreden. In het akoestisch onderzoek worden geluidreducerende maatregelen voorgesteld om deze overschrijding te beperken. Vervolgens wordt in het akoestisch onderzoek uitsluitend gesteld dat na uitvoering van de geluidreducerende maatregelen het geluidniveau maximaal 40 db(a) zal bedragen. Er wordt op geen enkele wijze aangetoond dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Het college heeft om aan alle onzekerheid een eind te maken de voorwaarde gesteld dat eerst een geluidonderzoek moet plaatsvinden om aan te tonen dat bij inwerking zijn van technische installaties kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden alvorens de dansschool operationeel kan zijn. Dit alleen al getuigt van een onzorgvuldige belangenafweging. Het is onbegrijpelijk dat het college de onzekerheid wil wegnemen door achteraf dus na het verlenen van de vergunning - onderzoek

4 te doen naar de effectiviteit van de maatregelen. Onderzoek doe je vooraf en niet achteraf. Vooraf moet komen vast te staan dat de maatregelen voldoende zijn om daar ter plaatse een dansschool toe te staan. Wat als blijkt dat de maatregelen niet voldoende zijn? Wordt de vergunning dan weer ingetrokken? Daar komt bij dat Peutz een onjuist bronvermogen voor stemgeluid hanteert. In het akoestisch onderzoek staat dat stemgeluid bij de noordelijke entree luider wordt verwacht en dat daarom uit wordt gegaan van een bronvermogen van 70 db(a) per persoon. Dit is onjuist. De rechtspraak en de StAB hanteren als uitgangspunt (voor luider spreken ) 71 db(a) tot 83 db(a). Rb. Midden-Nederland 18 januari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:445, r.o , waarin de omgevingsvergunning wordt vernietigd omdat in het akoestisch onderzoek net als hier ten onrechte wordt uitgegaan van een bronvermogen bij luider spreken van 70 db(a). Zie ook: Martin Tennekes, Het menselijk stemgeluid, Journaal Geluid november 2009, nr. 9 en het Duitse Taschenbuch der Technischen Akustik. Door Peutz wordt dus een veel te laag bronniveau gehanteerd. Meer in de rede ligt hier een bronvermogen van 77 db(a) of meer. De geluidbelasting op de gevel wordt daardoor fors onderschat. De geluidbelasting wordt ook onderschat doordat in tabel 5.2 van het akoestisch onderzoek staat dat het geluidscherm aan de Kluizenaarsbocht geluidbeperkend werkt op de woningen aan de Buitenwatersloot. Het akoestisch onderzoek rammelt aan alle kanten. Daarnaast veroorzaken de parkeerplaatsen aan de Kluizenaarsbocht veel geluidoverlast door o.a. roepende bezoekers of dichtslaande portieren. Dit wordt bevestigd in het op 20 april jl. uitgevoerde (aanvullende) akoestisch onderzoek. De berekende geluidbelasting bedraagt 66 db(a) (roepende bezoekers) en 61 db(a) (dichtslaande portieren). Dit overschrijdt alle maximale geluidniveaus voor de nachtperiode uit het Activiteitenbesluit. Het college stelt dat dit aanvaardbaar is omdat hier al parkeerplaatsen waren voordat de dansschool werd vergund. Die stelling is onvoldoende. Ook voor bestaande gebruiksmogelijkheden geldt dat nog wel beoordeeld moet worden of deze gebruiksmogelijkheden in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. De geluidniveaus van 66 en 61 db(a) zijn juist in de nachtperiode in het kader van een goede ruimtelijke ordening totaal niet aanvaardbaar. Dit blijkt ook wel uit het feit dat voor de geluidoverlast van de parkeerplaatsen op eigen terrein een geluidscherm van 2 meter moet worden geplaatst. Daarmee erkent het college feitelijk dat er geluidsoverlast zal zijn van vertrekkende bezoekers. De bezoekers zullen, als we het college moeten geloven, ook veelal op de fiets naar de dansschool komen. De fietsenstalling bevindt zich aan de Marlotlaan op zo n 10 meter van de meest nabijgelegen woning. Dit leidt net zo goed tot geluidoverlast door bezoekers van de dansschool. Geluidbeperkende maatregelen tegen overlast van bezoekers die met de fiets zijn gekomen, ontbreekt in het geheel.

5 4 Parkeren Het college geeft aan dat het bouwplan voorziet in 58 parkeerplaatsen op eigen terrein: 47 bij de ingang en 11 op de Kluizenaarsbocht. Uit het verkeerskundig onderzoek blijkt dat de 11 parkeerplaatsen aan de Kluizenaarsbocht in de nachtperiode niet meer door de dansschool in gebruik worden genomen. Dit leidt immers tot geluidoverlast. De dansschool voldoet daarmee niet aan de benodigde 56 parkeerplaatsen. Om dit tekort op te vullen wordt verwezen naar de beschikbaarheid van 10 parkeerplaatsen die zijn vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaar van het naastliggende terrein (Shivers). In deze overeenkomst is echter op geen enkele wijze juridisch geborgd dat Wesseling de parkeerplaatsen exclusief kan gebruiken. De 10 parkeerplaatsen van Shivers worden feitelijk dagelijks, ook tijdens de nachtperiode, door Shivers zélf gebruikt. De parkeerplaatsen worden daarnaast gebruikt door werknemers van Shivers waardoor de parkeerplaatsen meestal bezet zijn. Een alternatief om het behalen van de parkeernormen zeker te stellen, ontbreekt. De vergunning is daarom verleend in strijd met de parkeernormen. Ook hier zullen omwonenden veel overlast van ondervinden. 5 Conclusie Er ligt een omgevingsvergunning die een dansschool mogelijk maakt in een rustige woonwijk. Dit is ruimtelijk onaanvaardbaar. Bovendien is een onjuiste procedure gevolgd. Er kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de enkele wens van Wesseling om op deze locatie een dansschool te vestigen, niet opweegt tegen de aantasting van het woon en leefklimaat waarmee omwonenden worden geconfronteerd. Omwonenden verzoeken uw Commissie om het college te adviseren om het bezwaar gegrond te verklaren en de omgevingsvergunning te herroepen.