CURSUS NACHTVLINDERS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "CURSUS NACHTVLINDERS"

Transcriptie

1 CURSUS NACHTVLINDERS Samenstelling : Wim Veraghtert Natuurpunt CVN vzw Instelling voor natuur- en milieu-educatie in Vlaanderen Graatakker 11, 2300 Turnhout tel fax Met de steun van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel

2 Inhoudstafel 1. Inleiding 4 2. Wat zijn nachtvlinders? 5 a. Verschil Dag- en Nachtvlinders 5 b. Bouw 6 3. Systematiek 7 a. Micro- en Macrolepidoptera 7 b. Nachtvlinderfamilies 7 c. Naamgeving Levenscyclus 15 a. Ei 16 b. Rups 16 i. Waardplanten 17 ii. Rupsen in vormen en kleuren 18 c. Pop 19 d. Vlinder 19 i. Vormen en kleuren 20 ii. Voortplanting 23 iii. Voeding 23 iv. Nachtvluchten Oriëntatie Mobiliteit 25 v. Fenologie Nachtvlinders: Predatoren en parasieten 27 a. Vleermuizen & vogels 27 b. Parasieten Nachtvlinderbiotopen Nachtvlinders in het natuurbehoud 31 a. Trends bij nachtvlinders 32 b. Indicators 34 c. Bescherming 35 i. Juridisch 35 ii. Natuurbeheer en nachtvlinders Schadelijke en nuttige soorten Nachtvlinderonderzoek 41 a. Nachtvlinderonderzoek in Vlaanderen 41 b. Hoe begin je eraan? 41 c. Lichtonderzoek 43 d. Smeer en stroop 45 e. Feromonen 46 f. Dagwaarnemingen 47 g. Verzamelen van nachtvlinders Determinatie van nachtvlinders 47 a. Vlinders herkennen 47 i. Families herkennen 48 2

3 ii. Noodzakelijke literatuur 53 b. Herkenning van rupsen 54 i. Rups of schijnrups 54 ii. Rupsen zoeken 54 iii. Literatuur Mothematics Literatuur 58 3

4 Inleiding Mijn vrienden keken me nogal meewarig aan toen ik op hun simpele vraag: Wat ga je vanavond doen? droogjes antwoordde: motten vangen. Het gaat helemaal de verkeerde kant uit met die jongen, zag ik hen denken. Of deze vorm van natuurstudie maatschappelijk aanvaard wordt, is een vraag om over na te denken. Nochtans is de nachtvlinderstudie in Vlaanderen, en misschien nog meer in de rest van West-Europa, booming business. En al maar goed ook! Want, mag van de Vlaamse dagvlinders de status, trend en verspreiding relatief goed bekend zijn, van de nachtvlinders is dit allerminst het geval. Nochtans telt de Belgische vlinderfauna 20x meer soorten nachtvlinders dan dagvlinders. Ook ecologisch onderzoek naar nachtvlinders staat nog in zijn kinderschoenen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter wel dat er onder de nachtvlinders goede bioindicatoren zijn en dat, evenals bij dagvlinders, bij heel wat soorten een achteruitgang is vast te stellen. Dit hiaat in de Vlaamse soortenkennis is op zijn minst verwonderlijk. De ca. 800 soorten macro-nachtvlinders die in Vlaanderen voorkomen, zijn relatief gemakkelijk herkenbaar. In de meeste gevallen zijn ze gemakkelijker te herkennen dan laat ons zeggen het merendeel van de loopkevers en zweefvliegen. Een simpele determinatiegids, met foto s of kleurentekeningen, volstaat om, zelfs als beginner, tot een correcte determinatie te komen. De menselijke aversie ten opzichte van motten, een synoniem voor nachtvlinders met een wat pejoratieve bijklank, zal aan deze lacune in onze kennis wellicht niet vreemd zijn. Deze cursus beoogt dan ook de cursisten te laten kennismaken met de fascinerende en kleurrijke wereld van de nachtvlinders en hopelijk het verspreidingsonderzoek van nachtvlinders in Vlaanderen een bijkomende impuls te geven. Dankwoord Bij het opmaken van deze cursus hebben de volgende personen mij geholpen door de tekst na te lezen, informatie te verstrekken of fotomateriaal aan te leveren: Guido en Willy De Prins, Maarten Jacobs, Leo Janssen, Adriaan Peeters, Gaston Sallaets, Chris Steeman, Henk ten Holt, Nobby Thys, Pieter Vantieghem en Jeroen Voogd. Waarvoor van harte dank. Voorblad: Bonte Worteluil Agrotis vestigialis, Oostmalle, augustus 2004 ( Maarten Jacobs) 4

5 2. Wat zijn nachtvlinders? Vlinders met de nachtshift Net als de dagvlinders behoren de nachtvlinders tot de klasse der Lepidoptera, de schubvleugeligen. De term is afgeleid van het Grieks: lepis = schub, pteron = vleugel. 2.1 Nachtvlinder of dagvlinder? Het verschil tussen dagvlinders en nachtvlinders zit hem niet altijd in de periode van activiteit (dag-nacht). Dat zou te simpel zijn. Er zijn namelijk ook nachtvlinders die (soms uitsluitend) overdag vliegen. Evolutionair gezien zijn dagvlinders zelfs bizarre nachtvlinders die uitsluitend overdag vliegen. Een dagvlinder herken je onmiddellijk aan zijn antennes: aan het uiteinde van de antenne zit een relatief afgerond knopje. Bij nachtvlinders is dit knopje nooit aanwezig, hoewel bij sommige soorten de antenne-uiteinden verbreed kunnen zijn (maar dan niet knopvormig). Dagvlinders in rust houden hun vleugels gesloten boven het lichaam; nachtvlinders in rust doen dat zelden. Bij nachtvlinders zien we een hele waaier aan vleugelhoudingen. Daarnaast bezitten de meeste nachtvlinders een frenulum, dat bij de dagvlinders ontbreekt. Dit frenulum bestaat uit een haakvormige borstel op de voorrand van de achtervleugel die ervoor zorgen dat de achter- en voorvleugels aan elkaar gekoppeld blijven tijdens de vlucht. Bij levende dieren is het frenulum moeilijk waarneembaar. Op enkele algemene kenmerken bestaan talloze uitzonderingen: nachtvlinders zijn meestal forser en hariger dan dagvlinders, dagvlinders zijn doorgaans kleurrijker dan 5

6 nachtvlinders en nachtvlinders spinnen wel eens een cocon rondom hun pop, wat dagvlinders niet doen. 2.2 Bouw De antennes hebben bij nachtvlinders een belangrijke functie. Vaak zijn de antennes van mannelijke nachtvlinders geveerd, wat bij dagvlinders nooit het geval is. Dit kenmerk zien echter bij een aantal families, bijv. spinners, maar is slechts in een aantal gevallen geldig voor uiltjes of spanners. Met hun geveerde antennes zijn de mannetjes goed in staat geurstoffen (feromonen) van de vrouwtjes op te sporen. De antennes fungeren dus als neus. Ook de ogen zijn belangrijk voor nachtvlinders. Ze zien goed genoeg om opvallend gekleurde bloemen s nachts op te sporen. Van een soort als Groot avondrood ontdekte men zelfs dat ze in het donker kleuren kunnen zien. Net zoals de meeste insecten bezitten nachtvlinders facetogen. De meeste vlinders, ook nachtvlinders, beschikken over een roltong of proboscis waarmee ze voedsel, in vele gevallen nectar, kunnen opnemen. Proboscis betekent letterlijk (olifanten)slurf. Een beperkt aantal vlinders beschikt slechts over een korte zuigsnuit of kan zelfs geen voedsel opnemen. De ontwikkeling van het larvale stadium duurt bij deze soorten vaak opvallend lang. De vlinder zelf (het imago) leeft dan ook zeer kort. Bij de Windepijlstaart is de tong niet minder dan 15 cm lang. Nachtvlinders beschikken over gehoororganen waarmee ze de ultrasone geluiden van vleermuizen kunnen opvangen (meer hierover op p. 26). Deze gehoororganen bevinden zich op het borstuk (bijv. bij de uiltjes) of op het eerste segment van het achterlijf (zoals bij de spanners en de micromotten van de familie Pyralidae). In het achterlijf zijn ook de voortplantingsorganen gesitueerd. Ook worden vanuit het achterlijf geurstoffen of feromonen verspreid. Net als dagvlinders hebben nachtvlinders twee paar vleugels: voor- en achtervleugels. In de vleugelgrootte en -vorm vinden we een enorme variatie. Het merendeel van de nachtvlinders heeft goed ontwikkelde vleugels en beschikt over een goed vliegvermogen. Bij een minderheid is dit vliegvermogen gedeeltelijk verdwenen: vrouwtjes van bijv. een aantal spanners hebben sterk gereduceerde vleugels, zodat hun verplaatsingsvermogen erg beperkt is. Al kruipend over boomstammen verspreiden ze geurstoffen (feromonen) om mannetjes te lokken. De vleugels zijn bedekt met schubben die pigment bevatten en zo de vlinder zijn kleur geven. De schubben liggen dakspansgewijs over elkaar. 6

7 Een deel van de nachtvlinders heeft een totaal verschillende vleugelhouding dan dagvlinders. Denk maar aan de uiltjes. Nachtactieve vlinders hebben immers niet de behoefte hun vleugels open te spreiden om deze door de zon te laten opwarmen. Ze verwarmen hun spieren door te trillen. Die spieren zitten in het borststuk, dat ook wel thorax genoemd wordt. Vooral nachtactieve vlinders bezitten daarom een stevig borststuk. Het borststuk is bij heel wat soorten behaard. Deze beharing zorgt niet alleen voor een tragere afkoeling op kille nachten, maar bovendien weerkaatst het geluid dat vleermuizen (voorname predatoren) produceren minder goed op een behaard oppervlak dan op een kaal oppervlak. Aan het borststuk zitten de zes poten. Deze zijn stevig genoeg om zich goed vast te houden of om (traag) te lopen. Enkel bij de vleugelloze vrouwtjes van sommige soorten zijn de poten iets beter ontwikkeld. 3. Systematiek 3.1 Micro- en macrolepidoptera Praktisch worden nachtvlinders ingedeeld in twee grote groepen: microlepidoptera en macrolepidoptera, grosso modo naargelang hun grootte. Afgekort wordt dat: micro s en macro s. Deze indeling is louter artificieel. Enkele opvallend grote nachtvlinders, zoals de Gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina), die taxonomisch tot de micronachtvlinders gerekend zouden moeten worden, worden omwille van praktische redenen bij de macronachtvlinders ingedeeld. Daartegenover staat dat een familie met relatief grote micronachtvlinders, zoals de Pyralidae, niet bij de macronachtvlinders wordt ingedeeld. Bij de uiltjes (Noctuidae, macro) kunnen sommige soorten omwille van hun grootte aanzien worden als bladrollers (Tortricidae, micro). Grote micronachtvlinders zijn in enkele gevallen opvallend groter dan kleine macronachtvlinders. Het onderscheid is dus niet vanzelfsprekend. Een truc om ze te onderscheiden bestaat niet; je moet vertrouwd raken met de soorten en families. Doorgaans hebben micronachtvlinders groffere en minder schubben, relatief lange antennes in vergelijking met de vleugel, vrij hoge poten en een meestal goed ontwikkelde franje. De cursus focust in belangrijke mate op macronachtvlinders. 3.2 Indeling in families In Europa komen meer dan soorten nachtvlinders voor. In België werden totnogtoe meer dan 2500 soorten vastgesteld. Hiervan behoort het merendeel (ca. 1600) tot de micro-nachtvlinders. Elk jaar worden er weer enkele nieuwe soorten gevonden in België. Niet alleen dwaalgasten, maar ook vlinders die zich hier (soms vermoedelijk al jarenlang) voortplanten. Ook wordt er af en toe wel eens een bestaande soort opgesplitst in twee soorten. De Kleine en de Open Breedbandhuismoeder (Noctua janthina en N.janthe) werden begin jaren 1990 nog als één soort aanzien. In de taxonomie van de Lepidoptera worden tegenwoordig de meest primitieve families vooraan in het rijtje gezet. De meest geëvolueerde vlindergroepen worden dan achteraan in het lijstje geplaatst. Sinds 2011 werd op basis van moleculair onderzoek 7

8 een nieuwe indeling van de vlinderorde voorgesteld. Daarbij worden enkele vlinderfamilies afgeschaft, bijv. de beervlinders (Arctiidae) en donsvlinders (Lymantridae). Die behoren nu beide tot de nieuwe familie van de Spinneruilen (Erebidae), waartoe ook een aantal voormalige uilen behoren (zoals de weeskinderen). De systematiek van nachtvlinders wordt weergegeven in tabel 1. De taxonomische rangschikking naargelang de graad van evolutie is hier niet geheel gevolgd omdat er gekozen is voor de opsplitsing tussen micro s en macro s. De wortelboorders (Hepialidae) behoren tot de macro s maar zijn in feite primitiever dan de meeste micro-families. Bij de micro s worden de bladrollers (Tortricidae) als meest geëvolueerd beschouwd; bij de macro s zijn dit de uiltjes (Noctuidae). Onderstaand overzicht toont nog de klassieke indeling, dus zonder rekening te houden met de recente ontwikkelingen o.b.v. DNAonderzoek. Tabel 1. Families van micro- en macronachtvlinders die in België voorkomen, met vermelding van het soortenaantal dat er werd vastgesteld. De families die in het vet gedrukt zijn, komen in deze cursus aan bod. Micronachtvlinders B Macronachtvlinders B Micropterigidae - Oermotten 5 Hepialidae - Wortelboorders 5 Eriocraniidae - Purpermotten 6 Cossidae - Houtboorders 3 Nepticulidae - 64 Zygaenidae - Bloeddropjes 14 Dwergmineermotten Opostegidae - Oogklepmotten 3 Limacodidae - Slakrupsen 2 Tischeriidae - Vlekmijnmotten 4 Sesiidae - Wespvlinders 21 Adelidae Langsprietmotten 20 Lasiocampidae Spinners 16 Heliozelidae - Zilvervlekmotten 4 Saturniidae - Nachtpauwogen 3 Psychidae Zakdragers 21 Endromidae (Gevlamde vlinder) 1 Tineidae Echte motten 35 Drepanidae Eenstaarten & Orvlinders 16 Lyonetiidae - Sneeuwmotten 20 Sphingidae Pijlstaarten 18 Gracillariidae - Mineermotten 97 Geometridae Spanners 331 Incurvariidae - Witvlekmotten 6 Notodontidae Tandvlinders 31 Choreutidae - Glittermotten 4 Thaumetopoeidae - Processierupsvlinders 1 Glyphipterigidae - Parelmotten 10 Lymantriidae - Plakkers 12 Yponomeutidae - Spinselmotten 67 Arctiidae Beervlinders 41 Epermeniidae - Borstelmotten 5 Nolidae Visstaartjes 13 Schreckensteiniidae Gevorkte 1 Noctuidae Uiltjes 374 motten Coleophoridae - Kokermotten 103 Elachistidae - Grasmineermotten 47 Oecophoridae - Sikkelmotten 68 Bucculatricidae - Ooglapmotten 14 Gelechiidae - Palpmotten 148 Blastobasidae - Spaandermotten 3 Momphidae - 16 Wilgenroosjesmotten Cosmopterigidae - Prachtmotten 13 Scythrididae - Dikkopmotten 14 8

9 Ypsolophidae - Spitskopmotten 16 Tortricidae - Bladrollers 362 Alucitidae Waaiermotten 1 Pyralidae - Lichtmotten 196 Pterophoridae - Vedermotten 42 Bij de micronachtvlinders vinden we heel wat kleine families. De best vertegenwoordigde families zijn de bladrollers (Tortricidae 362), de lichtmotten of pyraliden (inclusief grasmotten) (192), de palpmotten of Gelechiidae (148) en de kokermotten (Coleophoridae ) (103). Het zou ons te ver leiden alle families van de micro-nachtvlinders in detail te bespreken. In heel wat gevallen gaat het om soorten die niet op naam te brengen zonder genitaalonderzoek. Dat is bijvoorbeeld het geval met het merendeel van de Coleophorasoorten. Of bij de Dwergmineermotten (Nepticulidae), in het Duits ook Zwergmotten geheten omwille van hun minimale afmetingen (spanwijdte slechts enkele millimeters). Heel wat van de moeilijk determineerbare micromotjes behoren tot de groep der bladmineerders. De rupsjes van deze soorten leven in het blad, waarbij ze gangetjes of blaasjes uitvreten in het bladgroen. Deze gangen worden bladmijnen genoemd. Er zijn in Nederland 800 mijnvormende insecten, die echter niet allen tot de vlinders behoren. Ook vliegen en kevers kunnen bladmijnen veroorzaken. Het merendeel van de bladmineerders zijn echter micro-motjes. We hebben het dan vooral over de families van de Lyonetiidae, Elachistidae, Coleophoridae, Nepticulidae en Gracillaridae. Tot deze laatste familie behoort de Paardenkastanjemineermot (Cameraria ohridella). De bladrollers of Tortricidae vormen de meest uitgebreide groep, waarvan het merendeel van de soorten zonder genitaalonderzoek op naam kan worden gebracht. Deze familie dankt haar naam aan de wijze waarop de larven van een aantal bladrollersoorten bladeren oprollen om erin te verpoppen. Het zijn meestal kleine vlinders met een vleugelspanwijdte van 8 tot 30 mm en relatief brede vleugels. Links: Gewone spiegelmot (Cydia splendana), een algemene bladroller; Rechts: Kersenbladroller (Pandemis cerasana) ( Maarten Jacobs). Een tweede groep met vrij goed herkenbare soorten zijn de Pyralidae, soms ook pyraliden of lichtmotten genoemd. Een heterogene groep waartoe ook de langgerekte 9

10 grasmotjes deze worden soms in een aparte familie geplaatst- en de dagactieve muntvlindertjes behoren. Bij de Pyralidae vinden we ook de grootste micromotten, die wel eens als spanners aanzien kunnen worden. Bijvoorbeeld de Bonte brandnetelmot (Anania hortulata). De zogenaamde kleermotten vinden we in de families van de Oecophoridae (Sikkelmotten) en de Tineidae (Echte motten). Een aantal van deze soorten leven van nature in dood organisch materiaal, bijv. in vogel- of muizennesten. Eén van de meest voorkomende soorten is de van Azië afkomstige Bruine huismot (Hofmannophila pseudospretella; soms ook wel zadenmot genoemd), waarvan de larven in tapijten, wol en textiel leven. Het aantal soorten van deze families dat werkelijk in textiel gespecialiseerd is, is erg beperkt. De zakdragers of Psychidae zijn relatief kleine, primitieve vlinders waarvan de larven in zelfgemaakte zakjes leven. De rupsen leven vaak van korstmossen en/of algen en verpoppen in de zak. De vlinders zelf zijn weinig opvallend en hebben vaak slecht ontwikkelde monddelen. Bij een aantal soorten brengt het ongevleugelde wijfje heel haar leven in een zakje door. De Vedermotten of Pterophoridae vallen op door hun bizar, T-vormig uiterlijk. Hun vleugels zijn sterk gereduceerd en diep ingesneden (enkel te zien bij opengehouden vleugels. Opvallend zijn ook de lange poten (de achterpoten zijn langer dan de voorpoten). De ecologie verschilt sterk van soort tot soort. Eén soort leeft zelfs van de bladeren van zonnedauw (Drosera). Van deze familie overwinteren ook een aantal soorten als imago. De meeste overwinteren als rups, vaak in de stengel van hun waardplant. Boven: de algemene Windevedermot Emmelina monodactyla ( Leo Janssen). De families van de macromotten staan centraal binnen deze cursus. De soorten van deze groep zijn het best herkenbaar. Evenals bij de micromotten treffen we hier ook enkele families aan die slechts uit één of enkele soorten bestaan of waarvan er in België slechts één of enkele soorten voorkomen. In Vlaanderen komen slechts 5 soorten Wortelboorders (Hepialidae) voor. Deze doorgaans bruine vlinders hebben een lang achterlijf en vouwen hun vleugels in een dakje samen. Kenmerkend voor de wortelboorders is dat ze in de schemering actief zijn. De familie van de Houtboorders of Cossidae omvat de Wilgenhoutrups (Cossus cossus), de Gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina) en het Rietluipaard (Phragmataecia castaneae), stuk voor stuk grote, opvallende en gemakkelijk herkenbare vlinders die echter nergens talrijk zijn. De rupsen van de drie soorten leven niet op, maar in hun waardplant. Van de familie der Slakrupsen (Limacodidae) komen slechts twee soorten in West- Europa voor: de vrij algemene Slakrups (Apoda limacoda) en de zeer zeldzame Kleine 10

11 slakrups (Heterogenea asella). De rupsen van deze kleine vlinders hebben geen poten en lijken bijgevolg erg op een slak. Van de Nachtpauwogenfamilie (Saturniidae) kan je enkel de lokale Tau-vlinder (Aglia tau) en de vrij schaarse (Kleine) nachtpauwoog (Saturnia pavonia) in Vlaanderen ontmoeten. De familie Endromidae (Berkenspinners) bestaat slechts uit één soort: de Gevlamde vlinder (Endromis versicolora), een schaarse bewoner van berkenbestanden in Europa en Rusland. Niemand rouwt erom dat de familie van de Thaumetopoeidae eveneens met één soort in Vlaanderen vertegenwoordigd is: de Eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea). Tot zover de kleinere families. De overige families tellen meer dan 10 soorten die al in Vlaanderen zijn vastgesteld. Buitenbeentjes onder de nachtvlinders zijn de Wespvlinders (Sesiidae). Deze worden gekenmerkt door gedeeltelijk doorzichtige vleugels en een wespachtig uiterlijk met zwart-gele of zwart-rode kleuren. De Wespvlinders zijn uitsluitend dagactief en te vinden in de periode mei-juli. De Spinners (Lasiocampiidae) zijn grote, sterk behaarde vlinders. De grote, harige rupsen vormen meestal een spinsel. De vlinders zelf hebben meestal bruine of donkere kleuren. Voorbeelden zijn de Hageheld (Lasiocampus quercus), de Veelvraat (Macrothylacia rubi) en de Zwarte herfstspinner (Poecilocampa populi). De grootste families zijn de spanners en de uiltjes. De spanners (Geometridae) zijn over het algemeen herkenbaar aan het feit dat het vrij tenger gebouwde insecten zijn, die in vele gevallen hun vleugels op de achtergrond laten rusten. De familie der spanners wordt door de wetenschappers ingedeeld in 4 grote secties: Zomervlinders (Geometrinae) 10-tal soorten Opvallende, meestal groene, weinig getekende en middelgrote vlinders. Vliegen allemaal in mei-augustus. Nachtactief. Stip- en oogspanners (Sterrhinae) De Randstipspanner (Idaea sylvestraria) ( Wim Veraghtert) Middelgrote tot kleine, tengere vlinders met een lichte (witte, beige tot oranjegele) kleur, met fijne dwarstekening op de voor- en achtervleugel. Vouwen hun vleugels nooit dicht boven het achterlijf. Band-, Agaat-, Blok- en Dwergspanners en verwanten (Larentiinae) 11

12 Een ratjetoe van vormen en kleuren. Bandspanners worden gekenmerkt door een witte of bruine grondkleur met een opvallende, brede en donkere dwarsband over de voorvleugels. Agaatspanners worden gekenmerkt door een oranjegele tot roodbruine grondkleur, met dwarsband, een smal, in rust vaak omhooggekruld achterlijf en de gewoonte om de antennes op de voorvleugels te laten rusten. Dwergspanners vormen een grote groep van vaak sterk gelijkende, kleinere soorten. Meestal bruine, relatief egale soorten met een opvallend zwarte vlek op de voorvleugel. Grotere en spikkelspanners en verwanten (Ennominae) Bij de grotere spanners vinden we een aantal soorten die hun vleugels boven hun achterlijf samenhouden of schuin boven hun achterlijf houden. Een aantal grotere spanners zoals de spikkelspanners spreiden hun vleugels helemaal open en hebben op hun achtervleugels eenzelfde tekening als op de voorvleugel. De spikkelspanners hebben vooral bruine en grijze tekening met zwarte dwarsbanden. Sommige (voorjaars)soorten zijn fors gebouwd en sterk behaard. Links: Voorjaarsspanner (Apocheima hispidaria), een sterk behaarde spanner met een uilachtig voorkomen ( Leo Janssen) De uiltjes (Noctuidae) vormen de meest soortenrijke groep. Voor beginners is dit een erg moeilijke groep omdat het meestal bruine, relatief sterk behaarde en op het eerste zicht sterk gelijkende vlinders zijn. Ook de uiltjes worden in diverse subfamilies ingedeeld. Deze wetenschappelijke indeling is ondermeer gebaseerd op de adering in de achtervleugel, de beharing op de ogen en de aanwezigheid van sporen op de poten. In de beste Nederlandstalige veldgids (zie p. 69) wordt de volgorde van de soorten bepaald door die indeling. Worteluilen, huismoeders en verwanten (Noctuinae) ca. 60 soorten. Huismoeders (Noctua) vormen door gele achtervleugels met zwarte omranding een gemakkelijk herkenbaar genus. Poten met sporen op middelste en achterste tibiae. Ogen onbehaard. W-uilen, Voorjaarsuilen, Mythimnagrasuilen en verwanten (Hadeninae) ca. 60 soorten. Uiltjes met behaarde ogen. Kenmerken verder uiteenlopend. Monniken en verwanten (Cucullinae) ca. 60 soorten. Gekenmerkt door opvallende kuif op het borststuk. Ogen gewimperd, maar niet behaard. Herfst-, Goud- en grijze uilen (Acronictinae) ( Leo Janssen) Links: het Bont Schaapje (Acronicta aceris), een grijze uil 12

13 Grijze uilen (genus Acronicta) worden doorgaans gekenmerkt door een grijze kleur en niet wit omrande niervlek. Gouduilen vliegen in het najaar en hebben meestal gele kleuren. Herfstuilen vliegen eveneens in het najaar en zijn meestal geel- of roodbruin gekleurd. Afhankelijk van de auteur worden Herfst- en Gouduilen (genera Agrochola, Conistra, Xanthia & Omphaloscelis) ook tot de Cucullinae gerekend. Boorders, Stofuilen en Apamea-grasuilen (Amphipyrinae) ca. 100 soorten. Vuilbakfamilie voor middelgrote uilen. Pootkenmerk: geen sporen op de tibiae. Daguilen (Heliothinae) 7 soorten. Hoofdzakelijk weinig voorkomende trekvlinders; Links: De Oranje O-vlinder (Pyrrhia umbra) is één van de weinige niet-trekvlinders uit de groep van de Daguilen. ( Wim Veraghtert) Dwerguiltjes (Eustrotiinae & Eariadinae) 8 soorten. Kleine, tengere, op micro s gelijkende uiltjes. Plusias (Gamma- en Koperuilen) (Plusiinae) ca. 20 soorten. Uiltjes met een opvallende vleugelhouding (vleugels in een dakje gevouwen) en kenmerkende kuifjes op het borststuk en het achterlijf. Een aantal trekvlinders, zoals de Gamma-uil, behoren tot deze subfamilie. Weeskinderen (Catocalinae) ca. 10 soorten. Grote, op het eerst zicht weinig opvallende uilen die echter een mooi gekleurde tekening op de achtervleugels hebben. Over het algemeen lichtschuw. Poten met sporen op middelste en achterste tibiae. Snuituilen (Hypeninae & Herminiinae) ca. 15 soorten. Vrij slanke soorten met een opvallende driehoekige vorm en in de meeste gevallen opvallende, sterk verlengde palpen die een snuit vormen. Eenstaarten en orvlinders (Drepanidae) zijn vrij nauw verwant met spanners. Door sommige auteurs wordt deze familie opgesplitst in twee families, namelijk de eenstaarten (Drepanidae) en de orvlinders (Thyatiridae). Door anderen worden deze twee groepen als onderfamilies van dezelfde familie beschouwd: de Drepanidae. De eenstaarten (onderfamilie Drepaninae) lijken 13

14 sterk op spanners, maar de opvallende haakvormige vleugelpunten onderscheiden hen van de spanners. De eenstaarten hebben geen roltong, en kunnen dus niet eten. De orvlinders (onderfamilie Thyatirinae) hebben meer weg van uiltjes, maar zijn er niet nauw mee verwant. Vorige pagina: Bruine eenstaart (Drepana curvatula) ( Wim Veraghtert) De nachtvlinderfamilie die wellicht het meest populair is, is de Pijlstaartfamilie (Sphingidae). In België werden totnogtoe 18 soorten pijlstaarten vastgesteld, maar slechts 13 soorten worden in Vlaanderen met enige regelmaat waargenomen. Bekende soorten zijn Avondrood, Linde-, Dennen-, Pauwoog- en Populierenpijlstaart en de uitsluitend dagactieve Kolibrievlinder. Het gaat vaak om grote nachtvlinders met een opvallende tekening en/of vleugelvorm. De rupsen vertonen op het achterlijf een puntig staartje, waarvan de naam van deze nachtvlinderfamilie is afgeleid. Witlijntandvlinder (Drymonia querna) ( Wim Veraghtert) De tandvlinders (Notodontidae) zijn forse vlinders, met sterk behaarde poten en borststuk. Het soortenaantal is relatief beperkt. Een aantal soorten vallen op door opvallende vorm- of structuurkenmerken, bijv. de Snuitvlinder (Pterostoma palpina). De rupsen van deze familie hebben vaak eigenaardige vormen, wat de bizarre Nederlandse namen van deze vlinders (Draak, Eekhoorn, Dromedaris, ) verklaart. De plakkers en donsvlinders (Lymantriidae) zijn middelgrote tot grote vlinders met brede, afgeronde vleugels. In rust strekken de vlinders hun sterk behaarde poten voor zich uit. Vrouwtjes hebben een opvallend borstelachtig kuifje op de achterlijfspunt, terwijl de mannetjes gekenmerkt worden door sterk geveerde antennes. Evenals de tandvlinders kunnen de plakkers en donsvlinders geen voedsel opnemen. Worden tegenwoordig tot subgroep van de Spinneruilen (Erebidae) gerekend. Een opvallende familie is die van de Beervlinders (Arctiidae). Deze in soortenaantal niet al te uitgebreide groep kan in twee ongeveer even grote subfamilies worden ingedeeld: de beertjes (Lithosiinae) en de beren of naar analogie met de Engelse naamgeving- Tijgervlinders (Arctiinae). Rechts: Glad beertje (Eilema griseola) ( Wim Veraghtert) 14

15 De beertjes zijn smalle, slank gebouwde vlinders met meestal lange en ongetekende vleugels. Overdag zijn de beertjes soms op bloemen te vinden, terwijl ze s nachts in geschikte biotopen massaal op licht durven afkomen. De beren of Tijgervlinders vormen een vrij gevarieerde groep van gemakkelijk herkenbare soorten, gekenmerkt door een vrij forse bouw, waarschuwingskleuren en het onvermogen om voedsel op te nemen. Een laatste en kleine familie wordt gevormd door de Visstaartjes (Nolidae). Deze kleine, onopvallend en meestal licht gekleurde motjes hebben de vorm van een visstaartje. Kenmerkend zijn de opstaande schubben op de voorvleugel. Enkele soorten die door vele auteurs tot de Visstaartjes gerekend worden, hebben een voor deze groep opvallend afwijkend uiterlijk en lijken meer op uiltjes, waartoe ze dan weer door andere auteurs gerekend worden. Het gaat hier om de Kleine groenuil (Earias clorana), de Zilveren groenuil (Pseudoips prasinana), de Grote groenuil (Bena bicolorana) en de Variabele eikenuil (Nycteola revayana). 3.3 Naamgeving Nagenoeg alle vlindersoorten die in Nederland en Vlaanderen gezien zijn, hebben een Nederlandse naam. Pas in 2010 werden voor meer dan 1000 soorten micro-nachtvlinders Nederlandse namen bedacht. De macronachtvlinders hebben, op een enkele soort na, al langer een Nederlandse naam. Deze namen zijn afkomstig van de Nederlandse Vlinderstichting en worden ook gehanteerd op de website of in het geval van de micro-nachtvlinders: De namen lijken vaak bizar: Schaapje, Schedeldrager, Kromzitter, Grauwe monnik, Grote Beer, Lieveling, Rietvink, Witte Tijger, De Engelse namen klinken vaak even gek: respectievelijk Miller, Coronet, Sprawler, Shark, Garden Tiger, Blood-vein, Drinker, White Ermine, Specialisten hebben vaak de neiging om enkel de wetenschappelijke naam te gebruiken. In deze cursus opteren we ervoor de Nederlandse namen van de Vlinderstichting te gebruiken om het voor beginners niet té moeilijk te maken. Wetenschappelijke namen durven wel eens te veranderen. Dit gebeurt omwille van nieuwe taxonomische inzichten of omwille van complexe nomenclatuurregels. Zo kan het gebeuren dat u de Orthosia stabilis niet onder die naam terugvindt in uw determinatiegids, maar wel onder nieuwere naam Orthosia cerasi. In de Nederlandse naamgeving circuleren ook nog een klein aantal oude namen die door de Vlinderstichting door moderne namen werden vervangen. De Orthosia cerasi, voorheen bekend als Standvastige vlinder heet nu Tweestreepvoorjaarsuil. Linnaeus motten In 1758 maakte Linnaeus voor de eerste maal gebruik van binominale nomenclatuur bij het benoemen van dieren. Elk dier kreeg een geslachtsnaam (genus) en een soortnaam. Een mens vraagt zich wel eens af wat die Latijnse namen precies betekenen. Vaak gaat het om voor de hand liggende verklaringen. Zo blijken de wetenschappelijke naam en de 15

16 Nederlandse naam van de Houtspaander min of meer dezelfde betekenis te hebben: Axylia putris betekent rot hout. Maar voor heel wat nachtvlinders zit er achter de wetenschappelijke naam een pittige verklaring. Zo blijken de pijlstaarten vaak genoemd naar figuren uit de Griekse en Romeinse mythologie. Mimas (de genusnaam van de Lindepijlstaart) was de naam van een reus die oorlog voerde met de Romeinse goden. Mimas vocht samen met Agrius (de genusnaam van de Windepijlstaart). Laothoe (de genusnaam van de Populierenpijlstaart) was de naam van een minnares van Priam, de koning van Troje. Zo vinden we in de pijlstaartfamilie ook de dochter van Jupiter en Ceres (Proserpina), de zoon van Hermes (Daphnis) en een gezel van Odysseus (Elpenor) terug. Namen van goden en andere mythische figuren vinden we ook terug bij de spanners en de uiltjes. De namen van de meeste nachtvlinders zijn afgeleid van hun kleur, vleugeltekening of waardplant. Enkele voorbeelden: Kleur: chrysitis (goudkleurig - Koperuil), albovenosa (met witte aders Kleine rietvink), aurago (goudkleurig Saffraangouduil), rubricosa (rood-oker Rode vlekkenuil), brunnea (bruin Bruine breedvleugeluil), albulata (witachtig Wit spannertje). Vleugeltekening: sexstrigata (met zes lijnen Zesstreepuil), c-nigrum (met een zwarte C-vormige tekening Zwarte C-uil), trapezina (trapezium (cfr. dwarslijnen op voorvleugel Hyena)), exclamationis (zoals een uitroepteken Gewone worteluil),. Habitat: ripae (kust - Duinworteluil), sylvata (bos - Porseleinvlinder), domestica (huis Lichte korstmosuil), pallustris (moeras Moerasspirea-uil), Waardplant: ligustri (Schedeldrager, Ligusterpijlstaart), populi (Populierenpijlstaart), coryli (Hazelaaruil), sparganii (Egelskopboorder), alni (Elzenuil), rumicis (Zuringuil), Opmerkelijk zijn de namen die Linnaeus zelf gegeven heeft aan uiteenlopende soorten met meestal onopvallend getekende voorvleugels en opvallend gekleurde achtervleugels. Deze soorten heeft hij vrouwelijke termen toegedicht, zoals bruidsmeid, verloofde, minnares etc. Het Rood weeskind (Catocala nupta) is hiervan een mooi voorbeeld (nupta = bruid). Het Karmozijnrood weeskind (Catocala sponsa) heeft het niet verder gebracht dan verloofde (sponsa). Erger was het gesteld met het in Vlaanderen uiterst zeldzame Populierenweeskind (Catocala electa). Electa betekent ingehuurd, verwijzend naar een prostituée Andere voorbeelden zijn de Huismoeder (Noctua pronuba; pronuba = bruidsmeid), de Volgeling (Noctua comes; comes = gezellin), de Grote Beer (Arctia caja; Caia = Romeinse naam voor een vrouw, tegenhanger van Caius), de Roomvlek (Arctia villica; villica = huismoeder), de Bonte Beer (Callimorpha dominula; domina = de vrouw des huizes), etc. Emmet (1991) vraagt zich af of Zweedse bruiden in de achttiende eeuw kleurrijk ondergoed droegen, of dat Linnaeus alleszins dacht dat ze dat zouden moeten doen Tenslotte hebben heel wat namen van nachtvlinders niets met de vlinder zelf te maken. Enkele genera zijn bijvoorbeeld genoemd naar steden uit Griekenland of Klein-Azië: Thyatira, Nola, Apamea, Gortyna, Mythimna, Of wat te denken van Colocasia, een Egyptische lelie, voor de Hazelaaruil? Soms werden ook betekenisloze neologismen gebruikt: Archanara, Thumatha, etc. 16

17 Bron: EMMET, A.M The scientific names of the British lepidoptera. Their history and meaning, Harley books, Colchester. 4. Levenscyclus De levenscyclus van een nachtvlinder komt grosso modo overeen met die van een dagvlinder: ei, rups, pop, vlinder. Er zijn nochtans heel wat variaties binnen de levenscyclus: sommige soorten hebben slechts één generatie per jaar, andere twee of in gunstige jaren zelfs drie. De fenologie (zie paragraaf 4.4.5) verschilt ook erg sterk. Het merendeel van de soorten vliegt in het late voorjaar en de zomer, maar er zijn ook nachtvlinders die een vrij beperkte vliegperiode hebben in de (late) herfst of het (zeer) vroege voorjaar. Nachtvlinders kunnen ook op vier verschillende wijzen overwinteren: als ei, als rups, als pop of als imago. 4.1 Ei Eileg is voor de vlinders de belangrijkste taak in hun korte bestaan. Nachtvlinders, zoals de Veelvraat (Macrothylacia rubi), slagen erin om in de enkele dagen die hun leven telt een partner te vinden, te paren en eieren te leggen. De hoeveelheid eieren varieert van soort tot soort. Grotere soorten leggen een relatief klein aantal, grotere eieren, terwijl kleinere nachtvlinders grote aantallen eieren produceren. Van een Huismoeder wordt geschat dat ze ca eieren kan leggen (Leverton 2001). Eieren kunnen solitair worden afgezet, zoals dat bijv. door pijlstaarten gebeurt, of in kleine clusters. Hoewel de meeste nachtvlinders hun eieren op de waardplant van de rupsen leggen, gaan sommige soorten anders te werk. De wortelboorders laten hun eieren in vlucht boven de vegetatie vallen. Het ei is voor ca. 16 % van de macronachtvlinders het stadium waarin ze overwinteren. Het gaat dan vrijwel uitsluitend om vlinders die slechts één generatie per jaar hebben. 4.2 Rups Larven van nachtvlinders noemen we rupsen. Voor een belangrijk aandeel van de nachtvlinders is dit het stadium dat het grootste deel van hun leven uitmaakt. Voor sommige soorten kan dit stadium meerdere jaren omvatten. De recordhouder is ongetwijfeld de Groenlandse nachtvlinder Gynaephora groenlandica, die veertien jaar nodig heeft om zich van ei tot imago te ontwikkelen (Young 1997). Andere soorten laten het veel sneller gaan, en slaan zelfs een stadium over: zo worden de rupsjes van enkele kleine micromotjes van het geslacht Coleophora zelfs levend gebaard (Leverton 2001). Het merendeel van de grotere nachtvlinders overwintert in het stadium van rups. Vooral de soorten die aan grassen gebonden zijn (bijv. uiltjes van de genera Mythimna, Apamea en Photedes) brengen als rups de winter door. De meeste bladetende soorten brengen de winter in een ander stadium door. Zij die toch als rups overwinteren, kunnen bijzondere veranderingen ondergaan. De groene rups van de Zomervlinder (Geometra papilionaria) krijgt in de winter een bruine kleur, zodat ze tussen kale berkentwijgen niet erg opvalt. 17

18 Foerageren gebeurt in vele gevallen s nachts. Zo verkleinen de rupsen het risico op predatie Waardplanten Grosso modo kunnen de nachtvlinders worden opgedeeld in twee groepen als het over waardplanten voor rupsen gaat: nl. polyfage en monofage soorten. Polyfage soorten zijn soorten die niet aan één soort waardplant gebonden zijn. Ze nemen vaak genoegen met een breed gamma aan bomen, struiken of lage planten. We kunnen hen doorgaans bestempelen als generalisten. Omdat ze niet kieskeurig zijn op vlak van waardplantselectie, gaat het vaak om (vrij) algemene soorten. Monofage soorten zijn strikt gebonden aan één voedselplant. Zo zal de rups van de Herfstbremspanner (Chesias legatella) enkel op brem te vinden zijn. In vele gevallen gaat het om zeldzamere soorten, die als specialisten getypeerd worden. Ook bij dagvlinders vinden we dergelijke voorbeelden; denk maar aan het Gentiaanblauwtje (Maculinea alcon). Uit onderzoek blijkt dat grotere nachtvlinders over het algemeen generalist zijn, terwijl de specialisten voornamelijk onder de kleinere soorten moeten gezocht worden (Loder et al. 1998). De aanwezigheid van een waardplant is een eerste voorwaarde voor het voorkomen van een vlinder. Maar net zoals bij dagvlinders kunnen nachtvlinders ook hogere eisen stellen. Een Brits onderzoek (Haysom et al. 1998) toonde aan dat enkele heidegebonden nachtvlinders een sterke voorkeur hadden voor hoge heidestruiken (30 cm hoog). Het aantal rupsen van de Heispanner (Ematurga atomaria) was vijfentwintig maal zo hoog in de hoogste heidestruiken dan in de jonge struikjes (lager dan 15 cm). Structuurkwaliteit is dus een belangrijk gegeven. Bepaalde nachtvlindersoorten kunnen ook een voorkeur hebben voor een bepaald deel van een waardplant. De rups van de Koekoeksbloemspanner (Perizoma affinitata) kan enkel in het vruchtbeginsel van de Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) overleven. De rupsen van de Geellijnsnuituil (Trisateles emortualis) leven op de bosbodem van afgewaaide of afgevallen eikenbladeren. Een handvol nachtvlinderrupsen eten niet alleen plantaardig materiaal. Zo is van de rups van de Hyena (Cosmia trapezina) geweten dat ze ook rupsen van andere nachtvlinders verschalkt, vandaar haar naam. Bij voedselschaarste verorbert deze rups ook haar eigen soortgenoten. Al even bijzonder is de mogelijke band tussen de Gevlekte winteruil (Conistra rubiginea) en de Glanzende houtmier (Lasius fuliginosus). Verschillende malen werden rupsen en poppen van deze vlinder in of vlakbij nesten van deze mierensoort gevonden. Men vermoedt dat hier een bepaalde relatie tussen vlinder en mier bestaat, zoals dat ook bij diverse blauwtjes het geval is (Ebert 2000). Hoe de vork precies in de steel zit, is nog voorwerp van verder onderzoek. De Gevlekte winteruil ( Adriaan Peeters) 18

19 4.2.2 Rupsen in alle vormen en kleuren Rupsen eten tot het moment dat hun huid niet verder kan uitrekken. Dan is de tijd rijp om te vervellen. Dit proces kan zich meermaals herhalen. Van een Dennenspanner (Bupalus piniaria) is geweten dat hij 3 tot 5 keer kan vervellen. De beertjes zijn echter de recordhouders: zo kan de rups van het Vierstipbeertje (Cybosia mesomella) tot elf maal toe zijn oude huid afwerpen. Opvallend is dat de kleur en tekening van de vervelde rups kan verschillen van de vorige fase. Rupsen trachten op verschillende manieren te vermijden dat ze ten prooi vallen aan predatoren. Kleur is daar één manier van. Door hun kleuren trachten rupsen zich te camoufleren of kunnen ze belagers proberen af te schrikken. Een bekend voorbeeld is dat van de Sint-Jacobsvlinder, waarvan de zebra-rupsen geel-zwart getekend zijn. Het merendeel van de rupsen hebben een bruine of groene kleur, die hen vrijwel onzichtbaar maakt tussen bladeren of op takken. Lichte of donkere lengtestrepen kunnen dit effect nog versterken. Uit onderzoek is gebleken dat rupsen soms de kleur van hun voedsel aannemen. De rupsen van de Perzikkruiduil (Melanchra persicariae) die groene zaden van berenklauw aten, hadden een groen uiterlijk. Naarmate de zaden rijpten en bruin verkleurden, werden ook de rupsen bruin (meded. Guido De Prins). Een kleiner aantal rupsen wordt gekenmerkt door opvallende kleuren of motieven, die afschrikking als functie hebben. De rups van het Groot avondrood (Deilephila elpenor) heeft op de zijkant van haar lijf een aantal opvallende ogen. De rups van de Elzenuil (Acronicta alni) lijkt in het derde stadium door haar bruin-witte kleuren veeleer op een vogelstrontje,terwijl ze in een later stadium vervaarlijke zwart-gele kleuren aanneemt. Ze combineert dit kleurenpak dan nog met bizarre haren met verdikte uiteinden. Links: de rups van de Elzenuil ( Maarten Jacobs) Haren zijn bij tal van rupsen een vrij efficiënt afschrikkingsmiddel. Sommige rupsen, zoals die van de beervlinders, zijn sterk behaard, terwijl bij andere rupsen de (lange) haren schaars verspreid over het lichaam staan, of in opvallend gekleurde bosjes. Harige rupsen worden slechts door weinig vogels gegeten (zie ook hoofdstuk 5). 19

20 Naast opvallende kleuren en een lange beharing kunnen rupsen ook een bizarre vorm aannemen om af te schrikken of minder op te vallen. De rupsen van de spanners kunnen zich bij gevaar letterlijk opspannen zodat ze op een takje lijken. Ze zijn meestal onopvallend gekleurd en onbehaard. De rupsen van tandvlinders hebben vaak bizarre vormen. De hermelijnvlinderrupsen (Furcula en Cerura ssp.) hebben op het uiteinde van hun achterlijf een opvallende, gekleurde staart, waarmee ze vervaarlijk kunnen zwaaien als er gevaar dreigt. Bovendien kunnen deze rupsen een bijtende stof afscheiden, die ze tot enkele decimeters ver kunnen spuiten. Bij een andere tandvlinder, de Eekhoorn (Stauropus fagi), kan de rups een schrikwekkende dreighouding aannemen. 4.3 Pop Extreme make-over Als een rups voldoende gegeten heeft, maakt ze zich klaar om te verpoppen. Wanneer een rups verpopt, is ze erg kwetsbaar. Ze zoekt daarom een veilige en stabiele schuilplaats. Er zijn soorten waarbij de rupsen voor de verpopping van kleur veranderen. De pop zelf bevat een stevig, glad en meestal glimmend omhulsel, waarin een aantal vlinderdelen, zoals borststuk en achterlijf, reeds herkenbaar zijn. Om het stadium van pop goed door te brengen, zorgen een aantal soorten ervoor dat de pop stabiel hangt door middel van zijden draden of een spinsel. De meeste nachtvlinders verpoppen echter op een beschutte plaats, bijv. ondergronds. De duur van de verpopping varieert van enkele dagen bij kleine soorten en warm weer tot een hele winter bij een groot aantal bladetende soorten. Sommige poppen kunnen meerdere jaren overwinteren. 4.4 Imago Wanneer de metamorfose in de pop voltooid is, sluipt de volwassen vlinder of imago uit. Dagactieve soorten sluipen overdag uit, meestal s ochtends, maar ook nachtactieve soorten kunnen overdag uitsluipen. Nachtvlinders zijn doorgaans geen lang leven beschoren. De meeste soorten leven als imago slechts enkele dagen, hooguit een week, en slechts een miniem percentage overwintert als imago. Omdat dit stadium het meest predatiegevoelig is, wordt de duur ervan beperkt Kleuren en vormen De meeste leken zijn ervan overtuigd dat motten sterk behaarde, grijze of bruine beesten zijn. Niets is echter minder waar! De diversiteit aan vormen en kleuren bij nachtvlinders spreekt tot de verbeelding. Spreken met kleur In tegenstelling tot dagvlinders zijn nachtvlinders slechts in beperkte mate van hun zicht afhankelijk om een partner op te sporen (zie paragraaf 4.4.2). Waarom zijn er dan nachtvlinders die zo mooi gekleurd zijn? Ook in je eigen tuin vind je immers gele, groene, oranje of rode nachtvlinders. Die kleuren hebben verschillende functies. 20

21 Een eerste belangrijke functie is camouflage. Nachtvlinders vertrouwen in belangrijke mate op hun schutkleur om niet te worden opgegeten door predatoren (Leverton 2001). Hierbij kunnen ze twee strategieën volgen: ofwel kunnen ze trachten op te gaan in hun omgeving (bijv. kleur en tekening van schors aannemen), ofwel kunnen ze een niet-eetbaar object imiteren, zoals een verdord blad. In het eerste geval zorgt een groene of bruine kleur ervoor dat een op bladeren of schors rustende vlinder niet al te hard opvalt. Najaarssoorten hebben zich dan weer aangepast aan de herfstkleuren: geel, bruin en rood. Bladrollers hebben vaak deels witte en deels bruine vleugels. Door een specifieke kleurverdeling imiteren ze een vogelpoepje. De hoax van het industrieel melanisme? Een bekend voorbeeld van camouflage is dat van de Peper-en-zoutvlinder (Biston betularia), ook wel bekend als de Berkenspanner. De Peper-en-zoutvlinder is een zwart-wit-gespikkelde spanner die voornamelijk aan berk gebonden is. Halverwege de negentiende eeuw werden van deze vlinder donkere varianten opgemerkt in Groot-Brittannië. Deze zwarte variëteit, carbonaria genoemd, bleek meer en meer voor te komen. De toename werd specifiek in vervuilde gebieden vastgesteld. In de omgeving van Manchester bedroeg het aandeel van de zwarte vorm in de totale populatie in 1895 maar liefst 98%. Biologen legden snel de link tussen de vervuilingsgraad en het voorkomen van de zwarte vorm. De berken in industriële omgeving werden immers niet meer gekenmerkt door een witte schorskleur maar eerder door een zwarte schorskleur, veroorzaakt door de depositie van roetdeeltjes. Zwart-wit-gespikkelde vlinders vielen immers sterk op wanneer ze op de donkere berkenstammen rustten en waren zo een gemakkelijkere prooi voor vogels. De zwarte vormen daarentegen waren goed gecamoufleerd en hadden dus meer overlingskansen. De Britse wetenschapper Robert Kettlewell beargumenteerde deze theorie (van het industrieel melanisme ) in de jaren 1950 aan de hand van veldexperimenten. Het voorbeeld van de Peper-en-zoutvlinder wordt dan ook aanzien als een schoolvoorbeeld van natuurlijke selectie en evolutie. 21

22 ( Adriaan Peeters) Recent rezen er echter vragen bij de theorie van het industrieel melanisme. Volgens sommige auteurs vertrekt het onderzoek van Kettlewell vanuit foutieve veronderstellingen. De journaliste Hooper beweert in haar werk Of moths and men dat Kettlewell opzettelijk fraudeerde. Michael Majerus stelt na diepgaand onderzoek dat de resultaten van Kettlewell grosso modo wel kloppen, maar dat er nuances moeten worden aangebracht. Tijdens zijn experimenten plaatste Kettlewell de Peper-en-zoutvlinders open en bloot op berkenstammen, op plaatsen waar ze van nature niet zouden gaan zitten, aldus Majerus. Het risico op predatie was dan ook groter. Bovendien is uit recent onderzoek gebleken dat vogels ook beter UV-licht kunnen zien, en ook hiervan gebruik maken bij het opsporen van prooien. Majerus concludeert dat predatie door vogels een belangrijke factor was bij de evolutie van de Peper-en-Zoutvlinder maar dat het nog onvoldoende bekend is of dit wel de enige en belangrijkste factor was. Er zijn nog te veel aspecten niet onderzocht zodat men in de huidige stand van het onderzoek besluit dat predatie door vogels een voorname factor is geweest in de evolutie van de Peper-en- Zoutvlinder. Melanisme komt ook voor bij andere macro-nachtvlinders, zij het in mindere mate. Bron: GRANT, B.S Fine tuning the Peppered moth, in: Evolution 53 (3), pp Kleuren kunnen ook als waarschuwing gebruikt worden. Sommige vlinders hebben onopvallend gekleurde voorvleugels, maar achtervleugels met bijna schreeuwende kleuren. Indien een belager zich toch niet zou laten vangen door hun camouflagekleur, kan de mot plots zijn achtervleugels tonen om de predator af te schrikken. Soms kunnen op die achtervleugels ook motieven zoals ogen staan om eventuele belagers in de war te brengen. De kleuren geven in een aantal gevallen ook aan dat de vlinders niet eetbaar zijn. Dat is vooral zo bij een aantal beervlinders, zoals de Witte Tijger (Spilosoma lubricipeda). Een aantal soorten van deze familie bevatten efficiënte gifstoffen. Men heeft zo gemerkt dat vleermuizen niet happig zijn op beervlinders en 22

23 ze vaak na de vangst- weer laten vallen (Waters 2003). Waarom Braamvlinders eruitzien zoals ze eruitzien De Braamvlinder is een soort die tot de verbeelding spreekt. Het opmerkelijke kleurenpatroon wekt bij veel natuurliefhebbers verwondering op. Wat zou de functie van zo n opvallende kleurenpatroon bij een exclusief nachtactieve soort zijn? Het antwoord is even eenvoudig als verrassend: de vleugeltekening werkt even goed (of nog beter) dan camouflage. Een hoop nachtvlinders zijn bruin of grijs zodat ze niet opvallen als ze zich overdag tegen een boomstam schuilhouden. Maar de Braamvlinder hoeft niet te letten op de achtergrond waartegen hij zich zet: hij kan zich overdag gewoon tegen een groen blad zetten. Uit onderzoek blijkt dat het opvallende vlekkenpatroon ervoor zorgt dat predatoren zoals vogels in een Braamvlinder geen vlinder herkennen. De vleugeltekening leidt hen af van de essentie. Schaefer & Stobbe (2006) voerden experimenten uit met Pimpelmezen en nagemaakte braamvlinders. Papieren vleugels bevestigd aan een meelworm werden aangebracht tegen mos en stronken. Om te kunnen vergelijken gebruikten de onderzoekers verschillende types Braamvlinders: naast exemplaren die sprekend op de echte geleken werden ondermeer roze exemplaren met bruine vlekken en blauwe met roze vlekken uitgetest. Ook werd er gekeken naar de positie van de vlekken. Bij de echte Braamvlinders komen die vlekken ook tegen de voorrand van de vleugel; Schaefer en Stobbe fabriceerden ook exemplaren waarbij de vlekken niet tegen de rand kwamen. Dat laatste bleek een significant verschil te maken. Braamvlinders waarbij de vlekken niet tot tegen de rand komen, werden zonder pardon opgegeten. Exemplaren die er daarentegen uitzien als echte Braamvlinders werden veeleer ongemoeid gelaten. Dat was zelfs het geval bij blauwe Braamvlinders met vlekken tegen de rand. Disruptive coloration : zo wordt deze strategie genoemd. Ook bij andere (nacht)vlinders zien we opmerkelijke patronen op de voorvleugel die precies dezelfde functie hebben, bijv. bij Grote beer. Die vlinders profiteren dus van een falend visueel en cognitief systeem van hun predatoren. Die herkennen door de vlekken- of lijnentekening in de vlinder geen vlinder meer Vormenspel De vleugelvorm kan ervoor zorgen dat de vlinder volledig opgaat in zijn omgeving. De Bleke eenstaart (Falcaria lacterinaria) lijkt wel een verdord berkenblad. Of wat te denken van het Eikenblad (Gastropacha quercifolia - zie foto p. 22)? Gekartelde vleugelranden komen geregeld voor bij tandvlinders, uiltjes en spanners. Door hun vleugels op een bijzondere wijze te vouwen, imiteren sommige soorten een afgebroken takje (Wapendrager Phalera bucephala) of een houtspaander (Houtspaander Axylia putris). 23

24 In vele gevallen worden kleur en vorm gecombineerd. Een sprekend voorbeeld is dat van de wespvlinders. Hun zwart-gele kleuren, hun doorschijnende vleugels en hun vorm zorgen voor een geslaagde imitatie van wespen. Een gelijkaardige vorm van mimicry vinden we bij de Glasvleugelpijlstaart (Hemaris fuciformis) en de hier inmiddels uitgestorven Hommelvlinder (Hemaris tityus) Voortplanting Vlinders in de buik In het korte leven van nachtvlinders is voortplanting de belangrijkste taak. Om op zo n korte tijd een geschikte partner te vinden, gebruiken nachtvlinders verschillende strategieën. Wellicht één van de bekendste en meest efficiënte is het gebruik van feromonen. Dit zijn soortspecifieke geurstoffen die vrouwtjes verspreiden om mannetjes te lokken. Vrouwtjes die pas uitgeslopen zijn, beginnen met het verspreiden van die feromonen nog voor ze voor de eerste maal gevlogen hebben. Deze feromonen kunnen door de mannetjes op grote afstand opgevangen worden. Uit test is gebleken dat feromonen gemakkelijk mannetjes vanop 100m of verder kunnen lokken. Om de feromonen op te sporen vliegen mannetjes rond, waarbij ze zich dwars op de heersende windrichting oriënteren. De feromonen worden door de vrouwtjes verspreid via klieren op het achterlijf. Omdat feromonen uit grote moleculen bestaan, wordt het geurspoor niet te diffuus om door mannetjes gevolgd te worden. Mannetjes kunnen, na het opvangen van een vrouwelijk geurspoor, zelf ook feromonen verspreiden om hun identiteit bekend te maken. Een kleiner aantal nachtvlinders maakt geen gebruik van feromonen. Bij de Hopwortelboorder (Hepialus humuli), die enkel in de schemering actief is, verzamelen de mannetjes in groep, terwijl ze laag boven de vegetatie een dansachtige vlucht uitvoeren. Vrouwtjes lokaliseren de mannetjes visueel. Als een vrouwtje een mannetje gekozen heeft, vliegt het ernaar toe en sleurt het haar partner mee in de vegetatie om ermee te paren (Young 1997) Voeding Imago s van nachtvlinders voeden zich, net als dagvlinders, voornamelijk met nectar. Ook bij de nachtvlinders vinden we dus heel wat bloembezoekers. Nectar zoeken de vlinders bij de bronnen die er tijdens hun vliegperiode voorhanden zijn: in het voorjaar gaat het vaak om wilgenkatjes, terwijl in het najaar klimopbloesems heel wat motten kunnen aantrekken. Toch boren nachtvlinders ook andere voedselbronnen aan: zo zijn sommige soorten verzot op suikerhoudende substanties. Tenslotte kunnen sappen van bomen allerlei nachtvlinders lokken. Opmerkelijk is dat er ook nachtvlinders zijn die geen voedsel kunnen opnemen! Het zijn vaak kortlevende soorten, die doorgaans ook minder mobiel zijn. Zo zijn er een aantal eenstaartjes (Drepanidae), tandvlinders (Notodontidae) en spinners (Lasiocampidae) die geen roltong bezitten! 24

25 4.4.4 Nachtvluchten Oriëntatie Onderzoekers hebben op verschillende wijzen het oriëntatievermogen van nachtvlinders bestudeerd (Young 1997). Nachtvlinders kunnen zich vermoedelijk op drie manieren oriënteren: a. LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Landschapselementen vormen voor nachtvlinders belangrijke herkenningspunten in hun omgeving. In hun eigen leefgebied weten de nachtvlinders maar al te goed waar de belangrijke nectarbronnen zich bevinden, en hoe ze deze moeten bereiken. Deze herkenningspunten zijn vooral belangrijk bij korte-afstandsvluchten. b. DE MAAN EN DE STERREN Uit onderzoek met de Huismoeder (Noctua pronuba) bleek dat deze mot in vlucht steeds dezelfde hoek ten opzichte van de maan aanhield. Ook de positie van de sterren kan een hulpmiddel zijn om zich op middellange afstand te oriënteren. c. MAGNETISCHE VELDEN Experimenten met weerom de Huismoeder brachten aan het licht dat motten zich kunnen oriënteren op basis van magnetische velden. Hoe dit juist in zijn werk gaat, is (nog) niet bekend. Waarom motten op licht afkomen Zowel voor de leek als voor de nachtvlinderaar is dit een intrigerende vraagstelling, waarvoor al menig theorie werd bedacht (Young 1997). De traditionele verklaring gaat ervan uit dat nachtvlinders steeds tijdens hun traject steeds dezelfde hoek met de maanstralen aanhouden. De maan fungeert dan als een lange-afstandsoriëntatiepunt. Als de mot plots een lamp als de maan aanziet, zal zij eveneens trachten in eenzelfde hoek ten opzichte van de lamp te vliegen, wat resulteert in een spiraalvormige vlucht, aangezien de lamp op een te korte afstand staat. Op deze theorie is wel wat kritiek geuit. Nachtvlinders vliegen immers niet steeds in een spiraalvormige vlucht naar de lamp, maar vaak in een erg onregelmatige vlucht, waarbij de vlinders vaak ook weer weg van het licht vliegen. Een andere theorie zoekt de verklaring in de bouw van het facetoog van de vlinder. Een facetoog bestaat uit afzonderlijke puntreceptoren (ommatidia) die nooit allemaal tegelijk belicht worden. Door de werking van de ommatidia krijgt de vlinder de indruk dat er zich vlak naast een lichtbron een erg donker gat bevindt. De vlinder heeft de intentie om in dat gat te vliegen. Omdat bij het passeren van de lamp steeds andere ommatidia worden belicht, verandert de donkere zone steeds van plaats. Toch tracht de vlinder steeds in het gat te vliegen, wat resulteert in een onregelmatige, hectische vlucht rondom de lamp. Puur gezichtsbedrog dus! 25

26 Mobiliteit Hoe mobiel nachtvlinders zijn, is totnogtoe het voorwerp van discussie. De meest mobiele soorten zijn ongetwijfeld de trekvlinders. De fenologie van deze vlinders komt min of meer overeen met die van trekkende dagvlinders zoals Atalanta. De bekendste trekvlinder is het Gamma-uiltje (Autographa gamma). Deze vlinders kunnen uiteraard enorme afstanden afleggen. Ook micromotjes, zoals het Koolmotje (Plutella xylostella), kunnen trekvlinders zijn. Het is echter niet duidelijk tot hoever niet-trekvlinders zich verspreiden. Dispersie is nochtans een cruciale factor voor het voortbestaan van populaties. Wie geregeld nachtvlinders vangt, merkt snel dat er de meest uiteenlopende nachtvlinders toch relatief mobiel kunnen zijn. In tuinen kunnen bijv. moerassoorten opduiken, zonder dat er een moeras binnen een straal van enkele kilometers gelegen is. Uit eigen waarnemingen blijkt dat de Groene weide-uil (Calamia tridens), een kritische soort van heischrale graslanden, zich tot tenminste 3,4 km van zijn kernbiotoop kan verspreiden. Uiltjes zijn forser gebouwd dan spanners en dagvlinders; het is bekend dat uiltjes hoger vliegen dan spanners. Van sommige nachtvlindersoorten is de mobiliteit sowieso beperkt doordat de vrouwtjes geen of zeer slecht ontwikkelde vleugels hebben. Dit verschijnsel komt voor bij vlinders die in het najaar of het vroege voorjaar actief zijn, zoals de wintervlinders. De rupsen van dergelijke soorten kunnen zich echter wel verspreiden, bijv. door zich aan een zijden draadje met de wind te laten meevoeren. Vliegen is voor de wintervlindervrouwtjes onnodig: ze lokken de mannetjes met behulp van feromonen en vliegen kost, vooral in de winter, erg veel energie Fenologie De grootste aantallen nachtvlinders, zowel in absolute aantallen als in soortendiversiteit, zijn te vinden in de maanden juni-juli. Maar voor de nachtvlinderonderzoeker begint het seizoen al in februari en eindigt het pas in november. Zelfs in januari kan je de Zwartvlekwinteruil (Conistra rubiginosa) nog te zien krijgen door smeer of fruit als lokmiddel te gebruiken. Een niet te onderschatten aantal nachtvlinders vliegt enkel in het (vroege) voorjaar of (late) najaar en kent bovendien een relatief korte vliegperiode. Eén van de vroegste nachtvlinders is de Perentak (Phigalia pilosaria). De vliegtijd van deze sterk behaarde spanner piekt in februari-begin maart. De afsluiters van het jaar zijn gewoonlijk de Zwarte herfstspinner (Poecilocampa populi), in het Engels December Moth geheten, de Kleine wintervlinder (Opheroptera brumata) en de Grote wintervlinder (Erannis defoliaria). Opvallend is dat sommige voorjaars- of najaarssoorten in opvallend grote aantallen kunnen voorkomen, terwijl zomersoorten meestal in lagere dichtheden vliegen. De uiltjes van het geslacht Orthosia (voorjaarsuilen) kunnen op één maartavond met honderden gevangen worden. Ook de spanners die in het late najaar actief zijn, zoals de Herfstspanner (Epirrita dilutata) en de Kleine Wintervlinder, kunnen op zachte novemberavonden massaal verschijnen. 26

27 Vrijwel elke maand heeft wel zijn typische soorten. De algemene Meriansborstel (Calliteara pudibunda) moet je in mei zoeken, terwijl de vliegtijd van de Gele tijger (Spilosoma lubricipeda) of de schaarsere Gevlekte Zomervlinder (Comibaena bajularia) grotendeels tot de maand juni beperkt is. In septemberoktober verschijnen dan de herfst- en gouduilen. Enkele van de in het najaar verschijnende soorten overwinteren als imago en zijn in maart-april weer actief. Typische voorbeelden zijn de Gevlekte winteruil (Conistra rubiginea), de Variabele eikenuil (Nycteola revayana) en het Papegaaitje (Chloroclysta siterata). Het Roesje (Scoliopteryx libatrix) is een bekende overwinteraar in kelders, grotten, bunkers of forten. Links: de vliegtijd van de Meriansborstel (Calliteara pudibunda) (n=181); rechts: het vliegtijddiagram van de Appeltak (Campaea margaritaria) (n=309) op basis van waarnemingen uit Malle en Zoersel (Antwerpen), Vele algemene soorten hebben meer dan één generatie per jaar of één lange generatie. Na een voorjaarsgeneratie volgt gewoonlijk een zomergeneratie. In jaren met goede klimatologische omstandigheden kan er een kleine herfstgeneratie volgen. De exemplaren uit een tweede (of derde) generatie zijn vaak iets kleiner dan die van de voorjaarsgeneratie, aangezien de rupsen minder tijd hebben gehad zich te ontwikkelen. In een beperkt aantal gevallen hebben exemplaren uit een tweede generatie een ander uitzicht dan die van een eerste generatie, hoewel het verschil nooit zo opmerkelijk is als bijv. bij het Landkaartje (Araschnia levana). Het Herculesje (Selenia dentaria) is zo n voorbeeld van een vlinder met twee uiterlijk duidelijk verschillende generaties. Zomerslaapje Sommige soorten overwinteren als imago, maar (hoog)zomersoorten kunnen ook in juli-augustus een periode van inactiviteit doormaken (diapauze). Ze kruipen dan (soms in groep) weg om de warmste dagen van het jaar niet actief te moeten zijn. Dit gedrag wordt ondermeer vastgesteld bij de Piramidevlinder (Amphipyra pyramidea). Dergelijke soorten sluipen uit in juli maar verdwijnen vaak enkele weken tot de grootste droogteperiodes voorbij zijn. Je kan ze dan vaak vinden in koelere en donkere plaatsen, zoals schuren of kelders. 27

28 5. Predatoren en parasieten bij nachtvlinders Nachtvlinders vormen een belangrijke ecologische groep. Ook voor andere soortgroepen spelen ze een voorname rol: als prooi voor vogels en vleermuizen of als gastheer voor een uitgebreide set parasieten. Vooral nachtvlinderrupsen vormen een belangrijke voedselbron voor vogels. Een bekend voorbeeld is de afhankelijkheid van de Koolmees (Parus major) van de Kleine wintervlinder (Opheroptera brumata). De Koolmees stemt haar broedcyclus af op de ontwikkeling van deze enorm talrijke nachtvlinder: zo tracht de Koolmees ervoor te zorgen dat de jongen uit het ei kruipen op het moment dat de rupsenpiek eraan komt. Door de klimaatsverandering blijkt deze afstemming niet meer zo goed te lukken: de hoogste aantallen rupsen zijn beschikbaar op het moment dat de mezen nog met eieren liggen. Onderzoekers stelden vast dat mezen zich wel aanpasten en ook hun broedcyclus vervroegden. In Groot-Brittannië heeft men berekend dat Pimpelmeesjongen jaarlijks in totaal zo n rupsen verschalken. Nachtvlinderrupsen trachten te vermijden dat ze verorberd worden door vogels. Camouflage is voor hen een handig hulpmiddel. Rupsen die niet gecamoufleerd zijn, laten zich vaak opmerken door schrikwekkende kleuren of door een dichte, lange beharing, die de rups een onsmakelijk uitzicht geven. Eén van de weinige vogels die weinig problemen heeft met het doorslikken van harige rupsen is de Koekoek (Cuculus canorus). Deze bekende vogel kent de laatste jaren een duidelijke achteruitgang, die ook met de achteruitgang van (nacht)vlinders in verband wordt gebracht. Een vogel die een voorkeur heeft voor de nachtvlinders zelf, is de Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus). Ook de Boomvalk (Falco subbuteo) durft wel eens een (dagactieve) nachtvlinder verschalken. Voor heel wat vleermuizen vormen nachtvlinders een belangrijk aandeel van hun menu. Elke vleermuis heeft dan ook zijn voorkeur: de Rosse vleermuis (Nyctalus noctula) heeft een voorkeur voor grotere nachtvlinders, terwijl de Grootoorvleermuis (Plecotus auritus) een voorkeur heeft voor kleinere uiltjes (Verkem et al. 2003). Nachtvlinders vormen echter niet de belangrijkste voedselbron voor vleermuizen: muggen, dansmuggen, schietmotten, gaasvliegen en kevers zijn minstens even belangrijk. Pak me dan, als je kan! Over de wapenwedloop tussen vleermuizen en nachtvlinders De interacties tussen vleermuizen en nachtvlinders worden vaak voorgesteld als een wapenwedloop. Biologen hebben ontdekt dat het gehoorapparaat van motten aangepast is aan de echolokatiesystemen van prederende vleermuizen, en dat de vleermuizen op hun beurt hun roepen of foerageergedrag hebben aangepast om de nachtvlinders te snel af te zijn, zo stelt Waters (2003). De meeste nachtvlinders kunnen geluiden met een frequentie tussen 25 en 50 khz het best horen. De piekfrequenties van heel wat vleermuizen vallen ook binnen deze range. 28

29 Grote nachtvlinders hebben lagere piekfrequenties en blijken alerter. Deze nachtvlinders worden ook het meest gevangen door grotere vleermuizen, die een lagere roep uitstoten (de Rosse vleermuis heeft bijv. een piekfrequentie rond 20 khz). Sommige vleermuizen hebben hun roep aangepast, zodat deze buiten het gehoorspectrum van de nachtvlinders vallen. Andere vleermuizen passen de intensiteit van hun roep aan. Zo roept de Grootoorvleermuis relatief stil (met de batdetector slechts tot op enkele meters waarneembaar), wat haar toelaat om haar prooien dichter te benaderen vooraleer ze kan worden opgemerkt. Nachtvlinders reageren op verschillende manieren. Een eerste manier is trachten te ontsnappen na het opmerken van een nabije vleermuis. Dit kan door weg te vliegen en hierbij voortdurend van richting te veranderen of een spiraalvormig vluchtpatroon aan te nemen. Sommige nachtvlinders laten zich na het horen van een vleermuis in de vegetatie vallen. De wortelboorders (Hepialidae) hebben zich aangepast door enkel in de schemering actief te zijn, gewoonlijk niet langer dan een half uurtje. De meeste vleermuizen zijn dan nog niet actief. Bovendien vliegen de wortelboorders laag boven de vegetatie, waardoor ze minder gemakkelijk worden opgemerkt. Beervlinders (Arctiidae) hebben een eigen manier ontwikkeld om om te gaan met vleermuizen: ze zijn in staat zelf ultrasone signalen te produceren! Over de functie van deze signalen bestaan verschillende theorieën. Een eerste theorie zegt dat de roepen van de motten de vleermuizen in verwarring brengen. De mot krijgt zo meer tijd om te ontsnappen. Volgens andere wetenschappers geeft de beervlinder door haar roep een waarschuwing: beervlinders zijn immers wansmakelijke prooien. Tenslotte zou de mot door haar roep een valse echo produceren, wat voor de vleermuis weerom een verwarrende situatie is. Een opmerkelijke predator is de Vlinderdoder (Lestica subterranea). Deze graafwesp vangt kleine grasmotjes (micronachtvlinders behorend tot de familie van de Crambidae). Parasieten komen bij nachtvlinders frequent voor. De meeste nachtvlinderparasieten behoren tot de sluipvliegen (Tachinidae) en de sluipwespen (Ichneumonidae). De grootste sluipvlieg van de Benelux, de Stekelsluipvlieg (Tachina grossa), parasiteert op poppen van grotere nachtvlinders zoals spinners. Links: Stekelsluipvlieg ( Wim Veraghtert) 29

30 Een Nederlands onderzoek focuste op versnippering en het voorkomen van parasitaire sluipwespen bij een uiltjessoort die op de Avondkoekoeksbloem (Silene latifolia) specialiseert. De gewone silene-uil weet ondanks de ver uit elkaar liggende snippers leefgebied toch bijna elk plekje met zijn voedselplant te vinden. En legt daar zelfs meer eieren. De vijanden van deze nachtvlinder hebben er meer moeite mee. Jelmer Elzinga van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) ontdekte dat 'size matters' voor snippers landschap, meer dan afstand. Van tevoren verwachtte Elzinga dat sterk geïsoleerde groeiplaatsen van de avondkoekoeksbloem minder te lijden hebben onder rupsenbezoek. Dat blijkt niet zo te zijn. Op bijna elke plek die hij onderzocht langs Rijn en Waal, zaten rupsen van het koekoeksbloemenetende silene-uiltje (Hadena bicruris). In tegenstelling tot deze vlindersoort hebben een aantal natuurlijke vijanden van deze vlinder wel last van versnippering. De vier belangrijkste soorten sluipwespen die de rupsen parasiteren zijn vaker afwezig in kleine landschapsnippers; en één van deze sluipwespen heeft moeite om de meer afgelegen snippers te bereiken. Zorgt het kleinere aantal vijanden voor meer vraatschade van de rupsen in kleine landschapsnippers? Nee, zo bleek. De sluipwespen - die eitjes leggen in de rupsen - doden wel de helft van de rupsen, maar de verschillen in parasitering tussen rupsen uit versnipperde en niet-versnipperde landschappen zijn te klein om tot verschillen in rupsenvraat te leiden, zo staat te lezen op de website van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Een wel erg bijzondere parasiet is de Rupsendoder (Cordyceps militaris). Deze zwam parasiteert op begraven poppen van voornamelijk nachtvlinders. Het is een fel oranje knotsvormige zwam die behoort tot de groep van de kernzwammen. Je vindt hem meestal op grazige plekjes, onbemeste gazons e.d. 6. Nachtvlinderbiotopen Nachtvlinders kan je in de meest diverse biotopen aantreffen. Het merendeel van de nachtvlinders is niet aan één specifiek biotoopgebonden. De aanwezigheid van gevarieerde biotopen met voldoende waardplanten is een belangrijke voorwaarde. 6.1 Bos Bos is voor nachtvlinders- het meest soortenrijke biotoop. Een belangrijk aandeel van de nachtvlinders is gebonden aan bomen. We kunnen hierbinnen nog een onderscheid maken tussen naald- en loofhoutsoorten. De voorbeelden zijn legio: Dennenspinner (Dendrolimus pini), Dennenuil (Panolis flammea) en Dennenspanner voor naaldhoutcomplexen, de Kleine Voorjaarsuil (Orthosia cruda), het Herculesje (Selenia dentaria) en het Kroonvogeltje (Ptilodon capucina) voor loofbossen. Loofbossoorten zijn niet altijd van de bomen zelf afhankelijk, maar kunnen ook aan loofbosplanten, korstmossen (beertjes) of zelfs dood hout en paddenstoelen (in het geval van de Paddenstoeluil Parascotia fuliginaria) gebonden zijn. 6.2 Heide Net zoals dat voor vele andere soortgroepen geldt, is de soortendiversiteit van nachtvlinders op heide relatief gering. Enkele soorten die bijv. struikheide als waardplant hebben, kunnen er wel massaal voorkomen. Het Granietuiltje (Lycophotia porphyrea) is hiervan het beste voorbeeld. Ook een aantal spanners heeft heide als waardplant. Typische spanners van de heide komen meestal lokaal voor en enkele van hen zijn in Vlaanderen zo goed als uitgestorven. 30

31 Opvallende heidebewoners zijn de Nachtpauwoog (Saturnia pavonia) en de Veelvraat (Macrothylacia rubi). Van beide soorten vliegen de mannetjes overdag boven de heide. De vrouwtjes zijn nachtactief. De Veelvraat is één van de soorten die geen voedsel kan opnemen. Daarnaast vinden we in heidegebieden heel wat soorten die ondermeer aan berk of grove den gebonden zijn. Ook bos- en venranden met pijpestrootje-vegetatie kennen hun typische soorten. 6.3 Moeras De moerasnachtvlinders vormen een bijzondere groep (zie ook Van der Meulen et al. 2004). In Vlaanderen zijn Riet, lisdodde en grote zegge-soorten belangrijke waardplanten voor meer dan 20 soorten macro-nachtvlinders. Kenmerkend binnen deze groep zijn de rietboorders, uiltjes waarvan de rupsen in de stengels van riet leven. Naast de rietgebonden soorten vinden we nog een variëteit aan nachtvlinders die van andere moerasplanten afhankelijk zijn. Een echte habitatspecialist is de Poelruitspanner (Perizoma (Gagitodes) sagittata) die monofaag op Poelruit leeft. Tenslotte komen ook de els-, wilg- en populiergebonden nachtvlinders vaak voor in moerasgebieden. Boven: Poelruitspanner ( Chris Steeman) 6.4 Grasland In tegenstelling tot bij de dagvlinders is het aantal graslandmotten relatief beperkt. Opvallend zijn de dagactieve soorten binnen deze groep: Sint-Jansvlinder (Zygaena filipendulae), Mi-vlinder (Callistege mi), Bruine daguil (Euclidia glyphica), Zilverstreep (Deltote bankiana) en Dwerghuismoeder (Panemeria tenebrata) voor de relatief vochtige graslanden en Zuringspanner (Lythria cruentaria), Lieveling (Timandra comae) en Sint- Jacobsvlinder (Tyria jacobaea) voor droge en schrale graslanden. Nachtactieve uiltjes waarvan de rupsen van grassen leven zijn de Geelvleugeluil (Thalpophila matura), de Donkere grasuil (Tholera cespitis), de Gewone grasuil (Luperina testacea), het Zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula), en de Bonte Grasuil (Cerapteryx graminis). Kalkgraslanden herbergen enkele typische soorten, zoals de Stalkruidspanner (Aplasta ononaria), de Strogele spanner (Aspitates gilvaria) die aan tijm en ganzeriksoorten gebonden is, de Kantstipspanner (Scopula ornata), de met Zonneroosje geassocieerde wespvlinder Ptyropteron affine en de uiltjes Episema glaucina, een soort die van leliesoorten afhankelijk is, Hoplodrina superstes en Grijze stofuil (Hoplodrina respersa). 6.5 Tuinen & kunstmatige biotopen 31

32 Tuinen zijn relatief gevarieerde biotopen. De diversiteit aan waardplanten is er relatief groot, evenals het nectaraanbod. Net als de koolwitjes kan ook de Kooluil (Mamestra brassicae) schade aanrichten in de groententuin. Enkele exclusief in tuinen voorkomende nachtvlinders zijn vrijwel exclusief aan coniferen gebonden, zoals de Streepjesdwergspanner (Eupithecia intricata) en de recent oprukkende Coniferenuil (Lithophane leauteri). Van oorsprong niet inheemse soorten kunnen zich in stand houden door zich in serres en kassen voort te planten. In tomatenkassen kan de Turkse uil (Chrysodeixis chalcites) zich tot een ware pestsoort ontpoppen. Links: Turkse uil ( Leo Janssen) 6.6 Duinen, slikken en schorren Zowel kustduinen als schorren vormen het uitgelezen biotoop van een aantal specifieke nachtvlindersoorten. Zo vind je de zeldzame Wolfsmelkpijlstaart (Hyles euphorbiae) vrijwel enkel aan de kust, waar in de duinen diverse wolfsmelksoorten te vinden zijn. De Kustuil (Polymixis lichenea) is gebonden aan diverse kustplanten zoals Engels gras (Armeria maritima). De rupsen van de Gele Kustspanner (Aspitates ochrearia) zijn vaak te vinden op Hertshoornweegbree (Plantago coronopus). Tenslotte vinden we aan de kust een resem soorten die ook in de kalkrijke habitats in Namen en Luxemburg voorkomen. Bijv. het Klein Avondrood (Deilephila porcellus). 7. Nachtvlinders in het natuurbehoud Zoals in de inleiding reeds is gesteld is de status en trend van dagvlinders in Vlaanderen relatief goed gekend. Dat geldt niet alleen voor Vlaanderen, maar ook voor andere West-Europese landen. Nachtvlinders daarentegen hebben zelden de aandacht gekregen die ze verdienen. De jaarlijkse trek van de Bogong mot (Agrotis infusa), een obscuur uiltje uit Australië, is een fenomeen dat vergelijkbaar is met de bekende trek van de Monarchvlinders in Midden-Amerika (zie New 2007). Nochtans is de bewondering voor dit spectaculair verschijnsel ver te zoeken. Op sterk verlichte plaatsen die op de trekroute van de Bogong mot liggen, werden tot voor kort op grote schaal insectenverdelgers gebruikt. Verontwaardiging alom omwille van de daardoor vergiftigde vogels, maar niet omwille van de ontelbare motten die hun trektocht niet tot een goed einde konden brengen (New 2004). Op het Griekse eiland Rhodos komen s zomers duizenden Spaanse vlaggen (Euplagia quadripunctaria) tesamen om te overzomeren, een fenomeen dat de bewuste plek in toeristische brochures als vlindervallei bekend maakte. De Engelsen spreken zelfs over de Valley of the butterflies, alsof het over dagvlinders gaat. De Spaanse vlag is echter een opvallend gekleurde, dagactieve nachtvlinder. Dit alles om maar te zeggen dat nachtvlinders niet echt als aantrekkelijk gepercipieerd worden. Dat er onder de nachtvlinders een aantal pestsoorten voorkomen, heeft hun 32

33 reputatie geen goed gedaan. Het is niet verwonderlijk dat nachtvlinders in het natuurbehoud totnogtoe niet veel aandacht hebben gekregen. 7.1 Trends bij nachtvlinders Achteruitgang of vooruitgang Gezien de beperkte kennis over de verspreiding van nachtvlinders in Vlaanderen, is het niet gemakkelijk voor elke soort na te gaan of ze voor- of achteruitgaat. Een rode lijst voor nachtvlinders bestaat nog niet in Vlaanderen, noch in Nederland. Grootschalig en gestandardiseerd onderzoek naar de verspreiding en abundantie van macro-nachtvlinders gebeurde totnogtoe enkel in Engeland. Daar wordt de nachtvlinderfauna sinds 1968 systematisch opgevolgd door het gebruik van nachtvlindervallen in het kader van de Rothamsted Insect Survey. Uit het Britse onderzoek bleek dat van de 337 soorten, waarvoor voldoende waarnemingen voorhanden waren, er 226 een achteruitgang vertoonden. Hiervan zijn er 75 die met meer dan 70% afnamen, 57 die een afname van meer dan 50% vertoonden en nog 60 soorten waarvan de populatie met een kwart achteruitging. Met een achteruitgang van 98% spant de Essenspanner Ennomos fuscantaria de kroon. Een dergelijke achteruitgang betekent dat in Groot-Brittannië 71 soorten (21% van het aantal onderzochte soorten) een Rode Lijststatus ( kwetsbaar of bedreigd ) verdienen. Onder die 71 soorten treffen we vrij zeldzame soorten aan van schraalgraslanden, zoals Donkere grasuil Tholera cespitis, evenals onverwacht zeer algemene huis-, tuin- en keukenmotten zoals Witte tijger Spilosoma lubricipeda of Gewone breedvleugeluil Diarsia rubi, die tijdens de tijdspanne van 35 jaar met resp. 77 en 85% achteruitgegaan zijn. Daarnaast zijn er 69 succesvolle soorten die hun populatie in het Verenigd Koninkrijk minstens verdubbeld hebben. Tot deze categorie behoort de Coniferenuil Lithophane leautieri die recent in Groot-Brittannië, maar ook in Vlaanderen, een spectaculaire vooruitgang kende (Fox et al. 2006; Conrad et al. 2004). Over het algemeen kan worden gesteld dat bosgebonden nachtvlinders min of meer stabiel bleven, terwijl bij de graslandsoorten een grotere achteruitgang merkbaar was. Er bleek ook een verschil tussen nachtvlinders die als imago, pop, rups of ei overwinterden. Significant was de achteruitgang van soorten die als ei overwinterden, terwijl het kleine soortenaantal dat als imago de winter doorbrengt, het goed doet. Ook bleek dat soorten met slechts één generatie per jaar er slechter aan toe waren dan soorten met meerdere generaties. Heel wat trends bleken enkel geldig voor een bepaalde regio. Het is te verwachten dat ook elders in West-Europa heel wat soorten zijn achteruitgegaan. Voor dagvlinders is deze, vaak dramatische, achteruitgang goed gedocumenteerd (Maes & Van Dyck 1999). Hoewel het aantal gegevens beperkt is, kunnen over een beperkt aantal soorten nachtvlinders toch uitspraken gedaan worden. Soorten die vroeger bekend stonden als pestsoorten, zijn nu vrijwel volledig verdwenen. De Satijnvlinder (Leucoma salicis) is zo n voorbeeld, maar was in het verleden ook al aan hevige aantalsschommelingen onderhevig. Ook bij een aantal soorten die aan mei- en sleedoorn gebonden zijn, wordt een achteruitgang vastgesteld. Voorbeelden uit de Antwerpse Kempen zijn de Dubbelpijluil (Graphiphora augur) en de Ringelrups (Malacasoma neustria). Ook de opvallende Bruine 33

34 sikkeluil (Laspeyria flexula), waarvan de rupsen leven van korstmossen op loofbomen, is zeker niet meer zo algemeen als twee decennia geleden. De dalende trend van graslandsoorten die uit bovenvermeld onderzoek bleek, blijkt zich ook in Vlaanderen door te zetten. De Bonte Grasuil (Cerapteryx graminis) en de diverse soorten Sint-Jansvlinders (genus Zygaena) zijn voorbeelden van deze groep Verklaringen voor veranderingen in de nachtvlinderfauna De redenen voor deze achteruitgang zijn divers, maar nog slecht onderzocht. Niemand zal verwonderd zijn dat habitatverlies een cruciale factor is. Heel wat nachtvlinders zijn gebonden aan biotopen die nu in oppervlakte sterk gereduceerd zijn, bijv. (natte) heide en laagveenmoerassen. Sommige gespecialiseerde soorten zijn sterk achteruitgegaan wegens het vrijwel verdwijnen van hun waardplant. Een typisch voorbeeld hiervan is de Donkere Iepenuil (Cosmia affinis), waarvan de achteruitgang gerelateerd is aan de verspreiding van de iepenziekte. Links: Donkere iepenuil ( Leo Janssen) Het Purperuiltje (Phytometra viridaria) dat aan Vleugeltjesbleem gebonden is, is nog zo n bijna verdwenen soort. De intensivering van de landbouw heeft op heel wat nachtvlinderpopulaties geen positieve invloed gehad. Nachtvlinderkenner Young (1997) beweert dat, in tegenstelling tot wat men zou verwachten, pesticiden slechts een beperkte invloed hebben gehad. Uit recent onderzoek (Wickramasinghe et al. 2004) blijkt echter dat de aantallen nachtvlinders in biologische landbouwgebieden aanzienlijk hoger liggen dan op landbouwgronden van moderne, intensieve landbouwbedrijven. Zo blijkt het aantal uiltjes tweemaal hoger te liggen op biologische landbouwgronden. Vermesting (stikstofdepositie) heeft ook op nachtvlinders een negatieve impact. Zo stelde men vast dat het bloemenaanbod in het Nederlandse landschap in 13 jaar met 34% afnam (Wallis De Vries et al., 2010). Dat verminderde nectaraanbod is duidelijk nefast voor dagvlinders, en vermoedelijk niet veel minder voor nachtvlinders. Bovendien heeft veel stikstof in het landschap nog meer perverse effecten. Planten nemen ook meer stikstof op, waardoor de chemische samenstelling van bladeren wijzigt. Niet alle rupsen kunnen daar even goed mee om. De Kleine nachtpauwoog ontwikkelt zich trager als zijn waardplant (i.c. Struikheide) meer stikstof bevat dan in natuurlijke omstandigheden. In de Verenigde Staten werd dan weer vastgesteld dat hoge CO2- gehaltes een soortgelijk effect hadden en pauwoogrupsen die er op eiken leven daardoor minder vitaal zijn (Knepp et al., 2007). 34

35 Lichtvervuiling en nachtvlinders Lichtvervuiling vormt een potentiële bedreiging voor nachtvlinders. Nachtvlinders kunnen zo sterk door lampen worden aangetrokken dat ze erdoor gedood worden. Maar dat gebeurt eerder zelden. Belangrijk is ook dat nachtvlinders wanneer ze door lampen worden aangetrokken, hun normale activiteiten niet kunnen vervullen: foerageren, paren en eieren leggen. Zo brengen heel wat nachtvlinders stilzittend, in de omgeving van een sterke lamp, de nacht door (Majerus 2002). Als nachtvlinders dit verschillende nachten achter elkaar herhalen, zoals als meermaals is vastgesteld, bestaat de kans dat ze zich niet kunnen voortplanten. Voor soorten die als imago maar enkele dagen te leven hebben, kan lichtvervuiling een belangrijke tijdsverspilling betekenen. Dwergvleermuizen hebben ook begrepen dat bijv. straatverlichting veel nachtvlinders aantrekt. Dat heeft extra predatie onder de nachtvlinders tot gevolg. Tenslotte kan worden benadrukt dat de impact van lichtvervuiling, een in Vlaanderen niet te onderschatten milieuprobleem, nog maar slecht onderzocht is. Recente onderzoeken naar de Kooluil (Mamestra brassicae) in Nederland brachten aan het licht dat kunstlicht ervoor zorgt dat Kooluilen maanden eerder uit de pop kruipen omdat ze uit hun diapauze gehouden worden (Van Geffen, Universiteit Wageningen, 2013). Ook produceren Kooluilvrouwtjes onder invloed van kunstlicht minder feromonen. Bovendien verandert de chemische samenstelling van die feromonen, zodat ze minder aantrekkelijk zijn voor mannetjes. In welke mate versnippering een belangrijke rol speelt is een niet geheel uitgeklaarde zaak. Temeer omdat het onduidelijk is hoe mobiel nachtvlinders zijn (zie paragraaf 4.4.3). Onderzoek wijst uit dat kleine bosfragmenten een lagere soortendiversiteit herbergen dan grotere boscomplexen (Summerville et al. 2003). Motten zouden evenwel gebruik maken van corridors (Mönkkonen & Mutanen 2003). Britse onderzoekers concluderen ook dat isolatie van populaties niet problematisch is indien de populaties niet verder dan 2,5 km van elkaar liggen (Usher & Keiller 1998). In andere onderzoeken wordt gesteld dat nachtvlinders zich zelden verder dan 1 km verplaatsen (Summerville & Crist 2004a). Daartegenover staan voorbeelden uit merk-hervangstonderzoeken, zoals een Breedbandhuismoeder (Noctua fimbriata) die in Groot-Brittannië 13,7 km wist te overbruggen. Wellicht is mobiliteit, zeker voor de soorten met langere vleugels, geen beperkende factor. De invloed van klimaatverandering laat zich ook merken in de nachtvlinderfauna. Zo heeft de Paardekastanjemineermot (Cameraria ohridella) haar areaal aanzienlijk naar het noorden uitgebreid. De mediterrane Drievlekspanner (Stegania trimaculata) is ook een recente aanwinst voor de Vlaamse nachtvlinderfauna (Troukens 1995). Soorten waarvan het zwaartepunt noordelijk gelegen is, krijgen het moeilijker in de Lage landen. In Groot-Brittannië werd de achteruitgang van de Grote Beer (Arctia caja) in kaart gebracht (Conrad et al. 2002). De soort kende er een sterke terugval in 1984, waarna het nooit meer tot een echt herstel kwam. Klimatologische omstandigheden spelen hier wellicht een belangrijke rol. Onderzoekers vermoeden dat de Grote beer koude, droge 35

36 winters gevolgd door vroege en warme lentes verkiest. Ze voorspellen dat de toename van natte en zachte winters onder invloed van de klimaatsopwarming een negatief effect zal hebben op de Britse Grote beerpopulaties. In Finland werden tevens verschuivingen vastgesteld. Voor boreale soorten die op de toendra leven, ziet de toekomst er niet rooskleurig uit (Virtanen 1999). 7.2 Indicators In hoeverre nachtvlinders kunnen worden gebruikt als indicatoren voor habitatkwaliteit is nog maar fragmentarisch onderzocht (zie kader). Uit bovenstaande paragrafen blijkt wel dat nachtvlinderdiversiteit in grote bosfragmenten verschilt van deze van kleine bosfragmenten. Van een aantal soorten is bekend dat ze gevoelig zijn voor habitatverstoring: zo staat de Moeras-W-uil (Lacanobia splendens) bekend als een indicatorsoort die erg gevoelig is voor biotoopverstoring. Van de Groene Weide-uil (Calamia tridens), een schraallandsoort, is geweten dat hij erg gevoelig is voor bemesting. In welke mate nachtvlinders gevoelig zijn voor verzuring, vermesting of verdroging is nog maar slecht bekend. Waarschijnlijk hangt die gevoeligheid erg samen met de gevoeligheid van de waardplant voor die factoren. Nachtvlinders: diversiteit en indicatorfunctie In een recent Noord-Amerikaans onderzoek stelden wetenschappers zich de vraag of de diversiteit van dagvlinders in een gebied gekoppeld is aan de nachtvlinderdiversiteit (Ricketts 2002). Hiervoor onderzochten ze een grasland, een naaldbos en een loofbos met populiersoorten. Uit de inventarisatie bleek dat de dagvlinderdiversiteit op het grasland het hoogst was, terwijl dat voor de nachtvlinders niet het geval was. De bosbiotopen bleken het soortenrijkst voor nachtvlinders. Aangezien een belangrijk aandeel van de nachtvlinders enkel boomsoorten als waardplant heeft, is dit niet verwonderlijk. Een ander onderzoek ging na of nachtvlinders ook als indicatoren voor habitatkwaliteit of soortendiversiteit kunnen gebruikt worden (Summerville et al. 2004b). Ze onderzochten de indicatoreigenschappen van enkele groepen spanners, uiltjes, beervlinders en tandvlinders. Ze concludeerden dat beervlinders en tandvlinders als indicatoren voor zowel biodiversiteit als habitverstoring konden doorgaan. De soortenrijkdom van tandvlinders in grotere bosgehelen was bijvoorbeeld tweemaal zo groot dan in kleine bosfragmenten. Ook indien de geschikte waardplanten in voldoende mate aanwezig waren in kleine bosfragmenten, bleken de tandvlinders er toch niet voor te komen. 36

37 Bruine wapendrager (Clostera curtula), een tandvlinder ( Wim Veraghtert) 7.3 Bescherming Juridische bescherming Dat nachtvlinders volgens de wet zo goed als onbeschermd zijn, zal wellicht niemand verbazen. Zelfs opvallende en schaarse soorten, zoals Tau-vlinder (Aglia tau), Nachtpauwoog (Saturnia pavonia) of Gevlamde vlinder (Endromis versicolora) genieten in België geen enkele bescherming. De enige nachtvlinders die wel beschermd zijn, zijn de Teunisbloempijlstaart (Proserpina proserpinus) en de Bosrandspinner (Eriogaster catax vroeger ook Zuidelijke woldrager geheten). Beide soorten zijn volledig beschermd volgens de Conventie van Bern. In België zijn ze erg zeldzaam, hoewel de Teunisbloempijlstaart duidelijk zijn areaal naar het noorden verschuift (eerste waarnemingen voor Limburg en Antwerpen resp. in 2004 en 2005). De Bosrandspinner komt enkel in de provincie Namen voor. De Spaanse Vlag is (net als de Teunisbloempijlstaart) Habitatrichtlijn. De Teunisbloempijlstaart is wettelijk beschermd in België. ( Leo Janssen) beschermd via de Nachtvlinders en natuurbeheer In het natuurbeheer wordt zelden rekening gehouden met nachtvlinders. De meeste conservators en beheerders weten niet welke soorten nachtvlinders er in hun natuurgebied voorkomen. En als dan bovendien blijkt dat van de ecologie van heel wat soorten niet veel details bekend zijn én dat het moeilijk is vast te stellen of bepaalde soorten zich in het natuurgebied voortplanten of slechts sporadische bezoekers zijn, 37

38 dan wordt het wel heel moeilijk om het beheer van een gebied af te stemmen op nachtvlinders. Dagvlinders daarentegen worden wel als belangrijke indicatoren binnen het natuurbeheer beschouwd. Gelukkig, want van heel wat maatregelen die genomen worden om de dagvlinderrijkdom van een gebied te bewaren kunnen we vermoeden dat ze ook voor nachtvlinders positief zijn. Zo is nectarvoorziening een kritische factor voor het voortbestaan van heel wat (nacht)vlinderpopulaties. Bloemrijke hooilanden, aanwezigheid van spork of andere bloesems, bosranden en open plekken met kamperfoelie en braamstruiken kunnen in een gebied voor vlinders cruciale elementen zijn. Nachtvlinders die in maart-april vliegen, zoals de voorjaarsuilen (genus Orthosia), halen hun voedsel vooral van bloeiende wilgen. Een ander belangrijk gegeven is de diversiteit van waardplanten in een gebied. Zo fungeren silene-soorten, kamille-soorten, varens, riet, zegge-soorten, bomen als den, es, beuk, linde, wilg of populier of korstmossen op bomen als belangrijke, zoniet de enige waardplanten voor bepaalde nachtvlinders, terwijl ze voor dagvlinders meestal geen bijzondere waarde hebben. Hoe nachtvlinders op beheersmaatregelen reageren is nog niet goed geweten. Twee recente onderzoeken hebben echter al een aanzet gegeven. In Groot-Brittannië ging men na hoe vlinders reageren op de sterke vergrassing in een bosgebied (Pollard et al. 1998). In het natuurreservaat Monks Wood in Cambridgeshire veranderde de vegetatie drastisch gedurende de laatste twee decennia: voorjaarsflora met Bosanemoon (Anemone nemorosa) en Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) ging er achteruit, terwijl grassen als Ruwe Smele (Deschampsia cespitosa), Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum) en Duinriet (Calamagrostis epigejos) opmerkelijk toenamen. De onderzoekers bestudeerden de reactie van 18 dagvlindersoorten en 172 nachtvlindersoorten op deze vegetatieverandering. Dat dag- en nachtvlinders die breedbladige grassen als waardplant hadden een toename kenden, lag binnen de lijn van de verwachtingen. De niet aan grassen gebonden nachtvlinders bleven stabiel of gingen lichtjes achteruit. Finse onderzoekers bestudeerden de dag- en nachtvlinderdiversiteit in begraasde en onbegraasde graslanden (Pöyry et al. 2005). Ze maakten een onderscheid tussen drie biotopen: graslanden met een historische begrazing, herstelde begrazing (graslanden die een tijd lang niet meer begraasd waren, maar waar sinds 5 jaar een herstelbeheer met begrazing gevoerd wordt) en onbegraasde en onbeheerde graslanden. Uit hun onderzoek concludeerden ze dat de soortensamenstelling in de eerste twee biotopen gelijkaardig was. Opvallend was wel dat de soortenrijkdom en abundantie van vlinders het hoogst was in de onbeheerde graslanden, hoewel gesuggereerd wordt dat de zeldzame en kritische soorten niet gebaat zijn bij een nulbeheer. De onderzoekers stellen dan ook dat variatie in graasregimes wellicht de beste oplossing is. Nederlandse nachtvlinderkenners stellen dat variatie ook bij het beheer van rietvegetaties ook de beste resultaten geeft (Van der Meulen et al. 2004). Zo zijn sommige nachtvlinders gebonden aan overjaars riet. De rups van het Rietluipaard (Phragmataecia castaneae) doet er twintig maanden om zich volledig te ontwikkelen. 38

39 Voor deze (en andere) soort(en) is een jaarlijkse maaibeurt dus nefast. Een aangepast en gefaseerd maairegime kan hier een oplossing bieden. 8. Schadelijke en nuttige soorten Wie op zoekt gaat naar wetenschappelijke artikels over nachtvlinders, zal al snel merken dat naar een beperkt aantal soorten veel onderzoek is verricht: de soorten die (belangrijke) schade aanrichten aan landbouwgewassen en fruitbomen. De Fruitmot (Cydia pomonella) kan in appelboomgaarden een ware pest zijn. Ze wordt biologisch bestreden met de bacterie Bacillus thuringiensis. Ook worden feromoonvallen frequent gebruikt om nachtvlinders te bestrijden. Deze vallen lokken de vlinders door het gebruik van soortspecifieke geurstoffen. Enkel de mannetjes worden gelokt en uit experimenten is gebleken dat het massaal wegvangen van mannetjes geen efficiënte manier is om populaties van pestsoorten te vernietigen. Van de macro-nachtvlinders zijn er enkele uiltjes die schade aan landbouwgewassen kunnen aanrichten. Het zijn dan vooral de Kooluil (Mamestra brassicae) en de Gewone Velduil (Agrotis segetum), die je ook in je groentetuin kan aantreffen. De rupsen van de Kooluil eten onregelmatige gaten in de kolen. De pop overwintert in de grond. De rupsen van de Gewone Velduil kunnen bijv. schade berokkenen aan cichorei, evenals de rupsen van het Gamma-uiltje (Autographa gamma). Het trekkende Koolmotje Plutella xylostella, een micronachtvlinder, kan schade aan kolen aanrichten. Ook aardbeien, sla, radijs, koolraap en peterselie kunnen aangetast worden door het Koolmotje. De Kleine wintervlinder (Opheroptera brumata) is een polyfage spannersoort die wel eens wordt bestreden in appel- en kersenboomgaarden en plantages van framboos, kruisbes en zwarte bessen. Ook de bosbouw kent zijn pestsoorten. De dennenplantages hadden wel eens te lijden onder de vraat van de Dennenuil (Panolis flammea). De Nonvlinder (Lymantria monacha) is in België wettelijk als een te bestrijden pestsoort aangeduid. De rupsen leven meestal op naaldbomen, soms op loofbomen. De Bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) kan grote schade aanrichten in parken en wegbermen. De rupsen leven in spinsels waarin ze rusten en slapen, s nachts trekken ze er in groep op uit om te eten. De Eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea) is niet zozeer een economische pestsoort maar kan wel hinderlijk zijn voor mensen. De brandharen van de rupsen kunnen huiduitslag, jeuk en koorts veroorzaken bij de mens. Indien ze inwendig worden opgenomen, worden vooral de slijmvliezen geïrriteerd. In een zeldzaam geval (vroeger bij houthakkers) heeft dit tot verstikking geleid. Ook de brandharen van de rupsen van de Bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) kunnen dezelfde uitwerking hebben. Ten slotte kunnen ook de kleermotjes schade aanrichten. Het aantal kleermotten is in Vlaanderen erg beperkt. Een veel voorkomende pestsoort is de Zadenmot Hofmannophila pseudospretella (zie ook p. 8). De rupsjes van deze micronachtvlinder leven in oude vogelnesten, of van zaden, wol, dode insecten, gedroogde planten, Vooral enigszins vochtig geworden stoffen, wol en vloerbekleding kunnen door deze soort beschadigd worden. Het vlindertje zelf kan je het hele jaar door vinden (voornamelijk in juli-augustus). Dit vochtminnende motje kan 39

40 je buitenhouden door ervoor te zorgen dat het binnenshuis droog genoeg is. Het Witschouderhuismotje (werknaam voor Endrosis sarcetella) heeft een gelijkaardige ecologie. De echte kleermotten vinden we in de familie van de Tineidae. Het Pelsmotje (Tinea pellionella) leeft ondermeer in bont, pelsjassen, veren en opgezette dieren. In Vlaanderen wordt het echter weinig waargenomen. Het kleermotje Tineola bisselliella is één van de meest gevreesde soorten. De larven leven van wol, dierenhuiden, haren en ander dierlijk materiaal. Het is een erg onopvallend en ongetekend bruin vlindertje (7-8mm, spanwijdte 11-17mm). Ook dit motje wordt in Vlaanderen niet veel meer gezien. Het gebruik van synthetische stoffen en van centrale verwarming hebben ervoor gezorgd dat deze soort duidelijk achteruitgegaan is. Kleer- en pelsmotten kan je vermijden door kleding en textiel regelmatig te luchten en niet te dicht opeen te hangen. Textiel dien je op te bergen in goed afgesloten zakken of ruimtes. Overigens is het zo dat enkel de rupsen van die kleermotten schade kunnen aanrichten. Veel mensen denken dat motten (de vlindertjes zelf) verlekkerd zijn op textiel, maar dat is niet het geval. Op een Nederlandse website met huishoudelijke tips werd gesteld dat motten larven zijn van een nachtvlinder. Ook dit is uiteraard niet correct aangezien mot en nachtvlinder synoniem zijn. De Plakker (Lymantria dispar) in Noord-Amerika Eén van de belangrijkste bosbouwpesten in Noord-Amerika is de Plakker (Lymantria dispar). Deze van oorsprong Euraziatische soort is per ongeluk ingevoerd in Noord- Amerika in De soort heeft er sindsdien een gestadige uitbreiding gekend. Daarmee vormt ze, door haar aantasting van diverse eikensoorten, een belangrijke bedreiging voor de bosbouw. De Plakker kan immers zo talrijk voorkomen dat ze hele eikenbossen kan ontbladeren. Gedurende de laatste decennia heeft men miljoenen hectaren bos besproeid met insecticiden om de vooruitgang van de Plakker tegen te gaan. Er wordt sterk geïnvesteerd in onderzoek naar biologische bestrijding (bijv. door de invoer van parasieten) van deze pestsoort. De rupsen verspreiden zich van boom tot boom door zich aan een zijden draadje via de wind te laten verplaatsen. De vlinder zelf legt eieren tegen een boomstam en beplakt die met haren van haar achterlijf. Het vrouwtje kan echter niet vliegen, dus de soort verspreidt zich voornamelijk in de larvale stadia. Momenteel breidt de Plakker zijn areaal uit met een snelheid van 21 km per jaar! De Engelse naam Gypsy moth (gypsy = zigeuner) vormt een bron van inspiratie voor cartoonisten en muzikanten 40

41 Exoten Tot de schadelijke soorten die in onze contreien voorkomen, kunnen ook enkele exoten gerekend worden. Deze vlinders overleven voornamelijk in serres of kassen waar groenten of sierplanten geteeld worden. De Turkse uil (Chrysodeixis chalcites) kan massaal voorkomen in dergelijke kunstmatige biotopen. Ook het van oorsprong mediterrane micromotje Duponchelia fovealis (Duponcheliamot, zie foto links; Wim Veraghtert) is in de sierteelt een gevreesde soort. Onder de micromotten vinden we diverse exotische soorten, die totnogtoe geen significante problemen veroorzaakten. Een beruchte nieuwkomer is de van oorsprong Aziatische Buxusmot. Epiphyas postvittana, een bladroller uit Australië, is in Groot-Brittannië een vrij algemene soort geworden (nog niet op het Europese continent). Tropische soorten worden hier accidenteel ingevoerd met kamerplanten, maar kunnen hier niet overleven. Nuttige soorten Nuttige nachtvlindersoorten zijn op één hand te tellen. De bekendste nuttige is de zijdevlinder (Bombyx mori). Dit is één van de weinige soorten insecten die van oudsher om economische motieven door de mens gekweekt wordt. De zijdeteelt gebeurde lange 41

42 tijd exclusief in China, waar men ontdekt had dat men de op de moerbeiboom levende rups kon kweken en dat de draad van de cocon (tot 2 km lang) kon afwikkelen. De handel van de zijde verliep via de Zijderoute vanuit China tot in het Romeinse rijk. Zijde was dan ook gedurende eeuwen een gegeerd handelsproduct met een belangrijke economische waarde. Sinds 552 kon ook het Westen zelf een zijdeproductie opzetten. De mottenbrigade Een nieuw wapen in de strijd tegen terroristen: motten. Amerikaanse entomologen denken dat de insecten zijn af te richten tot speurhonden die explosieven kunnen opsporen. De onderzoekers bedachten een soort windtunnel waardoor ze allerlei geuren lieten stromen. Binnenin de tunnel hingen motten aan piepkleine elektrodes die hersensignalen van de diertjes registreerden. Door de motten eerst geuren aan te bieden en ze daarna te trakteren op suikerwater, leerden de dieren een soort Pavlov-reactie aan, die de onderzoekers konden meten met de elektrodes. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat motten slechts instinctief op geuren reageren, en geen nieuwe geuren konden aanleren. Maar de dieren blijken juist heel goed in staat geuren in verband te brengen met voedsel. Ook typische explosievengeuren zijn daarvoor geschikt, meldt de nieuwsdienst van Discovery Channel. Een groot nadeel van de mot als terrorismebestrijder is dat het beest maar een paar dagen leeft. Motten africhten is dus een haastklus. (Bron: Noorderlicht, VPRO Nederland, 9. Nachtvlinderonderzoek 9.1 Nachtvlinderonderzoek in Vlaanderen Totnogtoe gebeurde op beperkte schaal nachtvlinderonderzoek in Vlaanderen. In zowat alle provincies van het land wordt, meestal op individuele basis, aan nachtvlinderinventarisatie gedaan. Sinds 2008 kunnen waarnemers met hun gegevens terecht op Die online invoerportaal bevat inmiddels meer dan nachtvlinderwaarnemingen. Voordien centraliseerde de Vlaamse Vereniging voor Entomologie zoveel mogelijk waarnemingen. Ze heeft hiervoor een speciale databank ontwikkeld die voor het bijhouden van vlinderwaarnemingen gebruikt kan worden. Veel gegevens van individuele nachtvlinderaars bevinden zich vermoedelijk nog in vergeelde notaboekjes. Gelukkig zien we de laatste tijd nieuwe initiatieven rond nachtvlinderinventarisatie, waarbij op korte tijd heel wat gegevens worden verzameld in voorheen slecht onderzochte gebieden. De insectenwerkgroep van Zuid-West- Vlaanderen is hiervan een mooi voorbeeld ( 42

43 Een aantal historische gegevens zijn wel bekend, maar bevinden zich meestal in oudere publicaties. De Catalogus van de Antwerpse Lepidoptera van A. Janssens geeft een beeld van het voorkomen van alle macrolepidoptera (dag- en nachtvlinders) in de Provincie Antwerpen voor de twintigste eeuw (tot 1983). Momenteel bestaat er bij de Vlaamse Vereniging voor Entomologie (VVE) een officieuze nachtvlinderwerkgroep. De resultaten van deze werkgroep worden in een checklist gegoten die je op de website vindt. Meer informatie over deze werkgroep kan je bekomen op de website of op onderstaand adres: Vlaamse Vereniging voor Entomologie Contact: Guido De Prins Markiezenhof Antwerpen 03/ Nachtvlindermeetnet van Natuurpunt Nachtvlinders vormen een uitgelezen soortgroep om mee aan de slag te gaan (als we ons in eerste instantie beperken tot macro-motten): het soortenaantal is vrij groot, maar blijft overzichtelijk; het merendeel van de soorten is (vrij) goed herkenbaar en bovendien is deze groep eenvoudig te bemonsteren. De combinatie van een groep met vrij grote soortendiversiteit en toch een goede herkenbaarheid maakt dat de nachtvlinders uitermate geschikt zijn voor biodiversiteitsmonitoring. In 2008 werd dan ook een eerste aanzet gegeven om een nachtvlindermeetnet op te zetten. Nachtvlindermonitoring Het opzetten van een meetnet zal ons na verloop van tijd toelaten uitspraken te doen over de voor- of achteruitgang van sommige nachtvlindersoorten (cfr. Rothamsted Insect Survey in Groot-Brittannië) en de diversiteit binnen de nachtvlindergemeenschap op te volgen. Bij het opzetten van het meetnet vertrekken we in de eerste plaats van een gestandardiseerde methode: deelnemers werken met een welbepaald type vlinderval, dat op minstens twintig nachten per jaar in de tuin operatief is, verspreid over de periode maart-oktober. De bemonstering duurt telkens een hele nacht zodat s ochtends de gevangen motten kunnen worden genoteerd, geteld en vrijgelaten. Heel wat habitatspecialisten onder de nachtvlinders zijn toch vrij mobiel zodat ze ook in tuinen gevangen kunnen worden (zij het in lage dichtheden). De opzet van het nachtvlindermeetnet lijkt dus vrij eenvoudig: de enige voorwaarde is de aanschaf van een vlinderval. Voor het verzamelen van de gegevens worden de mogelijkheden van waarnemingen.be bekeken. Deze online invoerportaal heeft zich op korte tijd ontwikkeld tot de belangrijkste databank voor nachtvlindergegevens (de overige bestaande databanken zijn niet makkelijk toegankelijk voor amateurs). De communicatie rond dit meetnet gebeurt via verschillende kanalen: Natuur.focus, vlinder.flits, de website van Natuurpunt (Studie), de vlinderstudiedag,... Mottenmannen/-vrouwen gezocht! Als je ziet dat er onder de nachtvlinders ware juweeltjes rondvliegen (soms met spectaculaire groene, gele of oranje kleuren), dat zelfs een eenvoudige stadstuin makkelijk 200 soorten kan opleveren en dat je voor dit natuurstudieproject geen grote afstanden moet afleggen, wat houd je dan nog tegen deel te nemen aan deze monitoring? 43

44 Meer info: en Nachtvlinderstudie: Hoe begin je eraan? Hoe vang ik een uiltje? Het is niet erg moeilijk nachtvlinders te leren kennen: het enige wat je nodig hebt is een nachtvlinderboek (zie paragraaf ), een tuin (liefst met struiken en bomen), een sterke spot en als het kan een vlindernet en enkele potjes. Zo ben ikzelf althans begonnen met nachtvlinders. Door geregeld een uurtje post te vatten bij de tuinverlichting op een zwoele zomeravond geraak je al snel vertrouwd met de meest voorkomende soorten. Het recente succes van de nachtvlinderstudie heeft wellicht veel te maken met de menselijke drang naar comfort: het is namelijk één van de weinige soortgroepen waarbij je niet noodzakelijk goed moet zoeken om veel soorten te vinden. Je zet je in je tuinstoel, het licht aan, en de vlinders komen vanzelf. Zo simpel gaat dat. Nachtvlinders inventariseren is dus de ideale hobby voor de luie natuurliefhebber! Links: Vlekdaguil (Heliothis peltigera) Deze uitspraak kan wel enigszins genuanceerd worden: wie nachtvlinders gaat inventariseren, sleurt vaak kilo s materiaal mee in natuurgebieden (lampen, potjes, een stroomgenerator, ), moet er vaak tot in de late (of vroege) uurtjes blijven of moet overdag op zoek gaan naar dagactieve soorten of moeilijk vindbare rupsen. Maar de beginnende nachtvlinderaar kan zeker in z n eigen tuin aan zijn trekken komen. En dan hoeft het nog geen ecologische tuin te zijn. De ervaring leert immers dat heel wat soorten nachtvlinders uit de wijde omgeving in je tuin kunnen belanden. Een bos- of natuurrijke omgeving is dan ook een pluspunt. Maar zelfs stadstuintjes kunnen op vlak van soortendiversiteit voor verrassingen zorgen. Biodiversiteit in je tuin In de provincie Antwerpen gebeurde gedurende twee jaar onderzoek in een (vegetatieloze!) stadstuin in bosarme omgeving in de Antwerpse agglomeratie (Mortsel) en in een (niet-ecologische) tuin in bosrijke omgeving in de Antwerpse Kempen (Oostmalle). Het aantal waardplanten bedroeg in de tuinen resp. 0 en ca. 19 soorten. De aantallen macronachtvlinders die er met behulp van een lichtval werden vastgesteld liegen er nochtans niet om: respectievelijk 218 en 333 soorten. Het verschil is 44

45 significant, maar zelfs in een stedelijke tuin blijkt een hoog soortenaantal geregistreerd te kunnen worden. Tot het waargenomen soortengamma bevinden zich in beide gevallen zeldzamere soorten, zoals de Paddenstoeluil (Parascotia fuliginaria). Habitatspecialisten werden eveneens in beide tuinen genoteerd: bijv. de Egelskopboorder (Archanara sparganii) in Mortsel of het Bosbesbruintje (Macaria brunneata) in Oostmalle. Veel nachtvlinders vliegen in lage dichtheden: van de 333 soorten uit de tuin in Oostmalle werden er 58 slechts éénmaal geregistreerd (17% van het totaal). Bij de soortensamenstelling zien we wel enkele verschillen. Het aandeel uiltjes (Noctuidae), goede vliegers, ligt vrij hoog in de stadstuin. In een tuin in bosrijke omgeving ligt dit percentage beduidend lager, terwijl in natuurgebieden het aandeel van de uiltjes nog lager kan liggen (eigen waarnemingen). Wanneer we kijken naar het absolute aantal exemplaren, liggen de verhoudingen nog anders: voor de tuin in bosrijke omgeving blijkt dan dat 65% van alle waargenomen nachtvlinders tot de uiltjes behoren. Opmerkelijk is het verschil in het aantal soorten tandvlinders (Notodontidae): 6 tegenover 17 (3 tegenover 6 %). Dat tandvlinders gevoelig(er) zijn voor habitatverstoring (zie kader onder paragraaf 7.2) kan hiermee te maken hebben. Uit deze analyse kan je afleiden dat je ook een tuin interessante waarnemingen kan verrichten. Bovendien kan diversiteit in een tuin een beeld geven van de natuurwaarden in de omgeving. Bloemen in je tuin (Verbena, Phlox, Lavendel, ) kunnen grote aantallen nachtvlinders aantrekken. Onderzoek: Leo Janssen en Wim Veraghtert Wie nachtvlinders gaat vangen, houdt best rekening met een aantal externe factoren: 1. het weer Het weer heeft uiteraard een belangrijke invloed op de vangst. Diverse parameters hebben hierbij invloed: a. TEMPERATUUR Nachtvlinderactiviteit wordt sterk beïnvloed door de temperatuur. Relatief warme of zwoele avonden leveren de beste vangstmomenten op. Op sommige 45

46 avonden kan de nachtvlinderactiviteit, na een vrij sterke temperatuurdaling, op een tijdspanne van minder dan een uur tijd vrijwel volledig stilvallen. Voor vroege voorjaars- en late najaarssoorten zijn vorstvrije nachten een must. b. WINDKRACHT Eveneens een belangrijke factor. Nachtvlinders vliegen niet graag bij stevige wind. Een windstille avond biedt meestal de beste resultaten. Je kan je lamp best opstellen in windstille hoekjes. c. BEWOLKING De bewolkingsgraad is meestal gerelateerd aan de temperatuur. Een zwaar bewolkte hemel zorgt voor een vrij hoge nachttemperatuur, wat een positieve invloed heeft op de nachtvlindervangst. d. NEERSLAG In tegenstelling tot de voorgaande factoren is de neerslag geen belangrijke factor. Indien de overige factoren relatief gunstig zijn, zal neerslag geen negatieve invloed hebben op de nachtvlindervangst. Op zwoele, zwaarbewolkte zomeravonden durven nachtvlinders gerust door de regen vliegen. In je nachtvlinderval kan je dan wel (sterk) beschadigde, uitgeregende exemplaren vinden Brandende kwikdamplampen exploderen indien ze nat worden, daarom is het noodzakelijk de lampen af te schermen van neerslag. 2. de maan Ga nooit nachtvlinders vangen op heldere nachten bij volle maan, tenzij je midden in een bos met dicht bladerdek vangt. Volle maan doet het effect van een brandende kwikdamplamp teniet. De vlinders vliegen op grote afstand voorbij en lijken nauwelijks op de lamp af te komen. Dat is ook één van de redenen waarom bewolkte avonden vaak goede resultaten geven. Bij volle maan kan je eventueel nog proberen vlinders te lokken met behulp van smeer (zie paragraaf 9.4). 3. de standplaats De plaats waar je gaat vangen kan je nachtvlindervangst sterk beïnvloeden. Het is best een goede plek te kiezen, liefst een open plek in de buurt van een houtkant, een bosrand, een bloeiend braamstruweel, Nochtans kan je ook op ongunstige plaatsen vrij goede resultaten bekomen (zie kader Biodiversiteit in je tuin ). Een vangstplaats waar zich in de onmiddellijke omgeving een aantal andere sterke lichtbronnen bevinden (bijv. straat- of monumentverlichting) is minder efficiënt. 4. nevenvangsten Met nevenvangsten bedoelen we ongewervelden die ook op de lamp afkomen maar niet tot de nachtvlinders behoren. Twee soorten kunnen hierbij voor overlast zorgen: de hoornaar en de meikever. Meikevers kunnen in grote getale op de lamp afkomen. Uit eigen ervaring is gebleken dat nachten waarop (meer dan 370) meikevers op een lamp afkwamen de aantallen nachtvlinders beduidend lager lagen. Vermoedelijk worden spanners en andere motten afgeschrikt door de drukte die de rondvliegende meikevers veroorzaken. Bovendien deinzen de kevers er niet voor terug om over een zittende vlinder te kruipen, waardoor deze zwaar beschadigd wordt. Hoornaars zorgen niet voor een verminderde nachtvlindervangst maar een zwerm hoornaars rond je lamp is geen prettige ervaring. De wespen zijn doorgaans niet 46

47 agressief. Indien een hoornaar in je nachtvlinderval belandt, kan het gebeuren dat hij van een aantal nachtvlinders de kop afbijt. Dit kan ook voorkomen indien Duitse of Gewone wespen in de val terechtkomen. Meestal gaat het slechts om lage aantallen wespen. Steekmuggen komen niet noodzakelijk op het licht af, maar weten je wel te vinden. 9.3 Lichtonderzoek De meest gebruikte methode om nachtvlinders te inventariseren is werken met lichtbronnen. Hiervoor worden bijzondere lampen met een hoger UV-gehalte gebruikt, doorgaans kwikdamplampen van 125W. Een ballast is noodzakelijk om deze lampen te laten branden. Een type lamp dat zonder ballast werkt is de menglamp van 160W. Een kwikdamplamp kan op twee manieren worden aangewend: ofwel wordt ze op een statief gemonteerd, waarbij de nachtvlinders op de rond het statief gedrapeerde lakens komen zitten en worden weggevangen door de onderzoeker ofwel wordt de lamp op een nachtvlinderval gemonteerd. De laatste methode heeft als voordeel dat de val niet bemand hoeft te zijn, maar zelf een bemonstering uitvoert. De nachtvlinders die in de val terechtkomen kunnen gedetermineerd worden en nadien weer losgelaten worden. Door het gebruik van een nachtvlinderval kan je een hele nacht aan een stuk nachtvlinders vangen. De buit kan dan s ochtends worden bestudeerd. De nachtvlinders laten zich dan meestal rustig bekijken en zijn niet actief. Het nadeel van het gebruik van een val is dat een niet te onderschatten percentage vlinders, voornamelijk spanners, niet in de val vliegt, maar rond de val gaat zitten (op de grond of in de vegetatie). Indien de val geregeld op dezelfde lokatie wordt opgesteld, is het noodzakelijk dat de nachtvlinders s ochtends vroeg worden bekeken, zoniet hebben de merels en roodborstjes het merendeel van de vlinders die rond de val zitten verschalkt. Ook voor muizen en katten zijn nachtvlinders niet veilig. Een hele nacht een nachtvlinderval laten branden is enkel mogelijk op lokaties waar elektriciteitsvoorziening aanwezig is. Het is mogelijk de val te laten werken door middel een stroomgenerator (bijv. in een reservaat), maar in dat geval is het aangewezen in de nabije omgeving van de vangplaats te kamperen om diefstal of vandalisme te vermijden. Er bestaan ook lampen die minder sterk zijn en die je met behulp van een autobatterij kan laten branden, de zogenaamde Actinic-lampen van 6-40 Watt (zie onder). Warme kwikdamplampen kunnen exploderen indien ze in contact komen met water. Boven kwikdamplampen monteer je best een (plexi-glazen) dakje of een paraplu. Brandende actinic-lampen hoeven niet tegen regen beschermd te worden. Types nachtvlindervallen: Bij de nachtvlindervallen zijn er twee populaire types: de Robinsonval en de Skinnerval. Bij de Robinsonval vliegen de nachtvlinders door een trechter de val in. De val wordt gewoonlijk gevuld met eierkartons, zodat de nachtvlinders de kans hebben weg te kruipen in een rustig hoekje. Het ontwerp van de robinsonval zorgt ervoor dat nachtvlinders nog maar moeilijk kunnen ontsnappen. De val zelf is relatief groot. 47

48 Skinnerval met kwikdamplamp ( Maarten Jacobs) Het type Skinner wordt tegenwoordig het meest gebruikt. De val is handiger manipuleerbaar en het type dat door een Antwerpse nachtvlinderaar gemaakt wordt, kan zelfs tot een handig koffertje (met handvat) worden opgeplooid. Het is ook vrij makkelijk de val te openen terwijl de lamp nog brandt, om te controleren wat er al ingevlogen is. Het nadeel van de Skinnerval is dat de vlinders makkelijker kunnen ontsnappen. Op dit type val kan je ook een ander soort lamp laten branden, nl. de Actinic, een lamp die op een blacklight lijkt. Deze lamp is veel minder sterk (40W i.p.v. 125W), maar heeft als voordeel dat een autobatterij volstaat om de val een avondje te laten branden. Bovendien trekt de Actinic-lamp iets minder vlinders en vooral minder uiltjes aan. Het gebruik van Actinic-lampen van 6 Watt is af te raden (te lage vangstresultaten). Bij inventarisaties in natuurgebieden worden nachtvlindervallen vaak gecombineerd met de lamp op statief. Bij deze laatste methode worden er minder nachtvlinders gemist. Om te vermijden dat nachtvlinders, die in de omgeving van de lamp op de grond gaan zitten, worden platgetrapt, is het aan te raden witte lakens of een wit zeil op de grond te leggen, waardoor zittende nachtvlinders goed zichtbaar zijn. Ook rond het statief wordt een wit laken gewikkeld. Meestal wordt er ook onder het statief een (tweede) lamp gemonteerd: het omklede statief wordt zo een vanbinnenuit verlichte zuil, waarop veel nachtvlinders gaan zitten. Het is dan gemakkelijk ze te vangen of ze te bekijken. Ook rond een nachtvlinderval kan je beste een wit laken leggen. Uit een onderzoek is gebleken dat vlinders op een afstand van 10 tot 25 meter van de val moeten zijn om door de lamp te worden aangetrokken. Het is best verschillende lampen voldoende ver uit elkaar te zetten (liefst 70 tot 100m). Lampen die hoog gemonteerd staan, bieden doorgaans de beste resultaten. Daarom is het ook best om een nachtvlinder op een zo hoog mogelijke plaats te zetten, bijv. op een tafeltje i.p.v. op de grond. Hoewel er geen ernstige gevallen van oogbeschadiging gekend zijn, is het overmatig blootstellen van je ogen aan een kwikdamplamp niet bevorderlijk voor je gezondheid. Er wordt dan ook aangeraden niet steeds in de lamp te kijken. Ter bescherming tegen UVlicht zijn er bijzondere brillen op de markt (twee types vind je in de Natuurpunt 48

49 Winkel). Indien een lamp explodeert, bijv. ten gevolge van neerslag, is het strikt af te raden in de nog brandende lamp te kijken; wie dit wel doet, kan nog enkele dagen last hebben van brandende ogen. Het is daarom ook aangewezen om je lampen altijd voldoende te beschermen tegen het in contact komen met water. Op een statief met lamp kan je bijv. een grote paraplu bevestigen. De vallen zijn doorgaans voorzien van een plexiglazen dakje. Actinic-lampen hoef je niet te beschermen: ze blijven zelfs bij overvloedige regen branden. 9.4 Smeer en stroop: voor zoetebekjes. Niet alle nachtvlinders worden in dezelfde mate aangetrokken door lampen. Sommige soorten zijn zelfs lichtschuw, bijv. weeskinderen (genus Catocala). Er bestaat nog een andere methode om deze soorten toch te lokken: het gebruik van suikerhoudende mengsels, die door de nachtvlinderaars smeer of stroop genoemd worden. Nachtvlinders voeden zich van nature al met suikerhoudende substanties, zoals honingdauw of sapstromen van bomen. De Vlinderstichting geeft de volgende instructies: Neem 200 ml suikerstroop, 2 eetlepels suiker en een scheutje bier of wijn. Je kunt er ook wat rode vruchtensap bij doen. Roer het goed door elkaar. Het mengsel wordt nog lekkerder als je het een dag laat staan, zodat het gaat gisten. Dit lokvoer smeer je op de bast van een boom of bijvoorbeeld op een paaltje. Hiervoor kun je een kwast of een oude afwasborstel gebruiken. Als het goed donker is geworden, ga je met een zaklamp de gestroopte bomen langs om te kijken naar de nachtvlinders. Voor smeer bestaan er echter veel recepten. Suiker en alcohol (meestal goedkope rode wijn) zijn twee vaste ingrediënten. Het meest eenvoudige recept is het samenvoegen van 1 fles rode wijn en 1 kg suiker, zonder te koken. Als de smeer lopend is, kan je hem met behulp van een spuitbus aanbrengen. Bijkomend worden fruitsappen, rottend fruit of siroop toegevoegd om het goedje een extra aroma te geven. Over de beste mengsels zijn de meningen uiteenlopend. In Groot- Brittannië voegt men aan het mengsel van siroop, bruine suiker en bier ook wel een scheut rum toe. Enkele druppels amyl-acetaat worden door sommigen aanbevolen. Amylacetaat is een erg sterk ruikend product dat de vlinders kan afschrikken indien het in te hoge concentraties gebruikt wordt. In dat geval zal het smeersel geen vlinders aantrekken op de eerste avond, maar wel op de daaropvolgende avonden. Het voorjaar (februari-maart) en het najaar (augustus oktober) zijn de beste maanden om smeer te gebruiken. In die periodes is het nectaraanbod voor de vlinders beperkt en maken ze gretig gebruik van andere voedselbronnen. Nachtvlinderkenner Jeroen Voogd geeft nog enkele aanwijzingen voor het gebruik van smeer: Een strookje smeer van ongeveer 10 bij 5 centimeter op boomstammen levert meestal een vlinder of 10 tot 15 op. Mijn ervaring is dat ruwwandige stammen (eik, den) effectiever zijn dan gladde stammen (berk, beuk etc). Hele natte stammen kan je ook overslaan, ook nooit in het directe licht van een lantaarnpaal of andere lichtbron smeren. Wel altijd aan iedere zijde van de boom een lik smeer plaatsen, de wind moet er goed langs kunnen zodat de geur verspreid wordt. Vlak voor de schemering de smeer aanbrengen en een uurtje later gaan inspecteren... Je kan de smeer best op steeds dezelfde plaatsen aanbrengen. Ook de dagen nadat je het hebt aangebracht, zal de smeer nog vlinders lokken. De smeer moet je op donkere 49

50 plaatsen aanbrengen. Als je de smeerplaatsen gaat controleren, neem je best een zwakke lamp mee, omdat de vlinders door sterk licht worden afgeschrikt. Het beste resultaat krijg je als je heel wat stammen of weipaaltjes met smeer bestrijkt, liefst een twintigtal of meer. De smeer werkt het beste in het begin van de avond. Na middernacht is het aantal aangetrokken vlinders erg beperkt. Smeer werkt ook niet altijd: sommige avonden lokt de smeer tientallen vlinders, op andere avonden blijkt er niets op af te komen. Warme, relatief vochtige avonden met een zwakke wind lijken de beste resultaten op te leveren. Oorwormen lusten ook wel een likje smeer. Boomsprinkhaan ontmoet je ook vaak tijdens zo n nachtelijke tocht. In plaats van de smeer aan te brengen op boomstammen, kan je ook wine ropes gebruiken. Hierbij worden (dikke) touwen gedrenkt in een mengsel van wijn en suiker. Die touwen kan je ophangen in de bomen, de vlinders komen dan op de touwen foerageren. Wie werkt met wine-ropes of andere smeermethoden, gebruikt best rubberen handschoenen; het is immers een enorm plakkerig goedje. Een gelijkaardige methode is het gebruik van (rottend) fruit. Appeltjes buiten leggen en kijken wat erop afkomt, kan ook leuke resultaten opleveren. Veelal uiltjes, zoals de Huismoeder (Noctua pronuba) en de Piramidevlinder (Amphipyra pyramidea) in de nazomer of de Zwartvlekwinteruil (Conistra rubiginosa) in de herfst- en wintermaanden, maar ook wel eens een spanner zoals de Paardebloemspanner (Idaea seriata). Het lokken van nachtvlinders met smeer is dus complementair met het vangen met lampen. Leverton (2001) meldt dat soorten als de Dubbelpijluil (Graphiphora augur), de Wilgengouduil (Xanthia togata) en de Bruine herfstuil (Agrochola circellaris) tien keer meer op smeer gevangen worden dan op licht. Het aantal micro-nachtvlinders dat door smeer wordt aangetrokken, is niet zo hoog. Het gaat om enkele Pyralidae, Torticidae (bijv. soorten van het geslacht Acleris) en Oecophoridae. 9.5 Feromonen Feromonen of geurstoffen (zie ook paragraaf 4.4.2) worden meestal gebruikt voor één bijzondere groep van dagactieve nachtvlinders, de wespvlinders (Sesiidae). Deze onopvallende vlinders zijn vaak moeilijk te vinden. Door het gebruik van feromonen kan je vaak toch enkele wespvlinders te zien krijgen. Iedere wespvlinder heeft zijn specifiek feromoon. De feromonen die voor nachtvlinderonderzoek gebruikt worden, kan je verkrijgen in entomologiespeciaalzaken. Feromonen gebruik je overdag, liefst in gebieden met een voor een bepaalde wespvlinder geschikt biotoop. Als je naar een wespvlindersoort op zoek gaat, is het belangrijk dat je de ecologie van het diertje goed kent. Sommige soorten vliegen vooral voor de middag, andere liever in de namiddag of vooravond. Op warme avonden kan de Eikenwespvlinder tot 20h s avonds actief zijn (meded. Guido De Prins & Theo Garrevoet). 9.6 Dagwaarnemingen Je staat ervan versteld hoeveel nachtvlinders je overdag tegenkomt. En dan hebben we het niet eens over dagactieve soorten. Ook voornamelijk nachtactieve soorten laten zich overdag wel eens opjagen uit de vegetatie. Vooral spanners zijn overdag gemakkelijk te vinden. Wie in mei of juni een bij voorkeur vochtig biotoop intrekt met een vlindernet, kan vaak meer soorten nachtvlinders dan dagvlinders op z n lijstje krijgen. 50

51 9.7 Verzamelen van vlinders Het verzamelen (doden en opprikken) van vlinders behoort doorgaans niet tot de bezigheden van de nachtvlinderliefhebber. Bij de macro-nachtvlinders zijn er slechts enkele soortenparen waarbij het nodig is genitaalonderzoek te verrichten om tot een zekere determinatie te komen. Bij de micro-nachtvlinders is genitaalonderzoek vaker een voorwaarde om een soort met zekerheid op naam te kunnen brengen. Voor de familie van de Coleophoridae bijv. is er zonder genitaalonderzoek geen beginnen aan. 10 Nachtvlinders determineren Om mottig van te worden 10.1 Vlinders herkennen Nachtvlinders herkennen is in vergelijking met soortgroepen als zweefvliegen, loopkevers, bijen of wantsen, geen bijzonder moeilijke zaak, tenminste als we ons tot de macro-nachtvlinders beperken. Het merendeel van de macro s kan met behulp van een goede determinatiegids herkend worden. Dat er ca. 800 soorten voorkomen, is niet onoverkomelijk, al lijkt de uitgebreide wereld van de uiltjes toch wat schrikwekkend voor beginners Families herkennen Een eerste stap die je bij de determinatie vooruit kan helpen, is het op naam brengen van de familie. Dat is vooral belangrijk voor een aantal groepen, bijv. spanners en uiltjes. Kenmerken die wijzen naar de familie zijn de houding van de vlinder in rust, de vleugelvorm, het al dan niet ontbreken van beharing op borststuk en poten en in een aantal gevallen ook de kleur. We verwijzen hiervoor ook naar paragraaf 3.2. Het herkennen van de families leer je relatief snel door ervaring. Harde kenmerken om deze te herkennen zijn moeilijk op te sommen. Het gaat om kenmerken die moeilijk te zien zijn op levende vlinders, zoals bijv. de adering in de achtervleugels. Dat lijkt dan ook het grootste probleem bij het determineren van nachtvlinders: er zijn amper vaste, bruikbare kenmerken om genera te herkennen. Er zijn in elke familie wel een hoop uitzonderingen (qua vleugelhouding e.d.). De soorten mogen dan onmiskenbaar zijn, het is vaak niet duidelijk waarom bepaalde soorten tot hetzelfde genus behoren. Bij het determineren van nachtvlinders letten we op de volgende elementen: - Houding Het eerste wat je bekijkt bij een nachtvlinders is de wijze waarop de vleugels in rust worden gehouden. Door die houding kan je vaak achterhalen tot welke familie een soort behoort. Het laat alleszins toe enkele families of tenminste een resem soorten uit te sluiten. Ook de poten worden bij heel wat soorten in een karakteristieke positie gehouden. 51

52 Sommige uiltjes strekken hun poten voor hun kop uit, bijv. de Kamperfoelie-uil. Kamperfoelie-uil Xylocampa areola ( Leo Janssen) - Grootte De grootte kan eveneens een aanwijzing zijn bij het op naam brengen van een vlinder. Om te beginnen kan je op basis van de grootte (en/of vleugelhouding) een vlinder in een familie plaatsen (denk maar aan een pijlstaart). Daarnaast vormt de grootte een belangrijk kenmerk tussen gelijkende soorten. In de veldgids van Waring (zie paragraaf ) staan alle vlinders (behalve de dwergspanners Eupithecia en wespvlinders) op hun ware grootte afgebeeld. Dat vergemakkelijkt het zoekwerk. De spanwijdte van de vlinders wordt gemeten van vleugeltop tot vleugeltop. Let bij het beoordelen van de grootte op het onderscheid tussen micro- en macro-nachtvlinders en de pittfalls die in bijlage 1 staan opgesomd. - Tekening Als je weet met welke familie je te doen hebt, bevat de vleugeltekening meestal de cruciale sleutels om tot een correcte determinatie te komen. Patronen primeren boven kleuren! Op onderstaande figuren staan enkele belangrijke kenmerken aangeduid. 52

53 Bij vele soorten, uit uiteenlopende familie komen dwarslijnen voor. We onderscheiden van borststuk naar vleugelrand: subbasale lijn of eerste dwarslijn, antemediane lijn (of antemediaan), mediane lijn (of mediaan), postmediane lijn en de golflijn. Vooral de antemediane en de postmediane dwarslijn vallen vaak op: ze worden de centrale dwarslijnen genoemd. Langs de voorrand van de vleugel zijn vaak (3) voorrandstreepjes of costaallijntjes te zien (ook strigulae genoemd). Bij de uiltjes vinden we enkele specifieke kenmerken die bij andere families ontbreken. Termen die je zeker moet onthouden zijn ringvlek en niervlek. De niervlek is een niervormige, horizontaal georiënteerde vlek die in de onderste helft van de vleugel ligt. De ringvlek is een cirkelvormige figuur die zich in de bovenste helft van de vleugel bevindt, boven die niervlek. Bij vele soorten waar een niervlek aanwezig is, is ook een ringvlek te zien. Door de aan- of afwezigheid van een ring- en/of niervlek kan je al een eerste selectie in de genera maken. Bij sommige genera is de niervlek donkerder gekleurd of lichter gekleurd, zwart en/of licht omrand of heeft de niervlek een bijzondere vorm. De ringvlek, indien aanwezig, is meestal donker of licht omrand. Een aantal uiltjes heeft een derde typische vlek, die met een wetenschappelijke term claviform stigma wordt genoemd. In de nieuwe veldgids noemt men deze vlek tapvlek (zie figuur Gewone worteluil p. 52). 53

54 Bij vele uiltjes is een subterminale (dwars)lijn, in de literatuur ook golflijn genoemd, aanwezig. Deze kan gekarteld, onderbroken of vloeiend zijn. Bij een beperkt aantal uiltjes zijn er in deze lijn opvallende tanden in de vorm van een W te zien. Ook bij de spanners is een resem dwarslijnen te onderscheiden. In de meest eenvoudige gevallen is dit beperkt tot een binnenste en buitenste dwarslijn. Nier- en ringvlek komen bij deze familie niet voor. Bij de Geblokte zomervlinder (Thalera fimbrialis, rechts) zijn opvallende franjes aanwezig. Kenmerkend is de aanwezigheid van een zwarte stip dichtbij de voorrand van de voorvleugel, de discale vlek of middenstip. Het wortelveld is het deel van de voorvleugel dat dichtbij de aanhechting (en dus kop) gelegen is. Bij sommige spanners is het wortelveld donker; bij andere heeft het dezelfde kleur als de rest van de vleugel maar wordt het wortelveld begrensd door de eerste dwarslijn. Het zoomveld loopt dan weer helemaal langs de rand van de vleugel en situeert zich langs de golflijn (zie figuur Blauwrandspanner p. 55). 54

55 - Kleur De kleur van de bovenvleugel is vaak een belangrijk kenmerk. Het kan hierbij gaan om de grondkleur van de vlinder en/of om kleurschakeringen op delen van de bovenvleugel. Let ook op de kleur van de achtervleugel. Deze is niet altijd gemakkelijk waar te nemen. De kleur van de kop is in zeldzame gevallen ook een kenmerk (bijv. bij de Roodkopwinteruil Conistra erythrocephala). De achtervleugelkleur is in sommige gevallen bepalend. Het is niet altijd makkelijk deze te zien te krijgen. Onderstaande voorbeelden tonen de spierwitte achtervleugel van de Haarbos (Ochropleura plecta) en de getekende achtervleugel van de Breedbandhuismoeder (Noctua fimbriata). Bron: Svenska fjärilar ( - Structuur Structuurkenmerken worden doorgaans (te) weinig gebruikt. De vleugelvorm kan je nochtans een heel eind op weg zetten. Bij gelijkende soorten kan een stompe of spitse vleugelpunt het verschil maken. Gekartelde achterranden en smalle of 55

56 brede vleugels kunnen tevens helpen bij het determineren. Bij sommige soorten kan de lengte van het achterlijf ook een kenmerk zijn. Bij het determineren van nachtvlinders kunnen er nog wel eens andere kenmerken gebruikt worden die typerend zijn voor bepaalde genera of families. Voorbeelden van zo n kenmerken zijn de beharing op de ogen en de vleugeladering in de achtervleugels. In het kader van deze cursus worden dergelijke kenmerken niet gebruikt. Om de beharing op de ogen te zien heb je een loepje nodig en bovendien laten nachtvlinders zich niet altijd zo gewillig bekijken. De achtervleugel krijg je, bij levende exemplaren, ook niet altijd te zien, zeker niet als om het uiltjes gaat. De soorten zijn op zich niet zo moeilijk te herkennen, maar door het ontbreken van handige genuskenmerken is het moeilijk om de grotere groepen zoals bijv. uiltjes op te splitsen in kleinere groepen Literatuur Een degelijk mottenboek is, naast een potje en een vlindernet, eigenlijk het enige wat je nodig hebt. Voor de beginnende nachtvlinderaar is het boek van Paul Waring & Martin Townsend (2003) zonder twijfel de handigste gids. In dit boek staan de nachtvlinders in hun natuurlijke positie getekend. Determinatiekenmerken worden in de tekst besproken. In augustus 2006 is de vertaling van deze gids uitgekomen. Deze veldgids nachtvlinders is uitmuntend en bevat afbeeldingen van zo goed als alle in Vlaanderen waargenomen soorten. Zowel voor België als voor Nederland wordt de status per soort vermeld. Een aantal afbeeldingen van soorten die wel bij ons, maar niet in Groot-Brittannië voorkomen, zijn toegevoegd. De enige andere degelijke determinatiegids is deze van Skinner. In dit boek zijn opgeprikte exemplaren van alle soorten gefotografeerd. Hierdoor kan je in tegenstelling tot bij Waring van elke soort de achtervleugels zien. Bovendien is voor een aantal soorten het aantal afgebeelde variaties groter. Nadelen aan dit boek zijn het ontbreken van afbeeldingen van de natuurlijke houding van de nachtvlinders, de ietwat verouderde naamgeving en de soms te summiere tekst. Wees voorzichtig met het interpreteren van ecologische en fenologische gegevens uit de Engelse gidsen. Door het zachtere Atlantische klimaat durven zeker de vliegtijden nogal eens verschillen van die op het Europese vasteland. In de klassieke insectengidsen (bijv. Tirions Nieuwe Insektengids) staat slechts een klein percentage van het totale soortenaantal afgebeeld. In de Insectengids van Heiko Bellman vinden we afbeeldingen van een 100-tal van de in totaal 800 macronachtvlinders die in de Benelux leven. 56

57 Het boekje Dagactieve nachtvlinders van de KNNV is niet aan te raden, al was het maar omdat het merendeel van de namen die er vermeld staan intussen veranderd is (zowel wetenschappelijke als Nederlandse namen). Wie meer wil weten over nachtvlinderecologie moet meestal lijvige en dure standaardwerken aanschaffen. Veel informatie over ecologie is te vinden in de reeks van Günter Ebert (2004), die Schmetterlinge Baden-Württembergs, waarvan Band 3 t.e.m. Band 10 over nachtvlinders handelen. Elk boekdeel omvat meer dan 500 blz. en is met prachtige foto s van vlinders en rupsen geïllustreerd. Gelukkig zijn er ook gratis determinatiewerken te vinden, en dan wel in de vorm van websites. De reeds vermelde Vlaamse website geeft een overzicht van de status van de 2480 soorten Lepidoptera die totnogtoe in België zijn vastgesteld. Op de site zijn ongeveer 5400 vlinderfoto s te vinden en elke maand komen er nieuwe bij. Op de website van de Vlinderwerkgroep van Natuurpunt ( vind je beknopte informatie over 10 winnaars en 10 verliezers onder de Vlaamse macronachtvlinders. Een bezoekje aan de Nederlandse website is voor elke liefhebber een must. Je vindt er determinatietips, informatie over trends en veranderingen in verspreiding, een heuse nachtvlinderverwachting en een uitgebreide fotocollectie. De tekst over herkenning komt grotendeels overeen met die in de gids van Waring & Townsend (Tirion). Voor de micronachtvlinders verwijzen we naar waar je sinds oktober 2009 ook een Nederlandse namenlijst voor de micro s vindt. De Engelse tegenhanger is van het vlindernet is Ukmoths, Zeer overzichtelijke en handige site. Lepiforum.de ( is dan weer een voorbeeld van Deutsche Gründlichkeit. Wie het breder wil zien en de vlinders van Europa wil leren kennen kan terecht op de Italiaanse webstek De site stelt zich tot doel foto s van vlinders en rupsen van alle lepidoptera van Europa en Noord-Afrika af te beelden. Volledig is hij (nog) niet maar hij bevat al vast een schat aan informatie (vooral fotomateriaal) Rupsen herkennen Rups of schijnrups? Het eerste wat je moet nagaan bij de vondst van een rups, is controleren of het geen schijnrups is. Heel wat rupsen die je op bomen of struiken vindt, zijn eigenlijk geen vlinderrupsen. Meestal gaat het om larven van bladwespen. Vlinderrupsen hebben altijd 4 paar of minder (alle spanners, sommige uiltjes) buikpoten, schijnrupsen hebben altijd meer dan 4 paar buikpoten. 57

58 Rupsen zoeken Rupsen kunnen op verschillende manieren worden opgespoord. Rupsen die op bomen of struiken kan je met het blote oog ontdekken of door tegen de takken te kloppen en de (gevallen) rupsen op te vangen in een net of een wit laken. Kloppen is een veelgebruikte taktiek bij het opsporen van kevers of wantsen. Wie in ruigtes of hooilanden rupsen wil vinden, kan een sleepnet gebruiken. Slepen door de vegetatie kan naast wantsen, spinnen, kevertjes, etc. heel wat rupsen opleveren. Je kan ook gericht naar bepaalde soorten zoeken door één of andere waardplant in de juiste periode te bestuderen. Let ook op vraatsporen. In de eerste weken van april kan je bijv. afgevallen wilgen- en populierenkatjes uitpluizen. Je kan ondermeer de rupsen van de Wilgendwergspanner (Eupithecia tenuiata), Zwartstipvlinder (Agrochola lota) en Wilgengouduil (Xanthia togata) verstopt in deze katjes terugvinden. Lang niet alle rupsen zijn makkelijk te vinden. Van sommige soorten worden de rupsen zelden gevonden. Vergeet ook niet dat de rupsen van een aantal nachtvlinders enkel nachtactief zijn. Met een zaklamp de bladeren afspeuren kan dan ook mooie resultaten opleveren. Vlinders kweken? Sommige vlinderaars kiezen ervoor de rupsen op te kweken. Voor deze technieken heb je best enige achtergrondkennis over voedselplanten, geschikte temperaturen en vochtigheidsgraad, etc. Dergelijke methoden kunnen heel interessante informatie over de ecologie van die soorten aan het licht brengen. Het zou ons echter te ver leiden de kweektechnieken hier in detail te bespreken. Enkele tips voor het kweken van rupsen vind je in het Insektenbasisboek (zie Koelman 1993) Literatuur Over rupsen is er wel enige literatuur op de markt. Een boek dat een vrijwel volledig overzicht biedt is de gids van Porter ( The colour identificiation guide to Caterpillars of the British Isles ). In dit boek worden de rupsen van de Britse dag- en macronachtvlinders afgebeeld. De kleurenfoto s zijn van goede kwaliteit. Het is wel jammer dat op elke pagina niet minder dan 18 soorten staan afgebeeld, waardoor de foto s redelijk klein zijn uitgevallen. Van elke soort vind je slechts één foto. Dat is een nadeel, want rupsen van dezelfde soort kunnen er naargelang het stadium erg verschillend uitzien. Het boek bevat geen determinatietabel. Het tekstgedeelte besteedt aandacht aan uiterlijke kenmerken van de rups, waardplanten (voor Groot-Brittannië) en ecologie (biotoop, fenologie en levenscyclus). Bij het interpreteren van Engelse, ecologische gegevens moet je je ervan bewust zijn dat deze kunnen verschillen van deze op het continent. 58

Nachtvlinders. Glasvleugelpijlstaart. De sint-jansvlinder is een dagactieve nachtvlinder

Nachtvlinders. Glasvleugelpijlstaart. De sint-jansvlinder is een dagactieve nachtvlinder Nachtvlinders Wist je dat er 2 groepen vlinders zijn? De ene groep noemen we dagvlinders, de andere groep noemen we nachtvlinders. Het verschil tussen dag- en nachtvlinders lijkt heel simpel: dagvlinders

Nadere informatie

Verwerkingsopdracht. voor in de klas. Duistere Dierenrijk Groep 5-6

Verwerkingsopdracht. voor in de klas. Duistere Dierenrijk Groep 5-6 Verwerkingsopdracht voor in de klas Duistere Dierenrijk ------------------------------------------ Groep 5-6 - 4 Nachtvlinders Wist je dat er 2 groepen vlinders zijn? De ene groep noemen we dagvlinders,

Nadere informatie

Nationale Nachtvlindernacht Vlindertuin Waalre, 1 juli 2005

Nationale Nachtvlindernacht Vlindertuin Waalre, 1 juli 2005 Nationale Nachtvlindernacht Vlindertuin Waalre, 1 juli 2005 Tijdens de Nationale Nachtvlindernacht is in de Vlindertuin gevangen met behulp van de volgende methoden: 1 Verticaal gespannen laken, beschenen

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was weer een zomerse voorjaarsdag, daar zal ik niet over klagen. Maar ook dit keer viel het aantal insecten nogal tegen.

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een zomerse dag met vrij veel zon en weinig wind. Dat laatste vind ik prettig, maar wat betreft de temperatuur ben

Nadere informatie

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8.

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8. Vlinders inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8. Vlinders in Nederland 11 9. Filmpjes 15 Pluskaarten

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 18 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 18 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 18 juli 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was weer een heel aardige dag en ik heb met plezier bijna een volledige werkdag doorgebracht op de tuinen van De Wiershoeck

Nadere informatie

Dagvlinders vouwen in rust hun vleugels verticaal, recht boven hun lijf samen (met één uitzondering: de dikkopjes).

Dagvlinders vouwen in rust hun vleugels verticaal, recht boven hun lijf samen (met één uitzondering: de dikkopjes). 1 Vlinders herkennen Er zijn veel meer nachtvlinders dan dagvlinders; in Nederland leven 53 soorten dagvlinders en zo n 2000 soorten nachtvlinders. Nachtvlinders zie je echter veel minder omdat veel soorten

Nadere informatie

Lesbrief Vlinderkleuren

Lesbrief Vlinderkleuren Lesbrief Vlinderkleuren Doelgroep: Groep 5 t/m 8 Lesduur: ± 45 minuten Leerstofgebied: Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie Werkvorm: Tweetallen Doel van de opdracht: Het kennismaken met een aantal

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het lijkt een eeuwigheid geleden dat ik op de tuinen was, intussen heb ik veel andere dingen gedaan. Omdat het aangenaam

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 29 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 29 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 29 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Ook dit keer was het zeer warm en lange tijd onbewolkt. De matige wind bracht maar weinig verkoeling. In de loop van de middag

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 26 juni 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Omdat de vooruitzichten voor dinsdag minder gunstig waren, ging ik maandag alvast op onderzoek op de tuinen. Het was een

Nadere informatie

Lesbrief Vlinderkleuren 1

Lesbrief Vlinderkleuren 1 Vlinderkleuren 1 Doelgroep: Groep 5 t/m 8 Lesduur: Werkvorm: Leerstofgebied: ± 45 minuten Tweetallen Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie Doel van de opdracht: Het kennismaken met een aantal vlindersoorten

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 juli 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een dag met veel bewolking, af en toe een regenbui en dan weer een tijdje een aangenaam zonnetje. Een dag waarop

Nadere informatie

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben?

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben? Naam: VLINDERS Vlinders zijn niet weg te denken uit onze leefomgeving. In het voorjaar kunnen we haast niet wachten tot de eerste Kleine vosjes of Citroenvlinders zich laten zien. En dan in de zomer en

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober 2016 Beste natuurliefhebber/-ster Het was een prachtige dag en ik was graag ook na de excursie nog een paar uurtjes op de tuin gebleven, maar dat zat er

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 5 september Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 5 september Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 5 september 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, In de ochtend ging de zon schuil achter grijze wolken, gelukkig klaarde het later op en scheen de zon regelmatig. Dat

Nadere informatie

vlinders infoblad Meer informatie van de afdeling NME (Natuur en Milieu Educatie) van Carmabi is te vinden op:

vlinders infoblad Meer informatie van de afdeling NME (Natuur en Milieu Educatie) van Carmabi is te vinden op: infoblad vlinders Alle vlinders en motten op de wereld horen tot de orde van Lepidoptera, het Latijnse woord voor insecten met geschubde vleugels. Deze schubben (die je onder een microscoop moet bekijken

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De excursie van dinsdag ging i.v.m. het miezerige weer niet door. Gelukkig was het donderdag wel aangenaam weer en dus fietste

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 augustus Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 augustus 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een mooie dag; lekker zonnig maar niet te, er stond weinig wind en het was droog. Een prima dag om te fotograferen,

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De weersverwachting was niet best. Het zou koud zijn en er werd 6 mm regen verwacht. Gelukkig viel het mee. Het heeft heel

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heerlijke dag. De zon scheen, maar de sluierbewolking maakte het fotograferen tot een prettige bezigheid. Er

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heel aangename dag, maar er was minder te zien dan ik had gehoopt/verwacht. Twee dagen eerder waren we in de Hortus

Nadere informatie

De zonnebloemen waren erg in trek bij de honingbijen (en hommels).

De zonnebloemen waren erg in trek bij de honingbijen (en hommels). De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 20 september 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon een beetje fris, maar het werd in de loop van de dag steeds aangenamer en s middags was het zelfs warm.

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 juli 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Wat mij betreft viel er dit keer op het weer helemaal niets aan te merken. Het was werkelijk een prima dag. Er vlogen en

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 20 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 20 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 20 juni 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon een beetje grijs en relatief koel, maar tegen de middag werd het zonniger en warmer. Tegelijkertijd werden

Nadere informatie

Dit boomblauwtje fladderde er lustig op los en liet zich moeilijk fotograferen, maar ook hier geldt De aanhouder wint.

Dit boomblauwtje fladderde er lustig op los en liet zich moeilijk fotograferen, maar ook hier geldt De aanhouder wint. De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 9 augustus 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Regelmatig wordt het weer iets anders dan de deskundigen hadden verwacht. Maar dit keer kregen ze toch gelijk. In de

Nadere informatie

Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes

Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes Tijdens deze buitenopdracht komen jullie verschillende insecten tegen. Ook vind je andere kleine beestjes, die geen insecten zijn. De route is met een

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 27 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 27 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 27 juni 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Ondanks de eerder minder gunstige weersverwachting werd het toch een heel aangename dag. Met af en toe enige sluierbewolking,

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 13 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 13 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 13 juni 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Na de gebruikelijke dinsdagochtend-excursie op een ongebruikelijke locatie (Volkstuinen Froukemaheerd) spoedde ik mij richting

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 juli 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon grijs en miezerig, maar toen ik richting Beijum fietste was het droog. Volgens het weerbericht zou het in de

Nadere informatie

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus.. Lesbrief groep 5 6 Inhoudsopgave Wist je dat?... Vlinderwiel Stripverhaal.. Overwintering van vlinders. Vlinder mobiel Het voedsel van rupsen.. Vragen. De vlinder. De levenscyclus.. 1 Wist je dat Allerlei

Nadere informatie

Resultaten Drentse Nachtvlindernacht in Nijeveen en Kolderveense Bovenboer op 8 juni 2018

Resultaten Drentse Nachtvlindernacht in Nijeveen en Kolderveense Bovenboer op 8 juni 2018 Resultaten Drentse Nachtvlindernacht in Nijeveen en Kolderveense Bovenboer op 8 juni 2018 soort Edwin de Weerd Ewouth Ebink Joop Verburg Jan Rocks Tom Damm Wil Folkers MACRO'S agaatvlinder berken-orvlinder

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 november Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 november Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 november 2015 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon mistig, maar in de loop van de ochtend brak de zon door en werd het alsnog een aangename najaarsdag. Geheel

Nadere informatie

Compact Gids Vlinders

Compact Gids Vlinders Compact Gids Vlinders Compact Gids Vlinders Compact Gids Vlinders Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen www.kosmosuitgevers.nl Hoofdredacteur: Krystyna Mayer Ontwerp: Alan Marshall Illustraties: Joyce Bee,

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 oktober 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was, gelet op de tijd van het jaar, een heel aardige dag. Er stond een stevige wind en het heeft een paar keer geregend.

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september 2018 Beste natuurliefhebber/ster, Deze voor mij voorlopig laatste dag op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin was een heerlijke najaarsdag.

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 17 juni 2014. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 17 juni 2014. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 17 juni 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was een mooie dag, meestal zonnig en soms bewolkt. Er stond wel een stevige wind, maar al met al was het een dag waarop

Nadere informatie

Lesbrief groep 7 8. Inhoudsopgave. Insecten. Soorten. Knipblad. Vlinders lokken. Leefgebied van de vlinder. Stripverhaal

Lesbrief groep 7 8. Inhoudsopgave. Insecten. Soorten. Knipblad. Vlinders lokken. Leefgebied van de vlinder. Stripverhaal Lesbrief groep 7 8 Inhoudsopgave Insecten Soorten Knipblad Vlinders lokken Leefgebied van de vlinder Stripverhaal Maak van de tuin een vlindertuin Trek Eten en gegeten worden De verdelgers De voedselketen

Nadere informatie

De kleine beestjesclub

De kleine beestjesclub Thema: mini Biologie Dieren Insecten en spinnen Moeilijkheid: * Tijdsduur: ** Juf Nelly De kleine beestjesclub Doel: Na deze opdracht weet je meer over verschillende insecten Uitleg opdracht Je luistert

Nadere informatie

Langpootmuggen en verwanten

Langpootmuggen en verwanten Langpootmuggen en verwanten Doel: Kennismaking (types, biotopen) Welke kenmerken zijn belangrijk? Hoe neem ik goede foto s? Enkele voorbeelden met hun kenmerken Kris Peeters, Zwijndrecht peeters.heyrman@scarlet.be

Nadere informatie

2012-2014. Verslag macronachtvlinders. Vlinder- en Libellen Werkgroep Hoekschewaards Landschap

2012-2014. Verslag macronachtvlinders. Vlinder- en Libellen Werkgroep Hoekschewaards Landschap - 2014 Verslag macronachtvlinders Vlinder- en Libellen Werkgroep Hoekschewaards Landschap Inhoud Inleiding... 2 Opzet van het verslag... 2 Waarnemers... 2 Locaties nachtinventarisaties... 3 Bijzonderheden...

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heerlijke, zonnige dag met niet teveel wind. Met een beetje sluierbewolking zou het een ideale dag zijn geweest

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een beetje wisselvallige dag. In het begin was het bewolkt, en in het eerste half uur heb ik bijna geen insect gezien.

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon uitstekend, de zon scheen en het was licht bewolkt. Bovendien stond er weinig wind. Ideaal weer om te fotograferen.

Nadere informatie

Een vlinder wordt niet geboren als vlinder. Het leven van de vlinder bestaat uit vier fases: Het eitje, de larve, de pop en de vlinder.

Een vlinder wordt niet geboren als vlinder. Het leven van de vlinder bestaat uit vier fases: Het eitje, de larve, de pop en de vlinder. Vlinders zijn prachtige, vliegende insecten met grote, opvallende vleugels. De snelheid waar vlindersoorten mee kunnen vliegen varieert nogal. De snelste vlinders kunnen maar liefst 45 kilometer per uur

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018 De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een prima dag. In de loop van de dag werd het warmer, een beetje benauwd zelfs en wat mij betreft had er iets

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Volgens de weerprofeten zou het een mooie dag worden en ze kregen helemaal gelijk. De temperatuur was aanzienlijk hoger

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 7 juli 2014. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 7 juli 2014. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 7 juli 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Omdat er voor de dinsdag erg veel regen werd verwacht en er dan misschien weinig of geen leuke foto s zouden kunnen worden

Nadere informatie

INSECTEN EN SPINACHTIGEN

INSECTEN EN SPINACHTIGEN INSECTEN EN SPINACHTIGEN WERKBLAD BOUW EN ONTWIKKELING Bouw 1. Het aantal looppoten is een belangrijk criterium om vertegenwoordigers van de stam van de geleedpotigen (80% van de gekende diersoorten!)

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 20 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 20 april Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 20 april 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was donderdag de 20 ste een stuk aangenamer dan de dinsdag ervoor en dus koerste ik al fietsend weer richting De

Nadere informatie

Insecten in de duinen

Insecten in de duinen Insecten in de duinen Onbekend maakt onbemind Wat maakt insecten bijzonder Bouw en levenscyclus Levenswijzen van insecten Leefomgeving Eten en gegeten worden Bestuivers Diversiteit van insecten in de duinen

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, De weersverwachting voor dinsdag stemde niet optimistisch. Ik hield er zelfs rekening mee dat de excursie niet door zou

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juli 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was voor de verandering weer eens een mooie dinsdag. Helaas kon ik niet zo lang blijven als gebruikelijk en daarom speurde

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Doordat we anderhalve week afwezig waren komt dit verslag later dan gebruikelijk. Intussen ben ik vergeten hoe de omstandigheden

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 en woensdag 16 juli 2014

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 en woensdag 16 juli 2014 De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 en woensdag 16 juli 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Ondanks het tegenvallende weer, het was bijna de hele dag bewolkt en het miezerde af en toe, was het toch

Nadere informatie

Taxanomie Naamgeving Soorten Anatomie van een vlinder Levenscyclus van de vlinder Rovers Vlinders in de tuin Bronvermelding

Taxanomie Naamgeving Soorten Anatomie van een vlinder Levenscyclus van de vlinder Rovers Vlinders in de tuin Bronvermelding Taxanomie Naamgeving Soorten Anatomie van een vlinder Levenscyclus van de vlinder Rovers Vlinders in de tuin Bronvermelding Taxonomische indeling Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Arthropoda (Geleedpotigen)

Nadere informatie

Dinsdag 26 november 2013

Dinsdag 26 november 2013 Dinsdag 26 november 2013 Al geruime tijd was er, wat mij betreft, enige onduidelijkheid over de juiste benaming van de naast De Wiershoeck gelegen tuinen. Ik wist niet beter dan dat het de Schoolwerktuin

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Dit keer fietste ik met gemengde gevoelens richting De Wiershoeck. Het was bewolkt, dat was niet erg, maar in de loop

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 25 oktober 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was dinsdag een grijze en, voor het grootste deel, natte dag. De excursie werd daarom afgelast. Woensdagmorgen was

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck, woensdag 18 april 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Omdat een mens nu eenmaal niet op twee plekken tegelijk kan zijn, was ik afgelopen dinsdag niet op de tuinen van De Wiershoeck en de

Nadere informatie

Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica

Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica Deel 2 Jan en Ina Tuns Prinses Marijkestraat 16 c 3251 XP Stellendam www.jamanasin.nl jamanasin@gmail.com Foto s van de auteurs, tenzij anders vermeld 150 lacerta69-4binn.indd

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 mei 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Voor de verandering was het dit keer erg warm, maar net als vorige week (erg koud en miezerig) waren er maar bitter weinig

Nadere informatie

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) Lepidoptera, fam. Crambidae Waardplanten Buxussoorten zoals Buxus microphylla, B. sempervirens en B. sinica. Geografische verspreiding

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 22 juli 2014. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 22 juli 2014. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 22 juli 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was opnieuw een warme dag, maar door de vrij sterke wind was het toch aangenaam op de tuinen. Tegelijkertijd bemoeilijkte

Nadere informatie

De Wiershoeck, dinsdag 14 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck, dinsdag 14 augustus Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck, dinsdag 14 augustus 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het regende s morgens regelmatig, maar gelukkig was het tegen half elf droog. De hoogste tijd om op de fiets te stappen. Maar toen

Nadere informatie

Lesbrief Vlinderkids. Doelgroep: Groep 5 t/m 8. Lesduur: ± 30 minuten. Leerstofgebied: Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie. Werkvorm: Tweetallen

Lesbrief Vlinderkids. Doelgroep: Groep 5 t/m 8. Lesduur: ± 30 minuten. Leerstofgebied: Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie. Werkvorm: Tweetallen Lesbrief Vlinderkids Doelgroep: Groep 5 t/m 8 Lesduur: ± 30 minuten Leerstofgebied: Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie Werkvorm: Tweetallen Doel van de opdracht: Het kennismaken met een aantal vlindersoorten

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 8 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 8 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 8 juni 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Op deze druilerige woensdagochtend fietste ik naar Sipkes in de stad (Groningen) met in de fietstas oude fotoapparatuur

Nadere informatie

Sprinkhanen en krekels

Sprinkhanen en krekels Sprinkhanen en krekels Springende herrieschoppers Er bestaan ongeveer 20.000 soorten sprinkhanen en krekels! En behalve in de koudste gebieden op aarde kun je ze overal tegenkomen. De verschillende soorten

Nadere informatie

Lesbrief Vlinderkids 1

Lesbrief Vlinderkids 1 Vlinderkids 1 Doelgroep: Groep 5 t/m 8 Lesduur: Werkvorm: Leerstofgebied: ± 30 minuten Tweetallen Wereldoriëntatie, Kunstzinnige oriëntatie Doel van de opdracht: Het kennismaken met een aantal vlindersoorten

Nadere informatie

Hier zien jullie alweer de zesde uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw.

Hier zien jullie alweer de zesde uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw. Hier zien jullie alweer de zesde uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw. Vlinders in de tuin Vooral op warme dagen kun je veel vlinders zien in allerlei

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 29 juli Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 29 juli Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 29 juli 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was weer een zeer zomerse dag en zoals gewoonlijk was ik benieuwd wat ik deze keer zoal te zien zou krijgen op de

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, vrijdag 11 november Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, vrijdag 11 november Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, vrijdag 11 november 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was met zo n 5 à 6 graden nou niet direct lekker warm, maar er stond weinig wind en de zon scheen heel aangenaam.

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 6 mei 2014. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 6 mei 2014. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 6 mei 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was eerst afwisselend zonnig en bewolkt, later nam de bewolking toen en (in overeenstemming met de weersverwachting)

Nadere informatie

14 Speuren naar dieren Handleiding voor begeleiders 01

14 Speuren naar dieren Handleiding voor begeleiders 01 Handleiding voor begeleiders 01 Ten opzichte van 50 jaar geleden zijn veel diersoorten verdwenen. Dit is vooral een gevolg van de toename van de bevolking en de steeds grotere ruimte waarop mensen beslag

Nadere informatie

Een reis door Nachtvlinderland

Een reis door Nachtvlinderland Een reis door Nachtvlinderland Ernest van Asseldonk Stichting Koekeloere Vroege spanner Biston strataria Stichting Koekeloere 1 Doel van de Reis Kennismaking met verschillende facetten van het nachtvlinderen

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 28 juli 2015. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 28 juli 2015. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 28 juli 2015 Beste natuurliefhebber/- ster, De verwachte (korte) regenbuien vielen inderdaad en ik kwam daardoor niet geheel droog aan bij De Wiershoeck. Ook de excursie

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 augustus Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 augustus 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een warme, zeer warme dinsdag. De zon scheen volop en er stond weinig wind. Wat mij betreft zou de thermostaat

Nadere informatie

Nieuwsbrief Landelijk Meetnet Nachtvlinders

Nieuwsbrief Landelijk Meetnet Nachtvlinders Nieuwsbrief Landelijk Meetnet Nachtvlinders Februari 2017 Het zesde jaar van het meetnet is net begonnen en het is weer tijd om terug te blikken op het afgelopen jaar. We hebben nog niet alle gegevens

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 19 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 19 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 19 juni 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon grijs en met enig gespetter, maar toen ik op m n fiets stapte was het droog. In de loop van de dag brak de

Nadere informatie

L I EDBIJLAGE. Liedbijlage Insecten

L I EDBIJLAGE. Liedbijlage Insecten Liedbijlage Insecten L I EDBIJLAGE Samenstelling Chrystal Cochius Illustraties Elsbeth Cochius, grafisch kunstenaar en winnares van de HeArtpool grafiekprijs Overijssel 2005 I N SECTEN Zonder insecten

Nadere informatie

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta Je hebt vast wel eens een vlinder gezien. Maar heb een vlinder wel eens goed bekeken? Weet je welke planten een rups lekker vindt? En weet je het verschil tussen dagvlinders en nachtvlinders? De vlinders

Nadere informatie

Van eitje tot vlinder

Van eitje tot vlinder Werkblad Van eitje tot vlinder Wat is de goede volgorde van de plaatjes? Begin bij plaatje : de vlinder legt eieren. Schrijf de letter a in hokje. Welk plaatje is de volgende? Zet de letter ervan in hokje

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 mei 2019 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was bijna anderhalve maand geleden dat ik op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin was. Wat is er in de tussentijd

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg Beste natuurliefhebber/- ster, Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. Een week geleden zag ik alleen nog maar

Nadere informatie

De Heikikker De Heikikker

De Heikikker De Heikikker De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 september 2015. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 september 2015. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 september 2015 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was opnieuw een heel aardige dag. Er stond vrij veel wind, dat was jammer / lastig, maar het bleef langer droog

Nadere informatie

KiBO-ongedierte Kennisinstituut voor de bestrijding van ongedierte

KiBO-ongedierte Kennisinstituut voor de bestrijding van ongedierte Wespen 1. Plaats in het dierenrijk De Duitse en de gewone wesp de Duitse wesp (Vespula germanica F.) de gewone wesp (Vespula vulgaris L.) Dierenrijk Afdeling klasse Orde Familie Geleedpotigen insecten

Nadere informatie

Nachtvlinders in de Theetuin de Roode Vennen en het Schuitwaterreservaat

Nachtvlinders in de Theetuin de Roode Vennen en het Schuitwaterreservaat Nachtvlinders in de Theetuin de Roode Vennen en het Schuitwaterreservaat Foto achtergrond: Teunisbloempijlstaart (zeer zeldzaam, Theetuin de Roode Vennen Nachtvlinders in de Theetuin de Roode Vennen en

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 21 en dinsdag 22 september 2015

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 21 en dinsdag 22 september 2015 De Wiershoeck- Kinderwerktuin, maandag 21 en dinsdag 22 september 2015 Beste natuurliefhebber/- ster, Omdat de weersverwachting voor dinsdag dubieus was, nam ik maandagmiddag alvast een kijkje op de tuinen.

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Lieveheersbeestje Wie het het lieveheersbeestje? Veel mensen vinden insecten, en vooral kevers, maar griezelige beesten. Ze hebben van die rare sprieten op hun kop, van die enge dunne pootjes, En ook hun

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag en donderdag Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag en donderdag Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 30-08 en donderdag 01-09 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was afgelopen dinsdag heerlijk nazomerweer, maar ik zag maar weinig interessante insecten. Gelukkig

Nadere informatie

Hommel Bouw Levenscyclus Weetjes Bestuivers

Hommel Bouw Levenscyclus Weetjes Bestuivers HOMMELS Hommel Bouw Levenscyclus Weetjes Bestuivers INDELING IN HET DIERENRIJK Rijk: Animalia dieren Stam: Arthropoda geleedpotigen Klasse: Insecta insecten Orde: Hymenoptera vliesvleugeligen Onderorde:

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 17 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 17 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, maandag 17 oktober 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, In principe is de dinsdag gereserveerd voor de excursie op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin. Na de afsluitende

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 12 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 12 juli Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 12 juli 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Er stond een vrij stevige bries en de weersverwachting voor in de loop van de middag was niet bijzonder gunstig, maar het

Nadere informatie

JUFFERS klein, smal, ogen ver uiteen, zittend liggen vleugels meestal op achterlijf. Gekleurde vleugels Vrij groot Blauw glanzend Langs stromend water

JUFFERS klein, smal, ogen ver uiteen, zittend liggen vleugels meestal op achterlijf. Gekleurde vleugels Vrij groot Blauw glanzend Langs stromend water Beekjuffers -> 2 Lijken vlinders breedscheenjuffer weidebeekjuffer bosbeekjuffer JUFFERS klein, smal, ogen ver uiteen, zittend liggen vleugels meestal op achterlijf. Deel vleugel blauw Stromend water groen

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Op deze zomerse dag (het was erg warm) had ik vrij veel insecten verwacht. Maar dat viel tegen, dat viel zelfs heel erg tegen.

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 juni 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was dit keer weer eens een heel aangename dinsdag. Het was nog wel een uurtje grijs (tijd voor een kop koffie), maar

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 16 juni Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 16 juni Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 16 juni 2015 Beste natuurliefhebber/- ster, De dag begon grijs met een beetje regen, maar het werd op tijd droog en in de loop van de ochtend kwam de zon er door

Nadere informatie