InterprovinciaalOverleg

Transcriptie

1 Herengracht 23 Postbus Be Den Haag telefoon (070) fax (070) Aan de minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus Postbus EX 's-gravenhage InterprovinciaalOverleg uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum onderwerp Behandeling wetsvoorstelomgevingswet in de Tweede Kamer DROW 07351/ juni 2015 Geachte mevrouw Schultz van Haegen, Bijgaand treft u ter kennisneming aan een afschrift van de brief aan de Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van de Tweede Kamer over de behandeling van het wetsvoorstel Omgevingswet. Kortheidshalve verwijs ik u naar de inhoud van bijgevoegd afschrift. Met vriendelijke groet, I ERPROVINCIAAL OVERLEG algemeen directeur Inlichtingen bij : dr. Peter Jasperse Doorkiesnummer : (070) Bijlagen : 1

2

3 Herengracht 23 Postbus AFSCHRIFT 2500 BC Den Haag telefoon (070) fax (070) Aan de voorzitter en leden van de Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE InterprovinciaalOverleg uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum onderwerp Behandeling wetsvoorstelomgevingswet DROW 07347/2015 4juni 2015 Geachte mevrouw, geachte heer, De provincies verenigd in het InterprovinciaalOverleg (IPO) maken zich ernstige zorgen over een aantal amendementen over de Omgevingswet die zijn ingediend. Het IPO heeft tot nu toe altijd haar vertrouwen in het voorliggende wetsontwerp uitgesproken, onlangs nog in het Ronde Tafel Gesprek van 21 mei jl. Het vertrouwen is gestoeld op een al vier jaar durende eendrachtige samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De VNG, het IPO en de UvW zijn bij dit proces betrokken om ervaringen en wensen vanuit de uitvoeringspraktijk in te brengen. Deze samenwerking wordt door ons gewaardeerd. We zien nu echter drie amendementen nrs. 31,35 en 37, die naar onze stellige mening niet bijdragen aan de doelstelling van de zorgvuldig geformuleerde en opgebouwde wet om de beleidspraktijk eenvoudig beter te laten werken. Aanvaarding van deze drie amendementen zal de complexiteit van de wet verhogen, doordat nieuwe regels en begrippen worden geïntroduceerd die slechts tot doublures en begripsverwarring leiden. Het leidt tot onnodige juridisering. Als IPO ontraden wij dan ook (het in stemming brengen van) de amendementen. We voelen ons in onze opvatting gesteund door de minister die in haar schriftelijk beantwoording van uw Kamervragen ook terughoudendheid bepleit met wettelijke verplichtingen. Hieronder lichten we ons standpunt nader toe. Dee Code Interbestuurlijke Verhoudingen bevat reeds afspraken tussen het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen die eraan bijdragen dat een goed samenspelontstaat tussen de verschillende medeoverheden, zodat ieder zijn verantwoordelijkheid in het bestel waar kan maken. In de Code wordt onder meer geregeld dat overheden elkaar betrekken bij ontwikkeling van nieuwe beleidsvoornemens en knelpunten die een andere overheidslaag raken op een dusdanig tijdstip dat de beleidsvoornemens nog kunnen worden aangepast. Inlichtingen bij : dr. Peter Jasperse Doorkiesnummer : (070) Bijlagen : geen

4 - 2 - Amendement nr. 31 over de toevoeging van het woord 'aanmerkelijk' bij provinciaal en nationaal belang, voegt in onze ogen niets toe ten opzichte van de afspraak die tussen de VNG en het IPO is gemaakt over het omgaan met provinciale belangen in de beleidspraktijk: "Het provinciaal belang, vastgesteld door Provinciale Staten, moet wel altijd kenbaar zijn én gemotiveerd worden. Uit de motivatie moet duidelijk worden dat het provinciaal belang niet doelmatig en doeltreffend door het gemeentelijk bevoegd gezag kan worden behartigd. Provincies zullen hier terughoudend mee om gaan." Hieruit wordt duidelijk gemaakt dat provincies een terughoudende opstelling kiezen bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden en zoals de regering in haar Nota van Antwoord van 18 februari 2015 al aangaf, gaan provincies niet lichtzinnig treden in de gemeentelijke autonomie. Dat past ook niet bij de filosofie van deze Wet, waarin samenwerking tussen bestuursorganen aan de voorkant van het beleidsproces wordt gestimuleerd. Een filosofie die ook in de Kamer breed wordt ondersteund. Door 'aanmerkelijk' toe te voegen aan het nationaal en provinciaal belang wordt dit begrip onnodig complex gemaakt. Door 'aanmerkelijk' toe te voegen aan het nationaal en provinciaal belang kan onnodige juridificering van het proces ontstaan waardoor in het uiterste geval uiteindelijk de rechter moet beslissen wat een aanmerkelijk nationaal of provinciaal belang is. Naar ons idee wordt de beoogde terughoudendheid niet bereikt met het woord 'aanmerkelijk'. In dat licht bezien we ook de twee amendementen nrs. 35 en 37, die beogen de samenwerking en afstemming tussen bestuursorganen nader te codificeren. De Omgevingswet gaat uit van professioneel gedrag van overheden en van vertrouwen. Daarom heeft het kabinet bewust gekozen om geen gedragsbepalingen tussen overheden (bijv. geen overleg- en participatieverplichtingen) in de Wet op te nemen. Daarmee vermindert het aantal regels. Bovendien voorziet de hiervoor genoemde Code in samenwerken en afstemming tussen medeoverheden. Overigens bevat de Algemene wet bestuursrecht een zorgvuldigheidsplicht voor de medeoverheden bij de voorbereiding van een besluit. Beide amendementen voegen in onze ogen nu juist wel gedragsbepalingen toe. De aanvullingen leiden slechts tot doublures en verwarring, omdat weer nieuwe begrippen worden geïntroduceerd. Bovendien wijzen we er op dat amendement nr. 35 een ongelukkige formulering bevat. De terminologie "treden in" suggereert dat de provincie, met uitsluiting van de gemeente, de bevoegdheid gaat uitoefenen. Dat is natuurlijk niet zo: de gemeenten blijven bevoegd, zij het wel binnen bandbreedtes die wij o.a. via instructieregels kunnen gaan stellen. Bovendien roept de terminologie verwarring op met het begrip indeplaatstreden, zoals we dat kennen in het interbestuurlijk toezicht. Daarbij gaat de bevoegdheid wei over zolang de indeplaatstreding duurt. Bestaande beleidspraktijk is dat er aloverleg wordt gepleegd en in instructies wordt waar nodig ruimte gelaten. En zoals de minister in haar schriftelijke beantwoording ook aangeeft, wijzigen instructieregels en instructiebesluiten niet direct het omgevingsplan, waarmee dus geen sprake is van buitenproportionele inbreuk op gemeentelijke vrijheid. Ook spreekt het voor zich dat wij rekening houden met de belangen van andere bestuursorganen. Amendementen 35 en 37 voegen aan de huidige beleidspraktijk in onze ogen dus niets toe.

5 - 3 - Wij hopen dat u bovenstaande noties wilt meenemen in uw afweging tot indiening van de amendementen, zodat in navolging van de minister we kunnen vaststellen "dat alle spelers na afloop met een qlirnlacn de tafel verlaten en het bord niet halverwege door de kamer is gegooid." We wensen u veel wijsheid toe bij de besluitvorming rondom de Omgevingswet. et vriendelijke groet, TERPROVINCIAAL OVERLEG algemeen directeur

6